LEMMATICA F 1 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactisch/e contextuele eenheid
• = vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II etc. = verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntact./context. open plaats plus synt. /cont. complement
de F van Ferdinand ƒ voor florijn ../
... ..\
of van Frederik of gulden (niet meer gangbaar)
Ze maken er stoelen, tafels en kasten, ‘t is een meubelfabriek. Nee hoor, het komt van de warme bakker.
de fabriek/ en °
In die fabriek werken wel 1200 arbeiders.
≥
°
Komt dit brood uit de fabriek?
<>
de factor/-en ° ° ° °
Als we vakantieplannen maken zijn er twee belangrijke factoren: het geld en het weer. Zijn er niet meer factoren die een rol spelen? Bij het kiezen van een kandidaat voor die functie mag de leeftijd geen factor zijn. ‘Wat ik voor dat kastje heb betaald? 9 50,-, dacht je?’ ‘Vermenigvuldig dat maar met de factor 10!’
±
Dat zijn de punten waar we voornamelijk over praten.
± ±
Er zijn toch nog wel andere gegevens van invloed? De leeftijd mag geen rol spelen.
±
Wat??? 10 x zoveel, dus 9 500,- ?
±
Het hele gezin gaat drie weken naar Spanje. Nee, het is een wildvreemde. Nooit gezien! Ja hoor, het is een oom van me, de broer van m’n moeder. In ieder ver werelddeel zit wel een neef of een oom... Van je familie hoef je niets goeds te verwachten! Ja, mijn vader m’n opa, m’n tante, ze hebben er allemaal last van.
de familie/-s ° °
De familie De Groot gaat met vakantie. Is die man familie van je?
° Ze hebben familie over de hele wereld. ≈ Van je familie moet je het maar hebben! ≈ Jij praat al net zoveel als je vader. Zit dat in de familie? ^ Tot de familie van de katachtigen behoren, behalve de kat, ook de tijger, de panter en de poema.
<>
± ± ± ± ±
Andere soorten in het dierenijk zijn bijvoorbeeld buideldieren, waartoe de kangoeroe behoort of de robben of zeehonden, waaronder de klapmuts, de gewone zeehond en de zadelrob vallen.
≥
van overgrootvader tot achterkleindochter stond er op.
±
Ook in de huidige tijd zijn er mensen die de ultranationalistische politiek aanhangen.
±
Er zijn regelmatig botsingen tussen deze ultrarechtse groeperingen en ../ ..\ uiterst linkse jongeren.
het familieportret/ de -ten °
Bij hun gouden bruiloft lieten ze een groot familieportret schilderen:
het fascisme/°
Tussen 1935 en 1945 vierde het fascisme hoogtij in Italië en Duitsland.
fascistisch/-e °
De bekendste, fascistische leuze is in deze tijd: eigen volk eerst.
<>
de fauteuil/-s °
De rijke man zit in een enorme fauteuil.
Zijn kleinkind zit bij hem op een klein krukje. ± Dat is nou met recht een ‘luie stoel’. ^ fauteuil, bank, eetkamerstoel, klapstoel, barkruk, tuinstoel: zitmeubelen. <>
LEMMATICA F 2 februari/°
Februari is de kortste maand van het jaar.
± ±
De tweede maand heeft maar 28 of 29 dagen. Deze maand heet ook sprokkelmaand.
≥
±
..\ er was overal muziek, er werd op straat gedanst en iedereen was dolblij. Eerst is er een toneelstuk en ‘na afloop’ is er dansen. Er komen drie bands. Dan nodig ik een stel vrienden uit voor een lekker hapje en een drankje. Het is werkelijk schitterend om te zien.
±
Ik weet nog niet wat er precies gebeurd is.
<>
± ±
..\ en wat zijn geruchten? Wat staat nu inderdaad vast? ..\ wat is er allemaal gebeurd? En in welke volgorde? Daar kun je niets aan veranderen/Dat is een gegeven. Je bent m’n vriend, OK, maar daarom hoef ik je toch niet altijd gelijk te geven? De gebeurtenissen geven je ongelijk. In werkelijkheid is het een domme man.
