Pandora
1
T i j d s c h r i f t v a n h e t V r o u w e n n e t w e r k UU - 2 0 0 8
r e o r g a n i s at i e
vrouwen met
human perception
letteren afgerond
ambitie
onder druk
colofon
inhoudsopgave
Jaargang 23, nr 1, april 2008
Interview bestuurlijke top
Pandora is het tijdschrift van het Vrouwennetwerk,
Meer mens dan gendergericht
Universiteit Utrecht. Het blad is gratis voor UU-ers en
Wieke Eefting
verschijnt driemaal per jaar.
drs. Ineke Buijs
redactioneel
Het Vrouwennetwerk Universiteit Utrecht is een zogenaamd ‘gemengd netwerk’: er neemt wp en obp aan deel, in ongeveer gelijke verhoudingen. Deze vrouwen werken in allerlei functies; van aio en postdoc tot hoogleraar en van secretaresse tot afdelingshoofd en directeur.
4
Adres- en abonnementwijzigingen doorgeven aan het redactieadres. Bij aanmelding graag intern
Deskundigencolumn
postadres vermelden.
Te veel vrouwen onder de artsen?
7
prof.dr. Bertien Collette Adres Vrouwennetwerk Universiteit Utrecht Heidelberglaan 2 3584 CS Utrecht
8 maart bijeenkomst
Coördinator: Kamer 19.11
Leadership and the search for balance
Tel: 030-2534805
drs. Noëlle van der Putten
8
Mail:
[email protected] Redactie: Pandora: Kamer 19.11 Tel: 030-2531896 Mail:
[email protected] Redactie: Anne-Marie van Gijtenbeek en Ingrid Koppelman (eindredactie) Verder werkten mee: Judith Bouwhuis, Ineke Buijs, Bertien Collette, Noëlle van der Putten, Marischka Verbeek en Désirée Verberk. Ontwerp: Avant la Lettre, Hanneke Verheijke,
Achtergrond
10
Is deze stoel vrij? Het hooglerarenbeleid van de UU drs. Ingrid Koppelman
Interview wetenschappelijke top
13
Bèta binnenkort drie vrouwen armer? Kwestie Kappers drs. Anne-Marie van Gijtenbeek
Utrecht Omslag: Pont, van Doorn en Kappers, foto: Ivar Pel
Symposium Bescherm moeder en kind
16
Symposium rechten zwangere zelfstandigen drs. Judith Bouwhuis
Actualiteit Vrouwen in de wetenschap
18
8 maart posters Nieuws per e-mail
drs. Anne-Marie van Gijtenbeek
Publicaties en aankondigingen van bijeenkomsten worden verspreid via de e-mail-nieuwsservice van het Vrouwennetwerk. Op deze manier kunnen we u sneller voorzien van nieuws dan via Pandora.
Door u aan te melden als lid van het Vrouwennet-
Wwweetjes drs. Anne-Marie van Gijtenbeek
werk komt u met het door u opgegeven (bij voor-
Netwerken
keur interne) emailadres op de verzendlijst van het
Presenteerblaadje
Vrouwennetwerk. U kunt ook zelf aankondigingen
drs. Ingrid Koppelman
19
20
met betrekking tot vrouwen, netwerken, wetenschap en emancipatieverwante relevante activiteiten sturen naar:
[email protected]
Column drs. Desiree Verberk
netwerkmededelingen
Af en toe moet je nieuwe dingen doen. Het inspireert en motiveert om jezelf uitdagingen te stellen. Vernieuwen is een vorm van groeien. Het geeft je ambitie weer maar het vormt ook je ambitie. Waar wil je naartoe? Wat laat je van jezelf zien? Durf je?! Doe je het!?! Pandora gaat full colour. We waren er aan toe. Het blad groeit, het Vrouwennetwerk is ambitieus en laat zichzelf zien. Zelfverzekerd en mooi, dat zijn we geworden, daar zijn we naartoe gegroeid. Het is het resultaat van het werk van niet alleen Anne-Marie en mij. Alle vrouwen die zich lieten en laten zien in dit blad werkten eraan mee. Alle vrouwen die deelnemen aan activiteiten van het Vrouwennetwerk geven eenzelfde boodschap af: Groei en ambitie zijn gezonde ingrediënten in een mensenleven. Vooruitgang is de motor van ons wezen. We willen leren, we willen groeien. Wij vrouwen willen vooruit. Ongeremd en energiek. In dit nummer ziet u helder in woord en in beeld hoe vrouwen gepassioneerd werken aan deze universiteit. De diversiteit komt ook duidelijk in de verhalen naar voren. Geen vrouw is hetzelfde en geen ambitie is gelijk. We laten ook zien dat sommige doelen gehaald worden waar andere achterblijven. Pandora behoudt haar open blik zonder te oordelen. Als lezer mag u zich laten informeren en een beeld vormen. Als je aan iets nieuws begint, laat je het oude achter je. Sommige mensen hebben daar moeite mee. Graag horen wij tot welke groep u behoort: wat vindt u van deze nieuwe Pandora?
We zijn een universitair vrouwennetwerk met een redelijk unieke en veelzijdige formule, en dat al meer dan twintig jaar. De afgelopen vijf jaar hebben we netto ongeveer 200 nieuwe aanmeldingen gekregen. Onze leden ontvangen Pandora. Om de doelstellingen van het netwerk te bevorderen sturen we het blad voortaan ook naar de 7 faculteitsdecanen, en -directeuren. Onze leden worden regelmatig uitgenodigd voor trainingen, bijeenkomsten en netwerkborrels. Met een ‘reservoir’ van bijna 2500 zeer diverse vrouwelijke werknemers leent het Vrouwennetwerk Universiteit Utrecht zich uitstekend voor deelnetwerken. Deze kunnen worden vormgegeven naar positie of functie (denk aan een hoogleraren netwerk met doelgroepspecifieke activiteiten) maar ook bijvoorbeeld naar werkveld of faculteit. Een vrouwennetwerk is in beginsel alleen voor vrouwen en soms wordt getwijfeld aan de effectiviteit van zoiets: vind je er wel de juiste mensen om mee te netwerken? Werkt het niet in je nadeel als je je onderscheidt op grond van gender? Er is de afgelopen jaren een opleving gaande op het gebied van universitaire vrouwennetwerken. Nieuwe worden opgericht, oude groeien en veranderen soms van samenstelling. Het Vrouwennetwerk UU is vaak aangevoerd als ‘good practice’ en ook aan andere universiteiten blijkt dat een vrouwennetwerk nut heeft. Ons college van bestuur noemde een vrouwennetwerk dan ook een noodzakelijke voorwaarde voor een vlotter bereiken van evenredige vertegenwoordiging. Toch reageren vrouwen desgevraagd niet allemaal positief op de suggestie van deelname aan een vrouwennetwerk. Hoe ziet u dit alles? Ziet u een meerwaarde aan een vrouwennetwerk of vindt u het juist minder interessant dan een m/v netwerk? Waar heeft u behoefte aan? Omstreeks mei/juni organiseren we een Vrouwennetwerkborrel met bovenstaand thema. Wij willen u graag vlot kunnen bereiken maar hebben niet van alle Pandora-abonnees een emailadres. Wilt u alstublieft het uwe aan ons (
[email protected]) mailen?
23
Voor een uitgebreid en actueel overzicht van bijeenkomsten door het hele land kunt u kijken op de site van het Internationaal Informatiecentrum en Archief
Boeken
voor de Vrouwenbeweging: www.iiav.nl.
drs. Marischka Verbeek
2
Pa n d o r a 20 0 8 -1
24
drs. Ingrid Koppelman
drs. Anne-Marie van Gijtenbeek
Eindredacteur
coördinator Vrouwennetwerk UU
[email protected]
[email protected]
Pa n d o r a 20 0 8 -1
3
interview bestuurlijke top
interview bestuurlijke top
‘Door de ketens kun je beter doorstroommogelijkheden signaleren’
Meer mensgericht dan gendergericht Interview Wieke Eefting
door Ineke Buijs - Sinds 1 februari jl. waait er een andere wind binnen de faculteit Geesteswetenschappen. Na een reorganisatie zijn de faculteiten Letteren, Godgeleerdheid en Wijsbegeerte samengevoegd tot de faculteit Geesteswetenschappen. Er zijn zes departementen gevormd. Dit interview zoomt in op de laatste ronde van de reorganisatie: het herindelen van het obp. Binnen de faculteit Geestesweten schappen is de organisatieondersteuning ingedeeld in zes ketens: Communicatie, Financien en Control, Personeel en Organisatie, Bestuur- en Beleidsondersteuning, Facility Management, Onderwijs- en Studentzaken. Van september 2007 tot 1 februari 2008 had elke keten een zogenaamde kwartiermaker, een persoon die verantwoordelijk was voor het invullen van de plaatjes in het reorganisatieschema. Per keten moest er namelijk een producten- en dienstencatalogus worden opgesteld (wat voor diensten leveren wij aan wie) en een formatieplan geschreven. Deze gegevens vormden de basis voor het invullen van de bemensing. Dr. Wieke Eefting, voormalig kwartiermaker en huidig hoofd van de keten Bestuur- en Beleidsondersteuning (BBO) had van september 2007 tot januari 2008 de tijd om daar de juiste mensen op de juiste plekken te krijgen. Een zware tijd, geeft ze toe. Wieke noemt zichzelf een mensenmens. “Ik ben niet bezig met poppetjes op plekken zetten, ik werk met ménsen en met alles wat zij met zich meebrengen. Voordat ik aan het bemensingsplan begon, heb ik met de 85 tot 90 medewerkers om wie het ging binnen BBO gesproken over de reorganisatie. Wat zijn hun wensen, hun zorgen, hun interesses? Zo ken ik uiteindelijk van iedereen een beetje de achtergrond. Dat helpt bij het bedenken wie op welke plek zou moeten of kunnen zitten. Maar het is ook pittig. Al die verhalen sla je op en neem je mee. Met alle mensen die erbij horen moet je iets, en niet alles valt in goede aarde. Ik heb uiteindelijk voor een deel van de medewerkers impopulaire maatregelen moeten nemen. Het lijkt me niet onmogelijk dat me die nog een tijdje worden nagedragen. Dat begrijp ik wel. Het is een zware tijd
4
Pa n d o r a 20 0 8 -1
geweest. Medewerkers zitten in dit soort situaties ongeduldig te wachten op uitsluitsel. Ze zijn onzeker over hun ‘lot’. En als de beslissingen dan genomen zijn, is natuurlijk niet iedereen gelukkig.” Was er dan veel weerstand tegen de voorstellen? “Dat viel eigenlijk nog wel mee. En we zijn wel heel goed gecoacht en voorbereid. Als kwartiermakers hebben we hebben geleerd hoe je slechtnieuwsgesprekken houdt, hoe je omgaat met emotionele reacties. Daarbij maakten we ook gebruik van een extern adviesbureau, Leeuwendaal, zodat je niets over het hoofd ziet. En we hebben elkaar als kwartiermakers en directeuren ook gecoacht. Maar ondanks alle trainingen kun je nog steeds niet iedereen gelukkig maken, al zou ik dat het liefste willen. Je leert wel beter omgaan met weerstand. Soms wilden mensen bijvoorbeeld niet naar de binnenstad, of juist niet naar De Uithof. Dan zei ik ‘blijf rustig en ga nou eerst maar eens kijken, misschien valt het wel heel erg mee’. Vaak was dat ook zo. Van de 200 obpers hebben er 12 bedenkingen geuit en een gesprek met de directeur gevoerd omdat ze het met hun functie niet eens waren. Dat vind ik een nette score. Ik weet ongetwijfeld niet van alle frustratie en weerstand, en er wordt uiteraard volop gepraat over de reorganisatie, maar dat is normaal in dit soort situaties. Alles is anders, mensen moeten wennen, zijn (nog) niet overal blij mee; het is een ingrijpende gebeurtenis. Daarom wordt er in de komende tijd nog veel fijngeslepen. Maar de grote lijnen staan er.” Zijn er ook mensen ontslagen? “Als je het obp in zo’n keten gaat herindelen, uitgaande van drie faculteiten die één moeten worden, dan heb je een aantal taken en een aantal medewerkers. Dat past natuurlijk nooit 1 op 1. Je loopt tegen overlap aan, maar ook tegen tekorten. In dit soort situaties is het normaal als 10% van de medewerkers niet plaatsbaar is. Bij ons lag dat percentage veel lager. Er was maar een handvol medewerkers niet direct plaatsbaar. Dat vraagt dan om maatwerk. Ligt er toch niet nog ergens een functie voor diegene? Kunnen we nog ergens schuiven? Er zijn op die manier ook wat mensen verschoven naar andere ketens. Als daar plek is, en ik heb iemand die daar past,
dan is dat toch een prettige oplossing? Er is nu ook meer doorstroom mogelijk. Vroeger was je bijvoorbeeld secretaresse bij Geschiedenis. Daar was er dan maar één van. Nu zit je in een keten met wel 30 secretaressen. Dan heb je een soort ‘pool’, en ben je als medewerker en als hoofd van een keten veel meer op de hoogte van waar de bewegingen zich afspelen. En kun je dus beter doorstroommogelijkheden signaleren. Dat kan dan ook nog in een andere keten zijn of bij een ander departement of School, of op een hoger niveau of naar een andere functie; extra mogelijkheden dus. Na veel gepuzzel hielden we aan de ene kant vijf of zes mensen over die definitief niet plaatsbaar waren, maar aan de andere kant hielden we ook vacatures over. Dat lijkt raar, maar de niet-plaatsbare personen pasten echt niet bij die specifieke vacatures. De vijf of zes mensen die geen plek kregen in de nieuwe organisatie zijn overigens niet zomaar op straat gezet. Deze hebben bijna allemaal een alternatief gevonden, hetzij op eigen kracht, hetzij met hulp van ons. Maar in eerste instantie doen dat soort dingen wel pijn. Bij alle partijen.” Maar er waait nu dus een frisse wind door de faculteit? “Ja, het is wel verbeterd. Er werd bij de drie faculteiten heel hard gewerkt, door veelal heel loyale mensen. Aan de andere kant waren veel mensen intussen ook cynisch geworden. Niets kon, overal moest op bezuinigd worden. Steeds meer werk moest door steeds minder mensen worden gedaan. Niet dat het nu niet op kan, maar we zijn wel een beetje uit het zware weer. Er is iets meer armslag, omdat we flexibeler kunnen omgaan met personeel, natuurlijk verloop weer kunnen opvangen en het obp efficiënter inzetten.” Bij het Vrouwennetwerk zijn de laatste jaren ontevreden geluiden te horen geweest uit met name de faculteit Letteren. Volgens de meldingen ontbrak het aan professionaliseringsmogelijkheden, was het beleid onduidelijk en schoof de faculteit alles op de lange baan. Is dat nu veranderd? “Zeker. We trekken meer geld uit voor opleiding en professionalisering, zeker ook voor het obp. Voor de hand liggende dingen als opfriscursussen voor het OfficePa n d o r a 20 0 8 -1
5
interview bestuurlijke top
‘Ik wil me niet beperken tot een genderbril’
6
Pa n d o r a 20 0 8 -1
deskundigencolumn
In de deskundigencolumn laat Pandora een vrouwelijke deskundige aan het woord over een actueel thema. Dit keer: feminiseert de universiteit?
