Oproep voor het indienen van voorstellen voor Privaat-Publieke Samenwerking (PPS) initiatieven voor toegepast/industrieel onderzoek met inzet van Food & Biobased Research (WUR-FBR) te starten in 2015
Achtergrond Het Biobased Performance Materials programma is een sinds 2009 lopend nationaal onderzoeksprogramma gericht op de ontwikkeling van high performance materialen op basis van biomassa. Door middel van een keten aanpak wordt vanuit uiteenlopende primaire of secundaire agrogrondstoffen – zoals oliehoudende gewassen, suikerbieten, aardappelen, en vezelrijke reststromen – technologie ontwikkeld voor de productie en verwerking van nieuwe of substantieel verbeterde biobased materialen voor toepassingen in onder meer de verpakkings-, electronica- en automobiel industrie. Het BPM programma is tot stand gekomen via een marktgerichte aanpak, waarbij geredeneerd is vanuit de eisen aan de materialen en waarbij de wensen van de bedrijven leidend zijn. Momenteel lopen er binnen het BPM programma projecten die gericht zijn op de ontwikkeling van biomaterialen op basis van niet-eetbare biomassa (bijvoorbeeld suikerbietenpulp en chitine). Echter het merendeel van de projecten heeft als focus de ontwikkeling van materialen op basis chemische bouwstenen uit primaire agrogrondstofstromen. Voorbeelden zijn PLA op basis van melkzuur uit mais of zetmeel, en polymeren op basis van plantaardige oliën.
Relatie met topsectoren en TKI’s Na de totstandkoming van het topsectoren beleid is financiering van het BPM programma ondergebracht binnen de topsector Agri&Food. De reden daarachter is dat agro(zij)stromen worden gezien als fundament voor de totstandkoming van een biobased economy. Hoogwaardige biobased materialen zijn daarbij dé trekkende kracht voor de toepassing van agrogrondstoffen. Dit is mede de reden dat “biobased materialen” óók een centraal thema is binnen de TKI’s Smart Polymeric Materials én BioBased Economy van de topsector Chemie. Ook andere topsectoren maken graag gebruik van deze nieuwe afzetmarkt. Bijvoorbeeld de topsectoren Tuinbouw & Uitgangsmaterialen (bijv. nieuwe gewassen en benutting reststromen), Energie (bijv. cascadering benutting biomassa), High Tech Systems & Materials (bijv. biocomposieten) en Water (bijv. benutting afvalwater). Het onderwerp biobased materialen is daarmee driver voor vele topsectoren.
BPM2 De eerste tranche van het BPM programma loopt in 2015 af. De topsector Chemie heeft daarom middelen beschikbaar gemaakt voor een tweede tranche van projecten (BPM2). Het betreft enerzijds onderzoekscapaciteit bij onderzoeksinstituut Food & Biobased Research (WUR-FBR) en anderzijds middelen vanuit NWO ten behoeve van Nederlandse universiteiten. Het doel van BPM2 is het uitvoeren van pre-competitief onderzoek in privaat-publiek samenwerkingsverband (PPS) gericht op een verdere ontwikkeling van biobased polymere materialen en producten uit deze materialen. Uitvoering van het onderzoek vindt plaats door Nederlandse kennisinstellingen in samenwerking met onderzoekers uit het bedrijfsleven. Het betreft een combinatie van pre-competitief toegepast onderzoek, gericht op het beantwoorden van vragen die leiden tot het dichter bij implementatie brengen van biomaterialen én funderend, begripverhogend onderzoek en onderzoek gericht op het beantwoorden van vragen welke nieuwe klassen van biobased materialen met unieke eigenschappen mogelijk zijn. In de ontwikkelingsrichtingen naar biobased materialen zijn twee hoofdrichtingen te onderscheiden. Enerzijds de ontwikkeling van materialen uit biobased bouwstenen en anderzijds de ontwikkeling van materialen op basis van polymeren gemaakt door planten en micro-organismen (natuurlijke polymeren).
Oproep tot het indienen van voorstellen Het BPM Management Team roept hierbij op tot het indienen van voorstellen voor Privaat-Publieke Samenwerkingsinitiatieven (PPS) voor toegepast/industrieel onderzoek met inzet van Food & Biobased Research (WUR-FBR) te starten in 2015.
