Zaterdag 30 april 2016 - 6e zondag van Pasen Overweging bij Handelingen 15, 1-2 + 22-29 en Johannes 14, 23-29. OP WELK FUNDAMENT IS MIJN LEVEN GEBOUWD? In sommige gemeenten kan het gebeuren dat je wordt uitgenodigd om mee te denken over het leefklimaat van je dorp of stad. Naar aanleiding daarvan zou ik U en mezelf de vraag willen voorleggen: voelen we ons thuis in de plaats waar we nu leven? Bij deze vraag kunnen we ook denken aan onze stijl en manier van leven en aan de voorzieningen en mogelijkheden die ons geboden worden. Ik vermoed dat de meesten van ons daarover tevreden zijn. Als gelovige mensen zullen we daarin niet opvallend verschillen van onze niet-gelovige medeburgers. Ons huidige levensgevoel staat waarschijnlijk haaks op dat van de christenen voor wie Johannes zijn visioenen op papier heeft gezet. Levend op het einde van de eerste eeuw woonden kleine groepen gelovigen min of meer verscholen in de steden van het Romeinse Rijk, angstig afwachtend wat hun lot zou zijn als gevolg van de politieke ontwikkelingen. In de stad Rome resideerde in die dagen een keizer, die dankzij grote militaire successen en een groots bouwprogramma aan hoogmoedswaanzin begon te lijden. Hij wenste aanbeden te worden als 'Heer' en 'God', voor wie elke knie zich moest buigen. Wie hier niet aan mee wenste te doen, werd bedreigd en vervolgd. De evangelist Johannes is zelf slachtoffer van deze vervolging geworden en is verbannen naar het eiland Patmos. Daar krijgt hij een visioen van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; een stad waar wel plaats is voor mensen die hun geweten willen volgen. Uit dit visioen put Johannes kracht. Het houdt hem op de been en daarom laat hij het op papier zetten ter bemoediging van zijn geloofsgenoten aan de overkant. Als wij vandaag dit visioen lezen, betekent dat niet dat wij ons zouden moeten spiegelen aan het levensgevoel van onze voorouders, dat vaak sterk getekend werd door een on-bijbelse afkeer van het aardse, het lichamelijke en het materiële, een levensgevoel dat veel mensen ongelukkig heeft gemaakt. Het boek Openbaring oftewel Apocalyps biedt daar ook geen enkele aanleiding toe. Niets hoeft ons tegen te houden om ons thuis en gelukkig te voelen in de plaats waar we op het ogenblik wonen. Wel nodigt het visioen van Johannes ons uit eens te kijken en te onderzoeken op welke fundamenten onze huidige 'stad', ons huidige bestaan gebouwd is. Johannes ziet in zijn visioen op de fundamenten van de nieuwe stad de namen staan van de 12 apostelen, de namen van de 12 eerste mensen die in het voetspoor van Jezus zijn gaan leven. Heel frappant is ook dat in het visioen van Johannes Jezus wordt voorgesteld als een lam. En we weten allemaal: een lam is een symbool van kwetsbaarheid en onschuld, maar ook van slachtofferschap. Dat lam is 'als geslacht', zo staat er. En dat lam is tevens de lamp die de nieuwe stad verlicht. In zijn Evangelie laat diezelfde Johannes zien, hoe ook wij onze namen kunnen schrijven op de fundamenten van die nieuwe stad, hoe ook wij kunnen bijdragen aan de fundamenten van de stad van de toekomst, waar het licht van Jezus kan schijnen. In het Evangelie van deze dag lezen we daarvoor heel concrete suggesties: Op de eerste plaats, zo zegt Johannes, zijn christenen mensen die de naam van Jezus Christus willen hooghouden en liefhebben. Ze noemen zich immers naar Hem. Als we Hem liefhebben en dan ook leven naar zijn woorden proberen te leven, bouwen we aan de stad, waarvan Hij de hoeksteen is en geen goden die mensen zich zelf maken. 'Als iemand Mij liefheeft', zegt Jezus, 'zal mijn boodschap zijn hart raken en treedt hij binnen in de wereld van mijn parabels en mijn aansporingen. Dan gaat hij naar mijn boodschap leven en maakt ze tot zijn kompas, tot zijn levensprogram. Ja, dan gebeurt het wonder: dan zal ook mijn Vader hem liefhebben. Wij zullen tot hem komen en bij hem komen wonen. ' Stel je dat eens voor: God komt bij ons mensen wonen! In onze pogingen om het Evangelie te verstaan en in praktijk te brengen, ontdekken wij welk potentieel aan goedheid, scheppingskracht en aan liefde er in ons aanwezig is. Dat brengt ons op het spoor van God.
Op de tweede plaats zijn christenen mensen die open zijn van geest. Zij laten zich gevraagd en ongevraagd herinneren aan alles wat Jezus gezegd en gedaan heeft. Voor kritische geluiden in hun midden sluiten ze zich niet af, maar nemen ze serieus als mogelijk werk van de H. Geest. Tot slot zijn christenen mensen die hun vrede uiteindelijk niet vinden in wat 'van de wereld ' is - om de woorden van Johannes te gebruiken - d.w.z. in wat op schijn gebouwd is, op onmenselijkheid en onrechtvaardigheid. Concrete suggesties van Johannes om eens goed te kijken naar de fundamenten van de stad waarin wij ons zo thuis voelen. Onderzoeken of er sprake is van 'betonrot' of andere mankementen. Laten we - in de geest van de apostelen - ook onze namen op deze fundamenten schrijven. De handtekening van ons geloof maakt ze stevig en deugdelijk. AMEN. Pastor A.G.M. Franssen, vic. __________________________________________________________________________________
Zondag 24 april 2016: 5e zondag van Pasen Overweging bij Handelingen 14, 21-27 en Johannes 13, 31-33a + 34-35. ZIJN TESTAMENT ALS EEN OPDRACHT Het TV-programma 'Droomhuis Gezocht' hebben we allemaal wel eens gezien. Een stel zoekt een tweede huis of een nieuw huis in hun favoriete vakantieland. De redactie van het programma gaat aan de slag met de wensen van de aspirant - kopers en vindt uiteindelijk drie huizen, waarvan er één gekozen wordt. Dit programma past in de categorie feel good TV. Heel anders gaat het toe in het programma 'Ik vertrek'. De kijker volgt dan een gezin dat al een huis in het buitenland heeft gekocht en - net geëmigreerd - druk bezig is met verbouwen, repareren, vergunningen en geldzaken regelen, een school zoeken voor de kinderen enz. Het is vaak een heel getob om alles op de rails te krijgen, terwijl in het programma 'Droomhuis Gezocht' ieder spoor van tegenslag ontbreekt. Ik vraag me wel eens af: hoe zou het toch verder gegaan zijn met die mensen van het droomhuis? Komen familie en vrienden regelmatig op bezoek of blijft het bij een eenmalig beleefdheidsweekendje op doorreis? Wat gebeurt er bij onweer of tijdens de herfststormen? Bij sneeuw, vrieskou of gladheid? Hoe aangenaam is die felbegeerde stilte, als er niemand in de buurt bereikbaar is? Hoe beleef je je droomhuis, als je er alleen bent of ziek wordt? Op dit soort vragen krijg je in dit programma geen antwoord. De Eerste lezing vertelt ons over de eerste missiereis van Paulus en Barnabas. Ze maken geen cruise, waar je alleen maar hoeft te genieten. Blijkbaar gaat niet alles van een leiendakje en ontmoeten ze heel wat tegenwerking. In Antiochië worden ze weggejaagd n.a.v. hun verkondiging. In Ikonium moeten ze vluchten om niet gestenigd te worden. En in Lystra wordt Paulus daadwerkelijk gestenigd en ontsnapt hij op het nippertje aan de dood. Maar ondanks al die tegenwerking gaan ze op de terugweg naar de drie steden waar ze zo slecht behandeld zijn. Ze willen nl. nazorg bieden. Blijkbaar heeft hun prediking toch effect gehad en is hun moeite niet vergeefs geweest. Omdat hun leerlingen het daar moeilijk hebben, gaan ze hen bezoeken om hen te bemoedigen en aan te sporen te volharden in het geloof waarin ze zijn onderricht. En op ieder van die plaatsen stellen ze leiders aan (presbyteroi), die de gelovigen bij elkaar brengen en zorgen voor de vieringen en de organisatie. Op die 1e zendingsreis hebben Paulus en Barnabas dus hard moeten werken, soms zelfs met gevaar voor hun eigen leven. Als ze dan op het eind van hun tocht terugkijken, vertellen ze met dankbaarheid over wat God door hen tot stand heeft gebracht. Niet hun eigen inzet staat in het reisverslag centraal, maar het handelen van God die ook voor de heidenen de deur naar het geloof heeft geopend. Als Jezus vlak voor zijn dood met zijn leerlingen het Paasmaal houdt, zegt Hij: 'Jullie moeten elkaar liefhebben, zoals Ik jullie heb liefgehad'. Woorden die Hij hen meegeeft zijn als zijn testament, een aanwijzing over hoe het verder moet, als Hij er niet meer is. Jezus geeft geen gedetailleerde regels,
maar zegt enkel: Laat er onder jullie liefde heersen en geen na-ijver. Als je de liefde onder elkaar bewaart is het goed. Het gaat Hem om een houding van verbondenheid. De liefde die Jezus beoogt gaat terug op de liefde van God voor iedere mens. Zoals ouders houden van hun kinderen en hopen dat ze gelukkig worden met hun familie, vrienden en hun kinderen, zó is God begaan met ieder schepsel. Zó hoopt Jezus dat zijn leerlingen gelukkig worden. Geluk voel je, als je merkt dat een ander van je houdt en dat je er mag zijn zoals je bent. Dat dit niet vanzelf spreekt, ervaren we dagelijks in de wereld die ons omringt. Hoe velen voelen zich niet onbemind of zelfs beschadigd door de onverschilligheid of het eigenbelang van anderen? Soms gaat dat elkaar liefhebben als het ware vanzelf. Wie van zijn partner en zijn kinderen houdt, vraagt zich niet af of dat móet. Het gebeurt gewoon. Feit is echter dat kwetsbare mensen een appèl doen op onze verantwoordelijkheid en ons medegevoel. Wij kunnen hen niet onverschillig voorbijgaan zoals Kaïn en zeggen 'Ben ik soms de hoeder van mijn broeder en zuster?' God zal dan zeggen: ' Inderdaad ben jij dat! Wie zou dat anders moeten zijn?' Jezus en vele andere inspirerende mensen laten ons zien dat het mogelijk is: Jij laat de ander tot zijn recht komen, en je mag van anderen verwachten dat ze jou respecteren en weldoen. Je erkent en herkent elkaar als mensen die leven uit dezelfde bron van liefde. De liefde van God is het beginpunt. Díe liefde hoeven we alleen maar toe te laten en te ontvangen. Hij laat ons weten: Je bent goed zoals je bent, in al je eigenheid. En zo helpt het besef dat we kostbaar zijn in Gods ogen ons om onszelf te accepteren en onze naaste lief te hebben. Leven uit de liefde is op die manier: ontvangen, gekoesterd worden én doorgeven. Het gaat om wederkerigheid met als basis het geloof dat we geschapen zijn om gelukkig te worden. Op de laatste avond van zijn leven verzekert Jezus zijn leerlingen dat Hij onder hen aanwezig zal blijven, als zij de onderlinge verbondenheid zó proberen te beleven, als Hij die hen heeft voorgeleefd. Hij roept hen op met elkaar te delen, om elkaar van dienst te zijn met simpele daden van liefdevolle zorg, om niet te oordelen of te veroordelen, maar elkaar te vergeven. Jezus heeft deze mannen verrast en gechoqueerd door voor hen neer te knielen en hun voeten te wassen. Met deze Geest wil Hij hen bezielen. Zo zingen wij nog altijd de woorden van St. Augustinus: 'Ubi caritas et amor, Deus ibi est': waar liefde en vriendschap heerst, daar is God'. Als wij de liefde onder elkaar bewaren, dan verheerlijken wij God en maken wij Hem zichtbaar in onze wereld. De mens die liefheeft trekt zich niet terug in zijn droomhuis, maar durft de werkelijkheid onder ogen te zien zoals die is, met al haar lief en leed. Hij neemt díe realiteit als uitgangspunt voor zijn doen en laten. Tot die realiteit hoort voor een christen ook het geloof dat Jezus in zijn liefde voor ons tot het uiterste is gegaan en dat God Hem uit de dood heeft opgewekt om ons voor te gaan in een vorm van leven dat voor altijd blijft. AMEN. Pastor A.G.M. Franssen, vic.
_______________________________________________________________________________ Zaterdag 23 april 2016: 5e Zondag van Pasen Overweging bij Handelingen 14, 21-27, Openbaring 21, 1-5a en Johannes 13, 31-33a.34-35. Het lijkt erop, dat we zelf onze eigen nieuwe hemel en nieuwe aarde aan het creëren zijn. Technisch gezien hebben we enorm veel bereikt en het ons op vele terreinen gemakkelijker gemaakt, in huis, op het gebied van de mobiliteit en informatievoorziening. De mechanisatie van de landbouw, de inrichting van veestallen heeft de productie sterk toen toenemen. De computer is op allerlei terreinen van ons leven van grote betekenis. De nieuwe stad, het nieuwe Jeruzalem, maken we zelf. De trek naar de grote steden neemt toe. Er is meer werk, de lonen zijn er hoger, culturele evenementen zijn er meer voorhanden. Aanwezigheid
van verschillende culturen, levensbeschouwingen en meningen is een gegeven. Zij hebben in onze maatschappijopvatting allemaal het recht en de vrijheid van zich te doen horen, mits ze anderen ook die vrijheid gunnen. Dat de prijzen van de huizen er hoger zijn, moeten we maar op de koop toe nemen. Dat steden ook kwetsbaar zijn in hun grote aantallen mensen op markten en bij gelegenheden, op stations en in theaters, zoals aanslagen de laatste jaren bewijzen, is een onvermijdelijk gegeven. Klaarblijkelijk kijkt niet iedereen op dezelfde manier tegen de stad aan. Voor de een zijn het mogelijkheden ten goed , voor anderen ten kwade. De aanslagen worden vaak gezien als uitingen van frustratie van mensen, die zich buiten gesloten voelen. Maar ze doen veel kwaad en zijn oorzaak van gevoelens van angst, onzekerheid en tasten de stabiliteit van onze samenleving aan. Men besteedt veel aandacht aan de veiligheid, maar absolute veiligheid is, zegt men niet te garanderen. De stad van de mens lijkt een stad van mogelijkheden, maar ze is ook kwetsbaar en lijkt geen garantie van geluk te kunnen bieden aan allen. De vraag is of wij met onze menselijke inspanning alleen de voorwaarden kunnen vervullen voor het geluk van allen? Vandaag komt er een ander geluid op ons af. In het Boek van de Openbaring is er sprake van 'de heilige stad, die uit de hemel neerdaalt bij God vandaan'. 'Gods woonplaats onder de mensen. Hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal hun God bij hen zijn'. En wat we zoeken zal gebeuren: er zullen geen tranen meer zijn, geen pijn geen rouw om dood, geen gejammer zoals bij aanslagen, 'want al wat eerst was is voorbij'. Dat klinkt misschien wel te goed om waar te zijn. Met al onze eigen menselijke inspanningen zijn we er nog ver vandaan. Het klinkt als een belofte, die niet puur en alleen door mensen tot stand komt maar op initiatief van God. We kunnen ons afvragen of het er in de tijd waarin wij leven wel ooit van komt. Heel de joods-christelijke traditie wordt overigens al over de tijd gesproken dat God zal wonen onder de mensen en de mensen er geen eigen afgoden meer op nahouden, zoals geld, zelfoverschatting, maar de ene God erkennen. Het is de God, die Jezus ons in woord en daad heeft laten zien als een God, die ons lot is komen delen. Jezus heeft ons ook de goede raad gegeven om de droom van het Rijk van God onder ons te verwerkelijken. In het Evangelie van Johannes geeft Jezus aan waar het dan uiteindelijk op aankomt, nl. de liefde. De basis van alle samenleven, ook in 'de stad van de mens' is de liefde. 'Zoals ik jullie heb liefgehad, zegt Jezus, zo moeten jullie elkaar liefhebben'. In Jezus is Gods liefde mens geworden. Daarin bestaat Jezus grootheid dat hij daaraan trouw gebleven is tot in zijn dood. Onze roeping als christenen is Hem daarin na te volgen. Dat doen we als we met liefde aanwezig zijn op de plaatsen waar we zijn, ons gezin, ons werk, tussen de mensen in het dorp waar wij wonen. Ieder van ons kan vorm geven aan de liefde met de talenten die aan ieder gegeven zijn. Onze menselijke inspanningen, gebaseerd op de liefde zoals Jezus ons die heeft voorgeleefd, verwerkelijken nu al de stad van God op aarde. Daarin zijn wij Gods volk en Hij onze God. Amen. Pastoor A.R. Reijnen __________________________________________________________________________ Zondag, 17 mei 2016 Roepingenzondag Overweging bij Handelingen 13, 14.43-52, Apocalyps 7, 9.14b-17en Johannes 10, 27-30 Onze bisschop schrijft bij gelegenheid van Roepingenzondag (NB: zie de boodschap van de bisschop hieronder) over het besef, dat we tot een wereldkerk behoren. Daar mogen we dankbaar voor zijn, omdat vanuit de wereldkerk jonge mensen naar hier komen om als priester of religieus onder ons te leven. Bij ons is immers het aantal (jonge) mensen dat kiest voor het leven als priester of religieus sterk is afgenomen. Er zijn overigens weer enkele aanmeldingen uit ons eigen bisdom. Het lijkt van belang dat degenen die momenteel priester of kloosterling worden de mentaliteit in onze huidige samenleven aan kunnen voelen. We maken allemaal deel uit van onze huidige wereld al hoeven we er niet mee samen te vallen. Pastores van nu moeten m.a.w. kunnen aanvoelen waar medemensen van nu mee te maken hebben, wat hen overkomt en wat hen uitdaagt. Ze moeten begaan zijn met de
mensen van nu en van hen houden zoals ze zijn. Van de andere kant staan pastores van nu voor de opgave de bevrijdende boodschap (Evangelie), in Gods Naam ons aangereikt, aan ons door te geven. En dat vraagt nogal wat. De huidige wereld is niet eenvoudig maar gecompliceerd. Immers, wat komt er allemaal op ons af, wat is er aan mogelijkheden, wat wordt er allemaal van ons gevraagd; waaraan moeten we beantwoorden, om in de samenleving van nu te slagen. Er is veel tot stand gebracht, maar we vernemen ook voortdurend van problemen die op ons afkomen in de politiek, in het onderwijs, in het bedrijfsleven. We worden ook gewaar hoeveel mensen er zijn die niet kunnen beantwoorden aan de voorwaarden om te slagen, in materiële of geestelijke armoede vervallen, lichamelijk of psychisch overbelast raken. Wereldwijd is er veel geweld en armoede. Vluchtelingen komen op ons af om deel uit te kunnen maken van onze relatief veilige en welvarende wereld. Jonge mensen, die nu pastor willen worden of religieus zullen dat zijn in deze, onze westerse wereld, zonder de status, het aanzien van zestig, zeventig jaar geleden Want die wereld is anders geworden, minder kerkelijk, minder christelijk gelovig, globaal harder en onverschilliger. Dat neemt niet weg dat ook jonge mensen van nu geraakt kunnen worden door de bevrijdende goede tijding van Jezus. Mits ze daarmee in contact komen. Dat laatste is in onze tijd niet meer zo vanzelfsprekend. Komt het Evangelie door in onze wereld? Degenen die kiezen voor het pastorale werk willen de Goede Tijding van Jezus aan alle mensen graag doorgeven. Maar velen zijn niet meer geïnteresseerden. Het vraagt moed van jonge mensen om dat toch voor het pastorale werk te kiezen. Er wordt een dubbele loyaliteit van ze gevraagd: loyaal te zijn aan hun medemensen van nu én loyaal te zijn aan het Evangelie. Onze paus en ook onze bisschop gaan hierin voor. Ze geven ons christelijk ideaal niet prijs, maar kiezen voor een andere benadering en leggen daar het accent op. Ze veroordelen niet wie aan het ideaal niet (helemaal) beantwoordt. De nadruk ligt op de barmhartigheid, op het mededogen als we tekort schieten, zonder te zeggen 'alles is goed, je gaat je gang maar'. Het sluit rechtstreeks aan bij de manier van doen van Jezus, de Goede Herder, niet gekomen om te veroordelen, maar om te redden. De paus was gisteren op het Griekse eiland Lesbos. Daar speelt de vluchtelingenproblematiek sterk, wanhopige mensen. De paus laat zien, dat het leven niet altijd genieten is of leuk. Hij laat zien dat er toch leven van hoog niveau mogelijk door goed om te gaan met de moeilijke kanten van het leven, door elkaar bij te staan, problemen samen te dragen en er als mens rijker uit te komen. Als gebaar nam hij een gezin mee naar Vaticaanstad en gaf het onderdak. Ik denk dat het voorbeeld van onze paus aanstekelijk werkt en menig pastor en aankomend pastor bemoedigt om mensen nabij te blijven en hen de bevrijdende boodschap van Jezus door te geven. Degenen die deze boodschap aannemen, slagen er vaak in op een bewonderenswaardige wijze de liefde te léven, die uit God komt; de liefde te béleven in eenvoud, in het besef van de eigen zwakheden anderen niet te veroordelen, de medemens te vergeven dat hij of zij anders is. De oerwaarde is voor ons christenen, de liefde, geen liefde die alles goedkeurt en zwijgt over het kwade. In de eerste lezing hoorden we hoe Paulus en Barnabas in hun tijd het Evangelie doorgaven. Dat gebeurt al 2000 jaar. Bidden we dat er ook in onze tijd mensen mogen zijn, die zich geroepen voelen de Goede Tijding van Jezus aan anderen door te geven. Pastoor A.R.Reijnen. __________________________________________________________________________________ Boodschap voor Roepingenzondag Broeders en zusters, Als we op deze zondag bijzonder aandacht besteden aan roepingen, dan doen we dat samen met de hele wereldkerk. We hebben allemaal wel eens gehoord van mensen uit parochies, die de weg van het priesterschap, het diaconaat of het religieuze leven zijn gegaan. Tegelijkertijd is het helaas voor de meeste parochies van ons bisdom lang geleden dat zij een eigen neomist mochten verwelkomen.