pakket vind ik gewoon noodzaak, en ook andere opleidingen zullen beter bereikbaar worden. We streven ook naar minder ‘verzuiling’; er wordt meer overlegd, meer contact gehouden met andere ketens en andere collega’s. Het werk moet natuurlijk gedaan worden, maar mensen moeten zich ook kunnen ontwikkelen. Om dat goed te faciliteren moet je de blik ook naar buiten kunnen richten.” Is er met het herindelen van de functies ook gelet op de man-vrouwverdeling? “Nee, niet specifiek. Dat is ook heel lastig want in de keten waarvoor ik verantwoordelijk was en ben, werken al heel veel vrouwen. Bij alle ketens is overigens de manvrouwverdeling redelijk voorspelbaar: bij Finance & Control en Facility Management zitten veel mannen, bij Onderwijs- en Studentenzaken, Communicatie, P&O en bij mijn eigen Bestuur- en Beleidsondersteuning zitten overwegend vrouwen, in zowel lage als hoge posities. Dat is nú zo, maar vroeger ook al. Je kunt willen streven naar bijvoorbeeld meer mannelijke secretaressen, maar de vraag is of de mannen dat ook willen. Sommige wensen zijn haast niet te realiseren. Daar maak ik me persoonlijk niet zo heel erg druk om. Ik concentreer me liever op zaken die wel aangepakt kunnen worden. Ik wind me eigenlijk meer op over mede-vrouwen die mij als werkende vrouw verwijten dat ik door min of meer fulltime te werken mijn kinderen verwaarloos. Waar gaat dat over? Het gaat mij bij het invullen van fte’s dus niet om alleen maar de cijfers of de verdeling tussen mannen en vrouwen, maar juist om welke mensen het beste op welke positie kunnen zitten. Gender is soms geen issue, kwaliteit altijd wél. Niet dat ik nooit met gender bezig ben, want dat ben ik wel degelijk, maar misschien doe ik het op een minder opvallende manier. Ik sta niet op de barricades. Maar ik heb bijvoorbeeld wel onze vrouwelijke hoogleraren gefotografeerd, als tegenhanger van al die mannenportretten die altijd overal hangen. Ik zie het dan als een soort knipoog. En ik leer gelijk die vrouwen kennen, wat voor mij altijd belangrijk is. Dat die foto’s wat losmaken, is dan wel een extra leuke bonus. Ze zijn bijvoorbeeld uiteindelijk ook gebruikt bij een stuk over emancipatie in het Ublad. En ik ben er echt trots op dat we de faculteit zijn met de
‘Is dat een dokter? Het lijkt wel een moeder!’
De (universiteits)bladen stonden er vol mee: feminiseert de universiteit? Het Ublad wijdde er in februari een uitgebreid artikel aan met de titel “Vrouwen domineren de universiteit”. Prompt verscheen er die maand ook in Geestdrift een artikel waarin de vinger aan de Letterenpols werd gelegd. Ruim een jaar geleden werd ‘feminisering’ voor het eerst een thema naar aanleiding van een uitspraak van hoogleraar medisch onderwijs Gerda Croiset: “Iets dat tot nadenken stemt is de feminisering van het artsenberoep.” (Ublad, 26 april 07). Een discussie volgde, wat zelfs leidde tot een uitspraak van de Commissie Gelijke Behandeling (januari dit jaar). Pandora kan natuurlijk niet achterblijven om ook een deskundige over dit onderwerp iets zinnigs te laten zeggen. We vroegen Bertien Collette, hoogleraar Epidemiologie met emeritaat en tot voor kort secretaris van het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren. Vier jaar lang zat ze de Emancipatiecommissie van de UU voor. Ze schetst middels haar eigen verhaal een prachtig en krachtig beeld. Zonder oordeel maar met een boodschap.
Te veel vrouwen onder de artsen? Hoofd Bestuur- en Beleidsondersteuning Wieke Eefting:
Foto’s: Ivar Pel
“Een reorganisatie is een ingrijpende gebeurtenis, voor alle partijen.”
meeste vrouwelijke hoogleraren. Ik vind het ook altijd heel jammer als er een weggaat. Toch weer een vrouw minder. Alleen kunnen cijfers ook vertekenen; in de praktijk blijken bestuurlijke taken relatief vaak bij dat handjevol vrouwelijke hoogleraren te liggen. De mannen kunnen veel meer tijd steken in hun onderzoek en publicaties. Waarom zijn die bestuurlijke taken niet eerlijker verdeeld? Soms lijken de cijfers op papier dus veel positiever dan ze eigenlijk zijn. Dat soort ongelijkheid steekt me wel degelijk.“ Uit zich dat ook in een toekomstvisie op de functies en taken voor vrouwen in onderwijs en onderzoek? “Ja, mijn eigen visie, maar er ligt geen concreet beleidsplan op dit onderwerp op tafel. Bij het werven van de ketenhoofden hebben we ook niet naar gender gekeken, en toch zijn er bij de twee zwaarste/grootste van de zes ketens vrouwen hoofd geworden. Ik ben meer voor talentbeleid. Hoe spot en ontwikkel je talent? Daarbij ben ik best bereid om vrouwelijk talent een extra steuntje in de rug of stimulans te geven. Dit omdat ze die steun vaak wel meer nodig hebben dan mannen, maar dan wel om-
dat ze talent hebben en niet alleen omdat ze vrouw zijn. Want soms ergert me die nadruk op het vrouw-zijn ook wel. Laatst kreeg Deirdre Curtin een NWO-Spinozapremie, ook wel de Nederlandse Nobelprijs genoemd. Waar het in de krant voornamelijk over ging, was dat het zo knap was dat ze als moeder van vijf kinderen met een parttime aanstelling zulke indrukwekkende resultaten had weten te behalen. Bij mannen gaat het in dat soort stukken nooit over hun privé-situatie; dan staat de inhoud centraal. En zo hoort het ook. Maar verder beschouw ik mezelf voornamelijk als mensgericht, meer dan gendergericht. Dat is in deze faculteit ook wellicht minder nodig dan elders; er werken hier zoals gezegd in alle lagen al heel veel vrouwen. Het kan altijd beter, vooral aan de top, en dat er geen specifiek beleidsplan is om dat te stimuleren wil niet zeggen dat het niet mijn aandacht heeft. Ik wil me alleen niet beperken tot een ‘genderbril’, maar een zo open mogelijke blik op de zaken houden.”
Ineke Buijs is editorial assistant bij het Institute for Risk Assessment Sciences (IRAS),.
door em. prof. dr. Bertien Collette 1950: jaar van aankomst als student Geneeskunde Geschat percentage vrouwelijke studenten: 10 - 15. Maakte men zich toen zorgen over te geringe toekomstige diversiteit? 14-2-1958: afstudeerdatum, afleggen van de eed / belofte Van de 4 examenkandidaten op die dag zakten de mannen. Zijn meisjes slim genoeg om arts te worden? Maart 1958: start als huisarts in een dorp in de Hoeksche Waard (ZH) “Het is nu zo druk bij de dokter op de Kaai, want hij heeft er een jonge meid bij zitten!” “Is dat een dokter?” vraagt een klein ziek meisje dat bij haar oma logeert. “Het lijkt wel een moeder!” Wat zijn criteria voor het beroep van arts? Enkele jaren later “Welke dokter, die met de broek of met de rok?” Went de patiënt er aan? Bij een bezoekje aan een schipper die op zijn boot, die naast een paar andere boten in de Dordtse Kil ligt, staat te wachten op een arts “Wat komt daar voor een hittepetit aan?” Reactie van de meewachtende bewoner van het dorp: “Dat is onze dokter!” Is het gelukt om in de praktijk te laten zien dat vrouwen dit beroep ook kunnen uitoefenen? Zomer 1970: afscheid nemen van de huisartspraktijk Een 80-jarige weduwnaar, met snik in zijn stem: “Dokter, ik had gehoopt dat u mij mijn graf in zou helpen!” Een man met veel klachten: “Dokter, waarom gaat u nu weg, u kent mij van gort tot havermout!” Bestaat er nog weerstand tegen een vrouwelijke huisarts? Najaar 1970: start bij de Faculteit Geneeskunde van de Universiteit Utrecht, afdeling Epidemiologie Epidemiologie is een nieuwe discipline, met het voorrecht om zelf de werktijden te regelen. Gevolg: vrouwen niet meer in de minderheid. Of komt dat omdat er nog geen ‘old boys netwerk’ voor dat vak bestaat? September 1976: promotie Kijk eens een vrouwelijke promovenda, hoe zal zij het doen? Welwillende gezichten: “Tjee, ze kan het nog ook!”
Door de jaren heen Alert zijn op samenstelling commissies: waarom geen of weinig vrouwen? Wordt alleen in het ‘old boys netwerk’ gezocht? In de loop van 1988: er komt een leerstoel vrij Zal ik de sprong wagen? Ik ben al wat ouder… Doen, want anders komt op deze leerstoel weer een man! Voorjaar 1989: benoeming tot hoogleraar Op dat moment de enige vrouwelijke hoogleraar bij Geneeskunde. “Zie je wel dat wij ook vrouwen benoemen?” De jaren daarna Laat je zien, sluit je aan, kruip niet in een hoekje. “Gezellig dat je er bent!” Als vrouw val je tussen al die mannen goed op. Bestuurscommissie Emancipatiebeleid van de UU Gevraagd voorzitter te worden. Akkoord, maar dan moet er ook een man in komen. De gevraagde man doet het alleen wanneer er een tweede man in komt. Waarom doen vrouwen niet hetzelfde? De jaren 90 De vrouwen zien dat het toch niet vanzelf gaat: het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren ontstaat, eerst informeel, in 2001 formeel, met als rechtspersoon een stichting. Er wordt hard aan de weg getimmerd. Rondje CvB’s, men wordt wakker, ziet het nut en de noodzaak van diversiteit. Er komt langzaam maar zeker onderlinge concurrentie tussen de universiteiten. 2007: in Utrecht ontstaat bij Geneeskunde onrust, geuit door een vrouwelijk hoogleraar Is het artsenberoep aan het feminiseren? En betekent dat afbreuk aan de status? Het zal toch niet waar zijn dat de vrouwen zich nu zorgen gaan maken over de mannen? Kunnen de mannen niet voor zichzelf opkomen??
