DE EMÜÊWE
JOMLIST
O R G A A N VAN HET V E R B O N D VAN NEDERLANDSCHË
JOURNALISTEN
J&ONo^ VERANTWOORDELIJK DIT
BLAD
REDACTEUR:
VERSCHIJNT
J
LEARBUCH
MAANDELIJKS
ADRES ^J
Q
VOOR
REDACTIE
ADMINISTRATIE.
J P. C O E N S T R A A T 3. S-GR A V E N H A G E . TEL. 7 2 0 0 7 0 *
m
4e JAARGANG, No. 2 Nadruk,
EN
—
—
FEBRUARI 1944
ook gedeelten, slechts geoorloofd na toestemming
van de redactie
ONTVANGST VAN NEDERLANDSCHE JOURNALISTEN TE PARIJS Tijdens het verblijf te Parijs van ruim twintig Nederlandsche journalisten, die op uitnoodiging van de Organisation Todt de verdedigingswerken aan de kust van den Atlantischen Oceaan bezichtigden, organiseerde de buiten!andsche persvereenigiug hun ter eere een ontvangst, waarbij de voorzitter dezer vereeniging, de heer Mariano Daranas, correspondent van het Madrileensche blad A B C , de volgende toespraak hield: „Het is mij een genoegen U in naam van het syndicaat der buitenlandsche pers te Parijs, in een omgeving, waarin de oude maar steeds actieve bloem der Fransche hoffelijkheid in de huidige moeilijke omstandigheden met een buitengewonen glans omstraald is, hartelijk welkom te heeten. Wanneer de hartstochten eens weei zullen luwen en vele oogen, die vandaag nog door schadelijke vooroordeel over menschen en naties troebel zijn, hun ouden glans en helderheid zullen herkrijgen, dan zal de geheele wereld de verdiensten prijzen van den Europeeschen kring, die niet ijver en toewijding en in een geest van opoffering gewerkt heeft ten bate van de Europeesche verbroedering, dat wil zeggen ten bate van cultuur en beschaving. Geachte Nederlandsche collega's, gij die tot een volk behoort, dat het zich tot een groote eer mag rekenen een beslissend aandeel in de geboorte
en de ontwikkeling van het internationale recht gehad te hebben, gij landgenooten van Hugo Grotius, evenals ik er een ben van zijn voorloopers Mariana en Suarez, weest getuigen en propagandisten van de moreeie atmosfeer, waarin het Europa van gisteren met smart en zorgen het Europa van morgen baart! Gij, die geleerd hebt en die het ons hebt onderwezen, dat het oorlogsrecht onafscheidelijk van het menschelijk recht moet zijn, gij hebt kunnen constateeren, dat eenerzijds bepaalde oorlogshandelingen sedert September 1939 zich wisten en konden beperken tot een minimum aan onvermijdelijk leed voor de burgerbevolking, ' maar dat anderzijds bepaalde, oorlogshandelingen gedurende 3 lange jaren op de groote massa en op onschuldigen gericht zijn, zonder dat dit echter de getroffenen heeft kunnen doen wankelen en zonder dat de strategische positie der oorlogvoerenden er ook maarin het minst door veranderd werd Loopt de geschiedenis vooruit, geachte collega's zegt eens reeds van nu af aan, dat, indien zekere oorlogvoerenden deze of gene stad hebben kunnen bombardeeren in overeenstemming met de militaire oorlogswetten, deze overigens geslaagde bombardementen alleen ten doel hadden, den weerstand dezer steden te breken en haar g-arnizoenen tot overgave - te dwingen. Maar zegt dan tevens, collega's, dat in tegen-
stelling met deze taktiek bombardementen van andere oorlogvoerenden elkander opvolgden, maand na maand, week na week, dag na dag, die het grootste leed voor de non-combattanten niet zich mede brachten en die onherstelbare schade toebrachten aan het cultureele bezit van Europa, zonder dat deze bombardementen, hoe dan ook, het einde der vijandelijkheden konden bespoedigen, of den val van een enkele stad of de overgave van een enkel bataljon konden veroorzaken. Zegt, geachte Nederlandsche collega's, dat gij een verarmd Parijs hebt aangetroffen, maar rustig, kalm en selfs nog glimlachend. Het gemeenschappelijke leven der millioenen bewoners is een constructief leerrijk schouwspel. Zij getuigen met trots van hun verleden en vertrouwen op de toekomst, dank zij een groot leger van vreemden, dat paraat staat met de bajonet op het geweer. Een gemeenschappelijk leven, dat zonder incidenten en zonder moeilijkheden verloopt, zooals U zelf in de straten en in de openbare gelegenheden van deze prachtige stad kunt vaststellen. Laten wij het volgende goed onthouden: eenerzijds het voorbeeld van een groote stad, die onder een bezettingsregime trouw blijft aan haar humane tradities en haar intellectueele ontwikkeling; anderzijds het verschijnsel, dat uniek is in de geschiedenis n.1. het ontbreken van elk gevoel van dwarsboomerij. Ja, mijne heeren, ik zou willen, dat
de taaiste onder onze eventueele tegensprekers ons zou kunnen garandeeren, dat onder een andere bezetting, bijvoorbeeld een bolsjewistische, . het verloop net zoo zou zijn. Hier in Parijs voelen wij ons tweemaal Europeaan. In de eerste plaats door ons eigen vaderland in het Zuiden van Europa en vervolgens omdat wij de gasten zijn van een stad, waarvan elke steen — liefkoozing of felle pijn — het blijvende souvenir is van een algemeene onderneming, die onze voorvaderen gemeenschappelijk gesmeed hebben. Wij drinken op Uw gezondheid, geachte collega's, zooals wij hier gemeenschappelijk zijn als leden der Europeesche familie en als gasten van Parijs." De Zakelijk Leider van het V. N. J. heeft in een korte toespraak eenige indrukken van de bezichtiging van den Atlantikwall weergegeven en den^ denk der Nederlandsche journalisten overgebracht.
