Panoramisch verlangen, panopticisme en Foucault 1. Freaks, panorama’s en pretparken Coney Island USA Wereldtentoonstellingen, pretparken Panoramisch verlangen en panopticisme
2. Michel Foucault 1926-1984 Het denken van Foucault zeer kort samengevat De boeken Abnormaal in historische tijden Discipline Het panopticum Panopticisme
3. Foucault en de kunst Even terug naar de panorama’s Foucault als activist Foucault en de kunst
4. Samenvatting 5. Verder lezen 6. Opdracht
1
1. Freaks, panorama’s en pretparken Coney Island USA Coney Island, het oudste pretpark ter wereld bij het strand van de stad New York, herbergt een museum met de weinig tot de verbeelding sprekende naam Coney Island USA. De collectie is echter heel bijzonder: hier wordt met behulp van foto’s, decorstukken en theatervoorstellingen de herinnering geconserveerd aan het fenomeen van de freakshow en de sideshow — de menselijke uitstalkast van Siamese tweelingen, dwergen, reuzen, vrouwen met baarden, meisjes met vier borsten, gecombineerd met voorstellingen van degenslikkers, fakirs en artiesten die de meest bizarre handelingen uitvoeren. Een reus en een dwerg in Liliputia, ca. 1910 http://www.org-urb.dk/UK/liliputia.htm
Als bezoeker word je in dit museum heen en weer geslingerd tussen opwinding en schaamte, alsof je in de geestelijke variant zit van de achtbanen die in diverse uitvoeringen nog steeds als attractie aanwezig zijn op Coney Island. Echt en onecht, sensatie en afkeer, verwondering en fascinatie – alles loopt hier duizelingwekkend door elkaar. Ooit behoorden freakshows en sideshows tot de hoofdattracties van ieder zichzelf respecterend pretpark. Dat nam soms bizarre proporties aan. Zo huisvestte Coney Island een tijdlang een complete miniatuurstad, Liliputia genaamd, waar zo’n driehonderd dwergen samenwoonden. Bezoekers konden er tegen betaling zien hoe deze kleine mensen leefden in een wereld die moet hebben geoogd als een parodie op de grotemensenwereld.
Lilliputia op Coney Island http://www.org-urb.dk/UK/liliputia.htm
Tegenwoordig lijkt het bijna ondenkbaar dat er nog een dergelijke menselijke dierentuin zou worden ingericht. Naar onze vaak stellige overtuiging zijn wij nu een flinke stap verder in de beschaving, door het zeer onbeschaafd te vinden om mensen tentoon te stellen. Tegelijkerijd hebben vele gemarginaliseerde groepen, zoals de eertijdse ‘freaks’ zich geëmancipeerd. Die emancipatie heeft te maken met een succesvol pogen het denken over wat normaal en abnormaal is te veranderen.
2
In dit hoofdstuk zal het gaan over zulke zaken. Via de freakshows belanden we op wereldtentoonstellingen, in het 19e eeuwse panorama en komen vervolgens uit bij Michel Foucault, een Franse denker die grote invloed heeft gehad op het denken over wat ‘normaal’ is en ‘abnormaal’. Wereldtentoonstellingen, pretparken Het tentoonstellen van mensen als ‘freaks of nature’, spelingen van de natuur, was in de 19e eeuw een tamelijk gewoon en wijdverbreid verschijnsel. Het fenomeen schijnt te zijn ontstaan als uitvloeisel van de wereldtentoonstellingen, de grote internationale exposities waar de deelnemende landen een beeld gaven van hun economische, sociale, culturele en technische ontwikkeling. Het idee was om zo een weerspiegeling te laten zien van de mensheid: een panoramisch beeld van de wereld in al zijn wonderbaarlijkheid. Wereldtentoonstellingen hadden oorspronkelijk een buitengewoon ernstig doel, waarin wetenschappelijke interesse en economische belangen hand in hand gingen. Vaak echter hadden die tentoonstellingen ook het karakter van een veredelde kermis. Wat vandaag rest van de grote wereldtentoonstellingen rond 1900 is dan ook meestal regelrecht volksvermaak van wisselend cultureel gehalte: de Eiffeltoren in Parijs, het Atomium in Brussel, het Museumplein in Amsterdam, de Montjuic in Barcelona – al die plekken en gebouwen waren ooit het middelpunt van een opgewekt geloof in de macht en de kracht van de moderne tijd, maar zijn tegenwoordig hoofdzakelijk in gebruik als toeristische trekpleisters, waar de wetenschappelijke pretentie van weleer soms nog maar nauwelijks merkbaar is. Er worden vandaag de dag nog steeds wereldtentoonstellingen in de oude traditie georganiseerd, zoals bijvoorbeeld in 2000 in het Duitse Hannover. Maar ook op andere gebieden leeft de wereldtentoonstelling voort. Voorbeelden in de kunstwereld zijn bijvoorbeeld de Biënnale van Venetië of de Documenta in Kassel, die zichzelf ondertitelt als ‘Weltausstellung der Kunst’.