1/9
Beschikbaar budget voor inzet WUR-FBR Vanuit het transitiebudget van de topsector Chemie is het ministerie van Economische Zaken voornemens om in totaal 3 miljoen euro (inclusief BTW) beschikbaar te stellen voor de inzet van onderzoekscapaciteit bij onderzoeksinstituut Food & Biobased Research (WUR-FBR). Dit is de publieke bijdrage aan privaat-publieke onderzoeksprojecten met een looptijd van maximaal 4 jaar. Van het bedrijfsleven wordt een minimale bijdrage van 40% verwacht. Inhoudelijke eisen aan een PPS Het privaat-publieke samenwerkingsinitiatief dient een bijdrage te leveren aan de biobased economy en antwoord te geven op de wetenschappelijke vraagstellingen en ontwikkelingsrichtingen zoals die in bijlage 3 zijn geformuleerd. De looptijd van de PPS is minimaal 2 jaar en maximaal 4 jaar. Het voorstel voor de PPS moet voor minimaal 40% uit private investering bestaan. In het voorstel moet worden aangegeven waaruit deze private bijdrage bestaat. Deze bijdrage kan bestaan uit: cash bijdragen van individueel deelnemende ondernemers; cash bijdragen van collectieven zoals bedrijfsverenigingen of brancheorganisaties; in-kind bijdragen van individueel deelnemende ondernemers. De private bijdrage (cash en in-kind) dient minimaal 40% van de totale projectkosten te bedragen, waarbij de totale private bijdrage voor minimaal de helft uit cash dient te bestaan. De inzet van de cash en in-kind bijdrage is beschreven in het document spelregels voor PPS van het ministerie van EZ. Wie kan indienen? Ondernemers kunnen een gezamenlijk voorstel voor een PPS-initiatief voor onderzoek en innovatie bij het BPM Project Office indienen. Het voorstel moet door minimaal twee ondernemers en de betrokken kennisinstelling worden ondersteund.
Proces van indienen en selectie Het proces van indienen en selectie bestaat uit twee afzonderlijke opeenvolgende fasen: (1) een oproep voor het indienen van een verkort voorstel (het pre-voorstel), gevolgd door (2) een uitnodiging voor het uitwerken van het verkorte voorstel tot een volledig voorstel voor privaat-publieke samenwerking. (1) Pre-voorstel Hoe en wanneer indienen? Om mee te kunnen dingen dient het verkorte pre-voorstel voor een privaat-publieke samenwerkingsinitiatief uiterlijk maandag 1 december 2014 om 12.00 uur bij het BPM Project Office ingediend te zijn. Dit kan per email naar
[email protected]. De aanvrager ontvangt binnen een week een ontvangstbevestiging. Voor het voorstel is een verplicht format beschikbaar. Dit format is te downloaden via de BPM website. Het format is als bijlage 2 bij deze call gevoegd. Inhoud Het pre-voorstel voor een PPS omvat een korte omschrijving van het/de beoogde onderzoek en/of innovatie, de (voorziene) private partners, de beoogde kennisinstelling en een berekening en voorziene dekking van het benodigde budget (omvang maximaal 2 A4). Beoordeling en advies Het BPM Project Office beoordeelt de passendheid van het verkorte voorstel. Dit dient in het verplichte format aangeleverd te worden en minimaal aan de volgende eisen voldoen om tot de beoordeling te worden toegelaten: het initiatief past binnen de scope van het BPM programma; het voorstel komt van minimaal 2 ondernemers en 1 kennisinstelling; er is zicht op voldoende privaat commitment; het format is volledig ingevuld. (2) Volledig voorstel Het BPM Project Office stuurt n.a.v. zijn bevindingen uiterlijk op 9 januari 2015 naar de aanvrager. In geval van een positieve beoordeling nodigt het BPM Project Office de aanvrager uit met een volledig uitgewerkt voorstel te komen. Voor de verdere uitwerking van het voorstel kan het BPM Management Team aandachtspunten meegeven of bijvoorbeeld aangeven dat samenwerking met andere soortgelijke PPS-initiatieven wenselijk is.
