PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen
The following full text is a publisher's version.
For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/21569
Please be advised that this information was generated on 2015-10-10 and may be subject to change.
Capita selecta
Behandeling van anemie bij prematuren met behulp van recombinant-humaan erytropoëtine V . D E H A A S , B . C . M . S . R A A U M A A K E R S , ü . A . S E M M E K R O T UN L . A . A . K O L L É E
Anemie is bij prematuren een frequent probleem. Deze aandoening wordt mede veroorzaakt door een nog on voldoende produktie van erytropoëtine (EPO) en door herhaaldelijk bloed afnemen. Anem ie bij prematuren wordt veelal behandeld met transfusies met packed cells. Dit heeft echter een aantal nadelen, zoals mogelijke vorming van HLA-antistoffen, ontwikkeling van transfusiereacties en risico van infec ties zoals cytomegalie. D e vorming van erytrocyten staat onder invloed van het horm oon EPO. De EPO-produktie staat in direct verband met de weefseloxygenatie. Hypoxie en anemie leiden tot een toename van de EPO-produktie. Omdat bij prematuren deze respons geringer is, zijn bij hen de plasmaspiegels van E P O laag (gemiddeld 8,2 mU/ml) in vergelijking met die bij gezonde volwassenen (gemid deld 15,2 mU/ml).1 2 Sinds enkele jaren is met recombinant-DNA-technie ken vervaardigd humaan E P O (r-HuEPO) beschikbaar.3 De eerste ervaringen daarmee werden verkregen bij patiënten met symptomatische anemie, veroorzaakt door (pre)terniinale nierinsufficiëntie.4 5 Voor deze indi catie is r-H u E P O inmiddels een geaccepteerde thera pie. Hierna volgde de toepassing van r-HuEPO bij onder andere anemie bij prematuren, omdat daarbij een re latief tekort aan endogeen E PO en een verminderde re actie van het beenmerg op E P O een rol speelt. V anaf 1991 werden diverse gecontroleerde onderzoeken uitge voerd.6'15 H et grootste tot op heden is dat van Maier et a l, dat zich onder andere hierdoor van de voorgaande onderscheidt dat het een multicentrisch onderzoek is met een groot aantal patiënten en met gebruik van een aanzienlijk hogere dosis.15 Wat is op grond van de thans beschikbare gegevens de plaats van r-H uE PO in de behandeling van anemie bij te vroeg geboren kinderen? Om deze vraag te beantwoor den gaan wij hier in op de werking van EPO en vatten wij cle resultaten van gepubliceerde trials bij prematuren samen. Onze afdeling participeerde in het zojuist genoemde multicen trische onderzoek.15
Academisch Z iekenhuis, afd. Kindergeneeskunde, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen, V.de H a a s en B.C.M .S.Raaijm aakers, co-assistenten; dr.B.A.Sem m ekrot en d r.L .A A .K o Ilé e , kinderartsen-neonatologen. Co ìrcsp ot 1clen tic-adres: dr.B.A.Semmekrot.