Voor Documenta 12 in 2007 werd het zogenaamde Aue Paviljoen gebouwd – een tuinbouwachtig kassencomplex, dat door de organisatie expliciet vergeleken werd met het fameuze Crystal Palace in Londen, waar de eerste wereldtentoonstelling in 1851 werd gehouden. Over de toepasselijkheid van deze vergelijking verschilden de meningen.
3
Panoramisch verlangen en panopticisme Al sinds de Renaissance is een tendens in de westerse cultuur zichtbaar die je zou kunnen omschrijven met de term ‘panoramisch verlangen’: een behoefte om de wereld als een samenhangend geheel te zien, dat je wetenschappelijk kunt ordenen in allerlei categorieën, en die je vervolgens weer op een didactische manier tentoon kunt stellen. Alle klassieke musea zijn op dat panoramisch verlangen gebaseerd. En steeds valt ook op, dat het panoramisch verlangen zich op het scharnierpunt bevindt van wetenschap en kermisachtig vermaak. Een van de mooiste, en letterlijke, voorbeelden daarvan is te vinden in de mode van het geschilderde panorama aan het eind van de 19e eeuw. Panorama’s maakten het mogelijk om ver verwijderde plekken of momenten in de geschiedenis op een overrompelende manier tot leven te wekken. Zo kon het publiek bijvoorbeeld kennis nemen van de gang van zaken op de Napoleontische slagvelden bij Waterloo of Borodino, of zien hoe de kruisiging van Jezus in het landschap rond Jeruzalem eruit moet hebben gezien.
Een van de oudste geschilderde panorama’s: zicht op Londen
Panorama’s hadden in eerste aanleg een didactische functie, maar ze preludeerden ook op de uitvinding van de film. Ze behoren tot de algehele tendens om de zichtbare werkelijkheid zo dicht mogelijk te benaderen die de 19e eeuw zo kenmerkt, en die zich ook manifesteert in de uitvinding van de fotografie, en kort daarna, de stereoscopie. Van zulke uitvindingen werd dikwijls veel heil voor de mensheid verwacht, maar in veel gevallen mondden de uitvindingen al snel uit in betrekkelijk oppervlakkig vertier, dat na verloop van tijd weer uit de mode raakte. Van alle panorama’s die er ooit waren in Europa, zijn er nog maar een paar bewaard. Freakshows zoals op Coney Island worden als museumstukken geconserveerd – het museum van curiositeiten als curiositeit op zichzelf. Over het ‘panoramisch verlangen’ en de vele vormen waarin dit zich met name in de 19e eeuw manifesteerde, is al veel gezegd, bedacht en geschreven, maar er is niet één filosoof, die zich er zo indringend en eigenzinnig in heeft verdiept als Michel Foucault. Foucault spreekt overigens nooit van ‘panoramisch verlangen’, maar van ‘panopticisme’, een begrip overigens dat bij hem een eerder de betekenis heeft van een ideologie dan van een romantisch verlangen. Wenden we ons daarom nu tot Michel Foucault.
