8 / Oorlogvoeren niet zo plezant als gedacht Het oorlogsenthousiasme van de grootmachten In Frankrijk en in Duitsland verliep de mobilisatie in de feestelijke sfeer van een opgeklopt en overspannen patriottisme. In de grote steden trokken de onder de wapens geroepen mannen fluitend als kermisvogels naar de kazernes. Zij werden in de straten en in de stations door een uitzinnige massa mannen en vrouwen toegejuicht. De oorlog zou niet lang duren. Voor Kerstmis en volgens keizer Wilhelm II zelfs voor het vallen van de bladeren zouden de helden overladen met krijgsroem terug thuis zijn. Oorlogsvrijwilligers boden zich massaal aan om aan het grote avontuur te mogen deelnemen. In de dorpen, waar de boeren in volle oogsttijd van hun veld werden gehaald, was van euforie echter weinig te merken.25 Maar de wenende vrouwen en kinderen en de norse, onrustige mannen, die met tegenzin optrokken, werden door de oorlogspropaganda niet getoond. Op krantenfoto’s en in filmjournaals waren alleen juichende massa’s en manhaftig marcherende manschappen te zien. In Engeland draaide de oorlogspropaganda op volle toeren. De overrompeling van Poor little Belgium en de wandaden van de Duitse legers tegen onschuldige Belgische burgers werden in kranten en op affiches breed uitgesmeerd. De sterke pacifistische stroming in de Britse publieke opinie kreeg hierdoor een ferme opdoffer.26 De verontwaardiging en de spreekwoordelijke fair play van het Engelse volk lokten de vrijwilligers massaal naar de inschrijvingsbureaus. In de eerste maand van de oorlog meldden 500.000 jonge mannen uit alle geledingen van de samenleving zich voor het leger aan. Na een korte opleiding werden zij in Vlaanderen in de strijd geworpen om er het in de eerste oorlogsmaanden totaal vernietigde oude Engelse beroepsleger te vervangen. Gemengde gevoelens van Aar schotse reservisten In Aarschot werden 251 soldaten voor de krijgsdienst opgeroepen.27 Op 30 juli vertrokken de drie jongste klassen van reservisten die in 1910, 1911 en 1912 hadden gediend.
1. en 2. Poor little Belgium De opmars van het Duitse leger door België liet een indrukwekkend spoor achter van dode en getraumatiseerde burgers, verwoeste steden en dorpen. België betaalde een hoge tol omdat het aangedurfd had zich te verzetten tegen de Duitse plannen om Frankrijk binnen te vallen. Kranten in Groot-Brittannië focusten op “Poor little Belgium” en de pijn en “the rape” van dat land door de Duitse barbaren. Posters spoorden de Britten aan hun steentje bij te dragen door Belgische vrouwen en weeskinderen te helpen en ook door daadwerkelijk in het leger te gaan vechten tegen de Duitse barbaren: “Join to-day”.
43
3. Louis Nijs (in 1917) In juli 1914 werd ook de 34-jarige Louis Nijs van het Begijnhof opgeroepen: “Ik moest mijzelven moed inspreken om hen (vrouw en kind) te kunnen verlaten.” Deze foto werd genomen “Ter gedenkenis uit Lourdes aan mijne dierbare vrouw en kinderen. Louis Nijs - julie 1917”. Louis Nijs hield een dagboek bij van zijn belevenissen als soldaat in de Grote Oorlog.
