Optokinetische analyse van de EXO-L Verkorte versie
Hanno van der Loo Hubert Meulman Minor Sporttechnologie
Bewegingstechnologie, Haagse Hogeschool Dhr. N. Huussen Dhr. O. Tellers Dhr. J. Kraan Dhr. J. Kerssies Mvr. M. van der Ree Dhr. K. van Westen 1 September 2014 – 14 november 2014, Haagse Hogeschool
Samenvatting In dit onderzoek is gekeken naar de werking van de EXO-L Enkelband in een dynamische situatie en de mogelijke beperkingen van de EXO-L Enkelband. Dit is uitgevoerd met behulp van het 3d meetsysteem, Optitrack. Er is gekeken naar de mogelijke speling van het koord van de EXO-L. Door de EXO-L in drie verschillende instellingen te stellen kan er worden gekeken of de EXO-L verder gaat dan ingesteld (zie meetmethode inversie). De onderzoeksvraag luidt dan ook: Gaat de inversiehoek verder dan is ingesteld? Omdat de EXO-L de plantairflexie en prestatie niet zou beïnvloeden is dit onderzocht (zie meetmethode prestatie). De Deelvraag luid dan ook: Beïnvloedt de EXO-L de prestatie en beïnvloedt de EXO-L de plantairflexie? Om de betrouwbaarheid van deze metingen te vergroten is elke meting 5 keer uitgevoerd. Bij het verwerken van de inversiemethode is te concluderen dat er een bepaalde speling is. Er is tussen de inversiehoek bij bewegingen zonder de EXO-L in vergelijking met de 3 instellingen van EXO-L een significant verschil te zien. De speling die geconstateerd was bij de 3 instellingen is gemiddeld 11,2 graden. Bij het verwerken van de prestatiemethode is te concluderen dat de prestatie niet duidelijk wordt beïnvloed. Er is geen significant verschil te vinden tussen het springen zonder of met EXO-L. Doordat de hoeken van plantairflexie niet groot genoeg waren kan hier geen conclusie uit worden getrokken.
Inleiding Enkelblessures zijn, na knieblessures, de meest voorkomende sportblessures in Nederland. Jaarlijks lopen 770.000 sporters een enkelblessure op, dit is 17% van alle sport gerelateerde blessures. 290.000 van deze enkelblessures worden medisch behandeld. Van alle enkelblessures is 85% een inversietrauma. Ter preventie van inversietrauma’s gebruiken veel sporters tape of een brace. Beide bieden voor- en nadelen afhankelijk van het ontwerp. (VeiligheidNL i.s.m. Erasmus Medisch Centrum, 2013) De EXO-L, een product dat ontwikkeld is door de TU Delft en het Erasmus MC, biedt een alternatief in de vorm van een externe enkelband, zie figuur 1 en Bijlage I. De EXO-L spant een ‘extern ligament’ aan de laterale zijde van de enkel. Deze wordt aangetrokken bij de inversiebeweging, waardoor te grote spanning op het lig. talofibulare anterius voorkomen zou moeten worden. De beweging zou daarmee op een natuurlijke manier geremd worden.
Figuur 1: EXO-L bevestigd aan een schoen (EXO-L, 2014)
De EXO-L bestaat uit twee onderdelen, namelijk de shell en de patch. De shell wordt vervaardigd na het laten maken van een 3D scan van de enkel, hierdoor sluit het goed aan op de uitstekende botpunten van het onderbeen. De patch wordt bevestigd aan de schoen van de gebruiker. De EXO-L is gemaakt om instelbaar te zijn in de mate waarin het de inversiebeweging beperkt. Door middel van het koord door de patch en daarna in de zogenaamde clamcleat strak te trekken, zoals weergegeven in figuur 2, wordt de EXO-L ingesteld. Hoe strakker het koord is ingesteld, hoe meer de inversiebeweging beperkt wordt. Het wordt door EXO-L aangeraden om hierbij een voorkeursstand van instelling te vinden zodat de gebruiker zelf mag bepalen hoeveel inversiebeweging nodig is.