Meer lezen over deze discussie? Het Vrouwennetwerk heeft op haar site de meest interessante publicaties gezet over dit onderwerp.
Pa n d o r a 20 0 8 -1
7
‘Companies with a vast majority of female buyers need women leaders’
8 maart bijeenkomst
1 0 0 t h a n n i v e r s a ry o f I n t e r n at i o n a l w o m e n ’ s d ay Leadership and the search for balance door Noëlle van der Putten - Here we are celebrating International Women’s Day under the stern glance of hundreds of male professors. Their portraits line the wall of the Academy building’s Senate’s room. On the one hand their serious, superior faces seem to express a hopelessly outdated paradigm. On the other hand today’s speaker Prof. dr. ir. Iteke Weeda, reminds us that images of male superiority are deeply embedded in our consciousness. She asks us to close our eyes and imagine a “doctor seducing a nurse”. Instantly I see a tanned, broad shouldered doctor bending over a blonde nurse sitting on a hospital bed. An image straight off the cover of a penny novel: this is embarrassing. Professor Weeda then asks us to put up our hands if we imagined a female doctor seducing a male nurse: only a few hands go up. Or a female doctor seducing a female nurse? One hand. “Traditional gender-based images are part of our collective consciousness”, she assures us.
Boys take decisions About fifty women and some twenty men of many different nationalities – have gathered to discuss the issue of leadership during a symposium organised by Rotary Club Utrecht International in cooperation with Utrecht University. Chiseche Mibenge, currently finishing her PhD in human rights at the UU School of Law, opens the conference reminiscing her grandmother who lived and died in Zambia. The screen behind her lights up with the picture of a young black girl. She is leaning against a brick wall, a radiating smile on her face. “This is my cousin Chisala,” begins Chiseche. “She was named after my grandmother, who was born in a small Zambian village. My grandmother married and became the third wife of a man whose family did not treat her well and denied her the respect she deserved. When the time came to name her grandchildren – either male or female, as is the custom in Zambia – my grandmother said she did not want to pass on her name to her grandson. The boys take the decisions, she said, in a way she had never been allowed. It was only when my father’s turn came to name his granddaughter, he chose my grandmother’s name: “Chisala will be a woman who can lead” he said.” And lead we will! Iteke Weeda, professor in Gender Studies at Groningen University, argues that today’s society calls for an equal balance between the masculine and the feminine poles in professional organisations. Typical female traits such as adequate use of intuition and the ability to handle emotions are being revalued: 8
Pa n d o r a 20 0 8 -1
The symposium was well attended
and not to give up at a critical moment. There have even been cases where senior managers have refused to participate in meetings where less than 70% of the attendants were female.” These measures have caused a revolution within the company: in less than four years the number of woman managers at Ikea in the Netherlands has gone up from 15% to 40%. On a corporate level the number of women leaders is now 35%. This strategy seems to have translated into financial terms: the company’s turnover has multiplied from five billion to twenty billion euro’s over the past ten years.
inspiring leaders are those who are able to integrate prototypical masculine and feminine related styles resulting in androgynous leadership. Weeda typifies the feminine style as the softer, emotional, group oriented approach versus the masculine’s harder, more focused, ego centred style. She goes on to give a whole range of, often humorous, examples of the typical masculine and feminine approaches to the challenges of daily life.
Masculine pole Feminine pole Natural authority Equality Goal oriented efficiency Process oriented, anticipating a changing situation Resolute Empathic, active listening Vision Trust Utilizing talent Support personal inner growth Motivate, delegate Serve, follow Iteke Weeda “Managers aan het woord; over de menselijke maat van het ma-
Humbleness
Foto’s: Anne-Marie van Gijtenbeek
8 maart bijeenkomst
nagement’, concept NIVE-rapport 2008
Ikea has defined the vital qualities required for this fast economic growth: creativity, speed, openness and learning. Ikea’s leaders are evaluated annually by their subordinates who are asked to rate their manager’s capacity for coaching, relating and directing. According to Maasland Ikea is moving towards a more androgynous business approach: “This is also reflected in our corporate values like humbleness and togetherness. Everyone within the company is stimulated to nurture and promote these values.” According to Maasland the increase of women leaders has brought about significant changes. Fundamental decisions are no longer taken by one or two board members as used to be the case. Key executives are now involved in the process, regardless of their place in the company’s hierarchy. In addition, decision makers are stimulated to reflect on their personal motives. “This process was initialised by women and most women feel comfortable with it. But - especially in the beginning - it scared the hell out of men, including me,” admits Maasland. “The times when decision-making consisted of a two minute man-to-man chat outside the board room, are over.”
Female managers at Utrecht University “Utrecht University still has a long way to go,” admits Yvonne van Rooy who sees modesty among women as an important reason why they are failing to advance up the career ladder. “I see too many overconfident men and too many modest women.” Nevertheless she is proud of the university’s progress over the past years. The number of female professors at Utrecht University increased significantly from a meagre 5,7% in 1997 to almost 16% in 2007. With 37 NWO-laureates Utrecht ranks second in the Netherlands, after the University of Amsterdam. Utrecht continues to encourage its female academics through a mentoring and coaching programme. More than half of Utrecht’s PhD students are currently female. The percentage of women among directors and managers (salary scale 16 and higher) has also increased in the past ten years from 1 woman to 7 men in 1997 to 3 women to 6 men in 2007.
Rahma El Hannoufi,
Revolution Panellists Yvonne van Rooy, president of Utrecht University, Alex Geert Costerman, president of the Committee of Equal Treatment, Rahma El Hanouffi, independent diversity consultant and Carel Maasland, director of human resource management at Ikea’s head office in Sweden reflect on the issue from their personal perspectives. Ikea offers an inspiring example when it comes to increasing feminine power on the work floor. Maasland presents Ikea’s diversity strategy, explaining that 70% of its customers are women. This means that promoting diversity within the company is not just about realising an ideal, but a key measure for achieving business targets. “Women leaders are simply better in meeting the needs of our female customers than men.” For this reason Ikea has invested significantly in creating an equal balance between men and women in key positions. This includes overcoming fixed assumptions that management positions can only be taken on by employees working on a fulltime basis. “Our company operates 110 hours per week. This means that by definition a leader has a part-time job. Ikea has created the possibility for job sharing, flexible working schedules and encourages female leaders to act as role models. Women are actively sponsored to take on leadership
diversiteitsconsulant, Yvonne van Rooy, president of Utrecht University and Carel Maasland (IKEA) listen to Chiseche Mibenge (UU)
After the symposium I raise my glass together with Eline den Boer - my newly appointed director - the first female board member of the Faculty of Law, Economics and Governance. I tell her how happy I am to finally have a woman in this position. Many of us were hoping for an inspiring – female - director. She laughs: “Female yes, inspiring, that remains to be seen!” Modesty marks a true leader...
Helping women in need Proceeds raised from this event were donated to Solace Ministries, a grass roots organization founded by and for survivors of the genocide in Rwanda. It offers trauma counseling, education, micro financing and medical aid to widows and orphans. Solace has been able to make an incredible change for hundreds of women and children who are now rebuilding their lives and are subsequently helping others in need, forming an exemplary chain reaction. For more information please contact: Anne-Marie de Brouwer:
[email protected]
Rotary Club Utrecht International has strong ties with Utrecht University as a number of its (founding) members are, or have been employed, by the UU. English is the club’s working language and about half of the members are women. The majority of the members are not Dutch. If you are interested in joining or would like to refer someone, please visit www.ikzie.org for more information.
The term ‘revolution’ certainly doesn’t typify the gender developments within Utrecht University, but with every woman appointed to a management position we are one step further towards realising a more balanced and effective organisation.
Noëlle van der Putten is als communicatie adviseur verantwoordelijk voor de werving van internationale studenten voor de opleidingen van het departement Rechtsgeleerdheid.
Pa n d o r a 20 0 8 -1
9
‘De UU gaat steeds soepeler om met het formatiebeginsel’
achtergrond
Is deze stoel vrij? Vrouw zoekt toga
Het is geen geheim: het aantal vrouwelijke hoogleraren in Nederland is beschamend laag. Slechts 1 op de 10 hoogleraren is vrouw. De Europese norm is 25% in 2010. Gedwongen door de realiteit heeft het ministerie van OCW de lat met 10% verlaagd tot 15% voor Nederland. Het is de vraag of zelfs dit percentage gehaald gaat worden. In Utrecht doen ‘we’ het niet slecht. We waren een klein procentje verwijderd van de OCW-norm in 2006: 14,4%. En onlangs werden cijfers over 2007 bekend: de teller staat op 16% Utrechtse vrouwelijke hoogleraren.1 De media koppen inmiddels paginagroot dat meisjes massaal hoger onderwijs volgen, betere studieresultaten behalen en mannendomeinen als (dier)geneeskunde en rechten domineren. Waarom is het dan zo lastig voor een vrouw om de top van de piramide te bereiken? Het lijkt een stoelendans waarbij je denkt te kunnen gaan zitten maar de stoel toch door een ander wordt ingenomen of er zelfs niet meer staat. Natuurlijk zijn er ook bemoedigende geluiden: landelijk is het aandeel vrouwelijke hoogleraren verdubbeld sinds het begin van de Aspasia-regeling, oktober 1999. Door deze succesvolle regeling dienden vrouwen meer dan daarvoor onderzoeksvoorstellen in, en werden zij uitgekozen voor aantrekkelijke onderzoekssubsidies. De beloofde bevordering tot UHD leidde vervolgens tot het hoogleraarsambt. Betrokken bij de opzet van Aspasia was Eldrid Bringmann, destijds werkzaam bij NWO. Tegenwoordig werkt ze als programmaleider Onderzoek (directie O&O) aan de UU en houdt ze zich bezig met het hooglerarenbeleid. De notitie van het college van bestuur die in dit artikel centraal staat, is door Bringmann geschreven. Ze is interactief tot stand gekomen na overleg met decanen, hoofden P&O, stafmedewerkers onderzoeksbeleid. Voor alle duidelijkheid: de notitie ‘Hoofdlijnen hooglerarenbeleid’ is niet geschreven om specifiek beleid te maken op de doorstroom van vrouwelijk talent. Maar de opstellers hebben er wel degelijk oog voor. Bijvoorbeeld door een andere benadering van het formatiebeginsel bij de gewone leerstoel.