Met gerust gemoed en blij gezind stapten zij de kazerne binnen. Zij waren jong en de meesten hadden geen gezin. Bovendien was de oorlog nog niet verklaard en hoopten zij, eigenlijk tegen beter weten in, dat Duitsland de Belgische neutraliteit niet zou schenden. Deze groep jeugdige arbeiders en boeren was trouwens blij even verlost te zijn van de sleur van de dagelijkse arbeid. Toen de Belgische regering echter op 31 juli de algemene mobilisatie afkondigde, kwam er plots een eind aan het jolijt en nam de onrust in de stad zienderogen toe. De oproeping van de oudere reservisten, die tussen 1899 en 1909 soldaat geweest waren, ontwrichtte de Aarschotse samenleving. In volle oogsttijd werden de opgeroepen mannen op de boerderijen in en rond de stad sterk gemist. Ook openbare diensten kwamen in de problemen. Van de vier politieagenten werden er drie onder de wapens geroepen, zodat inspecteur Jef Van Edom er als ordehandhaver moederziel alleen voor stond nadat hij de collega’s Hubert Aerts, Jan Wilberts en Daniel Vercammen28 had verwittigd dat ze op 1 augustus bij hun eenheid moesten zijn. Het vertrek van de oudere getrouwde mannen dompelde bovendien vele kroostrijke gezinnen in bittere armoede. Van laaiende geestdrift was er bij hun vertrek ’s morgens in het station weinig te merken. Oudere mannen als de 34-jarige cafébaas Louis Nijs, die in Café de la nouvelle Poste op het begijnhof een hoogzwangere vrouw en een peuter van één jaar achterliet, stonden bij hun vertrek
Vertrek van Louis Nijs (1 augustus 1914) Het Belgisch leger had al drie gedemobiliseerde klassen binnengeroepen. Doch den 31 Julie 1914 werden de overige, tot de klas van 1901 inbegrepen, verplicht zich zoodra mogelijk naar hunnen depot te begeven. Ik behoorde tot de klas van 1901, dus mocht ik alle oogenblikken mijnen binnenroepingsbrief verwachten. ’s Morgens om 5 uren kwam men met mijnen binnenroepingsbrief al binnen. Zoodra mijne vrouw wist waarom het was, begon zij te weenen en ik kon haar met geene woorden troosten. Ik moest dan tegen wil en dank mij maar gereedmaken om te vertrekken. Om 10 uren ’s morgens stond ik gereed voor het vertrek. Hartverscheurend tooneel! Dat afscheid van vrouw en kind en wie weet voor hoelang? En waarheen? En welke gevolgen zou het hebben? Misschien was het voor de laatste maal dat ik hen omhelsde. Al deze gedachten stormen mij door den geest. Ik moest mijzelven moed inspreken om hen te kunnen verlaten. Aan de statie staat het opgepropt van soldaten, allen jongens in hetzelfde geval als het mijne. De eenen zingen, de anderen zien er mistroostig uit, nog anderen troosten hunne makkers, al zeggende: “ ’t Zal niets zijn, ons land is onzijdig en niemand zal het wagen zijne grenzen te overschrijden, misschien zijn wij binnen 14 dagen terug thuis”.
44
uit het Aarschotse station op het perron niet enthousiast te springen en te dansen.29 Tachtig enthousiaste Aarschot se oorlogsvrijwilligers De algemene verslagenheid kon toch niet beletten dat in de eerste oorlogsdagen zich ook nog tachtig vrijwilligers aanboden om zingend de oorlog in te gaan. Na het ontvangen van de heilige communie in de grote kerk trokken zij gezamenlijk op, arm in arm, zingend… hoog het hart.30 Toegejuicht en uitgewuifd door hun stadsgenoten vertrok op
donderdag 6 augustus een eerste groep naar Leuven. De tweede volgde op donderdag 13 augustus. Enkelen hebben blijkbaar de trein gemist of zijn om de een of andere reden even naar Aarschot teruggekeerd. Oorlogsvrijwilliger Jan Oostens, een 23-jarige metselaar uit de Gracht, werd op 19 augustus door de Duitsers opgepakt en de volgende dag in de vroege morgen achter de hoeve van Stockmans doodgeschoten. Ook student geneeskunde Severin Van Haesendonck viel in Aarschot in Duitse handen en stond klaar om gefusilleerd te worden. Op
4. Aarschotse vrijwilligers voor hun vertrek Onderaan: ?, ?, Van de Velde. Achteraan: Felix Daels (links met hoed), Severin Van Haesendonck (rechts met hoed) en daarnaast rechts Hector Van Haesendonck.