Figuur 2: Instellen EXO-L (EXO-L Snelstartgids, 2014)
Eerdere onderzoeken zijn uitgevoerd met als doel de werking van de EXO-L te testen. Deze onderzoeken zijn echter gedaan op kadavers en in statische situaties waarbij de enkel belast werd of door subjectief ervaringsonderzoek met gebruikers. In samenwerking met EXO-L organiseert de minor Sporttechnologie aan de Haagse Hogeschool een vergelijkend onderzoek tussen EXO-L en geen EXO-L. De opdracht was om met behulp van het optokinetisch OptiTrack-systeem de werking van de EXO-L te onderzoeken in een lab situatie. Dit onderzoek is gericht op het beantwoorden van de volgende deelvragen: Gaat de inversiehoek verder dan ingesteld? Beïnvloedt de EXO-L de prestatie? Beïnvloedt de EXO-L de plantairflexie? Er wordt verwacht dat de inversiehoek wel een bepaalde mate van speling heeft. Uit subjectief ervaringsonderzoek is gebleken dat de EXO-L geen negatief invloed heeft op de prestatie van de gebruiker. De plantairflexie zou niet gehinderd moeten worden zolang de EXO-L niet te strak is ingesteld.
Meetmethode Inversie Omdat het onethisch is om te riskeren dat de proefpersoon een inversietrauma oploopt tijdens de metingen, worden er geen metingen gedaan om te kijken of de EXO-L een eventuele inversietrauma zou kunnen voorkomen. Wel wordt er gekeken naar of de EXO-L de inversie beweging tegenhoudt zoals EXO-L beweert. De EXO-L wordt ingesteld op bepaalde inversiehoeken die op een veilige afstand zitten van de inversiehoek waarbij een inversietrauma zou kunnen ontstaan. Op deze manier wordt het risico op een inversietrauma bij de proefpersoon geminimaliseerd. Om ervoor te zorgen dat de proefpersoon geen inversietrauma oploopt zal als referentie eerst de Range of Motion (ROM) in de inversierichting worden gemeten. De ROM in de inversierichting is namelijk verschillend per persoon. De ROM wordt statisch bepaald. De proefpersoon zal zonder EXO-L zover mogelijk in inversie staan, dit wordt door middel van een camera opgenomen. De video wordt geanalyseerd met Kinovea en hieruit wordt de Figuur 5: Neutrale stand op de kantelplank ROM bepaald. De inversiehoek is van de grond ten opzichte van de voet bepaald. De proefpersoon zal de schoen met EXO-L patch aandoen en zover mogelijk in inversie gaan staan. Wanneer de ROM bekend is zal er hierop een kantelplank gemaakt worden. In dit onderzoek is er een kantelplank gemaakt van 40 graden. Het is voor de veiligheid belangrijk dat er niet een hoek wordt bereikt dat hoger ligt dan de maximale ROM van de proefpersoon, hierdoor wordt een inversietrauma vermeden. Het is belangrijk dat de 40 graden met de EXO-L niet wordt behaald, anders kan de speling van de EXO-L niet worden bepaald. Om ervoor te zorgen dat deze hoek niet wordt behaald zal de ingestelde hoeken van de EXO-L staan op 10, 15 en 20 graden. De oefeningen worden op 2 benen uitgeoefend. De ene voet staat op de kantelplank en de andere op gelijke hoogte, dit is de neutrale stand, zie figuur 5. Door middel van het OptiTrack-systeem wordt de inversiehoek, van de proefpersoon na het kantelen van de kantelplank gemeten. Het is de bedoeling dat de