±
‘t Is niet anders, daar doe je niets aan.
>>
Nu nog naar de koningin en het werk kon beginnen!
±
‘t Is nog steeds een raadsel wat er precies is gebeurd.
±
Eigenlijk is er onvoldoende onderzoek gedaan.
±
Lekker opvallend! Oudere mensen vinden zachte kleuren mooier. Het doet gewoon pijn aan je ogen. Ik weet het, de wind is hard en koud.
het feest/de -en ° ° °
Toen de oorlog was afgelopen waren er wekenlang feesten in iedere stad: ../ Voor het feest van de school worden alle oud-leerlingen uitgenodigd. Als ik die baan krijg geef ik een feestje.
~ Dat bloemencorso is een feest voor het oog.
≥ ±
het feit/de -en ° ° ° ° ° ° ° ° °
Hoe kan ik daar nu al een oordeel over hebben? Ik ken de feiten nog niet eens. Er wordt van alles verteld maar wat zijn nu feiten ../ Laten we de feiten eens op een rijtje zetten: ../ Het is nu eenmaal een feit dat dat niet mag. Het feit dat je mijn vriend bent wil niet zeggen dat ik alles goed vindt wat je doet. De feiten laten zien dat je ongelijk had. Hij doet altijd wel of hij erg veel weet, maar in feite is hij niet zo knap. We staan nu voor het feit dat er geen geld is voor een grote verbouwing. De ministersposten werden tot ieders tevredenheid verdeeld en daarmee was het 2e paarse kabinet een feit.
± ± ± ±
feitelijk/° °
Iedereen praat over dat ongeluk maar de feitelijke toedracht kent niemand. Feitelijk zou dat nader onderzocht moeten worden.
fel/-le °
Kinderen houden van felle kleuren: rood, oranje.
<>
° °
Doe die lamp maar uit, die geeft zulk fel licht. Doe een sjaal om als je uitgaat, er staat een felle wind!
± ±
°
Er ontstond een felle woordenstrijd over dat onderwerp.
<>
° °
Ondanks de felle protesten ging de sluiting gewoon door. Zij kan in een discussie wel eens erg fel uit de hoek komen en ../
± ± ≥
Er was niemand die zich er druk om maakte, ‘t was maar een tamme discussie. Men ging heftig met elkaar in discussie. Er werd wel hevig geprotesteerd, maar ‘t haalde niets uit. ..\ dan maakt ze agressieve opmerkingen waar ze soms later spijt van heeft.
LEMMATICA F 3 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactisch/e contextuele eenheid
• = vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II etc. = verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntact./context. open plaats plus synt. /cont. complement
feliciteren/feliciteerde/gefeliciteerd °
De één feliciteren we met zijn verjaardag../
± <>
° Wel gefeliciteerd! ≈ Mag jij die klus opknappen? Nou, gefeliciteerd zeg!
± ±
Iedereen wenst hem nog veel gelukkige jaren toe../ ..\ de ander moeten we condoleren met het verlies van zijn vrouw. Van harte gelukgewenst! Jij liever dan ik!/Ik ben blij dat ik ‘t niet hoef te doen/ Ik zou niet graag in je schoenen staan.
ferm/-e ° ° °
Met een ferme handdruk nam hij afscheid. Hij nam een ferme duik in het ijskoude water. Ferme jongens ../
<>
± ± <>
Die man geeft altijd zo’n slap handje. Moedig dook hij het koude water in. ..\ stoere knapen. Stelletje slappelingen!/Eitjes!/Moederskindjes!
de fiets/-en °
In Nederland en Denemarken gaan veel mensen op de fiets naar school of werk. ° Als het weer ‘t toelaat pak ik de fiets. ≈ Wat heb ik nou aan m’n fiets hangen?
±
Ook in China is het rijwiel een populair vervoermiddel.
