Ongevallenanalyse motoren op autosnelwegen in Nederland
Veiligheid motorrijders op autosnelwegen
Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat
Bouwdienst Rijkswaterstaat
Ongevallenanalyse motoren op autosnelwegen in Nederland
Veiligheid motorrijders op autosnelwegen PPS-UVS nr. 4835K5 VEILMOTO-T-02.114
15 maart 2002
.............................................................................................
Colofon Bouwdienst Rijkswaterstaat Afdeling Wegontwerp Postbus 134 7300 AC Apeldoorn K.P. Noomen Informatie: 055 – 577 62 75 Telefoon: 055 – 577 62 99 Fax: Uitgegeven door:
Uitgevoerd door:
H.C.P. Mertosemito
Opmaak:
M. de Jong
Datum:
15 maart 2002
Ongevallenanalyse motoren op autosnelwegen in Nederland
3
Inhoudsopgave
.............................................................................................
Inhoudsopgave
4
1
Inleiding
5
2
Werkwijze
6
3 3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.1.4 3.1.5 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.4 3.4.1 3.4.2 3.4.3 3.4.4
Analyse motorongevallen op autosnelwegen Algemene kenmerken Omvang ongevallen Ernst ongevallen Aard ongevallen Enkelvoudige ongevallen Aantal motorongevallen uitgesplitst per provincie Tijd Jaar Maand Dag Uur van de dag Omstandigheden Lichtgesteldheid Weersgesteldheid Toestand wegdek Plaats Autosnelwegennet Wegvakken Knooppunten Aansluitingen
7 7 7 7 8 8 9 10 10 11 11 12 13 13 13 14 14 14 15 16 17
4
Conclusies
19
Bijlage 1 Tabellen aard van de ongevallen Bijlage 2 Tabellen vast voorwerp ongevallen Bijlage 3 Tabellen absolute aantallen slachtoffers per jaar
Ongevallenanalyse motoren op autosnelwegen in Nederland
4
22 24 26
1 Inleiding .............................................................................................
De Bouwdienst Rijkswaterstaat is in opdracht van het Hoofdkantoor van de Waterstaat een onderzoek gestart naar de verkeersveiligheid van motorrijders op autosnelwegen in Nederland (VEILMOTO, PPS/UVS-nr 4835K5). Het doel van dit onderzoek is om vanuit een brede groep betrokkenen problemen te identificeren, oplossingsrichtingen te genereren en een aantal concrete maatregelen uit te werken. De voorliggende ongevallenanalyse, uitgevoerd door de Afdeling Wegontwerp van de Bouwdienst, is onderdeel van de inventarisatiefase van dit project, waarin tevens een literatuurstudie en een in-depth analyse van motorongevallen op autosnelwegen zijn uitgevoerd. De literatuurstudie is verricht door het Bureau voor Verkeerskundige Advisering uit Raalte, wat heeft geresulteerd in het rapport “Literatuurstudie Verkeersonveiligheid Motorrijders” dd. 25 september 2001. De in-depth studie wordt uitgevoerd door TNO Wegtransportmiddelen en geeft van een selectief aantal ongevallen in detail de kenmerken. De ongevallenanalyse geeft een beeld van het aantal en de aard van de motorongevallen op autosnelwegen in de jaren 1995 -2000. Met de uitkomsten van de ongevallenanalyse kan op een meer gerichte manier worden gezocht naar oplossingen voor het verbeteren van de verkeersveiligheid van motorrijders in Nederland.
Leeswijzer: In deze rapportage komen de volgende onderwerpen aan bod: • Werkwijze m.b.t. de ongevallenanalyse (hst. 2) • Analyse van de motorongevallen (hst. 3) • Conclusies (hst. 4)
Ongevallenanalyse motoren op autosnelwegen in Nederland
5
2 Werkwijze .............................................................................................
De basis van de ongevallenanalyse wordt gevormd door de Verkeers Ongevallen Registratie (VOR) database uit de periode 1995-2000, waarin alle geregistreerde verkeersongevallen in Nederland zijn opgenomen. De VORdatabase is in beheer bij de afdeling Basisgegevens van de Adviesdienst Verkeer en Vervoer te Heerlen. Het selecteren van de benodigde gegevens uit de database is uitgevoerd met de applicatie d’Ongeval 2000 versie 4.0.7, dat door VIA informatietechnologie B.V. uit Vught is ontwikkeld. Met deze applicatie is het mogelijk verschillende doorsneden te maken van de databasegegevens. De analyse heeft zich toegespitst op slachtofferongevallen (ongevallen waarbij doden en/of gewonden zijn gevallen). Dit is in de eerste plaats gedaan omdat het verkeersveiligheidsbeleid is gericht op het terugdringen van het aantal slachtoffers en niet van het aantal UMS-ongevallen (UMS = uitsluitend materiële schade). Bovendien blijft door deze beperking van het onderzoek de omvang van de analyse beheersbaar. Verkeersongevallen zijn altijd uniek doordat elke keer andere combinaties van factoren hebben geleid tot het ongeval. Er zijn echter wel gemeenschappelijke kenmerken aan te wijzen, die ook in de database als zodanig zijn gecodeerd. Met het doel van het project voor ogen zijn motorongevallen als gevolg van flank- en kopstaart botsingen globaal verwerkt in deze rapportage. De reden hiervoor is dat beïnvloedbare factoren bij flank- en kopstaart botsingen veelal betrekking hebben op educatie en training (oorzaken zijn namelijk meestal onvoldoende afstand bewaren, rijvaardigheid motorrijder, slechte zichtbaarheid motorrijder vanuit de auto, en verkeerd inschatten van de situatie). De bijbehorende maatregelen behoren niet tot de taak van de wegbeheerder. Bij het onderzoek naar motorongevallen is meer gedetailleerd gekeken naar enkelzijdige ongevallen. Reden hiervoor is dat letsels als gevolg van enkelvoudige ongevallen wellicht gereduceerd kunnen worden door ingrijpen van de wegbeheerder (fysieke maatregelen op de weg of in de berm). Enkelvoudige ongevallen bestaan uit: Ø Vastvoorwerpongevallen: Aanrijdingen van vaste voorwerpen in de bermen zoals bomen, lichtmasten, vangrail, verkeersborden, etc. Ø Eenzijdige ongevallen: De eenzijdige ongevallen betreffen ongevallen, waarbij de motorrijder niet in botsing komt met een andere weggebruiker of met een vast voorwerp. Eenzijdige ongevallen doen zich zowel op de rijbaan als in de berm voor.
