ONTWERP
Beleidsplan Jeugd Gemeente Ede
1 Ontwerp Beleidsplan Jeugd Gemeente Ede, mei 2014
Inleiding Transitie: de nieuwe jeugdwet In 2015 is de gemeente Ede verantwoordelijk voor alle zorg voor minderjarigen. Naast preventie en opvoedondersteuning betreft dat (gesloten) jeugdzorg, jeugd-ggz, zorg voor licht verstandelijk beperkten, jeugdbescherming en jeugdreclassering. Deze verantwoordelijkheid is vastgelegd in de nieuwe Jeugdwet. Met de Jeugdwet wil het kabinet de zorg voor jongeren goedkoper en tegelijkertijd beter maken. De bedoeling is zware Jeugdzorg te voorkomen en waar nodig te kiezen voor lichte ondersteuning. Het totale budget wordt gekort met 15 procent, 450 miljoen euro. Het wetsontwerp Jeugdwet is inmiddels vastgesteld door de Tweede Kamer. Na de ontwerpfase van de stelselwijziging in 2013 is 2014 de voorbereidende fase en 2015 het jaar van de daadwerkelijke uitvoering. Gemeenten moeten voor de jeugdzorg kaders vaststellen en een beleidsplan goedkeuren. Uiteindelijk staat in de verordening (en nader uit te werken beleidsregels) hoe alles wordt geregeld. De verordening wordt in juni 2014 opgesteld, de beleidsregels volgen daarna. Niet in alle gemeenten is alle specialistische zorg voorhanden. Regionale samenwerking is daarom noodzakelijk. In het voorjaar 2013 hebben de gemeenten het Rijk laten weten in welke regio ze gaan samenwerken en op welke onderdelen. Voor Ede is dit de regio FoodValley (met Veenendaal, Barneveld, Nijkerk, Scherpenzeel, Renswoude en Rhenen). In najaar 2013 hebben de gemeenten regionaal in het zogenoemde transitiearrangement afspraken gemaakt met aanbieders over de inkoop van zorg in het jaar 2015. In het arrangement zijn drie zaken geregeld: continuïteit van zorg, in standhouden van de zorginfrastructuur en het beperken van de frictiekosten binnen de jeugdzorg. Het transitiearrangement dwingt tot continuïteit en tot een stapsgewijze innovatie. In 2015 ligt zo een groot deel van het jeugdzorgbudget met de bijbehorende aanbieders vast. Transformatie Naast de feitelijke transitie van de jeugdzorg is er ook sprake van een transformatie. Een belangrijke inhoudelijke doelstelling is dat ‘de verschillende onderdelen van de jeugdzorg bij elkaar worden gebracht op en rond plaatsen waar jeugdigen en gezinnen vaak komen, waardoor integrale ondersteuning en zorg dicht bij huis makkelijker tot stand komen. Het gaat om een nieuwe opbouw van een inhoudelijk fundament van de ondersteuning en zorg voor jeugdigen en/of hun opvoeders binnen hun sociale context met waar nodig een integrale aanpak van de problematiek.’ 1 Bij deze maatschappelijke opdracht past geen zorg om jeugd die zich laat kenmerken door classi ficeren en medicaliseren Er wordt ‘een nieuwe opbouw’ van de jeugdzorgsector gevraagd, die aansluit op de sociale omgeving van kinderen en gezinnen. Ontzorgen en normaliseren is het devies. Het huidige jeugdstelsel kenmerkt zich door begrippen uit de linkerkolom, deze moeten plaats maken voor begrippen uit de rechterkolom: Voor de transitie/transformatie Recht op Jeugdzorg Zorg doorschuiven Aanbodgericht Institutionele/organisatorische verdeling Zorg toename Aanbod gestuurd één gezin: meerdere plannen en hulpverleners Ketenregie
1
Na de transitie/transformatie Recht op ondersteuning Zorg schuift aan Vraaggericht Integraliteit staat centraal Zorg reductie Klant gestuurd Eén gezin, één plan, één hulpverlener Coördinatie van zorg
Bestuursakkoord 2011-2015 VNG, IPO, UvW en Rijk
2 Ontwerp Beleidsplan Jeugd Gemeente Ede, mei 2014
1. Toelichting op het beleidsplan 1.1. Waarom dit beleidsplan? Wij maken ons op voor de veranderingen in de jeugdzorg. Voor het slagen van de overheveling van de jeugdzorg naar de gemeente moeten er minder individuele interventies plaatsvinden, moeten sociale netwerken versterkt worden en moeten ervaren professionals worden ingezet op het moment dat een probleem nog niet escaleert. Wij kiezen voor een stapsgewijze en ontwikkelingsgerichte aanpak. De wetgever heeft aangegeven dat gemeenten hiervoor een beleidsplan moeten opstellen. De keuzes die we tegenkomen worden in samenhang bekeken. We stemmen die af met ouders, opvoeders, jeugdigen en het maatschappelijk middenveld conform de uitgangspunten en afspraken zoals deze eerder zijn vastgesteld in regionaal verband, in de koersnotie Jeugd van onze gemeente en in de decentralisatie overkoepelende nota ‘Het is mensenwerk.’ 1.2. Wat ging aan dit plan vooraf? In april van 2013 is de lokale koersnotitie jeugdzorg vastgesteld. Deze notitie was aanvullend op de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee’’ die door de FoodValley gemeenten is opgesteld. In de koersnotitie staan de visie, uitgangspunten en de vormgeving van het nieuwe jeugdstelsel op hoofdlijnen beschreven. Daarin stellen wij het gezin centraal en kiezen wij voor een flexibel aanbod waarin hulp nabij en op maat wordt geboden. Ook hebben wij aangegeven dat wij specifieke aandacht hebben voor vroegsignalering en preventie en dat wij kiezen voor een uitvoering die gericht is op het zelfoplossend vermogen van gezinnen op basis van één gezin, één plan. Daarbij zijn wij gestart met ondersteuning op de vindplaatsen door het CJG en een integrale aanpak in de wijk door sociaal teams. Op 6 februari 2014 heeft de gemeenteraad het beleidsplan jeugd vastgesteld. Deze versie is feitelijk een update van die op 6 februari jl is voorgelegd. Met de hoofdstukken die wij hebben opgesteld, hanteren wij het format dat door de VNG is verspreid.
1.3. Inhoud van het beleidsplan In hoofdstuk 2 van dit beleidsplan staat beschreven hoe het met jeugdigen in Ede gaat. In hoofdstuk 3 beschrijven we wat we gaan doen aan de hand van de doelen die we willen bereiken. In hoofdstuk 4 staat hoe wij dit gaan organiseren. In hoofdstuk 5 met wie we gaan uitvoeren en welke voorwaarden wij stellen. Hoofdstuk 6 gaat over hoe we de kwaliteit van de zorg gaan bewaken en hoofdstuk 7 over de inzet van de financiële middelen. In de twee bijlagen wordt de Jeugdwet toegelicht en vindt u kengetallen over de Edese Jeugd. 1.4. Wie is betrokken bij het opstellen van dit beleidsplan? Voor de update van het beleidsplan is gebruik gemaakt van de gemeentelijke projectgroep. Hierin zijn de ervaringen vanuit het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG), de Sociaal Teams, het Veiligheidshuis en de volwassenenzorg meegenomen. Daarnaast is gebruik gemaakt van de input van regionale werkgroepen die onderdelen hebben uitgewerkt en is gebruik gemaakt van de ervaringen elders in het land en de input vanuit de regionale, provinciale en landelijke bijeenkomsten die in het kader van de transitie en transformatie van het jeugdstelsel zijn georganiseerd. 1.5. De geldigheidsduur van het beleidsplan en actualisering Dit beleidsplan bestrijkt het jaar 2015 en zal tussentijds –naar bevind van zaken- worden bijgesteld.
3 Ontwerp Beleidsplan Jeugd Gemeente Ede, mei 2014
2. Hoe gaat het met de kinderen in Ede? 2.1
Hoe is het met de jeugdigen in onze gemeente?
De Gemeente Ede telt 109.824 inwoners (2013) inwoners. Daarvan is 33% (35.000) in de leeftijd van 0 t/m 22 jaar. Het merendeel van deze jongeren ontwikkelt zich goed. Zij groeien goed op, gaan naar school, vermaken zich in hun vrije tijd en vinden een baan en uiteindelijk een partner die bij hen past. Daarnaast is er een relatief kleine groep die in verschillende fases van hun jeugd in meerdere of mindere mate ondersteuning nodig hebben bij het opgroeien en opvoeden. Een belangrijk uitgangspunt van de gemeente is dat kinderen en jongeren zich onder gunstige voorwaarden moeten kunnen ontwikkelen. Ze hebben recht op bescherming en een goede opvoeding. Daarmee is niet alleen een individueel belang maar ook een maatschappelijk belang gediend. In vergelijking met andere gemeenten wonen er in Ede relatief veel jongeren. De verwachting is dat dit aantal 0 t/m 17-jarigen in 2015 met 0,9% zal afnemen ten opzichte van 2012. Ruim één derde van de jongeren woont in de buitendorpen. Er is een grote verscheidenheid tussen de jongeren in de buitendorpen en het centrum van Ede. Er zijn verschillen in afkomst, levensovertuigingen en sociaaleconomische achtergronden. Opgroeien en opvoeden in Ede Een ruime kwart van de 0-12 jarigen in Ede groeit op in een gezin met een lage sociale economische status (28%). Dit is relatief hoog ten opzichte van de andere gemeenten in Gelderland en Overrijssel (25%). 17% van de kinderen onder de 12 groeit op in een gezin dat moeite heeft om rond te komen. In Ede leeft 4% van de kinderen in een gezin dat afhankelijk is van een uitkering. Deze kinderen groeien op in armoede. Er maken 142 huishoudens in Ede gebruik van de voedselbank waaronder 35 alleenstaande ouders en 15 gezinnen met kinderen. Dit aantal groeit jaarlijks. 6,17 % van de kinderen groeit op in een achterstandwijk. Van de 15-19 jarigen is 0,6% tienermoeder. In Ede groeit 8% van de kinderen (0-12) op in een eenoudergezin. Slechts 9% van de ouders met kinderen jonger dan 12 geeft aan dat ze opvoedvragen hebben. School en werk Het gemiddelde huishoudensinkomen is in Ede iets hoger dan het gemiddelde in Nederland. Daar staat tegenover dat het opleidingsniveau gemiddeld lager is in Ede. Opleidingsniveau is een belangrijk onderdeel bij de bepaling van achterstandsniveau. In Ede is 3,2% van de beroepsbevolking werkloos. Dat is minder dan in Gelderland en heel Nederland. Het onderwijs in Ede heeft te maken met relatief veel achterstandsleerlingen (16%). Jaarlijks verlaat ongeveer 3% van de schoolgaande jongeren tussen de 12 en 23 voortijdig hun opleiding. De werkloosheid onder jongeren is echter relatief laag. Vrije tijd, Welzijn en gezondheid Driekwart van de kinderen beweegt regelmatig. Driekwart van de kinderen is lid van een club of een vereniging. Het merendeel van de kinderen onder de 12 heeft voldoende speelplekken in de buurt (80%). Bij bijna alle kinderen is sprake van een goede gezondheid (94%). Bij 12% van de 0-12 jarigen in Ede is sprake van overgewicht. Iets meer dan een derde van de kinderen onder de 12 jaar wordt gepest. En bij een vijfde is potentieel sprake van psychische problematiek. Veiligheid en criminaliteit Het aantal meldingen van kindermishandeling in Ede is relatief laag ten opzichte van de andere gemeenten in Nederland. 0,31% van de kinderen is slachtoffer van kindermishandeling. Ook zijn er jongeren die in aanraking komen met justitie. In Ede komt 2,5% van de 12-21 jarigen met een delict voor de rechter. Van de inwoners in Ede ervaart 8% vaak overlast van jongeren. In 2012 werden 513 incidenten overlast jeugd gemeld bij de politie in Ede.
4 Ontwerp Beleidsplan Jeugd Gemeente Ede, mei 2014
2.2
Zicht op specifieke ondersteuningsvraag
Uit de bovenstaande bevindingen blijkt dat het met de meeste jeugdigen en gezinnen in Ede goed gaat. Ook in vergelijking met de andere gemeenten in Nederland blijkt dat het goed gaat met de kinderen in Ede. Zeker voor een gemeente met een dergelijke omvang (25 e grote gemeente van Nederland). De meeste gezinnen weten hun weg heel goed te vinden. Ook als er zorgen zijn weten zij waar zij moeten zijn. Vaak is lichte, kortdurende ondersteuning voldoende om de zorgen bij het opgroeien en opvoeden weer te boven te komen (ca. 15%). In enkele gevallen is er behoefte aan langdurige en soms ook zwaardere of gespecialiseerde hulp of zelfs bescherming (5%). Hierbij dient opgemerkt te worden dat er de afgelopen jaren sprake is geweest van een jaarlijkse toename van de vraag van 10% . Preventief aanbod Het preventieve aanbod bestaat uit zorg en ondersteuning die vrij toegankelijk is voor alle jeugdigen en opvoeders. Dat betreft onder andere de jeugdgezondheidszorg, het (school)maatschappelijk werk, de welzijnsorganisatie en MEE. Gemeenten zijn nu al verantwoordelijk voor dit preventieve aanbod en blijven dat ook. Het preventieve aanbod wordt (vooral) uitgevoerd door de partners van het CJG. Tweedelijns en specialistisch aanbod Achter het eerstelijns aanbod dat momenteel onder de vlag van het CJG valt, daarnaast is nog een veelheid aan specialistische en zwaardere zorg. Deze varieert van de zorg voor gezinnen met zwaardere opvoedingsproblemen tot zorg voor kinderen met beperkingen of psychische problematiek. Het gaat dan om de provinciale jeugdzorg, de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) of AWBZ. Hiervoor is in het huidige stelsel altijd een indicatie van BJZ, het CIZ of een verwijzing van de huisarts nodig. Waar het gaat om kleine en specifieke doelgroepen (denk aan bijv doof- blinde kinderen) worden bovenregionale afspraken gemaakt. Het gaat om zeer kleine aantallen jeugdigen. Dwang- en drangzorg De laatste categorie is de dwang en drang zorg die wordt verleend nadat er een gerechtelijke uitspraak is gedaan omdat de veiligheid van een kind in het geding is of een kind strafbare feiten heeft gepleegd. Deze wordt geboden door de jeugdreclassering en jeugdbescherming. Het huidige zorggebruik per zorgvorm wordt in bijlage 2 beschreven. Daar gaan we ook in op het meervoudig zorggebruik, het zorgaanbod op FoodValley niveau en zorggebruik op verschillende ‘niveaus’. Belangrijkste opgave Voor de gemeente is de belangrijkste opgave om zicht te houden op de ontwikkelingen in de zorgvraag en zorgbehoefte.
