Oost-Brabant
1
>
Telefoon 0800 - 0543 Postbus 90057
Telefax
5600 PK EINDHOVEN
(000) 000 00 00
CAO kennisgroep Doorkiesnummer
GGZ Nederland Postbus 830 3800 AV AMERSFOORT
. . . . . . . . . . . . .
Datum
20 februari 2013 Uw kenmerk
Kenmerk
2012-50/GvS Betreft
Beoordeling CAO GGZ op fiscale aspecten
Geachte mevrouw,
In het besluit van 6 april 2012 UAW Nr. 11303 heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bepalingen van de CAO Geestelijke Gezondheidszorg 2012 algemeen verbindend verklaard tot 31 december 2012. Deze bepalingen heb ik beoordeeld op fiscale aspecten van de loonheffingen. Het doel hiervan is onder meer dat werkgevers zo goed mogelijk in staat zijn om hun fiscale verplichtingen na te komen. Ik heb de beoordeling beperkt tot de in mijn ogen belangrijkste fiscale aspecten. In de bijgevoegde rapportage informeer ik u over het resultaat van deze beoordeling. Wellicht ten overvloede vermeld ik dat u aan deze beoordeling alleen vertrouwen kunt ontlenen voor zover ik fiscale aspecten expliciet benoem. De beoordeling heeft plaatsgevonden naar de wet- en regelgeving zoals die geldt per 1 januari 2012 en is dus inclusief regels rondom de werkkostenregeling. Ik verzoek u om de CAO-partijen van de inhoud van deze brief op de hoogte te stellen. Ik ga ervan uit dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd. Indien u vragen of opmerkingen heeft, kunt u mij bereiken op bovengenoemd doorkiesnummer. Uiteraard kunt u ook bij mij terecht als u informatie wenst over de fiscale aspecten van niet in deze beoordeling genoemde CAO-bepalingen.
Hoogachtend,
ON 530 - 1Z*1ED
Belastingdienst/Kennisgroep CAO de inspecteur namens deze
Bezoekadres In uw antwoord datum en kenmerk van deze brief vermelden
Karel de Grotelaan 4 EINDHOVEN
Kenmerk
2
2012-50/GvS Bijlage CAO voor personeel in Geestelijke Gezondheidszorg 2012 In deze rapportage verwijs ik naar het Handboek Loonheffingen 2012 (hierna: Handboek). U kunt het Handboek raadplegen op of downloaden van de internetsite van de Belastingdienst (www.belastingdienst.nl). Uiteraard vindt u hier ook steeds het laatste nieuws, waarover u zich ook door middel van een rss-feed kunt laten informeren. De door de Belastingdienst uitgevoerde cao-beoordelingen zijn ook te vinden op de site van de Belastingdienst, met de zoekterm ‘cao-beoordeling’. Met ingang van 1 januari 2011 is de werkkostenregeling ingevoerd, dit is de nieuwe regeling van kostenvergoedingen en voorzieningen (verstrekkingen en het ter beschikking stellen van zaken) voor de werknemer. Hiertoe is de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) gewijzigd en zijn ook de uitvoeringsbepalingen herschreven. De uitvoeringsbepalingen zijn vervat in de (nieuwe) Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 (hierna: URLB 2011), de (oude) Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 is vervallen. De werkkostenregeling houdt kort gezegd in dat de werkgever een vrije ruimte heeft van 1,4% (1,5% per 1 januari 2013) van het totaal van de individuele fiscale lonen van zijn werknemers. Tot dit bedrag kan de werkgever onbelast kostenvergoedingen en voorzieningen geven aan zijn werknemers. Daarnaast gelden nog enkele specifieke vrijstellingen en bovendien zijn er voorzieningen die de werkgever, hoewel ze als loon (in natura) zijn aan te merken, tegen een lagere waarde of nihilwaarde in aanmerking mag nemen. De werkgever kan in de jaren 2011, 2012 en 2013 jaarlijks, in het begin van het jaar, kiezen om de oude regelgeving (overgangsregeling) toe te passen. In dat geval hanteert hij de regelgeving zoals die luidde per 31 december 2010. Meer informatie over de