Dat is natuurlijk erg jammer. En toch mag het ons juist vandaag ook aansporen om wat meer dan anders over roeping na te denken. Roepingen zijn geen vanzelfsprekendheid meer, maar ze blijven toch altijd aanwezig. We zien ze misschien niet meer direct om ons heen, maar we weten wel dat God ook vandaag nog steeds mensen roept om in Zijn dienst te treden; en dat Hij ook nu nog mensen in het hart weet te bewegen om op zijn roepstem te antwoorden. U weet dat ik vaak benadruk dat we de Kerk moeten zien als een wereldkerk. We zijn een geloofsgemeenschap die in geen enkel deel van de wereld in zichzelf gekeerd kan zijn en aan zichzelf genoeg kan hebben. We moeten steeds de blik open houden voor alle gelovigen waar ook ter wereld. Als we dat doen, zien we hoe Gods roepstem over de hele wereld klinkt en bij veel jonge mensen enthousiasme weet te wekken. Wereldwijd zijn er talloze mensen, die kiezen voor een leven dat aan God is toegewijd en dat zijn vreugde vindt in het nabij zijn van mensen en in het verkondigen van het evangelie. Deze mensen zijn nodig om voor ons Gods boodschap van verlossing en redding concreet te maken. Door allerlei gebeurtenissen van zinloos geweld, haat en barbarij, die soms akelig dichtbij komen, ervaren we de behoefte aan mensen die de boodschap van ons geloof vertalen naar het moment van nu. Is het niet zo dat we juist in die situaties vurig verlangen naar iemand die namens God woorden van vrede en hoop kan spreken? Daarom is het zo belangrijk dat er mensen zijn die priester, diaken of religieus willen worden: omdat zij door God geroepen en gezonden worden om een barmhartige God te verkondigen, die liefdevol neerziet op al onze ellende en het ten goede keert. De priesteropleiding van ons bisdom leidt de mensen op die willen antwoorden op Gods roepstem. Er zijn momenteel zo'n veertig priesterstudenten die zich voorbereiden op het priesterschap. Verder leidt Rolduc ook degenen op, die diaken willen worden of op een andere manier een pastorale taak op zich willen nemen. Als bisschop is het voor mij een grote vreugde, dat we vanuit de wereldkerk mensen mogen verwelkomen die zich willen inzetten voor de Kerk in ons bisdom. En dat we hen ook zelf mogen opleiden. Dit geeft vitaliteit aan ons hele bisdom en aan de parochies die zo hard priesterlijke en pastorale bediening nodig hebben. Het leidt er zelfs voorzichtig toe dat er ook weer jonge mannen uit onze eigen regio aan de opleiding tot priester beginnen. Maar er zit ook een andere kant aan een levendige en goed gevulde opleiding. Dat is het kostenaspect. We hebben veel priesterstudenten en tegelijkertijd is het voor iedereen duidelijk we het geld, dat voor hun opleiding nodig is, met minder mensen moeten opbrengen. Natuurlijk gebeurt het dat men sceptisch kijkt naar de velen die uit het buitenland komen om hier te studeren en te werken. Toch is dit volstrekt onterecht. In het licht van het evangelie van vandaag beseffen we dat we niet zonder herders kunnen, die ons het geloof verkondigen en zo ook het goddelijke leven schenken. Het is bijzonder kostbaar dat iemand een belangrijk deel van zijn leven wil opofferen om vanuit den vreemde bij ons de sacramenten te vieren en het geloof te verkondigen. We kunnen dat niet genoeg op waarde schatten. Dat het ook in materiële zin kostbaar is, hoort daar bij en is onvermijdelijk. Wij hebben nu eenmaal de belangrijke taak om ook in moeilijke tijden ons geloof te bewaren en zelfs te laten opbloeien.
Het is om die reden dat ik u op deze zondag naast uw gebed om roepingen ook heel bijzonder wil vragen om uw financiële bijdrage voor de priesteropleiding. In ons bisdom heeft de Paredisstichting de belangrijke opgave om deze te waarborgen en zij kan niet zonder uw steun. Ik wil dan ook van harte onder uw aandacht brengen dat uw financiële bijdrage bij hen in goede handen is. Tegelijkertijd blijven we natuurlijk ook aandacht houden voor de mensen die misschien wel zelf priester, diaken of religieus willen worden. Het is een bijzonder mooie opdracht die God aan mensen geeft. Misschien kent u wel mensen in uw omgeving die net deze kleine aansporing nodig hebben om de stap te durven zetten. Ik bid met u om moedige mensen die de Goede Herder willen navolgen. Laten we doen wat we kunnen, zodat bij niemand Gods roepstem verloren gaat. Roermond, + Franz Wiertz, Bisschop van Roermond Zaterdag 16 mei 2016
ROEPINGENZONDAG U hebt de boodschap van onze bisschop bij gelegenheid van Roepingenzondag (misschien) gehoord (gelezen). Op deze manier wil hij zijn hoop en zorgen met ons delen. Naast de hulp die al de onbetaalbare vrijwilligers bieden in parochies en clusters, blijven ook priesters, diakens en religieuzen nodig om de bijbelse boodschap en m.n. het Evangelie door te geven aan ons in deze tijd. Het is voor niemand eenvoudig een heilzame weg te vinden in de veelheid van opvattingen waarmee we worden overspoeld. Bij het doorgeven van het christelijk geloof gaat het niet alleen om de woorden die er gesproken worden en wat we vieren in de kerk, maar ook hoe de boodschap van het Evangelie wordt geleefd en beleefd in het leven van alledag, bij alle lief en leed dat wij daar tegenkomen. Het is duidelijk: Priesters, diakens, religieuzen en vrijwilligers die zich voor de geloofsgemeenschap inzetten, hebben hun talenten en beperkingen. Niets menselijks is hen vreemd. Naast uw medewerking en vertrouwen, hebben zij uw gebed nodig, uw bemerkingen en suggesties, uw vragen en bemoediging. In clusters en werkverbanden die steeds groter worden, nemen de mogelijkheden tot persoonlijke kontakten af en dat is niet bemoedigend voor de ambtsdragers noch voor de parochianen. Het Vat. II heeft de kerk omschreven als 'Gods volk onderweg'. De Kerk vormen wij samen. Een levende geloofsgemeenschap kunnen we alleen opbouwen door deelname aan de vieringen, meedenken, signaleren wat er nodig is en de schouders zetten onder de taken die zich aandienen. Dat vergt de geest en de houding van de echte herder die zich niet laat leiden door eigenbelang, maar door de noden van zijn medegelovigen en andere mensen. Sprekend uit eigen ervaring, mag ik zeggen dat ik nog steeds vreugde en voldoening beleef aan mijn kontakten met parochianen, collega's en andere mensen. Het inspireert me om voor te gaan in de liturgie. Ik ervaar het als een voorrecht en een weldaad met medegelovigen te mogen bidden en zingen en samen ons geloof te vieren. De preek, verkondiging is een wekelijks terugkerende uitdaging. Het blijft een opgave te zoeken wat de lezingen uit de Bijbel ons anno 2016 te zeggen hebben. Het maken van een overweging is niet alleen een opgave, maar tegelijk ook een bron van inspiratie. Want het vraagt telkens opnieuw om studie, meditatie en gebed. Ik hoop en bid dat ook in onze dagen jonge mensen in het pastoraat hun levensopdracht zullen vinden. Laten we daar ook samen voor bidden. AMEN.
Pastor A.G.M. Franssen, vic. ____________________________________________________________________________ Zondag 10 april 2016 3e zondag van Pasen Overweging bij Handelingen 5, 27b-32.40b-41, Openbaring 5, 11-14 en Johannes 21, 1-19 HOUDEN VAN EN HOEDEN Het is ontroerend om te zien hoe ouders met hun pasgeboren kindje omgaan. Voelt het kind zich op zijn gemak, is het bang of heeft het honger? Waarom huilt het? Ouders houden de reacties van hun hulpbehoevende baby goed in de gaten, vaak met behulp van babyfoon of camera. Ze proberen daar zo goed mogelijk op in te spelen. Dezelfde zorg besteden ze aan hun kind als het naar school gaat. Gevaren op straat moeten duidelijk gezien en vermeden worden. Pas binnen de schoolhekken nemen leerkrachten die taak van de ouders over. Die zorgvuldigheid geldt niet alleen bij de opvoeding van kinderen, maar ook in het huishouden: boodschappen doen, het huis schoon houden, rekeningen op tijd betalen enz. Als ouders of kinderen steken laten vallen door slordigheid, onoplettendheid of onverantwoord gedrag kun je in de problemen komen. In het publieke leven van onze dagen is het een voordurende zoektocht om elk mens tot zijn recht te laten komen. Doorgaans nemen politici en andere leidinggevenden in bedrijven, banken en scholen hun verantwoordelijkheid serieus, maar soms gaan mensen in de fout. Kortzichtigheid, eigenbelang en corrupt gedrag kan in een gemeenschap heel wat deining en ongenoegen teweeg brengen. Als er met de redelijke wensen van mensen niet goed wordt omgegaan, is het goed dat er oppositie wordt gevoerd. Ook de pijnlijke feiten in onze dagen maken duidelijk dat we voortdurend op onze hoede moeten blijven om de leefbaarheid voor allen te behartigen en in stand te houden. Samen zijn we verantwoordelijk voor de kwaliteit van ons leven. Als God in het eerste boek van de Bijbel opmerkt dat Abel zoek is en aan Kaïn vraagt waar zijn broer gebleven is, houdt die zich van de domme en antwoordt: 'Ben ik soms de hoeder van mijn broeder?' Met zo'n smoes kom je bij God niet weg. 'Natuurlijk ben jij dat', zegt God, ' en niet alleen van je broeder, maar van alle mensen op de wereld. Wie zou dat anders zijn? Kabouters bestaan niet en die engelbewaarder ben je zelf of helemaal niemand'. M.a.w. al in die eerste verhalen van de Bijbel vind je de grondwet van de onderlinge zorgzaamheid. Maar de uitvoering ervan blijkt heel ingewikkeld, want de sluwere en sterkere weet zijn schaapjes wel op het droge te krijgen. Maar hoe de zwakkeren er aan toe zijn, ligt buiten zijn blikveld. Of hij wil het niet weten en kijkt bewust de andere kant op. De Evangelies laten zien dat ook Jezus dat heeft zien gebeuren. De gevestigde orde met mensen als hogepriester en landvoogd, schriftgeleerden en Farizeeën en andere machthebbers hebben zich mooi ingedekt. Maar Jezus laat hen de keerzijde van de medaille zien en neemt het op voor onderdrukten, voor uitgestotenen en anderen die niet in tel zijn. Hij laat een scherpzinnig protest horen tegen hun handelwijze. En daarom ervaren ze Hem als een ernstige bedreiging die zo snel mogelijk uit de weg geruimd moet worden. Maar ze rekenen buiten de waard, want zijn Geest is inmiddels uitgezaaid in zijn volgelingen. Die nemen het stokje over, zoals ook blijkt uit de 1e lezing. Bij het zien van het houtskoolvuurtje op het strand - waarvan sprake is in het Evangelie - zal Petrus mogelijk gedacht hebben aan dat andere vuurtje in het paleis van de hogepriester. Tot driemaal toe werd hem toen gevraagd: 'Ben jij ook niet een volgeling van die Jezus?' Maar Petrus ontkent dat ten stelligste, tot drie keer toe. Zijn schuldgevoelens daarover blokkeren hem nog steeds. Blijkbaar heeft Jezus dat in de gaten en vraagt hem tot drie keer toe: 'Simon, zoon van Johannes, heb je Mij lief? ' Hij heeft niet de bedoeling om zout in zijn wonden te wrijven, maar hem te bevrijden van die schuldgevoelens. Bij ieder antwoord krijgt Simon Petrus een opdracht, want zijn liefde voor Jezus zal
moeten blijken uit zijn daden. 'Weid mijn lammeren; hoed mijn schapen'. Driemaal de vraag: 'Houd je van Mij?' En drie keer het werkwoord: 'Hoeden, weiden'. Blijkbaar komt het daar op aan, als je volgeling van Jezus wil zijn: 'Houden van' en 'hoeden, zorgen voor'. Dat is de kern van ons geloof! Dat verhaal op het strand lijkt een omscholingsverhaal. Van een visser maakt Jezus van Petrus een 'mensenvisser'. In wezen zegt Hij tot hem: 'Petrus, jij bent pienter genoeg om de kar te trekken. Hoed de lammeren en de schapen. Ga behoedzaam om met allen, zodat niemand zoekraakt en iedereen tot haar of zijn recht komt'. Een zware opdracht, maar Petrus en zijn vrienden gaan eraan staan. Zij zijn alert, analyseren de situatie en komen op voor al wie zwak en kwetsbaar is. Net als hun Heer komen ze in verzet en voeren ze oppositie tegen onrecht, ongelijkheid en machtsmisbruik. Dat roept natuurlijk weerstand op. Zij verdedigen hun gedrag met de woorden: 'Wij gehoorzamen alleen maar God en die zegt dat wij behoedzaam moeten omgaan met álle mensen. Jezus, onze leider is ons daarin voorgegaan.' Wij kunnen ons niet verschuilen achter onze tekortkomingen en fouten, want aan Petrus wordt ondanks zijn zwakheden de leiding van de kerk toevertrouwd. Jezus zegt ook tot ons: 'Blijf niet staren naar wat er fout is gegaan in je leven, maar kijk om je heen. Kijk naar wat je naasten nodig hebben, want alleen door jou kan Gods barmhartigheid en mededogen aan het licht komen!' We merken dat het waar maken van onze verantwoordelijkheid vaak moeite kost en pijn doet. Het vraagt offers onze taak als behoeders van anderen uit te voeren. Daarom mogen wij onze bewondering uitspreken voor alle ouders, grootouders en voor opvoeders in scholen, voor mantelzorgers en leiders in verenigingen, voor bestuurders in bedrijven en in de politiek, die vanuit hun verantwoordelijke positie al hun krachten inzetten om de mensen die aan hun zorgen zijn toevertrouwd zo goed mogelijk tot hun recht te laten komen. Want alleen door behoedzaam met elkaar om te gaan, kunnen we een beetje hemel op aarde waarmaken. AMEN . Pastor A.G.M. Franssen, vic. Zaterdag 9 april 2016 3e zondag van Pasen Overweging bij Handelingen 5, 27b-32.40b-41, Openbaring 5, 11-14 en Johannes 21, 1-19. Met voor ogen een afkalvend geloven in God en een steeds mindere kerkbetrokkenheid lijkt het erop, dat wij, die nog minstens zoekend geloven en kerkbetrokken zijn, ons geloven steeds meer moeten verantwoorden. Bij degenen die niet of niet meer geloven in God is er ook geen geloof in de Mensenzoon-Godszoon Jezus Christus. Jezus is dan hoogstens nog een wat uitzonderlijk mens. Zijn verrijzenis uit de doden wordt niet aangenomen en leven na de dood is er ook niet. Het pas verschenen rapport 'God in Nederland' kan ons doen twijfelen. Onze achterban wordt hoe langer hoe kleiner, we voelen steeds minder draagvlak. Een belangrijke vraag voor onszelf wordt dan: waar geloof ik eigenlijk in, waar berust het op en wat zegt het me voor de manier waarop ik leef? Laat we eens gaan kijken, hoe de leerlingen van Jezus ervoor stonden vlak na Jezus dood en opstanding. Zojuist werd een gedeelte voorgelezen uit de Handelingen van de apostelen. De leerlingen van Jezus blijven getuigenis afleggen over Jezus. Het getuigenis over Jezus berust op wat ze van hem gezien en gehoord hebben vóór en na zijn opstanding. Onweerstaanbaar hebben zij ervaren dat Jezus leeft en dezelfde is vóór en ná Pasen. Hij laat zich zien, is anders maar toch herkenbaar dezelfde. Hij eet zelfs met hen. Hij leeft. Zij kunnen daarover niet zwijgen. Zij zijn bemoedigd door Gods Geest, die over hen is gekomen. Ook voor de Joodse Hoge Raad van die dagen zwijgen ze niet, maar leggen getuigenis af van de kern van hun christelijk geloof: De God van onze vaderen - bedoeld zijn de aartsvaders Abraham, Isaac en Jacob - heeft de man aan wie jullie je vergrepen hebben, uit de dood opgewekt. Hij is leidsman en verlosser van kwaad en zonde voor degenen, die naar hem luisteren en zich aantrekken wat Hij zegt. Hij is God nabij. Hij zit aan Gods
rechterhand. Zo hebben ze Jezus ervaren. Die ervaring is hen overkomen en heeft hen zo aangegrepen, dat ze daarover niet meer kunnen zwijgen. En als je dat vergelijkt met de tijd van nu? Ons hedendaagse leefklimaat lijkt moeilijk te openen voor dit soort ervaringen. Menigeen lijkt genoeg te hebben aan de wereld zoals die is met de mens van nu in het centrum. Maar dat is niet bij iedereen zo. Een auteur als de Amerikaan Christiaan Wiman, schrijver van het in de pers aanbevolen boek, 'mijn heldere afgrond', ervaart het anders. Hij is orthodox protestants opgevoed, heeft zijn geloof gaandeweg verloren, maar zegt van zichzelf, dat hij terecht of ten onrechte naar God getrokken wordt, een God die hem te boven gaat. Anderen, geloofsgenoten, met eenzelfde opvoeding zijn, zegt hij, nu met een gerust hart atheïst. Hij zelf werd anders door de diepe ervaring van liefde, door de 'ontmoeting' met zijn vrouw. Evengoed wordt zijn geloof ook aangevochten. Hij zou God uit de weg willen gaan, 'nee' tegen God willen zeggen, misschien uit menselijke trots of angst, maar hij kan het niet. Voor hem draagt we wereld altijd de suggestie in zich van een ander bestaan. Als ik het goed begrijp bedoelt de schrijver een bestaan dat ons haalt uit de geslotenheid in onszelf en uit al datgene wat ons daarbij bezig houdt. Hij vindt de afwezigheid van God dramatisch. De ervaring van God als aanwezig heeft zich voorgedaan bij de leerlingen, de stamvaders van de gemeenschap van christenen, die wij proberen te worden. Hun getuigenis leeft in onze gemeenschap voort. Dat iedereen daarvoor ontvankelijk is en ervoor open staat valt, zeker in onze tijd, niet aan te nemen. In de geschiedenis hebben hoogtepunten en dieptepunt van geloofsleven elkaar afgewisseld. Christenen die God als onweerstaanbaar aanwezig ervaren, komen echter ook nu voor. Hun betekenis lijkt voor zoekende mensen van nu groot te zijn. Klaarblijkelijk leeft in mensen een verlangen naar heelheid, houvast en vrede. Of ze daarmee ook gevolg geven aan wat ze horen tot hun eigen heil is een tweede. Trots en angst is -gelet op wat Christian Wiman van zichzelf zegt- ook de hedendaagse mens in de waan van de dag niet vreemd. Laten wij het getuigenis van de apostelen verder dragen door de tijd die ons gegeven is. We vissen misschien in een nacht van het nu waarin we niets vangen, maar wie weet wordt dat ook weer anders. Levend vanuit het geloof van onze vaderen houden we het uit in hoop. Pastoor A.R. Reijnen _______________________________________________________________________________ Zaterdag 2 april 2016 2e zondag van Pasen (Beloken Pasen) Overweging bij Handelingen 5, 12-16 en Johannes 20, 19-31. NIET WEGLOPEN MAAR WERKEN AAN GENEZING De apostel Thomas heeft al eeuwen een imagoprobleem. Hij wordt beschouwd als eens schoolvoorbeeld van een ongelovige, omdat hij duidelijke bewijzen wilde zien voor Jezus' verrijzenis en zich niet liet overtuigen door de verhalen van de andere leerlingen. Maar velen van ons voelen sympathie voor Thomas, omdat hij een man is die met beide benen op de grond staat en kritische vragen stelt. Wij hebben behoefte om vragen te stellen, behoefte om wat ons te geloven wordt voorgehouden ook te toetsen aan onze ervaring. Opvallend is dat zowel Maria Magdalena als de apostelen Jezus niet meteen herkennen, als Hij aan hen verschijnt. Maria herkent Jezus pas, als Hij haar aanspreekt met haar naam. De leerlingen herkennen Hem pas, als Hij hun zijn wonden toont. Mogelijk waren zij verblind door hun bedrogen verwachtingen en door hun gevoelens van verlies en wanhoop. Zo kunnen ook wij verblind zijn door verdriet en vrees. In het Evangelie blijkt dat Jezus niet aan zijn leerlingen verschijnt als een machtig heerser, maar als een gewonde en vergevende minnaar. Horen wij niet tot een generatie die leeft met de idee dat het leven maakbaar is? Dat het van ons