Panorama in wording, eind 19e eeuw
4
2. Michel Foucault 1926-1984 Michel Foucault, geboren in 1926 en overleden in 1984, geldt als één van de meest invloedrijke Franse filosofen na de Tweede Wereldoorlog. Hij wordt vaak gerekend tot de postmoderne denkers, hoewel hij zelf nooit erg veel op had met die term. Hij zag zichzelf ook niet alleen als filosoof, maar vooral als een historicus, die de wijze onderzocht waarop door de eeuwen heen het denken zich heeft ontwikkeld in relatie tot maatschappelijke omstandigheden, en hoe denksystemen invloed hebben, of beter gezegd macht uitoefenen op het bestaan van mensen. Foucault was zoon van een arts, en door zijn vader voorbestemd om ook dokter te worden. Zelf wilde hij als kind graag geschiedenisleraar worden. Hij kon buitengewoon goed leren en juist zijn ongewoonheid als kind stimuleerde zijn belangstelling voor de wijze waarop een maatschappij bepaalt wie ‘gewoon’ is en wie ‘ongewoon’. Tijdens zijn middelbare schooltijd ontdekte Foucault zijn homoseksualiteit, reden voor zijn vader om hem naar een psychiater te sturen, die hem zou kunnen behandelen voor deze ‘ziekte’. Bij Foucault ontwikkelde zich echter vooral een fascinatie voor de enorme macht die artsen en psychiaters uitoefenen op het bestaan van individuen die als ziek of abnormaal worden aangemerkt. Na zijn opleiding aan de prestigieuze École Normale Superieure studeerde Foucault filosofie en psychologie. In 1961 promoveerde hij op zijn eerste belangrijke studie, getiteld Geschiedenis van de waanzin in de klassieke tijd (Folie et déraison. Histoire de la folie à l'âge classique). Zoals veel generatiegenoten was hij in de jaren ’50 korte tijd lid van de communistische partij. Hij was niet rechtstreeks betrokken bij de studentenopstanden van 1968 in Parijs, maar de ontwikkeling van zijn denken is er nauw mee verbonden, en op zijn beurt beïnvloedde dat denken de ontwikkelingen na 1968. In de laatste fase van zijn loopbaan hield Foucault zich vooral bezig met seksualiteit, en hij werd een pionier van de zogeheten ‘queer theory’, theorievorming over homoseksualiteit. In 1984 overleed Foucault aan AIDS. Het denken van Foucault zeer kort samengevat1
Kennis is macht Foucaults hele oeuvre vertrekt vanuit een algemeen aanvaarde opvatting: kennis is macht. Kennis, zou je kunnen zeggen, is het weten van dingen die waar zijn. Maar wat is waar? Waarheid, zo stelt Foucault, wordt over het algemeen voorgesteld als iets wat altijd en eeuwig geldig is. Maar als je de geschiedenis bestudeert, dan zie je dat iedere periode zijn eigen waarheid kent. Waarheid is dus iets wat evolueert, soms zelfs radicaal verandert. Kennis over wat waar is, blijkt zeer veranderlijk te zijn.
1
* Voor deze samenvatting is hoofdzakelijk gebruik gemaakt van de introductie in het zeer leesbare boekje ‘Foucault for Beginners’. Zie ‘Verder lezen’.
5
‘Waarheid’ is een constructie van dominante kennis Wanneer kennis macht is, dan betekent dit dat degenen die deze kennis verzamelen, ook degenen zijn die als het ware de dominante ‘waarheid’ voor een tijdperk construeren. Hun macht bestaat erin, dat zij hun kennis zo geloofwaardig uitdragen, dat deze als universele waarheid wordt aanvaard door degenen die deze kennis niet bezitten.
Fysieke versus mentale macht De macht die gepaard gaat met dit soort kennis is niet fysiek, maar mentaal van aard. Macht kan natuurlijk worden uitgeoefend door geweld te gebruiken, maar Foucault is vooral geïnteresseerd in die mentale machtsoort, veroorzaakt door kennis omtrent een waarheidsconstructie.