<>
Als ‘t weer erg slecht is ga ik met de tram. Wat gebeurt hier in vredesnaam?
fietsen/fietste/gefietst
I & II Die fietst niet (zulke enden) meer
° Ga je mee een eindje fietsen? ≈ Joh, ga fietsen!
<>
±
±
Nou .... m’n fiets is kapot. Laten we gaan wandelen. Niks ervan, dat gebeurt niet!/Komt niets van in!
±
Wielrijders mogen dan niet op de autoweg.
de fietser/-s °
Als er een rijwielpad is moeten de fietsers daarop rijden.
de figuur/figuren °
Een ronde figuur noemen we een cirkel.
^
° °
Figuur 5 laat zien hoe de satelliet Mars nadert. Die vage figuur op de achtergrond?
° °
Churchill is een belangrijke figuur uit de twintigste eeuw. Ik kom niet graag op dat plein. Er hangen vaak van die duistere figuren rond. Zeg, ken jíj die figuur?
± ± ± ± ±
Andere wiskundige figuren zijn: driehoek, vierkant, ruit enz. Afbeelding 6 maakt de landing duidelijk. Volgens mij lijkt ‘t op een donkere wolk. ‘t Is me niet duidelijk wat die persoon hier doet. Hij is één van de grote mannen uit de tweede wereldoorlog. Je weet wel, van die ongure types.
±
Weet jij wie die man is?
± ±
..\ mooie ronde vormen en lange benen. Hij stond echt voor gek/voor aap!
°
het figuur//het figuurtje ° Zijn vriendin heeft een beeldig figuur(tje): ../ ~ De acteur sloeg een figuur als modder toen hij op het toneel zijn pruik verloor.
LEMMATICA F 4 fijn/° ° ° ° °
Een fijne vakantie! We hadden een fijne vakantie. Morgen gaan we fijn zwemmen. Ze vinden het fijn om op vakantie te gaan. Fijn, dat is dus in orde.
° ° ° ° ~
Iedereen vindt hem een fijne leraar. Horloges repareren is heel fijn werk. Deze koffie is erg fijn gemalen. Wil je me een fijne naald geven? Ik heb wel over die zaak gelezen, maar het fijne weet ik er nog niet van. ~ Ik vond dat niet bepaald een fijne opmerking!
± <>
± <> <>
± ± ± <> <> <>
± <>
±
Goeie reis en een prettige vakantie! Nou, de onze is in ‘t water gevallen: niks dan regen. Lekker zwemmen morgen! Ze vinden het vervelend om weer naar huis te moeten. Daar baal ik behoorlijk van, dat hadden we toch niet afgesproken Mooi zo, dat is dan OK. Iedereen heeft graag les van hem. Heel precies, met al die kleine onderdeeltjes! Voor dit apparaat kan ze beter grof gemalen zijn. Die ik hier heb is te dik. In grote lijnen weet ik waarover het gaat. De details moet ik er nog over horen. Wat een onbehouwen opmerking! Nee, erg tactisch was hij niet.
de film/-s °
Is er vanavond een goeie film op de TV?
^
° ° °
Ik ga vanavond naar de film. Heb je zin om mee te gaan? Ik zag het allemaal gebeuren,’t was net een film Ik weet niet hoe ik een nieuw filmpje in die camera moet zetten.
± ± ±
Ja, om 8 uur is er een speelfilm op 2 en om 10 uur is er op België een natuurfilm. Ja leuk. Naar welke bioscoop wou je gaan? Ik stond erbij en ik keek ernaar, maar ‘t drong niet echt tot me door. Hier, het toestel en het rolletje, doe jij het even voor me?
±
Kom zeg, er zijn toch wel meer goede ‘acteurs van het witte doek’?
± ± ±
Dat bedrijf verkoopt alles wat een hond nodig heeft. Die zaak is al heel oud. Ons bedrijf bestaat tien jaar en zodoende ......
±
‘t Klinkt allemaal te mooi om waar te zijn, ik vertrouw hem voor geen cent.
