ONDERZOEKSNOTITIE SOLIDAIR DC
Hoe toekomstbestendig is een collectieve en solidaire premieovereenkomst
zonder beleggingsvrijheid
met scheiding tussen opbouw- en uitkeringsfase
Amsterdam, 24 oktober 2012
Inhoudsopgave 1 2 2.1 2.2 2.3 2.4
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10 3.11 3.12 3.13 3.14 3.15 3.16 4 4.1
4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
4.7 5
Samenvatting ...................................................................................................................... - 3 Inleiding .............................................................................................................................. - 5 Achtergrond ......................................................................................................................... - 5 Het Pensioenakkoord .......................................................................................................... - 5 Reëel en nominaal stelsel .................................................................................................... - 6 Het alternatief Solidiar DC.................................................................................................... - 6 2.4.1 Wat vooraf ging ......................................................................................................... - 6 2.4.2 Hoofdkenmerken van Solidair DC ............................................................................. - 8 Inventarisatie van de bestaande problemen en aandachtspunten die impact hebben op pensioen ............................................................................................................................. - 9 Dalende rente ...................................................................................................................... - 9 Toename resterende levensverwachting .............................................................................. - 9 Vergrijzing van de beroepsbevolking .................................................................................... - 9 Wijziging verhouding werkenden/ gepensioneerden ............................................................- 10 Lagere rendementen ..........................................................................................................- 10 Risico afstempelen ingegane pensioenen ...........................................................................- 10 Stijging AOW leeftijd en inkrimpen fiscale kader ..................................................................- 11 Pensioen wordt nauwelijks begrepen ..................................................................................- 11 Pensioen wordt niet op waarde geschat ..............................................................................- 12 Individualisering..................................................................................................................- 13 Vitaliteit en verkrapping arbeidsmarkt ..................................................................................- 13 FTK ....................................................................................................................................- 14 Regels voor de jaarverslaggeving .......................................................................................- 15 Globalisering ......................................................................................................................- 16 Hoge uitvoeringskosten ......................................................................................................- 16 Kosten bij waardeoverdracht ...............................................................................................- 17 Kenmerken van en varianten binnen Solidair DC .................................................................- 18 Collectieve beleggingen ......................................................................................................- 18 4.1.1 Volledig collectief..................................................................................................... - 18 4.1.2 Collectief lifecyclebeleggen ..................................................................................... - 18 4.1.3 Wettelijk kader ......................................................................................................... - 19 Leeftijdsafhankelijke staffel .................................................................................................- 20 Doorsneepremie .................................................................................................................- 21 Lage rekenrente bij vaststellen doorsneepremie en staffel ...................................................- 22 Uitvoeringskosten voor rekening werkgever ........................................................................- 22 Splitsing tussen opbouw- en uitkeringsfase .........................................................................- 23 4.6.1 Shoprecht ................................................................................................................ - 23 4.6.2 Pensioenuitkeringen onderbrengen bij apart fonds ................................................. - 23 Hogere pensioenuitkomst door lagere kosten ......................................................................- 24 Invaren van bestaande rechten ...........................................................................................- 26 -
Onderzoeksnotitie Solidair DC – oktober 2012
2
1 Samenvatting
Het tot voor kort bestaande bastion van middelloonregelingen brokkelt steeds verder af. Complexe en alternatieve voorstellen als het Pensioenakkoord en de voorstellen van minister Kamp rond het reële stelsel zijn feitelijk verkapte premieovereenkomsten, als de premie wordt gefixeerd. De risico’s zijn dan voor de deelnemer. Door dergelijke regelingen te combineren met intergenerationele solidariteit, ontstaat er per definitie eenzijdige intergenerationele sponsoring. Er is immers sprake is van een onevenwichtige verhouding tussen de werkende en gepensioneerde bevolking. In de meeste onderzoeken wordt het bestaande middelloonstelsel als uitgangspunt genomen. Dat doen wij in deze notitie expliciet niet. Wij onderzoeken op welk pensioensysteem men uitkomt als niet de bestaande pensioenregeling zelf, maar de oorzaken die aan de huidige pensioenproblemen ten grondslag liggen als uitgangspunt worden genomen. De oorzaken van de pensioenproblemen luiden als volgt: 1.
Dalende rente
2.
Toename resterende levensverwachting
3.
Vergrijzing van de beroepsbevolking
4.
Wijziging verhouding werkenden / gepensioneerden
5.
Lagere rendementen
6.
Risico afstempelen ingegane pensioenen
7.
Stijging AOW-leeftijd en inkrimping fiscale kader
8.