werkkostenregeling kunt u vinden op de site van de Belastingdienst (www.belastingdienst.nl/Zakelijk/Personeel en loon/Werkkostenregeling). De (loon)begrippen voor de diverse wetten waarop de loonheffingen zijn gebaseerd kunnen verschillen. De loonheffingen bestaan uit de loonheffing (loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen), de premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw). Ook voor de toepassing van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (hierna: WVA) geldt dat soms sprake is van afwijkende begrippen. Als sprake is van loon voor de loonheffingen en tevens van WVA-loon, dan gebruik ik de term “loon”. H2, artikel 3 Geneeskundig en psychologisch onderzoek De werkgever vergoedt de kosten die verbonden zijn aan de keuring. Als de werkgever de werkkostenregeling toepast en de keuring plaatsvindt op de werkplek èn de keuring tevens als een voorziening op grond van de Arbeidsomstandighedenwet kwalificeert, geldt voor de voorziening een zogenoemde nihilwaardering. Feitelijk betekent dit dat de waarde van de voorziening weliswaar tot het loon behoort, maar dat zij toch (door de nihilwaardering) onbelast blijft. Van belang is onder meer dat sprake moet zijn van een voorziening. Deze term is bedoeld om vergoedingen uit te sluiten. Als de werkgever aan de werknemer de kosten van een keuring vergoedt, behoort de vergoeding tot het loon voor de loonheffingen. Ik verwijs naar paragraaf 19.4 van het Handboek. Als de werkgever de werkkostenregeling (nog) niet toepast geldt geen uitsluiting voor vergoedingen. Evenmin geldt als voorwaarde dat de keuring op de werkplek plaats moet vinden. Wel geldt onverkort de voorwaarde dat de voorziening of vergoeding op de Arbeidsomstandighedenwet moet zijn gebaseerd. Ik verwijs naar paragraaf 19.4 van het Handboek. H3B, artikel 1, lid 5 Algemene verplichtingen werkgever Als de werkgever van de werknemer een Verklaring omtrent gedrag (VOG) verlangt, dan betaalt de werkgever deze verklaring. In de werkkostenregeling behoort een vergoeding voor een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) tot het loon van de werknemer. De werkgever kan deze vergoeding echter aanwijzen als eindheffingsloon en in zijn vrije ruimte onderbrengen. In de oude regelgeving behoort een vergoeding voor een VOG niet tot het
Kenmerk
3
2012-50/GvS loon. H3B, artikel 2 Ter beschikking gestelde woonruimte Deze bepaling luidt als volgt: “Wanneer de werkgever woonruimte ter beschikking stelt en hij huisregels wenselijk acht, worden die in overleg met de ondernemingsraad vastgesteld.” De CAO bevat nog een andere bepaling over huisvesting. Deze is in hoofdstuk 7, artikel 14, eerste lid als volgt geformuleerd: “Zonodig maakt de werkgever in overleg met de ondernemingsraad een regeling voor kost en inwoning.” Voor het juist kunnen toepassen van de fiscale regels moet de werkgever eerst vaststellen hoe de vorm van de huisvesting fiscaal kwalificeert: ♦ is sprake van inwoning of is er sprake van het bewonen van een (dienst)woning? ♦ vindt de inwoning of bewoning al dan niet plaats ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking? ♦ is er sprake van tijdelijke huisvesting buiten de woonplaats van de werkgever? Van inwoning is in het algemeen sprake bij vormen van niet zelfstandige huisvesting. Bijvoorbeeld als de in een opvangtehuis inwonende werknemer enkel over een kleine eigen slaapkamer beschikt en keuken, sanitair, woonkamer etc. met de andere bewoners deelt. Als deze werknemer in dit voorbeeld tevens zijn werkzaamheden in dat opvangtehuis verricht blijkt uit de samenhang tussen de werk- en de woonsituatie duidelijk dat