±
Er was heel veel geld nodig om het land er weer boven op te helpen. ..\ geld genoeg! Ze weten niet hoe ze de eindjes aan elkaar moeten knopen. Zo’n onkostenvergoeding houdt bijv. in dat je je reiskosten terugbetaald krijgt.
de filmster/-ren °
Meryl Streep en Tom Cruise, dé filmsterren van de jaren 90.
de firma/-’s ° ° °
De firma ‘WAF’ heeft alles voor uw hond. Die firma bestaat al heel lang. Namens onze firma bieden wij u een gratis bezoek aan de sauna aan. ~ Volgens mij is die man van de firma ‘List en Bedrog’.
financieel/-ële °
Na de grote natuurramp had het land financiële hulp hard nodig. ° Financieel zit het wel goed: ../ ° Die mensen gaan gebukt onder de financiële zorgen. ° Als vrijwilliger verdien je niets maar soms krijg je wel een financiële tegemoetkoming.
± ≥ ≥
LEMMATICA F 5 ° = letterlijk
~ = figuurlijk
≈ = uitdrukking
<> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactisch/e contextuele eenheid
• = vaktaal
'" ... '"= (nog) geen ABN
I, II etc. = verbindbaarheid
^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntact./context. open plaats plus synt. /cont. complement
fit/-te ° ° °
Doodmoe kwam hij thuis, maar na een douche en een pilsje was hij weer fit. De sterspeler is gelukkig weer fit. Nu maakt hij weer een fitte indruk.
±
Hij kon weer bergen verzetten.
<>
Hij is een paar weken geblesseerd geweest. Verleden week zag hij er zo vermoeid uit. Hij ziet er uit of hij helemaal opgeknapt is.
<>
± de flat/-s °
Ze wonen in een flat op de 11 de etage van een torenflat.
±
°
Jammer, al die hoge flats.
±
Hun appartement heeft drie kamers, een open keuken en een badkamer met bad. Vroeger kon je hier tot aan de horizon kijken maar die flatgebouwen benemen je het uitzicht.
flauw/-e ° ° ° °
Eten zonder zout smaakt flauw. Hij vertelt altijd van die flauwe moppen ...... Hè doe niet zo flauw, vertel het me nu. Hij heeft nog flauwe herinneringen aan de tijd in zijn geboortestad. ° Ik heb geen flauw idee van de tijd. ≈ Ik heb zo’n flauw vermoeden dat ze verliefd is.
<> <>
± ±
≈ Jij hebt ook geen flauw benul van geld.
± ±
Ik weet op geen stukken na hoe laat het is. Nou, dat vermoeden is bij mij heel sterk! Ik heb ‘t idee dat ze smoorverliefd is. Je weet helemaal niet hoe je met geld om moet gaan.
flauwvallen/viel ...flauw/is flauw gevallen
I
Pas op, ze valt flauw!
°
±
Ze konden geen frisse lucht meer krijgen en raakten bewusteloos. Graag, ik heb ook (een) honger als een paard.
Door de hitte en het gedrang zijn veel mensen flauwgevallen. ~ Ga mee wat eten, ik val flauw van de honger.
±
Ik houd meer van een beetje pittig, lekker gekruid. .... maar gister had hij plots een heel geestig verhaal. Ik vind het onaardig van je als je het niet vertelt. Hij kan zich daar nog vaag iets van herinneren.
<>
±
de fles/-sen ° Melk kun je kopen in een glazen fles of in een plastic fles. ° Veel baby’s krijgen de fles. ° Er is geen gas meer, de fles is leeg.
^
≈ In het winkelcentrum is weer een zaak op de fles. ≈ Iemand die aan de fles is, .. /
± ±
Er is ook nog een andere verpakking: een kartonnen pak. Sommige artsen zeggen dat borstvoeding toch beter is. Nu alweer? Dan hebben we die tank van 50 l gauw opgestookt! Alweer een winkel failliet? Dat is dan de zoveelste. .. \ is alcoholist.