45
het laatste moment werd hij als verpleger van het Rode Kruis gespaard. Hij vluchtte naar Nederland en voegde zich van daaruit alsnog bij het Belgische leger. De mannen van de tweede lichting hadden zich later aangeboden. Was hun enthousiasme minder spontaan en waren zij door het Belgische leger geronseld? In Aarschot wordt nog steeds beweerd dat een Franssprekende officier een propagandacampagne heeft gevoerd en veel jongens in de val gelokt.31 Het katholieke weekblad De Klok vermeldt de ronselaar niet, maar publiceert juichend de namen van 80 helden met speciale felicitaties voor de eerste twee die zich hadden ge-
5. Severin en Hector Van Haesendonck Severin met helm en zijn oudere broer Hector hadden zich in het begin van de oorlog als vrijwilligers gemeld. Zij bleven heel de oorlog samen in dezelfde eenheid. Severin werd als student geneeskunde tot hulpgeneesheer bevorderd. Hector was verpleger. Hier poseren ze bij hun auto voor vervoer van gewonden.
46
meld: Henri Pleitinckx en de negentienjarige doelman van voetbalploeg Olympia Romain Boeckx, de oudste uit een gezin van dertien kinderen. Felix Daels, de eerst ingeschrevene van den tweeden dag deelde in de uitbundige lofbetuigingen.32 Zelfs priesters boden zich als brancardiers aan. Uit het Sint-Jozefscollege vertrok E. H. Bloquaux als vrijwilliger naar het fort van Brasschaat. Meester Grommen van de lagere school werd volontaire de guerre in het 14de Linieregiment, dat op 19 augustus in Aarschot de aftocht van het Belgische leger naar Antwerpen moest helpen dekken.33
Woede van ‘brave little Belgium’ Allicht speelde het verlangen naar avontuur ook bij Belgische vrijwilligers een rol. Maar eigenlijk was hier meer aan de hand. Duitsland viel hun onschuldig neutraal landje binnen. Dat moest gewroken worden. Vooral woede dreef Aarschotse jongens de oorlog in en ook wel eerlijke schaamte dat zij vrijgesteld waren, terwijl ouderen moesten gaan. Omdat in België de algemene dienstplicht pas sinds 1913 bestond, werd slechts 20% van de weerbare mannen gemobiliseerd tegen bijvoorbeeld 90% in Frankrijk.34 Nu het vaderland handen te kort kwam om de Duitse overmacht te weerstaan, voelden vooral jonge, ongehuwde mannen zich mo reel verplicht zich vrijwillig voor het leger te melden. Dat sociale druk daarbij wel degelijk een rol speelde, bewijst het slot van een mededeling in De Klok over het vertrek van Wolfsdonkse vrijwilligers. De briefschrijver eindigt zijn geestdriftig verhaal met de niet mis te verstane wens: Moge dit vertrek voor velen als eene goede les dienen.35 De goede les indachtig namen in Rillaar zelfs een twintigtal vrijwilligers de wapens op.36 Ook in Gelrode hadden jonge mannen de goede les verstaan. Vijf jongelingen der parochie traden vrijwillig in dienst bij het leger de eerste dagen der maand Augustus.37 Op 13 september zou Polydore Claes, een oud-leerling van het Sint-Jozefscollege van retorica 1914, die erbij was toen einde augustus het lijk van pastoor Dergent uit de Demer werd gehaald, de Belgische
troepen die Gelrode even bevrijd hadden, in hun aftocht volgen en dienst nemen. Hij overleefde de oorlog en maakte carrière in het leger.38 Ook ettelijke Aarschotse jongens zouden na de gruweldaden van de Duitsers van 19 en 20 augustus nog vrijwillig naar het front trekken om de brandstichtingen, de plunderingen, de verkrachtingen, de moord op vader, moeder, broer of goede vriend te wreken. Woede en diepe smart dreven hen naar de slachting van een niets of niemand ontziende oorlog. Blinde haat tegen de Duitse barbaren joeg sommigen door het lint. Zo vertelt een getuige hoe een Aarschotse vrijwilliger, die bij de cyclisten was ingedeeld, zijn wrok koelde op een ontwapende en gewonde Duitse soldaat, die de cyclisten gevangen genomen hadden. Zonder dat iemand van de groep (cyclisten) kon tussenkomen, schoot hij de gekwetste dood.39 Maar ze weten niet wat ze doen Zij wisten natuurlijk niet wat hun te wachten stond. De ontnuchtering volgde snel. Toen in de eerste dagen van de oorlog de eerste doden vielen en zwaar gewonde en afzichtelijk verminkte kameraden kermend werden afgevoerd, kreeg het oorlogsenthousiasme een eerste knauw. Daarna volgden de miseries en de uitputting van de aftocht naar de vesting Antwerpen en verder naar de kust met dagenlange marsen van tientallen kilometers aan een stuk en met korte nachten onder de blote hemel. En die on-