ERYTROPOETINE
Nadat E P O in 1950 door ICurt Reissmann was ontdekt,16 waren M iyake et al. in 1977 in staat het te isoleren uit uri ne van patiënten m et aplastische anemie.17 Daarna kon een radioimmunoassay worden ontwikkeld voor het me ten van de EPO -concentratie in plasma en kon de chemi sche structuur w orden geanalyseerd. E P O is een glycoproteïne van 166 aminozuren met een molecuulgewicht van 34.000 daltons.17 1H Produktie. Bij de foetus wordt E P O vooral in de lever geproduceerd,11-1bij de pasgeborene vooral in de nier. De renale produktie van E P O vindt plaats in de peritubulaire interstitiële cel, gelegen buiten cle basale membraan, in de cortex o f de buitenste medulla.20 D e produktie van E P O wordt gestimuleerd door renale hypoxie; mogelijk verloopt dit proces via prostaglandine E 2 en cyclisch adenosine-monofosfaat.21 Werking. E P O stimuleert samen met interleukine-3 (IL-3) en granulocyt-macrofaag-kolonie-stimulerende factor (G M -C S F ) de proliferatie van erytroïde voorlo percellen in het beenm erg en daarmee de vorming van erytrocyten, waarbij de werking van E P O berust op de binding aan specifieke receptoren op erytroïde voorlo percellen. V o o r de erytropoëse zijn daarnaast cofactoren zoals ijzer, foliumzuur en vitamine B,2 noodzakeHjk. Farmacokinetiek. N a intraveneuze toediening van rH u E P O worden kortdurende pieken gezien in de piasmaconcentratie. N a subcutane toediening is er een lang zamere afgifte uit het depot met lage, maar langer aan houdende plasmaconcentraties. Bij prematuren is het verdelingsvolume groter en de klaring sneller dan bij volwassenen. D e halfwaarcletijd na exogene toediening bedraagt ongeveer 6 tot 8 L 22 Zoals bij de m eeste andere glycoproteïnen geschiedt omzetting in de lever en uitscheiding via de nier. De e f fecten van r-H uE PO -toediening zijn niet onmid del lijk meetbaar. E r zijn enkele dagen nodig voor de rijping van de erytroïde voorlopercellen. D aarom is r-HuEPO geen goed alternatief voor het bestrijden van een acuut opge treden anemie. Klinische toepassing van r-HuEPO. Bij anemie ten ge volge van nierfunctiest oor nissen wordt r-HuEPO reeds routinematig gebruikt.23 24 Toepassingen bij andere aan doeningen die gepaard gaan níet anemie, zoals HIV-infectie, maligniteiten en reumatoïde artritis, bevinden zich nog in een experim enteel stadium. Bij anemie bij prematuren w ordt r-H uE PO nog niet algemeen toege past. N ed T ijd sch r G eneeskd 1995 15 ap ril;i 39 ( i 5 )
773
Deze dosis bleek niet effectief te zijn. D e ijzersuppletie bedroeg 2 mg/kg/dag vanaf de 14e dag. Eveneens in 1991 vond een onderzoek van Ohls en Christensen plaats.8 Zij gaven aan 10 prematuren 200 U r-HuEPO/kg/week. D e ijzersuppletie bedroeg 2 mg/kg/ dag. Er was een statistisch significante toename van het aantal reticulocyten en de hematocriet in de met r-Hu EPO behandelde groep. Halpérin et al. gaven aan 18 prematuren een dosis rHuEPO van 75, 150, 300 of 600 U/kg/week, subcutaan toegediend in 3 giften per week.9 A an 14 patiënten werd ijzersuppletie gegeven in een dosering van 2-5 mg/kg/dag en aan 4 in een dosering van 7-8 mg/kg/dag. In vergelij king met een historische controlegroep van 66 personen was er in de met r-HuEPO behandelde groep een toena me van het aantal reticulocyten, waarbij de patiënten niet een geringe ijzersuppletie tekenen van ijzerdeficiëntie vertoonden. In een gerandomiseerd onderzoek van Carnielli et al. bij 22 prematuren bedroeg de r-HuEPO-dosis 1200 U/ kg/week in 3 giften en de ijzersuppletie 20 mg/kg/week; r-HuEPO gaf, in combinatie niet ijzersuppletie, een re ductie