Er is niets nieuws onder de zon! Ik weet niet, wie deze uitspraak heeft gedaan, maar hoe het ook zij, de uitdrukking is precies van pas op het gebrek aan plaatsruimte in de dag- en nieuwsbladen, vroeger en nu. Onder „vroeger" dient dan te worden verstaan de tijd voor den oorlog en onder ,,nu" de huidige tijd. Met een zekeren wellust herinneren we ons nog den tijd, dat er eiken dag opnieuw couranten verschenen, die met een zwaren plons in de brievenbussen der lezers terecht kwamen, en als we aan dien tijd terug denken, dan zien wij ons nog gebogen over de eerste exemplaren, die van de pers kwamen om ze even door te bladeren om dan vaak te zeggen: „vanavond staat er niets bijzonders in". We herinneren ons nog het jagen en jachten, wanneer de laatste pagina's opgemaakt werden en we zien nog de zakelijke leiding met het potloodje in de hand nagaan hoeveel pagina's advertenties in de courant stonden. Ook zien we nog de teleurgestelde gezichten van de verslaggevers, die hun reportage of bijzonder artikel niet in een bepaald nummer zagen opgenomen, omdat er geen plaats voor was. Wie herinnert zich niet de discussies of woordgevechten met den chef-verslaggever of redacteur-op-
H e t k a n tegenwoordig De voigende, bij uitzondering lange uiteenzetting, geeft de „Westfallsche Landeszeitung — Rote Erde" over een actueel onderwerp. Het kan tegenwoordig gebeuren, dat de redactie van een Duitsche krant het in vollen ernst gestelde verzoek bereikt om alle, een bepaald vakgebied rakjende publicaties vooraf voor te leggen. Er moet verhinderd worden dat er iets in de kranten staat, wat om een of andere reden ongewenscht is. Het komt er niet op aan, wie dit verzoek indiende. Toegevende, dat het in zeer beleefden vorm gesteld was en dat het van het standpunt van de betreffende personen, instanties of vereenigingen ge-
Nederlandsche journalisten te gast bij de Organisation Todt. De leider der bezichtigingsreis, Dr. Schwieck, Beauftragte der Propagandastaffel der O. T. Einsatz West, wijst naar markante punten in een sector van den Atlantikwall
maker, die betoogde, dat om deze of gene reden de opname verschoven moest worden. Hoe vaak is er toen niet gezegd, waarom is- er dan geen half blad meer gemaakt, of waarom is dan dit of dat niet weggelaten? Een ieder meende, dat zijn artikel het belangrijkste was, vooral als men de een of andere afspraak gemaakt had of als men er bijzondere dingen voor gedaan of ondernomen had. Ja, zoo was het! Toen was er heel vaak gebrek aan plaatsruimte, ofschoon er ook nog wel eens gebrek aan kopij was. Daarvoor was dan de „schuif" goed, waar altijd nog wel wat opgeborgen stond, dat dan medegenomen kon worden. De technische outillage van de courantendrukkerijen werd steeds beter, de rotatiepersen steeds grooter en sneller, maar het gebrek aan plaatsruimte bleef bestaan. De dagelijksche besprekingen daarover eveneens. Hoe anders is het nu geworden! De omvang van de bladen is steeds teruggeloopen, de ruimte voor de advertenties tot 1/3 van de plaatsruimte teruggebracht. De meeste bladen verschijnen nu met twee pagina's per dag, hoogstens enkele des Zaterdags met vier pagina's en een heel enkeling heeft het voorrecht om aog eiken dag met vier pagina's te mogen verschijnen.
Een
niet-journalist
aan
het
woord:
Gebrek aan plaatsruimte vroeger en nu Het gebrek aan plaatsruimte is nu een werkelijke zorg geworden. Het is pract.isch niet meer mogelijk nog een behoorlijke courant te maken : hoort men eiken dag verzuchten. Ja, ja, het levenspad van den journalist gaat niet over rozen. Er is zooveel wat beslist eiken dag moet worden opgenomen, dat er voor andere berichten geen plaats meer is. Wie spreekt daar van riet plaatsen van .-:en hoofdartikel ? Zoo af en toe kan hei wel eens gebeuren, dat er iets in staat, dat er op lijkt, maar verder, geen plaatsruimte, dus geen eigen werk. (De enkele bladen, die wel hun best doen om zooveel mogelijk een leesbare courant te maken, behoeven zich van het bovenstaande niets aan te trekken). En nu wil ik als niet-journalist een vraag doen: Is er nu werkelijk geen plaatsruimte? Ik zal de vraag ook beantwoorden: Er is, maar dan moet ook de goede wil aanwezig zijn, wel degelijk plaatsruimte.