3. Wat gaan wij doen? 5 Ontwerp Beleidsplan Jeugd Gemeente Ede, mei 2014
Als gemeente zijn wij verantwoordelijk voor sturing en regievoering van de nieuwe Jeugdwet. Hiervoor hebben we een aantal ambities geformuleerd, in de vorm van pijlers, op verschillende domeinen (preventie, hulpverlening & de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering). Voor de transformatie zijn de volgende pijlers dragende elementen.
versterken pedagogische civil society aansluiting met (passend) onderwijs CJG en sociaal team vullen elkaar aan in zorg voor gezinnen organisatie van zorg gericht op voorkomen, signaleren en vroeg interveniëren waarborgen voor de veiligheid van jeugdigen één gezin, één plan, één regisseur
1. Versterken van de pedagogische civil society Ons beleid is er op gericht om het probleemoplossend vermogen van de jeugdige, zijn ouders en hun sociale netwerk te versterken en zoveel mogelijk uit te gaan van de eigen inbreng. Veel gezinnen vangen kleinere en grotere problemen op met hulp van hun eigen netwerk. In die netwerken bevinden zich familie, vrienden en de buurt, maar ook de beroepskrachten die in het dagelijks leven met kinderen en gezinnen werken (in de opvang, de school, de vrije tijd, het consultatiebureau, de huisarts, etc). Zij zijn de medeopvoeders in het dagelijks leven en hebben algemene kennis over opgroeien en opvoeden. Op basis van hun ervaring met ‘het gewone leven’ kunnen zij afwijkingen snel signaleren en in veel gevallen bijdragen aan het herstel van het gewone leven. Voor ouders geldt dat dit ook plaatsen zijn waar zij met hun vragen makkelijk terechtkunnen. Zij stellen hun vragen op verschillende plaatsen in hun nabije omgeving wij kunnen en willen dat niet reguleren, maar vinden het wel belangrijk dat ouders goed weten waar zij hun vragen kunnen stellen en wat er vervolgens mee gebeurt. In de opgestelde notitie Toegang in het Sociaal Domein (juni 2014) wordt hier meer over beschreven. Wij vinden het belangrijk dat in deze ‘normale leefomgeving’ (civil society) ouders ondersteund worden bij hun kleine en grote vragen. Het CJG heeft hierin een belangrijke rol en moet als zodanig goed herkenbaar blijven. Zij neemt een preventieve rol in in het jeugdstelsel door bijvoorbeeld ontmoetingsplekken te creëren en activiteiten te stimuleren op het gebied van pedagogische uitwisseling tussen ouders. Het CJG stelt ook informatie en advies beschikbaar en biedt zo nodig ondersteuning. Op deze manier wordt de pedagogische civil society versterkt. Kenmerkend voor de civil society is beschikbaarheid van zowel vrijwillige inzet, als inzet van beroepskrachten. Het streven is om dat toegankelijk en wijkgericht te organiseren. Als eigen kracht en hulp in de eigen omgeving ontoereikend zijn willen wij dat de huidige (versnipperde) capaciteit en deskundigheid ‘naar voren’ wordt gebracht om op een zo vroeg mogelijk moment hulpvragen op te pakken en zo escalatie te voorkomen. Dit betekent dat hulp dus vroegtijdig en toegankelijk beschikbaar komt als onderdeel van een ondersteuningsarrangement vanuit bijvoorbeeld het CJG of het sociaal team. Dat geldt zowel voor hulp uit de eerste lijn als voor hulp uit de tweede lijn en gebeurt in samenspraak met het gezin. De gemeente Ede kiest er voor: Om daar waar de vraag zich voordoet deze ook ‘op te pakken’. Wij gaan er van uit dat dit grotendeels in de eigen vertrouwde omgeving van gezinnen gebeurt. De professionals die ‘mede-opvoeder’ zijn in die omgeving hebben daar een belangrijke rol in. Daar waar nodig versterken wij deze rol door inzet vanuit het CJG of sociaal team. Wij zorgen dat dat ouders weten waar zij met hun vraag terecht kunnen en wat het vervolg is. 2. Aansluiting met (passend) onderwijs
7 Ontwerp Beleidsplan Jeugd Gemeente Ede, mei 2014
De school is naast het gezin en buurt één van de drie leefgebieden voor jeugdigen. Alle kinderen moeten naar school. De school is dus een belangrijke vindplaats voor signalen en vragen van jeugdigen en hun ouders. Scholen in het basis- en voortgezet onderwijs krijgen per augustus 2014 de verantwoordelijkheid voor ‘Passend Onderwijs’. Met de stelselwijziging passend onderwijs en transitie jeugdzorg wordt de verantwoordelijkheid voor hulp aan kinderen en gezinnen die extra ondersteuning nodig hebben, belegd bij (samenwerkende) schoolbesturen en gemeenten. Net als bij de transitie van de jeugdzorg gaat het bij passend onderwijs ook over thema’s als: ‘van curatie naar preventie’, van ‘indiceren naar arrangeren’ en van ‘sectoraal’ naar ‘integraal en intersectoraal’. Het is de taak van het samenwerkingsverband om een ondersteuningsplan te maken (een passend arrangement) waarin staat op welke manier het samenwerkingsverband ervoor zorgt dat alle leerlingen een passende plek op een school krijgen. Er wordt nu gewerkt aan de inhoudelijke afstemming tussen scholen. Scholen moeten binnen het samenwerkingsverband afstemmen maar ook met instellingen voor jeugdhulp en de gemeenten. Scholen moeten een passend arrangement van onderwijs en zorg aanbieden aan elke leerling die wordt aangemeld of al ingeschreven is. Wanneer de kindproblematiek centraal staat, kan het nodig zijn een expert om advies te vragen. Dit vereist een flexibele inzet van expertise en voorzieningen die nu deel uitmaken van bijvoorbeeld speciaal onderwijs en voorzieningen voor jeugdzorg en opvoedondersteuning. De organisatie en afstemming van de arrangementen vindt plaats binnen het samenwerkingsverband. Scholen hoeven dus niet alles zelf in huis te hebben en kunnen onderling verschillen in hun zorgprofiel. Binnen het samenwerkingsverband kunnen ze afstemmen welke school de leerling wel een passend arrangement kan bieden. Hulp wordt naar het kind en school gehaald. Soms is het ook nodig dat het kind een specialistische behandeling krijgt . Vanuit school wordt gesignaleerd. Deze signalen worden neergelegd bij ofwel een CJG medewerker in de school of bij het Sociaal Team. Toeleiding kan dan plaatsvinden vanuit het CJG/de CJG medewerker/schoolondersteuningsteam op de school. Gemeentelijk organiseren we nu opvoed- en opgroeiondersteuning (via het CJG d.m.v. vindplaatsgericht werken) en de zorg binnen de school (via de inzet van professionals in de Schoolondersteuningsteams). Overigens heeft ook de transitie AWBZ-begeleiding grote impact op het werkveld van onderwijs en jeugd. Sommige leerlingen krijgen nu via een AWBZ indicatie extra begeleiding (BG-individueel) tijdens onderwijsuren op school. Deze extra ondersteuning komt bovenop wat een school zelf redelijkerwijs kan bieden. Financiering van deze zorg loopt vanaf 2015 via de gemeente (Jeugdwet of wmo als de leerling ouder is dan 18 jaar). Ook ten aanzien van dit begeleidingsthema geldt dat er minder beschikbare middelen zullen zijn, en dat het vertrekpunt bij het bieden van deze ondersteuning de eigen kracht van de burger en diens sociale netwerk is. Zowel binnen de wettelijk kaders van Passend Onderwijs, als binnen die van de Jeugdwet wordt gesteld dat 'spiegeling' op de beleidsplannen gewenst is in de vorm van OOGO's. In voorjaar 2014 hebben de eerste afstemmingsoverleggen plaatsgevonden met de samenwerkingsverbanden. In Ede hebben we te maken met 4 samenwerkingsverbanden: één voor het primair onderwijs regulier, één voor het primair onderwijs reformatorisch en hetzelfde onderscheid voor het voortgezet onderwijs. De praktijk leert dat de samenwerkingsverbanden momenteel erg druk zijn om op tijd (1 augustus 2014) de nieuwe wet ingevoerd te krijgen. De verwachting is dat in de zomer nadere afspraken gemaakt kunnen worden, met name op schoolbesturen niveau. Het gaat dan vooral over: de zorgstructuren in het onderwijs, de rol van (vindplaatsgericht werken van) het CJG daarin en het maken van afspraken
8 Ontwerp Beleidsplan Jeugd Gemeente Ede, mei 2014
over doorgeleiding van zorg(signalen). Daar waar relevant is het onderwijs onderdeel van het ondersteuningsplan van een gezin. In de afspraken met zorgaanbieders wordt rekening gehouden met de aansluiting op (regionale) MBO instellingen, zoals het ROC A12. De gemeente Ede kiest voor: het voortzetten van vindplaatsgericht werken vanuit het CJG en het realiseren van een goede afstemming tussen passend onderwijs en de zorg in het gezin (één kind, één gezin, één plan).
3. CJG en sociaal team vullen elkaar aan in de zorg voor gezinnen. Zij zijn dicht tegen elkaar aan gepositioneerd en er zijn soepele overgangen. Onze lijn is dat bij (enkelvoudige) pedagogische problematiek (vragen over de ontwikkeling en het gedrag van het kind) de regie in beginsel komt te liggen bij de professional van het CJG en dat er doorgeschakeld wordt naar het sociale team als er sprake is van (meervoudige) gezinsproblematiek. Dit omdat er vanuit het sociale team meer mogelijkheden zijn om de regie op de zorg met verschillende disciplines op te pakken. ‘Er op af’ initiatieven en bemoeizorg kunnen ook vanuit het sociaal team kunnen worden ingezet. De focus van het CJG ligt expliciet op opvoeden en opgroeien en het opbouwen van de pedagogische civil society. Zowel vanuit het CJG als het sociaal team wordt in alle gevallen gekeken hoe en waar de bereidheid en betrokkenheid vanuit het eigen netwerk toch tot uiting kan komen. Voor gezinnen met een opvoedvraag geldt dat het jeugdbeleid gericht moet zijn op het bevorderen van juist de opvoedkwaliteiten van de ouders, opdat zij weer in staat worden gesteld om zelf de verantwoordelijkheid te dragen voor de opvoeding en het opgroeien van hun kinderen. De gemeente Ede kiest voor: de inzet van het CJG én inzet van de sociale teams. Deze verbanden vullen elkaar aan. Er is altijd één professional die de regie heeft.
4. Organisatie van zorg is gericht op het voorkomen, bijtijds signaleren en vroeg interveniëren bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen Met name als er sprake is van risicovolle opvoedingssituaties is het noodzakelijk om deze zo snel mogelijk in beeld te krijgen. Wij hechten veel waarde aan een goede en vroegtijdige signalering van kinderen met hogere risico’s om deze groep eerder en gerichter te helpen en zo een toename van de problematiek te voorkomen. Daarbij zetten wij in op meer coördinatie van de signalen waardoor goed ingeschat kan worden wat hiervan de aard en de ernst is. Het gebruik van de Verwijsindex is hierbij essentieel. Beroepskrachten kijken ook naar de (gevolgen voor) broertjes en zusjes vanuit een systeemgerichte aanpak die alle leefgebieden betrekt. Veel problemen rond opvoeden komen voort uit problemen op het gebied van wonen, inkomen, verslaving of (geestelijke) gezondheid bij ouder(s) en/of jeugdige. Bij signalering is het van belang dat met het juiste specialisme tijdig gekeken wordt of er sprake is van dieperliggende problematiek. Vroegtijdig diagnosticeren is van belang om de inzet van verkeerde hulpverlening te voorkomen en de schade niet te vergroten. Zwaardere hulp wordt geraadpleegd en ingezet als dat nodig is, bijvoorbeeld specialistische hulp op het gebied van Jeugdzorg, (j)GGZ, (j)LVB. Het feit dat de hulp wordt toegevoegd impliceert dat het woord ‘verwijzen naar’ sterk in
9 Ontwerp Beleidsplan Jeugd Gemeente Ede, mei 2014
betekenis gaat afnemen. Zoveel mogelijk vindt begeleiding en (bemoei)zorg in de dagelijkse leefomgeving plaats. De gemeente Ede kiest voor: een vroegtijdige signalering en diagnostiek voor kinderen met hogere risico’s en meer coördinatie van deze signalen vanuit een omgevingsgerichte oriëntatie. Daarnaast moeten beroepskrachten uit de directe omgeving van gezinnen snel en eenvoudig een beroep kunnen doen op de benodigde specialistische expertise. 5. Waarborgen voor de veiligheid van jeugdigen De waarborg van de veiligheid van kinderen is leidend voor elke (beroeps)kracht die met jeugd werkt. Ouders worden op het bieden van een veilige omgeving aangesproken en wanneer het niet lukt om voldoende veiligheid te bewerkstelligen dan wordt kinderen bescherming geboden. Veiligheid is dus een ‘issue’ voor elke (beroeps of vrijwillige) kracht. Zij zijn in staat ouders aan te spreken, of, als dat niet lukt, zorgen zij ervoor dat een ander dat doet. Er wordt ingegrepen als dat nodig is conform de op 1 juli 2013 ingevoerde wettelijke meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Deze geeft voor professionals de stappen aan die zij moeten zetten bij een vermoeden van kindermishandeling en/of huiselijk geweld. Daarin is een specifieke rol weggelegd voor het te organiseren Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK). Het AMHK wordt verder beschreven in paragraaf 4.9. De gemeente heeft ten aanzien van de meldcode - naast de gezamenlijke Inspecties- een in de wet omschreven regisserende en toezichthoudende taak. Indien er sprake is van een jeugdbeschermingsmaatregel dan ligt ook in het toekomstige stelsel de specifieke toezichthoudende taak t.a.v. de veiligheid voor jeugdigen bij de gezinsvoogd.