grootste gemeten inversiehoek niet groter is dan de vooraf gemeten inversiehoek na het instellen van de EXO-L. Het is te voorspellen dat dit wel gebeurd ten gevolgen van huidverschuivingen, verschuiving van de EXO-L en dergelijke. Het is aan het bedrijf EXO-L om hier een norm aan te geven. Om de meting te beginnen zal eerst het OptiTrack-systeem worden gestart volgens het handboek. Om de romp, bovenbeen, onderbeen en voet te herkennen zullen er Rigid Bodies, zie figuur 6, op deze plekken worden geplaatst. De Rigid Bodies staan vast op deze plekken, waardoor de hoeken kunnen worden berekend die nodig zijn om te kijken naar de Figuur 6: Rigid Body enkelhoek. Allereerst zal er een meting worden gedaan zonder EXO-L zodat er een referentiewaarde is. De proefpersoon gaat zonder EXO-L in het OptiTrack-systeem staan en stapt op de kantelplank, zie figuur 8. In figuur 8 zijn 16 camera’s te zien. Deze camera’s staan laag op het midden gericht, zodat de kantelplank en enkel goed te zien zijn. Op de kantelplank zorgt de proefpersoon dat hij een maximale inversie beweging uitvoert, zie figuur 7. Hoe de EXO-L insgesteld wordt is in Bijlage II omschreven. De EXO-L wordt op de enkel gemonteerd en in 10 graden gezet. Dit wordt gedaan door het koord aan te trekken. Met een goniometer wordt gecontroleerd of de maximale inversie beweging in maximaal 10 graden kan. De proefpersoon gaat nu met de EXO-L in 10 graden in het OptiTrack-systeem staan. Hierbij gaat hij op de kantelplank staan en voert hij weer een maximale inversiebeweging uit. De EXO-L wordt hierna in 15 graden
gezet. Dit wordt gedaan door het koord aan te trekken. Met een goniometer wordt gecontroleerd of de maximale inversie beweging in maximaal 15 graden kan. De proefpersoon gaat nu met de EXO-L in 15 graden in het OptiTrack-systeem staan. Hierbij gaat hij op de kantelplank staan en voert hij weer een maximale inversie beweging uit. De EXO-L wordt hierna in 20 graden gezet. Dit wordt gedaan door het koord aan te trekken. Met een goniometer wordt gecontroleerd of de maximale inversie beweging in maximaal 20 graden kan. De proefpersoon gaat nu met de EXO-L in 20 graden in het OptiTrack-systeem staan. Figuur 7: Maximale inversie Hierbij gaat hij op de kantelplank staan en voert hij weer een maximale inversie beweging uit. Tussen elke meting zal 1 minuut rust zitten en de metingen zullen niet op een vaste volgorde uitgevoerd worden, zodat vermoeiing niet een factor is voor de resultaten. Alle metingen worden 5 keer herhaald, hierdoor wordt de betrouwbaarheid groter. Wanneer de proefpersoon geen verdere inversie meer kan uitvoeren door het blokkeren van de EXO-L, dan zal de proefpersoon gaan compenseren in andere gewrichten. Het is dan de bedoeling dat de proefpersoon probeert alleen het enkelgewricht te gebruiken bij het kantelen van de kantelplank. Op deze manier zal de proefpersoon zo min mogelijk gaan compenseren in andere gewrichten. De bewegingen in de andere gewrichten zoals exorotatie/endorotatie en plantairflexie zal ook naar gekeken worden, zodat je op het moment van inversie weet wat er gebeurd in de andere gewrichten.
