Groepsopdracht leerlijn 1: De opdracht was om een aantal in Nederland voorkomende onderwijsconcepten te bespreken. Wij zijn hierbij uitgegaan van drie vragen: Welke onderwijsvorm spreekt je aan Welke onderwijsvorm kom je tegen in je dagelijkse praktijk Van welke onderwijsvorm zie je elementen terug in de 21st century skills
Zoals dat hoort te gaan, heeft eenieder hier zijn eigen voorkeuren. Kernwoorden in wat wij samen belangrijk vinden zijn echter wel: zelfstandigheid, individu, omgaan met verschillen. In de dagelijkse praktijk lijkt het erop dat we allemaal de verschillende elementen hebben geïntegreerd, zonder een uitgesproken richting te kiezen. Op al onze scholen zien we bijvoorbeeld zelfstandig werken, aanzetten tot coöperatief werken en wordt er gewerkt met week en dagtaken. Ondertussen zijn dit geen “toegepaste kunstjes” meer, maar vinden we deze werkwijzen terug in de reguliere methodes die we iedere dag gebruiken. Afhankelijk van de achtergrond van onze schoolbevolking zien we dat de ene vorm soms meer succesvol is dan de andere. Voor wat betreft “het onderwijs van de toekomst” lijkt het erop dat ook hier een enthousiast eclecticus aan de slag is geweest. Van de verschillende onderwijsvormen worden de krenten uit de pap gevist en in een moderne leeromgeving gezet. De TOM gedachte lijkt hierbij het meest op een “nieuw onderwijsconcept” dat als “compleet pakket” binnen een school ingezet kan worden.
Bijlage 1: Reggio Emila Reggio Emilia is een stadje gelegen in Noord Italië en is de hoofdstad van de gelijkgenaamde provincie Reggio Emilia. Reggio Emilia verwijst dus naar een plaats en niet naar een persoon. In 1945 ontstond hier de eerste kleuterschool die volgens het principe van de pedagogiek van Reggio Emilia werkte. Dit ontstond uit onvrede bij een aantal ouders over het huidige onderwijs in Reggio Emilia. Zij wilden daarom een eigen kleuterschool oprichten. Met geluk kwamen zij in contact met Loris Malaguzzi, een pedagoog en filosoof, die verschillende pedagogische en onderwijskundige idealen nastreefde. Tezamen met de ouders werd de eerste kleuterschool opgericht en kon hij zijn pedagogische ideeën verder ontwikkelen. Dit was een succes, want hieruit zijn drieëndertig peuter- en kleuterscholen ontstaan die volgens het principe van Malaguzzi werken. De scholen zijn onderverdeeld in scholen voor kinderen van 0 tot 3 jaar, de asilo nido genoemd en vergelijkbaar met onze kinderdagverblijven. Daarnaast zijn er schooltjes voor kinderen van 3 tot 6 jaar, scuole dell’ Infanzia genoemd, deze zijn vergelijkbaar met onze peuterspeelzalen en kleuterklassen. Inmiddels bestaat deze aanpak al meer dan vijftig jaar en wordt de pedagogiek van Reggio Emilia nog steeds verder ontwikkeld door kinderen, ouders, begeleiders en pedagogen die in de stad wonen.
De pedagiek van Reggio Emilia is ontwikkeld door Loris Malaguzzi. Hij werd geboren op 23 februari 1920 en overleed op 30 januari 1994, beide in Reggio Emilia. Zijn meest gevleugelde uitspraak was:"Een kind heeft honderd talen, maar de school en de samenleving stelen er negenennegentig van". Deze uitspraak vat het concept van Reggio Emilia goed samen. De honderd talen slaan op de manier van communiceren. Kinderen kunnen hun potentie op meerdere manieren uiten. Zij kunnen zichzelf uitdrukken met gebaren, in dans, in muziek, in drama, in klei, op papier, in ballet, door te schrijven, door te tekenen. In elk van deze talen kan een kind tot bloei komen. Er zijn dus talloze mogelijkheden waarin kinderen kunnen communiceren, terwijl we gewend zijn alleen naar taal te kijken. De visie van Reggio Emilia heeft drie uitgangspunten en gaat uit van wat kinderen wel kunnen en niet van wat kinderen niet kunnen. In praktijk blijkt namelijk dat kennis en vaardigheden al aanwezig zijn in kinderen. Een andere uitspraak van Malaguzzi is dan ook:" Kinderen hebben geen 'lege hoofden' die om opvulling vragen, maar 'kinderhoofden, die dienen gevormd te worden' ". Door kinderen spelenderwijs te laten ontdekken, komt deze kennis tevoorschijn en kan tot ontwikkeling komen.