Formatiebeginsel
door Ingrid Koppelman - De komende jaren gaat een flink aantal hoogleraren met emeritaat. Veel vrouwen hopen dan door te stromen naar het hoogste wetenschappelijke ambt. Echter, de bekende ‘mismatch’ – de formatieplaats komt niet overeen met het onderzoeksgebied van de vrouwelijke kandidaat – en de niet aflatende stroom bezuinigingen kunnen roet in het eten gooien. De notitie ‘Hoofdlijnen hooglerarenbeleid’ (juli 2007) heeft een paar nieuwe elementen maar vat vooral het bestaande beleid van de UU samen. Kan dit UU-beleid het aantal vrouwelijke hoogleraren vergroten? 10
Pa n d o r a 20 0 8 -1
Foto: Ivar Pel
Het formatiebeginsel is volgens veel deskundigen een gedateerd uitgangspunt. Op allerlei fronten wordt al ruim 7 jaar gepleit voor het carrièrebeginsel als beter werkend alternatief. Toenmalig minister van der Hoeven zei er dit over: “Waar het mij om gaat is dat de goede onderzoekers en jong talent optimaal de ruimte krijgen. We moeten af van het ouderwetse formatiebeginsel waarin de toevallige beschikbaarheid bepaalt of een talentvolle onderzoeker behouden blijft voor het publieke onderzoek. In plaats daarvan moeten we naar een loopbaanstelsel toe, waar de relatie tussen goede onderzoeksprestaties en de carrière veel directer is. Dat is een grote uitdaging voor universiteitsbestuurders, en ik zal ze daarop aanspreken.”2 Tijdens het WiSER festival afgelopen najaar werden 95 stellingen aan de huidige minister van onderwijs (Ronald Plasterk) aangeboden. Stellingen 38 tot en met 44 gaan over het probleem dat het formatiebeginsel veroorzaakt: “(38) Naast het selectiebeleid is 1
Toespraak Yvonne van Rooy, Universiteit Utrecht, Internationale Vrouwendag 2008
2
Toespraak Maria van der Hoeven, Universiteit van Tilburg, 2003
achtergrond
ook het loopbaanbeleid een belemmerende factor voor vrouwen. (39) Uit onderzoeken naar de uitstroomredenen van vrouwelijke postdocs blijkt dat veel vrouwen een andere baan zoeken omdat ze geen kansen krijgen om verder te gaan in de wetenschap. (40) Een van de struikelblokken hierbij is het formatiebeginsel, een relict uit het verleden van een maakbaarheidscultuur. (41) Een goed alternatief is de introductie van het carrièrebeginsel. (42) Hierbij wordt er voor mensen die goed functioneren een plek gecreëerd, in plaats van dat talenten moeten wachten op een plekje dat vrijvalt. (43) Dit kan meer ruimte bieden aan talentvolle vrouwen (en verbetert de loopbaanperspectieven van alle wetenschappers). (44) Mits er sprake is transparante procedures en beoordeling door gemengde panels.”
Nieuw differentiatiekader Het Utrechtse antwoord op deze problematiek kwam in 2001 toen de toenmalige rector (dhr. Prof. Gispen) een nieuw differentiatiekader opstelde. Naast de kernhoogleraar is een ander soort leerstoel in het leven werd geroepen: de profileringsleerstoel. Deze profileringshoogleraar krijgt een leerstoel toegewezen met een toegespitste opdracht. Iemand die excelleert in het onderwijs, onderzoek of in de klinische zorg wordt – voor een periode van 5 jaar – hoogleraar zonder dat er een formatieplaats voor vrij hoeft te komen. Een sprekend voorbeeld van een profileringshoogleraar is iemand die een VICI-subsidie van NWO heeft toegewezen gekregen. De notitie over deze leerstoel: “Het instrument kan een belangrijke rol spelen in de doorstroom van vrouwelijk talent: een veelbelovende vrouwelijke wetenschapper die vanwege zorgtaken haar cv nog niet over de volle breedte heeft kunnen ontwikkelen, wordt hoogleraar met een toegespitste leeropdracht.” Eldrid Bringmann: ”De UU gaat steeds soepeler om met het formatiebeginsel. Vroeger werd de opbouw van een wetenschappelijke carrière gedomineerd door resultaten op het gebied van onderzoek. De toenmalige rector voegde middels deze leerstoel daar ook ervaring op het gebied van onderwijs of klinische zorg aan toe. Zo kun je flexibeler omgaan met professorabel talent.” Het hooglerarenbeleid streeft naar zoveel mogelijk kernhoogleraren. Zij zijn immers de dragers van het primaire proces: onderwijs en onderzoek. Na 5 jaar wordt dan ook gekeken of de profileringshoogleraar een dienstverband voor onbepaalde tijd toegewezen kan krijgen. Bringmann: “De profileringshoogleraar krijgt vijf jaar de tijd zich te bewijzen. Dan worden de resultaten beoordeeld en zijn er drie opties: Bij weinig resultaat krijgt de hoogleraar het advies ermee te stoppen. Hij of zij gaat dan verder als UHD of kiest te vertrekken van de universiteit. Een verlenging voor onbepaalde tijd als profileringshoogleraar is optie twee. En tot slot: benoeming tot kernhoogleraar. Soms worden hier van te voren al afspraken over gemaakt.” Het nieuwe differentiatiekader biedt nog een ander, niet onbelangrijk, voordeel dat ook omschreven staat in de notitie: “Bij het ontstaan van een vacature moet de gelegenheid worden aangegrepen om een keuze te maken voor het type leerstoel. Het is van belang om in de vacature aan te geven of het gaat om een kernhoogleraar of een onderwijs-/onderzoeks-/klinische hoogleraar en Pa n d o r a 20 0 8 -1
11
achtergrond
wat de taken zijn die van een dergelijke hoogleraar verwacht worden.” Kort gezegd: de formatieplaats valt terug aan de faculteit die deze opnieuw kan invullen. Deze flexibiliteit was er voorheen niet. Als er een kernhoogleraar met emiraat ging, werd er gezocht naar iemand die dezelfde stoel warm kon houden. Mogelijk dat deze nog afgestoft of gestoffeerd werd. In het huidige stelsel is het mogelijk dat de stoel verplaatst wordt. Of zelfs dat er een hele nieuwe stoel komt. Dat is de theorie, de praktijk moet worden uitgevoerd door de decaan van de faculteit.
Vernieuwingsimpuls Wat zijn in het huidige beleid de beste mogelijkheden voor vrouwelijk talent? Onverminderd heeft het indienen van onderzoeksvoorstellen bij NWO het meeste resultaat. Zeker nu Aspasia is geïntegreerd in de Vernieuwingsimpuls (Veni, Vidi, Vici). Minister Plasterk heeft voor 2008 1 miljoen extra uitgetrokken omdat hij gelooft in deze stimuleringsregeling. De UU kan een laureaat benoemen tot profileringshoogleraar of kernhoogleraar afhankelijk van het cv, de samenhang met andere leerstoelen in de omgeving van de laureaat en de lange termijn plannen van de faculteit. In de notitie staat geschreven: “In toenemende mate worden getalenteerde wetenschappers dan ook op ‘persoonlijke titel’ tot profileringshoogleraar bevorderd vanwege persoonlijke kwaliteiten”. Bringmann: “Het is ons beleid om alle vrouwelijke kandidaten aan te schrijven om mee te doen met de vernieuwingsimpuls. We zeggen er bewust bij: “Denk niet dat het te hoog gegrepen is”, want dat denkt men toch nog te vaak. In Utrecht is het beleid dat als een vrouw in aanmerking komt voor een Aspasiapremie het gehele bedrag toekomt aan de kandidaat. Dus niet aan de onderzoeksgroep of faculteit, maar voor eigen invulling.” Daarnaast staat er in de notitie dat leeropdrachten breder geformuleerd dienen te worden. Hierdoor wordt de opvolging van een kernhoogleraar eenvoudiger. Geen ellenlange benamingen meer voor leerstoelen maar ruimer en breder omschreven leeropdrachten zodat de kans op ‘mismatching’ verkleind wordt. Bijzondere leerstoelen blijven een interessante aanvullende mogelijkheid voor vrouwelijk talent. Zo ook de nieuwe stoel de ‘Endowed Chair’. Deze wordt betaald door het bedrijfsleven en vraagt om een zeer ervaren CV, iets wat veel vrouwen nu nog niet hebben.
Goed bezig Kortom: de UU is er veel aan gelegen om talent, en daarmee dus ook vrouwelijk talent, te behouden. Een helder beleid schept het benodigde kader. Veel hangt af van de uitvoering: onder andere de benoemingsprocedure, de samenstelling van benoemingscommissies en niet te vergeten, het beschikbare budget. Als alles samenkomt op de beoogde wijze, moet talent zoveel mogelijk terecht komen op de stoel van de kernhoogleraar, met als goede opstapmogelijkheid de profilieringsleerstoel. Geprobeerd is de stugheid uit de oude benoemingspraktijk te halen en te opteren voor een flexibelere en ruimere toepassing van leerstoelen. Er is zeker aandacht voor aspecten die vrouwen beter passen, zoals resultaten 12
Pa n d o r a 20 0 8 -1
‘Het hooglerarenbeleid streeft naar zoveel mogelijk kernhoogleraren’ binnen de Vernieuwingsimpuls, resultaten in het onderwijs en in de klinische zorg. Rest de hamvraag: zullen we met dit beleid dan ook meer vrouwen in toga gaan zien? Bringmann: “Ik loop nu tien jaar mee op het onderwerp doorstroom van vrouwen in de wetenschap. Het is een voortdurend proces waarbij je steeds kleine stapjes voorwaarts zet. Decanen en hoogleraren moeten zich voortdurend bewust zijn van hun verantwoordelijkheden om vrouwelijk talent te zien en te benoemen. De UU is op een aantal vlakken tegelijk bezig, van onderaf worden de vrouwen zelf aangesproken middels het coachingstraject en van bovenaf spreken de decanen de onderwijs- en onderzoeksleiders in hun faculteit aan. De rector zit er ook bovenop om er bijvoorbeeld op toe te zien dat de benoemingsadviescommissie alles gedaan heeft om vrouwelijke kandidaten aan te trekken. Hij heeft ook twee keer per jaar een gesprek met elke faculteitsdecaan over de ontwikkelingen in het facultaire hooglerarenbeleid met daarbij o.a. als onderwerp de doorstroom van vrouwen. We zijn dus goed bezig maar zijn er nog zeker niet.”
Hoofdgroepen hoogleraren Gewone leerstoel a. Kernhoogleraar b. Hoogleraar met toegespitste leeropdracht Bijzondere leerstoel Endowed Chair Universiteitshoogleraar Faculteitshoogleraar Wisselleerstoel ‘visiting chair’.
Vrouwelijke hoogleraren per faculteit Bron: SAP-HR peildatum 31-12-2007 Faculteit totaal vrouw Bètafaculteit 105 9 Diergeneeskunde 35 4 Geesteswetenschappen 60 11 Geowetenschappen 33 1 IVLOS 4 0 niet in faculteit 2 0 Recht, Economie, Bestuur & Organisatie 56 19 Sociale Wetenschappen 42 9 UCU 6 1 UMC Utrecht 127 17 Totaal 470 71
interview wetenschap
B è ta b i n n e n k o r t d r i e v r o u w e n a r m e r ?
De kwestie Kappers en de haren door Anne-Marie van Gijtenbeek - In januari van dit jaar kreeg het Vrouwennetwerk Universiteit Utrecht een alarmerend bericht vanuit de faculteit Bètawetenschappen (Bèta). Professor dr. Astrid Kappers liet ons weten dat haar onderzoeksgroep binnen het departement Natuur- en Sterrenkunde plotsklaps zodanig met opheffing wordt bedreigd, dat zij (en emeritus hoogleraar Jan Koenderink) geen andere weg zagen dan de voorgestelde reorganisatieplannen aan te vechten. Via de faculteitsraad, Uraad en het college van bestuur vroegen ze aandacht voor de plannen die volgens Kappers en Koenderink tegenstrijdig zijn met het voornemen van de Universiteit Utrecht om vrouwelijk talent te behouden. Het Ublad heeft uitvoerig bericht over de klacht onbehoorlijk bestuur die Kappers en Koenderink ook geuit hebben. In deze Pandora nemen we de ruimte de onderzoeksgroep van Astrid Kappers aan u voor te stellen.
aard van het gevoerde onderzoek bijzonder. Niet voor niets beloonde NWO de aanvragen voor financiering destijds dan ook met een Vici én een Vidibeurs. Na jaren hard werken en opbouwen dreigt er nu onweer sinds de kernhoogleraar met emeritaat ging. Jarenlange investeringen, drie zorgvuldig opgebouwde carrières en een flinke onderzoeksgroep met acht aio’s en een postdoc worden met een abrupt en volstrekt onlogisch einde bedreigd.