Ongevallenanalyse motoren op autosnelwegen in Nederland
6
3 Analyse motorongevallen op autosnelwegen .............................................................................................
133464
3.1 Algemene kenmerken
120000 DODELIJK
100000 80000
LETSEL
................................... Figuur 1 Ongevallenbeeld op autosnelwegen in Nederland (periode 1995 – 2000)
1919
0
1506
20000
UMS 62
40000
18248
60000 661
Aantal ongevallen
140000
alle
motor
ongevallen
ongevallen
3.1.1 Omvang ongevallen
Links in de grafiek zijn de aantallen van alle ongevallen met motorvoertuigen op autosnelwegen weergegeven (inclusief motoren). Het betreffen totaal 152373 ongevallen, waarvan 18909 slachtofferongevallen (661 dodelijk en 18248 met letsel). Rechts in de grafiek is eenzelfde onderverdeling gemaakt voor het aantal motorongevallen op autosnelwegen. Het totaal aantal ongevallen met motorrijders (3487) is slechts 2,3% van het totaal aantal ongevallen met motorvoertuigen, terwijl het aantal slachtofferongevallen met motoren ruim 12% van het aantal slachtofferongevallen met motorvoertuigen bedraagt.
3.1.2 Ernst ongevallen De verhouding UMS-slachtoffer ongevallen
Ø
alle ongevallen: 133464 UMS op 18909 slachtofferongevallen; 1 slachtofferongeval op 7,1 UMS ongevallen Ø motorongevallen: 1919 UMS op 1568 slachtofferongevallen; 1 slachtofferongeval op 1,2 UMS ongevallen Als een ongeval zich voordoet, is de kans om slachtoffer te worden als motorrijder 6 keer hoger dan de gemiddelde bestuurder. Overigens zitten in de gemiddelde bestuurders ook de motorrijders. Als deze er uit zouden worden gefilterd wordt de verhouding tussen motorrijders en overige verkeersdeelnemers nog slechter voor de motorrijder. De verhouding UMS-letsel ongevallen
Ø Ø
alle ongevallen: 133464 UMS op 18248 met letsel; 1 letselongeval op 7,3 UMS ongevallen motorongevallen: 1919 UMS op 1506 met letsel; 1 letselongeval op 1,3 UMS ongevallen
Ongevallenanalyse motoren op autosnelwegen in Nederland
7
De verhouding tussen gemiddelde bestuurders en motorrijders is vrijwel gelijk aan UMS-slachtofferongevallen. Dit wordt veroorzaakt door het relatief kleine aantal dodelijke ongevallen ten opzichte van letselongevallen. De verhouding dodelijk-letsel ongevallen
Ø alle ongevallen: 661 dodelijk op 18248 met letsel; 1dodelijk ongeval op 27,6 letselongevallen Ø motorongevallen: 62 dodelijk op 506 met letsel; 1 dodelijk ongeval op 8,2 letselongevallen Motorrijders lopen bij letselongevallen 3,4 keer meer kans dat het letsel dodelijk is dan overige bestuurders die een letselongeval meemaken. De aard van de letsels is bij motorrijders dus vaak ernstiger dan bij de gemiddelde bestuurder. De verhouding dodelijk-UMS ongevallen
Ø Ø
alle ongevallen: 661 dodelijk op 133464 UMS; 1 dodelijk ongeval op 201,9 UMS ongevallen motorongevallen: 62 dodelijk op 1919 UMS; 1 dodelijk ongeval op 31,0 UMS ongevallen
Ø 3.1.3 Aard ongevallen
De aard van het ongeval kan worden uitgedrukt in een aantal kernbegrippen. Het gaat dan voornamelijk om de plaats van de aanrijding en tegen welk voorwerp de aanrijding heeft plaatsgevonden (zie ook bijlage 1). Voor de ongevallen met motorrijders op autosnelwegen is het volgende onderscheid naar aard te maken (overige ongevallen zijn aanrijdingen met dieren en geparkeerde voertuigen:
................................... Tabel 1 Aard ongevallen (periode 1995 – 2000)
Vast voorwerp Los voorwerp Frontaal Flank Kop/staart Eenzijdig Overige ongevallen TOTAAL
Aantal 415 145 16 1019 850 989 53 3487
% 11,9 4,1 0,5 29,2 24,4 28,4 1,5 100
Een grote concentratie ongevallen doet zich voor bij de enkelvoudige ongevallen (som van vast voorwerp ongevallen en eenzijdige ongevallen, dus 11,9%+28,4%). Opvallend is dat er zich ook een flink aantal flank- en kopstaart aanrijdingen voordoen (29,2% resp. 24,4%). Deze zullen echter niet verder worden uitgedetailleerd, gezien de afbakening van dit project (zie ook hoofdstuk 2).
3.1.4 Enkelvoudige ongevallen
De enkelvoudige ongevallen bestaan uit vast voorwerp ongevallen en eenzijdige ongevallen, een voor de wegbeheerder interessante categorie ongevallen. Voor het aantal enkelvoudige ongevallen wordt verwezen naar bijlage 1. Het onderscheid naar aantallen enkelvoudige ongevallen wordt gemaakt aan de hand van het onderdeel van het wegennet waar het ongeval zich heeft voorgedaan. Hierin zijn drie onderdelen mogelijk: Wegvak, Knooppunt en Aansluiting.
Ongevallenanalyse motoren op autosnelwegen in Nederland
8
Met wegvak wordt bedoeld het gedeelte van de autosnelweg (hoofdrijbaan) dat ligt tussen twee knooppunten, tussen twee aansluitingen of tussen een knooppunt en een aansluiting. Met knooppunt wordt bedoeld de plaats waar twee autosnelwegen elkaar ongelijkvloers kruisen. Een aansluiting is een ongelijkvloerse kruising tussen een autosnelweg en een niet-autosnelweg. De verkregen aantallen zijn verwerkt in tabel 2.