Pensioen wordt nauwelijks begrepen door de deelnemer
9.
Pensioen wordt niet op waarde geschat door de deelnemer
10. Individualisering 11. Vitaliteit en verkrapping arbeidsmarkt 12. Financieel Toetsingskader (FTK) 13. Regels voor de jaarverslaggeving 14. Globalisering 15. Hoge uitvoeringskosten 16. Kosten bij waardeoverdracht Deze aspecten vormen, overigens niet in gelijke mate, een wezenlijk gevaar voor het voortbestaan van het Nederlandse pensioenstelsel en kunnen tot een vergroting van de witte vlekken leiden. In deze notitie concluderen wij dat een premieovereenkomst met voldoende collectieve en solidaire elementen, hierna te noemen Solidair DC, een oplossing biedt voor de hierboven opgesomde aspecten. Solidair DC is een toekomstbestendige arbeidsvoorwaarde. Of Solidair DC een passende pensioenregeling is voor branche of werkgever, beslissen de sociale partners. Solidair DC is geen product, maar een mogelijke oplossing. Belangrijke kenmerken van Solidair DC zijn: 1.
In de opbouwfase een premieovereenkomst (in de zin van artikel 10 Pensioenwet)
2.
Geen beleggingsvrijheid (waardoor artikel 52 Pensioenwet toepassing mist)
Onderzoeksnotitie Solidair DC – oktober 2012
-3-
3.
Collectieve beleggingen (conform het prudent person beginsel van artikel 135 Pensioenwet)
4.
Werknemer ontvangt beschikbare premie volgens leeftijdsafhankelijke staffel
5.
Er wordt een lage rekenrente gehanteerd, waardoor er een gerede kans is op overrendement en daarmee toeslagverlening
6.
Doorsneepremie in geval (verplicht gesteld bedrijfstak) pensioenfonds is mogelijk
7.
Op pensioendatum omzetting in een uitkeringsovereenkomst waarbij er splitsing is tussen opbouwfase en uitkeringsfase
8.
De pensioenuitkeringen worden ondergebracht bij één uitvoerder waardoor er ook in de uitkeringsfase sprake is van collectiviteit en solidariteit. Een alternatief is dat een aankoopcommissie de gepensioneerde helpt het beste (verzekerde) aanbod uit de markt te krijgen en collectieve afspraken maakt rond inkoop van pensioen.
Er bestaan reeds pensioenuitvoerders die een bepaalde vorm van Solidair DC uitvoeren. Voorbeelden daarvan zijn diverse verzekeringsmaatschappijen, ondernemingspensioenfondsen en enkele bedrijfstakpensioenfondsen.
Onderzoeksnotitie Solidair DC – oktober 2012
-4-
2 Inleiding
2.1
Achtergrond
Pensioen is primair het gebied van werkgevers en werknemers. Zij beslissen, alle belangen afwegend, hoe de pensioenregeling van de toekomst eruit ziet. De beslissing daartoe wordt afhankelijk van de situatie per bedrijf, sector of branche genomen. Een ideaal pensioensysteem bestaat namelijk niet, hoogstens een passend systeem. Hoe lang het systeem passend is en in welke mate, ligt mede aan de mate waarin het systeem meeveert met voorspelde en niet voorspelde ontwikkelingen. Onderhoudsarme pensioenregelingen verdienen wegens lagere uitvoeringskosten en hun begrijpelijkheid de voorkeur. Het is voor werknemers en werkgevers van groot belang dat er nieuwe collectieve pensioensystemen ontstaan. De wetgever dient daarbij te zorgen voor gedegen regels en dito toezicht, alsmede te voorkomen dat er onaanvaardbare risico’s, onevenwichtigheden en onduidelijkheden ontstaan. De pensioenhoogte wordt niet minder zeker, die onzekerheid bestond de afgelopen jaren immers al. De communicatie daarover is ondermaats geweest, zo wordt breed erkend. Daar liggen enorme uitdagingen omdat overheid, uitvoerders 1
en andere specialisten de neiging hebben zaken te compliceren. De Gordiaanse knoop moet worden ontward in plaats van ingewikkelder te worden gemaakt.