De gemeente Ede kiest er voor: dat bij vermoedens van kindermishandeling en/of huiselijk geweld de stappen van de wettelijke meldcode worden gevolgd en zal -naast de gezamenlijke Inspecties- toezien op de uitvoering daarvan. 6. De gemeente ziet toe op de uitvoering van één gezin, één plan, één regisseur Bij enkelvoudige opvoed- en opgroeivragen is er vaak één professional (bijvoorbeeld vanuit het CJG) bij het gezin betrokken. Als er sprake is van problematiek op meerdere sociale vlakken dan moet de hulp in onderlinge samenhang en vanuit één regie worden verleend. De regie is dan belegd bij de gezinsregisseur van het sociale team. Voor gezinnen betekent dit dat zij één aanspreekpunt hebben. Deze let er met het gezin op dat vraag en aanpak onderling verbonden blijven, dat de inzet van verschillende partijen op elkaar afgestemd is en dat de aanpak tot verandering in het gezin leidt. De gezinsregisseur heeft een sleutelrol in het jeugdstelsel. Voor deze sleutelrol zullen de taken, verantwoordelijkheden, bevoegdheden en competenties specifiek worden omschreven. Als de veiligheid in het geding is en een meer gedwongen kader nodig is, wordt de regie op de aanpak –na tussenkomst van de Raad voor de Kinderbescherming en een besluit van de kinderrechtertijdelijk door een jeugdbeschermer overgenomen, die de bescherming van kinderen afdwingt. Wij hechten er hierbij wel aan dat er een duidelijk onderscheid is tussen de rol van hulpverlening en die van de jeugdbeschermer. De inhoudelijke regie en uitvoering is belegd bij de gezinsregisseur (hulp vanuit het vrijwillig kader) en de uitvoering van de jeugdbeschermingsmaatregel bij de jeugdbeschermer. Ervaringsgegevens en de rode draad in de begeleiding van het gezin mogen niet verloren gaan en het aantal overdrachten is minimaal. Op deze wijze worden in het nieuwe stelsel verschillende vormen van regievoering (zorgcoördinatie, casemanagement, drang en dwang) voor ouders/opvoeders duidelijk onderscheiden en onder één regie gebracht.
10 Ontwerp Beleidsplan Jeugd Gemeente Ede, mei 2014
Van groot belang bij de uitvoering van één gezin, één plan is goede samenwerking tussen CJG, sociaal team, veiligheidshuis en AMHK. De gemeente Ede kiest voor: uitvoering van de hulp vanuit één regie met minimale overdrachten. Vrijwillige hulp en gedwongen hulp worden hierbij duidelijk onderscheiden.
11 Ontwerp Beleidsplan Jeugd Gemeente Ede, mei 2014
4. Hoe willen we het gaan organiseren? 4.1. De toekomstige regierol van de gemeente Sturing richting partners Wij richten onze regie zo in dat die de eigen verantwoordelijkheid van de betrokken organisaties versterkt en zorgt voor een inzet en samenwerking waardoor er een goede en veilige opvoed- en opgroeisituatie voor de kinderen in onze gemeente is. Onze regievoering heeft ten doel om in dit complexe veld van vele actoren en belangen de oplossing van maatschappelijke jeugdvraagstukken dichterbij te brengen. Wij voeren regie door afspraken te maken over de financiering en de gewenste resultaten en sturen op de samenwerking tussen de partners en hun bijdrage aan het welzijn van de burgers. Regie door/in gezinnen De mate waarin wij regie voeren in gezinnen is afhankelijk van de zelfredzaamheid van de burgers. Onze regie met betrekking tot zelfredzame burgers omvat het maken van afspraken met maatschappelijke partners over het organiseren van een ondersteunende preventieve en curatieve zorgstructuur zonder obstakels. Er zijn ook burgers waarbij zelfregie minder vanzelfsprekend is. Het betreft de mensen die verminderd zelfredzaam zijn en waarbij er sprake is van dermate complexe problematiek dat zij hun eigen zorgen niet meer kunnen overzien. Als dit ten koste gaat van een goede en veilige opvoeding van de kinderen dan is een strakkere regievoering aan de orde. Deze regie heeft ten doel om te komen tot een gezonde en veilige opvoedsituatie. Uitgangspunt daarbij is het recht van kinderen op een goede opvoeding. De plicht van ouders om op te voeden staat daarbij op een tweede plaats. De regie op deze gezinnen kan van tijdelijke of langdurige aard zijn. De ondersteuning is er op gericht om ouders en kinderen te faciliteren zodat zij weer in staat zijn tot zelfregie. Dit geldt alleen voor de gezinnen die daartoe in staat zijn. Voor een klein percentage gezinnen geldt dat ondersteuning over een langere periode noodzakelijk blijft of zelfs drang en dwang moeten worden ingezet als ouders niet de verantwoordelijkheid nemen en/of niet competent zijn voor het bieden van een veilige opvoedingssituatie. Vrij toegankelijke en niet vrij toegankelijke zorg Binnen de jeugdwet zal sprake zijn van zorg (of ondersteuning) die collectief is en individueel. In het eerste geval spreken we over vormen van zorg die toegankelijk zijn voor een ieder, geen afweging van een professional nodig is en de kosten laag zijn. Dit is min of meer vergelijkbaar met de huidige situatie (denk aan schoolmaatschappelijk werk). Voor de niet vrij toegankelijke zorg kan sprake zijn van een lichte toets, de toegang is gemakkelijker en kent minder bureaucratie. Het gaat meer om aanbod gericht op doelgroepen, het aanbod is lichte zorg en de kosten zijn relatief laag. Ook kan het voor niet vrij toegankelijke zorg zo zijn dat een deskundig oordeel wordt afgegeven. Het gaat hierbij om individuele trajecten die vaak intensiever en duurder zijn. Het deskundig oordeel kan worden gegeven door een lid van het Sociaal Team of CJG in veel gevallen zal een tweedelijnsorganisatie worden geconsulteerd. Zeker waar het gaat om zorg waarvoor een deskundig oordeel nodig is en soms ook daar waar een lichte toets plaatsvindt, wordt een ondersteuningsplan opgesteld. Het gezin is primair eigenaar van het ondersteuningsplan. Het ondersteuningsplan is door de ouders, met ondersteuning van professionals, opgesteld. Hierin komt de keuzevrijheid van clienten naar voren. De client heeft ook de mogelijkheid om zorg in te zetten met behulp van een PersoonsGebonden Budget (PGB). Bij de uitvoering van de PGB kiezen wij ervoor de wettelijk geboden kaders hierin te volgen. De belangrijkste criteria hierin zijn: Dat een jeugdige en zijn ouder kunnen aantonen dat zij over voldoende vaardigheden beschikken om zelf zorg in te kopen.De jeugdige en zijn ouder moeten kunnen onderbouwen waarom zij de zorg niet ‘in natura’ willen ontvangen. De ingekochte zorg moet voldoen aan wettelijke gestelde kwaliteitseisen en de kosten zijn maximaal de kosten aan die van zorg in natura.
12 Ontwerp Beleidsplan Jeugd Gemeente Ede, mei 2014
4.2. CJG’s, sociaal teams en pool van jeugdexperts Wij gaan een stelsel inrichten dat erop gericht is om de ondersteuning aan ouders en gezinnen zo goed mogelijk vorm te geven. In het jeugddomein zijn veel professionals actief. Hieronder beschrijven we de structuur van het stelsel op hoofdlijnen. De spil in het stelsel wordt gevormd door het CJG, de sociaal teams en een pool van jeugdexperts. Het Centrum voor jeugd en Gezin (CJG) Het CJG houdt zich specifiek bezig met opvoeden en opgroeien. Het is een interdisciplinaire netwerkorganisatie waarvan de medewerkers afkomstig zijn uit voorzieningen die zich richten op ouders en jeugdigen. Deze medewerkers zijn generalisten/gezinsondersteuners. Het CJG werkt vindplaatsgericht, geeft informatie en advies en verleent hulp bij enkelvoudige opvoed- en opgroeivraagstukken. Mocht een vraagstuk zeer complex blijken, dan kan er een jeugdexpert worden ingeroepen en/of kan worden toegeleid naar specialistische zorg. Bij meervoudige problemen wordt naar het sociaal team verwezen. Het CJG wordt geleid door een gemeentelijke coördinator Het sociaal team Het sociaal team richt zich op alle leeftijden. Het is een organisatieeenheid die bestaat uit professionals van verschillende disciplines, afkomstig uit organisaties die zich richten op volwassenen en jeugd. Ook het sociaal team bestaat uit generalisten (m.u.v. de werksoorten inkomen en schuld). Zij kunnen allen de rol van gezinsregisseur vervullen. Het sociaal team werkt wijkgericht en verleent integrale hulp bij problemen op meerdere leefdomeinen. Zij kunnen voor de uitvoering van het ondersteuningsplan een expert/specialist inroepen en/of –waar nodig-de toeleiding naar specialistische zorg doen. In aanvang wordt het team geleid door een gemeentelijke coördinator. Mocht er een enkelvoudig (complexe) opvoed- en opgroeivraagstuk worden aangemeld bij het sociaal team, dan wordt dit gewoon (ook) opgepakt in het sociaal team. Pool van jeugdexperts In overleg met het gezin kan vanuit huisartsen, (onderwijs)voorzieningen, het CJG en de sociaal teams een pool van experts ingeschakeld worden. Dit team is geen regulier organisatieverband, maar bestaat uit specialisten van verschillende disciplines, die per individuele casus ingeroepen kunnen worden. De experts in het team vormen met elkaar een flexpool. Op deze manier kan specialistische expertise naar voren worden gebracht in een hulptraject. Na een positief advies vindt de feitelijke toekenning plaats. Vooralsnog is dit de rol van een gemeentelijk coördinator van het CJG en sociaal team. De voorwaarden waaronder de toekenning kan worden gedelegeerd worden in de komende periode verkend, evenals de passende kwalificaties van deze coördinator. Wanneer een specialist ingezet wordt in een gezin, is het belangrijk dat deze betrokken is bij het maken van een ondersteuningsplan. In dit plan wordt actief gekeken of met de inzet van eigen kracht, het sociaal (buurt)netwerk, vrijwilligers of leden van het sociaal team, de specialistische inzet gereduceerd kan worden. Dit kan bijvoorbeeld doordat de specialist bepaalde kennis overdraagt waardoor de anderen in staat zijn (een deel van) de begeleiding op zich te nemen. Dit betekent feitelijk het opzoeken en/of oprekken van de grenzen tussen de inzet van de specialist en anderen. Ook kan er, werkend vanuit het ondersteuningsplan en de korte lijnen die daardoor ontstaan, slim en snel open afgeschaald worden naar specialistische zorg. Dit kan leiden tot het verkleinen van de wachtlijsten, waardoor specialistische hulp daar waar het echt nodig is vaker beschikbaar is.
13 Ontwerp Beleidsplan Jeugd Gemeente Ede, mei 2014
De gemeente Ede kiest voor de doorontwikkeling van de sociaal teams. Daarbij zijn er verschillende uitwerkingsvraagstukken. Voor jeugd geldt specifiek: - een professional kan zowel in het CJG als in het sociaal team gestationeerd zijn - er is een gedeeltelijke overlap in de doelgroep (jeugd) tussen het CJG en de sociale teams. Uitgangspunt is dat de hulp wordt ingezet daar waar de vraag zich voordoet - de gemeentelijke coördinatoren monitoren het proces van toekenning van zorg (i.c. inhuur specialistische advisering). Deze rol moet worden uitgewerkt - de wijze van contractering van de leden van de sociaal teams en het CJG evenals de contractering/inkoop van specialistisch hulp worden uitgewerkt - de huisarts en het onderwijs kunnen eveneens een beroep doen op de jeugdexperts. In verband met de monitoring en kostenbeheersing is het van belang dat dit deel uitmaakt van een eenduidige systematiek. De sturingsmogelijkheden hierbij worden onderzocht 4.3. De gezinsregisseur In de nota ‘Het is mensenwerk’ staat de werkwijze van het sociaal team op hoofdlijnen beschreven. Voor gezinnen en jeugdigen betekent dit dat een gezinsregisseur samen met de jongere (het gezin) beoordeelt op welke terreinen zij of hij onvoldoende zelfredzaam is en ondersteuning nodig heeft. De eerste afweging daarbij is hoe het gezin kan worden versterkt in hun eigen kracht en wat het netwerk rondom het gezin kan betekenen. Wij organiseren de inzet van een breed inzetbare eerstelijns gezinsregisseur als de (opvoed)problemen een gezin te boven gaan. Deze gezinsregisseur werkt vanuit het sociaal team en heeft toegang tot de specialistische jeugdzorg. De gezinsregisseur is een professional die samen met het gezin naar alle levensdomeinen kijkt, een ondersteuningsplan opstelt, de in te zetten zorg regisseert en deze (gedeeltelijk) zelf uitvoert. De gezinsregisseur werkt volgens een (beproefde) werkwijze waarbij hij ook oog en oor heeft voor de veiligheidsrisico’s voor het kind (bijvoorbeeld ‘signs of safety’). Als deze onvoldoende kunnen worden gewaarborgd dan grijpt de gezinsregisseur naar dwang en drangmaatregelen. Hij of zij laat zich hierbij adviseren door een jeugdexpert uit een stedelijke pool van specialisten. De jeugdexperts is zelf hulpverlener of geeft een advies over de toegang tot een jeugdvoorziening en/of indien nodig diagnostiek en verder onderzoek. De inzet van deze experts is flexibel en vraaggericht. In paragraaf 4.2 is kort beschreven op welke wijze deze experts worden ingezet. De gezinsregisseur is een generalist. De generalist is erop gericht om mensen te ondersteunen bij het normale leven of het herstel daarvan. Als er sprake is van (dreigende) jeugdcriminaliteit dan wordt de verbinding gelegd met het veiligheidscircuit, bijvoorbeeld met het op te zetten sociaal interventieteam (zie paragraaf 4.7.). Eind augustus wordt een aanvulling gegeven op hoe coördinatie van zorg wordt ingevuld. De gemeente Ede kiest: voor de inzet van één professional als regisseur bij de ondersteuning aan het gezin. 4.4. Afspraken met eerstelijns praktijken en medici Om het uitgangspunt ‘één gezin, één plan, één regisseur’ in de praktijk te kunnen waarmaken en om de gemeentelijke verantwoordelijkheid op het gebied van budgetbeheer adequaat te kunnen uitvoeren, is het voor de gemeente van groot belang om afspraken te maken met medici en eerstelijns praktijken. Op deze manier kan worden voorkomen dat bijvoorbeeld zowel de huisarts als het sociaal team via verschillende wegen en zonder elkaars medeweten een beroep doen op de expertpool en/of verschillende vormen van jeugdhulp inschakelen. Wij maken afspraken op lokaal en regionaal niveau met medische specialisten en huisartsen over de inzet van specialistische jeugdzorg en de
14 Ontwerp Beleidsplan Jeugd Gemeente Ede, mei 2014
afstemming met de lokale generalistenteams. Wij gaan ook eerstelijnspsychologenpraktijken hierbij betrekken, om hen meer onderdeel te maken van één gezin één plan. Ook gaan wij zorgverzekeraars betrekken, omdat zij financiers zijn van medisch specialisten, huisartsen en eerstelijnspsychologen. Welke afspraken er exact gemaakt dienen te worden, is afhankelijk van de lokale / regionale situatie en het wettelijk kader. De gemeente Ede: gaat lokaal en/of regionaal afspraken maken met (huis)artsen, 1 e lijnpraktijken en zorgverzekeraars over de inzet, afstemming en budgetten.