We kunnen ons nog zoo af en toe wel eens aan de herinnering van vroeger overgeven, maar uiteindelijk hebben we toch met de feiten van den iiuidigen tijd te maken en nu dienen we dus na te gaan op welke wijze aan de eischen van dezen tijd kan worden voldaan. Voigc.ns het Journalistenbesluit is de journalist een man, die een zeer groote verantwoordelijkheid draagt ten opzichte van de Nederlandsche Volksgemeenschap. Welnu, als dat dan zoo is, dan moet hij die verantwoordelijkheid ook volledig dragen. Wij weten allen, dat de kleinere omvang van de couranten op alle geb'.ed andere eischen aan den journalist stelt. Hij moet zich daaraan in de allereerste plaats onderwerpen. Groote reportages dienen te worden uitgesteld tot later datum, persoonlijke liefhebberijen evenzeer. De tijden zijn ernstig, dus daaraan moet dan ook de volledige aandacht worden besteed.
gebeuren...!
zien, begrijpelijk was dat zooiets voor mogelijk gehouden werd, is het toch te eenen male onmogelijk daaraan te voldoen. Ook nu, ondanks den oorlog, is er voor de bladen namelijk geen censuur. Er bestaat geen plicht berichten, artikelen of publicaties vóór de opname voor te leggen, aan wi'en dan ook. _ Er bestaat slechts één censor: het plichtsgevoel van den redacteur en zijn verantwoordelijkheid tegenover het volk. En niemand heeft het recht van een redacteur te verlangen, dat hij 'eerst vraagt of hij iets mag schrijven of publiceeren. Daarvoor draagt hij dan ook de volle verantwoording voor wat hij schrijft of publiceert. Slechts één uit-
Het nationaal-socialisme moet den grooten strijd winnen, omdat anders Europa tot een grooten chaos gaat verworden en daaronder mag men ook Nederland rekenen. De journalisten weten dit en hebben dus met eigen werk en eigen woorden daaraan volledige aandacht te wijden. Daarvoor is plaatsruimte noodig, natuurlijk, maar ook in korte, duidelijke artikelen, kan heer veel gezegd en geschreven worden. De heele courant staat daar vol van, werpt men mij tegen, inderdaad, maar met andermans woorden, mijne heeren. Met telex-copie! Wat is er gemakkelijker, dan dat zonder commentaar over te nemen. Wanneer de redacteur-buitenland, (bij heei veel bladen staat de naam van dezen redacteur in de courant vermeld), meer samenvattend werk verrichtte, dus de telex-copie behoorlijk verwerkt en samenvoegt, dan brengt hij toch alles wat gemeld moet worden en v/int hij ruimte. Hij krijgt dan zelfs ruimte voor een dagelijksch buitenlandsch overzicht, dat dan eigen werk is. De redacteur-binnenland heeft eenzelfde taak te verrichten. Zoo hij ook dë berichten van de correspondenten in ontvangst heeft te nemen, moet hij die verkorten of in eigen woorden opnemen. Hij , wint dan ruimte, en voldoet toch aan den e.isch
zondering uescaat er; uver militaire zaken en geheime kwesties, de oorlogvoering betreffend, mag slechts met toestemming van de betreffende instanties iets gepubliceerd worden. En het gerechtvaardigde, ja de onvoorwaardelijke noodzakelijkheid van deae censuur, zal iedereen, die iets van spionnage en geheimhouding begrijpt, duidelijk zijn. (Brüsseler Zeitung).
ETÜTS Het Verbond beschikt nog over een kleinen voorraad étui's voor de journalistenpassen. De prijs daarvan bedraagt 15 cent per stuk. Toezending geschiedt na ontvangst van het verschuldigde bedrag op de postrekening van het Verbond, no. 394317.
de courant een streekkarakter te geven. Elke redacteur, die een taak aan de courant te vervullen heeft, heeft er voor zorg te dragen, dat de courant een persoonlijk cachet draagt. Nu zijn de meeste couranten chichématig geworden. Alles prachtig, zal men mij zeggen, maar weet u wel hoe laat, of beter gezegd, hoe vroeg wij moeten draaien om de courant op tijd bezorgd te krijgen ? Inderdaad ik weet dat, maar dat zegt mij niets. De plicht van den journalist is, dat hij te zorgen heeft, dat de courant werkelijk volksvoorlichtend is en al moet hij daarvoor om vijf uur des morgens beginnen of des avonds zeer laat werken, dan heeft hij dat te doen! De soldaten aan de Europeesche fronten vechten zich dood om Europa's vrijheid, welnu, laat dan de journalist er geen gemakkelijker leven op na houden, maar laten zien, dat hij ook voor diezelfde vrijheid vecht. Slechts dan, wanneer elke man zijn plicht doet en zich ten volle inzet, dan zijn er onontdekte mogelijkheden, zelfs in' twee pagina's courant per dag. De bewijzen daarvoor worden eiken dag geleverd! B. L. POELSTRA.
3
CRITISCH of
steriel?