Taal weerspiegelt het dominante wereldbeeld Je kunt een kind iets leren door het een oorvijg te geven als het iets ongewensts doet. Dat is één, tegenwoordig wat impopulair, aspect van de opvoeding. Maar heel veel kun je ook aan een kind leren door het taal te leren spreken en verstaan. In de taal, in de woorden en zinnen die wij gebruiken, ligt namelijk al ons hele wereldbeeld besloten. Onze kennis van de wereld wordt uitgedrukt in de taal die wij spreken. Het lijkt alsof er een één-op-één-relatie bestaat tussen de wereld en de taal, maar dat is volgens Foucault schijn. Taal is slechts de uitdrukking van een tijden plaatsgebonden waarheidsconstructie. Wie een taal leert spreken, zoals kleine kinderen, leert daarom impliciet het dominante wereldbeeld aan, en daarmee raakt hij als vanzelf vertrouwd met de normen en waarden die het gedrag reguleren.
Macht maakt moraal Wie de macht heeft, kan anderen de wet voorschrijven. Wetten bepalen wat goed en slecht is: ze stellen de morele normen vast binnen een samenleving. Kennis, als bijzondere vorm van macht, zo concludeert Foucault, is dus een potentiële bron van moraliteit. De boeken Alle boeken van Michel Foucault gaan over de mechanismen die de uitoefening van macht door kennis bepalen. Het gaat hem met name over kennis omtrent ‘de mens’, zoals gegenereerd door de zogenaamde ‘menswetenschappen’ (sociologie, psychologie, economie, medische wetenschap) en hoe die kennis het alledaagse bestaan van mensen in de hedendaagse samenleving beïnvloedt.
6
Het doel van de menswetenschappen is het beschrijven menselijk gedrag. Daarmee definiëren ze niet alleen wat een mens is, maar ook hoe een mens behoort te zijn. Juist het definiëren van ‘de mens’ veroorzaakt dat onderscheid wordt gemaakt tussen ‘normale’ en ‘abnormale’ mensen. Foucaults oeuvre is een geraffineerde en zeer gedetailleerde studie van verschillende vormen van ‘abnormaliteit’:
Waanzin staat centraal in zijn boek ‘Geschiedenis van de waanzin in de klassieke periode’ (1961) (Folie et déraison. Histoire de la folie à l'âge classique) Ziekte in ‘De geboorte van de kliniek’ (1963) (Naissance de la clinique) Criminaliteit in ‘Discipline, toezicht en straf; de geboorde van de gevangenis’ (1975) (Surveiller et punir. Naissance de la prison) Sexuele perversie in ‘Geschiedenis van de seksualiteit’ (1976-1984) (Histoire de la sexualité) De relatie tussen waarheid, werkelijkheid en taal komt onder meer aan de orde in meer filosofische, en daardoor moeilijker toegankelijke werken zoals ‘De woorden en de dingen’ (Les mots et les choses, 1966) en ‘De orde van het vertoog’ (L’ordre du discours, 1971). Abnormaal in historische tijden De menswetenschappen hebben sinds de Verlichting nauwgezet in kaart gebracht wat ‘normaal’ en ‘abnormaal’ is, met als doel het gedrag van mensen in de samenleving te reguleren. Psychologen vertellen ons wat waanzin is, dokters wie ziek is, criminologen wat misdadig is. Maar we verwachten niet dat criminelen of patiënten of gekken ons iets vertellen over hun behandelaars. Zij hebben namelijk niet de kennis van de behandelaars, dus wat ze zeggen doet er niet toe. Zodra het abnormale gedefinieerd is, wordt daarmee de macht van de ‘normale’ mensen over de abnormalen bekrachtigd. Vandaar dat het nodig is om het abnormale voortdurend te blijven bestuderen: zo worden de machtsrelaties in een samenleving steeds opnieuw gevestigd en herbevestigd. Sinds enkele eeuwen worden ‘abnormale’ mensen afgezonderd in gestichten, gevangenissen of ziekenhuizen. Dat is niet altijd zo geweest. In de middeleeuwen maakten gehandicapten deel uit van het gewone straatbeeld. Zieken werden thuis verpleegd en waanzinnigen werden tot op zekere