2.2
Het Pensioenakkoord
Het Pensioenakkoord2 was een belangrijke aanzet tot lastenbeheersing en verwachtingsmanagement en moest ervoor zorgen dat ook toekomstige generaties pensioen zullen ontvangen. Essentie van het Pensioenakkoord is dat erkend wordt dat de middelloonregeling niet de uitkeringszekerheid kent die het systeem impliceert. Niet alleen toeslagverlening (indexatie) maar ook de hoogte van de uitkering kan niet worden gegarandeerd als er een rem op de premie wordt gezet. In het Pensioenakkoord wordt daarom voorgesteld om in een nieuw pensioencontract tussen sociale partners niet langer uit te gaan van onvoorwaardelijke uitkeringen met een voorwaardelijke indexatie, maar van reële geïndexeerde uitkeringen. De sociale partners willen dit bereiken door:
premies te stabiliseren
introductie van het levensverwachtingsaanpassingsmechanisme (hierna te noemen: LAM) waardoor de pensioenleeftijd en de pensioenopbouw meebewegen met de ontwikkeling van de levensverwachting
introductie van het rendementsaanpassingsmechanisme (hierna te noemen: RAM), waarbij financiële schokken worden opgevangen door middel van een korting op de indexatie
Doordat de uitkeringen niet langer onvoorwaardelijk zijn, kan volgens de sociale partners bij de waardering van de verplichtingen de voorgeschreven risicovrije nominale marktrente worden vervangen door een discontovoet gebaseerd op de gemiddelde rendementsverwachting (ook wel FTK-2 genoemd).
1
Volgens de overlevering heeft Alexander de Grote ooit in Gordium een onontwarbare knoop ontward. Het spreekwoord ‘de knoop doorhakken’ is hieraan ontleend. Bron: Wikipedia 2
Het akkoord van 4 juni 2010 en het uitwerkingsmemorandum van 9 juni 2011
Onderzoeksnotitie Solidair DC – oktober 2012
-5-
Veelgehoorde kritiek op dit punt is dat jongeren hiervan de dupe zijn als er op het gebied van het verwacht rendement te positieve aannames zijn gedaan. Er is in dat geval teveel uitgekeerd aan gepensioneerden. De RAM en LAM zijn noodzakelijke elementen om premiestabilisatie te realiseren. RAM en LAM maken in combinatie met de stabilisatie van de premie duidelijk dat het risico wordt verschoven naar de individuele deelnemer. Als een van beide instrumenten leidt tot een aanpassing, dan hoeft de pijn niet ineens te worden genomen maar mag over maximaal 10 jaren worden uitgesmeerd. Niet opgemerkt in het Pensioenakkoord wordt dat dit administratief zeer bewerkelijk is. Door RAM en LAM moet ieder jaarlaag in de pensioenopbouw apart worden geadministreerd en kunnen er meerdere pensioencohorten ontstaan, in theorie zelfs tientallen.
2.3
Reëel en nominaal stelsel
Ter (gedeeltelijke) uitwerking van het Pensioenakkoord heeft Minister Kamp op 30 mei 2012 zijn 3
Hoofdlijnennota herziening financieel toetsingskader pensioenen uitgebracht. In deze nota worden twee nieuwe pensioenstelsels geschetst met één bijbehorend financieel toetsingskader. Het nominale stelsel komt sterk overeen met de huidige uitkeringsovereenkomst. De verschillen zijn met name te vinden in het aanhouden van een hogere normdekkingsgraad, een ex-ante herstelplan (met een volledige indexatie- en kortingsmatrix bij diverse dekkingsgraden) en de wijze waarop de dekkingsgraad wordt berekend (12-maands voortschrijdend gemiddelde en een risicovrije rente gecorrigeerd met de ultimate forward rate). Schokken in rendementen worden verwerkt door middel van afstempeling op aanspraken en een LAM kan optioneel worden ingevoerd. Het reële contract is gebaseerd op een voorwaardelijke waardevaste aanspraak. Er wordt tenminste rekening gehouden met een indexatieambitie gebaseerd op de prijsindex. De waardering van de verplichting geschiedt op basis van het 12-maands voortschrijdend gemiddelde van de risicovrije rente, gecorrigeerd met de ultimate forward rate, indexatieafslag en risico-opslag. De reële dekkingsgraad bedraagt altijd 100%. Positieve of negatieve afwijkingen veroorzaakt door schokken in rendementen en/of levensverwachting worden in een periode van maximaal tien jaar verwerkt in de aanspraken. Op deze wijze worden grote schokken in de (verwachte) uitkeringshoogte vermeden. Net als in het Pensioenakkoord wordt in de hoofdlijnennota geen aandacht besteed aan de houdbaarheid, transparantie en eenvoud.