De onderzoeksgroep ‘Human Perception’ is in meerdere opzichten tamelijk uniek. Een onderzoeksgroep Fysica waarvan de wetenschappelijke staf uit alleen vrouwen
Zien en tast Het onderzoek in de Human Perception groep houdt zich bezig met de vraag hoe, uitgaande van de fysische eigenschappen
bestaat, vind je nergens anders in Nederland. Anno 2008 is Bètawetenschappen nog steeds een vakgebied waar mannen veruit in de meerderheid zijn. Bovendien is de
De hoogleraar De carrière van Astrid Kappers (1959) was waarschijnlijk heel anders verlopen als zij niet twee keer was uitgeloot voor een studie Diergeneeskunde. Haar studie Natuurkunde in Utrecht was oorspronkelijk dan tweede keus, maar geen verkeerde: in 1989 promoveerde zij in Eindhoven als experimenteel natuurkundige. Kort daarop vond zij een plaats als universitair docent in Utrecht. Jarenlang was zij bij Natuurkunde de enige vrouwelijke medewerker met een wetenschappelijke aanstelling. In 1998 werden haar inspanningen voor onderzoek en onderwijs en haar talent gehonoreerd met een aanstelling als UHD. Vijf jaar later kwam een volgende mijlpaal: haar onderzoeksvoorstel ‘Haptic perception of shape, space and materials’ werd in december 2003 gehonoreerd door NWO. Vanuit de Vernieuwingsimpuls werd haar als professorabele onderzoeker een VICI-subsidie toegekend waarmee zij, zoals bedoeld door NWO, vijf jaar de tijd had om een eigen onderzoeksgroep op te bouwen. Zij ging van start met het aanstellen van drie aio’s en een postdoc. Per 1 februari 2005 werd ze benoemd tot hoogleraar ‘Fysica van de mens’, een persoonsgebonden benoeming. Astrid Kappers leidt momenteel bij het Helmholtz Instituut een omvangrijk zelfstandig onderzoeksprogramma wat gaat over ’waarneming door middel van de tast’. Daarbij wordt nauw samengewerkt met fysici en psychologen. Dit psychofysisch onderzoek maakt deel uit van het onderzoeksprogramma Physics of Man (fysica van de mens). Deze opstelling, twee platen met gradenboog en staafje dat kan
In een volgend nummer willen we graag het woord geven aan een aantal faculteitsdecanen en hun ervaringen met het nieuwe differentiatiekader.
draaien, wordt gebruikt om te meten hoe goed mensen in staat zijn om op de tast twee staafjes evenwijdig aan elkaar te zetten.
De notitie lezen? www.uu.nl > missie, strategie en beleid > hooglerarenbeleid
Pa n d o r a 20 0 8 -1
13
‘Hoe nemen mensen de fysieke wereld om zich heen waar?’
interview wetenschap
van de wereld om ons heen, mensen in staat zijn (objecten en materialen in) die wereld waar te nemen. Omdat dat gebied enorm groot is, beperkt het onderzoek zich tot twee modaliteiten: zien en tast. Andrea: “De praktische toepassingen van dit soort onderzoek zijn enorm veelzijdig en vaak ook belangrijk omdat het bijvoorbeeld over veiligheid gaat. Binnen deze vakgroep werd de norm vastgesteld voor hoe sterk de wegverlichting moet zijn om geen auto-ongelukken te krijgen. Die norm wordt in Duitsland tot op de dag van vandaag gehanteerd.” Astrid: “Er komt steeds meer aandacht voor dit soort onderzoek, het is wat dat betreft wel booming. Vanuit de industrie is er ontzettend veel belangstelling voor. Daar is juist die basale kennis nodig en er zijn niet zoveel labs waar ze die kennis kunnen halen. Ik houd me vooral bezig met haptische waarneming, dus met de tast. Hoe komt
het dat je een vorm herkent en hoe (goed) neem je temperatuur eigenlijk waar? Dat soort basale vragen krijgt steeds meer aandacht, omdat er steeds meer mens/machine interactie is. Een joystick die terugkoppeling geeft, virtuele werelden…” Andrea: “Een interface van de computer was bijvoorbeeld voornamelijk visueel gericht. De trend is om naast visie ook tast en het gehoor te gebruiken.” Knowhow internationaal gezien Het vakgebied is dus groeiend, maar het gedeelte van Perceptie blijft klein. Hoe kan dat nou? Astrid: “Ik denk dat een heel groot probleem in ons soort onderzoek is, dat het altijd interdisciplinair is. Als je op zoek bent naar beurzen bij NWO, of Europees, dan moet je toch altijd weer een categorie aanduiden waar je invalt/in past. Dat is of Natuurkunde, of Psychologie; of iets anders, maar wat het ook is, we passen er nooit
precies in. Je legt het af tegen voorstellen die wél zuivere natuurkunde zijn. Ook het college van bestuur belijdt dat interdisciplinariteit erg belangrijk is, maar gelijktijdig moet de focus terug naar de kern: zuivere natuurkunde. Dat is nogal een paradox. We waren op het juiste moment met onze Vidi en Vici aanvragen: bij NWO was net dat jaar een duidelijk interdisciplinair georiënteerde commissie aan het werk, maar die is inmiddels afgeschaft.“ Sylvia: “Momenteel is het geen actueel thema, al wordt het vanuit de Europese Commissie nog steeds gepropageerd. Verder dan commissiestatements komt het echter niet, de uitwerking ontbreekt. Voor een commissie die is samengesteld uit vertegenwoordigers van pure disciplines valt ons werk vaak op een tweede plaats van die specifieke discipline, en vallen we dus al snel buiten de boot. Dat is echt lastig.” Andrea: “Onze projecten zijn ook in het buitenland behoorlijk gezien. Op sympo-
4-1=0?! Als Kappers haar groep wordt opgeheven, verdwijnt er een waardevol kapitaal aan opgebouwd en toekomstig onderzoek. Dat zo’n verdwijnen ook consequenties heeft voor volgende generaties wetenschappers lijkt evident. Hoewel Kappers zelf vermoedelijk mag blijven, heeft zij al verstaan gekregen dat haar van bovenaf opgelegd zal worden hoe ze haar onderzoek zal moeten invullen. Gezien haar staat van dienst vindt zij dat zeer onverkwikkelijk. Kappers heeft sinds haar aanstelling bij Natuur- en Sterrenkunde 16 promoties op haar naam en in 2008 nog eens vier in het vooruitzicht. Ze neemt haar promovendi zeer serieus en moet er niet aan denken dat een reorgani-
satie hen nu zou treffen. De kans om met haar onderzoek elders onderdak te krijgen, schat zij nihil, niet in de laatste plaats omdat er al vier jaren NWO-geld verstreken zijn. Astrid: “De aio’s, een flink aantal, hebben na vier jaar ook geen zin meer om mee te gaan. Dat had nog wisselgeld kunnen zijn: als je naar een andere universiteit een aantal promoties mee kunt brengen. Maar dat is niet meer aan de orde.” De stand van zaken: Laatste nieuws Het laatste nieuws in deze precaire kwestie is niet hoopgevend. Op 26 maart kwam van de Faculteitsraad (FR) het nieuws dat het geschil met het CvB uit de lucht is en niet naar de landelijke geschillencommissie wordt gebracht. Dit besluit is niet genomen omdat de FR bevredigende antwoorden heeft gekregen, maar omdat ze weinig hoop heeft dat een gang naar een landelijke geschillencommissie een andere uitkomst zou geven. Dit standpunt is het resultaat van een driehoeks-
Rijke ervaring
Met dr. Sylvia Pont (1968) had het eveneens heel anders kunnen lopen. Ze wilde in een grijs verleden namelijk HBO confectie gaan studeren. Tot onze grote hilariteit vertelt ze dat ze haar daar niet wilden hebben wegens “gebrekkig ruimtelijk inzicht”. Ze ging psychologie studeren aan de UvA en kwam via psychologische functieleer al snel in een studie Natuurkunde terecht. Ze studeerde af bij medische fysica, onderdeel van het AMC. ‘Medische fysica’ en ‘Fysica van de mens’ zijn verschillende namen, maar inhoudelijk overlapt het. Toen Sylvia een vacature zag voor een Aio in Utrecht was ze meteen enthousiast: dit werk sloot bij haar expertise aan. Ze was de beste kandidaat en kwam in 1993 als Aio aan de Universiteit Utrecht werken. Pont promoveerde in 1997 op het onderwerp ’tast’. Na vervolgens twee jaar bij blindenstichting Visio te hebben gewerkt, waar het onderzoek bijzonder praktisch en klantgericht was, miste ze de diepte van ’echt‘ onderzoek doen. Ze vond een postdoc aanstelling in Utrecht, maar moest wel van onderwerp veranderen. Ze verliet de ‘tast’ en specialiseerde zich verder in de ’optica‘: de interactie tussen materiaal en licht. Drie keer aansluitend kreeg ze een postdoccontract: voor drie jaar, nog een jaar, een paar maanden, totdat er niet meer verlengd kon worden. Sylvia vroeg een VIDI aan bij NWO. Haar onderzsoeksvoorstel ’ecologische plenoptica van natuurlijke scènes’ werd in oktober 2003 gehonoreerd. Ze kon zich bezig gaan houden met het meten en beschrijven van materialen, schaduwen, optische interacties, kleur en licht. Sinds 2004 heeft zij een vast contract als UD.
Dr. Andrea van Doorn (1948) koos in eerste instantie voor een muzikale studie aan het conservatorium. Omdat fysica haar ook interesseerde, combineerde ze beide. Uit financieel oogpunt koos ze uiteindelijk voor de fysica. In 1966 studeerde ze af bij een promovendus waar ze bovendien mee trouwde: de al eerder genoemde Jan Koenderink. Ze koos er op verschillende belangrijke momenten voor om haar carrière in dienst te stellen van de zijne. Ze nam de zorg voor hun kinderen op zich. Haar NWO promotieplaats gaf zij destijds op omdat ze met Koenderink meeging naar de Rijksuniversiteit Groningen. Ze betaalde bovendien haar eigen promotiewerk en werkte jaren onbezoldigd. Als de kernhoogleraar in het buitenland verbleef, zorgde zij dat binnen de onderzoeksgroep alle balletjes in de lucht bleven en de aio’s goed werden aangestuurd. Omstreeks 1991 werd zij – eindelijk betaald - als postdoc aangenomen in Utrecht, bij haar vertrouwde onderzoeksgroep. In 1996 kreeg ze aan aanstelling als UHD industrieel ontwerpen aan de TU Delft, waar ze nog steeds werkt naast haar 2 dagen als UD in Utrecht. Zij heeft inmiddels haar pensionering in het vooruitzicht, en hoopt van harte dat haar kleine UD aanstelling (0,4 fte) tot die tijd behouden blijft. Zij is al meer dan veertig jaar actief in haar vakgebied. Het maakt haar tot een rijke bron van geschiedenisverhalen en ervaringen; Andrea kent de faculteit als geen ander.
natuurlijke ruwe materialen.
Pa n d o r a 20 0 8 -1
sia bijvoorbeeld in Delft, en in de V.S. beseft men dat een stuk knowhow ontbreekt waar juist dit team mee bezig is. Ons werk is nieuw en innovatief en wordt nergens anders ter wereld gedaan.”
Van tast naar optica
Een random Gaussisch oppervlak is een goed model voor
14
‘Momenteel is interdisciplinair onderzoek geen actueel thema, dat werkt in ons nadeel’
interview wetenschap
overleg tussen CvB, Faculteitsbestuur en FR. Professor Kappers is erg teleurgesteld over de gang van zaken, omdat de kansen en oplossingen die velen zagen, op deze manier blijven liggen en niet worden benut. De situatie ziet er somber uit voor Kappers’ groep. Het wachten is nu nog op het uitvoeringsplan, daarin staat definitief om welke personen het gaat en wat de faculteit met die personen precies voor ogen heeft. Ofschoon de kogel door de kerk lijkt, is het laatste woord nog niet gezegd over deze kwestie. Kappers: “Dit is niet het eerste voorval binnen onze groep waar vrouwen aan het kortste eind trekken. Ik signaleer een systematisch probleem en verwacht dat het CvB hier ook oog voor heeft.”
Meer lezen? Zie www.ublad.uu.nl (nr 16 en 17) Foto’s Ivar Pel
De torso is mathematisch gezien het ideale object voor onze metingen van vormperceptie.
Pa n d o r a 20 0 8 -1
15
‘Veel vrouwelijke zelfstandigen zijn onverzekerd’
symposium
Bescherm moeder en kind Symposium rechten zwangere zelfstandigen door Judith Bouwhuis - De zwangerschapsuitkering voor vrouwelijke zelfstandigen, die vermoedelijk per 1 juli opnieuw wordt ingevoerd, schiet tekort. Het risico dat zelfstandig werkende vrouwen langer blijven doorwerken dan goed voor hen en het (ongeboren) kind is, blijft bestaan. Dat menen Hanneke de Geus en Hilde Cadeneau, twee onlangs afgestudeerde juristen van de Universiteit Utrecht die dit onderwerp onderzochten en er hun eindscriptie over schreven. Tijdens het symposium ‘Participatie zelfstandig werkende vrouwen op de arbeidsmarkt’ werd op vrijdagmiddag 8 februari in de Raadzaal van Achter Sint Pieter 200 over dit onderwerp gedebatteerd. De bijeenkomst was georganiseerd door het Kennispunt Rechten (de vroegere wetenschapswinkel). Tijdens de bijeenkomst werden de twee publicaties van de onderzoeksters aangeboden aan Brigitte van der Burg, Tweede Kamerlid voor de VVD en Esther de Lange, lid van het Europese Parlement voor het CDA. De Lange was zeer enthousiast en zei dat de overhandiging van het onderzoek precies op tijd komt omdat de Europese Commissie bezig is de richtlijn te herzien. Het gaat om Richtlijn 86/613/EEG van de Raad van 11 december 1986 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen, de landbouwsector daarbij inbegrepen, en tot bescherming van het moederschap. Het Europese Parlement dringt al jaren aan op herziening van de richtlijn. De aanbevelingen van Cadeneau kunnen daarbij goed worden gebruikt.