hoogte getolereerd als verschijnsel. Misdadigers werden publiekelijk geëxecuteerd met wrede lijfstraffen. Opgesloten of afgezonderd werden uitsluitend leprozen. Echter, toen melaatsheid grotendeels uitstierf, in de 15e eeuw, kwamen al die leprozengestichten leeg te staan. Foucault contateert dat in de zelfde tijd een fascinatie ontstaat voor waanzin. Zo ontstaat het populaire beeld van het Narrenschip, the ship of fools, waarnaar in vele literaire werken wordt verwezen, en dat op veel schilderijen is afgebeeld. Hieronymus Bosch, Het Narrenschip, 1490-1500
7
Narrenschepen waren rivierboten, waarop men mensen met afwijkend gedrag zette. Kapiteins werden betaald om deze waanzinnigen buiten de steden te houden, en zo ontstond een soort rondtrekkende ongewenste kaste. In de 17e eeuw ontstaat een algemene neiging om zoveel mogelijk mensen op te sluiten – en ineens kwamen de grote, oude, leegstaande melaatsenkolonies weer handig van pas. Criminelen, waanzinnigen, armen, prostituees, alle mensen met een afwijking, ze werden van nu af aan opgesloten of afgezonderd. Tijdens de Verlichting, in de algemene drang tot verwetenschappelijking, probeerde men orde aan te brengen in de omvangrijke populatie van buitengeslotenen. De gestichten waren uitstekende plekken om de buitengeslotenen te observeren en te categoriseren en zo ontstonden gaandeweg de oervormen van de moderne ziekenhuizen, krankzinnigengestichten en gevangenissen: voor elke afwijking een aparte plek. Discipline Deze gedachte, ‘voor elke afwijking een aparte plek’, is door Foucault uitgewerkt in zijn boek ‘Straf, discipline en toezicht / De geboorte van de gevangenis’. Het boek gaat allereerst over de veranderende omgang in de westerse samenleving met straf. Na een schokkende beschrijving van een executie in de 16e of 17e eeuw - een misdadiger wordt via gruwelijke lijfstraffen in het openbaar doodgemarteld – beschrijft Foucault de geschiedenis van het straffen in de laatste drie eeuwen. Meest opvallend daarin is, dat in relatief korte tijd zowel het publieke element uit de strafvoltrekking verdwijnt, als het lichamelijke – strafvoltrekking door het toebrengen van pijn. Tegenwoordig worden straffen niet alleen buiten het zicht van de samenleving voltrokken, in afgesloten inrichtingen, de straffen zijn ook zo onlichamelijk mogelijk gemaakt: een moderne straf richt zich op de de psyche van de delinquent. De gedachte is namelijk, dat misdaad een vorm van afwijkend gedrag is, die kan worden bestreden door de misdadiger te disciplineren en hem zo nodig psychiatrisch te behandelen. Sinds misdadigheid wordt opgevat als een zielsziekte, is bij justitie een leger aan voorheen totaal onbekende typen werkzaam: psychiaters, doktoren, verplegers, welzijnswerkers, reclasseringsambtenaren, enzovoort. Foucault stelt dat het disciplineren van gevangenen is gebaseerd op de volgende beginselen:
ruimtelijke indeling o
Elke gevangene heeft een vaste plek in de gevangenis, in de eetzaal, tijdens het werk.
controle over alle activiteiten. o
Alle bezigheden van de gevangenen verspreid over de dag zijn van minuut tot minuut vastgelegd.
repetitieve oefening o
Herhaling van handelingen zorgt op de duur voor het internaliseren van de handeling, de gevangene wordt als het ware gedresseerd tot normaal gedrag.
gedetailleerde hiërarchie o
In een gevangenis bestaat een strenge machtsorde. Niet alleen onder het gevangenispersoneel, dat in rangen is ingedeeld, maar ook onder de gevangenen.
normaliserende sancties o
Wie zich ‘normaal’ gedraagt, krijgt privileges, die onthouden worden aan degene die zich slecht gedraagt. Slecht gedrag wordt bovendien extra bestraft, bijvoorbeeld door eenzame opsluiting.