afhangt wat er gebeurt en hoe de toekomst er uit zal zien? Bij ons geldt: als je aandacht wilt hebben, moet je die zelf verdienen door te presteren. En als je dat niet kunt of niet wilt, moet je je geen illusies maken. Dan tel je gewoon niet mee! Wij willen snel resultaten zien en als dat niet lukt, laten wij het afweten en zijn we niet langer geïnteresseerd. Als dit typerend is voor ons denken en doen, dan is het niet vreemd als we geen echte interesse hebben voor een figuur als Jezus die zich nadrukkelijk heeft bezig gehouden met zieken en gebrekkigen, armen en zondaars en anderen die niet in tel waren. Jezus had hoge verwachtingen gewekt met zijn optreden, maar waar was het op uitgelopen? Hooglopende conflicten met de religieuze leiders en tot slot een smadelijke kruisdood. Het is dus niet vreemd dat Thomas de verhalen van de andere leerlingen niet kan geloven. Hij weet uit ervaring dat mensen vaak waanbeelden krijgen als een dierbare gestorven is. Dan zien ze de overledene soms op verschillende plaatsen. Verschijningen noemen ze dat. Nee, zo zit Thomas niet in elkaar. Hij is een realist. Alleen als zijn eigen handen de wonden in het lichaam van Jezus kunnen aanraken, zal hij van gedachten veranderen. Wat is de reactie van Jezus? Allereerst geduld! Hij geeft Thomas nog een week de tijd om zijn teleurstelling en het gemis op zijn manier te verwerken. Als Hij acht dagen later weer in hun midden verschijnt, is er geen spoor van verwijt. Hij wenst zijn leerlingen 'Sjalom', vrede en alle goeds. Dan nodigt Hij Thomas uit Hem aan te raken en deze wordt zo diep getroffen door Jezus' uitnodiging en aanblik, dat hij op zijn knieën valt en uitroept: 'Mijn Heer en mijn God'. Paus Benedictus XVI zegt over die woorden van Thomas: 'Uiteindelijk blijven we altijd onderweg met deze woorden. Deze geloofsbelijdenis is zo groot, dat we ze nooit helemaal doorgronden. Ze trekt a.h.w. voor ons uit.' In de persoon van Thomas wordt ook ieder van ons door Jezus uitgenodigd, niet alleen mediterend stil te staan bij zíjn wonden en lijden, maar ook bij de 'wonden' van onze naasten en van onszelf. Wonden en deuken die wij in de loop van ons leven hebben opgelopen en die vaak gevoelens van haat wekken tegen anderen of tegen onszelf; die oorzaak worden van verdeeldheid en onmin. Maar diezelfde wonden kunnen ons ook oproepen om te vergeven en daardoor mensen in liefde samen te brengen, dank zij Jezus die ons daarin is voorgegaan. Onze verwondingen tonen hoezeer wij elkaar nodig hebben. Ze wekken vaak wederzijds medelijden en dankbaarheid als ze worden gezien en erkend. De lijst van wonden waaruit onze wereld bloedt is onafzienbaar. Er wordt zoveel geleden, niet alleen door ziekte en pijn, maar ook door onrecht en geweld, jalousie en wraak dat we ons afvragen: ' Wat is mijn bijdrage aan verbetering en genezing meer dan een druppel op een gloeiende plaat?' We vieren in deze weken dat Jezus uit de dood is opgewekt. Maar Pasen betekent 'doortocht'. Het is geen eindoverwinning, maar een doortocht naar het land waar alle wonden littekens zullen worden. Dat is de opgave waar wij na Jezus' verrijzenis voor blijven staan: ons realiseren dat zijn opstanding niet alle wonden van deze wereld heeft genezen, maar erop vertrouwen dat Hij ons op het goede spoor heeft gezet. Geloven dat als wij niet weglopen van die wonden, maar ze durven aan te raken en werken aan genezing, dat ons eens te beurt zal vallen wat Jezus - na zijn lijden en dood is overkomen - : een nieuw leven dat ons menselijk bevattingsvermogen volkomen te boven gaat. Wij willen feiten zien, glasharde bewijzen, resultaten, maar geloven is juist je vertrouwen durven geven aan God en aan je naasten. Thomas twijfelt en wil de Heer Jezus zelf zien en voelen. Maar Jezus pakt zijn hand en daar had die twijfelaar niet op gerekend. Dat is het moment dat zijn twijfel omslaat in overgave en geloof. Medechristenen, is dat ook niet wat Jezus menigmaal met ons doet? Als wij ervoor open staan, maken wij soms dingen mee waarin we a.h.w. de hand van God - bijna tastbaar - voelen en ervaren. Gebeurtenissen waarin wij zijn nabijheid voelen. Meestal realiseren we ons dat pas achteraf. De vrede die Jezus zijn apostelen toewenst, biedt Hij ook ons aan. 'Mijn vrede zij in jullie hart', zegt Hij. Met andere woorden: blijf toch niet staren naar het verleden en naar wat er fout is gegaan. Haak niet af, omdat je nog zoveel open wonden ziet, zo veel lijden in onze wereld. Haak niet af, omdat je je
onmachtig voelt. Vertrouw maar op de adem van God, op de H. Geest die Ik over jullie heb uitgeblazen. Hij is jullie kracht. Hij zal jullie leiden. Doe maar wat er in je vermogen ligt en je zult verbaasd staan over wat er gebeurt. AMEN. Pastor A.G.M. Franssen, vic. ________________________________________________________________________ Zondag 27 maart 2016 - 1e PAASDAG Handelingen 10, 34a-43; Kolossenzen 3, 1-4; Johannes 20, 1-9 Beste mensen, We vieren vandaag Pasen in een samenleving, die enigermate onder druk staat. Grote vluchtelingenstromen zijn vanuit landen waar oorlog, geweld en armoede heerst onze kant uit gekomen. Ze zoeken veiligheid en mogelijkheden van bestaan bij ons, hetgeen ze thuis niet vinden. Met deze mensen moeten we barmhartig goed en zorgvuldig omgaan. Toch ondervindt de manier waarop wij leven niet overal dezelfde waardering als bij ons. Een pastoor in een stadse volkswijk, met veel mensen uit verschillende culturen, vertelde van de week, dat er onder allochtonen ook mensen zijn die ons maar decadent vinden en ons om onze zogenaamd vrije opvattingen minachten. Zoals deskundigen van de week aan de TV beweerden kan het een van de achtergronden zijn van aanslagen. Door hetgeen we meemaken beseffen we intussen dat we leven in een grotere wereld dan die van West Europa. En in die grotere wereld leven mensen met andere opvattingen over wat leven inhoudt en wat dat dan aan verantwoordelijkheid met zich meebreng. Zij koesteren hun opvattingen met dezelfde overtuiging als wij de onze. In deze situatie vieren wij, christenen, dit jaar Pasen, gedachtenis van Jezus' opstanding en daarin ons geloof dat kwaad en dood, die we momenteel als zo sterk ervaren, niet het einde zijn. Het is een geloof dat hetgeen we meemaken overstijgt. Omwille van dat geloof zijn we vanmorgen hier bijeen. Christenen in het Oosten groeten elkaar vandaag met de woorden: 'Christus is verrezen' en ze antwoorden elkaar met de woorden: 'Hij is werkelijk verrezen'. Opstanding is de vrucht van zijn leven. Hij is voor ons de Mensenzoon, die bij uitstek zichzelf gegeven heeft in zijn woorden en daden tot heil van de mensen. Hij heeft zichzelf gegeven in de aanvaarding van zijn levenslot, beleefd vanuit zijn band met God tot wie hij zich verhield als de Zoon tot zijn Vader. In deze Goede Week zongen we op Palmzondag, aan het begin van de Goede Week, een tekst van de apostel Paulus aan de inwoners van Filippi over Jezus 'gehoorzaam geworden is tot de dood op een kruis'. Maar ook, 'dat God Hem daarom heeft verheven en Hem een naam gegeven heeft boven alle namen'. Hij is op een juiste manier omgegaan met zijn leven, met zijn lijden en met zijn dood. Hij heeft er pijn aan gehad, maar Hij heeft zich zelf overgeven in handen van God: 'niet wat ik wil, maar uw wil geschiede' en 'laat die kelk aan mij voorbijgaan, maar ook 'In uw handen beveel ik mijn geest'. Toevallig lees ik deze week een tekst van iemand, die gewerkt heeft in een zorginstelling en, intussen hoogleraar geworden, geschreven heeft over 'ruimte om te sterven'. Hij heeft nagedacht over de verschillende manieren waarop mensen in onze samenleving zich tot lijden en dood verhouden. Hij schrijft: 'tussen het zo lang mogelijk vasthouden van jeugd en gezondheid aan de ene kant en het actief afkappen van het leven dat "onder de maat is" gaapt een kloof. Wat hier ontbreekt is het leven met verlies, onmacht, falen, minderen en lijden'. Welnu Jezus heeft met al zijn liefde en goedheid toch ook zijn verlies, zijn onmacht, zijn lijden genomen en aanvaard. Daarom heeft God Hem uit de dood doen opstaan en Hem een naam gegeven boven alle namen. In de levensstroom van Jezus staan wij, christenen. Wij zijn er in opgenomen sinds onze doop. Het is een diep geheim, groter dan we aankunnen, maar ook een genade waarvan we leven, misschien wat tegendraads in deze tijd. Moge waarachtige paasvreugde ons deel zijn. Amen
Pastoor A.R. Reijnen ________________________________________________________________________ Zaterdag 26 maart 2016 - PAASWAKE Overweging bij Handelingen 10, 34a + 37-43 en Johannes 20, 1-9 KAN JEZUS' OPSTANDING IN ONS PLAATS VINDEN? Jean Vanier, oprichter van de zgn. Ark-gemeenschappen, vertelt in zijn boek 'Zalig de zachtmoedigen' het volgende historische verhaal: 'Er was een kleine jongen met een beperking die zijn E.H. Communie deed in een kerk in Parijs. Na de viering was er een familie-ontmoeting met koffie en thee. Een oom van de jongen ging naar zijn moeder en zei, wijzend op zijn neefje: 'Mooie viering, maar wel jammer dat hij er niets van kon begrijpen'. De kleine jongen hoorde het aan en met tranen in zijn ogen zei hij: 'Maak je geen zorgen, mama, Jezus houdt van mij zo als ik ben'. Een reactie om stil van te worden. Als we eerlijk zijn moeten we bekennen, dat we moeite hebben mensen met een geestelijke beperking serieus te nemen. We voelen ons hun meerdere, omdat ze vaak moeilijk kunnen leren en niet dezelfde prestaties leveren als wij. In de Evangelieverhalen ontdekken we dat Jezus juist speciale aandacht heeft voor al wie kwetsbaar zijn en voor wie bij ons minder meetellen. Hij waardeert mensen niet om hun prestaties, maar omdat ze door God geliefd zijn en aanvaard worden zoals ze zijn, net als die communicant. Martin Luther King wijst er ons op dat wij de neiging hebben andere mensen klein te maken om ons zelf groter te maken. Hij signaleert ook de rivaliteit die je vaak onder mensen ziet: willen bewijzen dat ze meer in hun mars hebben dan hun naaste. De laatste maanden zijn we opgeschrikt door de aanslagen in Parijs, Brussel, Ankara en Istanbul e.a. We hebben beelden gezien van de verwoestingen en de nood in Syrië, vluchtelingen voor de gesloten grenzen in Zuid-Europa. Kortom: verhalen vol verdriet, wanhoop en ellende en we realiseren ons hoe weinig wij kunnen doen en hoe kwetsbaar wij zijn. In onze westerse wereld zie je ook tendensen om vooral te genieten en uit te bannen wat lijden, pijn en lasten veroorzaakt. Op zich genomen een goed streven, want we mogen niemand nodeloos laten lijden. Tegelijk worden we er ons ook van bewust, dat we niet alle lijden en lasten kunnen uitbannen. Er is verdeeldheid over de aanpak van de problemen die er op ons toekomen. Er is zowel onwil als onmacht. Nu hebben we in de afgelopen dagen Jezus' lijden en kruisdood herdacht. Ondanks zijn aandacht, inzet en weldaden voor zieken en mensen die niet in tel waren, is Hij door gevestigde orde en hun overheden afgewezen en vermoord. Jezus heeft laten zien dat mensen - wie en hoe ze ook zijn - Gods geliefde kinderen zijn en geen handelswaar. Vanier zegt: ´Het belangrijkste van de Arkgemeenschappen is dat we mensen laten weten en voelen:´Wij zijn blij dat jij er bent´. En we laten dat zien door lange tijd bij hen te blijven. We trekken samen op. We maken die uitspraak waar door onze lichamelijke aanwezigheid. In het 9e hoofdstuk van het Evangelie volgens Johannes staat het verhaal van de genezing van een blindgeborene. De leerlingen van Jezus willen weten wie er gezondigd heeft, dat deze man met zo'n handicap geboren is. Maar Jezus zegt: 'Dat is niemands schuld, maar Gods werk moet in hem zichtbaar worden.' Mensen met een handicap of beperking zijn zoals alle anderen. Iedereen is uniek en belangrijk. Ieder mens is door God geschapen en vóór God. Ieder mens heeft een kwetsbaar hart, dat wil beminnen en gewaardeerd worden. Ieder mens wordt geboren om Gods werk in zijn leven zichtbaar te maken. Vanier zegt: ' Mensen met een handicap ondervinden wellicht veel problemen als het gaat om het verwerven van kennis en macht, maar in alles wat het hart betreft en het vermogen om te beminnen zijn ze vaak uitzonderlijk begaafd. Ze hebben dikwijls hulp nodig en
roepen dan om menselijke presentie. Op een bijzondere manier lijken ze open te staan voor de God die liefde is en voor de liefde van God. Mensen daarentegen die vooral uit zijn op invloed, applaus en rijkdom lijken zich dikwijls voor God af te sluiten in zelfgenoegzaamheid. ' St. Paulus had dat ook in de gaten en schrijft daarover in zijn 1e brief aan de christengemeente van Korinthe: 'Wat in de ogen van de wereld dwaas is, heeft God uitgekozen om de sterken te beschamen. Wat in de ogen van de wereld onbeduidend is en niet in tel, heeft God uitgekozen om wat wel iets is te niet te doen. Zo kan geen mens zich tegenover God op iets beroemen'. Dat betekent natuurlijk niet dat mensen die sterk en intelligent zijn en goed hun plaats vinden in de gemeenschap niet waardevol zouden zijn. Maar zij moeten wel leren hoe menselijke zwakheid ons juist naar God doet zoeken en misschien kunnen zgn. zwakken en dwazen hen daarbij helpen. Meestal gebeurt dat als machtigen ergens een tegenslag oplopen. Op zulke momenten kunnen ze ontdekken dat ze niet almachtig zijn en dat ze God en hun naaste nodig hebben. Dat betekent ook dat de mensen die wij willen helpen in feite vaak onze helpers zijn. Zij vragen ons hen te beminnen en wekken zo in ons het meest waardevolle gevoel: medelijden. Door zijn voorkeur voor wie zwak en kwetsbaar zijn, houdt Jezus ons een spiegel voor. Zijn kruis aan de muur in onze kerken en kamers laat zien waar die voorkeur toe kan leiden. Hoevelen zouden er naar de Tv-uitzending van de Passion gekeken hebben of geluisterd naar een uitvoering van de Matteüs Passion? Blijkbaar herkennen velen zich in het lijden van de Man van Nazareth. Tomas Halik, de Tsjechische priester en professor die de communistische overheersing van zijn land heeft meegemaakt, zegt in zijn boek: 'Geduld met God' : 'Ik beweer dat het geloof in de opstanding en de bereidheid van christenen om te getuigen van Christus' levende aanwezigheid hun kracht ontlenen aan de gebeurtenis van de opstanding en niet slechts aan de inspirerende kracht van een mythische voorstelling.' Het gaat om een bodemloos mysterie. Met onze ogen kijken naar wat buiten ons aardse gezichtsveld ligt, lukt ons niet. Wij hebben de ogen nodig van het hart en van de liefde, zoals de apostel Johannes en Maria Magdalena. In een wereld waarin de sterkste altijd gelijk heeft, waarin het goede niet altijd wordt beloond en het kwaad niet altijd wordt gestraft, geeft God ons in de verrijzenis een teken dat Hij, buiten de omheining van dit aardse leven en van deze wereld, aan de kant staat van de zwakste; dat Hij wél het goede beloont en het kwaad bestraft. De verrijzenis van Jezus is een teken dat Hij de kleine mens blijft liefhebben tot over de dood heen. Het is een teken zonder woorden en zonder bewijskracht. Het teken van Iemand die alleen maar liefheeft. Moge de H. Geest ons hart openen voor dit onnoembare Geheim. ZALIG PASEN. Pastor A.G.M. Franssen, vic. _____________________________________________________________________ Zaterdag 19 maart. Palmzaterdag - Begin van de goede week Overweging bij Jesaja 50, 4-7 en Lucas 22, 14-23 of 23 HIJ ZAL ALLES VOLBRENGEN Deze dag markeert het begin van de Goede Week, de laatste dagen van Jezus in Jerusalem. Het wordt een week van uitersten. Op deze dag klinkt het verhaal van Jezus' glorieuze intocht in Jerusalem, een verhaal met vreugdekreten: 'Hosanna, gezegend Hij die komt in de naam van de Heer!', maar ook van geschreeuw en gekrijs: 'Kruisig Hem, aan het kruis met Hem!'. Er kunnen zich in ieder mensenleven situaties voordoen dat we beseffen: als ik me nou angstvallig terugtrek, bang om mijn nek uit te steken, hoe zal ik dan ooit kunnen laten zien wat ik het voornaamste vind in mijn bestaan en waar ik eigenlijk voor leef. Door zijn biddend contact met God, zijn Vader in de hemel en door zijn overwegen van de Geschriften van het Oude Testament (m.n. de
wet van Mozes, de profeten en de psalmen) is bij Jezus het besef gegroeid, dat het zijn opdracht is zijn naasten duidelijk te maken dat God liefde is. Ondanks het wantrouwen, de verdachtmakingen en de tegenwerking van Schriftgeleerden en Farizeeën beseft Jezus dat het zijn opdracht is die liefde van God zichtbaar en tastbaar te maken. Daarom komt Hij op voor zieken en zondaars en voor al wie kwetsbaar zijn en weerloos. 'Niet de gezonden hebben een dokter nodig, maar de zieken' , motiveert Hij zijn keuze. Farizeeën en Schriftgeleerden hebben hun eigen programma en kunnen zich niet voorstellen dat Jezus een boodschap heeft van Godswege. De eenvoudige mensen zien in Hem de Messias die komen moet. Zij juichen als Hij Jerusalem binnenkomt. Maar hun enthousiasme slaat om in 'Kruisig Hem', als ze de druk voelen van hun religieuze leiders. De lezingen van deze dag stellen ons voor de vraag wat wij doen: ' Afhaken als het moeilijk wordt of Jezus proberen te volgen op zijn weg en in zijn keuze voor de zwaksten?' Moge de H. Geest ons verlichten en bijstaan. Pastor A.M.G. Franssen, vic. Zaterdag 12 maart 2016 - 5e zondag van de veertigdagentijd Overweging bij Jesaja 43, 16-21 en Johannes 8, 1-11. LAAT HET VERLEDEN RUSTEN Als je onderweg bent met de auto, moet je als chauffeur je spiegels goed in de gaten houden, zeker als je wilt inhalen. Anders veroorzaak je ongelukken. Maar een chauffeur die meer in de achteruitkijkspiegel kijkt dan naar het verkeer voor zich op de weg, maakt nog meer brokken en kan bovendien niet snel rijden. Als Jezus zijn toehoorders uitlegt wat er nodig is om Hem te volgen, zegt Hij: 'Wie de hand aan de ploeg slaat en voortdurend omziet naar wat achter hem ligt, is ongeschikt voor het Rijk van God'. Immers als je je akker gaat ploegen en voortdurend omkijkt, maak je scheve voren. Dan lever je prutswerk i.p.v. vakwerk. In het Evangelie van deze dag wordt verteld dat Schriftgeleerden en Farizeeën een vrouw bij Jezus brengen die - naar hun zeggen - op overspel is betrapt. Jezus heeft echter snel in de gaten dat het hen niet zozeer gaat om het uitvoeren van de Wet van Mozes, als wel om Hem een uitspraak te ontlokken op grond waarvan ze Hem kunnen aanklagen. Als Hij zich zou uitspreken voor het toepassen van de Wet van Mozes en ermee instemt dat deze vrouw gestenigd wordt, dan overtreedt Hij de regels van de Romeinen die het alleenrecht hebben om mensen ter dood te brengen. Gaat Hij achter deze vrouw staan, omdat Hij die straf onmenselijk vindt en negeert Hij de Thora, dan kunnen de religieuze leiders Hem daarvan beschuldigen. In feite staat Jezus hen in de weg: Hij legt de Wet niet uit naar de letter zoals zij doen, maar probeert telkens de diepste bedoeling ervan te laten zien. Het gaat Hem om de liefde. En daarom willen ze van Hem af. Jezus schrijft met zijn vinger op de grond. Dat irriteert de religieuze leiders. Als ze blijven aandringen op zijn reactie, spreekt Jezus de gevleugelde woorden: 'Laat degene onder u die zonder zonden is het eerst een steen op haar werpen.' Met andere woorden: kijk eens naar je zelf. Blijf niet lonken naar deze vrouw, maar richt je blik naar binnen en kijk in je eigen hart waar je alleen maar eerlijk kunt zijn. Als wij eerlijk zijn, realiseren we ons hoe makkelijk wij een oordeel klaar hebben over anderen. Soms voordat we het in de gaten hebben, loopt dat uit op roddel en achterklap. Ook Farizeeën en Schriftgeleerden zijn mensen die regelmatig in de fout gaan en aan wie er smetten kleven. Jezus blijft na zijn uitspraak niet triomfantelijk rondkijken, maar schrijft weer op de grond. En wat gebeurt er: ze druipen allemaal af. De oudsten het eerst. Uiteraard keurt Jezus het gedrag van deze vrouw niet goed, maar Hij veroordeelt haar niet. Als iedereen verdwenen is, zegt Hij tegen haar: 'Ga naar huis en doe voortaan geen verkeerde dingen meer!' Jezus vraagt haar niet uit over wat er gebeurd is, maar
