PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen
The following full text is a publisher's version.
For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/95016
Please be advised that this information was generated on 2016-07-02 and may be subject to change.
A a r d s e w e n s d r o m e n o f een c e l e s t ij n s e b e l o f t e ?
Toine van den H oogen
In verband met d e vragen ov er het succes van de C elestijn se B elo fte die centraal staan in dit n u m m e r van In de M arge, wil ik vanuit de theologie enkele stellingen aan u voorleggen. A p o c a l y p t is c h e t o e s p e l in g e n O m te b eginnen wil ik nader ingaan op de b elo fte w a aro v er dit b oe k ons vertelt. O p vallend is al het ‘g e leid e-w o o rd ’ dat na het titelblad is afgedrukt: En de verstandigen zullen stralen als de glans van het uitspansel, en die velen tot gerech tigheid hebben gebracht als de sterren, voor eeuwig en altoos. Maar gij, Daniël, houd de woorden verborgen, en verzegel het boek tot de eindtijd; velen zullen onderzoek doen, en de kennis zal vermeerderen. (Dan. 12:3-4) Een aantal woorden uit deze tekst komt (indirect o f direct) terug in de plot van het verhaal: de verstandigen zijn zij die het in zicht kennen; d e stralende glans van het uitspansel is het pulserend e energieveld dat onze bestaansv orm en omhult; de sterren zijn de hem else elem enten die de d irect voelbare nabijheid van de kosm ische krachten vorm en; het b oek is het m a n u script; de verzegeling is de ‘sam en zw ering ' van degenen die elkaa r ogenschijnlijk to e vallig op het Inzicht aanspreken; o n d e r zo ek en kennis vorm en het weten d a t j e in contact brengt met de nieuw e synthese. D e tekst van het boek Daniël uit het O ude
26
Testam ent is een a p o ca lyp tisch e tekst. K enm erkend voor een dergelijke tekst is o n d er m eer dat het een tekst is van mensen is die in verzet gek om en zijn tegen de hen o verheersen d e (culturele en politieke) m achten; een tekst w aarin verzet g esti muleerd wordt en troost te beluisteren valt. Want, zo laat een apocalyptische tekst aan zijn lezers w eten, het verzet zal zinvol zijn, het zal vruch tb aar blijken. De to eko m st die nu zo uitzichtloos lijkt, zal een radicale o m m e k e e r betekenen ten opzichte van onze actuele ervaringen met de geschiedenis. De dreiging van nu zal in een overw inning ver keren, die de inzet van de verzetshelden te gen alle verw achtingen in zal belonen. Staal nu de belofte waarvan dit ‘celestijnse’ boek gew ag m aak t ook in de ap o c a lyptische traditie? N een, de negen ( o f tien) ‘in zich ten ’ die achtereenvolgens worden onthuld, dragen geen sp oo r van een ap oca lyptische verw achting. Veeleer lijkt het te gaan om ‘in zich ten’ die altijd al in onze w erkelijkheid aanw ezig waren. Een verbor gen w erkelijkheid, die men nu - ogen schijnlijk 'p e r to év al’ - op het sp oo r komt. H et zijn niet de dodelijke ris ic o ’s die verzetshelden lopen, en de scherpe c o n tra s ten in de ervaring die daa rm e e sam en gaan die de onthullingen van de 'celestijnse b elo fte’ veroorzaken. H et gaat niet om een u itzic h t o v e r de grenzen van de dood heen, m aar om een in zich t in de diepte van de ‘o e r ’-w ouden, dat d e reizigers beetje bij beetje o p het sp o or komen. Toch roepen de gen o em d e parallellen