de inwoning plaatsvindt ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking. In de bijzondere situatie dat sprake is van tijdelijke huisvesting buiten de woonplaats van de werknemer hoeft onder voorwaarden geen loon in aanmerking te worden genomen (zie paragraaf 19.21 van het Handboek). Inwoning Bij het verstrekken van inwoning is in beginsel sprake van loon in natura. Voor het vaststellen van de hoogte van het loon is van belang of de inwoning al dan niet om het behoorlijk vervullen van de dienstbetrekking gaat. Als de inwoning plaatsvindt voor een behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking mag worden volstaan met het in aanmerking nemen van normbedragen. Voor 2012 luiden deze normbedragen: € 164,50 per maand, € 38,00 per week en € 7,60 per dag. Als ook gezinsleden van de werknemer inwonen, worden deze normbedragen als volgt verhoogd: ♦ voor elk gezinslid van 18 jaar of ouder met 80%; ♦ voor elk gezinslid van 12 tot 18 jaar met 50%; ♦ voor elk gezinslid jonger dan 12 jaar met 30%. (zie paragraaf 19.24 van het Handboek) Als de inwoning niet plaatsvindt voor een behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking moet de werkgever de economische waarde van de inwoning tot het loon rekenen. Een eventuele eigen bijdrage van de werknemer komt op het als loon in aanmerking te nemen bedrag in mindering. Deze eigen bijdrage mag niet tot een negatieve bijtelling leiden. Voor de werkkostenregeling is verstrekking van huisvesting op de werkplek tot een bedrag van € 5,10 per dag belast bij de werknemer dan wel aan te wijzen eindheffingsloon in de vrije ruimte. De huisvesting is onbelast als de werknemer elders woont en redelijkerwijs wel gebruik moet maken van de huisvesting. (Dienst)woning Ook bij het ter beschikking stellen van een (dienst)woning is in beginsel sprake van loon in natura. Ook bij deze vorm van huisvesting is het voor de hoogte van het loon van belang of de bewoning al dan niet door het behoorlijk vervullen van de dienstbetrekking is ingegeven. Als de bewoning plaatsvindt voor een behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking mag de werkgever een normbedrag hanteren. Globaal geformuleerd komt dat normbedrag neer op 18% van het jaarsalaris dat de werknemer op basis van een 36-urige werkweek zou verdienen. Als deze waarde hoger is dan het
Kenmerk
4
2012-50/GvS bedrag dat de werknemer normaliter aan huur zou uitgeven, kan de werknemer zijn (eigen) inspecteur vragen de lagere besparingswaarde bij beschikking vast te stellen. Ik verwijs naar paragraaf 19.56 van het Handboek. Als de bewoning niet direct samenhangt met een behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking moet de werkgever de WEV hanteren. Net zoals bij inwoning vermindert een eventuele eigen bijdrage van werknemer het loon (voor zover dat niet tot een negatieve bijtelling leidt). Uit het bovenstaande volgt dat het van belang is om de vorm van huisvesting juist vast te stellen. Als een werkgever in een concrete situatie over de juiste fiscale gevolgen van de huisvesting twijfelt, kan hij in een voorkomend geval, eventueel onder verwijzing naar deze brief, met de bevoegde inspecteur afstemmen of sprake is van loon. H4, artikel 6 Geschenken, beloningen, erfenissen Volgens het eerste lid van dit artikel mogen werknemers geen geschenken, beloningen of provisie aannemen van (onder meer) personen met wie zij uit hoofde van hun functie in aanraking komen. Uit het tweede lid blijkt dat werknemers, mits toestemming van de werkgever, wel erfenissen en legaten van cliënten mogen aannemen. Als de werknemer zonder medeweten van de werkgever toch geschenken