laat het verleden rusten. Hij geeft deze vrouw hoop op een nieuwe toekomst. Haar weg ligt weer open. Het verleden laten rusten. Het klinkt zo eenvoudig, maar we weten misschien uit ervaring hoe moeilijk het kan zijn. Regelmatig komen we mensen tegen in kringen van collega's, vrienden, kennissen, familie enz. die al lange tijd met iemand in onmin leven. Menigmaal gaat het over futiliteiten. Soms weten ze niet eens meer wat eigenlijk de oorzaak was van de onenigheid. Wat er in het verleden gebeurd is, wordt niet met rust gelaten, maar telkens opgerakeld en opnieuw present gesteld - met alle verdriet die dat met zich meebrengt. Misschien is het langs ons heen gegaan, maar in de eerste lezing wijst God ons bij monde van de profeet Jesaja een uitweg. Hij zegt: 'Blijf niet staan bij wat eertijds is gebeurd, laat het verleden nu rusten'. En direct daarna: 'Zie, ik ga iets nieuws verrichten; het begin is er al: heb je het nog niet gemerkt?' Ons niet blijven blind staren op wat er in het verleden gebeurd is, maar zien dat er iets nieuws gaat beginnen. Dat is waar God ons attent op wil maken! Als je vooruit kijkt en je ogen richt op de toekomst, al is die nog zo pril en bijna onzichtbaar, dan kun je niet anders dan je van het verleden afwenden. Iets nieuws kan enkel beginnen in een hart dat daar ruimte voor biedt. God spoort ons aan om alert te zijn op dat nieuwe dat Hij in ons verricht en vraagt ons: 'Heb je het nog niet opgemerkt?'. Het is allerminst zijn bedoeling ons vast te pinnen op ons verleden en wie wij geworden zijn. Het gaat Hem niet om wat wij in het verleden hebben gedaan of nagelaten, maar om wie wij (kunnen) worden. Op een Christelijke manier geloven betekent durven geloven in de toekomst die God met ons voorheeft. Het is een opstandingsgeloof. Blijven vasthouden aan het verleden en wat daarin gebeurd is, kan ons blokkeren om deze toekomst te zien en daaraan mee te werken. Misschien moeten we - zoals St. Paulus schrijft aan de christenen van Filippi - dat wat ons vastketent aan het verleden loslaten en als afval weggooien. Hij zegt: 'Mijn diepste verlangen is Christus te kennen en de kracht van zijn opstanding te ervaren'. Al zullen wij dat misschien niet zo uitdrukken, toch verlangen wij er diep in ons hart naar die ruzies, dat geroddel, oordelen en vooroordelen achter ons te laten om nieuwe mensen te worden. Want ook dat is opstaan uit de dood: opstaan uit de donkerte van wie je was en niet meer wilt zijn. Dat is voor ieder van ons weggelegd en nu al bereikbaar. Het enige dat er van ons verlangd wordt is dat wij onze naasten en onszelf durven zien als kinderen van God, kinderen van dezelfde Schepper en Vader, beminde zusters en broeders van Jezus Christus die het waard zijn om gezien, vergeven en omarmd te worden. Laten wij bidden om de genade dat wij kunnen loslaten en vergeten wat er achter ons ligt én wat er achter de ander ligt en dat we ons samen kunnen richten op de weg die vóór ons ligt. Immers uiteindelijk vinden wij onze toekomst in God, juist omdat Hij onze enige toekomst is. Hij is het die beloofd heeft: 'Zie, Ik ga iets nieuws met jullie beginnen; het is al aan het ontkiemen.' Bidden we dat Gods Geest ons de ogen opent voor het nieuwe dat ontluikt. AMEN Pastor A.M.G. Franssen, vic. __________________________________________________________________________________ Zondag 6 maart 2016 - 4e ZONDAG IN DE VEERTIGDAGENTIJD Overweging bij Jozua 5, 9a + 10-12 en Lucas 15, 1-3 + 11-32. VOOR WELKE ROL KIES IK ? Het boek 'EINDELIJK THUIS' van Henri Nouwen is in 2011 door het Nederlandse publiek uitgeroepen tot het mooiste spirituele boek. Dat is opmerkelijk voor een uitgave van meer dan 30 oud! In dit klassiek geworden werk beschrijft Nouwen in een kritisch zelfonderzoek zijn onrust, zijn twijfel en worsteling met het leven. Hij doet dat aan de hand van Rembrandts schilderij 'De verloren zoon'. Hij kiest telkens een andere invalshoek. Nu eens ziet hij de verloren zoon in zichzelf, dan weer de oudste
zoon die thuis blijft. Tot slot spiegelt hij zichzelf aan de vaderfiguur. Tijdens retraites of andere geestelijke oefeningen wordt deze gelijkenis vaak gebruikt, omdat ze zo veel mogelijkheden biedt voor identificatie. De deelnemers wordt gevraagd om een figuur uit deze parabel te kiezen en hem op je eigen manier na te spelen in een rollenspel. Je komt dan soms tot verrassende ontdekkingen. Ook mag je tijdens het spel van rol wisselen, als je dat wenst. Ofschoon we dit verhaal allemaal kunnen dromen, is het misschien toch goed even stil te staan bij de hoofdrolspelers en de context waarin Jezus deze parabel heeft verteld. Het 15e hoofdstuk van het Evangelie volgens Lucas waarin deze gelijkenis staat, wordt vaak het 'hart van zijn evangelie' genoemd. Jezus reageert hier op de aantijgingen van Farizeeën en Schriftgeleerden met 3 parabels die alle 3 het zelfde thema hebben: nl. de vreugde over wat wordt teruggevonden: het verloren schaap, de verloren drachme en tot slot de verloren zoon. Farizeeën en Schriftgeleerden hebben over Jezus gedacht: iemand die zich met slechte mensen inlaat, kan zelf geen haar beter zijn. 'Soort zoekt soort', zeggen wij. Wat is het geval: tijdens Jezus' reis naar Jerusalem komen nogal wat zondaars en tollenaars op Jezus af om naar Hem te luisteren. Wat Farizeeën en Schriftgeleerden vooral in het verkeerde keelgat schiet is Jezus' gewoonte om samen met dat soort mensen de maaltijd te gebruiken. Want samen eten was - en is in het Midden Oosten een vertrouwelijke en intieme aangelegenheid. Dat doe je niet met Jan en alleman en zeker niet met mensen die een slechte naam hebben. Jezus is zich bewust van deze kritiek en daarom zegt Hij openlijk: 'Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars. Gezonden hebben geen dokter nodig, maar wel zieken'. Jezus ontvangt zondaars en tollenaars, niet als een goedkeuring van hun gedrag. Wel hoopt Hij hen door zijn aandacht, respect en onderricht tot bekering te brengen. Hij is dus niet alleen hun vriend, maar ook hun leraar. En omdat Jezus het zinloos vindt met Farizeeën en Schriftgeleerden te bekvechten over hun regels en wetten, vertelt Hij hen verhalen waarin ze zich kunnen spiegelen. Het verhaal van vandaag kennen we als de parabel van de verloren zoon. Wat beweegt die jongste om zijn vader te vragen naar zijn deel van de erfenis? Voor oosterse begrippen is dit een aanfluiting. Over de verdeling van de erfenis werd pas gesproken als de vader gestorven was of aan het eind van zijn leven was gekomen. Wijst de handelwijze van de jongste zoon er misschien op dat de relatie met zijn vader helemaal is stuk gelopen of is het vooral zijn zucht naar avontuur dat hij perse thuis weg wil? Zijn verzoek is in elk geval ongehoord! Wat zijn vader doet is ook uniek. Hij is een voorbeeld van toegevendheid. Jezus illustreert hiermee hoe God zijn kinderen, als ze dat verlangen, in vrijheid laat gaan. Hoe de jongste het geld van zijn erfdeel heeft verkwist wordt niet verteld; wel dat hij door hongersnood gedreven nog dieper in de put komt en zich tenslotte genoodzaakt ziet varkens te hoeden, voor een jood het meest onreine beroep. De manier waarop Jezus deze jongste schildert is precies zoals de Farizeeën en Schriftgeleerden zondaars en tollenaars zien. In hun ogen hebben deze groepen zich moedwillig buiten het verbond geplaatst door de erfenis van God te verkwanselen en de kost te verdienen met onrein werk. De jongste besluit om terug te keren naar zijn vader. Het is niet zozeer berouw dat hem drijft, maar lijfsbehoud. Hij zal de spot van de omgeving voor lief moeten nemen, maar door zich aan zijn vader aan te bieden als dagloner tornt hij tenminste niet aan de rechten van zijn oudere broer. Als zijn vader hem ziet aankomen, rent hij zijn jongste zoon tegemoet. Dat rennen in strijd is met de waardigheid van oude mannen maakt de vader niets uit. De verzoening tussen hem en zijn jongste - een intiem gebeuren - vindt plaats aan de rand van de gemeenschap. Dan laat de vader hem kleden met het mooiste gewaad. De ring die hij krijgt is waarschijnlijk een zegelring, een teken van vertrouwen. De sandalen aan zijn voeten wijzen erop dat hij een vrij man is en geen knecht. Het laten slachten van het gemeste kalf betekent dat de vader verwacht dat heel het dorp zal komen om het feest mee te vieren. De reactie van de oudste zoon is bekend. Als hij heeft gehoord wat er gebeurd is, blijft hij woedend buiten staan. Wat zijn vader doet, ervaart hij als uitermate onrechtvaardig en beledigend. Zijn vader komt naar buiten en verzekert hem dat er aan zijn rechten beslist niet getornd zal worden. 'Alles wat van mij is, is van jou. Je broer die dood was, is weer levend geworden. Hij was verloren en is teruggevonden', zo zegt hij. De jongste wordt dus door zijn vader weer opgenomen in zijn gezin. Of de oudste zoon zich heeft
weten te verzoenen met de herstelde band tussen zijn vader en zijn jongste broer, vertelt de parabel niet. Ze heeft een open einde. Wij spreken altijd over 'de parabel van de verloren zoon', alsof het accent ligt op die jongste. Maar als je let op de context waarin Jezus deze gelijkenis vertelt, is er veel voor te zeggen het zwaartepunt te leggen bij de oudste zoon. Jezus wordt nl. door Farizeeën en Schriftgeleerden beschuldigd van onbehoorlijk gedrag door zijn omgang met tollenaars en zondaars. Met drie gelijkenissen verweert Hij zich tegen deze aantijging. Hij stelt: Wat kun je anders doen dan feestvieren, als je terugvindt wat verloren was? Farizeeën en Schriftgeleerden zijn als die oudste broer. Zij spannen zich naar hun overtuiging al heel hun leven in voor God en zijn dienst. Ze gehoorzamen aan zijn wetten en geboden. Zondaars en tollenaars beschouwen ze als de jongste zoon. Het is voor hen onbegrijpelijk dat God zijn verbond handhaaft met mensen die willens en wetens de andere kant zijn opgegaan. Jezus wil hen leren met andere ogen naar deze volksgenoten te kijken. De manier waarop Hij in deze gelijkenis God ter sprake brengt, als een barmhartige Vader, een vader vol ontferming is misschien wel de kern van de christelijke boodschap. Mogelijk heeft Jezus hierbij ook de voorstelling voor ogen van de profeet Jesaja die bidt: 'U bent toch onze vader, onze beschermer'. Met deze parabels wil Jezus bij zijn gehoor precies datgene oproepen dat wezenlijk is voor zijn eigen roeping: nl. dat Hij gekomen is om afgedwaalden op te zoeken en hen de juiste weg te wijzen. En als dat lukt, brengt dat een enorme vreugde teweeg. Jezus heeft de zondaar lief, maar de zonde stelt Hij aan de kaak. De mens echter die tot zonde vervallen is en verloren loopt, wordt door Hem met liefde bejegend. Die wordt door Hem niet afgewezen, veroordeeld of voorgoed afgeschreven. Het is Gods barmhartigheid die Jezus in praktijk brengt. Hij laat zien dat het Gods bedoeling is om ons mensen want we zijn allen in meerdere of mindere mate zondaars - in liefde aan te nemen, met al het kwaad dat er aan ons kleeft. Hij wil het telkens opnieuw met ons proberen. Voor deze boodschap heeft Jezus zijn leven willen geven, zodat wij een doorstart kunnen maken en niet verloren gaan. AMEN. Pastor A.G.M. Franssen, vic. __________________________________________________________________________________ Zaterdag 5 maart 2016 - 4e ZONDAG IN DE VEERTIGDAGENTIJD Overweging bij Jesaja 5, 9a.10-12, 2 Korintiërs 5, 17-21 en Lucas 15, 1-3.11-32 Het Evangelieverhaal, dat bekend geworden is als 'de verloren zoon' is door de Nederlandse Onderwijs TV eind van de negentiger jaren op korte film gezet. Het wordt gespeeld door bekende Nederlandse acteurs. Het duurt ongeveer 10 minuten. We vertonen het aan de leerlingen van groep 8 van de basisschool, die zich voorbereiden op de ontvangst van het H. Vormsel. We vragen de kinderen: waar gaat het over? wie spelen erin mee? waar staan die voor? En 'wat denk je zelf' want het is van belang dat je ook zelf leert na te denken. Het verhaal roept de nodige discussie op. Er staan hier immers twee zonen met heel verschillende karakters tegenover elkaar. De jongste, een beetje een flierefluiter, wil iets van de wereld zien, wil van het leven genieten. Dat zal ons, levend in onze tijd, niet vreemd overkomen. De ander daarentegen denkt alleen aan werk en bedrijf, en lijkt daar zo ongeveer de slaaf van te zijn. De vader, eigenaar van het landbouwbedrijf, houdt van beide jongens met hun verschillende karakters. Hij houdt van zijn jongste, heeft ernstige bedenkingen bij diens zucht naar avontuur en hij waarschuwt hem Maar, hij gunt hem op zijn eigen manier te ontdekken wat leven voor hem inhoudt. Maar de vader houdt ook van zijn oudste. Nu de jongste zijn erfdeel heeft opgevraagd is het bedrijf ook van de oudste. Die oudste neemt zijn verantwoordelijkheid voor het bedrijf serieus, maar is er ook aan verslaafd. Hij verliest andere waarden uit het oog, zoals ruimhartigheid, vergevingsgezindheid en
mededogen. Hij zit zo vast aan zijn eigen opvatting, dat hij niet blij kan zijn om de terugkomst van zijn broer na diens mislukt avontuur. Het zijn situaties die in het concrete leven van nu zich nog zouden kunnen voordoen. Hoeveel ouders hebben niet te maken met de verschillen in karakter van hun kinderen en vragen zich af hoe daar goed mee om te gaan. Ze proberen waarden over te brengen waar ze zich zelf wel bij voelden en voelen. Maar of het allemaal lukt? En opvattingen over wat goed, waardevol en zinvol is veranderen momenteel snel. (En even tussen haakjes: hoe groot de invloed van het milieu is waarin men opgroeit stond vorige week in de krant: kinderen van criminelen lopen een grote kans zelf ook weer tot criminelen uit te groeien). Bovendien bij alle invloed die van ouders en opvoedingsmilieu uitgaat, toch moeten ouders op de duur ook loslaten. Hoe hun kinderen uiteindelijk uitgroeien hangt mede af van de weg die hun kinderen zelf wensen te gaan. Maar ouders blijven altijd ouders en betrokken bij hun kinderen. Dat laatste zie je ook aan de vader in het Evangelieverhaal. Hij kan zijn jongste zoon niet vergeten, en zijn dagelijks leven leidt hij, betrokken op zijn oudste zoon. Hij leidt met hem het bedrijf. Wat van hem is, is ook van zijn oudste. Hij houdt van zijn beide zoons en probeert goed met hen om te gaan? Hij doet pogingen een brug te slaan tussen beide. Wat de oudste betreft probeert hij diens rechtlijnigheid van opvattingen te doorbreken en hem nog andere waarden bij te brengen. Als de jongste, na van zijn avontuur geleerd te hebben, berooid, vol schuldbesef en spijt naar huis terugkeert vergeeft hij hem en organiseert voor hem een feest. Door zo te doen neemt hij zijn jongste zoon weer op en geeft hem nieuwe kansen. We zien in het hele verhaal verschillende elementen die van belang zijn voor onze omgang met elkaar. We zien de nadelen van het hebben van rechtlijnige opvattingen, zonder dat die gemilderd worden door andere menselijke waarden. Plicht tot werk wordt door de oudste zo absoluut gesteld, dat hij waarden als vergeving, mededogen en begaan zijn uit het oog verloren heeft, laat staan de blijdschap om een verloren gewaande broer. De vader, die van zijn beide kinderen houdt staat voor God. God houdt van al zijn kinderen ook als wij ze ter zijde schuiven. Zijn manier van omgaan, begripvol, ruimte en nieuwe kansen biedend, vergevend en helend, proberend rechtlijnigheid te doorbreken, is maatgevend voor ons christenen in onze omgang met onze medemensen. We kunnen ervan leren. Het gaat om de kwaliteit van ons christendom in onze wereld. Pastoor T. Reijnen _______________________________________________________________________________ Zaterdag 27 februari 2016 Overweging bij Exodus 3, 1-8a + 13-15 en Lucas 13, 1-9. BEKERING IS KIJKEN MET BARMHARTIGE OGEN Weet U nog waaraan U hebt gedacht bij het luisteren naar het Evangelie? Zelf moest ik denken aan hoe wij vaak reageren, als een tragisch ongeluk gebeurt. In plaats van te informeren naar de toestand van de slachtoffers en stil te staan bij hun leed hebben wij de neiging allereerst te vragen naar de schuldigen. Wat is er fout gegaan? Hoe heeft dat nou kunnen gebeuren en wie is dat schuld? Iets dergelijks zien we gebeuren in het Evangelieverhaal van deze dag. Bij Jezus zijn er enkele mensen die Hem vertellen wat er gebeurd is met de Galileeërs die in opdracht van Pilatus zijn vermoord. Voorts hebben er 18 mensen de dood gevonden doordat de toren bij de Siloam hen heeft bedolven. Ze willen van Jezus weten wat deze mensen verkeerd hebben gedaan dat hun dit overkomen is. Uit hun verslag spreekt een geloof in een God die mensen straft door rampen en ongelukken over hen af te roepen. Maar Jezus reageert: 'Jùllie zijn het die straffen, want jullie suggereren dat het wel
zondaars zullen zijn, omdat hun dit lot heeft getroffen. Kijk liever naar jezelf, bekeer je en ga met je oordeel niet op de stoel van God zitten.' Om duidelijk te maken hoe God met mensen omgaat, vertelt Jezus een parabel. In de wereld zoals die er uitziet als Gods wil geschiedt - Jezus spreekt van het Rijk van God - in die wereld is er tijd en ruimte om je leven te verbeteren. Hij vertelt dan de gelijkenis van de vijgenboom, symbool voor een mensenleven dat wel of geen vrucht draagt. Hij vergelijkt God met de wijngaardenier. Als de eigenaar van de wijngaard die vruchtenloze boom wil omhakken, pleit de wijngaardenier om hem nog een kans te geven. Hij kijkt naar die boom met andere ogen dan zijn baas. Hij wil die boom extra zorg en voedsel geven om zo een situatie te scheppen, waardoor hij misschien wel vrucht zal gaan dragen. Ook in het verhaal van Mozes blijkt dat God met andere ogen naar deze wereld kijkt. Je kunt je voorstellen dat mensen tijdens de tocht door de woestijn op weg naar het beloofde land aan Mozes hebben gevraagd: 'Wat heeft jou in Godsnaam bezield? Je had toch een goed leven, als herder bij je schoonvader? Dan zal Mozes verteld hebben over dat moment dat zijn hele leven op zijn kop heeft gezet, destijds bij de berg van God, de Horeb. Tijdens zijn dagelijkse werk als herder gaat Mozes ineens een andere weg, de woestijn in. Dat is niet direct de plaats waar je voedsel vindt voor je schapen. Zijn aandacht wordt getrokken naar iets heel merkwaardigs: een struik in vuur en vlam die niet verbrandt. Daar waar de stilte vaak oorverdovend is, laat God zich horen: 'Mozes, Mozes !' Hij wordt met name geroepen en antwoordt: 'Hier ben ik; ik luister'. Mozes krijgt een riskante opdracht. God zegt: ' Ik heb de ellende van mijn volk in Egypte gezien. Dat gaat me zozeer aan het hart dat Ik ben afgedaald om hen te bevrijden. En jou, Mozes, stuur Ik om dat namens Mij te doen'. Zo'n roeping roept ook altijd een vorm van verzet op en dat is ook hier het geval. De schrik slaat Mozes om het hart en - net als wij - heeft hij allerlei excuses bij de hand: 'Wie ben ik dat ik dat zou doen?' Hij zegt iets in de trant van: 'Ze zien mij daar in Egypte al komen. Ze zullen denken dat het me in de bol geslagen is en dat ik een fantast ben. Gelukkig is hij zo alert om te vragen naar de naam van die geheimvolle stem. God maakt zich dan bekend: 'Ik zal er zijn'. Je zult niet alleen gaan. Ik geef je kracht, moed, inspiratie. Ik ben trouw. Ik laat je niet los. Zoals Ik al God was voor je voorvaderen Abraham, Isaäk en Jacob, zo zal Ik er ook voor jou zijn en voor de mensen die met je meegaan. Ik ben er voor jullie zoals Ik ben, een nabije God, vol medelijden.' Dit is de bemoedigende belofte: God gaat mee, doet mee, is daadwerkelijk werkzaam in deze, ook in onze geschiedenis. Ik kan me voorstellen dat menigeen denkt: 'Allemaal mooie woorden. Kijk maar eens in de krant en naar het journaal. Kijk maar om je heen: wat mensen elkaar aandoen! Er zijn vaak geen woorden voor! En waar blijft God dan?' Zou het niet zijn als bij Mozes? God zegt: 'Ik kan het niet langer aanzien wat in Egypte met mijn volk gebeurt. Daarom ben Ik afgedaald, maar jij, Mozes, jij moet naar farao gaan. Zoek maar hulp en Ik sta achter jullie. Ik zal er zijn zoals Ik ben'. Is de boodschap van de lezingen vandaag niet: In Gods ogen is geen enkele situatie hopeloos. In Gods ogen is er altijd een nieuwe, betere weg te gaan. Hij is geen straffende God met enkel een afkeurend oordeel. Hij is ons nabij met liefdevolle aandacht. Hoe? Op welke manier? Ik denk in mensen zoals Mozes of die wijngaardenier en in Jezus bij uitstek. In het spoor van Jezus en Mozes misschien ook in mensen zoals U en ik. Mensen die zich geroepen weten om naar de wereld en naar mensen te kijken, niet op een afkeurende manier, niet afgesloten en pessimistisch, maar liefdevol en met zorg, vol mededogen en met hoop. De lezingen zeggen: kijk met andere ogen; kijk met de ogen van de barmhartige God. Dat is de bekering die er van ons gevraagd wordt. Bidden wij dat de H. Geest ons helpt ons daarin te oefenen: een andere manier van kijken. Amen. Pastor A.G.M. Franssen, vic. __________________________________________________________________________________