8
Het panopticum Foucault beschrijft hoe geleidelijk deze methoden in zwang kwamen, tegelijkertijd met de uitvinding van een nieuwe, specifieke bouwvorm: het panopticum (of panopticon). Het panopticum werd bedacht door de 18e eeuwse filosoof Jeremy Bentham. Het bestaat uit een ringvormig gebouw met in het midden een wachttoren met grote ramen, die uitkijken op de binnenzijde van de ring. Gevangenen zitten geïsoleerd in kleine cellen, die te allen tijde in de gaten kunnen worden gehouden vanuit de wachttoren. De verlichting is zodanig dat de bewaker de gevangenen wél kan zien, maar de gevangenen niet de bewaker. Bentham achtte dit model niet alleen geschikt voor gevangenissen, maar ook voor fabrieken, scholen, legerkampementen, ziekenhuizen en gestichten. In de loop van de 19e eeuw schiet het panopticum als bouwvorm allerwegen wortel en juist uit deze tijd stamt de grote verzameling panoptisch ingerichte gebouwen, waartoe je ook de eerder beschreven panoramagebouwen kunt rekenen.
Model voor een panopticum door Jeremy Bentham en een panoptisch gedisciplineerde gevangene (door Foucault gereproduceerd in ‘Straf, discipline en toezicht / De geboorte van de gevangenis’)
Panopticisme Foucault laat zien dat het panopticum-model in wezen niets minder is dan een ideologie. Hij spreekt dan ook van ‘panopticisme’ of ‘panoptisme’. Je zou het panopticisme kunnen definiëren als
het aanzetten tot zelfdiscipline door het geloof dat men onder permanent toezicht staat. Foucault beschrijft het panopticisme als een techniek, een mechanica van de macht. Hij schrijft:
“De panoptica is als systeem zo belangrijk omdat het de macht automatiseert en ontindividualiseert. Het principe van de macht is niet zozeer gelegen in een persoon als wel in een strak gearrangeerde verdeling van de lichamen, de vlakken, de blikken en het licht.”
9
3. Foucault en de kunst Even terug naar de panorama’s... Via het panopticisme keren we terug op ons vertrekpunt. Het panopticisme zoals Foucault het beschrijft, zou je als een diepere verklaring kunnen opvatten voor het ‘panoramisch verlangen’ dat zich uitte in de wereldtentoonstellingen en hun kermisachtige attracties – de panorama’s, de pretparken, uitzichttorens, freakshows. De verklaring zou erin kunnen liggen dat het panoramisch verlangen de rollen van het panopticisme omkeert: in het panoramisch verlangen uit zich misschien wel het verlangen te ontsnappen aan het toezicht, de disciplinering: als bezoeker van het panorama ben je niet langer degene die in de gaten wordt gehouden, maar ben je zelf de alziende toezichthouder. Allicht een aangenamer sensatie dan die van de onder toezicht gestelde. De wereldtentoonstellingen, waarin zoveel van het panoramische vermaak zijn oorsprong vindt, zouden we op hun beurt kunnen opvatten als één van de verschijningsvormen van de panoptische ideologie: een rigoureuze poging om orde aan de chaotische wereld op te leggen door haar in te delen in werelddelen en natiestaten, die kunnen worden bestudeerd door diverse wetenschapstakken. Juist door hun kermiselement verloren ze misschien wel iets van hun intrinsieke grimmigheid – de overdondering, de verpletterende grootsheid waarover door vele contemporaine schrijvers is verteld (zoals bijvoorbeeld door Céline in ‘Dood op krediet’). Opmerkelijk is, dat het woord ‘panopticum’ in de loop van de 19e eeuw geleidelijk aan synoniem werd met instellingen als Madame Tussaud’s en... freakshows! In Amsterdam was bijvoorbeeld een tijdlang zo’n panopticum gevestigd aan de Damstraat – waar tot voor kort de freaky discotheek It was gevestigd...