Vastvoorwerp Eenzijdig TOTAAL ................................... Tabel 2 Enkelvoudige ongevallen naar onderdeel van het wegennet (periode 1995 – 2000)
Wegvakken 177 523 700
Knooppunten 135 174 309
Aansluitingen 103 292 395
ASW-net TOTAAL 415 989 1404
Zoals uit tabel 2 blijkt is het absolute aantal enkelvoudige ongevallen op wegvakken circa twee keer zo groot als het aantal enkelvoudige ongevallen op knooppunten of aansluitingen. Hieruit kan worden geconcludeerd dat op de wegvakken evenveel enkelvoudige ongevallen plaats vinden als op “speciale plaatsen”. Hierbij moet niet uit het oog verloren worden dat de totale lengte van de wegvakken veel groter is dan die van knooppunten en aansluitingen samen. Daarmee lijkt de conclusie dat het risico op een enkelvoudig ongeval in knooppunten en aansluitingen relatief groter is dan op wegvakken gerechtvaardigd.
3.1.5 Aantal motorongevallen uitgesplitst per provincie
Van het totaal aantal ongevallen met motorrijders op autosnelwegen is een doorsnede per provincie gemaakt. In onderstaande tabel is dit weergegeven: De Provincies zijn als volgt afgekort: GR: Groningen UT: Utrecht FR: Friesland NH: Noord Holland DR: Drente ZH: Zuid Holland OV: Overijssel NB: Noord Brabant IJS: IJsselmeergebied (Flevoland) LB: Limburg GL: Gelderland ZL: Zeeland
............................. Tabel 3 Verdeling ongevallen motorrijders per provincie (periode 1995 – 2000)
Dodelijk Letsel UMS TOTAAL
GR 2 16 21 39
FR 4 33 46 83
DR 1 39 44 84
OV 0 39 44 83
GL 6 187 199 392
UT 5 166 221 392
NH 17 344 507 868
ZH 10 313 491 814
ZL 5 44 41 90
NB 11 222 199 432
LB 1 74 66 141
IJS 0 29 40 69
Het is duidelijk dat de provincies Noord Holland en Zuid Holland de meeste ongevallen met motorrijders op autosnelwegen te verwerken hebben, Op afstand worden zij gevolgd door de provincies Noord Brabant, Gelderland en Utrecht. De overige provincies hebben een duidelijk lager ongevallenaantal. De verklaring hiervoor zal deels zijn het grote aandeel snelweglengte in de provincies Noord- en Zuid-Holland, en mogelijk worden in deze provincies ook de meeste motorkilometers gemaakt. In de provincies Groningen, Friesland, Drenthe, Zeeland en Flevoland bevinden zich weinig autosnelwegen waardoor het aantal ongevallen ook laag ligt. Opvallend is wel het relatief hoge percentage dodelijke ongevallen in Zeeland en Friesland, ten opzichte van het totaal aantal ongevallen met motorrijders in deze provincies.
Ongevallenanalyse motoren op autosnelwegen in Nederland
9
NED 62 1506 1919 3487
1000 800 600
Dodelijk Letsel
400
UMS
200 0 GR FR DR OV GL UT NH ZH ZL NB LB IJS .............................. Figuur 2 Verdeling over de provincies (periode 1995 – 2000)
3.2 Tijd 3.2.1 Jaar
In de volgende tabel en figuur 3 is een overzicht opgenomen van het aantal ongevallen met motorrijders op autosnelwegen per jaar:
Dodelijk
1995 7
1996 13
1997 12
1998 11
1999 9
2000 10
Totaal 62
Letsel UMS
263 271
261 252
254 344
248 379
242 321
238 352
1506 1919
TOTAAL
541
526
610
638
572
600
3487
................................... Tabel 4 Aantal motorongevallen op autosnelwegen (periode 1995 – 2000)
AANTAL MOTORONGEVALLEN OP AUTOSNELWEGEN
aantal
800 600 400
UMS LETSEL DODELIJK
200 0 1995 1996 1997 1998 1999 2000 jaar
................................... Figuur 3 Aantal motorongevallen per jaar op autosnelwegen (periode 1995 – 2000)
Het gemiddeld aantal ongevallen per jaar is 581. Met een spreiding van nog geen 10% naar boven of naar onderen blijft het totaal aantal ongevallen met motorrijders op autosnelwegen relatief constant.
Ongevallenanalyse motoren op autosnelwegen in Nederland
10
3.2.2 Maand
In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van het aantal ongevallen met motorrijders op autosnelwegen totaal per maand:
Dodelijk Letsel UMS
jan feb mrt apr mei jun jul aug sept okt nov dec Tot 1 1 3 8 9 10 7 8 5 4 3 3 62 49 52 87 135 181 205 180 213 147 131 91 35 1506 82 91 100 159 205 246 171 190 212 187 172 104 1919
TOTAAL
132 144 190 302 395 461 358 411 364 322 266 142 3487
................................... Tabel 5 Aantal motorongevallen op autosnelwegen per maand (periode 1995 – 2000)
MOTORONGEVALLEN OP AUTOSNELWEGEN PER MAAND
300
aantal
250 200 150 100 50 0 jan
feb
mrt
apr
maand ................................... Figuur 4 Aantal motorongevallen op autosnelwegen per maand (periode 1995 – 2000)
mei
jun
jul
aug sept
DODELIJK
okt
LETSEL
nov
UMS
De ongevallen met motoren concentreren zich met name in de periode april t/m oktober. In de wintermaanden vinden minder motorongevallen plaats. Dit is te verklaren doordat in de wintermaanden veel minder motorrijders gebruik maken van hun motor dan in de zomer. Doordat geen aantallen bekend zijn van het gebruik van de motor over het seizoen is geen conclusie te trekken betreffende de relatieve onveiligheid in zomer of winter (aantal ongevallen gerelateerd aan gebruik).
3.2.3 Dag
In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van het aantal ongevallen met motorrijders op autosnelwegen totaal per dag van de week:
................................... Tabel 6 Aantal motorongevallen op autosnelwegen per dag (periode 1995 – 2000)
Dodelijk Letsel UMS TOTAAL
maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag Totaal 4 12 3 3 11 15 14 62 204 168 189 200 254 238 253 1506 308 278 277 273 310 244 229 1919 516 458 469 476 575 497 496 3487
Er is geen duidelijk onderscheid te maken in het totaal aantal ongevallen met motorrijders gedurende de verschillende dagen van de week. Wel is het opvallend dat het aantal slachtofferongevallen op de weekenddagen (zaterdag en zondag) opvallend hoog is ten opzichte van het aantal UMS ongevallen. Dit kan wellicht worden verklaard door de “weekendrijder” die wat minder ervaren is dan de ervaren dagelijkse gebruiker van de motorfiets en wellicht geen beschermende motorkleding draagt. De gevolgen van ongevallen kunnen om deze redenen ernstiger zijn.