van het aantal bloedtransfusies.10 In het dubbelblinde en placebo-gecontroleerde onder zoek van Emmerson et al. in 1993 kregen 16 kinderen een dosering van 100-300 U r-HuEPO/kg/week subcu taan in 2 keer.11 Ijzersuppletie geschiedde in de vorm van 6,25 mg/kg/dag vanaf 4 weken. Men zag, naast een statis tisch significante toename van het reticulocytenaantal, een afname van het aantal noodzakelijke bloedtransfu sies van 87% in de placebogroep tot 47% in de r-HuEPO-groep. Soubasi et al. gaven aan een groep van 9 prematuren zonder complicaties en aan een groep van 16 kunstmatig beademde prematuren een dosis van 300 U r-HuEPO/ kg/week in 2 giften.12 A lle kinderen kregen orale ijzer suppletie van 3 mg/kg/dag vanaf de 15e dag. In beide groepen was er een statistisch significante toename in het reticulocytenaantal. D e transfusiebehoefte was ech-
Bijwerkingen van r-HuEPO . Bíj de eerste intraveneu ze toediening van r-HuEPO treden soms milde, voorbij gaande griepachtige symptomen op.25 Overgevoeligheid voor het toegediende eiwit is tot op heden niet aange toond.18 Soms wordt een (tijdelijke) verhoging van de bloeddruk waargenomen, voornamelijk bij bestaande nierinsufficiëntie. Regelmatige controle van de bloed druk is derhalve noodzakelijk.24 Bij prematuren werd in sommige onderzoeken een lichte en voorbijgaande trombocytose waargenomen,9 of een lichte leukopenie.926 Ook w erd een verminderde gewichtstoename gezien.815 R - H U E P O - T O E D I E N J N G AAN P R E M A T U R E N
In vitro-onderzoeken van respectievelijk Shannon et al.27 en Rhondeau et al.2S naar erytroïde voorlopercellen toonden aan dat zowel de ‘erythroid burst forming units’ (BFU -E ’s) in het bloed van prematuren met anemie als de ‘erythroid colony forming units’ (C F U -E ’s) in het beenmerg reageren op EPO. Daaruit blijkt wel dat de anemie bij prematuren mede veroorzaakt wordt door een onvoldoende produktie van E P O . Dit doet vermoe den dat r-HuEPO-toediening een therapeutisch alterna tief voor bloedtransfusie kan zijn. De belangrijkste inmiddels uitgevoerde klinische on derzoeken naar het effect van r-H u E P O zijn vermeld in de tabel. Na een zeer kleinschalig ‘dose-finding’ onder zoek van Halpérin et al.,29 volgde in 1991 een gecontro leerd onderzoek van Shannon et al.6 Daarin kregen 20 prematuren een totale weekdosis van 200 U r-HuEPO/ kg intraveneus dan wel een placebo in 2 giften per week, gedurende 6 weken. Tevens kregen zij orale supple tie van ijzer (3 mg/kg/dag). E r bleek geen verschil in het beloop van de hematocriet en het reticulocytenaantal. In 1991 werd door Obladen et al. een gecontroleerd onderzoek verricht.7 Aan 43 prematuren werd r-HuEPO subcutaan toegediend in een (lage) dosis van 70 U/kg/ week, iedere derde dag van de 4e tot de 25e levensdag.
Overzicht van tot op heden uitgevoerde gecontroleerde onderzoeken; genoemd wordt het aantal prem aturen dat m et recombinant-DN A-technieken vervaardigd humaan erytropoëtine kreeg toegediend
eerste auteur
Shannon '1 O bladen 7 Ohls« Halpériny Carnielli1" E m m e rs o n 11 Soubasi 12 B ech en steen 1-11 M esser 1,1 M a ie r 15
aantal patiën ten
20 43 10 18 22 16 25 14 31 120
geboorte gewicht (in 8)
zwangerschapsduur (in weken)
start behandeling na. geboorte
dosis duur toe (in U/kg/w k); diening aantal (in weken) giften/wk; toedieningsvorm
ijzer suppletie (in mg/kg)
effect ret
hem
Ht
< < < <
< 33 28-32 26-30 < 34
10e-35e dag 4e dag 3e-10e wk 21e-33e dag
200; 2 ; i.v. 70; 2; s.c, 200; 3; s.c. 75-600; 3; s.c.
3/dag 2 /dag 2/dag 2-5/dag of 7-8/dag 20/week 6,25/dag 3/dag 18/dag 3-8-15/dag 2/dag
NS NS +
NS NS n.v.