Prestatie Er wordt beweerd dat de EXO-L de prestatie niet beperkt. Door dit te meten zullen er verschillende soorten sprongen worden gedaan. Hierdoor kan er gekeken worden naar de plantairflexie beperking en gelijk ook naar prestatiebeperking. De sprongen die worden gemeten zijn verticale sprongen, voorwaartse sprongen en zijwaartse sprongen naar links en recht. De sprongen worden op 1 been en op 2 benen uitgevoerd, zodat je in beide gevallen weet wat er gebeurd in het enkelgewricht. Bij 1 been wordt er gesprongen met het been waar de EXO-L op gemonteerd is. De sprongen worden altijd maximaal uitgevoerd. Alle sprongen worden zonder de EXO-L uitgevoerd en met de EXO-L op 10, 15 en 20 graden. Bij het springen wordt er door middel van het OptiTrack-systeem gekeken naar de grootste piek van de plantairflexie-uitslag. Zo kan de beperking van EXO-L goed bekeken worden. Elke sprong die wordt uitgevoerd zal met armzwaai zijn en doorbuiging van de knieën. Om de meting te beginnen zal eerst het OptiTrack-systeem worden gestart volgens het handboek. Om de romp, bovenbeen, onderbeen en voet te herkennen zullen er Rigid Bodies, zie figuur 6, op deze plekken worden geplaatst. Wanneer de Rigid Bodies worden herkend zal uit OptiTrack de hoeken kunnen worden gemaakt die nodig zijn om te kijken naar de enkelhoek en coördinaten van de markers om de verplaatsing te berekenen. Allereerst zal er een meting worden gedaan zonder EXO-L zodat er een referentiewaarde is. De proefpersoon gaat zonder EXO-L in het OptiTrack-systeem staan en maakt een verticale sprong, zie figuur 9. In figuur 9 zijn 16 camera’s te zien. Deze camera’s zijn ingesteld zodat tijdens de voorwaartse, verticale en zijwaartse sprong de Rigid Bodies goed te zien zijn. Hierbij wordt ervoor gezorgd dat de proefpersoon zo hoog mogelijk kan springen en door niks wordt geblokkeerd. De voorwaartse sprong zal hierna komen en zal proberen zoveel mogelijk in het midden van het
meetsysteem te blijven. Dit heeft te maken dat de camera’s de voorwaartse sprong niet meet wanneer de proefpersoon te ver uit het midden gaat. De zijwaartse sprong zal naar links en rechts worden uitgevoerd in het midden van het meetsysteem, dit vanwege dezelfde reden als de voorwaartse sprong. De sprongen worden allemaal herhaald met de EXO-L op 10 graden, de EXO-L op 15 graden en de EXO-L op 20 graden. Deze sprongen zullen allemaal op 1 been worden uitgevoerd en op 2 benen worden uitgevoerd. Tussen elke meting zal 1 minuut rust zitten en de metingen zullen niet op een vaste volgorde uitgevoerd worden, zodat vermoeidheid niet een factor is voor de resultaten. Alle metingen worden 5 keer herhaald, hierdoor wordt de betrouwbaarheid groter. Wanneer de proefpersoon geen verdere plantairflexie meer kan uitvoeren door het blokkeren van de EXO-L, dan zal de proefpersoon gaan compenseren in andere gewrichten. De bewegingen in de andere gewrichten zoals exorotatie/endorotatie en inversie/eversie zal ook naar gekeken worden, zodat je op het moment van maximale plantairflexie weet wat er gebeurd in de andere gewrichten.
Resultaten Inversie In figuur 12 is een grafiek te zien van de gemiddelde inversiehoeken die bereikt worden wanneer er op een kantelplank met een hoek van 40 graden wordt gestaan. Hier zijn grote verschillen te zien. Wanneer er wordt gemeten zonder EXO-L wordt er een inversiehoek bereikt van 42,14 graden. Hoe strakker de EXO-L is ingesteld hoe minder groot de inversiehoek van de enkel is. In tabel 1 zijn de significanties weergegeven die uit de statistische toets komen van SPSS. Te zien is dat er bij de instellingen 10 en 15 graden een significant verschil zit in de inversiehoek tussen het wel of niet dragen van de EXO-L. Bij de instelling 20 graden is dit niet het geval.
Figuur 12: Gemiddelde inversiehoeken van de enkel op een kantelplank van 40 graden
Uit tabel 2 is er een verband te halen tussen de instellingen van de EXO-L, het overgebleven koordlengte van de EXO-L en de gemeten inversiehoek in OptiTrack. Hierbij is het koordlengte gerelativeerd aan de gemeten inversiehoek in OptiTrack. Het OptiTrack meetsysteem meet de hoek tussen het onderbeen t.o.v. de voet terwijl de goniometer de hoek meet tussen de onderkant van de Tabel 2: Verband instellingen, koordlengte en gemeten schoen t.o.v. de voet. Hieruit komt voort dat OptiTrack de inversiehoek in OptiTrack werkelijke ingestelde inversiehoek is. Maar voor de benaming van de metingen zijn de maten van de goniometer instellingen behouden, omdat deze overzichtelijker zijn. Bij het verwerken van de resultaten zijn de maten van OptiTrack gebruikt. In tabel 3 zijn de verschillen te zien met de inversiehoek waarop de EXO-L wordt ingesteld en de inversiehoek die uiteindelijk bereikt wordt. Die verschillen zijn verkregen door de maximale hoek van inversie die bereikt werd door actieve ROM in de enkel van de proefpersoon in statische houding met OptiTrack te meten.