2.4
2.4.1
Het alternatief Solidiar DC
Wat vooraf ging
Medio 2008 presenteerden wij voor het eerst onze visie op een mogelijk pensioensysteem van de toekomst 4
en noemden dit DCCI . Het systeem, dat wij in het vervolg van deze notitie aanduiden als 3
AV/PB/2012/8475
4
Afkorting voor Defined Contribution, Collective Investments. Zie onder andere onze bijdragen in Pensioenmagazine juni/juli 2008 en Pensioenmagazine augustus/september 2009
Onderzoeksnotitie Solidair DC – oktober 2012
-6-
Solidair DC, was mede een reactie op het werkgeversrapport ‘Naar een modern en betaalbaar 5
pensioensysteem’ . Vergrijzing en lagere rendementen waren destijds de belangrijkste redenen een alternatieve pensioenregeling te onderzoeken. Nederland is sindsdien onder meer geconfronteerd met de crisis, bijgestelde levensverwachtingen, de rapporten van de Commissies Don, Frijns en Goudswaard, lage rekenrentes, afstempelingsproblematiek, het EU Witboek over pensioen, de Pensioenakkoorden van 2010 en 2011, de verhoging van de AOW- en fiscale pensioenrichtleeftijd en recentelijk de voorstellen van Minister Kamp voor een nominaal en reëel stelsel. Er wordt door politiek en de sociale partners veel geschreven, gezegd en onderzocht maar op centraal niveau worden maar weinig knopen doorgehakt. De pensioenpraktijk doet dit natuurlijk noodgedwongen wel. Rechten worden steeds minder zeker of afgestempeld en pensioenregelingen worden aangepast. Overstap naar hybride regelingen of naar premieovereenkomsten gebeurt steeds vaker6. Werkgevers die geen pensioenregeling meer treffen overigens ook. Wij voorspellen een toename van de, zogenaamde witte vlekken, zeker binnen het MKB. Het Nederlandse pensioensysteem was tot voor kort te omschrijven als een zekere uitkering met een waarschijnlijke toeslag. In amper tien jaar is het verworden tot een systeem waarin we spreken over een verwachte uitkeringshoogte en dat willen doen met de hoogste mate van zekerheid. Deze pensioenvoorspelling willen we doen voor een periode die voor een 25-jarige grofweg over 45 jaar begint en pas over 65 jaar eindigt. Dit voorbeeld geeft aan hoe ridicuul het is voorspellingen over de pensioenhoogte te doen. Met het grootste gemak zit men er 30% naast. Omdat pensioen met 8% stijgt als men één jaar langer doorwerkt is dat helemaal niet onoverkomelijk. Maar het verkopen van de schijnzekerheid en vasthouden aan voorspellingen en ingewikkelde pensioensystemen helpt de deelnemer niet. Zijn pensioen wordt er geen euro hoger door, zijn verwachtingen en onbekendheid worden er wel door gevoed. Ook het Pensioenakkoord en de voorstellen van Kamp rond het reële stelsel blijven de pensioenuitkering als uitgangspunt nemen, ondanks het feit dat alle elementen die nodig zijn voor zekerheid (voorspelbaarheid van rendement, levensverwachting en daarmee bij uitstek een onbeperkte premiehoogte) inmiddels geen deel meer uitmaken van het stelsel. Als de premie niet mag stijgen bepalen premie, levensverwachting en nettorendement de uitkeringen. Bijna iedere pensioenregeling In Nederland, hoe dan ook precies genaamd en vormgegeven is feitelijk reeds een premieovereenkomst geworden. Daarbij valt op dat grote delen van de praktijk en de politiek oplossingen in de vorm van een zuivere premieovereenkomsten uit de weg gaan. De afkeer en vooroordelen zijn vaak groter dan de kennis ter zake. Solidair DC is een mogelijke oplossing, voortgekomen uit jarenlange ervaring met en kennis over pensioenen alsmede de wens van werkgevers én werknemers om een passende, solide, toekomstbestendige, transparante, efficiënte, simpele en communiceerbare pensioenregeling overeen te komen. Passend wil zeggen passend bij het bedrijf, de competenties, verantwoordelijkheden en het opleidingsniveau van de werknemers. Welk pensioensysteem in dat kader het meest passend is, kan bij voorbaat niet gezegd worden. Wij herhalen dat nog maar eens.