Zondag 21 februari 2016. Overweging bij Genesis 15, 5-12 + 17-18 en Lucas 9, 28b-36. IN EEN ANDER LICHT ZIEN We mogen ons gelukkig prijzen, als we kunnen zeggen: 'Mijn dagen zijn gevuld. Ik ben goed bezig met mijn werk, mijn beroep, de zorg voor het gezin, voor de kinderen, voor een verdere opleiding, mijn verplichtingen enz. Maar soms kun je de indruk hebben dat je gevangen zit tussen zo veel beslommeringen, dat je geen ruimte meer hebt om echt te leven en de dagen monotoon en oppervlakkig worden. Bij Jezus zal dat ook vaak het geval zijn geweest. We moeten niet denken dat zijn openbaar leven een zorgeloos wandelen en trekken is geweest door de dorpen en steden van zijn land. Het is een tocht geweest vol spanningen en onverwachte discussies, enthousiaste reacties, maar ook vijandigheden en pesterijen. Vlak voor de gebeurtenis die het Evangelie van deze dag verhaalt, heeft Jezus zijn leerlingen verteld van zijn bange vermoedens: nl. dat Hij veel te verduren krijgt van de Schriftgeleerden en leiders van het volk en zelfs ter dood zal worden gebracht, maar dat Hij op de derde dag zal verrijzen. Die mededeling heeft bij hen zoveel angst en onbegrip te weeg gebracht, dat ze Jezus daar niet verder over durven te ondervragen. Nu zit iedereen met een kater. Hun reacties raken Jezus diep en daarom heeft Hij er behoefte aan de stilte te zoeken. Hij gaat met een drietal van zijn vrienden de berg op om er even uit te zijn of liever om erboven uit te stijgen. Hij gaat de berg op om er te bidden, zegt het Evangelie. Op zeker moment, terwijl Hij bidt, begint Jezus' gezicht te stralen. Ook zijn kleren worden verblindend wit. Dan voegen zich bij Hem twee mannen die al eeuwen dood zijn: nl. Mozes, de vertegenwoordiger van de Wet en de grote profeet Elia. Met hen praat Jezus over zijn bange vermoedens en dat geeft verlichting. Zijn gelaat verandert van aanblik, zegt Lucas. We mogen zeggen: zijn bidden verandert niet de situatie, maar het verandert Jezus die bidt. De verandering heeft zich van binnen voltrokken. Even God van nabij mogen ervaren en dan terugkeren naar de orde van de dag. Het is alsof Lucas wil zijn lezers wil zeggen: Wie de Tabor heeft beklommen om er te bidden, zal ook Golgotha kunnen bestijgen. Petrus wil dat hemelse tafereel vasthouden en wil daarom drie tenten bouwen, maar Jezus reageert er niet op. Plotseling echter overschaduwt hen een wolk. Ze komen in dichte mist terecht en worden bang ook vanwege de stem die er klinkt: 'Dit is mijn Zoon, de Uitverkorene, luistert naar Hem.' Jezus zegt: 'We moeten terug naar de vlakte naar de anderen.' Als het leven met zijn zorgen en tegenslagen ons teveel wordt, is het dan niet tijd om ons even terug te trekken en de Tabor te bestijgen? Ons met al ons wel en wee aan God toe te vertrouwen met de bede dat we ernaar mogen kijken met zijn ogen. Wat zoiets met je doet, kun je aan niemand uitleggen. In het Evangelie lezen we: 'De leerlingen zwegen over wat ze hadden meegemaakt en vertelden in die tijd aan niemand iets van wat ze hadden gezien'. M.a.w. wat het echte gebed in ons leven doet, kun je aan niemand uitleggen. Wat Petrus vraagt willen wij allemaal: nl. een hemel op aarde, gezondheid, werkgelegenheid, liefde en vrede, succes. Kortom: alles wat we nodig hebben om comfortabel te leven. Maar zo zit het leven niet in elkaar. We lopen niet altijd in stralend licht; er zijn heel wat schaduwkanten en problemen, waarvan we niet mogen weglopen. We kennen taken en verplichtingen waar we misschien als een berg tegen opzien. Hoeveel medemensen hebben niet onze aandacht, hulp en genegenheid nodig? Net als Jezus moeten we die realiteit onder ogen durven zien. Zulke dingen kunnen natuurlijk ons eigen programma en onze eigen plannen danig in de war sturen. Maar Jezus zegt: 'Wie zijn enkel denkt aan zijn eigen hachje, zal het echte leven verliezen.' We vinden ons ware geluk niet enkel op de berg, op de hoogtepunten als we helemaal in de wolken zijn, maar evenzeer in de schaduw van het dal. Moeilijke opgaven waar we onze schouders onder moeten zetten, geven vaak diepe voldoening. Bv. het zorgen voor een hulpbehoevende vader/moeder of een ziek kind of vrijwilligerswerk dat om helpende handen vraagt. Velen van ons hebben de ervaring opgedaan dat het in ons leven soms goed tegen kan zitten. Dan is het een zegen als je het vertrouwen hebt van een man als Abram. In de visioenen die hij ziet, gaat hij begrijpen dat het God gaat om ons behoud. God is hem niet alleen nabij als 's morgens de zon opgaat, maar ook in
de donkere nacht van zijn vragen en angsten. Het Evangelie nodigt ons uit Jezus te zien in zijn ware gedaante: niet enkel als de wonderdoener die onze zorgen als sneeuw voor de zon doet verdwijnen, maar als de Zoon van de Eeuwige, die in alles de wil van zijn Vader zoekt te doen en die met ons meegaat door alle lijden en nood heen. Het gebed versterkt in ons dat vertrouwen en ons vasten opent ons de ogen en het hart voor al die mensen die onder lijden gebukt gaan. Vasten helpt ons met hen te delen en hen van dienst te zijn. AMEN. Pastor A.G.M. Franssen, vic. _________________________________________________________________________ Zaterdag 20 februari 2016 2e ZONDAG VAN DE VEERTIGDAGENTIJD Overweging bij Genesis 5, 5-12. 17-18, Filippenzen 3,17-4,1 en Lucas 9, 28b-36. Mensen kunnen er heel verschillend uitzien. Een van pijn vertrokken gezicht ziet er heel anders uit dan de gezichten van bruid en bruidegom, die zojuist in het huwelijk zijn getreden. Het gezicht van een moeder die haar pasgeboren kindje in haar armen houdt, ziet er anders uit dan het gezicht van een soldaat in de vuurlinie. Het gezicht van de vluchteling op de wereldpersfoto die een klein kindje door het prikkeldraad aan een ander geeft ziet er anders uit dan de gezichten van hun ouders, die zich ervan bewust zijn met hun kinderen in veiligheid te leven. Onze gezichtsuitdrukking hangt af van de situatie waarin we verkeren. Als we pijn hebben zien we er anders uit dan als we gelukkig zijn. Zoiets moeten we ons ook voorstellen bij het verhaal van vandaag over het gebeuren op de berg met Jezus van Nazareth. Jezus aan het kruis toont Hem in een andere situatie dan op de berg. Volgens het Evangelie van Lucas staat Jezus op het punt vastberaden - zoals hij zegt - zijn tocht naar Jeruzalem te beginnen. Daar wachten hem verworpen worden, lijden en dood maar ook het overwinnen daarvan in zijn opstanding. In Jeruzalem ondergaat Jezus zijn levenseinde, sommige vertalers spreken over zijn uittocht uit het aardse leven, zijn doortocht door pijn en dood naar het nieuwe leven. Juist voordat de gedaanteverandering op de berg plaatsvindt heeft Jezus al met zijn leerlingen gesproken over de vraag: hoe zien de mensen mij? Dan blijkt dat de mensen Jezus zien in de traditie van de grote profeten van eertijds zoals Elia of als Johannes de Doper, die kort geleden was opgetreden. Zij zouden de komst van dé gezalfde van God, de Messias, voorbereiden. En de leerlingen zelf. Hoe kijken zij tegen Jezus aan? Petrus antwoordt in aller naam, dat ze Jezus zien als de Messias zelf, de gezalfde van God. Maar dan volgt in het verhaal voor hen wel een tegenvaller. Mochten ze denken dat ze Messias een triomfator zou zijn, die de macht van het oude koninkrijk van Israël in het Midden-Oosten zou herstellen, mochten ze denken dat ze daarin een belangrijke positie zullen gaan bekleden, dan komen ze bedrogen uit. Deze Messias, Jezus dus, is van een heel ander soort. Hij is de dienaar van de mensen. Hij brengt bevrijding van ziekte en kwaad, gedragen door Gods liefde. Geen machtige Messias dus met veel pompa, maar een dienaar. Omdat dat de leidinggevenden niet zint zullen ze hem martelen en ter dood brengen. Herkenbaar tot in onze dagen. Maar God, die het goed met de mensen voorheeft en Jezus als zijn gezalfde op aarde gezonden heeft, kan niet dulden dat kwade machten Hem definitief ten gronde brengen. God wekt zijn Messias op uit de dood. De dienaar wint het van de kwade machten. Dat nu wordt zichtbaar in het visioen van de leerlingen op de berg. Van oudsher was de top van de berg al een plaats met een indrukwekkend uitzicht, waar de indrukwekkende God kon worden ervaren. De lijdende dienaar Jezus wordt voordat hij zijn reis naar Jeruzalem begint zichtbaar als wie Hij eigenlijk is, Gods uitverkoren en welbeminde Zoon, die zijn uittocht uit het aardse leven tegemoet gaat, maar met Pasen in heerlijkheid gezien zal worden. De gedaanteverandering op de berg, in gezelschap van grote figuren uit de geschiedenis van God met zijn volk, is daar de voorafbeelding van. Drie leerlingen, Petrus, Jacobus en Johannes, die de andere leerlingen vertegenwoordigen, mogen daar getuigen van zijn. Het is een belangrijk moment. Jezus wordt zichtbaar als wie Hij is: de mens die het lot van alle
mensen deelt in hun lijden en dood, maar doorgaande door dood en kwaad ten leven komt. Het kwaad heeft niet het laatste woord. Dat is ter bemoediging van leerlingen, maar ook van ons als lezers van het Evangelie van Lucas. Wij hebben te maken met een Messias, die ons lot heeft gedeeld, ons mogelijk bitter lijden (denken we aan de vele slachtoffers door oorlog en geweld; door menselijk falen om vrede te bewerkstelligen). Hij is een Gods-zoon, die onze dood heeft doorstaan. We hebben te maken met een Mensenzoon, die door God uit de dood is opgewekt. In Hem zijn wij gedoopt. Wij delen door ons doopsel in zijn nieuw verworven leven. Dat is ons geloof als christen. Dat is onze hoop, ook in onze tijd, bij alles wat we nu meemaken. Pastoor A.R.Reijnen __________________________________________________________________________ Zaterdag 13 februari 2016 Overweging bij Deuteronomium 26, 4-10 en Lucas 4, 1-13. INLEIDING OP EUCHARISTIE Afgelopen woensdag zijn we de tocht begonnen van veertig dagen op weg naar het feest van Pasen. Dit weekend is de eerste etappe op die weg. Samen met Jezus worden we gebracht in de woestijn, waar we geconfronteerd worden met de grote verleidingen in ons menselijk bestaan. Het is menselijk dat wij graag gezien en gewaardeerd worden, maar de valkuil waarin wij terecht kunnen komen is dat wij dingen gaan doen om aandacht te krijgen. Jezus waarschuwt daarvoor en zegt: Doe het goede niet om te 'scoren' en om door anderen geprezen te worden, want dan ben je bezig met je eigen belangen en niet met dienstbaarheid aan je naaste en wat God wil. Deze 40-dagentijd wordt een tijd van boete genoemd, een term die komt uit de visserij. Vissers boeten hun netten. Ze maken de gaten in de kapot getrokken delen weer dicht en herstellen zo het verband. Als we dat beeld toepassen op onze menselijke verbanden, betekent ´boeten´ het herstellen van onze relaties met God en met de naasten. Het Hebreeuwse woord dat de profeten gebruiken voor ´vasten´ betekent letterlijk: ´het neerbuigen van je ziel´. D.w.z. we laten ons voor ons doen en laten niet leiden door eigenbelang en eigendunk, maar door wat God van ons verlangt: nl. een goede verhouding met Hem en met onze naaste. Voor God die ´ in het verborgene ziet´ telt niet zozeer wát wij doen, maar waaróm we iets doen of nalaten. Hij kijkt naar onze intenties, onze bedoelingen. Daar mogen wij in deze 40dagentijd extra aandacht aan schenken. Jezus zegt tot zijn verleider: ´Een mens leeft niet van brood alleen, maar van het woord van God´. We worden geen betere mensen door meer macht, bezit en roem, maar door te delen met wie tekort komt en God de eer te geven die Hem toekomt. Als we echt geloven , eisen we van God geen wonderen als voorwaarde voor ons geloof, maar vertrouwen wij ons aan God toe zoals we zijn en vragen we om zijn hulp en ontferming. Pastor A.G.M. Franssen, vic. NOOT: In plaats van een overweging werd de Vastenbrief van de bisschop voorgelezen. ________________________________________________________________________ Woensdag 10 februari 2016. Aswoensdag Begin van de veertigdagentijd Overweging bij Joël 2, 12-18 en Matteüs 6, 1-6 + 16-18. ASWOENSDAG: GEEN SCHONE SCHIJN, MAAR WAAR HET OP AAN KOMT.
Waarschijnlijk kent ieder in zijn leven dingen waar hij geen vrede mee heeft; zaken die ons niet lekker zitten en die we graag zouden willen veranderen. Deze dag, begin van de 40-dagentijd spoort ons aan daar werk van te maken. We hebben daar wel rust voor nodig. Want zaken waar we snel aan voorbij flitsen, zien we niet echt. Ze dringen niet echt tot ons door. Een thema dat in onze dagen een grote rol speelt is het verlangen om gezien te worden. Wie zich niet in beeld werkt - op het werk, in de vriendenkring, in de sociale media - loopt het risico over het hoofd gezien te worden en uit het zicht van mensen te verdwijnen. Het is heel menselijk dat we graag gezien en gewaardeerd worden. Daar is niets mis mee, maar de valkuil die er aan vastzit is, dat we dingen gaan doen om in beeld te komen en op te vallen en dan liefst met 'goede dingen'. Jezus waarschuwt ons daarvoor. Hij keert zich tegen elke vorm van schone schijn, juist als het gaat over het doen van het goede. Hij zegt: 'Beoefen de gerechtigheid niet alleen om gezien te worden. En ook: ' Als je bidt doe dat dan niet demonstratief, zodat iedereen het ziet'. M.a.w. Hij verzet zich tegen het doen van 'goede werken' en het bidden als middel om te 'scoren'. Dat is niet oprecht en eerlijk, maar schijnheilig. Dan wordt immers ons handelen bepaald door eigenbelang en niet door dienstbaarheid aan de naaste en wat Jezus noemt 'het koninkrijk van God'. Zo'n handelwijze riekt naar bedrog en oneerlijkheid en hoort thuis in de wereld van het kwaad. De profeet Joël roept ons vandaag op tot boete en vasten. Boeten is een oud woord, dat uit de visserij stamt. Vissers boeten hun netten. Ze maken de gaten in de kapotgetrokken delen weer dicht, herstellen het verband en brengen het net weer in orde. Je kunt dit beeld ook toepassen op onze menselijke verbanden en de verhouding tot God. Boeten is dan het op orde brengen van relaties, het weer zuiver omgaan met elkaar en met God. Dat heeft echter alleen kans van slagen, als we onze fouten en tekortkomingen eerlijk onder ogen zien, onszelf en anderen niet voor de gek houden en niet 'oppervlakkig ' te werk gaan. Joël vraagt ons niet onze kleren te scheuren - zoals in zijn dagen vaak gebeurde als teken van boete, maar ons hart te scheuren. D.w.z. ons in het hart te laten raken door God. Hij roept ons op God onze diepste binnenkant te laten zien, met alle beperkingen en met alle kracht die daar te vinden zijn. Het zuivert ons van de ballast die we meeslepen. Door naar onze binnenkant te kijken en de echte vragen toe te laten, ontdekken wij waar het in ons leven om gaat. Joël vraagt ons te kijken naar onze verbondenheid met God. Jezus voegt daar nog aan toe de vraag: hoe is je band met het koninkrijk van God: ma.w. met de wereld waar mensen in recht en vrede leven en waar God thuis is? Omdat we die weg naar binnen niet vanzelf gaan, roept Joël ons op tot vasten. Het Hebreeuwse woord daarvoor betekent letterlijk het neerbuigen van de ziel. D.w.z. Je eigenbelang en je eigendunk, je zelfvertrouwen niet als enig motief of richtsnoer nemen, maar het ondergeschikt en dienstbaar maken aan een hoger doel: nl. aan God die ons de weg wijst en beschutting biedt. We worden dus uitgenodigd ons los te maken van onze schijnzekerheden, los van wat ons afleidt van het wezenlijke, van wat ons afhoudt van God en zijn Rijk. Ons tot God keren is een intiem gebeuren. Het is iets tussen God en jezelf. Daar past geen uiterlijk vertoon bij. Het gaat er daarbij niet om gezien te worden door andere mensen, maar om recht voor God te staan. Matteüs vertelt ons hoe we dat kunnen doen, nl. door oprecht te zijn tegenover onze medemensen en met hen om te gaan zonder verborgen of dubbele agenda. Bij God die in het verborgene ziet, telt niet zozeer wát je doet, maar waarom je iets doet, de intentie. In deze 40dagentijd staan we stil bij vragen als wat zijn onze intenties. Wat willen we met ons leven? Wat willen we God teruggeven, als Hij ons roept Als we straks het askruisje ontvangen, horen we de tekst: 'Gedenk, mens, dat je uit stof van de aarde genomen bent en tot stof zult wederkeren'. Het is een verwijzing naar het scheppingsverhaal, waarin niet alleen gezegd wordt dat God de mens gemaakt heeft uit stof van de aarde, maar ook dat Hij ons zijn levensadem heeft ingeblazen. In het askruisje ontvangen wij het teken van ons aardse bestaan en onze vergankelijkheid. Wij erkennen daarin onze menselijke kleinheid en zwakheid, maar tevens
zeggen we zo dat wij willen loslaten wat ons naar beneden trekt en gevangen houdt om zodoende op adem te komen bij de God van alle leven. Dat we samen de weg omhoog willen gaan naar de Eeuwige, zodat we ons opnieuw realiseren waartoe wij gemaakt zijn en waartoe God ons het leven heeft gegeven. AMEN. Pastor A.G.M. Franssen, vic. __________________________________________________________________________ Zondag 7 februari 2016 Overweging bij Jesaja, 6, 1-2a,3-8, 1 Korintiërs 15, 1-11 en Lucas 5, 1-11. In onze streken wordt op het moment carnaval gevierd. Het is helemaal van hier, van deze aarde, van dit moment van het jaar , uitdaging van de winter in het vooruitzicht van de lente. Met carnaval maar ook met degenen die op vakantie zijn- vieren we van onze vitaliteit, de blijdschap om het leven. De grote ernst van ons bestaan wordt een paar dagen door sjpass en plezier gerelativeerd. De samenstellers van de teksten van de vieringen op zondag hebben geen rekening gehouden met carnaval. Ze presenteren ons verhalen waarin in ons aardse leven ook het heilige of de Heilige wordt ervaren. Daarin komt ook de huiver, het ontzag ter sprake die wij kunnen ervaren als ons iets overkomt dat groter is dan wijzelf. In het algemeen is dat al zo. Zelfs een heel land kan daarvan in de ban zijn. Denken we, bijvoorbeeld aan een natuurramp zoals in 1953 de Zuid Hollandse en Zeeuwse eilanden overkwam ten gevolge van het samengaan van het getij, het was hoogwater, en springvloed Denken we ook aan het mechanisme van oorlog en geweld, dat ons overkomt, waar wij niets aan kunnen doen en waarvan het waarom ons ook ontgaat. Denken we aan de huiver die ons kan overkomen als we gewaar worden wat er ten diepste in mensen om kan gaan, ook aan psychische kwalen, zodat ze anderen naar het leven staan (denk aan de moorden op Pim Fortuyn en Els Borst). Huiver bevangt ons als we geconfronteerd worden met het mysterie van het kwaad. Toch kan het ook anders. Er kan ontzag over ons komen bij het ervaren van het heilige of de Heilige. Christenen, maar ook anderen kunnen God ervaren als de 'Aanwezige' of de 'Tegenwoordige', 'Hij die altijd is' en er tot in het diepst van hun wezen door geraakt worden. In de H. Schrift zijn er talrijke voorbeelden. Meestal ervaren degenen die zoiets overkomt daarbij ook een opdracht die hun levensloop bepaalt. Zo, bijvoorbeeld Mozes. Hij ervaart God als de Aanwezige in de woestijn in de schittering van struikgewas. Hij wordt door deze ontmoeting bevestigd in wat hij als een roeping voelt om zijn volk te bevrijden uit de slavernij van Egypte. Want God is geen god van slavernij, maar van vrije mensen. Nog een voorbeeld. De profeet Jesaja (in de lezing van vandaag), nog onder de indruk van het sterven van koning Uzziahu ervaart God als koning over heel de aarde die hem roept om profeet te zijn. Het is een opdracht waarvoor Jesaja zich te onvolmaakt acht totdat de engel van God hem daartoe geschikt maakt door de reinigende kracht van vuur (zoals het zuivere metaal uit het erts tevoorschijn komt bij verhitting). Daartoe door de engel in staat gesteld aanvaardt Jesaja zijn opdracht en zegt: 'Hier ben ik', (ik ben beschikbaar,) 'zendt mij.' In de tekst vandaag uit het Evangelie volgens Lucas ervaren de leerlingen de aanwezigheid van Gods kracht in Jezus bij de grote visvangst die ze doen. Petrus voelt zich daarbij heel erg klein en onvolmaakt, zoals trouwens ook zijn collega-vissers. Maar, op diens uitnodiging volgen ze Jezus en worden zogenoemde 'mensenvissers'. Net als Jezus brengen ze mensen in woord en daad binnen in het Rijk van God. Het betekent telkens, dat de ervaring van Gods aanwezigheid voor degenen, die dat overkomt, betekenis heeft voor hun leven. Dit soort ervaringen kunnen zich voordoen bij allerlei mensen. Je hoeft er niet een buitengewoon iemand voor te zijn of een onder mensen belangrijke positie te bekleden. Jager Hubertus, op zondag op jacht zag een hert met een kruis tussen de vertakkingen van zijn gewei. Hij werd daarin Gods aanwezigheid gewaar en een oproep om een ander leven te gaan leiden. Hij werd de apostel van de Ardennen en bisschop van Maastricht en Luik.