Het eerste uitgangspunt van de visie gaat over de inrichting van de ruimtes waar kinderen zich bevinden op school of bij de opvang. Kinderen moeten worden uitgedaagd zodat ze gaan ontdekken en experimenteren. Hierdoor leren ze meer en gaan ze steeds meer kunnen. Men probeert dan ook in gebouwen de binnenruimtes te verbinden met de buitenruimtes.
Het tweede uitgangspunt heeft te maken met het aanbieden van materiaal. Hierdoor kunnen kinderen zelf ontdekken en experimenteren. Zo kun je als docent bij biologie bijvoorbeeld een slak of een worm meenemen. Laat de kinderen vragen stellen aan de worm of slak en laat ze deze zelf beantwoorden of in de vorm van een klassengesprek. Ze kiezen op deze manier zelf wat ze willen weten over het dier.
Het derde uitgangspunt hangt samen met het tweede punt en draait om kijken en luisteren naar objecten, maar ook van leraren en leiders die op een andere wijze kijken naar de ontwikkeling van de kinderen. Zij maken hiervan verslagen en laten de kinderen
ontwikkelen in de richting die zij zelf aangeven. Hierdoor wordt bij de kinderen een eigen identiteit gecreëerd en komt creativiteit naar boven. Door te beginnen met bovenbeschreven aanpak voordat de kinderen naar het reguliere onderwijs gaan, wordt een stevige basis gelegd. Hierdoor wordt het volgen van onderwijs en leren makkelijker voor de kinderen. Door kinderen zelf te laten ontdekken hoe ze willen leren, zijn ze sterker gemotiveerd. Zo beginnen ze op scholen die de visie van Reggio Emilia volgen, al met de Engelse taal op de leeftijd van twee jaar. De peuters leren dan simpel Engels dat past bij de belevingswereld van het kind. Vanaf groep vijf krijgen de kinderen tweetalig onderwijs, waardoor zij vloeiend meerdere talen leren spreken.
De pedagogiek van Reggio Emilia in praktijk
De invloed van Reggio Emilia is een groeiend fenomeen in onderwijsland en mederichtinggevend aan talloze succesvolle pedagogische en didactische vernieuwingen. De Reggio Emilia-benadering is een erkend principe in de VVE, maar kent vele vertakkingen in het basisonderwijs . Belangrijke vernieuwingen met een Reggio Emilia-accent:
Krachtig kindbeeld Wij kunnen alleen ons tot taak stellen concrete kinderen te leren kennen door primair naar hen te luisteren en te kijken; de pedagogiek van het luisteren. We kunnen alleen maar spreken over een bepaald kind in een bepaalde situatie in die context, achtergrond, gezin, historie en cultuur. De kennis over kinderen wordt in de omgang met hen gezamenlijk opgebouwd. Co-constructie van de identiteit De grote taak van jonge kinderen is het bouwen aan een eigen identiteit. Dat noemen we coconstructie van de identiteit, omdat kinderen zelf actief en creatief in wisselwerking met anderen en de wereld om hen heen hun identiteit opbouwen. Hoewel kinderen vele mogelijkheden in zich dragen, betekent dit niet dat het constructieproces vanzelf gaat. Dit proces is afhankelijk van de mogelijkheden die volwassenen kinderen bieden om zich op hun eigen wijze te ontwikkelen. Drie pedagogen: Ketenaanpak en ketenbenadering in het onderwijs De co-constructie van de identiteit en de educatie komen tot stand in wisselwerking met anderen, de omgeving waarin het kind leeft. De eerste pedagoog/leerkracht voor het kind zijn de andere kinderen (van de groep of van de klas). Dit in tegenstelling tot de traditionele opvatting dat juist de volwassenen/leerkrachten dit zijn. Juist de verschillen tussen kinderen zijn de bouwstenen voor de ontwikkeling van ieder van hen; ze vormen de dynamiek van het proces. De tweede pedagoog zijn de volwassenen /leerkrachten. De derde pedagoog, dus met een eigen educatieve en pedagogische betekenis, zijn de geboden ruimten en materialen. Honderd talen / Vroegtijdig Vreemde Taalenonderwijs Communicatie is een centraal begrip binnen de ontwikkeling en educatie van kinderen. Communicatie opdat de verschillende ideeën, gedachten en theorieën uitgewisseld kunnen worden en er van elkaar geleerd kan worden. Communiceren, zichzelf uitdrukken, kunnen kinderen in potentie op honderd manieren, in honderd talen. Zij kunnen zich uitdrukken in dans, in muziek, in drama, in klei, op papier etc. ledere taal heeft zijn eigen zeggingskracht en
mogelijkheden. Het tot bloei brengen van, al deze potentiële talen, naast de gesproken en geschreven taal, verrijkt de mogelijkheden tot communicatie tot uitwisseling en leren over zichzelf, de anderen en de wereld. Het ontwikkelen van deze talen wordt dus gezien als middel om te communiceren en heeft niet als doel kunstdisciplines te beoefenen. Drie participanten/ Leren van elkaar en met elkaar; de actieve betrokkenheid van ouders bij het onderwijs Scholen en kindercentra zijn leergemeenschappen voor zowel kinderen, ouders als leerkrachten. Zij zijn participeren alle drie in de school en hebben ieder eigen rechten in het educatieproces van de kinderen.