tussen het boek van Redfïeid en ap o c a lyptische teksten v oor een theoloog intri gerend e vragen op. Ten eerste fascineert het m e dat een boek dat ingeluid w ordt met deze apocalyptische tekst kennelijk z o her k en b a ar is in o n ze cultuur. D aarn aast is het in teressant om j e a f te vragen hoe het le v ensgevoel dat uit dit boek spreekt, en met n am e dan dat van het ‘apo calyp tische ’ b e gin, w ordt verstaan en verwerkt. E en d is c u t a b e l e d e n k f ig u u r D e C elestijn se B elo fte su g gereert al in het eerste hoo fdstu k dat de an tw oorden op de z e vragen v o o r de h an d liggen, w anneer m en ten m inste het ‘l ev en sgev oe l’ heeft on tdek t w aarvan de apocalyptische tekst een uitdrukking is. D eze d en k fig u u r is kenm erkend voor het boek van Redfield. Telkens w eer treft men de overtu ig ing dat het verhaal ov er de ‘celestijnse b elofte’ een soort zichzelf sch epp end e vanzelfsprekendheid bezit. Ik zou die d enk fig uu r als volgt willen o m schrijven: iedereen die de kennis bezit, be grijpt dat deze kennis w are kennis is. En deze ‘in g eb o u w d e ’ zekerheid lijkt een al ev en on om stotelijke besch erm in g tegen kritiek te bieden. Want w anneer je deze d en k fig u u r een d ub ieu ze vorm van volksverlakkerij acht, schaar j e j e z e l f als criticaster onm idd ellijk aan de zijde van de h o o g m o ed ig e w eten schap pers, van wie w ordt gezegd dat ze een absolute gelding toeschrijven aan de natu urw etenschap pelij ke ken nisverw ervin g en de daarop g e b a seerde inzichten. Want, zo luidt de kritiek in boeken als dat van Redfield, deze (ver m eende) absolute ge ld in g wordt ten o n rech te aan w eten sch app elijk e kennis to eg e kend, o m d at die is gebaseerd o p een m ach tsgre ep van een solistisch individu dat zich boven de w erkelijkheid wil plaatsen.
H o e w ordt nu twijfel gezaaid o v er een wetenschappelijk-kritische h ou din g? Ik meen dat het boek van R edfield - zoals v aker ge beurt in New Age literatuur - gebruik m aak t van een o n beh agen dat bij veel m e n sen leeft. Velen koesteren im mers twijfels o ver w etenschap, vanw ege de onbegrensde macht die eraan w ordt toegeschreven. R ed field verzet zich in zijn boek eigen lijk te gen de aanspraken die de ‘w eten schap ‘ in onze hedendaagse cultuur laat gelden. En hij voert het beeld van ‘eerlijk e’ zoekers naar de w aarheid ten tonele, die op hun q ueeste naar het inzicht dat alle w eten schappelijke kennis zal ontm askeren, w or den g edw arsbo o m d d o o r een gew elddadige staats-macht. ‘Bien étonnés de se trouver e n se m b le ’ ! Een m erk w aard ig com plot tus sen w etenschap en staat lijkt het leven en zoeken van oprechte m ensen letterlijk en figuurlijk o m zeep te willen helpen. De tekst is dus niet apocalyptisch, m aar dat lijkt wel zo. Aan het einde van de tw intigste eeuw - e r w ordt bij voorkeu r gesproken o v e r het einde van het tw eede m illennium , w aard o or het historische ge wicht van de verhaalde gebeurtenissen nog lijkt toe te n em en - verw erft een aanta l re i zigers inzichten die lange tijd een slu im e rend bestaan gekend hebben. D o o r een m ach tscom plo t van kerk en staat werden ze aan de mensen on thouden, m a a r nu staan ze op het pu nt in een ogen schijnlijk t o e vallige ‘s a m e n z w e rin g ’ (conspiracy) van on afh ank elijk e individuen onthuld te wor den. In een dialoog (p. 172-173) w o rd t ont huld dat de ware macht in tuïtief en synthe tiserend is, niet analyserend en beheersend. D eze boodschap lijkt apocalyptisch, en naar mijn m ening ligt h ier een belangrijk aank no pin gsp un t om het succes van De C elestijn se B elo fte te verklaren. H et boek gaat ov er een eindtijdgevoel, en brengt dit in verband met een door velen gev oeld e
27