5
Zie www.vno-ncw.nl/publicaties/brochures
6
Statistics DNB tabel t8.11ny en rr1ned
Onderzoeksnotitie Solidair DC – oktober 2012
-7-
2.4.2
Hoofdkenmerken van Solidair DC
In onderdeel 4 van deze notitie komen de kenmerken van Solidair DC uitgebreid aan de orde. Solidair DC is een premieovereenkomst zonder beleggingsvrijheid voor de deelnemer en een nominale uitkering voor de gepensioneerde vanaf de pensioendatum. Voor de gepensioneerde is er dus vanaf pensionering sprake van een uitkeringsovereenkomst. Solidair DC veert mee met de levensverwachting. Stijgt deze dan is op de pensioendatum te weinig geld waardoor de werknemer zal moeten bijsparen of iets langer zal moeten doorwerken. Het levensverwachtingsaanpassingsmechanisme (LAM) is dus automatisch verweven in Solidair DC en dat element kost geen aan onderhoud. Bij een verlaging van het fiscale maximum, dient de staffel in de regeling te worden verlaagd. Het is aan te raden van te voren te bespreken dat eventuele compensatiemaatregelen in de vorm van salaris of bijvoorbeeld een toeslag voor de Vitaliteitsregeling plaatsvinden7. Solidair DC veert mee met de rendementen. In het geval van een dalend rendement zal de werknemer moeten bijsparen of langer dan de beoogde pensioendatum moeten doorwerken. Een jaar pensioenuitstel betekent een 8% hoger pensioen. Het rendementsaanpassingsmechanisme (RAM) is dus automatisch verweven met Solidair DC. Ook ten aanzien van de RAM geldt dat er in Solidair DC geen uitvoeringskosten zijn.
7
De AFM pleit ervoor pensioenovergangsmaatregelen zoveel als mogelijk achterwege te laten, AFM rapport ‘Juistheid UPO’, oktober 2010
Onderzoeksnotitie Solidair DC – oktober 2012
-8-
3 Inventarisatie van de bestaande problemen en aandachtspunten die impact hebben op pensioen
De dalende rente, lagere rendementsverwachtingen, de gestegen levensverwachting en de vergrijzing worden genoemd als oorzaak van de huidige pensioenproblemen. Er zijn momenteel en in de toekomst aanzienlijk meer aandachtspunten te onderkennen die medebepalend zijn voor de vraag hoe de pensioenregeling van de toekomst eruit ziet. Hierna zetten wij deze aspecten en aandachtspunten op een rij. Ten aanzien van ieder aspect wordt omschreven op welke wijze Solidair DC ter zake in een oplossing voorziet.
3.1
Dalende rente
De rente is van invloed op de dekkingsgraad. Hoe lager de rente, hoe hoger de verplichting en hoe lager de dekkingsgraad is. Er wordt gesproken over een historisch lage rente die toch niet altijd zo laag kan blijven. De rente daalt evenwel al gestaag sinds de jaren ’80. In Japan heeft men al jaren te kampen met een rente van rond 0%. Solidair DC vormt geen oplossing voor de lage rente. Bij Solidair DC is er echter geen uitkeringsverplichting, waardoor de rente in de opbouwfase geen invloed heeft. De verplichting is gelijk aan het kapitaal, waarop een zo hoog mogelijk rendement moet worden gehaald.
3.2
Toename resterende levensverwachting
De levensverwachting neemt spectaculair toe sinds het midden van de 19e eeuw8. Rond 1850 werd een man gemiddeld 38, nu wordt hij meer dan twee keer zo oud. Het AG constateert dat de toename van de levensverwachting de laatste twintig jaar drastisch is en verwacht dat de trend zich voortzet 9. Technische en medische ontwikkelingen hebben een niet goed te voorspellen impact op de levensverwachting. Het is echter geen toeval dat de enorme toename is begonnen bij de industriële revolutie. Als een werknemer langer leeft en de gezonde levensverwachting gelijke tred houdt met het langer leven en zelfs toeneemt10, dan is een lagere pensioenopbouw per jaar en langer doorwerken een logische stap. Het aantal jaren dat men pensioen ontvangt verandert niet, de hoogte van de uitkering evenmin. In Solidair DC is de stijgende levensverwachting geïncorporeerd. Anders dan aanpassing van de premiestaffel aan lagere fiscale maxima zijn wijzigingen niet nodig. Bijkomende voordelen zijn dat de uitvoeringskosten dalen en de kenbaarheid van de regeling in de tijd toeneemt.
3.3
Vergrijzing van de beroepsbevolking
De gemiddelde leeftijd van de werknemer stijgt. De pensioenlasten stijgen meer dan evenredig ten opzichte van de overige loonkosten omdat de gemiddelde premiestorting minder lang kan oprenten. De premie voor een 60-jarige is bij benadering vijf keer zo hoog als die voor een 25-jarige om dezelfde aanspraak te kunnen verwerven. De doorsneepremie verhult dit aspect overigens. Door de pensioenpremie te bevriezen, wordt het pensioen uitgehold als het bestand aan actieve deelnemers vergrijst. Dit lijkt in beginsel onwenselijk. 8
Joop de Beer, Verleden en toekomst van de levensverwachting, De actuaris mei 2006
9
Rapport Prognosetafel 2010-2060 Actuarieel Genootschap (2010)
10
Rapport Commissie Toekomstbestendigheid Aanvullende Pensioenen (Goudswaard), blz. 25
Onderzoeksnotitie Solidair DC – oktober 2012
-9-
In Solidair DC wordt een stijging van de totale pensioenpremie vanwege de vergrijzing niet tegengegaan. Werkgever en werknemer maken van tevoren goede afspraken wie de rekening van de hogere premie gepresenteerd krijgt.