Het is — als men vele mannen van het vak mag gelooven — vooral voor de kranten sinds lang komkommertijd. Dit „vooral" is niet op zijn plaats. Men wil er mee te kennen geven, dat het niet zoozeer de uit de tijdsomstandigheden voortvloeiende stoffelijke beperkingen zijn, die den dagbladschrijver bij zijn werk remmen, maar vooral het feit, dat hij in het bijzonder in de binnenlandkolommen „nergens" over „mag" schrijven. Er zou voor" de deelnemers aan den journalistieken disch een voor nu en alle eeuwen geldend vast en onveranderlijk menu zijn voorgeschreven, waarop gerechten voorkomen, die velen niet lusten. Wat er dan nog rest, eet men om in leven te blijven, maar lekker vindt men het niet. Alleen het nagerecht wisselt nu en dan, en de Zelfbescherming bij Luchtgevaar, de Roode Kruisplaatjes, zoomede de acties „Strooit asch voor Uw deur als het Sneeuwt", „Laat Uw kinderen niet baldadig zijn" en „Duw op de perrons geen Medemenschen onder den Trein" gaan er dan n a een woord van opwekking nog wel in . . . . De oorzaak van dit gebrek aan geestdrift is niet moeilijk op te sporen: men heeft vijfmaal de woorden gehoord: „de journalist is de voorlichter des volks" en ze even zooveel malen gelezen, en nu meent men slechts zijn pen te mogen doopen in peterolie, opdat de lamp, die ons volk voorlicht, brandend blijve . . . . Dit is een afschuwelijk misverstand. Eenige recente gebeurtenissen geven mij aanleiding om hier duidelijk te maken, dat onze journalistieke lamp — God zij dank — niet slechts met kwalijkriekende aardolie gestookt behoeft te worden,* maar dat, zooals minnebrieven slechts tot hun recht komen als zij geuren naar
rozen, anjers of viooltjes, een rechtgeaard artikel over, om maar iets te noemen, banketbakkersproblemen, het best geschreven' wordt met een pen, gedoopt in citroen-essence; wil men schrijven over een raapolie-rel^ waarom dan geen bloedzuiverend en pittig kinawijntje in de vulpen gezogen, en ten slotte: als er over tandartsen geschreven moet worden, hoe kan men dan beter in stijl blijven, dan door frissche pepermuntolie te gebruiken en een tikje chloor-aethyl ? Waar het om gaat: is er werkelijk aanleiding om het altijd uiterst vruchtbare gebied van de critiek, zoowel algemeen als betrekking hebbend op overheidsmaatregelen, niet meer te betreden? Staan hier werkelijk z o o v e e l borden „Verboden Toegang" ? Een onderzoek van de collectie „noten voor de redactie" toont aan, dat dit heusch wel meevalt. Blijft de vraag, of bij zelfstandige critiek het voorlichtende element behouden kan blijven. M.a.w., of de steeds weer herhaalde verzoeken van departementale perschefs, om toch vooral geen critische artikelen te publiceeren zonder de kopij te hebben „voorgelegd", overeenstemmen met de plichten en rechten van den journalist. Ik meen van niet en ik ben er blij om. Ik meen den zin van onzen plicht, om voor te lichten zoo te verstaan, dat de journalist naar eer en geweten met zijn gezonde verstand de vraagstukken moet behandelen, die voor zijn lezers van belang zijn en op een wijze, die voor hen bevattelijk is. Dit houdt in, dat hij in vele gevallen verklaart, duidelijk maakt, omschrijft, adviezen en voorbeelden geeft, kortom: voorlicht in de engste beteekenis. Maar dit impliceert tevens, dat hij zijn stekels opzet, zoodra hij meent, dat er iets niet pluis is: de
begrippen voorlichten en beschermen liggen dicht naast e!kaar. Doet hij dit niet, dan kan hij er verzekerd van zijn, dat hij het vertrouwen van zijn lezers verliest en dus zijn eersten plicht verzaakt. Maar wat even erg is: d«n doemt hij zijn krant tot onvruchtbaarheid, want de zin van alle goedbedoelde critiek (dat is nog geen: vriendelijke critiek!) is geen andere dan recht te zetten wat krom is, of tegenspraak uit te lokken, die bewijst dat hij ongelijk heeft. Ho, zegt de perschef, was dan eerst even bij mij komen buurten, dan was al die drukte er niet geweest en je had al die onnoodige onrust niet verwekt. Hij vergeet, dat het publiek er altijd vlug bij is, als het zich ongerust kan maken, dat het daarvoor heusch geen journalisten noodig heeft, en dat publicatie van hun grieven slechts kalmeerend werkt. Alleen dan, als de lezer kan ervaren, dat de menschen van zijn krant altijd wakker zijn, paraat, bereid het voor hem op te nemen, alleen dan zal hij o o k hun geruststellende woorden aanvaarden. Geef een streep door a!le frissche, zij het weloverwogen critiek, lever slechts „officieele toelichtingen", wek den indruk, dat de krant niet meer is dan de schrijfmachine van „de overheid", en gij kweekt een volk van querulanten en opstandelingen. Nu zal ook de meest vrijzinnige journalist niet graag alle critiek de vrije baan willen laten, maar hiervoor bestaat ook geen gevaar. Hij is aan duidelijke voorschriften gebonden, op welker overtreding strenge straffen zijn gesteld. En ten slotte: was er de zekerheid, dat Je.^e overheid onfeilbaar is, dan was alle critiek onnoodig . . . . omdat er nimmer onrust zou zijn. Zoolang echter nog het ambtenarenvak blijft opengesteld voor menschen van vleesca en bloed, dienen de kolommen van de kranten open te blijven voor critiek. R. VISSER.
Voor het Lectoraat van het Persgilde en van het Verbond van Nederlandsche Journalisten wordt
mannelijk en vrouwelijk personeel gevraagd. Sollicitaties te richten aan Het Persgilde, J. P. Coenstraat 3, Den Haag.
VOOR GERMANJE GEVALLEN.