Ongevallenanalyse motoren op autosnelwegen in Nederland
11
dec
MOTORONGEVALLEN OP AUTOSNELWEGEN PER DAG
DODELIJK LETSEL UMS
zo nd ag
dag
................................... Figuur 5 Aantal motorongevallen op autosnelwegen per dag (periode 1995 – 2000)
za te rd ag
vr ijd ag
m aa nd ag di ns da g w oe ns da g do nd er da g
aantal
350 300 250 200 150 100 50 0
3.2.4 Uur van de dag
In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van het aantal ongevallen met motorrijders op autosnelwegen totaal verdeeld over de uren van de dag: Uur 0<1 Dodelijk 0 9 Letsel 17 UMS TOTAAL
1<2 0 6 4
2<3 2 7 8
3<4 0 2 3
4<5 1 2 1
5<6 0 4 11
6<7 4 42 35
7<8 8 109 191
8<9 1 130 238
9<10 10<11 11<12 12<13 1 0 3 2 55 55 62 59 81 68 64 63
10
17
5
4
15
81
308
369
137
26
123
129
124
Uur 13<14 14<15 15<16 16<17 17<18 18<19 19<20 20<21 21<22 22<23 23<0 onbek Totaal 5 5 6 7 3 4 3 3 1 0 0 Dodelijk 3 62 71 106 123 140 175 95 95 65 45 25 22 2 Letsel 1506 91 117 115 187 235 140 86 54 49 37 23 1 UMS 1919 ............................... Tabel 7 Aantal motorongevallen per uur per etmaal (periode 1995 – 2000)
TOTAAL 165
228
243
333
417
238
185
122
97
63
45
3
3487
MOTORONGEVALLEN OP AUTOSNELWEGEN PER UUR VAN DE DAG
500
aantal
400 300 200
............................... Figuur 6 Aantal motorongevallen per uur per etmaal (periode 1995 – 2000)
DODELIJK
LETSEL
UMS
Ongevallen met motoren op autosnelwegen gebeuren het meest tijdens de ochtend- en avondspits. In de ochtendspits is een vrij harde grens te trekken tussen 7 en 9 uur, in de avondspits is een grotere spreiding aanwezig (tussen 14 en 19 uur). In de tijd tussen de twee spitsen in gebeuren weer meer ongevallen dan de avond (>21 uur) en nachtperiode (0 – 7 uur).
Ongevallenanalyse motoren op autosnelwegen in Nederland
12
23>0
22>23
21>22
20>21
19>20
18>19
17>18
16>17
15>16
14>15
13>14
12>13
11>12
10>11
8>9
uur
9>10
7>8
6>7
5>6
4>5
3>4
2>3
1>2
0
0>1
100
Opgemerkt dient te worden dat in de bovenstaande tabel en grafiek de totalen van alle dagen zijn verwerkt, dus ook de weekenddagen. Als hiertussen zou worden gedifferentieerd zouden de spitstijden er nog sterker gepiekt uitspringen.
3.3 Omstandigheden 3.3.1 Lichtgesteldheid
Lichtgesteldheid tijdens ongeval
90
80
% van de ongevallen
80 70 60 50 40 30
15,5
20
3,7
10
0,9
................................... Figuur 7 Lichtgesteldheid tijdens de ongevallen
onbekend
schemer
daglicht
duisternis
0
De ongevallen met motoren gebeuren hoofdzakelijk bij daglicht (80% van het totaal aantal ongevallen). Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat de meeste motorrijders zich bij daglicht op de weg bevinden. Daarnaast is het zeker in de zomermaanden per etmaal langer licht dan donker.
3.3.2 Weersgesteldheid Weersom standigheden tijdens ongeval
85,5
80 70 60 50 40 30 0,7
0,2
0,3
0,3
1
sneeuw/hagel
regen/wind
onbekend
12
harde wind
20 10
mist
% van de ongevallen
90
regen
droog
0
................................... Figuur 8 Weersgesteldheid
Ongevallenanalyse motoren op autosnelwegen in Nederland
13
Van het totaal aantal motorongevallen gebeurt 85,5% bij droog weer, 12% bij regen en 0,7% bij mist. Twee mogelijke verklaringen zijn denkbaar: de meeste motorrijders rijden tijdens droog weer, dus ook meeste onervaren motorrijders rijden bij droog weer en het is vaker droog dan de overige verschijnselen zich voordoen (geen cijfers).
3.3.3 Toestand wegdek
80
Toestand wegdek tijdens ongeval 70,2
60 50 40 24,4
30
10
3,7
0,5
1,2
onbekend
20
sneeuw/ijzel
% van de ongevallen
70
................................... Figuur 9 Toestand wegdek
besmeurd
droog
nat/vochtig
0
Ongevallen met motoren vinden verhoudingsgewijs vaker plaats wanneer het wegdek droog is (in 70,2% van de gevallen).
3.4 Plaats 3.4.1 Autosnelwegennet
Een overzicht van alle motorongevallen op het autosnelwegennet is opgenomen in de volgende tabel, inclusief een verdeling in wegvakken, knooppunten en aansluitingen. Zie in dit verband ook paragraaf 3.1.4, waar een dergelijke splitsing ook reeds voor enkelvoudige ongevallen is gemaakt.
Dodelijk Letsel UMS TOTAAL ................................... Tabel 8 Motorongevallen op autosnelwegen (periode 1995 – 2000)
ASW-net abs 62 1506 1919 3487
wegvakken % 59,7 59,2 62,0 60,3
knooppunten % 24,2 16,0 13,3 17,8
Aansluitingen % 16,1 24,8 24,7 21,9
Zoals uit tabel 8 blijkt vindt ruim 60% van alle ongevallen plaats op wegvakken. Hierbij moet niet uit het oog verloren worden dat de totale lengte van de wegvakken veel groter is dan die van knooppunten en aansluitingen samen. Voor de enkelvoudige ongevallen gebeuren relatief meer ongevallen op knooppunten en aansluitingen dan voor alle ongevallen (resp. 50% en 40%). Opvallend is verder de verhouding dodelijk t.o.v. letsel en UMS tussen knooppunten en aansluitingen (zie tabel 8). In knooppunten is het aandeel ongevallen met een dodelijke afloop relatief groot.