4.5. Specialistische zorg op maat Het werken met generalistische teams heeft consequenties voor de inzet van specialistische zorg. De vormen van zorg die specialistisch worden ingekocht staan in dienst van het door de gezinsregisseur opgestelde ondersteuningsplan. Dit betekent dat de betrokken professionals (en instellingen) zich conformeren aan de concrete doelstellingen zoals die zijn opgesteld in het ondersteuningsplan. Ze zijn ieder verantwoordelijk voor de uitvoering van hun deel daarin. Dit betekent dat de specialistische zorg maatwerk is en in principe ook altijd tijdelijk van aard is. Een deel van de huidige specialistische zorg voor jeugd zal zeker ook in de toekomst specialistisch worden aangeboden. Het uitgangspunt blijft: lichte zorg waar mogelijk en zware zorg waar nodig. De gezinsregisseur moet in kunnen schatten wanneer er consultatie nodig is om de juiste zorg te bepalen. Hiervoor moet hij realistisch zijn over zijn eigen capaciteit, zowel in tijd, deskundigheid als vaardigheid. De gezinsregisseur monitort daarnaast de voortgang van de specialistische zorg en de bijdrage daarvan aan het ondersteuningsplan. Van de specialist wordt verwacht dat hij de zorg op de vraag/ het gezin afstemt en dat de zorg dichtbij de cliënt wordt uitgevoerd (bij voorkeur in de thuissituatie). Het specialistisch aanbod zal flexibeler ingezet worden. Wij zetten in op doelmatige bijdragen en bewezen effectieve methodieken en zullen die toetsen en monitoren. De gemeente Ede kiest voor: specialistische zorg op maat welke wordt ingezet als onderdeel van het ondersteuningsplan onder verantwoordelijkheid van de gezinsregisseur
4.6. Zorgsignalen en de verwijsindex Wij gaven eerder in dit beleidsplan aan welke waarde wij hechten aan vroeg signalering en de veiligheid van kinderen. Als er zorgsignalen zijn dan is het van belang dat deze goed bij elkaar komen. Op zichzelf staande zorgsignalen zeggen op zichzelf vaak weinig. Vaak komt er uit een aantal samengevoegde zorgsignalen pas een duidelijker beeld van aard en ernst van problematiek. De verwijsindex brengt zorgsignalen over jongeren vroegtijdig bij elkaar, brengt betrokken hulpverleners op de hoogte en bevordert de samenwerking, zodat een jongere en zijn gezin eerder de best passende hulp krijgen aangeboden. Professionals maken hierin hun eigen afwegingen en de gemeentelijke procescoördinator wordt geraadpleegd als zij er samen niet uitkomen. De verwijsindex zal op termijn worden uitgebreid met adresmatch. Door de adresmatch komen zorgsignalen over verschillende gezinsleden ook bij elkaar. Bij complexe en zorgelijke situaties is het noodzakelijk om multidiscplinair vanuit het CJG of sociaal team waar kan en vanuit de pool van jeugdexperts waar nodig, de signalen te toetsen om te voorkomen dat ernstige signalen te licht worden opgepakt. Daar waar de situatie als (zeer) zorgelijk wordt ingeschat door de geconsulteerde jeugdexperts kan direct worden opgeschaald naar een methodische aanpak of een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming.
15 Ontwerp Beleidsplan Jeugd Gemeente Ede, mei 2014
De gemeente Ede kiest: voor optimaal gebruik van de verwijsindex als instrument voor het verzamelen van zorgsignalen en een actieve toetsing van deze signalen met behulp van de pool van jeugdexperts
4.7. Zorgmeldingen en crisissituaties Tot dusver lag in deze nota de nadruk op de noodzaak van een stelsel waarin vragen van ouders/gezinnen en beroepskrachten worden beantwoord vanuit het principe van eigen kracht en handelingsgericht werk. Op een flexibele manier wordt daar zo nodig gespecialiseerde zorg aan het gezin toegevoegd. Er zijn echter situaties waarin de vraag om hulp niet van de direct betrokkenen komt, maar van de omgeving (professioneel of niet) die zich zorgen maakt. Die situaties vragen om een goed vindbaar meldpunt binnen onze gemeente of regio waar burgers en professionals terecht kunnen voor informatie, advies en dat zo nodig op onderzoek uitgaat, crisis opvangt en een interventie in gang zet. Het huidige stelsel kent al van die meldpunten voor ernstige zorgen over ontwikkeling en opvoeding van kinderen, voor melding van en onderzoek naar kindermishandeling, voor meldingen van geweld in afhankelijkheidsrelaties en voor melding van algemene zorg en overlast. De politie doet ook zorgmeldingen. Dit zijn echter niet altijd direct meldingen, maar ook signalen (minder ernstig). Ook hier zien we mogelijkheden voor het ontwikkelen van een nieuwe werkwijze waarin verschillende bestaande functies (op onderdelen) bij elkaar kunnen worden gebracht. In het huidige systeem is het in veel gevallen immers toevallig welk meldpunt een burger belt: slaat hij aan op het vuil dat over de reling wordt gegooid, de ruzies in gezinnen of op het kind dat hij aanhoudend hoort huilen? Jeugdbescherming Met Bureau Jeugdzorg Gelderland, regio FoodValley, zijn regionale afspraken gemaakt over de gecertificeerde taken. Binnen de FoodValley wordt ingezet op een transformatie naar Nieuwe Jeugdbescherming Gelderland. Dit lijkt op het concept SAVE dat men in Utrecht kent, echter de positionering van het AMHK als aparte entiteit maakt dat de Gelderse variant verschilt van dat van de Utrechtse. In 2014 wordt een pilot opgestart rond Nieuwe Jeugdbescherming. Tevens is afgesproken dat de 5% volumereductie op trajecten (minder OnderToezichtStellingen (OTS) en kortere duur van OTS), wordt ingezet voor de expertise op het terrein van AWBZ indicaties. Nadere afspraken worden hierover gemaakt. Sociaal Interventieteam Vanuit het CJG en Sociaal Team wordt ondersteuning geboden in het vrijwillig kader. Dit volstaat niet als sprake is van zwaar overlastgevend of cimineel gedrag, zeer ernstige meervoudige problematiek en in die gevallen waar al veel vaker maar zonder resultaat hulp in een gezin is ingezet of waar de veiligheid van de burger of zijn/ haar omgeving in het geding komt. Zonder procesregie worden nauwelijks of geen resultaten bereikt. Gezinnen waarin dergelijke problemen spelen kunnen uiteraard ook in beeld komen bij het CJG. Ook vanuit het CJG zal er voor gekozen worden om zo snel mogelijk de meest adequate vorm van ondersteuning in te zetten, bijvoorbeeld door op te schalen naar het SIT. Bij deze gezinnen is het noodzakelijk om het zorg en strafinstrumentarium zo complementair mogelijk in te zetten. Het betreft een intensieve aanpak op maat onder een stevige gemeentelijke regie. De aanpak kan alleen in nauwe samenwerking met zorg en strafpartners worden gerealiseerd door dwang en drang goed op elkaar af te stemmen. Inzet is nodig van professionals vanuit het drang en dwang kader (leerplicht, politie, jeugdbescherming, (jeugd)reclassering, OM). De partners in een Sociaal Interventie Team nemen ook deel in het Veiligheidshuis. Spoedzorg Wat betreft spoedzorg hebben de zeven Gelderse regio's met elkaar afgesproken dat zij voor het jaar 2015 aansluiten bij de huidige aanpak van de zorgaanbieders. Wel wordt aan huidige aanbieders
16 Ontwerp Beleidsplan Jeugd Gemeente Ede, mei 2014
gevraagd welke voorstellen zij zelf hebben voor transformatie in 2015. Voor de aanpak op de lange termijn gaat de G7 om tafel met de betrokken aanbieders, de gemeenten en het AMHK om gezamenlijk te bekijken welke transformatie op de lange termijn gerealiseerd kan worden. Voor 24 uurs en spoedzorg worden bovenregionale afspraken gemaakt. Daarbij speelt ook het AMHK een belangrijke rol in het verzamelen en oppakken van meldingen die te maken hebben met de veiligheid van kinderen (zie 4.9). 4.8. Jeugdcriminaliteit Jeugdproblematiek kan ook tot uitdrukking komen in crimineel gedrag. Het is daarom van belang om de samenwerking tussen de zorg- en adviesteams of zorgstructuren, de wijkaanpak en de Veiligheidshuizen t.a.v. jeugdigen met een sterk risico op criminaliteit snel en in gezamenlijkheid op te pakken. Dat is van belang om: • signalen vanuit verschillende vindplaatsen (bijv. overlast en veiligheid en vrijwillige zorg) te verbinden en interventies tijdig af te stemmen; • ontwikkelings-, gezins- en opvoedproblemen niet onnodig te laten escaleren; • recidive van strafbare feiten te voorkomen; • overdracht van problematiek van ene op de andere generatie of van kinderen onderling tegen te gaan; • efficiënter te werken (geen herhalingen, gebruik alle beschikbare informatie) met snellere hulp en meer slagkracht; • zorg en ondersteuning in gezin en op school na contact met justitie of terugkeer na verblijf in de gevangenis te organiseren; • zorgmijders te traceren en “shoppen” in de hulpverlening terug te dringen. Samenwerking heeft tevens tot doel dat de betrokken gezinnen niet het spoor bijster raken tussen alle organisaties die zich ‘bemoeien’ om de diversiteit aan problemen aan te pakken. Multiprobleemsituaties van jeugdigen en gezinnen zijn vraagstukken met meerdere dimensies, meerdere oorzaken en verschillende uitingsvormen: gedragsproblemen thuis, schooluitval, geweld in de openbare ruimte, werkloosheid, schulden, gebruik van verslavende middelen, etc. Die problemen zijn niet vanuit één sector op te lossen. Een oplossing vergt multidisciplinaire samenwerking van hulp- en zorgverleners, onderwijskrachten, politie en justitie. Het verbinden van signalen uit verschillende probleemgebieden dwingt tot samenwerking en draagt bovendien bij aan het tijdiger inzetten van een gecombineerde aanpak. Wij gaan onderzoeken hoe wij deze samenhang met het veiligheidsdomein verder gaan organiseren en richten ons daarbij op het ontwikkelen van een interventieteam. De gemeente Ede kiest: voor onderzoek naar samenhang in het veiligheidsdomein en het ontwikkelen van een interventieteam dat wordt ingezet bij situaties waarbij sprake is van strafbaar gedrag van een jeugdige of zijn/haar gezinsleden.