NS NS +
+ + + + + + +
n.v. n.v. + NS + + n.v.
n.v. + NS NS n.v. + NS
1250 1380 1050 1850
< 1750 < 1500 < 1500 900-1400 < 1500 < 1500
< 32 27-33 <31 26-32 < 33 < 34
2e dag 7e dag 3e-7e dag 21 e dag 10e dag 3e dag
1200; 3; i.v. 100-300; 2; s.c. 300; 2; s.c. 300; 3; s.c. 300-900; 3; s.c. 750; 3; s.c.
6 3 3 4
tot ontslag 6 6 4 6 6
aantal bloed trans fusies
NS NS
—
—
—
n,v. —
—
wk - week; ret = reticulocyten; h em - hem oglobine; H t = hematocriet; i.v. = intraveneus; NS = geen significant effect; s.c. = subculaan; + = statistisch significante stijging; n.v. = niet vermeld; - - statistisch significante daling.
774
Ned Tijdschr G eneeskd 1995 15 april;i 39 ( i 5)
ter significant minder in de groep zonder complicaties in vergelijking met de groep kunstmatig beademde prematuren. Eveneens in 1993 werd de effectiviteit van E P O on derzocht door Bechensteen et a l; 14 prematuren kregen 300 U r-HuEPO/kg/week in 3 giften.13 De ijzersuppletie bedroeg 18 mg/dag, ongeacht het gewicht. Na 1 w eek was het aantal reticulocyten statistisch significant groter en de hemoglobineconcentratie statistisch significant hoger in de met r-H uE P O behandelde groep. In het onderzoek van Messer et al. werden 31 prema turen met een opklimmende dosis van 300, 600 o f 900 U r-HuEPO/kg/week behandeld,14 D e orale ijzersuppletie bedroeg, afhankelijk van leeftijd en tolerantie, 3 tot 15 mg/kg/dag. r-HuEPO-therapie bevorderde de erytropoëse en reduceerde de transfusiebehoefte. Daarbij leek er meer effect van r-H uEPO te zijn naarmate de dose ring hoger was. R ecentelijk verschenen de resultaten van een Euro pese dubbelblinde en gerandomiseerde multicentrische trial door M aier et al.,15 uitgevoerd om na te gaan of er inderdaad hogere doses r-HuEPO nodig zijn om het be oogde effect te bereiken. In dit onderzoek werden 241 kinderen met een zwangerschapsduur van minder dan 34 weken en een geboortegewicht van minder dan 1500 g opgenomen. D e dosering r-HuEPO bedroeg 750 U/kg/ week subcutaan in 3 keer per week vanaf de 3e tot de 42e dag. V a n a f de 14e levensdag werd orale ijzersuppletie gegeven van 2 mg/kg/dag. In de met r-HuEPO behandel de groep (120 kinderen) had 56% bloedtransfusies nodig tegenover 7 2 % in de controlegroep (121 kinderen). Het aantal benodigde bloedtransfusies bedroeg bij de rH u E P O -groep gemiddeld 0,87 tegenover 1,25 in de con trolegroep. D e auteurs concluderen dat toediening van r-H uEPO aan prematuur geboren kinderen leidt tot een statistisch significante daling van de transfusiebehoefte,
toename geringer w as.*15 Dit hangt mogelijk samen met het feit dat de erytropoëse een energie- en eiwitafhanke1ijk proces is.3t) W at betreft het kostenaspect kan worden opgemerkt dat de behandeling met r-H uEPO globaal gesproken niet kostenverhogend is. Wanneer ervan wordt uitge gaan dat per prematuur tijdens de opnameduur gemid deld 3 keer een bloedtransfusie nodig is, bedragen de to tale bloedtransfusiekosten 330 gulden. Behandeling met r-H uEPO in een dosering van 750 U/kg/week gedurende 8 weken kost bij benadering hetzelfde. Aannem ende dat het gewicht van een dergelijke prematuur over 8 weken toeneemt van gemiddeld 1 kg tot 3 kg, moet men per pre matuur bij een dosis van 750 U/kg/week dus gemiddeld 1500 U/week r-H u E P O toedienen, cumulatief 8 x 1500 = 12.000 U r-H u E P O over de gehele periode. Uitgaande van de kostprijs van 28 gulden per vial van 1000 U komt men uit op een bedrag van 336 gulden. Ondanks het feit dat met toediening van r-H uEPO bloedtransfusies niet geheel kunnen worden voorko men, heeft het - gezien de reeds gepubliceerde resulta ten - zeker zin om nu al geselecteerde patiënten met rH u E P O te behandelen. V ooral wanneer het geven van