Risico’s bijverzekeren De juristes vinden dat zwangere zelfstandigen dezelfde zwangerschapsuitkering zouden moeten krijgen als zwangere werknemers. “Onzin”, volgens Van Noort van FNV Zelfstandigen. Zij ergerde zich tijdens de bijeenkomst aan de beeldvorming rondom vrouwen die voor zichzelf werken. Alsof zelfstandig werkende vrouwen ‘zielig’ zijn omdat ze niet dezelfde rechten hebben als werkneemsters. Bovendien, bracht zij in: “Als zelfstandige kies je er nu eenmaal voor om risico’s te lopen. En als je meer zekerheid wilt op inkomsten tijdens je zwangerschap, kun je je daarvoor bijverzekeren. Niet iedere verzekeringsmaatschappij heeft een wachttijd van twee jaar.” Ook het Tweede Kamerlid van de VVD, Brigitte van der Burg, is die mening toegedaan. Als zelfstandige heb je nu eenmaal niet dezelfde rechten als een werknemer. Ook vond Van Noort de discussie achterhaald. “Het kabinet heeft inmiddels besloten de uitkering voor zwangere zelfstandigen terug te laten komen en zelfs in verbeterde vorm want er is een hogere uitkering”, aldus Van Noort. 16
Pa n d o r a 20 0 8 -1
Nederland uitzondering In 2004 werd de toenmalige regeling voor zwangerschapsverlof bij zelfstandigen afgeschaft, de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ). Het gevolg was dat per 1 augustus 2004 vrouwelijke zelfstandigen geen recht meer hadden op een uitkering bij zwangerschap. Vakcentrale FNV en Proefprocessen fonds Clara Wichmann spanden namens zeven zelfstandig werkende vrouwen een proces aan tegen de staat en deden daarbij een beroep op de Zelfstandigenrichtlijn en het VN-Vrouwenverdrag. Ze verloren. De uitspraak van de rechtbank in Den Haag kwam erop neer dat de overheid op grond van Europese (gelijkbehandeling-)wetgeving niet verplicht is om in een regeling voor zwangere zelfstandigen te voorzien. Opmerkelijk is wel dat Nederland het enige West-Europese land is zonder publiek bekostigde zwangerschapsuitkering voor zelfstandigen. Dit blijkt ook uit een advies van de Commissie Gelijke Behandeling getiteld ‘gelijke behandeling zwangere zelfstandigen’ van juni vorig jaar. Wellicht daarom besloot het kabinet, mede na aandringen vanuit de politiek, opnieuw een uitkering bij zwangerschap voor zelfstandigen publiek te regelen. De nieuwe regeling heet de ZEZ-regeling (Zelfstandig en Zwanger) en moet nog naar de Raad van State voor advisering. In de nieuwe regeling krijgen vrouwelijke zelfstandigen een wettelijk recht op een zwangerschaps- en bevallingsuitkering van minimaal zestien weken die gebaseerd is op de inkomsten van het voorafgaande jaar. De uitkering bedraagt maximaal het wettelijke minimumloon (1.335 euro bruto per maand). De regeling wordt uit algemene middelen betaald. Vrouwelijke zelfstandigen hoeven daardoor geen aparte premie te betalen. De regeling geldt ook voor meewerkende partners en wordt uitgevoerd door het UWV. Tot de inwerkingtreding van dit voorstel, naar verwachting 1 juli, zijn zelfstandig onderneemsters voor een uitkering tijdens zwangerschap en bevalling aangewezen op de particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Hoge premies Het aantal zelfstandigen is de laatste jaren enorm gegroeid. Verwacht wordt dat het aantal zelfstandigen in 2010 kan oplopen tot 1 miljoen. In 2007 werken 32.000 vrouwen voor zichzelf. Belangrijkste motivatie om voor zichzelf te beginnen is baas zijn over de eigen tijd. Ook het kunnen combineren van arbeid en zorg is een belangrijk aspect. Veel vrouwen werken naast hun betaalde baan parttime voor zichzelf. Anya Wiersma, voorzitter van de FNV Vrouwenbond bracht de standpunten van de FNV naar voren. De vakbond pleit voor aftrekmogelijkheden naar rato. Om voor be-
‘Langer doorwerken is slecht voor moeder en kind’
symposium
paalde belastingvoordelen, zoals bijvoorbeeld starteraftrek, in aanmerking te komen, is het nu zo dat men moet voldoen aan de eis minimaal 1225 uur per jaar in de eigen onderneming te steken. Doordat veel vrouwen parttime voor zichzelf werken, halen ze dit urencriterium niet. Als vrouwen die in deeltijd ondernemen ook aanspraak zouden kunnen maken op belastingvoordelen, kunnen zij sparen voor hun zwangerschapsverlof. De private verzekeringen zijn erg duur, benadrukte Wiersma. De Commissie Gelijke Behandeling onderzocht 50 verzekeringsmaatschappijen en ontdekte dat slechts 21 dekking boden bij zwangerschap. Deze verzekering kent hoge premies.
De belangrijkste reden voor het kabinet om de uitkering weer publiek te regelen is de bescherming van moeder en kind. Veel vrouwelijke zelfstandigen maken geen gebruik van de bestaande mogelijkheid om zich te verzekeren tegen inkomensverlies door zwangerschap en bevalling. Deze dure verzekering kent namelijk een aantal beperkingen. De verzekering is alleen af te sluiten in combinatie met een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Ook kennen veel verzekeraars een wachttijd van twee jaar voordat ze uitkeren. Dit zou een wel zeer goede planning van de zwangerschap vergen terwijl dit nu juist iets is wat zich moeilijk laat plannen. De nieuwe regeling vermindert de financiële noodzaak voor zelfstandigen om tijdens de zwangerschap lange tijd door te werken en na de bevalling weer snel te beginnen. Dit komt de gezondheid van moeder en kind ten goede.
Matige opkomst Sacha Prechal, hoogleraar Europees Recht aan het Europa Instituut van de Universiteit Utrecht, zat de bijeenkomst voor. De opkomst viel haar tegen en ze vond de discussie ook wat mat. Prechal vraagt zich af of dit nu komt door het feit dat de voertaal Engels was of dat dit kwam door de inhoud van de discussie. Ze vindt het wel opmerkelijk omdat de universiteit zo bezig is met internationalisering. Veel colleges, waaronder zelfs een vak als Nederlands recht, worden al in het Engels gegeven. Er was gekozen voor de Engelse taal omdat de thematiek heel Europa aangaat en ook omdat Fernando Pereira van de Europese Commissie was uitgenodigd. Deze was helaas verhinderd. In zijn plaats was mevrouw Trama-Zada gekomen. De Europese Commissie stelde de uitnodiging van de universiteit zeer op prijs en zei meer contact met de wetenschap te willen. Iemand uit het publiek bracht het absurde gegeven naar voren dat zwangerschap door verzekeraars wordt gezien als arbeidsongeschiktheid en vroeg zich af hoe het panel dit zag. Voorzitter Prechal antwoordde dat tegen deze kwalificatie geen bezwaar is, mits dit praktisch van pas komt, omdat de zwangere dan financieel dezelfde rechten en een uitkering krijgt.
Overhandiging rapport Hanneke de Geus (li.) aan Brigitte van der Burgt (Tweedekamerlid) Foto: Maarten Kip
ling op zich een goede zaak. Maar er schort nog wel wat aan. Zo vindt ze de uitkering te laag. Een zwangere werkneemster maakt aanspraak op het dagloon terwijl dit bij een zwangere het minimumloon is. Dit vindt De Geus discriminatie. Het is in strijd met internationale verplichtingen en een schending van het VN-Vrouwenverdrag. De Geus stelt dat de Nederlandse overheid zich zo niet houdt aan internationale regels. De gemiddelde zelfstandige verdient immers meer dan het minimumloon. De uitkering is te laag om vervanging te kunnen regelen. Het gevolg is dat zij tot vlak voor de bevalling doorwerkt en genoodzaakt is om snel na de bevalling haar werk weer op te pakken met alle gezondheidsrisico’s voor moeder en kind van dien. De Geus vindt daarom dat de uitkering omhoog moet. De zwangere moet de gelegenheid krijgen om haar rust te nemen. Bovendien gaat de regeling niet met terugwerkende kracht in. Van 2004 tot 1 juli 2008 moesten zwangere zelfstandigen het zelf regelen. Cadeneau ziet dat het onderscheid tussen werknemers en zelfstandigen vervaagt. Zo zijn steeds meer zelfstandigen afhankelijk van één opdrachtgever. Dit legitimeert dat vrouwelijke zelfstandigen dan recht hebben op een beschermingsniveau gelijkwaardig aan dat van vrouwelijke werknemers, aldus Cadeneau. De onderzoekster heeft goed in kaart gebracht wat de Europese regels ten aanzien van bescherming van de zwangere zelfstandige nu zijn en ze heeft de hiaten in de wetgeving blootgelegd. Haar scriptiebegeleider, Sacha Prechal, hoopt dat deze hiaten bij de herziening van de Europese richtlijn worden opgevuld. Aan de huidige richtlijn kunnen nog geen duidelijk afdwingbare rechten worden ontleend en is daarmee te vrijblijvend. Tijdens het symposium pleitten diverse sprekers voor beter omschreven en afdwingbare rechten. De herziening van deze richtlijn is ook belangrijk omdat dit de Nederlandse wetgever verplicht de minimale bescherming die de richtlijn voorschrijft te realiseren.
Herzien Europese richtlijn In haar scriptie ‘Help, het bedrijf is zwanger’ schetst De Geus de situatie waarin een zelfstandig werkende vrouw verkeerd wanneer ze zwanger wordt. De Geus vindt de herinvoering van de rege-
Judith Bouwhuis werkt als secretaresse bij Internationaal, Sociaal en Economisch Publiekrecht. Daarnaast is ze zelfstandig tekstschrijver.
Pa n d o r a 20 0 8 -1
17
actualiteit
Cijfers liegen niet door Anne-Marie van Gijtenbeek - Sinds 2004 verschijnen ieder jaar rond acht maart posters met de welbekende poppetjes die het aantal vrouwen in de wetenschap en universitaire besturen representeren. Van 2005 tot 2007 verschenen deze posters in het kader van het EQUAL-project. Dit EQUALproject “Participatie van Vrouwen als Prioriteit voor Wetenschap” is ten einde, de inmiddels traditie geworden poster blijft – gelukkig - bestaan. Het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren en het Centrum voor Gender en Diversiteit Universiteit Maastricht hebben het stokje overgenomen en zorgt voortaan voor de jaarlijkse wake-up call aan het adres van bestuurders en beslissers.