2/9
Voor het voorstel is een verplicht format beschikbaar. Dit format is te zijner tijd te downloaden via de BPM website. Het definitieve voorstel bestaat uit maximaal 20 A4, waarin de volgende zaken in ieder geval zijn beschreven: de ambitie die men heeft en hoe deze aansluit bij de ambities van het BPM programma; welk(e) onderzoek- en innovatievragen worden opgepakt; wat is het economisch en maatschappelijk perspectief van het project, inclusief tot welke innovatieve concepten, werkwijzen, producten, processen en/of diensten het project moet gaan leiden; welke deliverables worden opgeleverd; de onderzoekaanpak; hoe ziet de samenwerking eruit; de financiële onderbouwing, inclusief commitment van private partners . Het volledige voorstel moet uiterlijk zondag 1 maart 2015 bij het BPM Project Office zijn ingediend. Dit kan per email naar
[email protected]. Besluitvorming Het BPM Management Team (BPM-MT) adviseert de minister van EZ over de inzet van onderzoekscapaciteit bij WURFBR voor de PPS-voorstellen. Het BPM-MT baseert zijn advies aan de minister op een peer review door onafhankelijke deskundigen, het oordeel van de BPM stuurgroep en de beschikbare omvang van de private bijdrage in de PPSvoorstellen. Het BPM-MT stelt ook de inzet van eventueel beschikbaar komende TKI-toeslag op basis van dit oordeel vast. Alleen voorstellen die voldoende scoren kunnen in aanmerking komen voor inzet van WUR-FBR onderzoekscapaciteit of TKI-toeslag. De voorstellen die voldoende scoren, worden in volgorde van kwaliteit gerankt. Ranking van de voorstellen geschied op basis van de volgende criteria: 1. 2. 3. 4. 5.
Is het voorstel vernieuwend? In welke mate heeft het voorstel impact op de biobased economy? De maatschappelijke relevantie; De kwaliteit van het plan van aanpak; De kwaliteit van het consortium.
De aanvrager wordt uiterlijk 1 mei 2015 van eventuele toekenning van financiering op de hoogte gebracht. Tegen de uitspraak over de beoordeling van het voorstel is geen beroep mogelijk. Met het indienen van deze aanvraag accepteert u dit.
Nadere informatie Voor inhoudelijke informatie over deze call kunt u zich wenden tot: Christiaan Bolck (directeur BPM) email:
[email protected] telefoon: 0317-480229 Voor algemene informatie over deze call kunt u per email vragen sturen naar het BPM Project Office via:
[email protected].
3/9
Bijlage 1: Tijdtabel
Deadline voor indienen van verkorte pre-voorstellen
maandag 1 december 2014
Terugkoppeling van BPM Project Office naar aanvrager
vrijdag 9 januari 2015
Deadline voor indienen volledige voorstellen
zondag 1 maart 2015
Informeren aanvragers, uiterlijk
vrijdag 1 mei 2015
4/9
Bijlage 2: Format voor het indienen van pre-voorstellen voor Privaat-Publieke Samenwerking (PPS) initiatieven voor toegepast/industrieel onderzoek met inzet van Food & Biobased Research (WUR-FBR) te starten in 2015
Format voor het indienen van pre-voorstellen voor Privaat-Publieke Samenwerking (PPS) initiatieven voor toegepast/industrieel onderzoek met inzet van Food & Biobased Research (WUR-FBR) te starten in 2015
Naam/titel initiatief:
Omvang maximaal 2 A4