bed reig ing van de - in de w esterse cu ltu u r g eko esterde - individuele autonom ie, die m e t na m e van de w eten sch ap met haar alm achtspretenties uitgaat. D aaro m kan een boek als D e C e le stijn se B elo fte o penen met een v erw ijzin g naar de apocalyptiek. D ie verbeeldt het reële einde van de aardse geschiedenis in een voo r-esch ato log isch e onth ullin g daarvan. O ok D e C elestijn se B elo fte beloo ft kennis in een situatie die als bedreigend w ordt er varen, en tevens dat deze heilbrengende kennis o pen ba ar zal worden. B lijkens De C elestijn se B elofte zal deze openbaring ov erig ens tot stand gebracht w orden door w etenschappers, dus d o o r mensen die nauw verb o n d en zijn met de als bedreigend erv a ren w etenschap. Dat is een m erkw aardige in geb ou w de paradox in het boek. De o p e n b aarm ak ing van de heilzame kennis zal g ebeuren d oor m ensen die in onze westerse cultuur ex em p larisch g eac ht worden voor onderzoekers van de w aarheid, m aar die o ok met de b ed reig en d e w etenschap ver bonden zijn. (Terzijde: speelt in de tegenover-plaatsing van de z e w etenschappers en enkele ‘o ud e p rie ste rs’ niet een m erk waardige herleving mee van een sinds de 17de eeuw bestaand conflict?). M aa r in D e C elestijn se B elofte gaat het om een begrip van de bestaande g e sc h ie d e nis, om inzicht daarin, o m ‘w are w ijs h eid ’ o m tren t onze w erke lijke geschiedenis, en niet om het verw achte en verlangde einde van de geschiedenis. C ele st ijn s? M ijn tw eed e vraag luidt w at e r nu eigenlijk c e le stijn s is aan de belofte waarvan het bo ek gew ag maakt. H et verhaal van Jam es Redfield an tw oo rdt daarop in een aantal passages aan het eind van het boek. Eerst is er een w oord-verklaring: op p. 229 lezen
28
we dat de ruïnes waar het N e gen de Inzicht gevonden werd d e n a a m dragen van H e m else tem pels. M aar direct daarna volgt oo k een metaforische verklaring, die zinspeelt op de sp oo rloze v erdw ijning van de M aya-cultuur. D ie verdw ijning leidt tot het inzicht dat het niet zo is als de m eeste mensen denken, namelijk dat m ensen in de wereld aan de touwtjes trekken. ‘Dat is niet zo. God heeft de le id in g ’, zegt het boek. En dan volgt een reeks teksten waarin sprake is van een opvallende gedachtengang. Eerst is er een passage die een klas sieke, zeventiende-eeuw se scheppingsth eolo gie uitdrukt, een opvatting die dan vervolgens meteen w ordt ontkracht (zie p. 230-231). Vervolgens w ordt een aanta l r e torische vragen gesteld. Is het niet zo dat de H eilige Schrift een verhaal is van m e n sen die G ods energie en wil in zich leren op n em en ? E n dan volgt een passage die deze jo o d s e en christelijke bronnen van w are kennis uitbreidt tot de tradities van vele godsdiensten (pag. 233). Alle go d s diensten hebben het ov er de w aarnem ing van een G od in ons, een w aarn em in g die ons vervult en groter maakt dan w e waren. En dan volgt - nogm aals - de h eilsw aarde van dit inzicht (pag. 234). Het blijkt nu onze lo tsbestem m ing dat we ons energieniveau blijven verhogen. D aarm ee is het einde van het boek m et het begin ervan verbonden. N iets is toeval. A l les heeft zin binnen een groter verband, het verband van de gehele werkelijkheid. H et Eerste In zicht is reeds de kern van het N egende Inzicht. E en t h e o l o g i s c h e ev a lu atie E lders heb ik betoogd dat New A g e te ver staan is als een w ijsheidsethos, dat wil aangeven hoe mensen kunnen worden a a n