Tabel 3: Verschil tussen de bereikte inversiehoek en de ingestelde inversiehoek
Prestatie Verticale sprong In figuur 13 zijn de resultaten van de spronghoogte van de verticale sprong te zien. Op te merken is dat er maar kleine verschillen zijn tussen de spronghoogtes van de verschillende instellingen van de EXO-L en zonder EXO-L. Er is zelfs te zien dat met de EXO-L om er hoger gesprongen wordt dan zonder de EXO-L om. In tabel 4 zijn de significanties weergegeven die uit de statistische test komt. Te zien is dat er bijna bij elke instelling van de EXO-L (zowel bij 1 been als bij 2 benen) geen significant verschil is tussen het wel of niet dragen van de EXO-L. Wel is dit het geval bij de metingen waarbij de EXO-L op 15 graden staat ingesteld en de proefpersoon op 1 been springt. Hierin zit wel een significant verschil.
Tabel 4: Significanties van de spronghoogten bij de verticale sprong Figuur 13: Gemiddelde spronghoogten bij een verticale sprong op 1 been en 2 benen Tabel 1: Significanties van de inversiehoeken
In figuur 14 zijn de resultaten weergegeven van de gemiddelde plantairflexie hoeken in de enkel bij het verticaal omhoog springen. Te zien is dat er kleine verschillen zitten tussen de verschillende instellingen van de EXO-L en zonder de EXO-L. In tabel 5 is te zien dat er bij het springen op 2 benen er wel significante verschillen ontstaan. Dit is niet het geval bij het springen op 1 been.
Tabel 5: Significanties van de plantairflexie hoeken bij de verticale sprong Figuur 14: Gemiddelde plantairflexie hoek bij een verticale sprong
Voorwaartse sprong In figuur 15 zijn de resultaten weergegeven van het springen naar voren. Ook hier zijn de verschillen erg klein. Wel is bij de sprongen met twee benen op te merken dat er zonder de EXO-L iets verder wordt gesprongen dan met de EXO-L om. Bij het springen met 1 been is dit echter weer niet het geval en wordt er met de EXO-L om soms juist weer verder gesprongen. In tabel 6 zijn de significanties weergegeven die zijn verkregen uit de statistische test uit SPSS. Te zien is dat bij het springen met twee benen er wel degelijk een significant verschil is, maar bij het springen op 1 been is dit dan weer niet het geval.
Tabel 6: Significanties van de sprongafstanden bij de voorwaartse sprong Figuur 15: Gemiddelde sprongafstanden bij een voorwaartse sprong op 1 been en 2 benen
In figuur 16 zijn de resultaten weergegeven van de gemiddelde plantairflexie hoeken in de enkel bij het voorwaarts springen. Te zien is dat er kleine verschillen zitten tussen de verschillende instellingen van de EXO-L en zonder de EXO-L. Dit blijkt ook uit de statistische toets. In tabel 7 is te zien dat er in geen enkele situatie een significant verschil ontstaat.
Tabel 7: Significanties van de plantairflexie hoeken bij de voorwaartse sprong Figuur 16: Gemiddelde plantairflexie hoek bij een voorwaartse sprong
Zijwaartse sprong links In figuur 17 zijn de resultaten van het springen naar links weergegeven. Bij de sprongen met 1 been is er nauwelijks verschil tussen het springen met en zonder EXO-L. Bij het springen met 2 benen zijn de verschillen wat groter. Uit de statistische test (zie tabel 8) blijkt dan ook dat er bij 15 graden EXOL met een sprong op 2 benen er wel een significant verschil is. Bij de overige situaties zijn er geen significante verschillen.