Wie heeft de motieven, welke Willem Kuyper er toe brachten dienst te nemen bij de WaffenSS kunnen doorgronden? Wie heeft, in de weinige jaren, dat hij in Den Haag werkte, in dezen altijd glimlachenden man den ijzeren wil kunnen vermoeden, zooals deze ons thans is geopenbaard ?
Kuyper wilde en zou naar het front, maar zijn chefs hielden rekening met zijn leeftijd en met het feit, dat hij vader van vier kinderen, was. Hij kreeg dan ook werk als lector, maar met de reeds eerder aan den dag gelegde volharding bleef hij zich voortdurend voor den frontdienst melden. Eindelijk, na een jaar kreeg Niet lang voor zijn dienstWILLEM KUYPER hij toestemming naar den Zuineming bij de Waffen-SS ontSS-Oorlogsverslaggevei delijken sector van het Oostemoette ik hem op straat en lijk front te vertrekken. Zijn vertelde hij mij glimlachend, compagnies-commandant kreeg echter het condat hij zich voor de Waffen-SS had gemeld, signe Kuyper niet in de voorste linies te maar helaas was afgekeurd. Beminnelijk voegplaatsen. de hij er aan toe, zich na verloop van tijd weer te zullen melden. De voorste linie: daarnaar had Kuyper steeds gestreefd. Ook het laatste beletsel zou hij Later kwam hij afscheid nemen. Hij maakte overwinnen. Een marschbevel naar de Krim daarbij niet veel drukte, zat in zijn bekende gaf hem de gelegenheid daartoe. En in den houding, het hoofd schuin voorover, knipperde, nacht van 17 op 18 Januari, na ruim twee als altijd, nerveus met zijn oogen en zei alleen, maanden frontdienst, bracht hij het eeuwige dat hij nu naar Berlijn ging. Hij leek heel soldaten-offer. geen soldaat, zooals hij daar tegenover mij zat. En niemand van ons kon in hem het ware soldatenhart vermoeden. Wie kan het idealisme peilen, dat Kuyper Kuyper's korte soldatenloopbaan is, van af de kracht gaf dóór alle beletselen heen te den eersten tot den laatsten dag, gekenmerkt breken? Deze zoon uit een groot geslacht heeft door zijn ijzeren wil steeds het doel, dat hij voor zichzelf haarscherp rekenschap van zijn beoogen had, te bereiken. Na de eerste teleursluit, van zijn daden gegeven. Hij rekende zich stelling: afgekeurd wegens een te geringen tot Europa's jeugd, tot die jeugd, die zichzelf omvang van de borstkas, is hij zich hardnekniet tot den hoogsten graad van onafhankelijke kig gaan trainen om dit euvel te verhelpen. mannelijkheid heeft kunnen verheffen. Tot Hij overgoot zich met koud water; hij maakte, het nationaal-socialisme kwam hij om elke gekleed in een zwembroekje, lichaamsoefeonmannelijke vrees in zichzelf te kunnen ningen in den tuin van zijn woning achter de dooden — een vrees, die hij wist alleen te duinen, waar de wind hevig en koud was. Hij kunnen uitroeien door de dagelijksche confronhardde zich lichamelijk, zoowel als geestelijk tatie met den dood aan het front. Hij heeft en smaakte dan ook het genoegen later te deze vrees en daarmede zichzelf overwonnen worden goedgekeurd. met een moed en een volharding, als slechts weinigen gegeven is. Als 47-jarige heeft hij de zware militaire Aan hem, zijn vrouw en vier kinderen, opleiding „met een verbazingwekkende, voor brengen wij, zijn beroepskameraden, ons zijn leeftijd verrassende, taaiheid en uithousaluut! dingsvermogen verdragen", zooals SS-Oberscharführer Sternberg zeide. J. L.
5
D e Iedenstatistiek over het jaar 1945
71
3
<
i
lu
2
a E
•3
h0
f! .3
(Vervolg) O
n
(d
f-
W
r E
ii.
1.