of dergelijke aanvaardt, is de werkgever hiervoor niet inhoudingsplichtig. Als sprake is van loon moet de werknemer deze voordelen als inkomen in zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen aangeven. De waarde van een met toestemming van de werkgever aanvaarde erfenis of legaat kan wel tot het loon behoren waarover de werkgever loonheffingen moet inhouden. De werkgever kan in een voorkomend geval afstemmen met de bevoegde inspecteur of sprake is van loon. H5, artikel 2, lid 7 Schorsing Volgens deze bepaling is, onder voorwaarden, de werkgever aan de werknemer, als hij de werknemer kennelijk ten onrechte heeft geschorst, een schadevergoeding verschuldigd. Een dergelijke (eenmalige) schadevergoeding behoort in beginsel tot het loon voor de loonheffingen. In bijzondere situaties, als er onvoldoende causaal verband is tussen de schadevergoeding en de dienstbetrekking, kan (een deel van) die vergoeding mogelijk onbelast blijven. De werkgever kan in een voorkomend geval afstemmen met de bevoegde inspecteur of sprake is van loon. H6, artikel 7, lid 2 Verschoven diensten Volgens deze bepaling heeft de werknemer bij verschoven diensten recht op een schadeloosstelling als hij al uitgaven voor vrijetijdsbesteding heeft gedaan. In voorkomende gevallen behoort een dergelijke schadeloosstelling mogelijk niet tot het loon. De werkgever kan in concrete situaties, eventueel onder verwijzing naar deze brief, afstemmen met de bevoegde inspecteur of sprake is van loon. H7B, artikel 11 Gratificatie Op grond van dit artikel heeft de werknemer die 12½, 25 of 40 jaar onafgebroken bij de werkgever in dienst is geweest recht op een gratificatie van respectievelijk bruto een kwart van het salaris, netto de helft van het salaris en netto een heel salaris. De laatste volzin van het eerste lid van dit artikel schrijft voor de berekening van deze gratificatie voor dat het salaris naar evenredigheid wordt verhoogd of verlaagd als de contractuele arbeidsduur in de relevante dienstjaren wijziging(en) heeft ondergaan. Een gratificatie bij een 25- en 40-jarig dienstverband is vrijgesteld tot maximaal het loon over een maand. Ik verwijs naar paragraaf 19.14 van het Handboek. De in de laatste volzin van het eerste lid voorgeschreven (her)berekening kan tot gevolg hebben dat een deel van de gratificatie tot het loon behoort. De arbeidsrechtelijke herberekening werkt niet door naar de berekening van de diensttijdvrijstelling.
Kenmerk
5
2012-50/GvS
H7B, artikel 14 Bijdragen kost en inwoning Ik verwijs naar de fiscale aspecten bij hoofdstuk 3B, artikel 2 van deze CAO. H8A, artikel 1 lid 3 Zakgeld BBL-leerling Volgens deze bepaling heeft de BBL-leerling tijdens de beroepsvoorbereidende periode, onder voorwaarden, recht op zakgeld. De arbeidsverhouding die uit de hierboven bedoelde leerovereenkomst voortvloeit wordt fiscaal als een (fictieve) dienstbetrekking aangemerkt. Eventueel zakgeld behoort tot het loon. H8A, artikel 5a Stagevergoeding Volgens deze bepalingen heeft een stagiair, onder voorwaarden, recht op stagevergoeding van € 300 bruto per maand inclusief onkosten, waaronder reiskosten woon-werkverkeer. Als een stagiair voor zijn werkzaamheden een beloning ontvangt die niet uitsluitend bestaat uit het ontvangen van onderricht is hij voor de toepassing van de loonheffingen in dienstbetrekking; zie paragraaf 15.9 van het Handboek. Dit kan een echte dienstbetrekking zijn of een fictieve dienstbetrekking; zie de paragrafen 1.1.1 en 1.1.2 van het Handboek. Als sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking kunnen werkgevers stagebeloningen onder voorwaarden toch onbelast