Naam en adres aanvragers: Contactpersoon: volledige naam, bedrijf, adres, telefoonnummer en e-mail van consortiumtrekker Consortiumleden: naam, adres betrokken bedrijven (wel/niet MKB), kennisinstelling(en) en andere partijen NB. Van de PPS-contactpersoon wordt verwacht dat over dit initiatief overleg is geweest met de juiste contactperso(o)n(en) van de betrokken publieke kennisinstelling(en). Op navraag moet dit kunnen worden overlegd via hiervoor relevante documentatie. Dit is een voorwaarde om het initiatief in de beoordeling mee te nemen. Beschrijving: Doel: Wat wordt beoogd; waartoe moet het initiatief leiden: een nieuw(e) concept, werkwijze, product, proces en/of dienst? Wat levert het initiatief voor de betrokken bedrijven en kennisinstellingen op? Hoe draagt het voorstel/de PPS bij aan de ambities van het BPM programma? Wat is de economische meerwaarde? Wat is de maatschappelijke meerwaarde? Wat is de wetenschappelijke meerwaarde? Kennis- en innovatievragen en voorgestelde aanpak: Korte omschrijving van de innovatieopgave t.b.v. de beoogde innovatie en stand der techniek Welke activiteiten zijn nodig? Looptijd en planning - motivatie hiervan - beslismomenten? Organisatie: Rol/activiteiten van alle deelnemers (bedrijven - kennisinstellingen - overheid) Beoogde begeleiding van de samenwerking
5/9
Gewenst budget en financieel commitment: In k€ Totale projectkosten (1 + 2) 1. Toegezegde bijdrage privaat bedrijf x:
bedrijf y:
2015
2016
2017
2018
Totaal
cash: in kind: cash: in kind:
……… 2. Gevraagde bijdrage voor inzet van Food & Biobased Research Opmerkingen: De gevraagde bijdrage voor de inzet van onderzoekcapaciteit bij Food & Biobased Research (WUR-FBR) is op basis van topsectortarief (inclusief BTW). De looptijd van de PPS is minimaal 2 en maximaal 4 jaar. De private bijdrage (cash + in kind) dient minimaal 40% van de totale projectkosten te bedragen, waarbij de totale private bijdrage voor minimaal de helft uit cash dient te bestaan.
NB. Kruis aan als de wens bestaat om het voorstel/deze PPS te koppelen aan een BPM2-NWO aanvraag:
☐
Tegen de uitspraak van BPM over de PPS-aanvraagbeoordeling is geen beroep mogelijk; met het indienen van deze aanvraag accepteert u dit.
6/9
Bijlage 3: Scope BPM en focusonderwerpen in de call 2015 Achtergrond Binnen het BPM programma wordt onderzoek gedaan op basis van organische materialen, afkomstig van hernieuwbare (biobased) grondstoffen, zoals bio-kunststoffen en de daarvoor benodigde ingrediënten (veelal bulk chemicaliën die als monomeer dienen in polymeersynthese), hierna te noemen ‘biomaterialen’. Toepassing van deze materialen vindt plaats in kunststoffen, coatings, drukinkten en lijmen, composieten, textiel, tapijt, papier, of andere halffabricaten en in producten binnen vele sectoren zoals verpakkingen, transport, bouw, biomedische en high-tech systemen. Samenwerking is noodzakelijk tussen veel verschillende partijen in de keten. Voor de ontwikkeling van nieuwe biomaterialen speelt elke schakel in de keten een rol, vanaf de productie van de bio-grondstof (agro-industrie) via de biobased bulkchemicaliën (chemische industrie), de biopolymeren en bio-additieven (grote en kleine chemische bedrijven, polymeerverwerkers), de vormgeving van de materialen (kleine en grote MKB bedrijven) tot en met de tussenhandel en de retailers. Binnen het BPM programma wordt gewerkt volgens een geïntegreerde “retro”-aanpak, waarbij - uitgaande van de gewenste eigenschappen van de materialen in de eindproducten - terug wordt geredeneerd naar de biomassagrondstoffen. Met deze aanpak beoogt het BPM programma een momentum te creëren dat uiteindelijk moet leiden tot een sterke toename in het gebruik van biobased materialen. Daarbij zullen - waar dat technisch en economisch mogelijk is – ook nieuwe materialen ontwikkeld worden door gebruik te maken van functionele eigenschappen uit de natuur. Denk hierbij aan eigenschappen als verminderde toxiciteit, recyclebaarheid, antimicrobiële en zelfherstellende of zelfreinigende eigenschappen. De duurzaamheidsbijdrage bestaat verder uit een verminderde aantasting van de ozonlaag, een lagere eco-toxiciteit van de producten en een bijdrage aan de vermindering van de klimaatbelasting door CO2-neutrale materialen te creëren. Scope Het BPM programma onderscheidt vier ontwikkelingsrichtingen en vier type marktvragen waaraan het onderzoek aandacht besteedt; hieronder schematisch weergegeven. Ontwikkelingsrichting