bloed aan prematuren op duidelijke bezwaren stuit, z o als bij kinderen van Jehovah’s Getuigen, vormt de b e handeling met r-H u E P O een alternatief. Een routine matige toepassing van r-H uEPO zouden wij in dit sta dium nog willen afwijzen; eerst moeten meer gegevens komen omtrent de juiste dosering van r-H uEPO en de optimale toedieningsduur, alsook omtrent de optimale dosering van ijzer tijdens de behandeling met r-H uEPO. Wij danken m w.drs.P.van der Hilst voor haar bijdrage in de uit voering van het N ijm eegse gedeelte van de E uropese multicen trische trial. 4
LITERATUUR
B E S C H O U W IN G
Op grond van tot op heden verricht onderzoek naar het effect van r-H u E P O bij prematuren kan men conclude ren dat r-H u E P O effect heeft op de erytropoëse. H et aantal reticulocyten neemt toe en de hematocriet stijgt. Bij lagere doses wordt er echter geen vermindering van de transfusiebehoefte bereikt. Bij hogere doses is dit wel het geval, m aar transfusies kunnen daarmee toch niet ge heel worden voorkomen. Iiet is niet uitgesloten dat een grotere ijzersuppletie, een hogere dosis r-HuEPO of een langere behandelingsduur dit effect wel kan bewerkstelligen. Bij de met rH u E P O behandelde kinderen wordt immers een ver laagd ferritinegehalte gezien, wijzend op ijzertekort. In de toegepaste doses is r-HuEPO veilig; er worden vrij wel geen bijwerkingen waargenomen. Met betrekking tot het gebruik en het effect van rH u E P O blijven er nog vele vragen over. Toekomstige trials zullen zich vooral moeten richten op de meest ef fectieve dosering, de duur van de behandeling en de juis te dosering van de ijzersuppletie. Daarbij dient ook aan dacht te worden gegeven aan de groei, omdat in enkele onderzoeken tijdens r-HuEPO-toediening de gewichts-
1 Brow n MS, G a rc ia JF, Phibbs R H , Dallm an PR. D ecreased r e sponse of plasm a im m unoreactive erythropoietin to ‘available oxy g en ’ in an em ia o f p re m a tu rity . J P e d ia tr 1984; 105:793 - 8 . 2 M ey er J, Sive A , Ja c o b s P. Serum erythropoietin concentrations in sym ptom atic infants during the anaem ia o f prem aturity. Arch Dis Child 1992;67 :818 - 21 . 3 Lin P, Suggs S, Lin G. C loning and expression o f the h u m a n e ry th ro poietin gene. P ro c N atl A c a d Sci U S A 1985;82:7580-4 . 4 Eschbach JW, A b d u lh a d i M H , B row ne JK, D e la n o B G , D ow ning M R, E grie JC, et ah R eco m b in an t h u m a n erythropoietin in anemic patients with en d -stag e re n a l disease. Results o f a phase III multi c e n te r clinical trial. A n n In tern Med 1989; 111:992- 1000. 5 G ra f H, B arnas U, S tifter S, Kovarik J, F ran z M , Balcke P, et at. E f fectiveness and safety of recom binan t hu m an eryth ro p o ietin in predialysis patients. N e p h r o n 1992 ;61:399 -403. 6 S hannon KM, M e n tz e r W C , Abels R I, F re e m a n P, N ew ton N, T h o m p so n D, e t a t R e c o m b in a n t h u m a n erythropoietin in the a n emia of prem aturity: results of a placebo-controlled pilot study. J P e diatr i 99 i;n S : 949 - 55 , 7 O b laden M, M a ie r R , S eg erer H, G rauel EL, H olland BM , Stewart G, et al. Efficacy a n d safety of recom binant hum an erythropoietin to p re v e n t the a n a e m ia s of prem aturity. C ontrib N e p h ro l I99 i; 88:3 i 4 ~ 26. 8 Ohls RK , C h risten sen R D . R eco m b in an t erythropoietin com pared with ery th ro cy te transfusion in the tre a tm e n t of anem ia of p re m a turity. J P e d ia tr 1991 ; 119 :781 - 8. 9 H alpérin DS, Felix M , W a c k e r P, L aco urt G, Babel JF, Wyss M. R e co m b in an t h u m a n e ry th ro p o ie tin in th e tre a tm e n t of infants with anaem ia of p rem atu rity . E u r J Pediatr 1992;151 :661-7 .