Tabel 8: Significanties van de sprongafstanden bij de zijwaartse sprong naar links Figuur 17: Gemiddelde sprongafstanden bij een zijwaartse sprong naar links op 1 en 2 benen
Zijwaartse sprong rechts In figuur 18 is het springen naar weergegeven. Hier zijn kleine verschillen te zien. Bij 1 been wordt er het verst gesprongen wanneer de EXO-L ingesteld staat op 15 graden. Bij twee benen wordt er het verst gesprongen wanneer de EXO-L ingesteld staat op 20 graden. In tabel 9 is te zien dat er in geen enkele situatie een significant verschil ontstaat.
Tabel 9: Significanties van de sprongafstanden bij de zijwaartse sprong naar rechts Figuur 18: Gemiddelde sprongafstand bij een zijwaartse sprong naar rechts op 1 en 2 benen
Discussie In dit onderzoek is er 5 keer per test gemeten met één proefpersoon. Om de betrouwbaarheid van de resultaten te vergroten zou het gunstig zijn om het aantal metingen per tests en het aantal proefpersonen te verhogen. Uit de inversietests bleek de EXO-L meer toe te laten dan origineel was ingesteld. Waardoor dit precies gebeurt, is nog onbekend. Het zou kunnen zijn dat de EXO-L onder deze omstandigheden vervormt of verschuift ten opzichte van de gebruiker. Verder zou een kleine uitrekking in het touwtje ervoor zorgen dat grotere hoeken bereikt kunnen worden, zoals blijkt uit de instelling van de EXO-L op touwlengte. Met behulp van de verkregen verschillen in de inversie tests kan de EXO-L ingesteld worden op een stand waarbij je niet verder komt dan een zelf bepaald aantal graden. Bij het testen is de EXO-L ingesteld op 3 verschillende vooraf bepaalde hoeken. EXO-L raadt zelf aan om de EXO-L in een voorkeursstand in te stellen, waardoor het dus op een comfortabele manier kan werken. Echter kan het zo zijn dat deze voorkeursstand niet genoeg support biedt aan de enkel in het geval van een mogelijk inversietrauma. Bij dit onderzoek is niet expliciet gekeken naar een situatie waar een inversietrauma zou kunnen gebeuren. Dit is voorkomen vanwege ethische redenen. Hierdoor is nog niet bekend of een inversietrauma daadwerkelijk voorkomen zou worden door het dragen van de EXO-L. Bij dit onderzoek is er gekeken naar omstandigheden waarbij het touwtje van de EXO-L op spanning zou horen te komen. Om deze reden wordt er niks gezegd over de dorsaalflexie en eversie en de mogelijke beperkingen die er zijn door het gebruik van de EXO-L in die bewegingen. Verdere tests zijn uitgevoerd om ook in een dynamische situatie een grote inversiehoek te krijgen, echter bleken deze tests niet groot genoegen hoeken te verkrijgen, waardoor de ingestelde hoeken niet overschreden werd. Hierdoor is dus geen bruikbare data beschikbaar om te berekenen hoeveel de EXO-L toelaat.