Wij hebben waarschijnlijk minder sterke ervaringen en moeten het over het algemeen doen met ons eenvoudige geloof, dat steunt op Jezus en de apostelen. Maar als we ons aan God toevertrouwen heeft ook dat zijn betekenis voor onze manier van leven, voor de trouw aan onze levensopdracht, die gaandeweg ons leven ons duidelijk is geworden, als echtgenoot en ouder, dorpsbewoner en parochiaan; voor de manier waarop we ons werk met toewijding en verantwoordelijkheid doen. Moge wij door de Schriftverhalen van vandaag gesteund worden in ons geloof dat God ook in ons leven aanwezig is. Moge dat ons bemoedigen. Pastoor A.R.Reijnen __________________________________________________________________________________ Zaterdag 6 februari 2016 Overweging bij Jesaja 6, 1-2a + 3-8 en Lucas 5. 1-11. GOD HEEFT MENSEN NODIG In het Evangelie wordt verteld van een wonderbaarlijke visvangst. We hebben - denk ik - allemaal wel eens gezien hoe vissen liggen te spartelen als een net op het droge wordt gebracht en wordt leeg gemaakt. Dan dringt het tot ons door dat het bepaald geen genoegen is om gevangen te worden en uit je natuurlijke leefomgeving gehaald te worden, waar je je voelt als een vis in het water. Hoeveel angst en paniek brengt dat niet te weeg, als het een mens overkomt? Hoe vaak liggen wij mensen niet te spartelen - letterlijk en figuurlijk - vanwege allerlei zorgen, twijfels en angsten, zaken die fout liepen, gemiste kansen en teleurstellingen? Waar liggen we niet allemaal wakker van? Als God mensen roept doet Hij dat blijkbaar op maat. Zo wordt Jesaja - van wie de Eerste Lezing vertelt - aangesproken in een stijl die hij begreep vanaf zijn jeugd. Hij stamde waarschijnlijk uit een aristocratische familie - wij zouden zeggen uit een geslacht van officieren. En tegen die achtergrond wordt hij aangesproken. Hij is bang, als hij in een visioen zijne ontzaglijke majesteit ziet, God, de Heer van hemel en aarde. Rond zijn troon staan engelen die Hem loven en prijzen: een overweldigende ervaring die hem doet uitroepen: 'Wee mij, ik moet zwijgen, want ik ben maar een mens met onreine lippen. Dan raakt een van de engelen zijn mond aan met een gloeiende kool, waardoor hij wordt gereinigd van zijn schuld en gehoor durft te geven aan de opdracht van God. Maar de Eeuwige speelt het spel mee. Hij geeft geen opdracht, maar vraagt vrijwilligers. 'Wie zal Ik sturen? Wie zal er gaan in onze Naam?'En als een goed officier biedt Jesaja meteen zichzelf aan: 'Hier ben ik. Stuur mij!'. Ook in de omgang met Simon Petrus en zijn vrienden levert Jezus maatwerk. Hij weet wie Hij voor zich heeft. Ook zij worden aangesproken in hun eigen taal en op hun ervaring. Wat begrijpt een visser beter dan vis vangen? Aanvankelijk geeft Petrus tegengas: 'Heer, hoe kunt U ons nou vragen om de netten uit te gooien, terwijl we ons de hele nacht afgetobd hebben en niets gevangen?' Als ze dan toch de netten uitgooien en overdonderd worden door een geweldige vangst, worden ze bang en vragen zich af: wie is die Man toch? Maar Jezus stelt hen gerust en zegt: 'Wees niet zo bang; voortaan zullen jullie mensen vangen!' En dan lezen we: ' Ze brachten de boten aan land en lieten alles achter om Hem te volgen'. Zonder enig vermoeden van wat hun precies te wachten staat en waar ze 'ja' op zeggen, gaan ze met Jezus mee. Speelt dat ook niet als partners elkaar hun trouwbelofte geven of als iemand zijn ja-woord geeft bij de wijding? Er is veel dat ons verontrust. Denk aan de oorlog in Syrië die nu al 5 jaar duurt; aan de spanningen tussen de grootmachten; de aanslagen van jihad-strijders; schommelingen op de financiële markten, onzekerheid over werkgelegenheid. De enorme verschillen tussen arm en rijk en de stroom van vluchtelingen naar Europa. Wat ook zorgen baart is dat velen het christelijk geloof loslaten en hun band met de kerk; dat het ouders vaak niet lukt hun geloof door te geven aan hun kinderen. Kortom, er is zoveel dat ons
bang maakt en moedeloos en dat ons ernstig verontrust. We hebben de neiging om met Petrus te zeggen: 'Heer, wat hebben we niet allemaal geprobeerd? We tobben ons af, maar zien geen resultaat en U vraagt ons opnieuw de netten uit te gooien?!' Petrus zegt en doet vervolgens iets, dat van levensbelang blijkt te zijn. Hij zegt: 'Op uw woord zal ik de netten uitgooien!' De vangst is dan zo overweldigend, dat ze zich in geloof aan Jezus gewonnen geven en met Hem meegaan. Waarschijnlijk laat dit verhaal ons ook iets proeven van de moeite die het de jonge kerk heeft gekost om gehoor te vinden voor Jezus' boodschap. Wij kunnen wel blijven jammeren en angstig spartelen bij alle problemen die er tegenwoordig op ons afkomen, maar is dit Evangelie niet een uitnodiging om - net als Petrus - te zeggen: 'Heer, op uw woord zullen we onze netten uitgooien!' En te vertrouwen dat God ons laat vangen en vinden, wat dienstig is voor ons geluk en dat van anderen. Als Jezus zijn apostelen belooft dat ze voortaan 'mensen zullen vangen', dan is het niet zijn bedoeling dat ze enkel mensen zullen vangen voor het aquarium van de Rooms - katholieke Kerk, maar dat ze mensen ' aan het licht brengen', zoals vissen uit het diepe en het duister van de zee aan het licht worden gebracht. Dat ze mensen opvissen uit de zee van angsten, problemen, machteloosheid en moedeloosheid waarin ze dreigen te verdrinken; dat ze mensen licht en uitzicht bieden, waardoor ze kunnen uitgroeien zoals God ons heeft bedoeld, mensen die vreugde vinden en anderen gelukkig maken. Maar God heeft een probleem. Hij is een Geest, weliswaar de krachtigste die er bestaat, maar hier in onze wereld gebeurt alles via handen en voeten, via hoofd en hart, via woorden en daden; kortom via lichamelijke inspanning. De Eeuwige kan uitstekend inspireren, maar zijn inspiratie moet wel vlees en bloed worden, handen en voeten krijgen, als ze iets wil uitwerken op onze aarde. Dus God heeft mensen nodig om als het ware God in onze maatschappij te kunnen zijn. Daarom roept Jezus Petrus en zijn vrienden om zijn Vader aan de mensen bekend te maken, een God die niets liever wil dan dat mensen gered worden. En we zien dagelijks op de TV hoe velen er smeken om licht, redding en vrede. Het is veelbetekenend dat Lucas bij dit evangelieverhaal noteert: 'Ze vingen zo'n massa vissen, dat hun netten dreigden te scheuren. Daarom wenkten ze hun maats in de andere boot om hen te komen helpen. Die assistentie is keihard nodig: toen en nu. Zoals gezegd: God heeft geen handen en voeten, geen hoofd en geen hart. En dat zijn nu eenmaal de instrumenten, waarmee hier aarde alles moet worden volbracht. Dus moet God mens worden, in Jezus van Nazareth , maar op zijn uitnodiging ook in U en in mij, in ieder van ons. Wij worden geroepen om God handen en voeten te geven in deze wereld, zijn licht te laten stralen in ons leven en werken, zoals Jezus dat deed, de Man die wij noemen 'het licht van de wereld'. En als wij op de vraag van een invalide buurvrouw antwoorden: 'Ja, natuurlijk ga ik uw boodschappen even halen'. Of als we een oudere vrouw met een hoofddoek in bus of trein onze zitplaats aanbieden, dan is het koninkrijk van God ineens even rakelings nabij. Laten we bidden, dat we gehoor durven geven aan Jezus' vraag om ondanks alles - onze netten uit te gooien. AMEN. Pastor A.G.M. Franssen, vic. _________________________________________________________________________ Zaterdag 30 januari 2016 Overweging bij Jeremia 1, 4-5 + 17-19 en Lucas 4, 21-30.2016 LUISTEREN EN DURVEN DELEN WAT ER IN ONS LEEFT Er zijn kasten vol boeken geschreven over God en zijn relatie met ons mensen, maar we worden daar zelden warm of koud van. Als we echter een mens ontmoeten die ons durft vertellen, waarom hij in God gelooft en wat dat geloof met hem doet, dan kan ons dat diep raken. De opvattingen en ervaringen van de ander hoeven niet overeen te stemmen met de onze, maar zo'n persoonlijk verhaal raakt ons wel en doet ons nadenken over onze eigen relatie met God. Maar wij zijn vaak bang om ons kwetsbaar te maken en onze nek uit te steken, zeker als het gaat over ons geloof. Velen
geloven nl. wel dat er 'Iets' bestaat, een hogere Macht, maar dat die Macht onvoorwaardelijk van ons houdt en een relatie met ons wil, zoals Jezus ons dat heeft geopenbaard, daar willen ze niet aan. Dat maakt dat gelovigen vaak hun mond houden, bang om uitgelachen of afgewezen te worden. Ze willen niet het respect, de vriendschap en de waardering op het spel zetten van mensen die ze hoogachten of van wie ze afhankelijk zijn. Wat ze echt denken, beleven en voelen als het gaat om hun geloof, dat durven ze niet te uiten. Jammer is dat, want het gaat niet om het eigen gelijk, maar om ons tastend geloven te durven delen met een medemens van wie wij mogen aannemen dat de H. Geest ook in hem of haar aan het werk is. De voormalige dorpsgenoten in de synagoge van Nazareth zijn aanvankelijk enthousiast over wat Jezus vertelt. Ze zijn trots op Hem. Maar ineens slaat de stemming om in vijandigheid en woede. Wij vragen ons af: wat is er daar fout gegaan? Bewondering, bevestiging en waardering zijn op zich genomen positieve houdingen, maar er zitten ook haken en ogen aan. Vaak is applaus en bevestiging oppervlakkig. Soms zijn ze een heimelijke aansporing aan de ander om het nog beter te doen, verder te gaan en hoger. Bewondering suggereert speelruimte en vertrouwen, maar intussen krijgt de ander onze bewondering omdat hij of zij beantwoordt aan ónze verwachtingen. Wij leggen de maat aan. Bovendien zegt onze bewondering: 'Dat is goed van jou. Keurig gedaan!' Zo'n reactie laat echter weinig ruimte voor andere bronnen dan 'jij'. God wordt vaak bij voorbaat buitenspel gezet. En dat is juist het probleem van alle profeten. Zij weten uit ervaring, dat niet zij het zijn die spreken en handelen, maar dat God hun werken leidt en doet en spreekt door hun mond. Een echte profeet trapt daar niet in en zal zeggen: 'Het is niet mijn werk, maar het is God die in en door mij werkt'. Daarbij komt nog: wie iemand bewondert wil de ander op een of andere manier bij zich hebben en houden. Hij wil genieten van zijn nabijheid. Iemand prijzen en een pluim op de hoed steken, is ook een manier om de ander gunstig te stemmen, te ontwapenen en op afstand te houden. Woede-uitbarstingen zoals in Nazareth zijn onaangenaam. Ze bederven de goede sfeer, maar ze zijn vaak wel kostbaar. Ze werken nl. als een detector. Ze laten zien wat er vals en fout is in al die bijval en bewondering. Waarom worden de inwoners in Nazareth zo boos en vijandig? Waarschijnlijk zijn ze jaloers op de mensen van Kafarnaüm waar Jezus zoveel wonderen heeft gedaan. Ze gunnen hen dat wel, als Jezus er nou maar goed aan denkt, dat Hij nu in zijn eigen vaderstad is, waar Hij is opgegroeid. Daardoor hebben zij toch zeker een streepje voor. Ze verwachten dat Jezus dat ook duidelijk zal laten merken. Maar Jezus zegt: 'Zo werkt God niet! Hij is geen privé-God voor een selecte groep. Hij is de God van alle mensen. Denk maar eens aan wat er gebeurd is in de dagen van de profeet Elia. Ondanks de grote hongersnood in heel de streek stuurt God hem naar een weduwe in Sarepta in het heidense gebied van Sidon. En wie wordt er genezen van zijn lepra in de dagen van de profeet Elisa? Niet de melaatsen van Israël, maar een vreemde: de Syriër Naaman. Dan is het hek van de dam in Nazareth. Ze zijn zo woedend dat ze Jezus niet alleen uit de synagoge jagen, maar Hem zelfs in de afgrond willen storten. Medechristenen, is dat niet wat er vaak gebeurt? We willen wel een krachtig en bemoedigend woord horen, maar niet geconfronteerd worden met de Bron waaruit dit woord voortkomt. We willen dolgraag wonderen zien, maar gunnen ons vaak niet de tijd om echt stil staan bij het goddelijk Leven, het goddelijk geheim dat er in ieder mens leeft. We hebben wel de mond vol over spiritualiteit, maar zijn vaak niet gediend van de ongrijpbare beweeglijkheid van de Geest. We willen zelf de touwtjes in handen houden en niet de greep op onszelf verliezen. We zijn bang voor de spiegel die ons wordt voorgehouden en ons confronteert met de dubbelzinnigheid die er vaak heerst in ons hart. De lezingen van deze dag maken duidelijk dat God zelf zijn mensen kiest en hun zijn woorden ingeeft. Hij heeft zijn eigen plannen en gaat zijn eigen wegen, die vaak anders zijn dan wij verwachten. De mensen van Nazareth geloven wel in een God in de hemel, maar dat deze dorpsgenoot, die timmermanszoon door God gezonden zou zijn, dat gaat hun te ver. Als zo iemand zijn ambassadeur is, dan wordt God voor hen te klein. Zo menselijk kan God toch niet zijn. Eerst zijn ze enthousiast over wat Jezus zegt, maar als Hij stelt dat Gods liefde bestemd is voor alle mensen en niet enkel voor hun eigen volk, dan slaat hun trots om in vijandigheid. Geloven in een God die niet calculeert, maar grenzeloos liefheeft en geen onderscheid maakt tussen het ene en het andere volk, dat gaat hun te
ver. Jezus stelt hen teleur in hun verwachtingen en daarom jagen ze Hem de stad uit. Maar Hij loopt tussen de boze menigte door zonder dat Hem een haar wordt gekrenkt. Hij toont een diep vertrouwen in Gods reddende nabijheid. In de 1e lezing vertelt Jeremia dat hij alles wat hij heeft en is van God heeft ontvangen: zijn bestaan, zijn uitverkiezing, zijn roeping en opdracht. Natuurlijk zal hij - net als Mozes in zijn dagen tegengesputterd en bezwaren gemaakt hebben. Maar God zegt: 'Wees niet bang. Laat je niet afschrikken. Ik maak van jou een stad die tegen aanvallen bestand is, met zuilen van ijzer en muren van koper, onneembaar voor je tegenstanders. Ze zullen je bestrijden, maar niets tegen je vermogen, want Ik ben bij jou om je te redden. Jeremia hoeft geen strategie te verzinnen om Gods boodschap te brengen. Hij hoeft enkel te doen en te zeggen wat God hem opdraagt. Wij zullen zeggen: 'Ja maar, zo helder is het meestal niet wat God van mij verlangt!' Waarschijnlijk is dat zo, maar we mogen wel telkens om meer duidelijkheid bidden. En we mogen erop vertrouwen dat dit gebed verhoord wordt. Net als Jezus en Jeremia zullen wij gestuurd worden naar die plekken waar de liefde op een laag pitje staat. We ontvangen de belofte dat God met ons meegaat en ons de moed en de kracht geeft die wij nodig hebben om zijn opdrachten uit te voeren en te getuigen van zijn liefde. Laten wij daar samen om bidden. AMEN. Pastor A.G.M. Franssen,vic. __________________________________________________________________________________ Zaterdag 23 januari 2016 Overweging bij Nehemia 8, 2-4a + 5-6 + 8-10 en Lucas 1, 1-4 + 4, 14-21. VERLANGEN DAT TOT LEVEN GEBRACHT MOET WORDEN Lucas tekent Jezus als een joodse man, die is groot gebracht volgens de joodse tradities en gewoonten. Daarom gaat Hij ook op sabbat naar de synagoge. Uit zijn onderricht aan de mensen blijkt dat Hij een kenner en liefhebber is van de Wet van Mozes. Hij beleeft de Thora zozeer van binnenuit, dat Hij begrijpt én leert dat die Wet geen dode letter is, maar een bron van voordurende inspiratie voor ieder van ons. Lucas vertelt dat Jezus in de hele streek van Galilea onderricht geeft in de synagogen. Dat doet Hij ook in Nazareth waar Hij is opgegroeid. Hij leest enkele verzen voor uit de boekrol van de profeet Jesaja. Hij zegt dan tegen de aanwezigen: 'Luister goed: Ik beschouw deze woorden als mijn levensopdracht. Dit is mijn diepste verlangen. Daar gá Ik voor met al de kracht die er in Mij is. Ik heb goed nieuws voor armen. Door God worden ze niet achtergesteld, want velen van hen zijn rijk in geloof en liefde. Sommige rijken daarentegen stellen zich niet open en menen niemand nodig te hebben. Ik heb ook goed nieuws voor wie gevangen zitten, vooral voor hen die vast zitten in hun eigen ideeën en voor wie niet zichzelf durven te zijn, omdat ze gebukt gaan onder verwachtingen van anderen. Ik zal laten zien dat God ons genadig is, zoals bv. in een jubeljaar, waar scheve sociale verhoudingen worden recht getrokken, schulden vervallen en slaven worden vrijgelaten, zodat ieder weer met een schone lei kan beginnen. Daar wil Ik voor leven. In de woorden van Jesaja zie Ik mijn opdracht, zegt Jezus. Wat willen wij met ons leven? Stelt u zich eens voor: Ieder krijgt een blanco vel papier met de opdracht: 'Schrijf nou eens op wat jij ziet als de voornaamste opdrachten van je leven. Waar wil jij je vooral voor inzetten?' Zoiets is geen makkelijke opgave, maar ieder van ons heeft idealen, zaken die je zo voornaam vindt dat je er de hoogste prioriteit aan wilt geven en je er met al je krachten voor wilt inzetten. Als we ons lijstje nou eens leggen naast dat van Jezus en de profeet Jesaja? Zien we dan overeenkomsten of verschillen? Jezus zegt: 'Ik voel me gedreven om jullie gelukkig te maken. Ik wil je helpen om datgene te doen, waar je in het diepst van je hart naar verlangt en dat je tot een gelukkig mens maakt. Niet in een verre toekomst; nee Ik ben er mee bezig'. Als Hij spreekt over armen, dan gaat het niet alleen over de armen in zijn dagen of in de zgn. landen van de Derde
Wereld. Het gaat ook over mensen in ons eigen welvarende land die een beroep moeten doen op de Voedselbank en in de schulden raken, omdat ze de huur niet kunnen betalen, hun energierekening of ziektekostenverzekering, enz. Mensen die het niet lukt de eindjes aan elkaar te knopen. Als Jezus spreekt over het bevrijden van gevangenen mogen we ook denken aan mensen die vastzitten in verkeerde leefgewoonten of slaaf zijn van hun computer, internet of TV. Hoe velen kampen er tegenwoordig niet met een alcoholprobleem of een verslaving aan drugs? Bij 'blinden' gaat het niet enkel om mensen met een visuele handicap, maar veeleer om mensen die blind zijn voor wat er in ons leven werkelijk toe doet, die hun troeven zetten op carrière, geld en bezit, vakanties en comfort en die te weinig oog hebben voor de eenvoudige dingen die ons gelukkig maken. Ik denk aan rust en regelmaat in huis, een mens die naar je wil luisteren, een waarderend woord voor je heeft, een vriendelijke groet, mensen bij wie je je veilig voelt en jezelf mag zijn. Als ik al die verstrakte gezichten zie op straat, in winkels, bus of trein, dan vraag ik me wel eens af: 'Leven mensen zo onder druk en stress, dat er geen lach of vriendelijk woord af kan?' Wat Jezus in de synagoge van Nazareth zegt, mag ik misschien vertalen als: 'De Geest van de Eeuwige raakt Mij tot in het diepst van mijn ziel. Hij heeft Mij toegerust en gezalfd om jullie te bevrijden van wat je bedrukt en belemmert om mens te zijn. Het is niet Gods bedoeling dat je voortdurend onder druk en stress leeft. Hij hoopt dat wij als vrije en blije mensen durven vertrouwen op zijn hulp en bescherming, zodat wij er niet onderdoor gaan.' Ofschoon zijn dorpsgenoten gehoord hebben van de bevrijdende tekens die Jezus aan de zieken doet, aan zondaars en anderen die de hoop hebben verloren, stellen ze zich niet open voor zijn boodschap. Ze kunnen zich niet voorstellen dat iemand uit hun eigen kring zo namens God kan speken en handelen. Een gemiste kans voor de mensen van Nazareth, maar hopelijk niet voor ons. Het verbaast me in de eerste lezing dat de mensen op het plein vóór de Waterpoort in Jerusalem met zoveel aandacht en geduld luisteren naar wat hen wordt voorgelezen uit de Wet van Mozes. Is het omdat ze de tempel en de woorden van de Schrift zozeer hebben gemist in de jaren dat zij ballingen waren in Babylon? Waarnaar dorst ónze ziel? Waar hebben wij behoefte aan, als wij hier samenkomen? Het gaat er Jezus niet zozeer om, dat de boeken van de Bijbel niet verloren gaan, maar dat ze ons een impuls geven om die woorden in praktijk te brengen. Hij nodigt ons uit deel te nemen aan zijn bevrijdingswerk. AMEN. A.G.M. Franssen, vic. __________________________________________________________________________________ Zondag, 17 januari 2016 Overweging bij Jesaja 62, 1-5 en Johannes 2, 1-11. EEN BRUILOFT IN KANA Waarschijnlijk heeft ieder van ons wel eens gewandeld langs het strand van de zee. Als de vloed opkomt, bereikt iedere golf een bepaald punt op het strand en trekt zich dan weer terug. Een volgende golf overspoelt het zelfde land, maar gaat een stukje verder voordat zij zich weer terugtrekt. En zo gaat dat door tot het tij van de vloed voorbij is. Een Anglicaanse theoloog vergelijkt de apostel Johannes in zijn schrijven van het 4e Evangelie met wat de vloed doet: ons de Boodschap van Jezus telkens een stukje verder laten ontdekken, zodat we de verschillende lagen op het spoor te komen die zijn Evangelie bevat. Johannes begint zijn Evangelie met: 'In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God'. Die woorden herinneren ons aan het scheppingsverhaal: ' In het begin schiep God hemel en aarde…' Johannes geeft geen verhaal over Jezus' geboorte en jeugd, maar vertelt over Johannes de Doper die aan de oever van de Jordaan preekt en doopt voor mensen die een nieuw begin willen maken en hun leven een andere wending