4.9. AMHK Een specifiek punt van aandacht is de vorming van de Advies en Meldpunten Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK). In het AMHK zijn het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) en het Adviesen Meldpunt Kindermishandeling (AMK) samengevoegd. De achterliggende gedachte is dat één systeemgerichte benadering voor alle slachtoffers en daders effectiever en efficiënter is. Gemeenten mogen zelf bepalen op welke schaal het AMHK wordt vormgegeven, waarbij de schaalgrootte
17 Ontwerp Beleidsplan Jeugd Gemeente Ede, mei 2014
adequaat moet zijn voor de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Gelderland kent drie veiligheidsregio’s: noord, midden en zuid. Vanwege de aansluiting op de strafketen en de huidige samenwerking binnen de bestaande veiligheidshuizen ligt de voorkeur van de schaalgrootte op het niveau van de drie veiligheidsregio’s in Gelderland. Na verkennende onderzoeken in 2013 en besluiten van de centrumgemeenten Apeldoorn, Ede, Arnhem en Nijmegen, is een kwartiermakersteam aan de slag met proeftuinen in de regio’s noord en midden. Doel van de proeftuinen is om de nieuwe AMHK werkwijzen met medewerkers van de huidige uitvoerders (AMK, Moviera en MD Veluwe) uit te werken en vanuit deze praktijkervaring per 1-1-2015 een goede start met de AMHK’s te maken. Uitgangspunt is zo efficiënt mogelijk inzetten van beschikbare menskracht en middelen. Dit geldt ook voor de huisvesting en andere bijkomende kosten. Elke centrumgemeente overlegt met en is intermediair tussen de gemeenten in de eigen regio. De tijdsplanning van het AMHK is als volgt: November 2014: tussentijdse evaluatie proeftuin AMHK; op dat moment worden de kosten voor 2015 in beeld gebracht. Januari 2015: start AMHK als projectorganisatie. In de loop van 2016 (of eerder als mogelijk) start van AMHK in een definitieve organisatie vorm. De AMHK’s werken nauw samen met de lokale zorgnetwerken en/of de (te vormen) wijkgebonden teams in elke individuele gemeente. Voor de verbinding lokaal met het AMHK geldt in Ede het uitgangspunt dat het CJG en de Sociaal Teams waar mogelijk casussen behandelen. Is specifieke expertise noodzakelijk of is de veiligheid in het geding dan het AMHK aan zet: opschalen als het nodig is en afschalen als het kan. Het AMHK is een officieel meldpunt voor burgers van elke leeftijd. Ook professionals kunnen zorgelijke situaties melden. Onafhankelijk onderzoek doen is een van de wettelijke taken van het AMHK. Voor aansluiting op de Raad voor de Kinderbescherming en de spoedeisende zorg zijn bovenregionale afspraken gemaakt in het verlengde van afspraken met Bureau Jeugdzorg. Daartoe zijn uitgangspunten geformuleerd:
Veiligheid centraal: snelle hulp is noodzakelijk. Het belang van het kind staat voorop en er wordt direct ingegrepen. Dichtbij: het moet dicht bij de burgers en professionals georganiseerd zijn en makkelijk toegankelijk. Onafhankelijk: het AMHK moet onderzoek kunnen doen bij vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling, onafhankelijk van de hulp die reeds aanwezig is in het gezin. Experts voor alle specifieke doelgroepen: De organisatie moet in staat zijn om op de grote diversiteit in te spelen (wat betreft doelgroepen, leeftijden en verschillende vormen van huiselijk geweld en kindermishandeling). Integraal en systeemgericht: daders en slachtoffers maken deel uit van een gezinssysteem dat in zijn geheel moet worden bezien en geholpen. Een integrale aanpak tussen jeugd- en volwassenzorg én de strafketen is daarom in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling noodzakelijk.
4.10. Wat doen we lokaal, wat regionaal en wat bovenregionaal? In de Jeugdwet zijn geen specifieke taakgebieden benoemd waarop regionaal of bovenregionaal samengewerkt dient te worden. Wel is een wetsartikel opgenomen dat voorschrijft dat colleges met elkaar samenwerken indien dat voor een doeltreffende en doelmatige uitvoering van de wet aangewezen is. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels gesteld worden op welke gebieden samengewerkt moet worden en in welke vorm. Dit is opgenomen om het Rijk de mogelijkheid te geven in te grijpen wanneer regionale en bovenregionale samenwerking niet vanzelf gaat.
18 Ontwerp Beleidsplan Jeugd Gemeente Ede, mei 2014
In de Jeugdwet is opgenomen dat gemeenten zelf bepalen welke vormen van jeugdhulp vrij toegankelijk zijn. Aangezien het volledig vrijlaten van de toegang tot jeugdhulp in financieel opzicht een risicovolle beleidskeuze is, is het gewenst om de toegang tot jeugdhulp te reguleren. Zodoende ontstaan er een vrij toegankelijk aanbod naast individuele voorzieningen die niet vrij toegankelijk zijn. Het is aan de gemeente om te beoordelen hoe de toegang binnen de gemeente wordt geregeld. In het regionaal beleidskader Food Valley 2015-2018 staat beschreven op welke onderdelen en op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan de regionale samenwerking. Grofweg gaat het om de volgende voorzieningen: Inkoop
Beschikking/inkoop
Beschikking/inkoop
lokaal (huidige taken)
Regionaal (nieuwe taken)
Bovenregionaal (nieuwe taken)
Pedagogische civil Society (samen opvoeden) Ambulante hulp (enkelvoudig, kortdurend) Toegangsfunctie (nieuw) Eerstelijnspsychologie (nieuw) Collectieve, algemene voorzieningen, zoals: Centra voor Jeugd en Gezin Welzijnsactiviteiten, tienerwerk e.d. Jeugdgezondheidszorg School- of (jeugd) maatschappelijk werk
Ambulante hulp (meervoudig en langdurend) Intensieve gezinsondersteuning Vrijwillige individuele intramurale voorzieningen (cure- en care-trajecten, begeleid wonen) Vrijwillige semi-extramurale voorzieningen (dagbehandeling, dagbesteding) Jeugdbescherming Jeugdreclassering AM(H)K Pleegzorg (incl gezinshuizen)
Crisisopvang verblijf Behandelcentra (orthopedagogisch, GGZ, LVB) Jeugdzorg Plus (= niet justitiële gesloten jeugdzorg) Forensische zorg Overige niet-vrijwillige voorzieningen Topklinische GGZ
In het regionaal beleidskader wordt uitwerking gegeven aan de jeugdzorg die in de regionale samenhang wordt ontwikkeld en uitgevoerd. De regionale thema’s zijn: de toeleiding naar (boven)regionale jeugdzorg, de benodigde expertise, sturing en financiering, prestatie indicatoren, risicobepalingen, de mogelijke wijze(n) van verrekening, budgetbeheersing en inkoop.
5. Wat verwachten we in Ede van de uitvoering? 5.1. Onze verwachtingen van de maatschappelijke partners
In de nota “Het is mensenwerk” is het uitgangspunt dat we samen met inwoners, maatschappelijke partners, zorgaanbieders en instellingen een nieuwe werkwijze gaan ontwikkelen. Deze werkwijze is echter niet vrijblijvend; er ligt een heldere maatschappelijke opgave welke verplichtingen stelt voor de spelers in het veld. Het jeugdzorgdomein is zeer divers. Het bestaat uit grote spelers die al partner van de gemeente zijn, maar ook uit spelers die nieuw zijn of een kleinere rol spelen. De spelers worden direct door de overheid gefinancierd, of indirect via vormen van trajectfinanciering of een persoonsgebonden budget. Uitgangspunt voor de samenwerking met maatschappelijke partners is niet de bestaande relatie, maar de mate waarin zij kunnen bijdragen aan de participatie en de zelfredzaamheid van (kwetsbare) inwoners in Ede, ofwel aan de doelstellingen van de gemeente in het sociale domein.
19 Ontwerp Beleidsplan Jeugd Gemeente Ede, mei 2014
De gemeente wil dan ook in het transitieproces – zeker in de fase van visieontwikkeling en beleidsvorming- met die jeugdzorgpartners samenwerken die op een vernieuwende manier – zo los mogelijk van eigen organisatiebelangen – kunnen meedenken over de wijze waarop de doelstellingen het beste kunnen worden bereikt. In de implementatiefase geldt dat de gemeente met die partners een relatie aangaat die een bijdrage kunnen leveren aan de gewenste maatschappelijke effecten. Wij distilleren uit de vorige paragrafen daarbij expliciet de volgende uitgangspunten/voorwaarden: De jeugdige en de opvoeder staat centraal Dienstverlening dient antwoord te geven op de behoeften en vragen van jeugdigen en opvoeders (men werkt ‘vraaggericht’). In de processen die de aanbieders inrichten staan zij centraal. Organisaties praten zo min mogelijk óver hen, maar zoveel mogelijk mét hen. Ze schuiven hen niet door als intensieve hulp nodig is, maar laten specialisten als het kan aanschuiven. Als er sprake is van een zorgteam, dan is de gebruiker er altijd lid van. Eigen kracht versterkend De voorzieningen en professionals richten zich op versterking van de eigen kracht van jeugdigen, opvoeders en sociale netwerken. Dat helpt problemen te voorkomen en bevordert informele en sociale steun. Als professionele ondersteuning of zorg nodig is, is dat in principe tijdelijk. Doel is zoveel mogelijk zonder hulp verder te kunnen. Uitnodigend (hoog bereik) Algemene voorzieningen en voorzieningen moeten voor het effect een hoog bereik hebben. Ze zijn uitnodigend en kennen geen onnodige barrières voor diverse bevolkingsgroepen om er gebruik van te maken. Men zoekt plaatsen op waar ouders en jeugdigen elkaar al veel ontmoeten: scholen, speelzalen, sportverenigingen. Voorts sluit men aan bij de ontwikkeling dat ouders en jeugdigen in toenemende met sociale media antwoord zoeken op hun vragen. Vroegtijdig Ondersteuning vindt in een zo vroeg mogelijk stadium plaats, via outreachend werken en via een goede signalering van risico’s of problemen. Hoe eerder hoe effectiever. Bovendien voorkomt het escalatie. Vuistregel daarbij is dat diegene die risico’s of problemen signaleert zo is toegerust dat hij of zij in 80% van de gevallen ook afdoende ondersteuning kan bieden. Vasthoudend Als de veiligheid van de jeugdige of de samenleving in het geding is, dan kaart men dat aan, laat men de jeugdige en zijn opvoeders niet los en bestaat de mogelijkheid met drang of dwang te handelen. Effectief en efficiënt De geboden diensten zijn zoveel mogelijk op wetenschappelijke inzichten en ervaring met betrekking tot de effectiviteit gestoeld. De voorzieningen werken bovendien efficiënt en klantvriendelijk. Er is geen onnodige bureaucratie en men werkt kosteneffectief. Samenwerkend Als er hulp en steun aan jeugdigen en gezinnen nodig is, dan is deze samenhangend en goedgecoördineerd: één gezin, één plan. Bovendien moet het aantal betrokken professionals bij een gezin voor een ieder overzichtelijk zijn. De samenwerking tussen jeugdigen/hun opvoeders, ondersteuners uit het sociale netwerk en professionals is er daarom op gericht taken te combineren vanuit het principe zo min mogelijk personen in een gezin: één gezin, één plan en één klein team. Gemotiveerde en competente werkers
20 Ontwerp Beleidsplan Jeugd Gemeente Ede, mei 2014
Vereist is dat professionals die met jeugdigen werken gáán en stáán voor ‘hun’ kinderen. De bejegening naar jeugdigen en opvoeders is gepast, ze geven duidelijke informatie en werken deskundig vanuit hun vakgebied. Bestuurlijk draagvlak Ten aanzien van de vernieuwing van het jeugdstelsel is er voldoende draagvlak bij betrokken bestuurders. Van daaruit zorgen zij voor een eenduidige sturing. Dat voorkomt dat professionals in een onduidelijke situatie hun werk moeten doen, de samenwerking onvoldoende van de grond komt en gebruikers van het aanbod daar nadelen van ondervinden. Lerende organisatie De voorzieningen en professionals verzamelen gegevens over hun bereik, de kwaliteit van de processen en de resultaten die ze boeken. Ze laten zien wat goed gaat en waar verbeteringen mogelijk zijn. Ze benutten de gegevens om de kwaliteit van het werk (steeds) verder te verbeteren. Met de gemeente zijn afspraken gemaakt over monitoring en prestatie indicatoren. 5.2. Proeftuinen en lerend ontwikkelen in 2013 en 2014 De gemeente Ede wil lokaal ervaring opdoen met de vernieuwende elementen uit de Koersnotitie Jeugd en deze beleidsnota. Dit gebeurt op kleine schaal in wijken of buurtcombinaties in zogenoemde proeftuinen. Deze proeftuinen moeten inzicht bieden in:
De haalbaarheid en effectiviteit van de vernieuwing van het jeugdstelsel De haalbaarheid en effectiviteit van nieuwe methodieken en werkwijzen De ontwikkeling van nieuwe werkwijzen en vakbekwaamheid
De proeftuinen worden extern gemonitord en geëvalueerd. Het doel van de monitoring en evaluatie is om te komen tot een gedocumenteerd proces waarin op de ervaringen van de proeftuinen wordt gereflecteerd. Dit levert concrete handvatten op voor de verdere vormgeving van de transformatie van de Jeugdzorg in Ede. De kunst is daarbij om zowel te leren van de werkzaamheid van de proeftuinen als van de kinderziektes die erin zitten om zo ‘praktijkwijsheid’ te genereren. Daarnaast staat al op andere plekken in deze nota dat ook nadrukkelijk de aansluiting/samenwerking wordt gezocht met het onderwijs, medici en eerstelijnspraktijken. In juni 2013 is gestart met de oproep aan de spelers in het jeugddomein om onder regie van de gemeente om hier gezamenlijk uitvoering aan te geven. Daarbij is nadrukkelijk gesteld dat ouders/opvoeders en jeugdigen actief worden betrokken. Aan deze oproep is breed gehoor gegeven en er zijn op basis van de lokale Koersnotitie Jeugd vier centrale thema’s geformuleerd welke geconcretiseerd gaan worden: 1. De nieuwe professional De professional heeft een sleutelfunctie in het nieuwe jeugdstelsel. De nieuwe professional heeft een gerichte opleiding en een aanvullende expertise t.o.v. zijn of haar collega’s, werkt oplossingsgericht en spreekt dezelfde taal als zijn collega. Intervisie tussen de nieuwe professionals vindt regelmatig plaats. De nieuwe professional is gefaciliteerd om in een ontschotte omgeving te werken en bij te dragen aan een integrale aanpak. De nieuwe professional moet cliënten helpen om te denken vanuit de eigen kracht in plaats van ‘ik heb recht op’. De nieuwe professional heeft ruimte voor creativiteit en twijfels en fouten maken mag. 2. Specialisten aan de voorkant
21 Ontwerp Beleidsplan Jeugd Gemeente Ede, mei 2014
In het nieuwe jeugdstelsel zit er veel expertise in de wijken. Professionals weten de weg en leggen eenvoudig de verbinding met de specialistische zorg. De huisarts heeft een sleutelfunctie bij het doorverwijzen van cliënten. Bij cliënten waar meer diagnostiek is vereist biedt de specialist hulp. Deze hulp is kortdurend. Specialisten fungeren als klankbord voor de professionals in de wijk. Cliënten die niet langer een specialist nodig hebben komen terug bij de professionals in de wijk. Jeugdigen voor wie specialistische hulp noodzakelijk is en blijft, krijgen deze ook zo snel mogelijk. 3. Hulp nabij Ouders met vragen over de zorg voor hun kinderen kunnen deze stellen op de natuurlijke plekken waar ouders komen. Een vertrouwde omgeving zoals een school biedt de mogelijkheid om vragen bespreekbaar te maken. Het onderwijs is een belangrijke partner bij het opvoedingsklimaat van kinderen. In de wijken zijn professionals vertrouwde gezichten die vindplaats- en vraaggericht werken. Daarnaast kunnen ouders hun vragen (anoniem) digitaal stellen. Ondersteuning aan jeugd staat centraal. Voor ouders met vragen/problemen op verschillende terreinen (werk, huisvesting etc.) is ondersteuning op elkaar afgestemd en snel beschikbaar. 4. Ouder in regie of niet? De ouder heeft de regie tenzij het kind beschermd moet worden. Professionals zetten ouders in hun kracht maar er moet ook richting zijn als de regie vanuit de ouder ontbreekt. Als deze regie ontbreekt dan wordt de regie (tijdelijk) overgenomen en zijn oplossingen snel voorhanden. In de definitieve versie (eind augustus 2014) zullen een aantal resultaten van de proeftuinen en het resultaat ervan op ons beleid, worden weergegeven.