uitkeren. Deze voorwaarden zijn opgenomen in paragraaf 15.9 van het Handboek. Voor stagiairs in (fictieve) dienstbetrekking geldt dat de afdrachtvermindering onderwijs van toepassing kan zijn; zie de paragrafen 24.1.1 en 24.2 van het Handboek. Voor algemene heffingsaspecten met betrekking tot de inkomsten van stagiairs verwijs ik tevens naar het besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/2202M. H10B, artt. 3 en 5 (Afbouwregeling) onregelmatigheidstoeslag Op grond van deze bepalingen hebben werknemers onder voorwaarden recht op een vergoeding voor onregelmatige diensten of een daarmee samenhangende afbouwregeling. Dergelijke vergoedingen behoren tot het loon. Voor de toepassing van de afdrachtvermindering onderwijs behoren deze tegemoetkomingen echter niet tot het WVA-loon. H10C, artikel 6 Bereikbaarheids- Aanwezigheids- en Consignatiedienst Dit artikel heeft betrekking op de vergoeding voor bereikbaarheids- aanwezigheids- en consignatiediensten. De geldelijke beloning behoort tot het loon. H10D, artikel 5 en 6 Toelage en vergoedingsregeling van arbeid tijdens crisisdienst Deze artikelen hebben betrekking op de toelage en de vergoeding die de werknemer ontvangt als hij in het kader van een crisisdienst werkzaam is of een daarmee samenhangende afbouwregeling. Alle geldelijke beloningen behoort tot het loon. H10E, artikel 5 en 7 Slaapdienst en begeleiding tijdens vakantie van cliënten. Werknemers onder een bepaalde salaristabel ontvangen naast een vergoeding in vrije tijd een vergoeding in geld. Ook bij de begeleiding tijdens vakantie van cliënten wordt een gedeelte van de compensatie omgezet in een geldbedrag. Ook deze betalingen behoren tot het loon.
Kenmerk
6
2012-50/GvS H11A Woon- /werkverkeer en reis- en verblijfskosten In dit onderdeel van de CAO is het recht op vergoeding van reiskosten van zowel woon-werkverkeer als van ambulante werknemers geregeld. Tevens voorziet dit onderdeel in een recht op vergoeding van (noodzakelijke) verblijfskosten. Daarvoor geldt dat de werknemer op verzoek van de werkgever bewijsstukken moet indienen. De werkgever kan met de ondernemingsraad een afwijkende regeling treffen. Lid 4 van dit artikel geeft aan dat naast de kilometervergoeding de kosten van brug, tunnel of veer worden vergoed. Woon- /werkverkeer geldt als zakelijk verkeer. De maximale onbelaste vergoeding van zakelijke kilometers, ongeacht het vervoermiddel, bedraagt € 0,19 per kilometer. Dit betekent dat werkgevers elke zakelijke kilometer, dus ook elke kilometer voor woon-werkverkeer, met maximaal € 0,19 onbelast kunnen vergoeden. Hoofdstuk 20 van het Handboek bevat een uitgebreide behandeling van de wet- en regelgeving over reiskosten. Voor reizen met openbaar vervoer gelden bijzondere regels; ik verwijs naar paragraaf 20.2 van het Handboek. De paragrafen 20.3 tot en met 20.8 van het Handboek gaan, onder meer aan de hand van schema’s over reizen anders dan met openbaar vervoer. In paragraaf 20.9 staat dat, voor zover sprake is van vervoer vanwege de werkgever, er geen mogelijkheid is om reiskosten onbelast te vergoeden. De paragrafen 20.10, 20.11 en 20.12 behandelen respectievelijk het verstrekken of vergoeden van (kosten van) parkeergelegenheid, de reiskosten voor periodiek gezinsbezoek en het tijdelijk ander vervoer bij wegwerkzaamheden. Vergoedingen voor het gebruik van brug, tunnel of veer worden geacht deel uit te maken van de € 0,19 onbelaste vergoeding. Als deze kosten separaat worden vergoed mag dit niet onbelast plaatsvinden. Verblijfskosten Voor een vergoeding van verblijfskosten geldt als hoofdregel dat deze niet tot het loon behoort als is voldaan aan twee voorwaarden: 1. De vergoeding is voor kosten die de werknemer voor de verwerving van zijn loon maakt. 