Ongevallenanalyse motoren op autosnelwegen in Nederland
14
Het aantal slachtoffers (dodelijk en letsel) afgezet tegen het aantal slachtofferongevallen verdeeld over de wegonderdelen is onderzocht en weergegeven in tabel 9: Gemiddeld vallen per slachtofferongeval 1,14 slachtoffers. Er is geen duidelijk verband tussen de plaats van het ongeval en het aantal slachtoffers per ongeval.
Aantal slachtoffers Aantal slachtofferongevallen ................................... Tabel 9 Aantal slachtoffers afgezet tegen aantal slachtofferongevallen (periode 1995 – 2000)
ASW-net 1785 1568
wegvakken 1073 929
Knooppunten 290 256
Aansluitingen 422 383
3.4.2 Wegvakken
Het ongevallenbeeld van motoren ter plaatse van de wegvakken (zie bijlage 1) ziet er als volgt uit:
................................... Tabel 10 Motorongevallen t.p.v. wegvakken (periode 1995 – 2000)
Vast voorwerp Overige ongevallen ongevallen Dodelijk 16 21 Letsel 91 801 UMS 71 1119 (*) waarvan 292 ziekenhuis gewonden
à à
Wegvakken totaal 37 892 (*) 1190
Er doen zich in totaal 929 slachtofferongevallen voor (37 dodelijk en 892 met letsel). In 32,7% van de letselongevallen zijn de verwondingen zodanig dat ziekenhuisopname noodzakelijk is.
Vast voorwerp ongevallen t.p.v. wegvakken.
Het beeld van vast voorwerp ongevallen t.p.v. wegvakken ziet er als volgt uit (zie bijlagen 1 en 2): Vangrail Dodelijk Letsel UMS ................................... Tabel 11 Vast voorwerp ongevallen t.p.v. wegvakken (periode 1995 – 2000)
14 74 51
Overige vaste voorwerpen 2 17 20
Totaal 16 91 71
à
Het aantal slachtofferongevallen bedraagt 107 (16 dodelijk en 91 met letsel), waarvan 82% is veroorzaakt na contact met de vangrail. à De meeste vast voorwerp ongevallen in wegvakken doen zich voor tegen de vangrail, totaal 78% (14 dodelijk, 74 met letsel en 51 ums). Eenzijdige ongevallen t.p.v. wegvakken (zie bijlage 1).
Het beeld van ongevallen ter plaatse van wegvakken als gevolg van eenzijdige ongevallen is weergegeven in tabel 12:
................................... Tabel 12 Eenzijdige ongevallen t.p.v. wegvakken (periode 1995 – 2000)
Dodelijk Letsel UMS
Ongevallenanalyse motoren op autosnelwegen in Nederland
Eenzijdige ongevallen 2 272 249
15
Totaal aantal ongevallen 37 892 1190
Uit de verhouding “totaal aantal ongevallen - eenzijdig ongevallen” volgt: à dodelijke afloop: enkelzijdige ongevallen maken 5,4% van het totale aantal dodelijke ongevallen op wegvakken uit à letsel ongevallen: enkelzijdige ongevallen maken 30,5% van het totale aantal letselongevallen op wegvakken uit. à UMS: enkelzijdige ongevallen maken 20,9% van het totale aantal UMS ongevallen op wegvakken uit. à Op wegvakken is bij eenzijdige ongevallen het aandeel letselongevallen relatief groot, het aantal ongevallen met dodelijke afloop relatief klein.
3.4.3 Knooppunten
Het ongevallenbeeld van motoren ter plaatse van de knooppunten (zie bijlage 1) ziet er als volgt uit: Vast voorwerp Overige ongevallen ongevallen 7 8 Dodelijk 84 157 Letsel 44 211 UMS (*) waarvan 100 ziekenhuis gewonden ................................... Tabel 13 Motorongevallen t.p.v. knooppunten (periode 1995 – 2000)
à à à à
Knooppunten Totaal 15 241 (*) 255
Er doen zich in totaal 256 slachtofferongevallen voor (15 dodelijk en 241 met letsel) In 41,5% van de letselongevallen zijn de verwondingen zodanig dat ziekenhuisopname noodzakelijk is. Het aantal ongevallen met dodelijke afloop is vrijwel gelijk voor de vast voorwerp ongevallen en de overige ongevallen in knooppunten (7 respectievelijk 8 ongevallen) De letsel- en UMS ongevallen doen zich beduidend meer voor bij de overige ongevallen (84 t.o.v. 157 letsel en 44 t.o.v. 211 UMS)
Vast voorwerp ongevallen t.p.v. knooppunten (zie bijlagen 1 en 2).
Het beeld van vast voorwerp ongevallen t.p.v. knooppunten ziet er als volgt uit (zie bijlagen 1 en 2): Vangrail 6 68 34
Dodelijk Letsel UMS ................................... Tabel 14 Vast voorwerp ongevallen t.p.v. knooppunten (periode 1995 – 2000)
à à à
Overige vaste voorwerpen 1 16 10
Totaal 7 84 44
Het aantal slachtofferongevallen bedraagt 91 (7 dodelijk en 84 met letsel), waarvan 81,3% is veroorzaakt na contact met de vangrail. De meeste vast voorwerp ongevallen in knooppunten doen zich voor tegen de vangrail, totaal 80% (6 dodelijk, 68 letsels en 34 ums). In knooppunten is het aandeel UMS bij vast voorwerp ongevallen relatief klein t.o.v. de slachtofferongevallen (32,6% van het totaal aantal vast voorwerp ongevallen).
Eenzijdige ongevallen bij knooppunten (zie bijlage 1).