22 Ontwerp Beleidsplan Jeugd Gemeente Ede, mei 2014
6. Hoe gaan we de kwaliteit van de zorg bewaken? Wij zetten in op doelmatige bijdragen en bewezen effectieve methodieken en zullen die toetsen en monitoren. 6.1.
Indicatoren
Van belang is om te formuleren welke maatschappelijke resultaten we willen bereiken met de invoering van de nieuwe Jeugdwet. Daarbij is ook relevant om te weten hoe deze worden gemonitord. Voor de drie decentralisaties worden in de zomer van 2014 strategische indicatoren ontwikkeld, indicatoren die kunnen effecten kunnen weergeven over het beleid dat wordt uitgevoerd binnen het sociaal domein. Deze indicatoren zullen met de gemeenteraad worden besproken. In het beleidsplan dat op 6 februari 2014 door de gemeenteraad is vastgesteld, zijn een aantal indicatoren genoemd die voor jeugd gelden. Deze vindt u hieronder. Een kritische succesfactor voor betere en goedkopere zorg voor Jeugd is de kwaliteit van de geboden zorg en dienstverlening en het kwaliteitsbeleid van de zorgaanbieders. Die kwaliteit meten we onder andere af aan de mate waarin onze inhoudelijke uitgangspunten worden vertaald naar de werkvloer en de mate waarin de cliënt ze herkent in het contact met de professional. Een andere belangrijke indicator heeft betrekking op de competentie en het opleidingsniveau van de professionals en de manier waarop daar op gestuurd wordt. Belangrijk element daarin is het bewaken van de balans tussen het aansluiten bij de vraag van het gezin en het behouden van een autonoom professioneel inschattingsvermogen. Een derde indicator gaat over de mate waarin de zorgaanbieder stuurt op blijvend vernieuwen. Een betere zorg voor jeugd is geen statisch gegeven met een stappenplan dat netjes moet worden uitgevoerd. Het gaat over de handelingsruimte voor de professional, het versterken van het professioneel handelen en het creëren van een veilige omgeving waarin professionals durven te twijfelen en daarop feedback ontvangen van collega's zodat de kwaliteit van de zorg voor jeugd in Ede voortdurend verbetert. Dit professionele proces kan bijvoorbeeld worden versterkt door intervisie, (collegiale) consultatie en supervisie. We zullen hier als opdrachtgever op aansturen en (regionaal) prestatie indicatoren ontwikkelen en vaststellen. 6.2.
Welke kwaliteitscriteria hanteren we?
Gemeenten beschikken straks over een scala aan instrumenten om een kwalitatief goed aanbod van jeugdhulp te organiseren. De regering vindt een aantal kwaliteitseisen zo fundamenteel dat ze in de Jeugdwet uniform worden geregeld. Doel is de veiligheid, gezondheid en rechtspositie van de jeugdige beter te beschermen en recht te doen aan het uitgangspunt van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind ‘de Staat heeft de verplichting een kind te verzekeren van de bescherming en de zorg die nodig zijn voor zijn of haar welzijn’. Op grond van het wetsvoorstel gaan de volgende kwaliteitseisen gelden voor alle vormen van jeugdhulp: -
de norm van verantwoorde hulp, inclusief de verplichting om geregistreerde professionals in te zetten gebruik van een hulpverleningsplan of plan van aanpak als onderdeel van verantwoorde hulp systematische kwaliteitsbewaking door de jeugdhulpaanbieder verklaring omtrent het gedrag (VOG) voor alle medewerkers van een jeugdhulpaanbieder, uitvoerders van kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling de meldplicht calamiteiten en geweld de verplichting om de vertrouwenspersoon in de gelegenheid te stellen zijn taak uit te oefenen
23 Ontwerp Beleidsplan Jeugd Gemeente Ede, mei 2014
Voor de eerste drie eisen kan de uitvoering afgestemd worden op de aard en intensiteit van de jeugdhulp en op de omvang van de instelling. Daardoor blijven de administratieve lasten binnen de perken terwijl het belang van deze wettelijke kwaliteitseisen, vooral voor intensievere vormen van hulp, benadrukt wordt. De eisen voor het opstellen van een plan en de systematische kwaliteitsbewaking worden gekoppeld aan de eis van verantwoorde hulp. Het is aan de professional of de instelling om te beoordelen welke mate van detaillering nodig is. De toekenning van zorg vanuit een Sociaal Team of het CJG, zal alleen gebeuren door een daartoe bevoegde professional. Of een professional bevoegd is, wordt bepaald door algemene maatregel van bestuur die uitspraken doet over de deskundigheid voor de toegang, advisering en bepaling van de aangewezen voorziening. In de contracten die met instellingen worden gemaakt, is dit een belangrijke voorwaarde. 6.3.
Hoe bewaken we de kwaliteit?
De transitie van de jeugdzorg naar gemeenten is een omvangrijke operatie. Het biedt veel kansen, maar er zijn ook risico’s. De gemeente Ede zal zich er voor inzetten om de kwaliteit van de jeugdhulp tijdens en na dit transitieproces zo goed mogelijk te bewaken. Voor ons is het belangrijkste doel van de transitie immers, dat ouders, kinderen en jongeren die dat nodig hebben, écht goede zorg krijgen. Deze verantwoordelijkheid ten aanzien van kwaliteitsbewaking is in de wet vastgelegd en vanuit onze nieuwe rol krijgen we ook de mogelijkheden om deze verantwoordelijkheid te nemen. Het toezicht op de kwaliteit in algemene zin en op de wettelijk kwaliteitseisen wordt straks gezamenlijk uitgevoerd door de Inspectie Jeugdzorg en de Inspectie Gezondheidszorg. Maar daarnaast kunnen we als gemeente aanvullende kwaliteitseisen stellen in de contracten die we aangaan met zorgaanbieders en kunnen we gebruik maken van keurmerken, klachtenregistratie en onderzoeken naar klanttevredenheid. Het ontvangen van gegevens, geluiden en signalen is essentieel om de jeugdhulp (bij) te kunnen sturen. Bovendien draagt de kennis van klachten van burgers over de verlening van de jeugdhulp ertoe bij dat we in ons beleid cliëntgericht te werk kunnen gaan. In 2014 werken we in Ede een voorstel uit voor de borging van de kwaliteit van jeugdhulp, zodanig dat: - we aansluiten op de wettelijke kaders die hiervoor zijn gegeven; - duidelijk is hoe en door wie kwaliteitseisen worden opgelegd aan de aanbieders van jeugdhulp; - duidelijk is hoe en door wie de kwaliteitseisen worden gehandhaafd; - duidelijk is welke kosten hiermee zijn gemoeid; - de administratieve lasten voor de aanbieders reëel zijn (registratie en rapportage zijn zo regelarm mogelijk); - we gebruik maken van de kennis en ervaring die er op dit gebied reeds is bij aanbieders van bijvoorbeeld provinciale jeugdhulp en de provincie; - er afspraken zijn met de overige zes FoodValley gemeenten.
We streven ernaar dat de kwaliteitseisen in de zeven samenwerkende gemeenten in de FoodValley gelijk zijn. Dit doen we om willekeur en onduidelijkheid (voor klanten en voor gecontracteerde partijen) te voorkomen. Daarbij nemen we ook de expertise mee die al aanwezig is bij de huidige aanbieders en de provincie. Er komen extra kwaliteitseisen voor instellingen op het gebied van jeugdbescherming en jeugdreclassering. Hiervoor wordt op Rijksniveau een certificeringsysteem ontwikkeld. De gemeente
24 Ontwerp Beleidsplan Jeugd Gemeente Ede, mei 2014
Ede en de regiopartners mogen na 2015 alleen contracten afsluiten met instellingen die in het bezit zijn van een certificaat. 6.3.1. Rechten van de cliënt en de professional waarborgen In de Jeugdwet verdwijnt het uitgangspunt “recht op zorg”. Wij zullen in het nieuwe systeem wel de rechten van de cliënt waarborgen. Meer ruimte voor de professional onderscheidt de aanpak, maar dit mag geen inbreuk zijn op de rechten van de cliënt. We creëren deze waarborgen door bijvoorbeeld een klachtenregeling, de invoering van een vertrouwenspersoon en een vorm van bezwaar en beroep. We nemen deze waarborgen (en de wettelijke eisen die op dit terrein gelden) ook op in de opdrachten aan de uitvoerende organisaties als onderdeel van hun kwaliteitsbeleid, inclusief de bijhorende indicatoren en normen. Meer ruimte voor de professional vraagt ook om handvatten en bescherming van die professional in zijn handelen. Dit zoeken wij niet in gedetailleerde protocollen of bureaucratische richtlijnen. Het gaat eerder om het ontwikkelen van een gedeelde professionele visie, methodologische handvatten die als kader voor werken (en verantwoording) kunnen dienen en voldoende ruimte voor reflectie en intervisie. Ook hier zullen wij als kadersteller en opdrachtgever op aansturen. 6.3.2. Cliëntparticipatie Een belangrijke rol in ons streven naar kwaliteit is weggelegd voor de cliënt. Niet alleen de ouders/opvoeders, maar ook de jeugdigen moeten hierin een stem hebben. De belangrijkste vernieuwing op dit terrein ligt in het zorg- en begeleidingstraject zelf. De cliënt heeft de regie en participeert optimaal in zijn eigen ondersteuningsplan. Door hen nadrukkelijk de lead te geven, hebben gezinnen directe invloed op de aard en omvang van zorg. De Jeugdwet stelt eisen t.a.v. de informatieverstrekking, toestemming voor het verlenen van jeugdhulp en klachtbehandeling. Daarnaast hebben cliënten ook invloed op het instellingsbeleid (via medezeggenschap) en op het gemeentelijk beleid (via de adviesraden en de regionale klankbordgroep voor de jeugdzorg). Belangrijk in dit verband is ook de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor het instellen van een vertrouwenspersoon.
25 Ontwerp Beleidsplan Jeugd Gemeente Ede, mei 2014
7. Hoe gaan we financiële middelen inzetten? 7.1.
Welk budget is er beschikbaar?
Met de overheveling van de jeugdzorg naar gemeenten, komen uiteraard ook financiële middelen mee. Met de overheveling van budgetten, komt echter ook een flinke korting mee die oploopt tot ongeveer 15% in 2017. Op basis van de huidige informatie, bedraagt het budget voor de nieuwe taken in 2015 schatting 28,5 mln. euro. Op basis van informatie die we van zorgpartijen hebben ontvangen, hebben we inzicht gekregen in de uitgaven 2012. Op basis van deze informatie is de onderstaande concept-indeling van de begroting tot stand gekomen. Vanuit de meicirculaire 2014 zijn de volgende budgetten voor jeugd bekend. Schatting budget (bedrag in mln euro) Provinciaal AWBZ Zorgverzekeringswet Totaal
2015
2016
2017
2018
12,7 8,1 7,7 28,5
12,5 8,0 7,6 28,1
12,1 7,7 7,4 27,2
12,2 7,7 7,4 27,3
In de voorbereidingen voor 2015 ligt het accent op de transitie en is het regionaal transitiearrangement van toepassing. Hierin is continuïteit van zorg geborgd en bij de contractering 2015 wordt gestart met de huidige aanbieders. Wel worden deze aanbieders uitgedaagd te anticiperen op de ontwikkelingen en te innoveren. Ook wordt de sociale infrastructuur aangepast om de gewenste ontwikkeling de kunnen stimuleren. Qua financiering komt hier het bestaande en nieuw geld bij elkaar. In de huidige begroting zijn middelen aanwezig voor jeugdontwikkeling en -opvoeding, jeugdactiviteiten, jeugdgezondheidszorg en het centrum voor jeugd en gezin. Deze omvang hiervan bedraagt circa 5,6 mln. in 2014 aflopend naar 5,0 mln. structureel in 2016. De middelen voor de bekostiging van de taken en verantwoordelijkheden op het terrein van maatschappelijke ondersteuning, participatie en jeugd gaan, op termijn, deel uitmaken van één ontschot sociaal deelfonds. Dit om beleidsvrijheid te bieden zodat gemeenten lokaal maatwerk kunnen leveren waarin de individuele ondersteuningsbehoefte van mensen centraal staat. Onderling uitwisselen is mogelijk maar het besteden van de middelen aan andere doeleinden is niet toegestaan. Na drie jaar gaat het sociaal deelfonds meelopen in de reguliere systematiek van het gemeentefonds. Het financieel risico ligt bij gemeenten. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor eventuele financiële tekorten in het sociale domein. De verdeling van het macrobudget over de gemeenten is in 2015 nog gebaseerd op de historische uitgaven. Dit zal geleidelijk wijzigen in een verdeling op basis van objectieve maatstaven. Wat het effect hiervan voor de gemeente Ede is, is nu nog niet aan te geven. 7.2.