Musée Grevin in Parijs: een van de oudste wassen beelden panoptica
10
Foucault als activist Wanneer panoramisch verlangen eigenlijk een verlangen naar autonomie is in een steeds strenger disciplinerende samenleving, dan kunnen we, vanaf het panorama en de freakshow, opnieuw terugkeren naar het denken van Foucault. Zoals aan het begin al opgemerkt, raakte Foucault als wetenschapper indirect betrokken bij de onrust aan de universiteiten en de studentenopstanden van 1968. De hervormingen die vanaf dat moment in gang werden gezet, werden mede door Foucaults denken gestuurd, en Foucaults denken werd mede gestuurd door de maatschappelijke ontwikkelingen. Foucaults bemoeienis met de begrippen normaal en abnormaal, met het uitsluiten van groepen, met ziek en gezond, gestoord en aangepast kreeg geleidelijk aan steeds meer politiek gewicht. Uiteindelijk ging het hem erom, zo verklaarde hij, te strijden voor de mogelijkheid van mensen om het eigen leven in eigen hand te nemen, in plaats van gevormd te worden naar de disciplinerende macht van de menswetenschappen. Aldus kon hij uitgroeien tot een icoon voor de homo-emancipatie, de queer theory, de vrouwenbeweging en de emancipatie van minderheden in het algemeen. Het is na het bovenstaande vrij eenvoudig te begrijpen hoe Foucault die emancipatie zou willen voltrekken: namelijk door het vergaren van kennis. Gemarginaliseerde groepen, minderheden, outcasts: ze kunnen verzet bieden aan de drang tot normalisering door hun eigen geschiedenis te kennen, door eigen woorden te kiezen en een eigen taal te spreken. Op die manier wordt de dwingende, disciplinerende macht van de ordeningen in de menswetenschappen gepareerd – uiteindelijk precies wat Foucault deed in zijn eigen boeken. Foucault over kunstenaars Waar het gaat om het weerstand bieden aan de dwang van denksystemen, ligt er in de kunst en het kunstenaarschap een wereld braak. Voor Foucault belichamen kunstenaars de mogelijkheid om binnen een gegeven wereldbeeld de grenzen op te zoeken van wat kan en niet kan, van wat abnormaal is, maar in diepere zin waardevol. Kunstenaars, volgens Foucault, bevinden zich altijd, per definitie en ook door de eeuwen heen, op de grens van het normale en het abnormale. Dichterlijkheid is voor hem het vermogen om onder of achter de dwingend aanwezige ordeningen van een dominant wereldbeeld onvermoede verbanden te openbaren, om andere mogelijke orden te laten zien, om onvermoede logica uit te graven, denksystemen te ondermijnen of te vernieuwen. In zijn boek ‘Les Mots et les Choses’ verwijst daarbij naar een beroemde (en misschien wel net iets te vaak geciteerde...) tekst van Borges, waairn hij gewag maakt van ‘een zekere Chinese encyclopedie’, waarin staat dat de dierenwereld kan worden onderverdeeld in dieren
a) die de Keizer toebehoren, b) gebalsemde, c) tamme, d) speenvarkens, e) sirenen, f) fabeldieren, g) loslopende honden, h) die in deze indeling voorkomen, i) die in het rond slaan als gekken, j) ontelbare, k) die met een fijn, kameelharen penseeltje getekend zijn, l) et caetera, m) die juist een kruik gebroken hebben, n) die uit de verte op vliegen lijken. De absurditeit van deze opsomming is voor Foucault een metafoor voor de mogelijkheid van verschillende de denksystemen, en het zijn de kunstenaars, de dichters, die deze mogelijkheden kunnen ontsluiten. Zoals Johannes Mol in zijn inleiding over Foucault ‘De orde ontregelen’ schrijft:
‘Als Foucault de wens uitspreekt dat ieder zich beijvert om van zichzelf een kunstwerk te maken, wil dat in feite niets anders zeggen, dan dat hij iedereen aanmoedigt om uit de overheersende normaliteit en normativiteit terug te treden in de waanzin die ieder diep in zich heeft en zijn eigen orde te creëren, op de grens van het maatschappelijk toelaatbare.’ (Johannes Mol, Filosofen over Kunst, blz. 114) © Onno Schilstra, 2007
11
4. Samenvatting under construction
12
5. Verder lezen De belangrijkste boeken van Foucault die hierboven zijn besproken: Michel Foucault, Folie et déraison. Histoire de la folie à l'âge Classique (1961) Vertaling: Geschiedenis van de waanzin in de zeventiende en achttiende eeuw Vert. C.P. Heering-Moorman (Boom) Meppel, 1975 Michel Foucault, Les mots et les choses. Une archéologie des sciences humaines (1966) Vertaling: De woorden en de dingen, (Ambo) Baarn 1987 Michel Foucault, Surveiller et punir. Naissance de la prison (1975) Vertaling: Discipline, Toezich en Straf. De Geboorte van de gevangenis Vert. Vertalerscollectief (Historische uitgeverij) Groningen, 2007 Michel Foucault, Histoire de la sexualité I: La volonté de savoir (1976) Vertaling: De wil tot weten. Geschiedenis van de seksualiteit 1 (SUN) Nijmegen, 1984). Michel Foucault, Histoire de la sexualité II: L'usage des plaisirs (1984) Vertaling: Het gebruik van de lust. Geschiedenis van de seksualiteit 2. Vert. Peter Klinkenberg (SUN) Nijmegen, 1984 Michel Foucault, Histoire de la sexualité III: Le souci de soi (1984) Vertaling: De zorg voor zichzelf. Geschiedenis van de seksualiteit 3. Vert. Karin van Dorsselaer (SUN) Nijmegen, 1985
Inleidingen over Foucault: Lydia Alix Fillingham and Moshe Susser (1993), Foucault for Beginners, (Writers and Readers) New York, 1997 Leuke, mooi geïllustreerde inleiding in stripvorm. Johannes Mol, ‘De orde ontregelen; Foucault’, in: Filosofen over het belang van kunst. Plaatsbepalingen (Damon) Best, 2004 Korte en heldere inleiding over de politiek-artistieke gedachten van Foucault.