Het beeld van ongevallen ter plaatse van knooppunten als gevolg van eenzijdige ongevallen is weergegeven in tabel 15:
Ongevallenanalyse motoren op autosnelwegen in Nederland
16
................................... Tabel 15 Eenzijdige ongevallen t.p.v. knooppunten (periode 1995 – 2000)
Eenzijdige ongevallen 1 83 90
Dodelijk Letsel UMS
Totaal aantal ongevallen 15 241 255
Uit de verhouding “totaal aantal ongevallen - eenzijdig ongevallen” volgt: à dodelijke afloop: enkelzijdige ongevallen maken 6,7% van het totale aantal dodelijke ongevallen op knooppunten uit à letsel ongevallen: enkelzijdige ongevallen maken 34,4% van het totale aantal letselongevallen op knooppunten uit. à UMS: enkelzijdige ongevallen maken 35,3% van het totale aantal UMS ongevallen op knooppunten uit. à Op knooppunten is bij eenzijdige ongevallen het aandeel letselongevallen t.o.v. UMS ongevallen ongeveer gelijk, het aantal ongevallen met dodelijke afloop is relatief klein.
3.4.4 Aansluitingen
Het ongevallenbeeld van motoren ter plaatse van de aansluitingen (zie bijlage 1) ziet er als volgt uit: Vast voorwerp Overige ongevallen ongevallen 4 6 Dodelijk 60 313 Letsel 39 435 UMS (*) waarvan 155 ziekenhuis gewonden ................................... Tabel 16 Motorongevallen t.p.v. aansluitingen (periode 1995 – 2000)
à à
à
Aansluitingen totaal 10 373 (*) 474
Er doen zich in totaal 383 slachtofferongevallen voor (10 dodelijk en 373 letsel) In 41,5% van de letselongevallen zijn de verwondingen zodanig dat ziekenhuisopname noodzakelijk is. De ongevallen doen zich het vaakst voor op de rijbaan (6 dodelijk, 313 letsel en 435 ums)
Vast voorwerp ongevallen bij aansluitingen (zie bijlagen 1 en 2).
Het beeld van vast voorwerp ongevallen t.p.v. aansluitingen ziet er als volgt uit (zie bijlagen 1 en 2): Vangrail
................................... Tabel 17 Vast voorwerp ongevallen t.p.v. aansluitingen (periode 1995 – 2000)
4 35 27
Dodelijk Letsel UMS
à
Overige vaste voorwerpen 0 25 12
Totaal 4 60 39
Het aantal slachtofferongevallen bedraagt 64 (4 dodelijk en 60 met letsel), waarvan 60,9% is veroorzaakt na contact met de vangrail. à De meeste vast voorwerp ongevallen bij aansluitingen doen zich voor tegen de vangrail, totaal 64,1% (4 dodelijk, 35 met letsel en 27 UMS). à De vast voorwerp ongevallen met een dodelijke afloop worden in 100% van de gevallen veroorzaakt door contact met de vangrail.
Ongevallenanalyse motoren op autosnelwegen in Nederland
17
Eenzijdige ongevallen bij aansluitingen (zie bijlage 1).
Het beeld van ongevallen ter plaatse van aansluitingen als gevolg van eenzijdige ongevallen is weergegeven in tabel 18:
................................... Tabel 18 Eenzijdige ongevallen t.p.v. aansluitingen (periode 1995 – 2000)
Dodelijk Letsel UMS
Eenzijdige ongevallen 0 120 172
Totaal aantal ongevallen 10 373 474
Uit de verhouding “totaal aantal ongevallen - eenzijdig ongevallen” volgt: à dodelijke afloop: enkelzijdige ongevallen maken 0% van het totale aantal dodelijke ongevallen op aansluitingen uit à letsel ongevallen: enkelzijdige ongevallen maken 32,2% van het totale aantal letselongevallen op aansluitingen uit. à UMS: enkelzijdige ongevallen maken 36,3% van het totale aantal UMS ongevallen op wegvakken uit. à Op aansluitingen is bij eenzijdige ongevallen het aandeel letselongevallen ongeveer gelijk aan het aantal UMS ongevallen, het aantal ongevallen met dodelijke afloop is nihil.
Ongevallenanalyse motoren op autosnelwegen in Nederland
18
4 Conclusies .............................................................................................
Naar aanleiding van de analyse zoals die in het vorige hoofdstuk is uitgevoerd zijn een aantal al dan niet te onderbouwen conclusies te trekken met betrekking tot de ongevallen van motorrijders op autosnelwegen. Hierbij is het van belang dat men zich realiseert dat dit onderzoek de focus richt op ongevallen die een relatie hebben met het wegontwerpen wegonderhoud. Geconcludeerd kan worden dat: 1. Op het totaal van 152373 ongevallen met motorvoertuigen in de periode 1995 – 2000 neemt het aantal ongevallen met motorrijders een bescheiden plaats in. Bij slechts 2,3% van alle ongevallen is een motorrijder betrokken (3487 ongevallen). 2. Het is niet bekend wat het totaal gereden kilometrage is van motorrijders (hoe vaak zitten motorrijders op de weg). Als dit in verhouding wordt gezien ten opzichte van het kilometrage van de overige motorvoertuigen zou kunnen blijken dat per gereden kilometer motorrijders vaker betrokken zijn bij een ongeval (geen cijfers, maar voor de hand liggend). 3. Het aantal slachtofferongevallen met motorrijders (1568) is 12% van het aantal slachtofferongevallen met alle motorvoertuigen (18909). Als een motorrijder eenmaal bij een ongeval betrokken is, zal de motorrijder dus sneller slachtoffer (letsel of overlijden) worden en blijft het minder vaak bij uitsluitend materiële schade. 4. Uit de verhouding slachtofferongevallen – UMS ongevallen blijkt dat wanneer een ongeval plaats vindt, een motorrijder een 6 maal hogere kans heeft slachtoffer te worden (letsel of overlijden) dan wanneer een gemiddelde verkeersdeelnemer een ongeval meemaakt. De motorrijder is dus een kwetsbare verkeersdeelnemer. 5. Motorrijders lopen bij letselongevallen ruim drie keer meer kans op een dodelijk letsel dan een gemiddelde verkeersdeelnemer die een letselongeval meemaakt. De aard van de letsels is bij motorrijders dus over het algemeen ernstiger dan bij de gemiddelde bestuurder. 6. De grootste groep ongevallen met motorrijders op autosnelwegen zijn flankaanrijdingen (29,2%). Ook kop-staartaanrijdingen vertegenwoordigen een grote groep (24,4%). De oorzaak van dit type aanrijdingen is veelal (een combinatie van) onvoldoende afstand bewaren, rijvaardigheid, slechte zichtbaarheid en verkeerd inschatten van de situatie. Dit kan niet direct worden verbeterd door de wegbeheerder en daarom is aan deze categorieën ongevallen geen gedetailleerdere aandacht besteed. 7. De enkelvoudige ongevallen, bestaande uit eenzijdige ongevallen en vast voorwerp ongevallen, vertegenwoordigen samen ruim 40% van alle ongevallen met motorrijders op autosnelwegen.