gesproken in een tech no log ische cultuur.' V oortbouw end op deze g edachte wil ik en ig e o p m erk ing en o v e r D e C elestijn se B e lofte maken. In beschrijvingen van de New A ge-bew egin g w ordt vaak de nadruk gelegd op het feit dat e r elem enten in dit religieuze zin ge vin gssyste em aan w ezig zijn uit aller lei ou dere religieuze strom ingen en tradi ties (sjam anism e, astrologie, reïncarnatie). Wat ech te r veel bo eien de r lijkt d an dit al o f niet v erm een d e ecle cticism e, is de vraag hoe het te verklaren is dat een h oog-technologische cultuu r en ho og-technologisch ingestelde mensen deze nieuw e vorm van religiositeit hebben voortgebracht. Ik b e schouw de N ew A g e-bew eg ing als een b ew e g in g w aarvan d e kern g evorm d wordt d o o r een wijsheidsethos dat (in clu sief de 'o n fatso en lijk e z e k e rh e id ’ die som mige aanh ang ers volgens de theoloog T. van den Berk tentoonspreiden) wil aangeven hoe m ensen in het technologische tijdperk aangesproken k unnen w orden. Is im m ers de N ew A g e-b ew eg ing niet de eerste vorm van religiositeit die is v o ortgek om en uit d oor de technologie g eke nm e rk te s am en le vingen en mensen? Z o u het niet kunnen zijn dat de New A ge -b ew eg ing in h aar kern een w eg zoekt naar een o m g an g met de techn olo gische ervaring? Zowel de ‘holisti sche k o sm o lo g ie’van N ew A g e 3, als de weg na ar de ‘zelfverw erk elijk in g’3, zijn te v er staan als tw ee, com p lem en taire, kanten van een dergelijke weg. Ik gebruik hier met o p zet het woord ' w e g ’. H et herinnert aan a n dere spirituele wegen in tal van g od sd ie n stige bew egingen. De mogelijkheid van die weg is g eg e ven m et d e stadia in de o ntw ikkeling die het Z e lf kan doorlopen o m tot eenheid tu s sen Z e lf en W ereld te komen. M aar die mogelijkheid is ook gegeven om dat de
w erk elijkh eid op een dergelijke vereniging uit is. In de w o ord en van Strijards: ‘De m e ns heeft zijn rol in het licht van de o ntv o u w in g van de kosm os en dient d e e l achtig te zijn aan de v e rv olm aking door te streven na ar spirituele groei, n aar g e e s telijke rijping (v o lw as sen h eid )’-1. En hoe divers de verschillende stromingen ook zijn, ze hebben alle één trek gem een, na m elijk een sterke nadruk op de eenheid van alle w erkelijkheid, de reële mogelijkheid tot vereniging van mens en wereld en een voorstelling van de concrete weg die daar toe leidt. Dat men dit w ijsheidsethos ‘religieus’ n oem t, heeft overigens niet alleen te m a ken met de talrijke ontlenin gen aan grote g od sd ienstig e tradities. De N ew A g e -b ew e g ing geeft niet alleen een beschrijving van de w erkelijkheid, m a a r ook een religieuze interpretatie van de zin van d e dood, hei k w a ad en het lijden. Het w oord religieus is in dit opzicht geen inhoudelijke k w alifica tie m aar een functionele term: het drukt uit w elke rol een levensvisie en de denk beel den om tren t de werkelijkheid vervullen v oor hen die erin delen. K la ssiek j a r g o n Men zou het allemaal in klassiek theo lo gisch jargon k unnen ordenen: schep pin g en verlossing, schepping als oorsprong en als behoud, verlossing en verzoening. Maar dat d o et niets a f aan het feit dat dan sprake is van een christelijke receptie van een N ew A ge-interpretatie van de tech no log i sche ervaring. H et is overigens niet de eer ste keer dat d it zich voordoet in onze W es terse christelijke cultuur en sam enleving. De receptie in de zestiger jaren van de vi sioenen en denkbeelden van iemand als T eilhard de C hardin is o o k een voorbeeld. De th eo loo g K. Douven plaatst zichzelf
29