N ed Tijdschr G e n e e skd 1995 15 april; 139( 15 )
775
10 Carnielli V, Montini G, D a Riol R, D aU ’A m ic o R, Cantarutti F. Ef fect of high doses of hum an reco m bin ant erythropoietin on the need for blood transfusions in preterm infants. J P ediatr 1992:121:98- 102. 11 Em m ers on AJB, Coles II J, Stren C M M , P e a rso n TC. Double blind trial of recombinant hum an erythropoietin in p re te rm infants. Arch Dis Child 1993;68:291- 6. 12 Soubasi V, Kremenopoulos G, D iam andi E, Tsantali C, Tsakiris D. In which neonates does early reco m b in an t h u m a n erythropoietin treatm ent prevent anem ia of prem aturity? Results o f a randomized, controlled study. Pediatr Res 1993;34 :675 - 9. B Bechensteen AG, Haga P, Halvorsen S, W h ilelaw A, Lieslol K, Lindem ann R, et al. Erythropoietin, p rotein , and iron supplementation and the prevention of anaemia of p rem atu rity . Arch Dis Child 1993:69:19- 23. 14 Messer J, Haddad J, D o n ato L, A struc D , M alis J. Early treatment of prem ature infants with recombinant h u m a n erythropoietin. Pedi atrics 1993;92:519-23. 15 Maier RF, Obladen M, Scigalla P, L in d e rk a m p O , D uc G, Hieronimi G, et al. The effect of epoetin beta (re c o m b in a n t human erythro poietin) on the need for transfusion in very-low-birth-weight infants. N Engl J Med 1994;330:1173-8. 16 Reissmann KR. Studies on the m echanism of erythropoietic stimu lation in parabiotic rats during hypoxia. Blood 1950:5 :372, 17 Miyake T, Kung CKH, Goldwasser E . Purification of human eryth ropoietin. J Biol Chem 1977;252:5558 - 64, lH Spivak JL. Recombinant erythropoietin. A n n R e v Med 1993:44:243-
53. 19 Zanjani E D , Poster J, Burlington II, M a n n U , Wasserman LR. Liver as th e primary site of erythropoietin form ation in the fetus. J L ab Clin Med 1977;89:640- 4. 2l] Koury ST, Bondurant M C, Koury MJ. Localization of erythropoie tin synthesizing cells in murine kidneys by in situ hybridization. Blood 1988;71 :524-7 .