Onderzoeken en documenteren / De jonge onderzoeker in de school en het gebruik van moderne media (digitaal portfolio) Het uitgangspunt voor het onderzoeken en documenteren is dat leerkrachten de kinderen van hun groep niet bij voorbaat kennen maar hen moeten leren kennen door hen met een open, onderzoeksmatige houding te benaderen. Om te ontdekken wat juist dat groepje kinderen van die ene klas beweegt en welke onderwerpen zij interessant vinden. Door deze onderzoeken in woord (opnemen van gesprekken, opschrijven wat je ziet etc.) en beeld (foto's, video's, werken van kinderen) vast te leggen ontstaat ‘pedagogische documentatie’. Deze documentatie maakt de denk-, maak- en leerprocessen zichtbaar en dus bespreekbaar zodat er gereflecteerd kan worden. Reflectie door de verschillende participanten; kinderen, ouders, leerkrachten, kunstenaar en pedagoog (intersubjectief en multidisciplinair). Een democratische werkwijze waardoor de educatie van jonge kinderen vorm krijgt. -
Voortschrijdend curriculum/leerplan Een leerplan is een echt leerplán. Men maakt plannen om rond de diverse onderwerpen die de kinderen bezighouden te werken. Men kiest in dit kader voor bepaalde materialen of doet ruimtelijke aanpassingen. Maar het zijn steeds voornemens, men blijft dagelijks open staan voor de concrete gebeurtenissen in de groepen. Zo schrijdt het curriculum voort.
-
Projectwerken (progezzazione) Onderwerpen dienen zich aan door een vraag, een gedachte of een gebeurtenis van een kind of een groepje kinderen. Leerkrachten komen gezamenlijk tot een afweging en een keuze met welk(e) onderwerp(en) verder te gaan en te verdiepen. Vervolgens worden plannen en ideeën georganiseerd waarbij niet vastgelegd wordt naar welk eindresultaat wordt toegewerkt, welke tussenstappen worden genomen en hoelang het werken rond zo'n onderwerp (projectwerken) zal duren. Het concept 'progezzazione' kan gezien worden als een samenvatting van de werkwijze vanuit een pedagogische systematiek waarbij alle bovenstaande elementen van het systeem te pas komen: organisatie, reflectie, documentatie, materialen, ruimtegebruik, ouderparticipatie .
Bijlage 2: TOM Het TOM onderwijs bestaat sinds het begin van deze eeuw en TOM staat voor “teamonderwijs op maat”. Op dit moment ligt het “eigenaarschap” bij het KPC. Het TOM onderwijs “plukt” als het ware een aantal elementen uit de traditionele vernieuwingsscholen. Dit zijn vaak elementen die je ook terugziet in de huidige lesmethodes (samenwerken, MI, zelfstandig werken) en TOM zet in op een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de kinderen en het gebruik van ICT technologie. Tom onderwijs is gebaseerd op 3 pijlers (personeel, organisatie en de leeromgeving) en deze worden “omgeven door de schil van verandering” In tegenstelling tot veel van de vernieuwingsscholen is het TOM uitgangspunt niet dogmatisch, maar e juist pragmatisch en zijn verschillende elementen “naar wens” in te zetten. Elementen van het 21 eeuwse leren en ook bijvoorbeeld uit de het werken volgens de HGW gedachte kom je ook tegen in TOM. Op onze school hebben we een aantal elementen uit TOM ingezet. Dit zie je terug in met name de
samenwerkingsvormen en werkvormen. Ook de missie en de visie beschrijving in het schoolplan is opgezet volgens de drie pijlers. In onze onderwijs praktijk zijn de eerste aanzetten om te komen tot TOM onderwijs al snel gestrand in de bezuinigingen van het bovenschools management. In een bezuinigingsronde zijn, zonder rekening te houden met plannen en visie alle toenmalige onderwijs ondersteuners “ weggesaneerd”.