w elbew ust in diens spoor. ‘H et gelovig den ken kan eigen lijk niet m eer terug tot vóór h em , tot vóór zijn tegelijk mystieke en w etenschappelijke v isie', m een t D o u v en .5 Hij d rukt daarm ee een th em a uit dat telkens weer lijkt terug te keren bij denkers van de N ew A ge-beweging: de w etenschap bevestigt de mystieke ervaring. Ik denk dat daarin een van de typerende aspecten schuilt van het w ijsheidsethos dat in de N ew A g e-b ew eg ing n aar vo ren komt. De w etenschap staat niet alleen niet lang er op gespannen voet met deze vorm van religiositeit: ze bevestigt met h a a r b eginse len en inzichten zelfs de nieuw e ervaring. N aar m ijn m en ing moet dit begrepen w orden in het licht van w at ik eerder stelde: het gaat bij de New A ge-bew eging om een h erm eneutiek van de tech nolog i sche ervaring, oo k bij hen die een c h riste lijke receptie van deze h erm eneutiek bie den. M et th e m a ’s en woorden die zijn o n t leend aan vele lijnen in de christelijke geloofstradities, ze g t men opnieuw dat ie der mens a ang esp ro ken wordt. ‘In onze tijd’, zegt D o uv en, ‘verw ijdt zich opnieuw on ze horizon, overigens met behoud van rationele v erw orvenheden, j a met g eb ru ik m ak ing ervan. Overal worden grenzen overschreden. Z o komt het 'on zich tb are' b in n e n onze gezichtskring. In de fysica bij voorbeeld met de relativiteitstheorie o f met de q uan tum m ec han ica , in de astronomie m e t de oerknal, in de psy cho logie m e t bijna-dood-ervaringen o f de effecten van m editatie o f d ro o m onderzoek, in de g e n eeskunde m e t psych oso m atisch e ver schijnselen, de hom eop ath ie o f de veel soortige alternatieve g eneesm ethoden, in de literatuu r met de science-fictio n’ .6 In een dergelijke visie kan een mens derhalve aan gesprok en w orden o m dat zich onze w aarn em in g verw ijdt. M aar eigenlijk is het heel klassiek w anneer Douven
30
daarop laat volgen dat er ook een intrinsiek verband bestaat tussen deze verw ijd ing van o n z e w aarnem ing (beter nog: de her on td ekk ing van de mogelijkheid tot v erw ij din g en de realiteit daarvan) en de a ard van de werkelijkheid zelf die we kunnen w aar n em en . ‘O ok de aarde h eeft een diepe w ezenheid, waarom so m m ige geleerden haar een “lev end w ezen ” noem en (de Gajatheorie). En de m e nsheid is fijnstoffelijk een eenheid d oor ha ar “ morfogenetisch ve ld ” (S heldrake), w a a rd o o r wij o n z ic h t b a a r m et elkaar in verbinding sta a n ’.7 Uit deze tekst k o m t naar voren dat niet alleen vele th e m a ’s in de christelijke receptie van het denken van de N ew A g e-bew eg ing k la s siek zijn, m a a r ook de d enk vo rm van New Age zelf. De ‘adequatio rei et intellectus' is im m ers een klassieke definitie van waar heid. M et behulp van klassieke them a’s en de klassieke d en kv orm drukt iem and als D ouven dan opnieuw - in N ew Age termen - uit wie God is. ‘H et is de wijdheid en tegelijk de intim iteit van God, zich o p e n barend in ieder en in de m ensheid d o o r de hoge Liefde van de universele Christus. Van die werking, van die to enadering van G od tot m ensen in Christus, die zijn w eer spiegeling in ons is, daarvan is de mens en M ee ster Jezus het voorbeeld en de v erv u l ling geweest. En ook nu is hij daarvan de m iddelaar en leid er’.8 Men kan aan gespro ken worden om dat God op een dergelijke wijze in en bij de w erkelijkheid aanw ezig is. En in het w ijsheidsethos dat dan w ordt ontw ikkeld - waarin w ijsheidstradities en m o d ern e psy cho log isch e th eorieën sa m e n gaan - gaat het er ju ist om dat mensen een w eg gew ezen w ordt die men z e lf begaan kan, zonder noodzakelijke tu ssenk o m st van een kerkelijke leer, de H eilige Schrift, ker kelijk gezag, om van die potentie tot a a n g esprok en w orden o ok daadw erkelijk tot de ervaring te komen dat men w ordt a a n g e