Martktvragen
Biobased bouwstenen
identieke monomeren
vergelijkbare monomeren
Natuurlijke polymeren uit rest- en nevenstromen en alternatieve uit primaire bronnen bronnen
Slimme materialen Hoogwaardige en effectieve materialen Gezonde, duurzame en veilige materialen Sluiten van de keten
7/9
Marktvraag
Voorbeelden
Slimme materialen
Innovatie aan materialen; door het ontwikkelen van nieuwe en extra functionaliteiten in polymeren kunnen bijdragen aan slimme toepassingen. Denk aan: Verlengen van levensduur door zelfreparerende en zelfreinigende kunststoffen. Nieuwe moleculen en devices op het raakvlak van nanotechnologie en lifesciences, bijvoorbeeld (bio)sensoren en selectief-permeabele membranen. Materialen met vormgeheugen en materialen waarvan de eigenschappen veranderen onder invloed van temperatuur, licht, druk of een magnetisch veld. Bio-actieve stoffen, substraten voor cel- en weefselgroei en medische toepassingen, folies met ‘slimme eigenschappen’, moleculen als bouwstenen in de synthetische biologie en als moleculaire schakelaars en geheugens. Verlengen van houdbaarheid voedsel door sturing barrière-eigenschappen.
Hoogwaardige en effectieve materialen
Ontwikkeling van high performance materialen met geoptimaliseerde polymeereigenschappen die toegespitst zijn op de (extreme) toepassingsomstandigheden maakt efficiënte en effectieve toepassing van materialen mogelijk. Denk aan: Composieten. Polymeereigenschappen voor ICT, machines en apparaten, zoals als isolatie, temperatuursbestendigheid, geleiding, slijtvastheid, stijfheid als eigenschappen sterkere vezels, polymeren met toepassing in hoog vacuüm. Polymeereigenschappen voor textiel, zoals reguleren, absorberen, afstoten, signaal/detectie functie, release van stoffen, isolatie, vormvastheid, aanpassen aan omgeving, zelfoplossend/composterend, bescherming, flexibiliteit in functie en uiterlijk, levensduurverlenging, duurzaam. Sterkere en lichtere materialen door sterke vezels.
Gezonde, duurzame en veilige materialen
Nieuwe of verbeterde additieven voor polymeren met een positief milieueffect dragen bij aan een veilige, gezonde en duurzame leefomgeving. Denk aan: Biobased alternatieven voor vermeend toxische additieven als ftalaten (pvc), broom (halogeenhoudende brandvertragers), lood en Ca/Zn hitte stabilisatoren. Minder toxische bouwstenen waaronder BPA (in PC), styreen, epoxy en formaldehyde (in harsen) vervanging en het tegengaan van uitwaseming vluchtige giftige gassen zoals styreen. Verbeterde kleurstoffen.
Sluiten van de keten
Gegeven de grondstoffen schaarste is afval een luxe die de wereld zich niet langer kan veroorloven. Afval wordt grondstof in zowel de technocycle als de biocycle. Door efficiënt polymeergebruik en –hergebruik sluiten we de keten. Denk aan: Verlengen van houdbaarheid van voeding met biodegradeerbare of composteerbare verpakkingsmaterialen. Hergebruik van biobased plastics: back to material, polymer en monomer. Alternatieve recyclingroutes (compostering, vergisting, enzymatische afbraak, etc.). Verteringsprincipes van polymeren (oxo-, photo-, bio-degradatie) Levensduur van polymeren verlengen door slijtvastheid te verbeteren en verbeterde antioxidanten en polymeerstructuren. Opnieuw introduceren van smart materials in de keten (zelfherstellende en zelfreinigende materialen. CO2-neutrale materialen.