Conclusie Uit de resultaten komt naar voren dat bij de inversie er duidelijk grote verschillen te zien zijn in de inversiehoek die wordt bereikt bij met en zonder EXO-L om. Er geldt hoe strakker de EXO-L is ingesteld hoe minder groot de inversiehoek is. Statische gezien is er een significant verschil t.o.v. zonder EXO-L als de waarde onder de 0,05 ligt en er is geen significant verschil als de waarde boven de 0,05 ligt. Bij de inversie laat de significantie (0,00) duidelijk zien dat er bij de EXO-L instellingen 10 en 15 graden wel degelijk een significant verschil zit in de inversiehoek tussen het wel of niet dragen van de EXO-L. Bij het instellen van de EXO-L moet er rekening worden gehouden met een verschil tussen de inversiehoek in een statische en een dynamische situatie. De inversiehoek in de enkel met de EXO-L om is eerst statisch ingesteld met de goniometer, later is in OptiTrack de werkelijk ingestelde hoek bepaald en daarna is in een dynamische situatie met de kantelplank van 40 graden een nog hogere inversiehoek bereikt. De EXO-L moet bij een statische situatie niet op de uiterste stand worden ingesteld omdat er bij een dynamische situatie een grotere hoek wordt bereikt. Het maximale gemiddelde verschil tussen de werkelijk ingestelde inversiehoek en de uiteindelijk bereikte inversiehoek met de EXO-L is 11,2 graden. Oftewel de gemiddelde speling van de EXO-L is 11,2 graden. Hieruit is te concluderen dat de inversie verder gaat dan ingesteld. Als er wordt gekeken naar de prestaties die bereikt worden wanneer er gesprongen wordt zonder EXO-L en met EXO-L zijn er grotendeels geen significante verschillen te zien. Bij de verticale sprong
op 1 been en de EXO-L op 15 graden ingesteld is er een minimaal significant verschil van 0,047 t.o.v. zonder EXO-L. Verder is het maximale hoogteverschil tussen alle verticale sprongen 4 cm, dus zeer gering. Bij de voorwaartse sprong op 2 benen zijn alle instellingen van de EXO-L significant verschillend t.o.v. zonder EXO-L. Daarbij geldt hoe strakker de EXO-L is ingesteld hoe lager de significantie. Verder is bij de voorwaartse sprongen op 2 benen het maximale verschil in afgelegde afstanden 20 cm en op 1 been maximaal 9 cm. Bij de zijwaartse sprong naar links op 2 benen en de EXO-L ingesteld op 15 graden is er een significant verschil van 0,032 t.o.v. zonder EXO-L. Verder is bij de zijwaartse sprongen naar links op 2 benen het maximale verschil in de afgelegde afstanden 14 cm en op 1 been maximaal 2 cm. En bij de zijwaartse sprongen naar links op 2 benen is het maximale verschil in de afgelegde afstanden 9 cm en op 1 been maximaal 10 cm. Dus vooral bij springen op 2 benen zijn er een aantal waardes van de significanties en de maximale hoogteverschillen/afgelegde afstanden afwijkend. Maar die afwijkende waardes zijn te kleine verschillen om de prestatie te kunnen beïnvloeden. Hieruit is te concluderen dat de EXO-L niet duidelijk de prestaties beïnvloed. Bij de verticale en voorwaartse sprongen is er ook gekeken naar de plantairflexie hierbij is te zien dat de significantie erg veel verschillen van elkaar. Bij de verticale sprong op 2 benen zijn alle instellingen van de EXO-L significant verschillend t.o.v. zonder EXO-L. Daarbij geldt hoe strakker de EXO-L is ingesteld hoe “hoger”, maximaal 0,017, de significantie. Verder is bij de verticale sprongen op 2 benen het maximale verschil in de bereikte plantairflexie hoeken 8,7 graden en op 1 been maximaal 6,9 graden. Bij de voorwaartse sprongen zijn geen enkele significante verschillen t.o.v. zonder EXO-L. Verder is bij de voorwaartse sprongen op 2 benen het maximale verschil in de bereikte plantairflexie hoeken 3,3 graden en op 1 been maximaal 4,0 graden. Aangezien de significanties te veel van elkaar verschillen kan er uit dit onderzoek dus geen duidelijke conclusie worden getrokken of de plantairflexie wel of niet wordt beïnvloed door de EXO-L. Er moet hier meer onderzoek naar worden gedaan door middel van een meetmethode waarbij grotere plantairflexie hoeken worden bereikt, meer in de buurt van de maximale ROM in de plantairflexie beweging van de proefpersoon.
Literatuurlijst EXO-L. (2014, November 17). Opgehaald van EXO-L.com: http://exo-l.com/nl/het-product EXO-L Snelstartgids. (2014, November 17). Opgehaald van EXO-L: http://exo-l.com/downloads/EXOL_Snelstartgids.pdf Anoniem. (2014). OptiTrack Handleiding. VeiligheidNL i.s.m. Erasmus Medisch Centrum. (2013, November 19). Letsel Informatie Systeem 2011. Opgehaald van VeiligheidNL: http://www.veiligheid.nl/cijfers/enkelblessures-doorsport