2. De kosten zijn redelijkerwijs noodzakelijk voor een behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking. Voor een meer volledig overzicht verwijs ik naar paragraaf 4.5 en hoofdstuk 19 van het Handboek. De in de CAO opgenomen bepaling dat een werknemer op verzoek van de werkgever bewijsstukken moet indienen, impliceert het risico dat de werkgever die niet om dergelijke bewijsstukken vraagt onvoldoende aannemelijk kan maken dat aan de bovenvermelde voorwaarden is voldaan. H11B Verhuiskosten In dit hoofdstuk worden de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een verhuiskostenvergoeding en de hoogte van deze vergoeding geregeld. De vergoeding voor verhuiskosten van een werknemer behoort tot het loon tenzij de verhuizing voldoende verband houdt met de dienstbetrekking. Naast de vergoeding van de kosten van het overbrengen van de boedel mag de werkgever maximaal € 7.750 onbelast vergoeden. Ik verwijs naar paragraaf 19.50 van het Handboek. Een gehele of gedeeltelijke terugbetaling van een verhuiskostenvergoeding die niet tot het loon behoort, komt niet in mindering op het loon (zie paragraaf 4.10 van het Handboek). H11C Voorgeschreven kleding Volgens de CAO verstrekt de werkgever, als de werknemer gezien de aard van zijn functie voorgeschreven kleding moet dragen, die kleding in bruikleen. De kosten voor het onderhoud van die kleding komen ten laste van de werkgever. De werkgever kan met de ondernemingsraad een afwijkende regeling treffen. Indien de werkgever de werkkostenregeling toepast, dan behoren zowel de vergoeding en verstrekking van (werk-)kleding als de ter beschikking gestelde (werk-)kleding tot het loon van de werknemer. De werkgever kan deze vergoeding of de waarde van de verstrekte of ter beschikking gestelde kleding als
Kenmerk
7
2012-50/GvS eindheffingsloon aanwijzen en onderbrengen in de vrije ruimte. Voor de waardering ervan verwijs ik naar paragraaf 4.4 van het Handboek. Voor ter beschikking gestelde kleding geldt een uitzondering. Als ter beschikking gestelde kleding geheel of deels op de werkplek wordt gebruikt, is de waarde hiervan nihil in de volgende drie situaties: a) de kleding is uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt om tijdens de vervulling van de dienstbetrekking te worden gedragen; b) de kleding is voorzien van een of meer duidelijk zichtbare, aan de inhoudingsplichtige gebonden beeldmerken met een oppervlakte van samen tenminste 70 cm2 per kledingstuk; of c) de kleding blijft achter op de werkplek. Ik verwijs naar de paragrafen 18.1.4 en 19.52 van het Handboek. Het onderhoud van de kleding volgt het regime van de kleding; de vergoeding of de waarde van de verstrekking van het onderhoud behoort tot het loon tenzij de kleding onder de genoemde nihilwaardering valt. Indien de werkgever gebruik maakt van de oude regelgeving van vrije vergoedingen en verstrekkingen dan behoort de vergoeding, de verstrekking of de ter beschikkingstelling van kleding tot het loon, tenzij er sprake is van werkkleding. Kleding is slechts als werkkleding aan te merken indien zij: a. uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt is om tijdens de vervulling van de dienstbetrekking te worden gedragen; b. is voorzien van een of meer duidelijk zichtbare, aan de inhoudingsplichtige gebonden beeldmerken met een oppervlakte van samen tenminste 70 cm2 per kledingstuk. Door de werkgever ter beschikking gestelde kleding die niet aan deze voorwaarden voldoet is onbelast zolang deze kleding aantoonbaar op de werkplek