Wolfsdonkse oorlogsvrijwilligers op de eerste oorlogsdag (dinsdag 4 augustus) Verleden Dinsdag namiddag had hier in de parochie van Wolfsdonck eene aandoenlijke plechtigheid plaats. De heeren Heylen Louis, onderwijzer, en Frans, student (poësisleerling van het SintJozefscollege), zonen van onzen achtbaren onderwijzer; Marcel en Armand D’Hondt, zonen van den gekenden kerkorgelmaker; Huygens Leopold, den dapperen koersrijder; Michiels Arthur, zoon van onzen gekenden Karel; en Van Rompaye François, ‘nen dapperen boerenjongen; hadden het besluit genomen van als vrijwilligers hunne diensten aan het leger te gaan opofferen. Voor hun vertrek gingen zij allen ter kerk opdat de goede God hunne onderneming zoude zegenen. Nadat zij allen den zegen van den Eerw. H. Pastoor en hunne ouders ontvangen hadden, namen zij afscheid bij het zingen van het Vaderlandslied en het geroep van Leve België. Groot was bij ieder de ontroering als zij het vertrek van deze dappere jongelingen zagen, velen weenden van aandoening. Op hetzelfde moment zegenden in Duitsland priesters en predikanten dappere jongens voor de strijd. Het was dus bang afwachten welk kamp de goede God kiezen zou. De Pruisen hadden echter al in Zijn plaats beslist en zetten op de koppelriemen van hun soldaten Gott mit uns.
6 . e n 7 . M a r c e l e n A r m a n d D’Hondt Twee oorlogsvrijwilligers, zonen van “den gekenden kerkorgelmaker” Tist D’Hondt uit Wolfsdonk. Armand (onder) schreef op 16 juli 1915 heel optimistisch aan zijn grootmoeder: “Laat ons betrouwen op God stellen, ge zult ons dees jaar alle levend weerzien.”
47
menselijk zware inspanningen leverden ze op een karig rantsoen van soldatenkoeken of een homp brood en een doos sardienen, dagelijks sardienen omdat het Belgische leger niet aan rijdende veldkeukens had gedacht. De eerste maanden van de oorlog werd het leger mee in leven gehouden door de gulheid van de burgers. Waar de inwoners al gevlucht waren, plunderden de uitgehongerde soldaten kelders leeg of stalen vruchten in de boomgaarden en op de velden. De getuigenissen van de overlevenden van de bewegingsoorlog van augustus en september zijn op dit punt eensluidend. Ten slotte zou het grote avontuur van honger en dorst en van bloedende voeten in kapotte schoenen vastlopen in de modder van de IJzervlakte, waar de oorlogsvreugde nog vier jaar duren zou. En zo kreeg Jean
8. Nieuwe straatbedekking voor Belgische en Franse straten Cartoon uit “Numero” (Turijn), ver schenen in het Amerikaanse maandblad “Current History, The European War” van de “New York Times”, maart 1915. De woede van de Belgische bevolking na de gruweldaden van het binnenvallende Duitse leger was erg groot. Verscheidene jongens trokken vrijwillig naar het front.
48
de Bloch, zakenman en ongeluksprofeet, postuum toch nog gelijk met de voorspelling, waarin niemand wilde geloven, dat de volgende oorlog zou verworden tot een eindeloze loopgravenoorlog waarbij de spade even onontbeerlijk zou zijn voor de soldaat als zijn geweer.40 Jean de Bloch voorzag al in 1899 welke ravage het snelvuur van de mitrailleurs met een vuurkracht van 300 tot 500 kogels per minuut zou aanrichten. Hij voorspelde onmenselijk zware verliezen in een moderne oorlog en dan had hij niet eens een vermoeden dat nieuwe uitvindingen als vlammenwerper, gifgas, handgranaat, vliegtuig en tank en het veelvuldig gebruik van de schrapnel of kartetsgranaat, een met loden bolletjes gevulde in de lucht exploderende granaat, de loopgraven zouden teisteren.