sproken. Een zeer illustratief en mooi v oorbeeld daarvan trof ik aan in een recent b oek van A leid Schilder. Vorig jaar viel mij op een zomerochtend iets in - het viel mij toe .. Als ik 's morgens een van mijn gordijnen opentrek, vanuit mijn bed, schi jnt de /on me pal in het gezicht ... Op een keer gebeurde dat vlak nadat ik in Num.6 de priesterlijke zegen had gelezen die me altijd al dierbaar is geweest... Dat leek toen even een explosie - zon en zegen schoten samen mijn lijf in. Vanaf die ochtend trok ik eerst het gordijn open en liet dan. badend in lichtstralen en be wust van mijn levensadem die regels door me heengaan (soms met “jou” , soms met “mij", maar misschien toch het vaakst met “u” ). De HERE zegene u en behoede u; De HERE doe Zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig; de HERE verheffe zijn aangezicht over u en geve u vrede.y
C o n c lu sie In het licht van b ov enstaande theologische situering van enkele gedachten uit de New A g e bew eging, zie ik oo k het boek van Redfield. En ik kan er zeer w einig w aard e rin g voor opbrengen. Let wel, voor dit bo ek kan ik nauw elijks enige waardering o pb ren gen , m aar deze afkeuring is zoals ik net betoogde n iet door een afkeer voor N ew A ge in het algem een ingegeven. Ik realiseer me dat velen D e C e le stijn se B elo fte lezen en gelezen hebben met een schok van herkenning. En ik realiseer me d a t velen in dit boek een bevestiging h eb ben g ev on den van hun ‘q u e e ste ’, hun zo ek tocht n aar de w ijsheid in alle dingen. Van uit een hum aan (dus om vrede b ekom m erd)
g ezic htspu nt dienen theologen geen aan spraken v o o ra f te laten gelden op het z o e ken van zovelen naar de w aarheid, en ik wil dus ook niets aan deze 'q u e e ste ' af doen. Vanuit een jo od s en christelijk gezich tsp un t acht ik de woorden uit het evangelie van Jo hannes maatgevend: 'de wind blaast w aarheen hij wil; j e hoort wel zijn gesuis, m a a r weet niet w aar hij v an daan k o m t en waar hij h een gaat; zo is hel m et ieder die geboren is uit d e G eest’ (Joh. 3.8). M aar het boek van R edfield doet geen recht aan de ernst van dit zoeken van z o v e len en aan de aard van de 'lichte b ries’ die in de jo o d s e en christelijke tradities een verw ijzin g n aar God bevat. Dit is met n am e zo om dat een serieuze om g ang met lijden en dood in het boek ontbreekt. D aaro m kan ik er geen w aardering voor opbrengen. Ik kan het w ijsheidsethos dat ook in de New Age b ew egin g schuil gaat, niet als een ‘su c ces-sto ry ’ opvatten. Noten 1. A.J.M. van den Hoogen, ‘Alle dinghe syn mi te inghe’. Theo-logie in de New Age-beweging, in: A.J.M. van den Hoogen, E.R. Jonker, (red.), De pastorale uitdaging van New Age, Zwolle 1993, p. 95-112. 2. C. Strijards. ‘Terug naar de tovertuin'. De hedendaagse hang naar hernieuwde spirituali teit, in: A.J.M. van den Hoogen, E.R. Jonker, (red.), De pastorale uitdaging van New Age, Zwolle 1993 . p. 22-38. 3. J. Kampschuur, in het zelfde nummer van het Tijdschrift voor Theologie. 4. Strijards, ibid.. p. 30. 5. J. Beumer (red.), Nieuwe wegen binnen een oude traditie, Baarn 1991, p. 71. 6. Ibid, p. 69. 7. Ibid, p. 71. 8. Ibid, p. 72. 9. A. Schilder, Omgaan m et donker. In het licht van eeuwig leven, Baarn 1993, p. 142.
31