n
s L
u
o
o
30
30
/
\
f
// /
t
/
/
\ \
^
f
f i
t
80
/
_j
70
. 30URNALI5TE[1_ BUITEN .DIEMST . W00FDREDACTEOEEN.» .ntVEMBEROEP
II
De belangrijkste en verreweg ook de grootste rubriek is vanzelfsprekend die van de journalisten in hoofdberoep, dat zijn dus de leden, die in de journalistiek uitsluitend of althans in hoofdzaak hun bestaan vinden. Het verloop van deze categorie komt in de volgende grafiek tot uitdrukking (fig. I I ) . Hieruit blijkt, dat bij den aanvang van het jaar 1943 1245 journalisten in hoofdberoep waren ingeschreven, welk aantal in den loop van het jaar practisch ononderbroken is verminderd en op 31 December 1943 nog 996 bedroeg. De categorie journalisten in hoofdberoep is weer onderverdeeld in een aantal rubrieken, waarvan de totalen per ultimo December 1943 als volgt luidden: werkzaam bij dagbladen 484 leden „ „ nieuwsbladen (niet-dag. bladen) 51 „ „ tijdschriften 136 ,, „ persbureaux, persdiensten etc. 142 „ als zelfstandige journalisten voor verschillende bladen 183 „ Ook deze rubrieken zijn weer onderverdeeld in verschillende groepen
(finantieele redacteuren, stadsredacteuren enz. enz.), welke wij hier echter niet zullen vermelden. Van belang is het wellicht nog -te noemen, dat op 31 December 1943 waren ingeschreven als: sportjournalist 134 leden foto-verslaggever 57 „ kunstcriticus 247 ,, leerling-journalist 22 „ Een van de rubrieken, welke in den loop van het jaar eveneens een belangrijke plaats is gaan innemen en welke zich nog steeds uitbreidt, is die van de journalisten-buitendienst. Het Verbond laat n.1. voor de leden, die als journalist in hoofdberoep ingeschreven zijn geweest, doch die door omstandigheden buiten, hun wil dit beroep moesten verwisselen voor een ander, de mogelijkheid open om, indien zij dit wenschen, de banden met hun vak-organisatie te bestendigen. Zij blijven dan lid van het Verbond, ontvangen het Verbondsorgaan en dergelijke, doch worden in een afzonderlijke rubriek ingedeeld, n.1. die van de journalistenbuiten-dienst. Het verloop van deze rubriek wordt in grafiek III aangetoond. Uit deze grafiek blijkt, dat per 31 December 1943 het aantal ingeschrevenen als journalist-buitendienst (159) ruim 8 % van het totale aantal ingeschreven leden uitmaakt. Voorwaar een respectabel percentage, dat het Verbond hoopt eens tot een minimum, te kunnen reduceeren. In fig. I l l is tevens opgenomen het verloop van de rubriek hoofdredacteuren-in-nevenber oep, kortweg aangeduid als „publicisten". Onder deze rubriek worden uitsluitend ingeschreven de hoofdredacteuren van bladen, die de journalistiek niet in hoofdberoep beoefenen, bijv. een dokter, die de functie "van hoofdredacteur van een medisch tijdschrift vervult. Zooals bekend, worden bij het Verbond alleen journalisten-in-nevenberoep ingeschreven, die als verantwoordelijk hoofdredacteur van een blad optreden. Andere journalisten in nevenberoep worden niet ingeschreven. Het aantal publicisten is practisch gedurende het geheele jaar ï i 1943 toegenomen. De sterke stijgingen welke in de maanden Juli en November zijn waar te nemen, wer-
\ \ \ \ \
s \
973
III den veroorzaakt door in die maanden gehouden controles op den aanmeldingsplicht. Het is n.1. met de publicisten zoo gesteld, dat niet altijd regelmatig aan den aanmeldingsplicht wordt voldaan. Het Verbond houdt daarom in samenwerking met de betreffende vakgroepen van het Persgilde van tijd tot tijd een controle die over het algemeen de inschrijving van een aantal publicisten tengevolge heeft. De belangrijke vermindering van het aantal publicisten gedurende de maanden Augustus en September werd veroorzaakt door de rond die maanden doorgevoerde persreorganisatie, waardoor een aantal tijdschriften werd opgeheven en daardoor ook een aantal publicisten moest worden afgevoerd (inschrijving van publicisten in de rubriek journalisten-buiten-dienst vindt niet plaats). Inmiddels is in de maanden November en December het aantal inschrijvingen van publicisten weer behoorlijk toegenomen, zoodat het jaar afgesloten kon worden met een totaal van 111 leden. Samenvattend waren op 31 December 1943 in totaal 1321 leden ingeschreven, verdeeld in de volgende hoofd-rubrieken: Journalisten in hoofdberoep 996 Hoofdredacteuren-directeuren (uitgevers) 40 Hoofdredacteuren-innevenberoep (publicisten) 111 Journalisten-buiten-dienst 159 Journalisten-in-ruste • 15 (Vervolg op pag. 7, Ie kolom)
BOEKBESPREKING Dr. Maarten Schneider. „De Nederlandsche Krant" Uitgave van P. N. van Kampen & Zoon N.V. Amsterdam 1943. Uit de serie „Patria", Vaderlandsche Cultuurgeschiedenis in monografieën onder Redactie van Dr. J. H. Kernkamp.
Dl xxxn. Hoewel pas in 1943 verschenen begint Dr, Maarten Schneider in zijn korte inleiding tot bovenvermelde geschiedenis van de Nederlandsche courant met de mededeeling „dat het begrijpelijk is dat een behandeling van de allerjongste geschiedenis van de Pers, die nog nauwelijks geschiedenis mag heeten, thans nog niet mogelijk is".
Van de groote omwenteling en de diepingrijpende veranderingen, zoowel van het geheele perswezen als van de organisatie van het journalistencorps, het geheel nieuwe karakter dat het ambt van journalist als beschermde, publieke functie gekregen heeft wordt met geen woord gerept, alsof dat niet al lang voor '43 z'n beslag heeft gekregen. In de aardige „Telexkaart" worden nog altijd 81 aangesloten dagbladen vermeld, hoewel circa de helft van het tooneel verdwenen is of onder anderen naam verschijnt. De klok is voor Dr. Schneider 10 Mei '40 stil gaan staan. Zeker, nog altijd hebben we nog niet genoeg afstand genomen van deze sensationeele dingen om ze „onder historisch perspectief" te kunnen zien en ze te kunnen duiden, maar een korte
Van de hand van Dr. Hans Hemiingsen, Zakelijk Leider van het „Reichsverband der Deutschen Presse", is in het N. I. U. (Nachrichten- und Informationsblatt van d<e U. N. j . ) een bijdrage opgenomen, i ! het volgende ontleend is. Het verdient ook buiten de grenzen van het Groot-Duitsche Rijk de aandacht, dat de sociale gedachte een ruime plaats in het openbare leven in het Rijk inneemt. Het streven hierr a a r was reeds typeerend voor Bis(Vervolg van pag. 6) Hopelijk zal het bovenstaande den leden een inzicht in de ledenadministratie bij' het Verbond hebben gegeven. Het ligt in de bedoeling de rubriceering tot in het uiterste te perfectionneeren en daartoe zal t.z.t. onder de leden een enquête worden ingesteld. Het is — hierop zij nogmaals uitdrukkelijk gewezen — voor de ledenregistratie van het grootste belang, dat de leden van alle wijzigingen in adres of functie onmiddellijk aan het Verbond kennisgeven. Uitsluitend door de medewerking van alle leden kan een behoorlijke gang van zaken bij de administratie van het Verbond worden verzekerd.