Overgangssituatie voor cliënten in jeugdzorg op 31 december 2014
Overgangsrecht/transitiearrangement Landelijk zijn bestuurlijke afspraken uitgewerkt over het invullen van de continuïteit van jeugdzorg in het overgangsjaar 2015. Per jeugdzorgregio (FoodValley) is een transitiearrangement opgesteld waarin is uitgewerkt hoe samenwerkende gemeenten de zorgcontinuïteit realiseren. Hierin wordt op sectorniveau een garantie van 70 procent geven. Zoals onder 7.1 aangegeven, borgen deze afspraken de continuïteit van zorg maar zijn ook van invloed op de mogelijkheden tot innovatie, nodig om de transformatie en daarmee verbonden financiële ombuiging te kunnen realiseren. Tussen 1 juli 2014 en 1 oktober 2014 worden de transformatieplannen van aanbieders beoordeeld en vindt een aantal gespreksrondes plaats. Vanaf 1 oktober 2014 zijn de budgetten per aanbieder bekend en
26 Ontwerp Beleidsplan Jeugd Gemeente Ede, mei 2014
worden modelcontracten (incl voorwaarden) gepubliceerd om uiterlijk op 1 december 2014 contracten te sluiten. 7.3.
Hoe gaan we om met de financiële risico’s?
De inrichting van de financiële beheersing zal in de zomer 2014 steeds meer vorm krijgen en zal bestaan uit een combinatie van meerdere aspecten zoals: de inrichting van contracten (o.a. door budgetplafonds), inrichting van de toekenning (wanneer is al dan niet een beschikking nodig?), monitoring, en innovatie. Ook wordt regionaal de juridische samenwerkingsvorm tussen gemeenten verder ontwikkeld. Binnen afgesproken juridische kaders zal de inkoop en verevening tussen gemeenten nader worden uitgewerkt. De toegang tot zorg is een belangrijk onderdeel van de sturing en ook risicobeperking. Hoewel er (boven)regionaal wordt ingekocht, hanteren we primair het uitgangspunt dat de afnemende gemeente zijn eigen zorg betaald. In de situaties dat het gaat om financieel omvangrijke zorgkosten voor een beperkt aantal cliënten (dit doet zich met name voor bij de zorg die we voornemens zijn bovenregionaal in te kopen) onderzoeken we op welke onderdelen het solidariteitsprincipe als uitgangspunt wordt gehanteerd. Voor de toegangen waar gemeentelijke coördinatie aan de orde is, kunnen we rechtstreeks sturen. Dit geldt echter niet voor alle toegangen. Zo hebben bijvoorbeeld huisartsen het recht tot doorgeleiding naar zorg zonder akkoord van gemeente terwijl deze zorg wel door gemeente wordt bekostigd. Dit geldt ook voor gedwongen zorg in het kader van jeugdbescherming en jeugdreclassering. Bij de inrichting van het toekenningsmandaat, streven we naar een verantwoorde wijze van toekennen met een juiste balans te creëren tussen grip en vertrouwen om zo onnodige bureaucratie te voorkomen. Die werkwijze is in de afgelopen anderhalf jaar in een pilot geoefend voor wat betreft de ambulante jeugdzorg. De exacte werkwijze zal zich de komende periode verder uitkristalliseren. Daarbij weegt mee dat de wijze van bekostiging van invloed is op de beheersing van financiële risico’s. 7.4.
Opdrachtgeverschap, contractering en bekostiging
Wij hebben een voorkeur voor het regisseursmodel als basismodel voor inkoop. Bij dit model krijgt de burger een regisseur toegewezen die samen met hem naar de juiste ondersteuning zoekt. Belangrijke uitgangspunten hierbij zijn: één ondersteuningsplan voor en door het gezin, zoveel mogelijk inzetten van de eigen mogelijkheden van de klant, en collectieve voorzieningen en in beginsel keuzevrijheid: ruimte voor ondersteuning en hulp die aansluit bij de persoonlijke levensovertuiging en persoonlijke voorkeuren. Een uitgebreidere toelichting op het model staat in de decentralisatie-overkoepelende nota ‘Het is mensenwerk’. Een groot gedeelte van de zorg die nieuw is voor de gemeente zal regionaal worden ingekocht. Voor deze wijze van inkoop en sturing verwijzen wij naar de regionale nota.
27 Ontwerp Beleidsplan Jeugd Gemeente Ede, mei 2014
BIJLAGE 1 bij het beleidsplan Jeugd van de gemeente Ede 1. De kaders van de jeugdwet Artikel 2.1: Het gemeentelijke beleid inzake preventie, jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering en de uitvoering van jeugdhulp, is gericht op: a. het voorkomen en de vroege signalering van en vroege interventie bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen; b. het versterken van het opvoedkundige klimaat in gezinnen, wijken, buurten, scholen, kinderopvang en peuterspeelzalen; c. het bevorderen van de opvoedvaardigheden van de ouders, opdat zij in staat zijn hun verantwoordelijkheid te dragen voor de opvoeding en het opgroeien van jeugdigen; d. het inschakelen, herstellen en versterken van de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige, zijn ouders en de personen die tot hun sociale omgeving behoren, waarbij voor zover mogelijk wordt uitgegaan van hun eigen inbreng; e. het bevorderen van de veiligheid van de jeugdige in de opvoedsituatie waarin hij opgroeit, en f. integrale hulp aan de jeugdige en zijn ouders, indien sprake is van multi problematiek 2. De doelen van de stelselwijziging Naast een aantal wettelijke verplichtingen geeft de memorie van toelichting ook de doelen van de stelselwijziging weer. De basis hiervoor is gelegen in het IRVK2: Alle kinderen moeten gezond en veilig kunnen opgroeien, hun talenten ontwikkelen en naar vermogen participeren in de samenleving. Ouders zijn hiervoor eerst verantwoordelijk. De overheid komt in beeld als dit niet vanzelf gaat. Dan moet het jeugdstelsel snel, goed en op maat functioneren. De regering is van oordeel dat er een omslag (transformatie) nodig is in de ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en gezinnen naar: 1. 2. 3. 4. 5.
Preventie en uitgaan van eigen verantwoordelijkheid en eigen mogelijkheden van jeugdigen en hun ouders, met inzet van hun sociale netwerk; Demedicaliseren, ontzorgen en normaliseren door onder meer het opvoedkundig klimaat te versterken in gezinnen, wijken, scholen en in voorzieningen als kinderopvang en peuterspeelzalen; Eerder de juiste hulp op maat te bieden om het beroep op dure gespecialiseerde hulp te verminderen; Integrale hulp aan gezinnen volgens het uitgangspunt één gezin, één plan, één regisseur. Meer ruimte voor professionals om de juiste hulp te bieden door vermindering van regeldruk.
3. Preventie Het beleidsterrein ‘op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden’, zoals dit onder de Wmo viel, blijft een gemeentelijke verantwoordelijkheid maar is geen onderdeel van de nieuwe jeugdwet. In het jeugdbeleid moeten deze functies wel in samenhang worden uitgevoerd. Het gaat dan om: informatie en advies, signaleren van problemen, toegang tot het hulpaanbod, licht-pedagogische hulp en coördinatie van zorg. Bij de functie signalering gaat het bijvoorbeeld om de coördinatie tussen signalerende instanties. De functie toeleiding tot het hulpaanbod heeft betrekking op het totale lokale en regionale hulpaanbod. Bij pedagogische hulp gaat het om het bieden van opvoedingsondersteuning aan ouders en gezinnen waar problemen zijn of dreigen te ontstaan. Coördinatie van zorg betreft het afstemmen en zo mogelijk bundelen van zorg in het geval dat meerdere hulpsoorten nodig zijn om een jeugdige of gezin te ondersteunen. De samenhang heeft ook nadrukkelijk betrekking op de taken die uitgevoerd worden door de jeugdgezondheidszorg (JGZ) in het kader van de Wet Publieke Gezondheid (Wpg). Wanneer de JGZ bijvoorbeeld risico’s of problemen signaleert bij jeugdigen is het effectief en efficiënt wanneer direct ondersteuning, hulp of zorg ingezet kan worden. De JGZ kan zo een rol spelen in het voorkomen van zwaardere vormen van zorg.
2
Het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind is voor Nederland op 8 maart 1995 in werking getreden en ziet op Participation, Provisions and Protection (3P’s).
28 Ontwerp Beleidsplan Jeugd Gemeente Ede, mei 2014
BIJLAGE 2 bij het beleidsplan Jeugd van de gemeente Ede Preventief aanbod De gemeente is verantwoordelijk voor het preventieve aanbod op het gebied van opvoeden en opgroeien. De organisaties die dit aanbieden zijn verenigd in het CJG. Het CJG functioneert als netwerkorganisatie. Het preventieve aanbod bestaat uit vrij toegankelijk zorg waar veel mensen gebruik van maken. Deze zorg varieert van de jeugdgezondheidszorg, tot maatschappelijk werk en praktische gezinsondersteuning. Het CJG in Ede werkt vindplaatsgericht. Medewerkers van het CJG werken op peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en scholen om bij eventuele zorgen of problemen laagdrempelig en snel ondersteuning in te kunnen zetten. Ook is het CJG bereikbaar via de website en telefoon en is er een app. te downloaden. De website wordt ruim 1500 keer per maand bekeken en er wordt dagelijks meerdere malen naar het CJG gebeld en gemaild. Bureau Jeugdzorg Bureau Jeugdzorg is het centrale indicatieorgaan voor de huidige provinciaal gefinancierde jeugdzorg. Daarnaast geeft BJZ ook indicaties af voor de jeugd-GGZ. In 2012 waren er vanuit Ede 506 aanmeldingen bij BJZ, waarvan er 464 zijn geaccepteerd. 3 Een geaccepteerde aanmelding betekent dat er een vervolgtraject komt, zoals indicatiestelling, het inschakelen van het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) of de Raad voor de Kinderbescherming (RvK), het uitvoeren van casemanagement of zelf kortdurende hulp bieden. Niet-geaccepteerde aanmeldingen betreffen (terug)verwijzingen naar voorliggende voorzieningen, of er is nog geen vervolg bepaald. De tabel hieronder geeft de cliëntaantallen weer per functie van BJZ in 2012. Hierin zitten dubbelingen. Eén jongere kan gebruik hebben gemaakt van meerdere functies binnen BJZ. Een zorgmelding kan bijvoorbeeld hebben geleid tot een toeleiding naar hulp of een jeugdbeschermingsmaatregel. De aanmeldingen zijn hierin ook verdisconteerd. Cliëntaantallen per functie van BJZ in 2012 in de gemeente Ede 4 Bureau Jeugdzorg
AMK Onderzoek mishandeling Anders Casemanagement dwang Jeugdbescherming Jeugdreclassering Toeleiding hulp Zorgmelding
52 2 74 196 78 484 232
Jeugd- en opvoedhulp Jeugd- en opvoedhulp is er in veel verschillende vormen. Er zijn organisaties die gezinnen thuis helpen om zaken weer op de rails te krijgen. Andere begeleiden jongeren in een gesloten jeugdzorgorganisatie of organiseren de opvang in pleeggezinnen. Het doel is altijd om jongeren te helpen op te groeien tot volwassenen die volwaardig deelnemen aan de maatschappij. Voor vrijwel elke hulpvraag hebben organisaties voor Jeugd & Opvoedhulp een passend aanbod. Die hulp kan thuis geboden worden, in een pleeggezin of in een organisatie. Binnen de jeugd- en opvoedhulp wordt onderscheid gemaakt in de volgende zorgvormen: 3
Bron: Branche Jeugdzorg Gelderland (2013b, Gelderse gemeenten) Bron: informatie van zorgaanbieders t.b.v. transitiearrangement (september 2013). Deze cijfers zijn een eerste analyse van gegevens die door zorgverleners zijn verstrekt ten behoeve van de transitiearrangementen. Ze moeten dus met enige terughoudendheid gebruikt worden. Het aantal jongeren dat voor toeleiding (484) in aanmerking komt, worden deels ook mee geteld in de andere categorieen (zoals jeugdbescherming of jeugdreclassering en bij jeugd & opvoedhulp). 4
29 Ontwerp Beleidsplan Jeugd Gemeente Ede, mei 2014
-
Ambulante hulpverlening Dagbehandeling Pleegzorg Residentiële hulpverlening Spoedeisende zorg / crisiszorg
Er zijn zeer veel organisaties die jeugd- en opvoedhulp aanbieden in onze gemeente. Veel van deze aanbieders functioneren regionaal, provinciaal of zelfs landelijk. Maar er zijn ook diverse particulieren die een vorm van jeugd- en opvoedhulp bieden, waaronder zorgboerderijen en particuliere gezinshuizen. Gebruik jeugd-en opvoedhulp in 2012 in de gemeente Ede5 Jeugd- en opvoedhulp
Dagbehandeling Jeugdhulp met indicatie Jeugdhulp zonder indicatie Jeugdzorg+ Pleegzorg Preventie (ZAT en CJG) Spoedeisende zorg Verblijf 24 uur
138 463 331 4 87 5 19 84
Jeugd-GGZ De jeugd-ggz biedt gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg aan kinderen en jeugdigen tot 18 jaar met, gediagnosticeerde, ernstige psychische of psychosociale problemen. De jeugd-ggz diagnostiek, behandeling en begeleiding aan kinderen en jongeren. De hulp kan zich ook uitstrekken tot de ouders of andere verzorgers. De behandeling kan bestaan uit individuele gesprekken, gezinsgesprekken, oudergesprekken, groepsgesprekken, gebruik van medicijnen, of combinaties hiervan. De behandeling is meestal ambulant. Slechts een klein gedeelte van de patienten heeft intensievere hulp nodig, bijvoorbeeld deeltijdbehandeling of een opname. Ggz wordt geboden via instellingen of door particulieren. Onder jeugd-ggz kunnen ook preventieve activiteiten vallen die zich richten op het voorkómen van ernstige problemen van kinderen en jongeren met een verhoogd risico op psychische problemen. De meeste verwijzingen voor de jeugd-ggz lopen via de huisarts. Ook Bureau Jeugdzorg kan een indicatie afgeven. De financiering gaat met name via de Zorgverzekeringswet en voor een kleiner gedeelte via de AWBZ. Een ggz-traject via de Zorgverzekeringswet wordt beschreven in een DBC (Diagnose Behandel Combinatie). Dat is het totale traject van diagnose tot en met behandeling. In de tabel hieronder zien we dat er jaarlijks steeds meer DBC’s worden afgesloten:
Aantal jaarlijks afgesloten DBC’s in de gemeente Ede. 6 2008
2009
2010
2011
2012
648
694
821
915
921
5
Bron: informatie van zorgaanbieders t.b.v. transitiearrangement (september 2013).