± ±
Maar ik ben nu eenmaal niet zo stoer. ‘Even de tanden op elkaar!’
<>
Dat is een ontstekinkje van niks! Die is nog kras! Goed, laten we een grote tocht gaan maken. Na een uur waren we nog geen stap verder. Toen waren we al een heel stuk verder. Ik ga hem precies zeggen hoe ik erover denk/ duidelijk zeggen waar ‘t op staat.
<>
±
flink/-e ° ° ° ° ° °
Flinke kinderen huilen niet bij de tandarts. ‘Even flink zijn’, zei de zuster toen ze de patiënt een prik moest geven. Dat is een flinke ontsteking aan die kies. Die oude heer is nog flink voor zijn leeftijd. Ga je mee een flink eind fietsen? Na een uur waren we al flink opgeschoten.
°
Ik zal hem eens flink de waarheid zeggen.
± ± <>
± ±
LEMMATICA F 6 fluisteren/fluisterde/gefluisterd
I
De klas zit te fluisteren
°
Wat zitten jullie te fluisteren? Mogen wij het niet horen?
<>
±
Praat eens hardop, dan kunnen wij het ook verstaan! Wat smoezelen jullie daar? We verstaan er geen woord van.
Hij fluisterde allerlei lieve woordjes in haar oor.
±
Hij sprak zo zacht, dat niemand anders het kon horen.
°
fluiten/floot/gefloten
I & II Hij fluit vandaag (de wedstrijd)
° °
≥
Hij probeerde te fluiten: ../ Fluitend gaat hij naar zijn werk.
° °
Zij fluit in het Concertgebouworkest. De scheidsrechter moet een belangrijke wedstrijd fluiten. ≈ Heb je geld van hèm tegoed? Daar kun je dus wel naar fluiten. föhnen/föhnde/geföhnd ° Zal ik uw haar ook föhnen, mevrouw?
± ± ±
..\ hij tuitte zijn lippen, blies erdoor maar .... geen geluid. Op zijn laatste benen komt hij thuis. Heel opgewekt gaat hij de deur uit. Zij speelt de dwarsfluit en de piccolo. Hij moet de interland Duitsland-Frankrijk leiden.
±
Dat krijg je nooit! Vergeet het maar./ Schrijf dat maar op je buik!
II ±
je haar föhnen Nee, droog het maar niet met warme lucht, daar kan mijn haartype niet tegen.
± ±
Ja hoor, ik laat wel wat kleingeld achter op het schoteltje. Dat is veel te weinig, je moest je schamen!
≥
Er staan allerlei vragen op; als u die beantwoordt kunnen wij een geschikte plaats voor u zoeken.
≥
..\ 8 elektrische kookplaten bovenop en daaronder een grote oven met braadspit en elektrische grill.
Alle mooie plekjes leg ik met m’n camera vast op de gevoelige plaat. Ja zeg, dat zijn mooie kiekjes!
<>
de fooi/-en ° °
Geef jij de ober een fooi? Betaal jij je werkster maar 910, per uur? Dat is geen betaling, dat is een fooi!
het formulier/de - en °
Als u zich in wilt schrijven moet u dit formulier invullen.
het fornuis/ de -zen °
In de keuken van het restaurant staat een enorm fornuis: ../
de foto/-’s °
Op vakantie maak ik altijd veel foto’s.
±
°
De foto’s die ik met mijn nieuwe camera heb genomen, zijn goed gelukt. Ik moet foto’s laten maken van een kies.
±
°
±
Ik heb kiespijn, de tandarts ziet er niets aan, dus moet het röntgenapparaat eraan te pas komen.
± ≥
In zo’n boek heb je ze bij elkaar en ze beschadigen niet. ..\ ik laad de productie van m’n digitale camera op de harde schijf van mijn computer.