W. M. C.
list een onbezorgden garandeeren.
D e sociale verzekering bij net Duitsche
vermelding van ae bloote feiten zou toch wel op haar plaats geweest zijn in een in '43 verschijnend werk over de Nederlandsche Pers. Of was de schrijver bevreesd zich aan koud water te branden? Overigens niets dan lof voor dit stukje cultuurgeschiedenis, dat zeer leesbaar geschreven is. Nieuwe dingen brengt het uiteraard niet vele, het steunt op de vele in een rijke, maar zeker niet volledige literatuurlijst aan het einde van het werk, niet op bronnenstudie uit de eerste hand. Dat is dan ook niet noodzakelijk, het heeft z'n voornaamste doelwit: een goede geschiedenis van de krant — tot Mei '40 — voor den ontwikkelden leek volkomen bereikt.
Perswezen
marek met zijn grootscheepsche en doelbewuste verzekeringswerk. Er blijft echter nog zeer veel op dit gebied te doen; de oorlog', inflatie, werkloosheid en tegenwerking remden nagenoeg eiken vooruitgang. Aan den nieuwen tijd viel in 1933 de verantwoordelijke taak ten deel om energiek en krachtig aan het werk te gaan met het nemen van maatregelen op allerlei gebied. Het resultaat is grootsch en reikt tot ver buiten de Duitsche grenzen over de geheele wereld. Dat de grootste aller oorlogen het sociale opbouwwerk van Adolf Hitler bijna geheel tot stilstand heeft gebracht, behoort mede tot de schuld, die de Europeesche oorlogshitsers op zich hebben geladen. De komende vrede zal in het vereemgd Europa ook op dit gebied veel opbouwwerk met zich brengen Ongetwijfeld zal elke journalist zich interesseeren voor de Duitsche sociale maatregelen, die den journa-
ouden
dag
De „Versorgungsanstalt der Deutschen Presse G.m.b.H", tot welks taak het verzekeringswerk behoort, bestaat sedert Februari 1926. Het eerste werk was, de in de toenmaals gesloten collectieve arbeidscontracten voorziene sociale maatregelen voor de journalisten ten uitvoer te brengen en deze voor alle uitgevers van dagbladen algemeen verbindend te verklaren. Eerst in Januari 1938 werden deze contracten door den Gemachtigde van den Arbeid door een nieuwe „Regeling van Arbeidsvoorwaarden" vervangen. De verzekeringsplicht berust op artikel 8 van deze Regeling, hetwelk als volgt luidt: 1. Redacteuren, die het 25ste levensjaar voleindigd hebben en na de beëindiging van hun leertijd één jaar als redacteur werkzaam zijn geweest, zijn verplicht, zich tot het einde van hun 65ste levensjaar door de ,,Verso rguugsanstalt der Deutschen Presse G.m.b.H." bij een daarbij aangesloten verzekeringsmaatschappij volgens de wettelijke voorwaarden te laten ver-
Provinciaal Dagblad in het Noorden des lands zoekt
HOOFDREDACTEUR Sollicitaties met uitvoerige inlichtingen, no. 63, bureau van dit blad.
7
zekeren, alle tot dit doel gestelde verklaringen af te leggen en de vereischte handelingen te verrichten (bijv. de beantwoording van vragenlijsten) en te dulden (b.v. geneeskundig onderzoek). De verzekeringsplicht gaat in op~ het tijdstip van het aangaan der overeenkomst of eerst op het tijdstip waarop aan de in een eersten volzin gestelde voorwaarden wordt voldaan, indien dit valt na het aangaan van de overeenkomst. 2. Het salaris is tot een maximumbedrag van 2000 R.M. per maand aan de verzekering onderworpen. 3. De uitgever is de verzekeringnemer; d'e redacteur onherroepelijk de begunstigde verzekerde. 4. De uitgever is verplicht: a. als aandeel in de premiebetaling maandelijks vijf procent van het maandsalaris aan de „Versicheruiigsanstalt der Deutschen Presse G.m.b.H." af te dragen dit te eigen laste; b. als aandeel in de premiebetaling ten laste van den redacteur eenzelfde premiebedrag maandelijks van het salaris van den redacteur af te trekken en aan de „Versicherungsanstalt der Deutschen Presse G.m.b.H." af te dragen. De bijdragen aan het Rijksverzekeringsinstituut voor employe's moeten in mindering van de betalingen aan de „Versorgungsanstalt der Deutschen Presse G.m.b.H." gebracht worden. 5. De redacteur is verplicht zijn toestemming tot aftrek van het premiebedrag van zijn salaris te geven. 6. Verlaat de redacteur den dienst van den uitgever, dan is laatstgenoemde verplicht, alle rechten voortvloeiend uit de verzekering, aan den betreffenden redacteur over te dragen. Treedt d'e redacteur onmiddellijk weer in dienst van een anderen verzekeringsplichtigen uitgever, dan gaan de rechten en plichten van den verzekeringnemer op den nieuwen uitgever over; de verzekering wordt volgens de bijzondere bepalingen voortgezet. 7. De bepalingen 1 t.m. 6 zijn gelijktijdig van kracht als bepalingen ten gunste van de „Versorgungsanstalt der Deutschen Presse G.m.b.H."