Jean de Bloch, een roepende in de woestijn De Poolse jood Ivan Blioskh, succesvol zakenman van beroep en visionair militair strateeg in zijn vrije tijd, hing al in 1899-1900 in het zesdelige werk La Guerre Future, dat hij onder de naam Jean de Bloch in Parijs publiceerde, een somber beeld op van de moderne oorlog. Hij waarschuwde dat door de voor de oorlogvoerende landen onoverkomelijk zware verliezen aan mensen en materieel zo’n oorlog misschien wel kort maar zeker niet vrolijk kon zijn. Door de technische vooruitgang met o.a. de uitvinding van de mitrailleur en van het snelvurend langeafstandsgeschut en door het inzetten van miljoenenlegers werd oorlogvoering totaal anders dan voorheen. De rol van de cavalerie met haar glorieuze charges was uitgespeeld. De moderne soldaat moest zich ingraven en in loopgraven dekking zoeken tegen een moordend vijandelijk vuur. Verleden tijd was het romantische beeld van het in kleurrijke parade-uniformen uitgedoste leger, dat door een glooiend landschap onder tromgeroffel in gesloten gelederen tegen de vijand optrok. Mitrailleurvuur maaide immers genadeloos elke stormloop neer. Daarom zal de moderne soldaat ’s nachts als een mol door het niemandsland moeten wroeten om de vijand te benaderen. Dat alles was de nieuwe realiteit, waar de legerleiding rekening moest mee houden. Want wie oorlog voert volgens de methodes uit het verleden, jaagt miljoenen soldaten zinloos in het graf. Spijtig voor de miljoenen, maar in de hoofdkwartieren werd de waarschuwing door onbekwame generaals hooghartig genegeerd met het door de Bloch voorspelde resultaat: negen miljoen doden op een totaal van 68 miljoen gemobiliseerde manschappen. Dat daarnaast ook twaalf miljoen burgers het leven zouden laten, was de grote verrassing van de eerste moderne oorlog. Jean de Bloch had ook een boodschap voor de politici en die luidde: Oorlog als middel om internationale geschillen op te lossen behoort voor goed tot het verleden. Want zelfs een oorlog die gevoerd wordt zoals de middelen en de omstandigheden het nu vereisen, zal jarenlang aanslepen. Het wordt een eindeloze uitputtingsoorlog zonder kans op een doorbraak van de patstelling door een of andere beslissende actie op het slagveld. De tijd van de zegevierende veldslag was voorbij. De politici hadden er helaas geen boodschap aan. Zij geloofden liever hun generaals, die zegezeker orakelden dat zij de vijand in een alles overrompelende stormloop onder de voet gingen lopen.
9. Jean de Bloch Jean de Bloch (° Radom, Polen, 1836 † Warschau, Polen, 1902) was een Poolse bankier en financier van spoorwegen. Hij wijdde zijn privéleven aan de studie van de moderne industriële oorlogsvoering. In Luzern draagt het “Oorlogs- en Vredesmuseum” (2012) zijn naam.
10. Schrapnel De schrapnel of kartetsgranaat was een speciale granaatsoort, gevuld met loden of stalen kogels - oorspronkelijk musketkogels - en een uitdrijvende lading. De Nederlandse benaming was een verbastering van de naam van de uitvinder ervan, generaal-majoor Henry Shrapnel (1761-1842), een Engelse artillerieofficier. Ook de na de explosie van het tuig rondgestrooide scherven of projectielen worden bij uitbreiding wel eens schrapnel genoemd. De kartetsgranaat was voorzien van een tijdsbuis waardoor hij korte tijd na het afvuren in de lucht ontplofte. Sommige versies waren bovendien ook nog uitgerust met een schokbuis voor het geval het tijdsbuismechanisme faalde. Dan ontplofte de granaat alsnog bij de inslag. De schrapnel of kartetsgranaat was hét geschutsprojectiel bij uitstek voor de bestrijding van levende doelen op korte afstand. Het wapen werd vooral in de Eerste en aan het begin van de Tweede Wereldoorlog gebruikt tegen oprukkende infanterie- en cavalerieeenheden. Ook in de Slag van Aarschot maakte de Duitse artillerie massaal gebruik van kartetsgranaten, wat tot heel wat slachtoffers in de Belgische rangen leidde.
49