8/9
Focusonderwerpen in de call 2015 In de ontwikkelingsrichtingen naar biobased materialen zijn twee hoofdrichtingen te onderscheiden. Enerzijds de ontwikkeling van materialen uit biobased bouwstenen en anderzijds de ontwikkeling van materialen op basis van natuurlijke polymeren. Voor de call 2015 zijn de volgende focusonderwerpen aangegeven. Biobased bouwstenen De petrochemie is gewend om vanuit fossiele grondstoffen via raffinage monomeren of bouwstenen te maken zoals etheen, propeen en styreen van waaruit polymeren gesynthetiseerd worden zoals polyethyleen, polypropyleen en polystryreen. Een belangrijke onderzoeksrichting is om deze bouwstenen vanuit biomassa te maken. Er wordt ook wel over drop ins gesproken omdat de bouwstenen een moleculaire structuur hebben die identiek is aan de bouwstenen voor de huidige fossiel grondstof gebaseerde kunststoffen. Een duidelijk andere onderzoeksrichting is biobased materialen te maken op basis van nieuwe bouwstenen, met een eigen unieke structuur en daarmee samenhangende unieke eigenschappen. Beide richtingen zullen de komende jaren sterk in belang toenemen, waarbij het relatieve belang zal afhangen van het succes van de technologische ontwikkelingen en de verhouding waarin de samenleving (bedrijfsleven, consumenten en NGO’s) bekende dan wel nieuwe biobased materialen zal adopteren. Vanuit het gegeven dat een significant deel van de huidige gebruikte bulkchemicaliën en producten (ftalaat weekmakers, broomhoudende vlamvertragers, bis-phenol A, formaldehyde, styreen in een aantal toepassingen) bewezen dan wel vermeende toxische eigenschappen hebben, zullen zeker niet alle materialen “vergroend” worden op basis van drop-in chemicaliën, maar zal er ook een grote markt zijn voor nieuwe biomaterialen met nieuwe, betere eigenschappen. Wat de eerste ontwikkelingsrichting betreft ligt het primaat bij de agro en bij de chemische basis industrie. Voor de polymeer producerende en verwerkende industrie zijn in dit geval belangrijke onderzoeksvragen, hoe de kwaliteit van de bio bulkchemicaliën (bijv. zuiverheid, type onzuiverheid) zich verhoudt met de gangbare polymerisatie en verwerkingstechnologieën. Voor de tweede ontwikkelingsrichting, de biobased polymere materialen met een eigen unieke structuur, zullen enerzijds de beschikbare biomaterialen sterk moeten worden verbeterd en anderzijds totaal nieuwe biopolymeren ontwikkeld moeten worden. Bij deze onderzoekslijn vind afstemming van het onderzoek plaats met o.a. Nederlandse onderzoeksprogramma’s naar nieuwe bouwstenen als Catchbio (chemische katalytische routes) en BE Basic (biotechnologische routes). Natuurlijke polymeren Dit onderdeel richt zich op de directe inzet van beschikbare natuurlijke polymeren als cellulose, zetmeel, chitine, lignine, natuurlijke oliën en eiwitten. Het gaat daarbij zowel om natuurlijke polymeren die op dit moment als rest of nevenstroom worden ervaren, als over industrieel geproduceerde natuurlijke polymeren. Het doel is onder meer om door middel van het functionaliseren van deze polymeren nieuwe producten te ontwikkelen en om processen te ontwikkelen waarmee deze polymeren bijvoorbeeld uit afval zonder functionaliteitsverlies geëxtraheerd kunnen worden. Er zullen gebruiksproducten ontstaan, die gebaseerd zijn op hernieuwbare grondstoffen en tegelijk extra functionaliteiten bevatten om bijvoorbeeld nieuwe smart materialen te creëren. Het gaat hier o.a. om technologieën voor het maken van koolhydraat-eiwitverbindingen door middel van chemisch-enzymatische synthese. Deze nieuwe ingrediënten hebben verbeterde functionele eigenschappen voor biobased materialen. Ook worden methoden ontwikkeld om polymeren meer hydrofoob te maken via nieuwe, schone chemische modificaties om deze polymeren zo met nieuwe mengtechnieken met andere grondstoffen te verwerken tot bio-kunststoffen en coatings. Een andere onderzoeksrichting betreft het ontwerpen van polymere koolhydraten die tot capsules verwerkt kunnen worden om instabiele stoffen te verpakken en die zo optimaal af te leveren. Deze onderzoeksrichting zal met name gericht zijn op het maken van water oplosbare of water dispergeerbare polysacharide derivaten die kunnen worden toegepast in de papier-, coatings- en lijmensector en in de cosmetische industrie.
9/9