± ±
..\ een traditionele camera. ..\ maar ‘digitale camera’.
het fotoalbum/-de -s ° °
Ik plakte m’n foto’s altijd direct in een fotoalbum. Tegenwoordig heb ik geen fotoalbum meer nodig: ../
het fototoestel/de -len ° °
Fototoestel is het Hollandse woord voor ../ Je zegt echter niet ‘digitaal fototoestel’ ../
LEMMATICA F 7 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactisch/e contextuele eenheid
• = vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II etc. = verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntact./context. open plaats plus synt. /cont. complement
de fout/-en °
De caissière maakt een fout.
° Er zitten te veel fouten in je rekenwerk. ≈ Ieder mens heeft zijn fouten. ≈ Met die opmerking ging hij in de fout.
± ≥ ± ± <>
± (.) Sebastiaan, waarom komt dit boek niet voor op jullie website? ... « (.) Arjen, wat doe je nou? Zo raak ik alles kwijt! «
Ze vergist zich. Ze haalt twee keer hetzelfde artikel over de scanner. Je hebt te veel verkeerde antwoorden gegeven. Niemand is zonder gebreken. Die opmerking was een schot in de roos! Dat had hij niet moeten zeggen! Oeps, fout in ons bestand; is inmiddels reeds gecorrigeerd! Foutje, bedankt! Effe herstellen. En we had toch eerst gebackupt?
fout/-e ° °
Van de tien antwoorden waren er twee fout. Bij hem gaat altijd alles fout.
° ° ~ ≈
Streep de foute zinnen door ../ Hèb ik het weer fout gedaan? Jakkes, zo’n man met zo’n fout kapsel. Als je denkt dat je op die manier je zin krijgt, heb je het toch fout bekeken.
± ±
Dus waren er acht goed. Bij haar loopt alles altijd op rolletjes. Wat hij ook doet, ‘t loopt altijd verkeerd af. ..\ en laat de goede staan. In jouw ogen doe ik nooit iets goed! Zo’n kapsel kán toch helemaal niet! Als je denkt dat schreeuwen helpt, vergis je je lelijk!
±
In de kamers aan de achterkant heb je niet zo’n mooi uitzicht.
≥
..\ nu heb ik wéér een uur op je moeten wachten.
≥
Het was dus de Nederlandse naam voor de munt die men vóór de
<> <>
± « <>
fraai/-e °
In de meeste kamers van het hotel heb je een fraai gezicht op de bergen. ~ ‘t Is me wat fraais met jou ../ de frank/-s ° De frank was de munteenheid in België, d.w.z. Euro in Vlaanderen; in Wallonië was het de franc.
in België en Frankrijk gebruikte en in Zwitserland nog gebruikt.
het Frans/°
Mijn Frans is niet al te best, ik vind het een moeilijke taal.
(de) Franse (slag) ≈ Ik had vandaag weinig tijd; daarom heb ik het huis maar met de Franse slag gedaan.
^
Ik spreek veel beter Engels en Duits. Hoe zit het met jouw vreemde talen? Spreek jij soms ook Spaans?
<>
±
Overmorgen ga ik het eens grondig schoonmaken. Ik heb alleen een beetje opgeruimd, dan is het voor het oog tenminste netjes.
±
Nou, ík zeg óók geen nee tegen een zak patat.
≥
±
Hij neemt alle nare geurtjes weg, ook die van knoflook! Hier binnen is het zo benauwd. ..\ maar na een dag hard werken ben ik weer doodop. Het is allesbehalve warm. Ik drink nooit alcohol. Niet bepaald hygiënisch!
±
Bah, wat vies!
de friet/-jes °
Ik heb best zin in een portie friet.
fris/-se ° ° ° ° ° °
Die tandpasta geeft een frisse adem. Ik ga naar buiten, ik heb frisse lucht nodig. Vanmorgen was ik zo fris als een hoentje ../ Doe je jas aan, het is behoorlijk fris buiten. Geef mij maar een glaasje fris. Onze borden en de etensbak van de hond in één afwas? Niet zo fris! ~ Er zaten wel twintig vliegen op de keukentafel. Lekker fris!