21 Krantz SB. Erythropoietin. Blood 1991;77 :419-34. 22 Brown MS, Jones M A, Ohls RK , Christensen RD . Single-dose phar macokinetics of recombinant hum an erythropoietin in preterm in fants after intravenous and subcutaneous administration. J Pediatr 1993;122:655-7 . 23 Abels RL Rudnick SA. Erythropoietin: evolving clinical appli cations. Exp Hematol 1991;19:842-50. 24 Frenken LAM, Koene RAP. D e toepassing van erytropoëtine. Ned Tijdschr Geneeskd 1991;135:163-6 . 25 Jelkmann W. Erythropoietin: structure, control of production, and function [review]. Physiol Rev 1992;72 :449-89. 26 Beck D, Masserey E, Meyer M, Calame A. Weekly intravenous ad ministration of recombinant hum an erythropoietin in infants with the anaemia of prematurity. E u r J Pediatr 1991;150:767 -72 . 27 Shannon KM, Naylor GS, Torkildson JC, Clemons GK, Schaffner V, Goldman SL, et al. Circulating erythroid progenitors in the anemia of prematurity. N Engl J Med 1987;317 :728-33 . 2R Rhondeau SM, Christensen R D , Ross MP, Rothstein G, Simmons MA. Responsiveness to recombinant hu m an erythropoietin of mar row erythroid progenitors from infants with the ‘anemia of prema turity', J Pediatr 1988; 112:935-40. 29 Halpérin DS, Wacker P, Lacourt G, Felix M, Babel JF, Aapro M, et al. Effects of recombinant hum an erythropoietin in infants with the anemia of prematurity: a pilot study. J Pediatr 1990:116:77986. Kivivuori SM, Järvenpää AL, Salmenperä L, Viinikka L, Siimes MA. Erythropoiesis of very low-birth-weight infants dependent on prenatal growth rate and protein status. Acta Paediatr 1994:83: 13- 8.
Aanvaard op 2 september 1994
Voor de praktijk
Secundaire reanimatiehandelingen: de richüijnen van de Europese Reanimatieraad IÇÇ2 * R . W . K O S T E R , L .B O S S A E U T E N K . M O N S I E U R S
IN LE ID IN G
D e Europese Reanimatieraad werd opgericht in 1990 niet als voornaamste doel het verbeteren van de kwali teit van reanimatie in Europa. O m dit doel te bereiken tracht de Europese Reanimatieraad uniforme richtlijnen voor cardiopulmonale en cerebrale reanimatie op te stel len. D e werkgroep Advanced L ife Support van de Euro pese Reanimatieraad bestond uit een kerngroep van experts afkomstig uit 11 Europese landen die de wetenschappelijke kennis betreffende Advanced Life Support hebben onderzocht. Daartoe zijn ook contacten
*Opgesteld d o o r de werkgroep A dvanced Life S u p p o rt van de E u ro pese Reanimatieraad. Academisch Medisch Centrum , afd. Cardiologie, M eibergdreef 9,1105 A Z A m sterdam . D r.R.W .Koster, cardioloog. Universitaire Instelling Antwerpen, D e p a r t e m e n t Geneeskunde, A ntw erpen. Prof.dr.L.Bossaert, cardioloog; K.Monsieurs, assistent-geneeskundige. Correspondentie-adres: dr.R.W.Koster.
776
Ned Tijdschr G eneeskd 1995 15 april; 139( 15 )
gelegd met de American Heart Association en niet soortgelijke organisaties in Canada, Australië en ZuidAfrika. De werkgroep heeft aanbevelingen opgesteld die werden beoordeeld, geamendeerd en uiteindelijk goedgekeurd door alle nationale wetenschappelijke or ganisaties die verbonden zijn met de Europese Reani matieraad. D e uiteindelijke tekst van de richtlijnen, goedgekeurd door het Uitvoerend Comité van de Euro pese Reanimatieraad, werd gepresenteerd op het eerste congres van de Europese Reanimatieraad in november 1992 in Brighton en werd vervolgens gepubliceerd.1 Te vens werd een samenvatting van deze richtlijnen gepu bliceerd in de British Medical Journal .2 De Europese Reanimatieraad hoopt dat deze richtlijnen en de bijho rende algoritmen als praktische handleiding gebruikt zullen worden door de vele artsen en paramedici die bin nen en buiten het ziekenhuis níet reanimatie geconfron teerd worden. Bij het samenstellen van deze richtlijnen hanteerden de leden van de kerngroep 3 uitgangspunten. Het eerste en belangrijke was de bereidheid om veranderingen aan