blijft. Ik verwijs naar paragraaf 19.52 van het Handboek. In alle overige gevallen moet de werkgever de vergoeding of de waarde van de verstrekte of ter beschikking gestelde kleding tot het loon rekenen. Voor de waardering ervan verwijs ik naar paragraaf 4.4 van het Handboek. Voor de onderhoudskosten van kleding geldt dat, als er sprake is van werkkleding in fiscale zin, de werkgever het onderhoud belastingvrij mag vergoeden of verstrekken. Is geen sprake van werkkleding, dan behoort de werkgever de vergoeding van onderhoudskosten en/of de waarde van de verstrekking tot het loon te rekenen. Mogelijk kwalificeert de kleding als een arbovoorziening. Arbovoorzieningen die de werkgever verstrekt of ter beschikking stelt, behoren niet tot het loon indien de werknemer deze gebruikt of verbruikt op de werkplek. Ik verwijs naar paragraaf 19.4 van het Handboek. Indien de werkgever de oude regelgeving toepast behoren vergoedingen, verstrekkingen en ter beschikking gestelde arbovoorzieningen niet tot het loon indien deze voor de werknemer geen aanmerkelijke privébesparing opleveren. In de praktijk kan men er van uitgaan dat in ieder geval sprake is van een aanmerkelijk privévoordeel als de privé-uitgaven van de werknemer op jaarbasis € 454 lager zullen zijn dan de privé-uitgaven van met hem vergelijkbare werknemers. Ik verwijs naar paragraaf 4.5 van het Handboek. H11D Studiekosten en –verlof Dit onderdeel van de CAO betreft onder andere het recht op een studiekostenvergoeding. Volgens de CAO moet de werkgever een regeling opstellen, die tevens voorziet in een terugbetalingsregeling. Vergoedingen of verstrekkingen in verband met een studie of een opleiding die een werknemer volgt in het kader van de dienstbetrekking dan wel voor het verkrijgen van inkomsten uit werk en woning, behoren, voor zover er werkelijk sprake is van beroeps- of studiekosten, niet tot het loon. Voor meer informatie over de vergoeding van beroeps- en studiekosten verwijs ik naar de paragrafen 19.12 en 19.45 van het Handboek. Een vergoeding voor reizen is vrijgesteld als de vergoeding niet uitgaat boven de werkelijk gemaakte kosten. Voor vergoeding van binnenlandse reizen in verband met een opleiding of studie met het oog op verwerven van inkomen uit werk en woning geldt dat de vergoeding van de werkelijke kosten gemaximeerd is tot € 0,19 per kilometer. Ik verwijs naar hoofdstuk 20 van het Handboek voor administratieve verplichtingen met betrekking tot reiskostenvergoedingen. Het tijdens de studie
Kenmerk
8
2012-50/GvS doorbetaalde salaris of de vergoeding van het uurloon behoort tot het loon. H11E Budget persoonlijke kosten medisch specialist Op grond van dit onderdeel van de CAO heeft de medisch specialist jaarlijks recht op een maximum budget persoonlijke kosten. Vanuit dit budget vindt vergoeding plaats op declaratiebasis. Het maximum budget bedraagt (per 1 januari 2011) € 3.998. In de CAO staan een aantal specifiek genoemde kosten die de medisch specialist in elk geval kan declareren. Over overigens te declareren persoonlijke kosten moeten binnen de instelling nadere afspraken worden gemaakt. De enkele toekenning van een dergelijke budget als zodanig leidt in beginsel niet tot loon. Afhankelijk van de aard, de vorm en de inhoud van de afspraak geniet de werknemer mogelijk wel loon zodra hij declaraties indient of vergoed krijgt. Ik verwijs naar paragraaf 4.5 en hoofdstuk 19 van het Handboek. Als de afwikkeling van het budget meerdere kalenderjaren bestrijkt kunnen zich complicaties voordoen. Een vergoeding van in een eerder kalenderjaar gemaakte kosten kan alleen onbelast blijven als de werknemer in dat