Ongevallenanalyse motoren op autosnelwegen in Nederland
19
8. Er is een duidelijke geografische spreiding in het aantal motorongevallen op autosnelwegen. Zo gebeuren de meeste ongevallen in de provincies Noord Holland en Zuid Holland (48% van het totaal). Samen met Noord Brabant, Gelderland en Utrecht zijn 83% van de ongevallen in het “midden” van het land gelokaliseerd. De overige 7 provincies nemen de resterende 17% van het aantal ongevallen voor hun rekening. Dit zal zeker te maken hebben met het aantal kilometers snelweg in de verschillende provincies maar ook met het aantal motorrijders per provincie (geen cijfers bekend). In Utrecht is de lengte van de snelwegen vele malen groter dan in bijvoorbeeld Zeeland. 9. Het aantal ongevallen met motorrijders op autosnelwegen is de afgelopen jaren relatief constant en ligt net onder de 600 ongevallen per jaar met een spreiding van 10% (in de periode 1995 - 2000). Ook de verhouding tussen dodelijk – letsel – en UMS ongevallen is relatief stabiel gedurende de onderzochte jaren (spreiding 5%). 10. Over het jaar bezien gebeuren de meeste ongevallen in de maanden april – oktober (75% van de ongevallen). Dit is waarschijnlijk te verklaren omdat in de wintermaanden veel minder motorrijders gebruik maken van hun motor dan in de zomermaanden. 11. Tijdens de zomermaanden juli en augustus is een verschuiving van de verhouding tussen letsel- en UMS ongevallen zichtbaar. Er doen zich in deze maanden meer letsel- dan UMS ongevallen voor, terwijl dit in de andere maanden andersom is en in de wintermaanden zijn er zelfs beduidend minder letselongevallen dan UMS ongevallen gebeurd. Mogelijk speelt de beschermende kleding –en de afwezigheid hiervan in de warme zomermaanden- hierin een rol. 12. Uitgesplitst over de dagen van de week is geen duidelijke piek in het totaal aantal ongevallen te herkennen. In de weekenddagen gebeuren evenveel ongevallen als tijdens werkdagen. Wel is ook in dit geval een verschil in verhouding tussen UMS, letsel en dodelijk te herkennen. In de beide weekenddagen gebeuren de meeste dodelijke ongevallen (47% in twee van de zeven dagen). In het weekend gebeuren ook verhoudingsgewijs meer ongevallen met letsel dan op werkdagen. Dit kan wellicht worden verklaard door de “weekendrijder” die wat minder ervaren is dan de ervaren dagelijkse gebruiker van de motorfiets en ook minder vaak beschermende motorkleding draagt. Daardoor kunnen de gevolgen van ongevallen ernstiger zijn. 13. De spits levert duidelijk de hoogste bijdrage aan het aantal ongevallen met motorrijders op autosnelwegen. De ochtendspits van 7.00 tot 9.00 uur geeft het duidelijkste beeld: 20% van de ongevallen gebeurt in deze periode. Ook de avondspits geeft een piek te zien, maar deze is minder geprononceerd. Het aantal ongevallen neemt vanaf 14.00 uur gestaag toe tot een piek tussen 17.00 en 18.00 uur waarna de aantallen tot 21.00 uur langzaam afnemen. De piek in de ochtendspits is waarschijnlijk te verklaren omdat dit de zuivere aantallen van de ochtendspits zijn (in het weekend gaan niet veel motorrijders zo vroeg al op pad), terwijl in de avondspits ook de “vervuiling” van de weekenddagen zichtbaar is.
Ongevallenanalyse motoren op autosnelwegen in Nederland
20
14. Van het totaal aantal ongevallen met motorrijders op autosnelwegen gebeurt 60% op wegvakken, 18% op knooppunten en 22% in aansluitingen. In verhouding tot de totale lengte van deze wegonderdelen (geen exacte gegevens bekend) gebeuren in knooppunten en aansluitingen relatief meer ongevallen dan op wegvakken. 15. Op wegvakken gebeuren evenveel enkelvoudige ongevallen als op knooppunten en aansluitingen samen. Door de grotere lengte van de wegvakken ten opzichte van de knooppunten en aansluitingen (geen exacte gegevens bekend) kan worden geconcludeerd dat het risico op een enkelvoudig ongeval in een knooppunt of bij aansluitingen groter is dan op wegvakken. 16. In knooppunten en aansluitingen leiden letselongevallen vaker tot ziekenhuisopname dan voor wegvakken (41,5% en 41,5% t.o.v. 32,7%). Hieruit kan worden geconcludeerd dat ongevallen in knooppunten en aansluitingen ernstiger letsel veroorzaken dan in wegvakken. 17. De meeste vast voorwerpongevallen doen zich voor tegen de vangrail. Voor knooppunten en wegvakken respectievelijk 80% en 78%, aansluitingen blijven enigszins achter met 64,1% 18. In het geval van slachtofferongevallen tegen vaste voorwerpen is het aandeel van de vangrail nog groter, 82% bij wegvakken, 81,3% bij knooppunten en 60,9% bij aansluitingen. 19. In aansluitingen zijn alle dodelijke ongevallen tegen vaste voorwerpen veroorzaakt door contact met de vangrail. Bij wegvakken is dit in 87,5% van de ongevallen het geval en in knooppunten in 85,7%. Als een dodelijk ongeval tegen vaste voorwerpen plaatsvindt is dit dus veelal veroorzaakt door contact met de vangrail. 20. Eenzijdige ongevallen hebben minder vaak een dodelijke afloop (in slechts 5% van alle dodelijke ongevallen).
Ongevallenanalyse motoren op autosnelwegen in Nederland
21
Bijlage 1 Tabellen aard van de ongevallen
.............................................................................................