willen geven. Onder die mensen bevindt zich ook Jezus die vraagt om gedoopt te worden. Hij wordt zich daardoor zijn roeping en opdracht duidelijker bewust. Het eerste dat Jezus doet is het kiezen van 5 gezellen of leerlingen uit Galilea, de streek waar Hij toen leefde. Later zal Hij die volgelingen eropuit sturen om Gods liefde bekend te maken. Het zijn mannen zonder speciale opleiding en je zou verwachten dat Jezus hen eerst naar een school zou sturen om een gedegen opleiding te krijgen en hun kennis te vergroten van de Wet, de Schrift en de Profeten. Maar Hij brengt hen eerst naar een groot feest, een bruiloft in Kana in Galilea. Als wij op een bruiloft worden uitgenodigd, bereiden we ons daarop voor. We trekken onze beste kleren aan, zorgen voor een cadeau enz. In Jezus' dagen duurden bruiloftsfeesten ongeveer een week. Huwelijken waren een gelegenheid voor de familie van heinde en ver om elkaar weer te zien en een feest voor het hele dorp. Jezus dompelt zijn leerlingen onder in hun menselijke omgeving. Zelf deelt Hij volop in de feestvreugde, want een huwelijk is een feest van liefde en Hij komt juist om die liefde te openbaren, te versterken en te verdiepen. In zijn ogen is het huwelijk geen gevangenis van vervelende trouw, maar het symbool van een heilige band, in liefde aangegaan. Het is een band die mensen helpt te groeien in tederheid en vergeving, in goedheid en medelijden. In dit verhaal over de bruiloft in Kana gaat Jezus zijn eerste wonder doen. Hoeveel grappen worden daar niet over gemaakt? Maar misschien willen we ons cynisme en ons ongeloof voor een ogenblik opzij zetten, zodat het spectaculaire aspect van dit verhaal ons niet verhindert om de diepte van dit gebeuren te begrijpen. Plotseling, terwijl het feest in volle gang is, is er paniek. Er is geen wijn meer! Wat een schande voor de twee families van het gehuwde paar: niet in staat zijn genoeg wijn te verzorgen voor alle gasten. Johannes vertelt dat de moeder van Jezus aanwezig is bij dit huwelijk, waarschijnlijk als helpster. Zij speelt een belangrijke rol in dit verhaal, want haar naam wordt tot 3x toe genoemd. Als zij de ontzetting bemerkt bij het bruidspaar en de families, voelt ze diep medelijden en richt zich tot Jezus met de woorden: 'Ze hebben geen wijn meer'. Jezus begrijpt meteen wat dat voor deze mensen betekent, maar Hij lijkt niet bereid om ergens tussen te komen. 'Vrouw, wat wilt U van mij? Mijn tijd, mijn uur is nog niet gekomen'. Maria is dus aanwezig bij het begin van Jezus' publieke optreden en doet een goed woord voor deze arme mensen. Zo zal ze ook aanwezig zijn bij het einde, onder het kruis, als Jezus' uur gekomen is. Ook dan zal Jezus haar aanspreken met het woord 'Vrouw', een woord vol eerbied. De schijnbare weigering van Jezus brengt Maria in actie en ze zegt tegen de bedienden: 'Doe maar wat Hij jullie zegt, wat het ook is'. Ze heeft een diep vertrouwen in Jezus, omdat ze weet dat Hij zwakken en armen speciaal bemint. Dit helpen van mensen in nood zal er echter toe leiden, dat Jezus uiteindelijk verworpen wordt en gedood. Het is alsof Johannes ons daar nu al op wil voorbereiden. Dat vullen van die kruiken, elk van 100 liter, daar waren heel wat emmers water voor nodig. Dat moet dus enige tijd geduurd hebben. Die eenvoudige bedienden tonen een groot vertrouwen in Jezus, dat ze die vreemde opdracht uitvoeren. Wat een verrassing, als ze dan ontdekken dat het 'water' in wijn is veranderd. Het lijkt wel dat Jezus het geloof van eenvoudige mensen nodig heeft om wonderen te doen. De wijn vloeit overvloedig, alsof Johannes ons erop wil wijzen: als God iets geeft, doet Hij dat overvloedig, want zijn liefde kent geen maat. God houdt er nooit mee op ons zijn liefde en zijn licht mee te delen. De overvloed aan wijn was volgens de profeet Amos hét bewijs dat de messiaanse tijd was aangebroken. Op tal van plaatsen gebruikt de Bijbel het beeld van het huwelijk om duidelijk te maken wat God voor mensen voelt. Het bruiloftsfeest is een manifestatie van de gemeenschap tussen man en vrouw, die zich aan elkaar geven in hun zwakheid, kleinheid en kwetsbaarheid. Het is een belofte van trouw voor het leven. Echtgenoten vinden zekerheid in hun verbintenis tegenover elkaar. Zo ziet de Bijbel het huwelijk als beeld van het verbond dat God sluit met zijn volk. Hij kijkt naar ons als een bruidegom naar zijn bruid, met bewondering, eerbied en verlangen. Hij wil een persoonlijke band met ons, een relatie die het beste in ons wakker roept en ons doet groeien in eerbied, vertrouwen en genegenheid. Als Jezus zijn leerlingen al aan het begin van zijn optreden naar een bruiloft brengt, doet Hij dat niet alleen om de kracht en de schoonheid te onderstrepen van de band tussen man en vrouw, maar ook om zijn leerlingen en ons allen duidelijk te maken de diepste dorst in ieder mens: ons verlangen, ja onze diepe behoefte om te beminnen en bemind te worden. Die dorst naar liefde,
onze dorst om bemind te worden, kan makkelijk worden misbruikt. Velen dromen van een liefdevolle vereniging, maar hebben tegelijk angst voor engagement en een duurzame relatie. Zo zitten veel mensen gevangen in pijnlijke eenzaamheid in de mening dat ze geen liefde verdienen. Maar Jezus die zijn leerlingen naar dit trouwfeest leidt, is een bron van hoop. Hij maakt duidelijk dat God ons met dat ingeschapen verlangen naar liefde niet voor de gek houdt; dat liefde altijd mogelijk blijft, ondanks alle menselijke grenzen en fouten. Als Jezus water in wijn verandert, dan zegt Hij daarmee dat Hij het water van ons gebroken leven wil veranderen in wijn die het hart verheugt, en dat vanaf de dag van heden. Om dat te doen heeft Hij echter onze hulp nodig, zoals Hij het geloof nodig had van de bedienden in Kana, hun vertrouwen en hun medewerking. Ze moesten de kruiken tot de rand vullen met water. Zo heeft Hij ook ons vertrouwen nodig en ons geloof. Hij verlangt dat wij aandacht schenken aan ons innerlijk en onze menselijke talenten voluit gebruiken. Het eeuwige bruiloftsmaal waartoe Hij ons uitnodigt, is niet alleen de hemelse vreugde die we zullen vinden na onze dood. De eeuwige bruiloft begint nu, als we een persoonlijke relatie zoeken met Jezus, een relatie van aandacht en vertrouwen. We ontdekken dan dat wij zijn welbeminden zijn en Hij onze Bruidegom. Als dit Evangelie begint met een groot en gezellig feest, wil ons dat er dan niet aan herinneren dat godsdienst niet alleen een ernstige bezigheid is van plichten vervullen en oppassen voor hebzucht, maar dat de kern van Jezus' boodschap een uitnodiging is tot relatie, tot het vieren van gemeenschap in vreugdevolle liefde? AMEN Pastor A.G.M. Franssen, vic. __________________________________________________________________________________ Zaterdag 16 januari 2016 TWEEDE ZONDAG DOOR HET JAAR Overweging bij Jesaja 62, 1-5, 1 Korintiërs 12, 4-11 en Johannes 2, 1-12 Als we in minder goede omstandigheden verkeren, zien we uit naar betere tijden. De zieke verlangt naar genezing en gezondheid; de werkwillige werkeloze verlangt naar een baan. Er zijn kinderlozen die naar kinderen verlangen; een man of vrouw zou een partner willen ontmoeten die bij hem of haar past. De vluchteling voor geweld of uit armoede is op zoek naar een veilige en welvarende wereld. Eenzamen zien uit naar bezoek, aandacht, een praatje, misschien wat hulp. Iemand, die niet goed staat aangeschreven, daaraan vastgeketend wordt en ermee zit, verlangt ernaar het tegendeel te kunnen laten zien. Het jonge stel, dat bruiloft viert in Kana heeft zich vergist in het aantal gasten en heeft te weinig wijn ingeslagen. Dat komt bij de gasten niet goed aan. Het is een slechte start van hun huwelijk. Dat zullen ze zich altijd blijven herinneren en het zal hen altijd verweten worden. Een bruiloftsfeest moet goed zijn en overvloedig, zoals ieder feest, trouwens, waarbij gegeten en gedronken wordt. Wat te doen in een dergelijke situatie van verlegenheid? Wat kan ons helpen als je op het moment zelf aan de situatie weinig kunt doen? Als je de zaak, zoals men zegt 'niet in de hand' hebt? Wat kan helpen is, bijvoorbeeld, een onverwachte ontmoeting, een onverwachte hulp. Het overkomt menigeen in het leven dat er onverwacht iemand komt opdagen of dat er wat gebeurt wat ervaren wordt als 'hulp van boven', de komst van een 'reddende engel'. Jezus, die met leerlingen en moeder gast is op de bruiloft van een jong stel in Kana in de landstreek Galilea, is zo iemand. Het is in de evangelies opvallend dat Hij er vaak is voor mensen in minder goede omstandigheden: zieken en gehandicapten, bezetenen, een weduwe die achter de lijkbaar van haar zoon aanloopt. Hij laat zich een keer ontvallen, dat hij vooral aandacht besteedt aan dit soort mensen, want 'gezonden hebben geen geneesheer nodig'. Op de bruiloft wordt hij de verlegenheid van het bruidspaar gewaar. Hij wacht op het geschikte moment. Niet zijn moeder bepaalt dat, maar ze draagt er wel aan bij, dat dit een gelegenheid wordt
waaraan duidelijk wordt wie Jezus is. Ze zegt tegen de degenen die bedienen: 'doet wat Hij jullie zeggen zal'. Gods kracht werkt in Jezus. De verlegenheid van het stel door het gebrek aan wijn wordt opgeheven. 'Zo maakte Jezus te Kana in Galilea een begin met de tekenen en openbaarde zijn heerlijkheid'. Met als resultaat dat zijn leerlingen in Hem geloofden. Er komen voor die leerlingen nog moeilijke perioden genoeg waarin ze Jezus niet of minder goed begrijpen; vooral als blijkt dat ze andere opvattingen hebben over het Messiasschap dan Jezus. Maar nu in Kana was Hij voor hen duidelijk. De onverwachte ontmoeting, de reddende engel behoren nog altijd tot de mogelijkheden. Hoewel we heel het leven en wat erin gebeurt graag zelf in de hand houden. 'Alles im Griff?' klinkt het menigmaal. En het antwoord is vaak: 'jow'. Maar dat is niet altijd zo. Veel in het leven overkomt ons en hebben we niet in de hand, vooral in minder goede omstandigheden. We hebben geen Jezus die ons fysiek nabij is zoals in die tijd in Kana in Galilea. Toch kunnen we voor elkaar menigmaal als een 'geschenk uit de hemel' zijn. Dat leren we uit de lezing van vandaag uit de eerste brief van St. Paulus aan de christenen van de Griekse havenstad Korinthe. Hij wijst erop, dat de verschillende begaafdheden en de verschillende vormen van dienstverlening voortkomen uit Gods Geest. Onze begaafdheden zijn ons gegeven. Indirect wordt ook gezegd, dat onze begaafdheden niet dienen alleen voor onszelf, maar dat we ermee ter beschikking kunnen staan van onze medemensen. Ook wij kunnen zijn als een geschenk uit de hemel en vaak onverwacht goed doen. Zo bijvoorbeeld aan iemand die weinig aandacht krijgt, er niet te komt een stap naar buiten te zetten; of iemand die in verlegenheid geraakt hulp gebruiken kan. Ook het zorgoverleg van onze parochies, de groepen van zelfsturing willen bevorderen dat mensen in onze kernen aandacht krijgen voor elkaar en het leven met elkaar delen. Het optreden van Jezus in Kana leert ons, dat we er zijn voor elkaar. Pastoor A.R. Reijnen ___________________________________________________________________________ Zaterdag 9 januari 2016. (Doop van de Heer). Overweging bij Jesaja 42, 1-4 + 6-7 en Lucas 3, 15-16 + 21-22. FEEST VAN DE DOOP VAN DE HEER Als de zon schijnt, ziet de wereld er veel vriendelijker uit. Je zou het bijna vergeten in deze maand, met zijn lange donkere nachten, nu de feestdagen voorbij zijn. Sommigen raken er wat somber en gedeprimeerd van. Somber gestemd waren ook de ballingen in Babylon, waarvan ons de 1e lezing verhaalt. Ze ervoeren hun situatie als uitzichtloos. Ze konden niet aarden in dat vreemde land, waar ze met geweld naar toe waren gevoerd en als slaven werden gebruikt. De hemel was a.h.w. een gesloten dek boven hun hoofden. Maar voor God is een situatie nooit uitzichtloos. Dat blijkt ook uit de profeten die Hij naar onze wereld stuurt, mensen als Jesaja die roepen: 'Troost, troost mijn volk!' Vat moed. Je bent toch geen slaaf van het noodlot. Ik maak je vrij en zet je in de ruimte. En al is het vaak een wildernis om je heen - denken we aan al die problemen waar onze wereld mee worstelt - al lijk je verstrikt te raken in dat kluwen van problemen, er is een weg, een uitweg, een pad waarover je kunt gaan. De 1e lezing presenteert de profeet als een vreugdebode die zijn stem laat horen namens de Eeuwige: 'Mensen, wees niet bang; kijk maar, hier ben Ik, jullie God. Als een herder zal Ik je weiden. Ik zal jullie uit de verstrooiing bijeenbrengen en liefdevol koesteren in mijn armen.' Er is sprake van een stem die niet valt te negeren. Want ze klinkt nl. met kracht, zo staat er. Zo maakt God zich aan ons bekend. Het is altijd een ménselijke stem die Gods vreugdeboodschap vertolkt. En ook in onze dagen zijn zulke stemmen te horen. Misschien zijn we zelf wel eens zo'n stem en doen we - met wat we zeggen - de hemel openbreken voor mensen die somber gestemd zijn en geen uitzicht zien. In het Evangelie
klinkt ook een stem, een stem uit de hemel. Het is de stem van God, zegt Lucas Jezus staat aan de rivier de Jordaan. Hij is daar niet de enige; een grote massa mensen laat zich dopen door Johannes. Jezus is één van hen. Hij valt niet op en staat gewoon in de rij. Hij is solidair met zijn volk, het volk van Israël. Op het moment dat Jezus gedoopt wordt en aan het bidden is, gaat de hemel open, daalt de H. Geest als een duif op Hem neer en klinkt de stem: 'Jij bent mijn Zoon, mijn veelgeliefde, in jou vind Ik vreugde'. Het is zoveel als een liefdesverklaring, die woorden: 'Jij bent mijn welbeminde.' Je zou kunnen zeggen: het is alsof tegen de hele wereld gezegd wordt: 'Kijk, dit is Hem, mijn Zoon, de mens naar mijn hart!' Voor Jezus is dit moment in ieder geval beslissend. Van nu af aan ziet Hij helder wat zijn opdracht is en weet Hij zich bekrachtigd in zijn roeping om onder de mensen de boodschap van Gods barmhartigheid te verkondigen. Een moment van groot belang voor Jezus en voor ons is: de hemel gaat open. . Alleen God kan voor ons de hemel openen. Wij mensen zijn tot veel in staat, maar de hemel openen, dat doet God. Wij kunnen God wel daarbij helpen. Lucas vertelt: ' Als Jezus gedoopt is, is Hij aan het bidden. Bidden doet de hemel opengaan. Waarschijnlijk hebben wij allen ervaren, dat bidden lang niet altijd onze problemen oplost, maar we mogen wel weten: er wordt in ieder geval naar ons geluisterd. Ons bidden en smeken, ons gestamel en gestotter, het gaat niet reddeloos verloren in de ruimte. Het wordt gehoord in de hemel. Is het niet zo dat bidden soms het enige is dat wij kunnen doen, vooral in situaties waarin we ons onmachtig voelen en niet in staat zijn daadwerkelijk te helpen? Als wij bidden, vertrouwen wij ons aan God toe met alles wat er omgaat in ons hart: onze dankbaarheid, maar ook onze zorgen, ons verdriet en onze angst. Als we echt bidden, leggen wij alles in zijn hand en geven wij Hem het heft in handen. Hij mag ons denken en doen leiden overeenkomstig zijn Wil. De meesten van ons zijn gedoopt als kind. Daarmee hebben onze ouders voor ons een keuze gemaakt. Ook tegenwoordig bieden veel ouders hun kind aan om het te laten dopen. Als ze dat bewust doen, proberen ze hun kinderen ook hun geloof door te geven. Ze dompelen hen a.h.w. onder in de leefsfeer van hun gezin. Als dat een sfeer is van aandacht, zorgzaamheid en liefde, van rust en regelmaat, een manier van leven waarin er wordt gebeden en het geloof wordt gevierd, ook in de kerk, dan wordt zo'n kind al doende ingewijd in een christelijke manier van leven. Je kunt je afvragen hoe dat moet, als die sfeer van geborgenheid ernstig tekort schiet en ouders de praktijk van het bidden en naar de kerk gaan helemaal zijn kwijt geraakt? Wat wordt er dan doorgegeven? Jonge ouders hebben het tegenwoordig druk, omdat vaak beiden een baan hebben buitenshuis. Hoewel geld en materiële zaken onmisbaar zijn en sociale verplichtingen niet te vermijden, weet ieder van ons dat voor geluk meer nodig is. Daarom is het goed ons regelmatig af te vragen: Wat krijgt er in ons leven de meeste aandacht en is het dat ook waard? Stellen wij de goede prioriteiten? Natuurlijk probeert ieder een goed mens te zijn en anderen wel te doen. Maar geloven gaat een stap dieper. Geloven komt voort uit eerbied en verwondering. Als gelovigen danken wij God voor ons leven en voor al de wonderen van zijn schepping. Wij danken voor de mensen die ons met respect, liefde en zorg omringen. Geloven is niet zozeer het aannemen van waarheden, als wel een levenslange oefening in eerbied en ontzag voor het heilige, voor wat klein, kwetsbaar en weerloos is, voor eenvoud en soberheid. Jezus is ons daarin voorgegaan. Hij heeft Gods liefde zichtbaar gemaakt door vooral hen op te zoeken die het op eigen kracht niet redden: al wie kwetsbaar zijn, over het hoofd worden gezien of worden uitgestoten. Ook al zijn wij gedoopt als kind, we hebben ons hele leven tijd om ons de betekenis van dit sacrament eigen te maken. Elke dag mogen wij het ons meer bewust worden, dat wij leven vanuit dit geheim: nl. dat wij gedoopte mensen zijn, gered door onze verbondenheid met Jezus Christus en bevrijd uit de macht van het kwaad. Wat Jezus overkwam bij zijn doop, dat de H. Geest vanuit de hemel op Hem neerdaalde, gebeurt ook aan ons als wij gedoopt worden en gevormd. We ontvangen de H. Geest als de scheppende kracht die ons creatief maakt en in beweging zet. Ze zet ons op de weg die Jezus is gegaan en die Johannes de Doper voor Hem heeft gebaand. Wij mogen die weg volgen, achter Hem aan. Zo maakt de Geest van God ons stap voor stap tot nieuwe mensen. De
Geest is het vuur dat brandt in onze harten en ons doet ontvlammen in liefde voor God en voor elkaar. Als wij open staan voor de genade van ons Doopsel en werken aan de opdracht die daaruit voortkomt, dan wordt er ook tot ons gezegd: 'Jij bent mijn geliefde kind; in jou vind Ik vreugde'. Is het niet een zegen zo door God gezien en bevestigd te worden? Dan gaat werkelijk de hemel open. AMEN. Pastor A.G.M. Franssen, vic. _______________________________________________________________________ Zondag 3 januari 2016 DRIEKONINGEN Overweging bij Jesaja 60, 1-6, Efeziërs 3, 2-3a.5-6 en Matteüs 2, 1-12 Godsdiensten en levensbeschouwingen staan aan de verleiding bloot zichzelf te beschouwen als dé pachters van Gods waarheid bij uitstek. Ze hebben daarmee de neiging, om het werken van God te beperken tot hun eigen kring. Ze sluiten God daardoor als het ware op in hun eigen organisatie en vergeten wat hun eigenlijke roeping is: aan alle mensen te laten weten, dat God er is voor allen, het heil van alle mensen wil. Het gevolg is dat godsdiensten de neiging kunnen hebben hun geloofsopvatting te vuur en te zwaard overal door te voeren. Godsdienst was en is dan een instrument tot machtsuitoefening over anderen. Christenen hebben daar in het verleden last van gehad, denken we aan de kruistochten en aan de tijd dat Europese volken overal ter wereld andere volken aan zich onderwierpen. Momenteel heeft een vleugel van de Islam er last van. Ze wil koste wat kost een Islamitische Staat. Verwoesting en slachtoffers zijn het gevolg. Toch hebben mensen van God, zoals de profeten in Israël gewezen op hun eigenlijke roeping: te midden van de volken te getuigen van God die voor alle volken een God van heil wil zijn. Dat getuigenis zal ertoe moeten leiden dat de mensen naar Jeruzalem komen, omdat de goede God daar gevonden wordt en de aanwijzingen te vinden zijn hoe als goede mensen met elkaar te leven, één groot volk van God op aarde. Het verhaal van de drie wijzen, sterrenkundigen, magiërs of koningen, zoals wij zeggen, is een voorbeeld ervan dat we God niet op moeten sluiten in onze eigen kring. Het Kerstkind is weliswaar binnen het Joodse volk geboren, maar het licht dat het heeft laten schijnen, schijnt over de grenzen van het volk heen tot bij degenen die op zoek zijn naar licht in hun leven. Mensen zijn op zoek naar geluk, naar antwoord op de vraag waarom we er zijn, wat de zin is van ons leven, naar wat we aan moeten met pijn en leed, met onze eindigheid, naar de zin van dit alles. De aanleiding tot deze vragen kan van alles zijn zoals de verwondering van de liefde; de geboorte van een kind; het getroffen worden door ziekte; het wegvallen van iemand door de dood; de gang van zaken in de wereld. In het omgaan met de vragen van het leven is het kerstkind in zijn verdere levensloop om moeten gaan en ons tot voorbeeld geworden, een licht op onze weg. Voor de sterrenkundigen was de ontdekking van een merkwaardig lichtverschijnsel aan de hemel de reden op zoek te gaan. Aanvankelijk dachten ze de jonggeboren koning te vinden in Jeruzalem, toch de hoofdstad van het land. Maar daar was hij niet te vinden. Ze werden verwezen naar Bethlehem en ontdekten het ware Licht van deze wereld in het pasgeboren kind. Ze boden het Koninklijke geschenken, goud, wierook en mirre. In Jeruzalem waar op eigen politieke en godsdienstige macht beluste heersers woonden zoals Herodes en de Schriftgeleerden, opgesloten in zichzelf, vonden ze het Licht niet. Ze zouden het maar links laten liggen. De ontmoeting met het kind en zijn ouders had hen veranderd. De oude weg was onbegaanbaar. Ze gingen langs een andere weg naar huis terug. Het Kerstverhaal van Matteüs geeft te denken. Het laat zien dat het Kerstkind geboren is voor alle mensen. Het laat zien, dat God zijn eigen manieren heeft om mensen op weg te zetten naar het ware Licht, dat iedere mens verlicht. En dat hij ook op her eerste gezicht vreemdelingen, 'die Jezus aanvaarden de mogelijkheid geeft om kinderen van God te worden'. Ook zij zijn 'uit God geboren'.