Bij de pijler personeel gaat het om de inzet van ander personeel. Welke medewerkers heeft een school nodig? Met welke kwalificaties en competenties? TOM streeft hierbij naar een ontwikkeling van: Van instructeur weinig functies autonome leraar alleen verantwoordelijk mijn klas alleskunner eerst de PABO eens leraar altijd leraar
Naar begeleider, coach, mentor meerdere functies teamwork gedeelde verantwoordelijkheid onze kinderen teamteaching leren op de werkplek functiehuis
Bij de pijler organisatie draait het om het anders organiseren van lesgeven. Is het onderwijs afgestemd op de leerbehoeften van de leerlingen? TOM streeft hierbij naar een ontwikkeling van: Van klassikaal jaargroep kennisoverdracht leraar gestuurd vaste leergroep leerling volgsysteem
Naar klassendoorbrekend kern- of basisgroep betekenisvol actief leren gedeelde sturing door leraar en leerling wisselende leergroepen portfolio
Bij de leerinhoud gaat het om de kennis/inhoud die de professionals in de school nodig hebben om het onderwijs anders of passend te kunnen organiseren. Hoe kan ik nieuwe inzichten uit wetenschappelijk onderzoek toepassen? Hoe krijg ik zicht op leerlijnen? Hoe kan ik de methode loslaten en meer onderwijs op maat arrangeren? Bij de pijler leerinhoud gaat het om onder andere de volgende zaken:
Kennis hebben van leerlijnen en leerdoelen om de methode (deels) los te kunnen laten. Leerdoelen om kunnen zetten naar betekenisvolle activiteiten (doelgericht werken.)
Weten dat er verschillende soorten kennis (inzichten, feiten, vaardigheden) zijn en daar de juiste aanpak bij kunnen hanteren.
De ontwikkeling van leerlingen kunnen volgen door observaties, genormeerde toetsen en het kunnen opbouwen van een portfolio.
Vaardig zijn in het voeren van reflectiegesprekken met leerlingen. Bij het leidinggeven aan verandering gaat het om de randvoorwaarden waarbinnen de veranderingen plaatsvinden. Het is de schil rondom de drie pijlers personeel, organisatie en leeromgeving. Bij TOM draait het om:
Open cultuur: Hoe staat het met de cultuur in de school? Is deze gericht op samenwerking? Of is de leraar koning in eigen koninkrijk en de duizendpoot die hij altijd al was;
Coachend Leiderschap: Wat is de kwaliteit van het management? Is het in staat complexe veranderingsprocessen te begeleiden en evenwicht te creëeren tussen beheersmatig en procesgericht bezig zijn? Is voldoende coachende vaardigheid aanwezig? Straalt het voldoende energie en elan uit? En schept het voldoende kaders om de visie uit te dragen;
Open communicatie: Heeft de school een open houding naar de omgeving? Zijn de ouders de klanten? Worden kansen uit de omgeving om leerlingen te laten leren benut; Financien: Zijn er mogelijkheden om te spelen met de inzet van fre's? Is het mogelijk om het schoolbudget op maat aan te wenden voor professionalisering van het personeel binnen de TOMontwikkeling?
Hoe kan het formatiebudget worden ingezet voor het realiseren van nieuwe functies?