<> <> <> <>
LEMMATICA F 8 fronsen/fronste/gefronst ° °
De suppoost fronst zijn wenkbrauwen als er iemand te dicht bij een schilderij komt. Wat zit je nou te fronsen, ben je ‘t er niet mee eens?
± ±
Hij trekt zijn wenkbrauwen samen en laat zo zien dat hij het er niet mee eens is. Of trek je die rimpels in je voorhoofd omdat je het niet snapt?
het fruit/°
Heb je ook fruit gekocht op de markt?
^ ±
°
Vroeger was fruit seizoengebonden en had je ‘s winters dus niet veel vers fruit. Met overrijp of rot fruit kun je gooien ../ Bedorven fruit en afval moet je weggooien ../
±
° °
« «
Ja zeker, appels, peren, sinaasappels en mandarijnen. Ik heb ook nog wat bijzondere vruchten gekocht: ‘n mango, een paar kiwi’s en lychees. Daarom maakten de mensen ‘s zomers verse vruchten in, in potten en glazen, die ze ‘s winters openden en leegaten. ..\ naar de politie of naar politici, die je haat. ..\ in de GFT bak, de container voor groenten, fruit en tuinafval.
^ Fruit, verzamelwoord voor alle vruchten: Wat kan ermee gebeuren? Fruit groeit aan bomen (appels, peren, kersen), aan struiken (bessen) en aan plantjes op de bodem (aardbeien). Het groeit op de koude grond of in kassen of warenhuizen. Tegen ziekten en insecten wordt het dikwijls bespoten met chemicaliën. Onbespoten fruit heeft vaker vlekjes en gaatjes t.g.v. insecten (en hun larven) en wordt ook vlugger rot. Wordt het fruit rijp of rijpt het, dan wordt het geoogst, gewoonlijk geplukt door mensen of machines. Maar heel vaak wordt het te vroeg, dus onrijp geoogst en opgeslagen in koelmagazijnen, -cellen, -schepen of -wagens. Is de markt ‘er aan toe of er ‘rijp’ voor (is er voldoende vraag naar), dan wordt het fruit uit de koeling gehaald en mag het verder rijpen n de schappen . Daar ligt het te koop, al dan niet verpakt en dichtgeseald. Wat doe je ermee? plukken uit de boom of van de struiken (kersen , aardbeien) kopen, op de markt, bij de groenteman of in de supermarkt wassen of afspoelen, schillen (appels en peren), pellen (sinaasappels, mandarijnen, bananen), persen en opdrinken (sinaasappels, citroenen, limoenen, grapefruit), persen en op een (vis)gerecht doen of druppelen (citroenen, limoenen), aan zware gerechten als erwten, bonen- en linzensoep toevoegen (citroenen, limoenen) opeten. de functie/-s ° ° °
Mag ik vragen welke functie u hier bekleedt? Wanneer kunt u bij ons in functie treden? Binnen het bestuur moeten de functies nog verdeeld worden. Dit gebouw heeft verschillende functies.
« ± ±
Na dat schandaal was de minister gedwongen zijn functie neer te leggen.
±
Zeker, dat mag. Ik ben de onder directeur. Per 1 oktober kan ik met mijn werk hier beginnen. Er moet nog beslist worden wie welke taak op zich gaat nemen. Soms wordt het gebruikt als theater, een andere keer als expositieruimte, er worden ook cursussen gegeven. Na alles wat er gebeurd was, moest hij zijn post wel opgeven.
functioneren/functioneerde/gefunctioneerd
I
het hart functioneert slecht
° °
± ±
Hoe komt het dat ze niet goed werken? Jammer hoor, hij zou voor veel meer dingen dienst kunnen doen.
±
Er moet gepraat worden over de manier waarop hij zijn werk doet. Men is daar niet zo erg tevreden over.
° °
°
Zijn nieren functioneren niet optimaal. Die schootcomputer heeft een heleboel mogelijkheden maar hij functioneert het best als tekstverwerker. Zijn functioneren staat ter discussie.
≥