3.4
Wijziging verhouding werkenden/ gepensioneerden
De vergrijzing van de beroepsbevolking gaat gepaard met een toename van het aantal gepensioneerden ten opzichte van het aantal werkenden. Dit is geen probleem als het pensioen altijd volledig kapitaalgedekt is. Indien er een oplossing is voor de stijgende levensverwachting, dan is er sprake van volledige kapitaaldekking en heeft een wijziging in de verhouding werkenden/ gepensioneerden noch invloed op de pensioenpremie noch op de rechten van werknemers en gepensioneerden. Voor iedereen is er gespaard en is er voldoende kapitaal aanwezig. In Solidair DC is altijd sprake van volledige kapitaaldekking aangezien de werknemer jegens de pensioenuitvoerder rechten kan doen gelden op zijn/ haar geïndividualiseerde deel van het totale, collectieve pensioenkapitaal.
3.5
Lagere rendementen
De kans bestaat dat er in de toekomst gemiddeld lagere rendementen worden behaald door pensioenuitvoerders. Allereerst wordt door vergrijzing van het bestand (zie onderdelen 3.3 en 3.4) en daarmee de afname van de beleggingshorizon minder risicovol belegd. Ten tweede hebben velen de verwachting dat de rendementen in de eerste helft van de 21ste eeuw lager zullen zijn dan de rendementen in de tweede helft van de 20ste eeuw11. In een pensioenregeling kan ofwel rekening worden gehouden met een laag verwacht rendement op de pensioenbeleggingen dan wel met een reëel verwacht rendement, gecombineerd met het aanhouden van buffers. Hoe complexer de methodiek, hoe minder transparant het pensioen en des te hoger de administratieve lasten. Vooraf is niet te zeggen onder welk systeem het pensioen beter c.q. hoger is. Er valt dan wat te zeggen voor een eenvoudige regeling met een vast laag verwacht rendement en daarmee een voorspelbare premie. In Solidair DC wordt rekening gehouden met een laag verwacht rendement. Hierdoor is er een gerede kans op overrendement en daarmee toeslagverlening. Verstorende invloeden op een stabiele premiehoogte worden buiten spel gezet. In onderdeel 4 van deze notitie wordt het aspect rendement bij Solidair DC uitgebreid behandeld.
3.6
Risico afstempelen ingegane pensioenen
De langere levensduur (onderdeel 3.2) gecombineerd met de gewijzigde verhouding tussen werkenden en gepensioneerden (onderdeel 3.4) en de lagere rendementen (onderdeel 3.5) leiden er (zeker in combinatie) toe dat ingegane pensioenen op den duur moeten worden verlaagd. Het lijkt voor gepensioneerden zeer wenselijk ingegane pensioenen te verzekeren. Dit zou het einde van de solidariteit tussen werkenden en 11
Zie onder andere het ‘Advies parameters voor pensioenfondsen’ uit september 2009 van de (op dit punt intern verdeelde) Commissie Parameters (Commissie Don)
Onderzoeksnotitie Solidair DC – oktober 2012
- 10 -
gepensioneerden betekenen. Groot voordeel daarvan is dat er bij gepensioneerden kan worden gestuurd op nominale gegarandeerde (verzekerde) uitkeringen en bij overige deelnemers op waardevastheid van het pensioen. De opbouw van pensioen vindt plaats gedurende een periode die grofweg twee keer zo lang is als de periode van uitkeren. Daarbij hebben gepensioneerden naarmate hun leeftijd stijgt in het algemeen minder uitgaven en kunnen zij het pensioen door middel van een hoog/laag constructie laten uitkeren. Omdat de belangen van deze twee groepen niet hetzelfde zijn, zorgt scheiding van de vermogens voor een toename van de eenvoud, wendbaarheid en uitvoerbaarheid. Pensioen kan daardoor (weer) onderdeel van de arbeidsvoorwaarden worden12. In Solidair DC is er sprake van een gegarandeerde nominale uitkering voor gepensioneerden, waarbij de vermogens van werkenden en gepensioneerden gescheiden wordt. Vanaf de pensioendatum is sprake van een uitkeringsovereenkomst.