eerdere kalenderjaar al een onvoorwaardelijk recht op de betreffende vergoeding had. H12B, artikel 7 Wijziging vakantieperiode Volgens deze bepaling kan de werkgever onder bepaalde omstandigheden het eerder vastgestelde tijdvak van vakantie wijzigen. De werknemer heeft dan recht op een schadevergoeding. Ik verwijs naar de fiscale aspecten bij hoofdstuk 6, artikel 7.2 van de CAO. H12C Levensfasebudget Dit onderdeel betreft het per 1 januari 2010 ingevoerde Levensfasebudget (hierna: LFB). Het LFB geeft werknemers, mede afhankelijk van hun leeftijd, recht op een extra aantal verlofuren. De werknemer kan deze extra verlofuren jaarlijks opnemen en/of sparen. Sparen kan in de vorm van tijdsparen bij de werkgever en/of in de vorm van (geld)sparen via een levensloopregeling dan wel voor aanwending als aanvullend pensioen. Het recht op extra verlof als zodanig behoort niet tot het loon voor zover dit recht aan het eind van het kalenderjaar, samen met alle andere aanspraken op vakantie- en compensatieverlof, niet meer bedraagt dan de arbeidsduur per week, gerekend over een periode van 50 weken. Ik verwijs naar paragraaf 19.51.1 van het Handboek. Over de fiscale gevolgen van het LFB is overleg gevoerd tussen de GGZ en het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen (CAP). Dit overleg heeft geleid tot een brief van 30 mei 2012 van het CAP aan de GGZ. Ik verwijs naar deze brief. Per 1 januari 2012 is de levensloopregeling niet meer beschikbaar voor nieuwe deelnemers. Afhankelijk van het saldo op de levensloopregeling per 31 december 2011 kunnen verschillende situaties ontstaan. Ik volsta met de verwijzing naar de site van de Belastingdienst waar over deze materie vragen en antwoorden zijn te vinden via de zoekterm ‘levensloop’. H13 Meerkeuzesysteem arbeidsvoorwaarden In hoofdstuk 13 is het recht op uitruil van arbeidsvoorwaarden opgenomen. In artikel 1 is onder meer bepaald dat de werknemer voor 1 september van ieder kalenderjaar zijn eventuele keuzes met betrekking tot het volgende kalenderjaar aan zijn werkgever kenbaar maakt. Tevens is bepaald dat de werkgever verplicht is de werknemer op de gevolgen van zijn keuze(n) te wijzen. Vanuit fiscaal oogpunt staat het werkgevers en werknemers vrij om de overeengekomen beloning te wijzigen. Daarbij is het belangrijk een situatie waarin sprake is van een wijziging van de overeengekomen beloning duidelijk te kunnen onderscheiden van de situatie dat sprake is van besteding van (al genoten) loon. De vormgeving van de keuzemogelijkheid is van belang om sterk gelijkende situaties met verschillende gevolgen voor de loonheffingen van elkaar te onderscheiden.
Kenmerk
9
2012-50/GvS De wijziging van de arbeidsbeloning dienen werkgever en werknemer te beschouwen en duidelijk vast te leggen als een wijziging van of een aanvulling op de arbeidsovereenkomst. Als werkgevers en werknemers hier onvoldoende aandacht aan besteden is het mogelijk dat de wijziging niet de beoogde fiscale gevolgen heeft. Als sprake is van het besteden van loon, is het loon fiscaal reeds genoten, en wel voorafgaand aan of door de ruil. Het loon is dan belast. Het beleid dat de Belastingdienst hanteert over het wijzigen van beloningen is verwoord in het besluit van 28 januari 2011, nr. DGB 2011/1M. In de werkkostenregeling behoort de vergoeding voor de contributie van een vakbond tot het loon van de werknemer. De werkgever kan deze vergoeding echter aanwijzen als eindheffingsloon en in zijn vrije ruimte onderbrengen. In de oude regelgeving behoort een vergoeding voor de contributie van een vakbond niet tot het loon. Ik verwijs naar paragraaf 19.11 van het Handboek.