18
Pa n d o r a 20 0 8 -1
wwweetjes
Deze wake-up call blijft voorlopig zeker nog nodig. Cijfers liegen niet. Op de ene poster “hoeveel vrouwen besturen nu?“ is te zien dat er de afgelopen vier jaar eigenlijk per saldo geen vooruitgang is geboekt. Het aantal vrouwelijke directeuren en decanen van onderzoeksscholen is sinds vorig jaar zelfs gedaald. Het aantal vrouwen in Colleges van Bestuur is sinds 2007 gelijk gebleven, maar over vier jaar genomen eveneens gedaald: van vier naar drie. De ondertitel “Man, doe er wat aan!” is een aansporing in de richting van de mannelijke bestuurders binnen de wetenschap. Zij zijn immers de sleutelfiguren die de noodzakelijke en gewenste veranderingen werkelijkheid moeten maken. Al met al worden er aan Nederlandse universiteiten niet meer dan 13 van de 321 posities op strategisch bestuurlijk niveau door vrouwen vervuld, zo’n 5.5%. Op de andere poster “Gelijke beloning m/v” is goed te
zien hoe de stijging van de salarisschalen (vanaf schaal tien) hand in hand gaat met een afname van het aantal vrouwen in die schaal. Herinvoering streefcijfers De opstellers van de poster maken ons er na al dit slechte nieuws nog op attent, dat bij de overheid en in het bedrijfsleven op dit moment gewerkt wordt met streefcijfers en soms met quotering. Die aanpak blijkt te werken. De roep om streefcijfers is niet nieuw, maar binnen universiteiten zijn beleidsmakers er niet bijzonder happig op. Streefcijfers zouden niet realistisch zijn en min of meer uit de lucht komen vallen. Het benodigde aantal beschikbare geschikte vrouwen, zo zegt men, zou er niet zijn. Deze gedachtegang is ten dele achterhaald en ten dele onjuist. Er bestaan voldoende goed onderbouwde methoden om tot realistische, in hun context gewogen cijfers te komen die met alle relevante
factoren rekening houden. Zulke cijfers kunnen een handvat bieden voor probleemeigenaren, en bijdragen aan de zo gewenste transparantie van processen en procedures. Het monitoren van het verloop en de resultaten is een bijkomende goede zaak, want het geeft inzicht of en waar het halen van de streefcijfers wel of niet gelukt is. Bovendien geeft alleen al het vaststellen van streefcijfers een goed impuls aan de betrokkenheid bij deze materie. Het is daarbij goed om te weten dat sinds het bestaan van de Wet Evenredige Vertegenwoordiging (1997) de universiteiten in Nederland wettelijk verplicht dit soort streefcijfers vast te stellen.
De posters zijn te vinden op http://www.genderdiversiteit.nl/nl/cgd
w w w. v r o u w e n w e t e n s c h a p. n l door Anne-Marie van Gijtenbeek - Het EQUAL project ‘Participatie als prioriteit’ liep eind 2007 af. Er was een afsluitende bijeenkomst op 7 maart bij het IIAV te Amsterdam waar alle betrokkenen de balans opmaakten. In de twee jaar dat dit project liep, zorgden projectleiders Akke Visser en Annelies ter Horst voor veel onderlinge verbondenheid tussen de universiteiten wat leidde tot een boel initiatieven op het gebied van vrouwen in de wetenschap. Dergelijke uitwisseling van kennis en ervaring is een goede zaak die voortzetting behoeft. Daarom is het goed dat EQUAL niet zonder nalatenschap de geschiedenis ingaat. Er is een nieuwe website gelanceerd: www.vrouwenwetenschap.nl. Deze site is tot stand gekomen in samenwerking tussen het Centrum Gender & Diversiteit (Universiteit Maastricht) en het Internationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging (IIAV), dat de site beheert. Het ministerie van OCW maakte de site mogelijk. De oude bij het project horende site www.participatiealsprioriteit.nl is inmiddels uit de lucht. De website is een virtueel kenniscentrum over vrouwen en wetenschap in Nederland. De site heeft een goed zoeksysteem. U vindt op deze site o.a. informatie over vrouwen (werkzaam) in de wetenschap, over de (onder)vertegenwoordiging en (onder)benutting van vrouwen in wetenschap en onderzoek, over strategieën, instrumenten en aanpakken om vrouwelijk talent te laten doorstromen, informatie over genderonderzoek in het algemeen, links naar bruikbare websites en dossiers met ‘good practices’. Het kenniscentrum is gebaseerd op de actuele catalogi en databases van het IIAV. Ik zou u bij deze willen oproepen om het digitale platform in gebruik te nemen, zodat het uitgroeit tot een nog completere en bruikbaarder verbinding van vrouwen in de wetenschap.
Pa n d o r a 20 0 8 -1
19
Presenteerblaadje
netwerken
door Ingrid Koppelman - Het Vrouwennetwerk ziet het als haar taak om netwerkmogelijkheden aan te bieden aan vrouwen aan de UU. De rubriek “Presenteerblaadje” is daar een ideale plek voor. Vrouwen vertellen over hun passie in het werk en hun wensen en dromen voor de toekomst. Het zijn portretten van wetenschappers en professionals die zichzelf laten zien.
Foto: Wieke Eefting
De dames in dit nummer zitten allemaal op de juiste plek maar willen ook verder. Ze geven mooie definities van ambitie: een baan waarin je dat kunt doen wat je leuk vindt en waar je goed in bent, in een stimulerende omgeving en met het juiste salaris. Ambitie schept helderheid en helpt prioriteiten te stellen. Maar ambitie moet ook gezond zijn: ontspannen doelen stellen en een goede balans met thuis houden. Gedreven maar gezond een stapje vooruit of hogerop komen, dus.
Wilt u ook eens geportretteerd worden in deze rubriek? Dat kan. Neemt u contact op met de redactie (
[email protected]).
20
netwerken
Pa n d o r a 20 0 8 -1
Drs. Martine Veldhuizen, Aio OGC
Dr. Joyce Parlevliet, UD Diergeneeskunde
Drs. Eldrid Bringmann, programmaleider Onderzoek (O&O)
Studie: Nederlands gespecialiseerd in Middelnederlandse letterkunde
Studie: Diergeneeskunde gespecialiseerd in voortplanting
Studie: Fonetiek gespecialiseerd in spraaktechnologie
“Ik houd van handschriften en oude drukken uit de late Middeleeuwen, zowel de tekst als het boek als historisch object. Echt prachtig om met deze boeken te werken. Ik vind het heel leuk om oude teksten levend te houden. Mijn promotieonderzoek gaat over verbaal gedrag, zoals roddelen, schelden en meineed plegen, in Middelnederlandse teksten. De potentiële kracht van het woord intrigeert me. Ik heb nooit alleen de wetenschap op het oog gehad, maar het Aio-schap is absoluut een functie waarin ik mijn talenten kan ontplooien. Ambitie is voor mij een middel om vooruit te kijken. Het is motiverend en het schept tegelijkertijd rust door het stellen van prioriteiten. Enerzijds wil ik helemaal door in de wetenschap en wil ik hoogleraar worden. Anderzijds probeer ik mijn passie, lef en doorzettingsvermogen in balans te houden door ontspannen in het leven te staan en niet gebukt gaan onder hoge verwachtingen van mezelf en anderen. Ik zou als hoogleraar vooral mijn bevlogenheid voor historische teksten als onderdeel van mentaliteitshistorisch erfgoed willen overbrengen op anderen. Ik doe binnen mijn aio-aanstelling dat wat ik kan om ervaring op te doen. Ik wil onderwijs geven, internationale contacten leggen, publiceren in goede tijdschriften en werk aan mijn ‘academic English’. Daarnaast is het noodzakelijk dat mensen die in mijn kwaliteiten als wetenschapper geloven mij introduceren in hun netwerken. Ook vind ik een stimulerende en sociale werkomgeving erg belangrijk. De wetenschap is voor mij de plek waar ik verbanden kan leggen tussen hedendaagse debatten over bijvoorbeeld vrijheid van meningsuiting of belediging en historisch materiaal uit de Middeleeuwen. Ik heb de creativiteit en de intelligentie om ervoor te zorgen dat die verbanden inzichtgevend zijn.”
“In mijn werk combineer ik fundamenteel wetenschappelijk onderzoek met de praktijk. Ik houd van puzzels oplossen. Binnen het conservatieve bolwerk Diergeneeskunde is het me gelukt om een deel onderzoek te behouden binnen mijn UD aanstelling en daar ben ik trots op. Het is echter ook heel belangrijk dat de relatie met de achterban, de praktijk er is. Ik ben afgestudeerd in Landbouwhuisdieren, toen twee jaar gewerkt bij de faculteit en daarna 3 jaar bij de Gezondheidsdienst voor Dieren en in de praktijk, teruggekeerd om te promoveren op de klinische aspecten van de vruchtbaarheid van de hengst. De voortplanting heeft mijn speciale interesse en daar is nog veel in te doen. Ik heb altijd hard gewerkt maar dat is niet altijd de juiste weg om hogerop te komen. Vooral niet als je dat harde werken doet in je eigen tijd, onzichtbaar dus. Graag zou ik binnen de wetenschap verder groeien. Niet alleen de veterinaire kant maar ook de menselijke kant interesseert me. Zo begeleid ik momenteel een groep studenten die extern onderwijs volgen. Het werken met mensen kan ik ook goed kwijt in mijn andere activiteiten buiten de wetenschap. Ik ben bijvoorbeeld actief in de wijkraad Utrecht NO, clusters Groen en Communicatie. Daar zet ik groen op de Utrechtse kaart. Ook ben ik actief in de klankbordgroep Beheerplan Amelisweerd. Het zijn andere werelden dan Diergeneeskunde maar het is goed om verschillen in en overlap van culturen te zien. Uiteindelijk is het mijn ambitie om binnen Diergeneeskunde meer onderzoek te doen. Ik zou graag UHD worden, iemand die de universiteit niet als ivoren toren ziet. Ook wil ik graag een rol spelen in de nieuw te ontwikkelen intramurale kliniek van Landbouwhuisdieren.”
“Sinds ik begon aan mijn studie Fonetiek wilde ik in de wetenschappelijke wereld werken. Het is een boeiende omgeving met onderzoekers die je nieuwsgierigheid voortdurend prikkelen. Ik ben op diverse plekken beleidsmedewerker geweest, waaronder bij NWO. Nu ben ik teamleider van 10 beleidsmedewerkers binnen het programma onderzoek van de Directie Onderwijs en Onderzoek. Het is heel enthousiasmerend en inspirerend om zo dicht bij het bestuurlijke vuur te zitten. De goede resultaten zijn ook erg prettig, bijvoorbeeld onze hoge score in de NWO-vernieuwingsimpuls of gewonnen prijzen als de Spinozapremie (NWO) of het Programma Akademie Hoogleraren (KNAW). Het is een uitdaging om baanbrekende wetenschappers voor het voetlicht te brengen. Als dat goed lukt, schept dat veel voldoening. Ik ben trots op mijn goeddraaiend en enthousiast team. Hard werken is leuk als je een gezonde drive hebt om dingen te doen waar je hart naar uitgaat. En waar je goed in bent. Ambitie moet gezond blijven. Dat betekent een goede balans met je privéleven en met de werkdruk. Daar besteed ik aandacht aan bij de gesprekken met de medewerkers in mijn team. Hoewel ik goed planmatig kan werken, heb ik mijn carrière nooit gepland. Ik geloof dat leidinggevenden en andere belangrijke personen op de hoogte moeten zijn van jouw ambitie. Ventileer die en rol verder. Na een jaar of vier voel ik de innerlijke drive om weer nieuwe dingen te leren, zowel vakinhoudelijk als ook in mijn eigen functioneren. Het trekt me om mij weer eens te verdiepen in een bepaald vakgebied of om mijn werkervaring uit te bouwen naar een geheel andere omgeving. Een UMC bijvoorbeeld of een hogeschool. En ergens, vaag, vraag me niet waarom, heb ik de droom burgemeester te worden van een kleine gemeente.” Pa n d o r a 20 0 8 -1
21
netwerken
column
Foto: Ronald Leito
Dr. Marjolein Hogenbirk, postdoc OGC
Drs. Elly Langewis, onderwijsontwikkelaar
Studie: Nederlands gespecialiseerd in Middelnederlandse letterkunde
Studie: Biologie gespecialiseerd in ICT toepassingen in het onderwijs
“Na mijn afstuderen, heb ik alles op alles gezet om Aio te worden. Ik wist zeker dat ik onderzoek wilde doen naar middeleeuwse ridderverhalen. Inmiddels ben ik gepromoveerd op een dertiendeeeuwse roman over twee ridders van koning Arthur en werk ik met een VENI-beurs als postdoc. Mijn project bestudeert de wisselwerking tussen middeleeuwse verhalen over Karel de Grote en Koning Arthur. Ik ben bezig met boeiende literaire teksten, die steeds een nieuwe, creatieve benadering vragen.
“Ooit was het mijn ambitie om docente Biologie te worden. Ik heb mijn eerstegraads bevoegdheid gehaald maar mijn stage zette me met beide benen op de grond. Dat werd het dus niet. Het maken van cursussen op de computer, zo ervoer ik tijdens een studentassistentschap, is wel helemaal ‘mijn ding’. Bij het IVLOS maakte ik programma’s voor verschillende opleidingen en nu werk ik al weer 12 jaar bij Biologie als onderwijsontwikkelaar. Ik ontwikkel vooral oefentoetsen (COO’s) maar ook simulaties en toetsen. Daarnaast probeer ik andere ICT toepassingen in het onderwijs mogelijk te maken, zoals weblectures. Het is leuk werk. Ik maak COO’s voor totaal verschillende vakken en docenten. En ik moet wel weten waar het over gaat! Ik kan me daar helemaal in verdiepen, krijg daarbij hulp van bevlogen docenten en ik hoef er geen examen in te doen! Het is ook fijn om tijdsdruk bij docenten weg te nemen.