Bijlage 3: Jenaplan, Dalton, Vrije school, Montessori, Freinet Van genoemde onderwijsvormen spreekt het Dalton onderwijs me erg aan. Individueel en zelfstandig vind ik belangrijke zaken in mijn visie over onderwijs. In combinatie met het steeds aanpassen aan de eisen van de tijd. Dat laatste is natuurlijk altijd van groot belang geweest maar wellicht minder urgent dan nu. De technologische veranderingen die zich nu manifesteren, zijn dermate groot dat we er als onderwijs iets mee MOETEN! Daarnaast Jenaplan: school heeft een wezenlijke taak in de opvoeding. Kinderen zijn erg verschillend en juist dat is de reden dat ze erg veel van elkaar kunnen leren. Naar school gaan is leren op meerdere gebieden, het lijkt er op dat de pedagogische taken die leerkrachten hebben van een steeds groter belang worden. Van deze zie ik in het Jenaplan de meeste zaken terug in onze SBO school. Grote uitzondering is dat we niet de kinderen van verschillende leeftijden bij elkaar plaatsen maar zowel het didactisch- als pedagogisch niveau kan veel van elkaar verschillen. Spreken, spelen, werken en vieren. Vieren is bij onze school wel het ondergeschoven kindje, we doen het wel maar erg weinig en daarnaast is het niet structureel van aard. We streven er niet concreet beschreven doelen mee na. De overige drie vormen staan nadrukkelijk in ons curriculum. Per leeftijdsgroep liggen de accenten duidelijk anders maar zijn wel als zodanig duidelijk zichtbaar in ons onderwijstype. 12st Century skills: Dalton: Aanpassen aan de veranderende eisen van de tijd. Zelfstandigheid en samenwerking zijn competenties die noodzakelijk zijn bij 21 st Century Skills. Freinet: Geen vaste methode, uitgaan van ervaringen en belevingen. Zelf zoeken en ontdekken en er met anderen over communiceren. Vrije school: Totaalbeeld van het kind. Montessori: Aansluiten bij juiste fase in ontwikkeling en er dan op inspelen. Jenaplan: School is meer dan alleen het aanleren van schoolse kennis en vaardigheden. Door verschillend te zijn met en van elkaar leren zie ik als groot goed in de 21st Century skills.
Bijlage 4: De onderwijsvormen die mij het meest aanspreken zijn Dalton en freinet. In het dalton onderwijs vind ik de zelfstandigheid en samenwerking, maar ook de vrijheid in gebondenheid hele belangrijke kenmerken. Deze kenmerken zijn namelijk in het latere leven van de kinderen ook erg belangrijk en daar wordt hierdoor al op ingespeeld.
Het feit dat men in het freinet onderwijs uitgaat van wat een kind meemaakt en ervaart en vanuit deze ervaringen en belevingen het onderwijs mede vorm geeft spreekt mij hierin aan. Van welke onderwijsvormen zie ik vormen terug in mijn eigen werk Van de Jenaplanschool zie ik jammer genoeg steeds meer terug in mijn eigen werk, dit heeft vooral te maken met het feit dat ouders zich steeds meer gaan bemoeien met het onderwijs en eigenlijk dat basis van het opvoeden (zonder het te zeggen) aan de school overlaten. Ik zie ook een beetje terug van Freinet, met name het coöperatief werken. Dit zie ik echter meer terug in het daltononderwijs, omdat wij ook veel werken aan zelfstandigheid en samenwerking. e
Van welke onderwijsvorm zie je elementen in 21 eeuwse leren In het Dalton onderwijs zie ik zelfstandigheid en samenwerking en dat is belangrijk in het leren in de e 21 eeuw Maar in het Montessori zie ik dat de leider (in het aller gunstigste scenario) zich overbodig maakt, in het nieuwe leren zien we dat de leider meer coach wordt. Ook van Freinet vind ik hiervan elementen terug, het uitgaan van wat het kind meemaakt en ervaart. En de gemeenschap van leraren e kinderen en ouders van het Jenaplan onderwijs neemt ook een plaats in in het 21 eeuwse leren. En afhankelijk van hoe je het ziet, zijn er ook elementen van de Vrije school , met name het feit dat de leerkracht binnen de algemene richtlijnen vrij moet zijn in de inrichting van zijn onderwijs. Ook zie ik hier elementen van reggio Emilia in terug, het projectwerken, het onderzoeken en documenteren en het gebruik van moderne media. Kortom van alle onderwijsvormen zie je wel elementen ( groter of kleiner) terug in het 21e eeuwse leren.
Gebruikte digitale bronnen: -
www.reggiochildren.it www.pedagogiekontwikkeling.nl www.cultuurnetwerk.nl www.teamonderwijsopmaat.nl
Biblografie
Herpen van, M. (2008, Oktober). Duurzaam opvoeden en ontwikkelen. Garant Antwerpen