6
Bron: Factsheet Jeugdzorg FoodValley 2013, gegevens verkregen via GGZ Nederland.
30 Ontwerp Beleidsplan Jeugd Gemeente Ede, mei 2014
In onderstaande tabel wordt het gebruik van de jeugd-ggz in 2012 weergegeven. Er is met opzet geen totaal opgenomen, omdat bijvoorbeeld een behandeling vaak volgt op diagnostiek en dat dus als één traject gezien moet worden. Een behandeling kan ook bestaan uit meerdere onderdelen, zoals behandeling door een specialist en daarbij langdurige zorg en begeleiding. Gebruik jeugd-ggz in 2012.7 Jeugd-ggz
Beschermd wonen Diagnostiek Eerstelijnspsycholoog Gezinsbehandeling Kortdurende behandeling Preventie Gezinsbehandeling en begeleiding (zelfstandig) Langdurige zorg en begeleiding (Persoonlijke Verzorging) Langdurige zorg en begeleiding (Zorg met Verblijf)
11 556 458 81 732 159 21 404 22
Jeugd-AWBZ LVB Jongeren met een licht verstandelijke beperking zijn jongeren met een laag IQ (tussen de 50 en 85) en een beperkt sociaal aanpassingsvermogen. Vaak is er sprake van bijkomende problematiek zoals psychiatrische-, sociale-, gedrags- of lichamelijke problemen. De zorg voor jongeren met een licht verstandelijke beperking valt onder de AWBZ en de indicatiestelling wordt door het CIZ uitgevoerd. In de nieuwe Jeugdwet wordt niet alleen de zorg voor jongeren met een licht verstandelijke beperking een taak van de gemeente. Ook zorg voor jongeren met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking wordt gedeeltelijk onze taak. Het gaat dan om activiteiten op het gebied van begeleiding en persoonlijke verzorging, inclusief het kortdurend verblijf dat daar soms mee samengaat. Persoonlijke verzorging heeft tot doel het tekort aan zelfredzaamheid op te heffen. Praktisch betekent dit: hulp bij algemene dagelijkse levensverrichtingen, zoals wassen, aankleden, eten en drinken, het innemen van medicatie, toiletgang, bed opmaken, etc. Begeleiding is gericht op het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren. Dit kan zaken als dagopvang of hulp bij administratie betreffen voor bijvoorbeeld een doof, blind en/of verstandelijk beperkt kind en kan individueel of in groepen plaatsvinden. Naast deze functies wordt de gemeente ook verantwoordelijk voor het vervoer van jongeren die vanwege hun beperking niet zelfstandig naar de locatie kunnen gaan waar zorg wordt aangeboden. In de onderstaande tabel wordt weergegeven (blauwe vlakken) welke onderdelen van de AWBZ voor jongeren tot 18 jaar naar de Jeugdwet overgaan. Grondslag/functie
Somatiek
Lichamelijk handicap
Zintuiglijke handicap
Verstandelijke handicap
Psychiatrie
Begeleiding Kordurend Verblijf
7
Bron: informatie van zorgaanbieders t.b.v. transitiearrangement (september 2013).
31 Ontwerp Beleidsplan Jeugd Gemeente Ede, mei 2014
Persoonlijke verzorging Verpleging Behandeling Verblijfszorg
Nvt
Nvt Uitzondering8
Zit in Zvw Zit in Zvw >1 jaar
Het aantal jongeren met een AWBZ-indicatie zag er de afgelopen jaren als volgt uit 9: 1-1-2010 215 (enkel CIZ)
1-1-2011 245 (enkel CIZ)
1-1-2012 275 (CIZ) + 256 (BJZ)
1-1-2013 260 (enkel CIZ)
Aantal trajecten AWBZ-jeugd in 2012 in de gemeente Ede. 10 Jeugd VG/LG/ZG/LVG
Anders Behandeling voor jeugd-vb (met vervoer) Dagbesteding met vervoer Gespecialiseerde behandeling Gespecialiseerde behandeling met verblijf (ZZP 1 t/m 5) Individuele begeleiding Kortdurend verblijf (logeren) Persoonlijke verzorging
10 21 129 55 15 58 13 33
Niet-vrijwillige jeugdzorg Een aantal van de hieronder beschreven ‘zorgvormen’ is al benoemd bij het onderdeel ‘Bureau Jeugdzorg’. Op dit moment zijn zij namelijk verantwoordelijk voor de uitvoering van deze taken. -
Jeugdzorg Plus (gesloten jeugdzorg) is een intensieve vorm van gespecialiseerde jeugdzorg die start met een rechterlijke machtiging en plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. Het gaat om jongeren zonder strafblad waarbij gedwongen opname noodzakelijk is vanwege ernstige gedragsproblemen, veelal in combinatie met een verstandelijke beperking en/of een psychiatrische stoornis. Het voorstel is vooralsnog om Jeugdzorg Plus op landelijk niveau te blijven regelen en financieren. Dit heeft te maken met de lage aantallen en tegelijkertijd forse kosten in de Jeugdzorg Plus.
-
Mensen die vermoeden dat een kind wordt mishandeld kunnen bij het AMK terecht, onderdeel van Bureau Jeugdzorg. Het AMK kan ze dan adviseren over hoe met die situatie om te gaan. Als mensen geen kans zien zelf iets met hun vermoedens te doen, kunnen ze een melding doen. Dan stelt het AMK een onderzoek in naar de gezinssituatie van het kind. Indien nodig organiseert het AMK hulp. Het onderzoek en de keuze van hulpverlening gebeurt zoveel mogelijk in overleg met de ouders. In ernstige gevallen kan het AMK de kindermishandeling melden aan de Raad voor de Kinderbescherming, zodat de procedure voor een kinderbeschermingsmaatregel in gang kan worden gezet. Het AMK doet dit alleen als hulpverlening niet voldoende wordt geacht om de situatie voor het kind te verbeteren of als de ouders niet bereid zijn om de noodzakelijke hulp te accepteren.
8
Toelichting uitzondering: verblijfszorg voor jeugdigen die in verband met hun verstandelijke beperking levenslang en levensbreed zorg nodig hebben. 9
Bron: CIZ. Bron: informatie van zorgaanbieders t.b.v. transitiearrangement (september 2013).
10
32 Ontwerp Beleidsplan Jeugd Gemeente Ede, mei 2014
-
Jeugdbeschermingsmaatregelen (JB) zijn de dwangmiddelen die in het kader van het civiele jeugdbeschermingsrecht beschikbaar zijn. Het betreft beperking of ontneming van het ouderlijk gezag over minderjarige kinderen. Jeugdbeschermingsmaatregelen worden uitgevoerd door BJZ, maar ook door landelijk werkende instellingen. Alvorens de kinderrechter besluit tot het opleggen van dergelijke maatregelen, wordt de gezinssituatie eerst door de Raad voor de Kinderbescherming onderzocht.
-
De Jeugdreclassering (JR) is één van de middelen die in het kader van het jeugdstrafrecht worden toegepast voor jeugdigen vanaf 12 jaar. Er vindt dan begeleiding door een jeugdreclasseringsambtenaar plaats, die afspraak met de jongeren maakt die een verplichtend karakter hebben. Doel van de begeleiding is herhaling van het strafbare feit te voorkomen.
2.3
Meervoudig zorggebruik
Het meervoudig zorggebruik van jeugdigen is niet eenvoudig te bepalen. Om dit goed te achterhalen moeten privacygevoelige gegevens op instellingsniveau met elkaar vergeleken worden. Er zijn (nog) geen goede afspraken om dat te kunnen doen. Hieronder de informatie die wel beschikbaar is over meervoudig zorggebruik. -
De Branche Jeugdzorg Nederland laat zien dat in 2011 ongeveer een derde van de jeugdzorggebruikers in dat jaar van meer dan één zorgvorm gebruik had gemaakt. Dit percentage heeft betrekking op het gebruik van jeugd- en opvoedhulp (waaronder ook Jeugdzorg Plus). Het kan gaan om gelijktijdig gebruik van zorgvormen, maar ook om achtereenvolgend gebruik. Om welke combinaties het gaat en hoeveel zorgvormen er (tegelijkertijd) gebruikt worden, is hierbij niet inzichtelijk.
-
De meeste indicaties voor Jeugd-GGZ lopen via de huisarts en Bureau Jeugdzorg komt alleen in beeld wanneer er ook andere vormen van jeugdzorg (nodig) zijn. Daarmee is meervoudig zorggebruik bij afgegeven indicaties voor Jeugd-GGZ via Bureau Jeugdzorg min of meer een feit, maar is nog niet bekend welke vormen van jeugdzorg tegelijkertijd gebruikt worden.
-
In de Jeugd-GGZ lijkt vaak aanspraak gemaakt op te worden op zowel Zvw-zorg als AWBZ-zorg. Bijvoorbeeld zowel begeleiding (AWBZ) als medicatie (Zvw).
2.4
Aanbod op FoodValley niveau
Het aanbod aan jeugdzorg in FoodValley is behoorlijk compleet: met uitzondering van Jeugdzorg Plus (regio-overstijgend aanbod) kan elke jeugdige voor elke jeugdzorgvorm terecht binnen FoodValley. Een goede vergelijking met andere regio’s is moeilijk te maken, maar er is geen reden om aan te nemen dat er in FoodValley relatief meer of minder jeugdzorgaanbod is dan elders in Nederland. Het gebruik van jeugdzorg ligt in FoodValley iets lager dan het landelijke gebruik, maar dit scheelt niet veel: maximaal 0,9% lager. Hierover zijn geen uitgesplitste uitspraken te doen voor de gemeente Ede.
2.5
Zorggebruik op verschillende ‘niveaus’
Wanneer opvoeders of jeugdigen problemen hebben, hoeven zij niet per definitie gebruik te maken van tweedelijnsjeugdzorg. Veelal is vanuit de omgeving ook hulp beschikbaar, bijvoorbeeld in de vorm van advies of praktische steun door familie of buren. Ook is het mogelijk dat problemen worden aangepakt door de eerstelijnsjeugdzorg. Men zou kunnen verwachten dat ouders eerst in hun eigen omgeving hulp zoeken (de ‘nulde lijn’), als dat niet voldoende is in de eerste lijn en eventueel vervolgens ook in de tweede lijn. In hoeverre dergelijke zogeheten ‘voorliggende’ voorzieningen het gebruik van tweedelijnsjeugdzorg kunnen voorkomen, is onduidelijk.
33 Ontwerp Beleidsplan Jeugd Gemeente Ede, mei 2014
Onderzoek11 laat zien dat waar meer gebruik wordt gemaakt van eerstelijnsjeugdzorg het gebruik van de tweedelijnszorg geringer is. Dit kan erop duiden dat het gebruik van preventieve zorg dat van tweedelijnszorg weet te voorkomen. Daarentegen lieten analyses op gezinsniveau zien dat gezinnen met meer problemen vaker gebruikmaken van zowel hulp uit de omgeving als eerstelijns- en tweedelijnsjeugdzorg. Ook hangen de diverse niveaus van hulp met elkaar samen: gezinnen die gebruikmaken van steun uit de omgeving maken meer gebruik van eerstelijnsjeugdzorg. En gezinnen die gebruikmaken van eerstelijnsjeugdzorg maken in grotere getale gebruik van tweedelijnsjeugdzorg. Dit kan erop wijzen dat hulp uit de omgeving het gebruik van eerstelijnsvoorzieningen stimuleert en dat deze voorzieningen op hun beurt een belangrijke rol spelen in het doorverwijzen naar de tweedelijnszorg.
2.6
Leeftijdsgrenzen Jeugdwet
In de jeugdwet wordt een maximum leeftijdsgrens gehanteerd van 18 jaar voor jeugdhulp en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen. Jeugdhulp kan doorlopen tot maximaal het 23ste levensjaar, voor zover deze hulp niet onder een ander wettelijk kader valt en mits voldaan wordt aan de voorwaarden. Hierover staat in de wet dat de gemeente verantwoordelijk is voor jeugdhulp waarvoor nog vóór de 18e verjaardag was bepaald dat die noodzakelijk is, die al vóór dat moment was aangevangen of waarvan noodzakelijk is deze te hervatten binnen een half haar nadat de jeugdige 18 is geworden. Voor jeugdreclassering en jeugdhulp die voortvloeit uit een strafrechtelijke beslissing geldt op basis van de Jeugdwet geen leeftijdsgrens. Voor gesloten jeugdzorg is de doorloop op basis van jurisprudentie beperkt tot hooguit zes maanden na het 18e jaar, omdat het toepassen van dwang op pedagogische grondslag bij meerderjarigen strijd oplevert met artikel 5 EVRM. Voor jongeren met psychische problemen en stoornissen (jeugd-ggz) wordt in het wetsvoorstel de leeftijdsgrens op 18 jaar gesteld omdat veel geestelijke stoornissen die zich in de (late) adolescentie ontwikkelen, doorlopen in de volwassenheid en daarmee in de volwassen-ggz. Verder wordt vanaf het 18e jaar premie voor een zorgverzekering betaald en maakt geestelijke gezondheidszorg onderdeel uit van de aanspraak medisch specialistische zorg. Ondanks dat er goede redenen zijn om de leeftijdsgrens voor jongeren met verstandelijke beperkingen op 23 jaar te stellen, in verband met hun tragere ontwikkeling, is in het wetsvoorstel voor een leeftijdsgrens van 18 jaar gekozen omdat dit tegemoet komt aan het uitgangspunt van één uniforme leeftijdsgrens.
11
“Terecht in de jeugdzorg”. SCP 2013
34 Ontwerp Beleidsplan Jeugd Gemeente Ede, mei 2014