3.7
Stijging AOW leeftijd en inkrimpen fiscale kader
Naar aanleiding van het Pensioenakkoord heeft Minister Kamp allereerst de AOW-leeftijd en de fiscale pensioenrichtleeftijd verhoogd en de fiscaal maximale opbouwpercentages verlaagd 13. De AOW gaat in stappen omhoog naar 67 jaar in 2023. De fiscale pensioenleeftijd stijgt per 2014 ineens naar 67 jaar. Daarnaast zijn de maximale opbouwpercentages verlaagd van 2,25% naar 2,15% voor middelloon- en beschikbare premieregelingen en van 2% naar 1,9% voor eindloonregelingen. Het gecombineerde actuarieel effect van de verhoging van de richtleeftijd en de verlaging van de opbouwpercentages is een afname van het fiscale maximum met ruim 18%. Onderdeel van de wet is voorts dat de pensioenrichtleeftijd automatisch wordt aangepast als de levensverwachting verder toeneemt. Met een gelijkblijvend opbouwpercentage impliceert dit actuarieel gezien desalniettemin een steeds verder inkrimpend fiscaal kader. In het geval van Solidair DC hoeven aanspraken niet herrekend te worden in het geval van een hogere pensioenrichtleeftijd. De (lagere) premie wordt achteraf bijgeschreven op het reeds aanwezige pensioenkapitaal. Solidair DC is eenvoudig aan te passen. Als de pensioenleeftijd opschuift, daalt de fiscale ruimte voor pensioen en daalt het fiscale maximum voor de beschikbare premiestaffel. De staffel kan verlaagd worden en het opgebouwde pensioenkapitaal voor de deelnemer vermengt zich met het nog op te bouwen pensioenkapitaal. De werknemer beslist zelf wanneer het pensioen ingaat. Een aanpassing naar het verleden is niet nodig, evenmin als een omzetting naar het ‘nieuwe’ regime. Toekomstige wijzigingen zullen daarom niet tot periodieke uitgaven voor het pensioenfonds leiden. In de dagelijkse uitvoering leidt dit tot een voordeel omdat slechts één pensioenregeling met één pensioenkapitaal wordt uitgevoerd.
3.8
Pensioen wordt nauwelijks begrepen
Ondanks toename van de communicatie en invoering van de Pensioenwet is het droevig gesteld met het pensioenbewustzijn in Nederland. Om voorbeelden te noemen:
12
Zie ook Dick Boeijen, Niels Kortleve en Jan Tamerus, Van toezegging naar ambitie, Netspar Paper 35, juni 2010 (blz 64/65)
13
Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd, Staatsblad 2012 328, 12 juli 2012
Onderzoeksnotitie Solidair DC – oktober 2012
- 11 -
Het pensioen onbewustzijn is toegenomen van 66% in 2009 naar bijna 70% in 201214
Slechts 12% van de werknemers verwacht een pensioen lager dan 70% 15
De AFM zegt ter zake het Pensioenakkoord onder andere: ‘maak pensioenregelingen eenvoudiger, makkelijker te administreren en goedkoper om uit te voeren’16. Al eerder heeft de AFM de sociale partners opgeroepen om bestaande pensioenregelingen te versimpelen, nieuwe pensioenregelingen te vereenvoudigen en overgangs- en uitzonderingsregelingen zoveel mogelijk te vermijden17. Het aantal pagina’s communicatie, de systemen, de complexiteit, negatieve pers en dito rapporten nemen echter toe. Van vereenvoudiging is geen sprake, integendeel. Het gevolg is verwarring en desinteresse bij degene voor wie het pensioen bedoeld is. Er gaan al stemmen op om pensioenregelingen af te schaffen en werknemers zelf voor hun pensioen te laten zorgen. Werknemers gaan dan zelf hun ‘pensioen’ regelen waardoor de collectiviteit en solidariteit verloren gaan, er grotere kans is dat werknemers verkeerde beleggingskeuzes maken en er onderdekking ontstaat voor risico’s als arbeidsongeschiktheid en overlijden. In het rapport ‘Pensioen in duidelijke taal’18 worden 30 aanbevelingen gedaan, waaruit afgeleid zou kunnen worden dat het droevig is gesteld met de communicatie en communiceerbaarheid van het huidige stelsel. Solidair DC is eenvoudig te communiceren. Het pensioenkapitaal is even goed te begrijpen als het saldo op een bankrekening. Indien Solidair DC eenmaal is toegelicht aan deelnemers, dan is het systeem goed communiceerbaar. Uitvoerders moeten minimaal eens per jaar een Uniform Pensioenoverzicht verstrekken. Het UPO geeft aan hoe hoog het pensioen is op basis van een verwacht toekomstig netto rendement van 4%19. Ook op mijnpensioenoverzicht.nl zal informatie te vinden zijn over de hoogte van het verwacht pensioen op basis van Solidair DC. Goede communicatie impliceert overigens dat een deelnemer door middel van een gebruiksvriendelijke applicatie online kan bekijken:
Wat de actuele voorspelling is over de pensioenhoogte
Wat extra premie zou betekenen voor de hoogte van de uitkering
Wat vervroegd pensioneren zou betekenen voor de hoogte van de uitkering
Dergelijke communicatietools zijn in de praktijk al in gebruik en zijn simpel te begrijpen, mits goed opgezet.