8. Naast de premie van 10 % (art. 4) betalen de uitgevers, naar rato van de door den president van de Reichspressekammer uitgevaardigde verordening, een aanvullende premie van 2% % van het maandsalaris der bij hen te werk gestelde verze keringsplichtige redacteuren. De door deze aanvullende premie verkregen bedragen worden in een afzonderlijk fonds gestort, dat door den Raad van Beheer van de „Versorgungsanstalt der Deutschen Presse G.m.b.H." beheerd wordt, met het doel de uitkeering van hoogere renten aan personen, die bij de oprichting van het instituut reeds 40 jaar en ouder waren, mogelijk te maken. De verdere bepalingen inzake de aanwending der fondsgelden vaardigt de bovengenoemde Raad van Beheer uit. De aanvullende rentebetalingen worden geregeld naar de fondsmiddelen; rechtens kan niemand aanspraak maken op een aanvullende uitkeering. 9. Op redacteuren van uitgevers, bij wie een dergelijke pensioenverzekering bij het inwerkingtreden van de Regeling der Arbeidsvoorwaarden reeds bestond, worden vorengenoemde bepalingen toegepast op een datum en in een omvang, bepaald door den betreffenden Gemachtigde van den Arbeid1, met toestemming van den Rijks- en Pruisischen Minister van Arbeid en den President van de Reichspressekammer. De beslissing, of de regeling voor ouderdomspensioen afdoende is, ligt bij den betreffenden Gemachtigde van den Arbeid met medeweten van genoemde instanties. 10. De „Versorgungsanstalt der Deutschen Presse G.m.b.H." kan in enkele gevallen aan redacteuren ontheffing van den verzekeringsplicht verleenen, wanneer een redacteur reeds een voldoende ouderdomsverzekering heeft. De bepalingen, op grond waarvan de „Versorgungsanstalt der Deutschen Presse G.m.b.H." ontheffing kan verleenen, vaardigt de Raad van Beheer uit met toestemming van den Bijzonderen Gemachtigde van den Arbeid. Uit deze bepalingen blijkt voldoende hoe de „Versorgungsanstalt der Deutschen Presse G.m.b.H." werkt. Wat in het bijzonder de aandacht verdient, is o.a. de vast-
Verantwoordelijk redacteur: J. LEAKBUCH te 's-Gravenhage. Riviervischmarkt 2, 's-Gravenhage. — Verschijnt maandelijks.
8
stelling der verzekeringsvormen. De redacteur is volkomen vrij, bij het begin van de verzekering' te bepalen a) op welken leeftijd zijn pensioen zal ingaan (65, 60 of 55 jaar), b) of hij een kapitaal- of een pensioenverzekering wenscht. Bij een kapitaalverzekering wordt. een bepaald, naar de jaarpremie te berekenen, kapitaal bij overlijden, uiterlijk echter bij het bereiken van den pensioengerechtigden leeftijd, uitgekeerd. Hierbij is een verzekering voor invaliditeit en beroepsongescbiktheid inbegrepen. De jaarlijksche invaliditeitsrente bedraagt tien procent van de kapitaalverzekeringssom. Na de intrede der invaliditeit behoeft geen premie meer betaald te worden. Tenslotte dient nog te worden vermeld dat bij overlijden tengevolge van ongeval het dubbele bedrag der verzekeringssom wordt uitbetaald. De pensioenverzekering garandeert een gelijkblijvende ouderdomsrente, op vooraf bepaalden leeftijd ingaande, of een rente voor invaliditeit of beroepsongeschiktheid tot op den pensioengerechtigden leeftijd en bovendien nog een weduwenrente ten bedrage van 50 % van de rente van den man en een weezenrente ter hoogte van 20 % van de rente van den verzekerde voor ieder minderjarig kind. Een bijzonder voordeel van de „Versorgungsanstalt" ligt hierin, dat de zegenrijke arbeid wordt uitgeoefend, zonder daarbij zelf winst na te jagen. De uit de verzekeringen toevloeiende winst komt uitsluitend ten goede aan de verzekerden en wel in de vorm van een dividend, dat als aanvullende premie de verzekeringsprestatie verhoogt. Bovendien zijn nog verscheidene fondsen gevormd, waaruit extra-prestaties in den vorm van aanvullende renten, ondersteuningen, etc. bekostigd worden. < Verlaat een verzekerde den beroepsstand en is hij derhalve niet meer onderworpen aan den verzekeringsplicht, dan kan hij toch de verzekering handhaven; aan de prestaties verandert bij gelijkblijvende premiebetaling niets. Tot op heden heeft de „Versorgungsanstalt" reeds een bedrag van rond 25 millioen R. M. uitbetaald.
- Uitgever en drukker: N.V. De Residentiebode, Geen abonnementsprijs. P 2087/1 K 1128