Foucault op internet: Over Foucault is uiteraard heel veel te vinden op internet. Een zeer kleine selectie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Michel_Foucault http://en.wikipedia.org/wiki/Michel_Foucault http://foucault.info/ http://www.michel-foucault.com/ http://theory.org.uk/foucault/
Overige: Petran Kockelkoren, Techniek, kunst, kermis en theater (NAI Uitgevers) Rotterdam 2003 Zeer interessant essay over de samenhang tussen techniek en kunst, waarbij de autonomie van de kunstenaar ten opzichte van technologie wordt onderzocht.
13
Tom Rombout ea, Het fenomeen panorama; de wereld rond (P/F Kunstbeeld) Rijswijk 2006 Over de 19e eeuwse panorama-mode en de nawerking in onze tijd. Jorge Luis Borges, The analytical language of John Wilkins http://www.alamut.com/subj/artiface/language/johnWilkins.html Met de beroemde passage over de indeling van het dierenrijk. Artur Japin, De Grote Wereld (Arbeiderspers) Amsterdam 2006 Aangrijpende novelle over een dwergenechtpaar in Liliputia op Coney Island. www.showhistory.com Web-encyclopedie in wording die zich ten doel stelt de volledige geschiedenis te documenteren van sideshows, freakshows, vaudeville en circus.
14
6. Opdracht Kunstonderwijs moet tegenwoordig aan allerlei voorwaarden voldoen. Ook de Koninklijke Academie moet voldoen aan allerlei Europese regelgeving. Zo zijn we al enige tijd geconfronteerd met een van bovenaf opgelegd beoordelingssysteem gebaseerd op ‘competenties’, en ondergaat de academie op dit moment de ‘accreditatie’. Het systeem van accreditatie lijkt in die zin op Foucaults panopticisme: de wens om het ongeregelde zootje kunstacademies te disciplineren, om kunstenaars te kweken die in de pas lopen en die ‘gewoon, normaal’ hun brood kunnen verdienen. Opdracht: Schrijf in ongeveer 1000 woorden jouw visie op bovenstaande op. De vorm waarin je schrijft is vrij. Of: Beschouw een ander actueel onderwerp in de kunst in het licht van Foucaults panopticisme. Denk aan de Documenta in Kassel of de Biënnale van Venetië.
Of: Schets een nieuwe orde voor het kunstonderwijs: ontwerp een nieuwe academie als kunstwerk. Deze opdracht is geheel vrij, met als enige restrictie dat je in geval van een beeldend ontwerp een geschreven toelichting moet geven.
Doel van deze opdracht is: het verkennen van jouw visie ten aanzien van een actueel onderwerp in de kunst; daarnaast dient de opdracht als een oefening in het schrijven over kunst, met het oog op de eindexamenscriptie die je in het vierde en vijfde jaar moet gaan maken. Tenslotte is belangrijk aan deze opdracht, dat je hem snel en toch zo verstandig mogelijk uitvoert.
Inleverdatum: 20 september 2007
15