Ik neem met plezier deel aan netwerken en congressen waarin de Nederlandse teksten worden vergeleken met bijvoorbeeld de Franse traditie en worden gepresenteerd aan een internationaal publiek. De medioneerlandistiek heeft dus wel degelijk een interdisciplinair en internationaal karakter. Ik ben er trots op voorzitter te zijn van de Nederlandse afdeling van de International Arthurian Society. Ik zit helemaal op mijn plek. Het is een kick om een middeleeuws handschrift in handen te houden of om nieuwe verbanden te zien en te bespreken. Ik vertel met plezier over mijn vak, geef graag college en lezingen en hoop zo anderen te inspireren. Ik denk dat zichtbaarheid vruchten afwerpt, net als het schrijven van boeken en artikelen. Een combinatie dus van studeerkamer in, en studeerkamer uit. Die combinatie vind ik prettig, want ik ben geen ivorentoren wetenschapper. Om structureel iets te betekenen voor mijn vak, om het verder te brengen, om nieuwe wegen in te slaan, wil ik graag in een zo hoog mogelijke positie terechtkomen. Eerst maar eens een vaste aanstelling als UD, dat zou geweldig zijn. Ik houd de mogelijkheden daartoe binnen mijn netwerk in de gaten. Dat kan ook in het buitenland zijn. Ik wil namelijk graag internationale samenwerkingsverbanden creëren. We kunnen erg veel van elkaar leren en vaak specifieke expertise delen.” 22
Pa n d o r a 20 0 8 -1
Wat ik nu doe, is helemaal top. Toch kan het beter. Ambitie is voor mij doen waar je goed in bent en wat je leuk vindt, in een goede infrastructuur en met het juiste salaris. Zeker de infrastructuur zou ik graag verbeterd zien. Ik zit nu in de ICT&O werkgroep die bekijkt of er een interdepartementaal ICT-ondersteuningsteam kan komen. Dat lijkt me geweldig. Dan werk ik niet meer vrijwel alleen. Bovendien leidt een dergelijke samenwerking tot meer mogelijkheden. Als er goed beleid gemaakt wordt, kunnen veel meer docenten dan nu het geval is profiteren van de expertise binnen de faculteit. Het neemt ze veel werk uit handen en voor mij is het leuk om collega’s te hebben en om me steeds weer in iets nieuws te mogen verdiepen. Wie weet kom ik nog op het idee om te promoveren…”
Excellent “Schrijf daar maar eens over!” Tja, de opdracht was een wanhoopskreet. Hij rolde plots over tafel. Ineens werd ik als columnist van dit blad aangesproken, terwijl ik dacht als manager collegiaal advies te geven. Het overviel me. Fijn om te merken dat je gelezen wordt. Het gaf me ook het gevoel in de regel niet over de juiste onderwerpen te hebben geschreven. En wat te schrijven over het makken van de hoogleraar die zijn groep niet leidt en voorop stelt? Het is niet zo moeilijk om je ze voor de geest te halen. Tal van mannen en wat vrouwen - wat waren er weer weinig hoogleraren die tijdens de laatste dies hun baret de hele plechtigheid op mochten houden! - die hun groep of het facultaire belang niet hoog op hun prioriteitenlijs hadden staan, doemen uit voorbije jaren op. Voormannen en -vrouwen die wellicht schitterden, maar zeker niet altijd ten gunste van hun disciplinegroep. En dat is wel wat we nodig hebben, bijvoorbeeld om meer de derde geldstroom binnen te halen. Daar is een groep op koers voor nodig en die wens schuilde achter de hartenkreet. Zo’n groep moet een hoogleraar weten te vormen, zou je denken. Daar wordt de top van ons wetenschapsbedrijf op geselecteerd. Toch zitten ‘groepscompetenties’ - al dan niet eerder verworven - niet altijd in het HGLrugzakje, hoe welwillend de drager ook moge zijn. Laatst hoorde ik de president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen de gewetensvraag stellen hoe vaak je als faculteitsdecaan vol overgave achter de hoogleraarvoordracht staat die je aan het college van bestuur voorlegt. Niet zo vaak helaas. Veel compromissen worden gesloten. Weten we welke top we zoeken en hoeveel daarvan beschikbaar is? Goed om daar bij stil te staan nu wij ons als Hoger Onderwijs gaan storten op nieuw beleid: excellentie, oftewel top bevorderen. We starten bij de studenten. We bouwen het op van BA naar MA. Het zal voor een belangrijk deel stoelen op selectie, selectie van een klein percentage van onze studenten voor speciale tracés. Broedplaatsen worden het voor de top. Het nieuwe leren voor nieuwe hooggeleerdheid. Intelligent, creatief, groepscompetent, vrouw of vent!
overig
Bon aan- of afmelding Vrouwennetwerk Als lid van het Vrouwennetwerk ontvang je 3 keer per jaar de Pandora. Tussentijds word je per e-mail op de hoogte gehouden van onze activiteiten en ander nieuws. Bij deze: 1. meld ik me aan als lid van het Vrouwennetwerk en ontvang ik graag de Pandora 2. meld ik me af als lid van het Vrouwennetwerk; haal me van de adres- en verzendlijst
Naam
Werkzaam aan de UU: ja/nee (Intern)adres Postcode/plaats Faculteit/dienst Functie/studie e-mailadres
Bon opsturen naar Vrouwennetwerk (kamer 19.10), Heidelberglaan 2, 3584 CS Utrecht of mail
[email protected]
Glazen Muur Het project De Glazen Muur (OCW) is afgelopen. Tijdens de afsluitende bijeenkomst werden zeven gangbare (en lachwekkende) ‘smoesjes’ uitgedeeld. “Wie er een nodig heeft, weet er altijd wel een te vinden.” Te versturen als kaart.
Smoes 1 Vrouwen willen niet Smoes 2 Vrouwen kunnen het niet Smoes 3 Vrouwen zijn lastig Smoes 4 Ik maak geen onderscheid tussen mannen en vrouwen Smoes 5 Het gaat toch goed zo? Smoes 6 Ik kan er niets aan doen Smoes 7 Het is onoplosbaar
drs. Désirée Verberk
Het Ministerie van OCW gaat o.a. via het Platform bèta en techniek door met het
directeur bedrijfsvoering IVLOS
thema. De website www.glazenmuur.nl blijft voorlopig online.
Pa n d o r a 20 0 8 -1
23
boeken
Joke van der Zwaard Gelukszoekers: vrouwelijke huwelijksmigranten in Nederland. Met een voorwoord van minister Vogelaar In Gelukzoekers schetst onderzoeker Joke van der Zwaard een beeld van de achtergronden, problemen en strategieën van vrouwelijke huwelijksmigranten in Nederland. Ze sprak met net gearriveerde vrouwen en vrouwen die hier al langer zijn, vrouwen die hun leven op de pauzeknop hebben gezet en vrouwen die na tien jaar een tweede kans wagen. Zij probeert de oorzaken bloot te leggen van de dikwijls falende integratie van deze vrouwen, en zoekt naar oplossingen voor een succesvolle inburgering en emancipatieroute van deze ‘gelukzoekers’ in de Nederlandse maatschappij. Artemis & Co, 2008. 271 p., € 18,95
Louann Brizendine De vrouwelijke hersenen; waarom vrouwen anders zijn dan mannen Neuroloog Louann Brizendine beschrijft hoe de unieke structuur van vrouwelijke hersenen niet alleen bepaalt hoe vrouwen denken en waar ze waarde aan hechten, maar ook hoe ze communiceren en van wie ze zullen houden. Gebaseerd op tientallen jaren onderzoek en aangevuld met opmerkelijke feiten en casestudies onthult De vrouwelijke hersenen de neurologische verklaringen achter o.a. waarom een vrouw zich ruzies herinnert die volgens een man nooit hebben plaatsgevonden; vrouw van boven de vijftig eerder een scheiding in gang zal zetten dan een man en waarom een vrouw weet wat mensen voelen, terwijl een man geen gevoelens lijkt op te merken tenzij iemand huilt of met lichamelijk geweld dreigt. Sirene, 2007. 304 p., € 19,95
Joke J. Hermsen (red.) Simone de Beauvoir; alles welbeschouwd Deze door Joke Hermsen samengestelde monografie werpt een nieuw licht op Simone de Beauvoirs schrijverschap, op haar plaats in de moderne filosofie en op haar moeilijk te overschatten betekenis voor het feministisch denken in onze tijd. Sinds de grootse viering van de 50ste verjaardag van haar boek De tweede sekse in 1999 is de belangstelling voor haar werk alleen nog maar groeiende. Als essayiste, als denker en als vrouw heeft zij een voorbeeldrol vervuld voor miljoenen lezers. Dit boek is een voortreffelijke inleiding tot het denken van de beroemdste filosofe van de twintigste eeuw, van wie 9 januari jl. werd herdacht dat zij 100 jaar geleden werd geboren. Met een voorwoord van Rosi Braidotti. Klement, 2008. 168 p., € 17,95
Louise Boelens Vrouwen van 50 Vijftig worden is voor iedere vrouw iets bijzonders. In 'Vrouwen van 50' onderzoekt Louise Boelens (53) deze nieuwe levensfase: Wat staat mij te wachten, tel ik nog mee of tel ik af? In de verwarring tussen enerzijds de angst binnenkort afgeschreven te worden, ligt de drijfveer voor dit boek.
In Vrouwen van 50 verkent Louise Boelens haar eigen toekomst en die van haar lotgenoten: wat zijn de nieuwe levensthema's, welke uitdagingen liggen er en welke nieuwe rol past ons? Archipel, 2008. 232 p., € 16,95
Elleke van Duin & Marian Hogeslag Goudmijn; alles wat een vrouw moet weten over geld Het eerste Nederlandse boek over vrouwen en geld, een actuele bron van financiële informatie. Vrouwen staan erom bekend dat ze betere beleggers zijn dan mannen en het huishoudpotje als het moet met strakke hand beheren. Waarom haken de meeste vrouwen dan toch af als het gaat om materiële zaken als een samenlevingscontract, huwelijkse voorwaarden, een hypotheek of pensioen? Elleke van Duin en Marian Hogeslag doken in de vaak ingewikkelde brij van regels, procedures en contracten met als resultaat een toegankelijk geschreven handboek voor de moderne vrouw. In Goudmijn worden alle zakelijke aspecten van relaties, werk en je banksaldo behandeld waar elke zelfstandige vrouw vroeg of laat mee geconfronteerd wordt. Archipel, 2008. 264 p., € 18,95
Sabine Fabach Burn-out; wanneer vrouwen over hun grenzen heen gaan Op een zeker moment is de stress van een zware baan teveel, zeker in combinatie met een druk gezinsleven en een uitputtend sociaal leven. Wat eerst lol hebben in en betrokkenheid bij je werk was, wordt als je tegen een burn-out aanzit een kluwen van moedeloosheid, uitputting en verslagenheid. In dit specifiek op vrouwen gerichte zelfhulpboek geeft Sabine Fabach een duidelijk gestructureerd stap-voor-stap programma om oververmoeidheid en overbelasting te voorkomen of er vanaf te komen. Het verklaart de achtergronden van een burn-out en laat zien hoe je op een andere manier met jezelf kunt omgaan. Daarbij houdt ze de levensvreugde in de gaten, maar ook de veroorzakers van overbelasting en stress. Sirene, 2008. 190 p., € 17,95
Allison Mitchell Alles onder controle!? Time management voor drukke moeders Een drukke baan, man, kinderen… de moderne moeder moet alles tegelijk. Tel daarbij nog haar perfectionisme en gebrek aan tijd op, en een probleem is geboren. In Alles onder controle?! leer je dat met een strakke organisatie en kleine handigheidjes het dagelijks leven een stuk makkelijker te ‘managen’ is. Zie je gezin als een bedrijf en beschouw je tijd als kostbaar. In een overzichtelijk zevenwekenplan krijgt de werkende moeder dagelijks praktische tips om het helemaal anders aan te pakken. Becht, 2008. 248 p., € 16,90
Samensteling: Marischka Verbeek, Boekwinkel Savannah Bay