Tabel Aard ongevallen op autosnelwegen (periode 1995-2000) Omschrijving GEPARK. VRTG DIER
dodelijk
letsel
ums
Totaal
1
8
29
38
0
4
11
26
235
154
15 415
LOS VOORWERP
2
30
113
145
FRONTAAL
0
10
6
16
FLANK
19
387
613
1019
KOP/STAART
11
357
482
850
3
475
511
989
62
1506
1919
3487
VAST VOORWERP
EENZIJDIG Totaal
Tabel Aard ongevallen t.p.v. wegvakken (periode 1995-2000) Omschrijving GEPARK. VRTG DIER
dodelijk
letsel
ums
Totaal
1
6
16
23
0
3
7
16
91
71
10 178
LOS VOORWERP
0
25
90
115
FRONTAAL
0
5
2
7
FLANK
9
198
403
610
KOP/STAART
9
292
352
EENZIJDIG
2
272
249
653 523
37
892
1190
2119
VAST VOORWERP
Totaal
Tabel Aard ongevallen t.p.v. knooppunten (periode 1995-2000) Omschrijving
dodelijk
letsel
ums
Totaal
GEPARK. VRTG
0
2
10
12
DIER
0
0
0
VAST VOORWERP
7
84
44
0 135
LOS VOORWERP
1
2
15
18
FRONTAAL
0
1
1
2
FLANK
5
41
59
105
KOP/STAART
1
28
36
EENZIJDIG
1
83
90
65 174
15
241
255
511
Totaal
Ongevallenanalyse motoren op autosnelwegen in Nederland
22
Tabel Aard ongevallen t.p.v. aansluitingen (periode 1995-2000) Omschrijving
dodelijk
letsel
ums
Totaal
GEPARK. VRTG
0
0
3
3
DIER
0
1
4
VAST VOORWERP
4
60
39
5 103
LOS VOORWERP
0
4
8
12
FRONTAAL
0
3
3
6
FLANK
5
148
151
304
KOP/STAART
1
37
94
EENZIJDIG
0
120
172
132 292
10
373
474
857
Totaal
Ongevallenanalyse motoren op autosnelwegen in Nederland
23
Bijlage 2 Tabellen vast voorwerp ongevallen
.............................................................................................
Tabel Manoeuvre ongevallen op autosnelwegen (periode 1995-2000) Omschrijving
dodelijk
letsel
ums
Totaal
BOOM, HEK, HUIS ENZ LICHTMAST LANTAARNPL
0 3
17 12
10 9
27 24
VERKEERSBORD
0
17
7
24
ZUIL,BORD OP VLUCHTH
0
0
1
1
VANGRAIL OF BERMBEV
24
177
112
313
OVERIGE VASTE VOORW
0
12
15
27
11
357
482
850
0
4
11
15
KOP/STAART OVERSTEKENDE DIEREN LOS VOORWERP OVERIGE ONGEVALLEN Totaal
1
31
113
145
23 62
879 1506
1159 1919
2061 3487
415
Tabel Manoeuvre ongevallen t.p.v. wegvakken (periode 1995-2000) Omschrijving
dodelijk
letsel
ums
Totaal
BOOM, HEK, HUIS ENZ
0
3
4
7
LICHTMAST LANTAARNPL
2
4
2
8
VERKEERSBORD
0
4
5
9
ZUIL,BORD OP VLUCHTH
0
0
0
0
VANGRAIL OF BERMBEV
14
74
51
139
OVERIGE VASTE VOORW
0
6
9
15
KOP/STAART
9
292
352
653
OVERSTEKENDE DIEREN
0
3
7
10
LOS VOORWERP
0
25
90
115
12 37
481 892
670 1190
1163 2119
OVERIGE ONGEVALLEN Totaal
178
Tabel Manoeuvre ongevallen t.p.v. knooppunten (periode 1995-2000) Omschrijving
dodelijk
letsel
ums
Totaal
BOOM, HEK, HUIS ENZ
0
4
4
8
LICHTMAST LANTAARNPL
1
2
4
7
VERKEERSBORD
0
8
0
8
ZUIL,BORD OP VLUCHTH
0
0
0
0
VANGRAIL OF BERMBEV
6
68
34
108
OVERIGE VASTE VOORW
0
2
2
4
KOP/STAART
1
28
36
65
OVERSTEKENDE DIEREN
0
0
0
0
LOS VOORWERP
1
2
15
18
6 15
127 241
160 255
293 511
OVERIGE ONGEVALLEN Totaal
Ongevallenanalyse motoren op autosnelwegen in Nederland
24
135
Tabel Manoeuvre ongevallen t.p.v. aansluitingen (periode 1995-2000) Omschrijving
dodelijk
letsel
ums
Totaal
BOOM, HEK, HUIS ENZ LICHTMAST LANTAARNPL
0 0
10 6
2 3
12 9
VERKEERSBORD
0
5
2
7
ZUIL,BORD OP VLUCHTH
0
0
1
1
VANGRAIL OF BERMBEV
4
35
27
66
OVERIGE VASTE VOORW
0
4
4
8
KOP/STAART
1
37
94
132
OVERSTEKENDE DIEREN
0
1
4
5
LOS VOORWERP
0
4
8
12
5 10
271 373
329 474
605 578
OVERIGE ONGEVALLEN Totaal
Ongevallenanalyse motoren op autosnelwegen in Nederland
25
103
Bijlage 3 Tabellen absolute aantallen slachtoffers per jaar
.............................................................................................
Tabel Absolute aantal slachtoffers op autosnelwegen
SLACHTOFFERS
1995
1996
1997
1998
1999
2000
Totaal
319
309
308
283
285
281
1785
Tabel Absolute aantal slachtoffers t.p.v. wegvakken
SLACHTOFFERS
(periode 1995-2000)
(periode 1995-2000)
1995
1996
1997
1998
1999
2000
Totaal
193
190
171
173
175
171
1073
Tabel Absolute aantal slachtoffers t.p.v. knooppunten (periode 1995-2000)
SLACHTOFFERS
1995
1996
1997
1998
1999
2000
Totaal
51
45
57
44
41
52
290
Tabel Absolute aantal slachtoffers t.p.v. aansluitingen (periode 1995-2000)
SLACHTOFFERS
Ongevallenanalyse motoren op autosnelwegen in Nederland
26
1995
1996
1997
1998
1999
2000
Totaal
75
74
80
66
69
58
422