Het mag voor ons reden tot vreugde zijn. Wij, christenen, die het kind Jezus dezer dagen hebben gevierd en aanvaard als 'een redder' ons geboren, wij hebben de roeping te leven op een manier, dat velen erdoor worden aangespoord op zoek te gaan naar het ware Licht, dat onder ons is komen wonen. Jeruzalem, nu nog een omstreden stad moge ooit een stad worden waar alle mensen zich thuis voelen en God vinden. Pastoor A.R. Reijnen ______________________________________________________________________ Zondag 3 januari 2016 NIEUWJAARSWENSEN Ons leven is een voortdurende reis en het is een hele kunst om die weg goed af te leggen. Soms betekent het loslaten, achterlaten en uit handen geven. Soms betekent het recht op het doel af gaan. Soms schuilen bij elkaar in een gemeenschap. We hebben 2015 uit handen gegeven, 365 dagen van vreugde en zorgen, van geluk en teleurstelling. Vandaag wordt ons een nieuw jaar in handen gelegd, een nieuw jaar om het te zegenen, om te breken voor elkaar als brood en te delen als voedsel voor nieuw leven. Ook dit jaar zal zich vullen met gewone mensendingen. Toch wordt het ongetwijfeld ook een bewogen jaar vanwege al het goede dat er is tussen mensen in het grote wereldgebeuren. Helaas ook om de verharding, de aangescherpte tegenstellingen tussen volken, moord en onmacht. Een gedenkwaardig jaar om wat mensen doen om het leven voor elkaar glans te geven, en tegelijkertijd alles wat ze doen om die glans te verduisteren. Het afgelopen jaar heeft zijn tol geëist aan mensenlevens als gevolg van dictatuur en macht, van fanatisme en zinloze onderlinge haat, van ebola en andere sluipende dodelijke ziekten, van verkeer, alcohol en drugs. Er is angst voor de terreur van IS en aanverwante groepen, angst voor ongelukken in de milieubeheersing, hartverscheurende oorlogen en vernietiging van mensenlevens. Ondanks gevoelens van machteloosheid en angst, mogen we dit nieuwe jaar ook welkom heten in de hoop op mooie ervaringen die ons inspireren en blij maken. We mogen een nieuw hoofdstuk schrijven in het boek van ons leven. We beginnen natuurlijk niet blanco, want we hebben allen een geschiedenis, die onze blik richt en kleurt. De 1e lezing uit het boek Numeri zegt dat wij deze eerste dag beginnen onder de zegen van een genadige God. In deze verzen klinkt bescherming, nabijheid, vrede, zegen - de zegen van God die de naam draagt ' Ik-zal-er zijn'. We mogen die woorden verstaan als een bede die bewerkt wat ze belooft: 'Jullie zullen gezegend zijn'. Maar die woorden houden ook de opdracht in om een zegen te zijn voor elkaar. Wij zijn immers geschapen naar Gods beeld en gelijkenis, dragers van zijn beeltenis. En dat beeld mogen we zichtbaar maken in de omgang met elkaar. God zegent ons om elkaar recht in de ogen te kunnen zien en anderen helemaal tot hun recht te laten komen. Het Evangelie van deze dag sluit het Kerstverhaal af met de besnijdenis en de naamgeving van de pasgeborene. In de joodse traditie is de geboorte van een kind pas voltooid, als de naam wordt geroepen door de vader. 'Jezus zal hij heten', is de naam die hier klinkt. 'Jehoshua'. Hij betekent: 'God bevrijdt'. M.a.w. God geve dat Jij een bevrijder zult zijn van Godswege, een mens die ruimte maakt, drager van Gods beeltenis onder mensen, brenger van licht. En wij weten: dat is Hij geworden in zijn doen en laten, in zijn woorden en keuzes. Hij heeft laten zien dat God er is ín - en tussen ons, mensen. Ons leven is bestemd om onszelf en anderen gelukkig te maken, ook al wordt het getekend door pech en mislukking, ziekte en dood. Jezus zal Licht brengen, licht voor de volken, maar ook licht om datgene aan te wijzen wat het licht niet kan verdragen. Jezus van Nazaret zal de hardheid van het mensenleven ervaren, maar nooit Gods warme nabijheid uit het oog verliezen. Jezus is een mens geweest als wij. Alles wat wij doen, weten, voelen, beleven en niet-weten was er ook in Hem. Hij heeft lieve, vertrouwde en vervelende mensen om zich heen gehad. Hij heeft geleden onder onbegrip, verdeeldheid en egoïsme en tegelijk bleef dóór Hem licht stralen: licht dat na 2000 jaar ook
ons de weg wijst, aanvuurt en behoedt en nieuwe kansen geeft, zodat ook wij elkaar tot licht en tot zegen kunnen zijn. Het begin van een nieuw jaar gaat altijd gepaard met het uitspreken van goede wensen en het maken van goede voornemens. En de diepste wens van velen is dat het nieuwe jaar ons niet verder doet afglijden in angst, verdeeldheid en verharding, in oorlog en geweld, maar dat wij er in slagen wegen te banen naar vrede. In de profetie van Jesaja, die er klonk in de kerstnacht, wordt de Messias 'Vredevorst' genoemd. En deze Vredevorst noemt als voorwaarde dat 'de graankorrel moet sterven om veel vruchten te dragen', vruchten van eenheid en universele vrede. Jezus spreekt daarmee niet alleen over zijn eigen dood, maar roept ook ons op om ons egoïsme te doen sterven. 'Wie zijn leven lief heeft, verliest het', zegt Hij. Het gaat hier niet over ons fysieke leven, maar over het leven volgens wereldse normen en waarden. Onze wereld is vol afgoden. Ze is begerig naar weelde en naar macht. Jean Vanier, de stichter van de ARK-gemeenschappen, zegt in zijn meditaties over het Christusmysterie bij Johannes: 'Het leven verliezen' verwijst naar onze psychologische neigingen. Hij noemt dan: onze obsessieve verlangens naar succes, naar waardering en appreciatie, naar erkenning door de leden van de groep, naar macht en controle over anderen. Hij stelt: 'Die passies zijn te vinden in ieder van ons. Wij kunnen het verlangen voelen naar bewondering in onze groep, het verlangen om de beste te zijn, de meest spirituele persoon die de anderen kan leiden en controleren. Wij kunnen zelfverheerlijking en zelfvoldoening zoeken in goede werken, zelfs in onze deelname aan het werk van De Ark!.... Deze passies en onze behoefte aan erkenning kunnen op een goed en edel doel worden gericht; ze kunnen zelfs noodzakelijk zijn bij het begin van onze weg naar God! Maar als we onze spirituele tocht willen voortzetten en willen groeien in nederigheid, liefde en openheid, dan moeten we afstand nemen van zulke passies. Als we al in dit aardse leven iets van het eeuwig leven willen ontdekken en Gods Geest willen volgen, dan moeten wij die behoefte aan erkenning laten sterven, en ook ons verlangen naar bewondering en macht.' Soms worden mensen a.h.w. 'opgeroepen' om hun te menselijke plannen en projecten op te geven door een ziekte, een ongeluk of mislukking en te ontdekken welke hun echte talenten zijn en wat God van hen verlangt. Als Jezus Jerusalem binnentrekt, doet Hij dat niet als een triomfator die alle macht in handen heeft, maar nederig, met zachtheid, gezeten op de rug van een ezeltje. Als vrede ons diepste verlangen is, dan moeten we ons realiseren dat vrede alleen kan ontstaan als we de naaste nederig en bescheiden tegemoet treden, zonder wapens, zonder verkeerde bedoelingen en in een geest van waarheid, zonder enig gevoel van superioriteit. Om ons zo open te stellen voor de naaste hebben we een persoonlijke relatie met Jezus nodig. Hoe meer wij leven verenigd met Hem, des te meer staan wij open voor de naaste en gaan wij hem zien en beminnen zoals Jezus dat doet. Wij kunnen daarin momenten van angst beleven, waarin we ons zeer eenzaam voelen, vooral als familie en vrienden daar geen heil in zien. Wij hebben dan nieuwe krachten nodig, liefde en wijsheid, de gaven van de Geest van waarheid. Ons inwendig heiligdom, de plek waar God in ons verblijft, moet dan gesterkt worden door de kracht van de Geest. Dit zijn voorwaarden om te bouwen aan de vrede die Jezus voor ogen staat. Een boeiende opdracht voor het nieuwe jaar dat God ons vandaag schenkt. AMEN Pastor A.G.M. Franssen, vic. _______________________________________________________________________________ Zaterdag 2 januari 2016 Overweging bij Jesaja 60, 1-6 en Matteüs 2, 1-12. DE HEILIGE DRIE KONINGEN ZOCHTEN ONZE HERE 'D' Helige drie Koon'gen uit zo verre land, zij zochten onze Here met offerhand.' Zo luidt strofe 4 van het kerstlied 'Nu zijt wellekome…' Met Kerstmis hebben we Jezus' geboorteverhaal gehoord in de versie van Lucas over de engelen, de herders en het Kind in de kribbe. Vandaag hoorden we het
verhaal over Jezus' geboorte van de hand van Matteüs. En dat blijkt een heel ander dan het vertrouwde verhaal van Lucas. Matteüs als rasechte Jood, maakt gebruik van de verhalen van het Eerste (Oude) Testament, met name van wat de profeten en de Psalmen zeggen over de Messias, de man waarvan het volk eeuwenlang heeft gedroomd. Hij past dat op zijn manier toe op de figuur van Jezus. Als Herodes van hogepriesters en schriftgeleerden hoort dat de Messias volgens de profeten in Betlehem geboren zal worden en dat andere volken Hem hun hulde komen brengen - zoals dat staat in Ps. 72 - dan is voor hem de maat vol. Hij maakt een plan om zijn mogelijke rivaal en concurent om het leven te brengen. Hogepriesters en Schriftgeleerden, die beschikken over de informatie over de geboorteplaats van de Messias, verzetten gaan stap om de nieuw geboren koning te gaan eren. Al in zijn geboorteverhaal laat Matteüs zien dat de politieke en religieuze leiders van Israël Jezus zullen afwijzen, maar dat er onder vreemde volken mensen zijn die Hem zullen eren. Het gaat vandaag niet om drie, maar om twee koningen: Herodes en Jezus. Matteüs vertelt enkel van magiërs, wijzen, sterrekijkers. Hij zegt niet hoeveel. Veel later telde men er drie, vanwege de drie geschenken. En nog veel later heeft de vroomheid de wijze sterrekijkers tot koningen gekroond. Ze kregen zelfs namen en leeftijden en hun landen van herkomst werden aangewezen. Koning Herodes weet heel goed dat het om de Messias gaat, want hij heeft hogepriesters en schriftgeleerden geraadpleegd. En die kennen de Bijbel. Maar Jerusalem en hun leiders laten het afweten, nu en straks opnieuw. Dat is een gevolg van de eeuwige bekoring die uitgaat van macht, eer, aanzien en bezit. Als je het goed hebt, wil je dat vooral zo houden, soms tot elke prijs. Dat geldt voor Herodes, maar ook voor de religieuze leiders die alles denken te weten over God, zijn wetten en bedoelingen en ook voor ons. De andere koning heeft nog geen naam, pasgeboren in Betlehem, de stad van David. Mattteüs maakt in zijn verhaal over de wijzen gebruik van het visioen van de profeet Jesaja: 'Volken komen naar uw licht, koningen naar uw dageraad'. Aan het goud en de wierook van Jesaja en de psalm, voegt Matteüs nog een derde geschenk toe: de mirre. Daarmee worden doden gebalsemd. Dat is een teken vooraf, misschien een vingerwijzing om dit verhaal goed te verstaan. Op deze manier presenteert Matteüs ons de andere koning, de Messias. Het is een eerste kennismaking, een voorspel over wie deze koning is en wat we van Hem mogen verwachten. We zien nu al de reacties die Hij losmaakt. Hij, de Messias is gekomen om te redden, eerst zijn eigen volk en dan alle volkeren. Maar dat gaat niet zonder hindernissen en nooit zonder hulp van God. Deze koning moet gezocht worden. Hij wil gevonden worden door mensen die op zoek zijn naar licht. Door mensen die voor Hem op de knieën gaan en Hem als koning erkennen. Na zijn verrijzenis zullen ook de leerlingen, de vrouwen voorop, voor Hem op de knieën gaan en Hem als koning belijden. Je kunt stellen: dit verhaal van Matteüs loopt vooruit op wat komen gaat. De wijzen uit het oosten zijn zoekers naar licht. 'Verre volken komen om Hem te zien', zegt Jesaja. Zij die van God niet weten. Die geen weet hebben van de verbondsgeschiedenis van God met zijn volk en het moeten hebben van sterren. Zij komen in Jerusalem met de vraag: 'Waar is Hij geboren, de koning van de Joden? Een ster is de wijzen voorgegaan. We moeten die niet zoeken aan het firmament, maar in de profetie van Bileam die zegt: ' Ik zie hem, maar niet in het heden; een ster komt op uit Jacob, een scepter rijst op uit Israël'. De ster brengt ons waar Matteüs ons hebben wil, nl. tot grote vreugde. Dat is de vreugde die Matteüs opnieuw noemt, als de vrouwen wegrennen van het graf van Jezus ' in angst en grote vreugde'. Hier komen de wijzen bij het Kind en zijn moeder en geven zij het hun hulde. Ze geven Hem het goud van geld en macht, de wierook van overgave en gebed. En ze geven mirre, profetisch teken van zijn begrafenis. Zo maakt Matteüs ons tot getuigen van wat daar gebeurt in het huis te Betlehem.
Wat hebben de wijzen ons te zeggen? Zijn wij nog pelgrims op zoek naar licht? Of hebben wij alles netjes op een rijtje en willen we dat vooral zo houden; geen behoefte aan lastige vragen of informatie die ons verontrust? Wat denken we bv. over de stroom van vluchtelingen en vreemden die Europa binnen komt en zoekt naar veiligheid en een leefbare toekomst? Wat doet het met ons: die beelden en berichten van oorlog en geweld, waarbij telkens zoveel onschuldige slachtoffers vallen en zoveel wordt vernietigd? Wat gebeurt er in ons binnenste, als we horen hoe vaak de rechten van mensen geschonden worden en hoevelen er zelfs in deze tijd geen eten hebben voor hun kinderen? Zijn gevoelens onmacht en angst voor ons eigen hachje de enige reactie? Wij snakken met zijn allen naar vrede, maar wat mag die vrede ons kosten, wat hebben wij er voor over? Waaraan hebben wij het te danken, dat wij mogen leven in een zekere welvaart, terwijl anderen zelfs missen wat een mens nodig heeft voor zijn elementaire levensonderhoud? Zijn wij dan zoveel meer waard in Gods ogen dan armen en zwakken? U merkt: de wijzen van onze dagen hebben ons heel wat te vragen. We kunnen hen natuurlijk achteloos voorbij lopen of zeggen: 'Doe niet zo moeilijk!' We kunnen ons misschien ook aansluiten bij de wijzen van Matteüs en neerknielen bij het Kind. Hoe kunnen wij dat Kind hulde brengen; welk geschenk hebben wij die nieuwe koning te bieden? Zou Hij niet tevreden zijn, als we af en toe bij Hem knielen en Hem vragen ons de weg te wijzen en ons helpen opstaan uit onze angst en onmacht? Dan wordt 2016 het gezegende en zalig Nieuwjaar, dat we elkaar van harte toewensen. AMEN Pastor A.G.M. Franssen, vic.