3.9
Pensioen wordt niet op waarde geschat
In het verlengde van voorgaande wordt pensioen door werknemers zelden op (de economische) waarde geschat. Dat is veel werkgevers een doorn in het oog. De belangrijkste oorzaak is allicht dat de premie in uitkeringsovereenkomsten iets totaal anders is dan de aanspraak. De gemiddelde werknemer weet niet dat 14
Wijzer in Geldzaken, Pensioenbewustzijnmeter, januari 2012
15
AFM rapport, Geef Nederlanders Pensioeninzicht, januari 2010
16
Presentatie AFM op AFM-Pensioencongres Onzekere tijden, 11 mei 2011
17
AFM rapport, Juistheid UPO, oktober 2010
18
Rapport Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, juni 2012
19
Gesteld zou kunnen worden dat 3% meer reëel is en overigens de staffels te baseren op 3% rekenrente, zie paragraaf 4.4.
Onderzoeksnotitie Solidair DC – oktober 2012
- 12 -
voor een levenslange uitkering van € 15.000 met 70% overgang op de partner een kapitaal nodig is van een slordige kwart miljoen euro. In Solidair DC is de aanspraak gelijk aan de premie, waardoor de waarde van de arbeidsvoorwaarde inzichtelijk is. Ook het pensioenkapitaal maakt de (netto)waarde van het gespaarde deel in het pensioen duidelijk. 3.10 Individualisering De maatschappij wordt steeds individueler en werknemers willen in toenemende mate zelf beslissen waar en wanneer zij werken en aan welke arbeidsvoorwaarden zij hun salaris willen besteden. Werkgevers spelen hier op in door onder andere cafetariasystemen op te zetten, mede als gevolg van de verkrapping van de arbeidsmarkt. Vanwege de relatieve onbekendheid van de werknemer (en helaas vaak ook de werkgever) met pensioen is het niet zonder risico om de pensioenpremie onderdeel uit te laten maken van het cafetariamodel. En toch zal bij het opzetten van arbeidsvoorwaarden en dus ook de pensioenregeling steeds meer rekening gehouden (moeten) worden met de wensen van de eindconsument, de werknemer. Pensioenregelingen worden de laatste tien jaar steeds meer flexibel en langzaam staan sommige werkgevers toe dat de werknemer bepaalt of de werkgeversbijdrage geheel aan het sparen van pensioen of deels anderszins wordt besteed. De werkgever zal de werknemer in het geval van dergelijke flexibele regelingen goed moeten voorlichten over de consequenties van zijn keuze en onaanvaardbare risico’s moeten voorkomen. Solidair DC maakt het de deelnemer mogelijk om onder voorwaarden en zonder grote risico’s een deel van het pensioenbudget te besteden aan andere arbeidsvoorwaarden. De regeling is eenvoudig te flexibiliseren wat output (uitkeringen) én input (premie) betreft. Goede en gerichte communicatie en het voorkomen van verkeerde beslissingen is essentieel. Goede communicatie impliceert niet alleen het brengen van kennis, maar ook het toetsen daarvan bij de werknemer door de werkgever. 3.11 Vitaliteit en verkrapping arbeidsmarkt De beroepsbevolking begint langzaam maar zeker te krimpen. De sociale partners studeren uitgebreid op maatregelen om oudere werknemers langer te laten participeren 20 en de overheid heeft onder andere het Vitaliteitspakket geïntroduceerd21. Als het aan VVD en PvdA ligt, zal het belangrijkste onderdeel van dit vitaliteitspakket, de introductie van Vitaliteitssparen, evenwel nooit het levenslicht zien.22 Indien de sociale partners de flexibiliteit en uitwisselbaarheid van de budgetten voor pensioen en overige arbeidsvoorwaarden willen vergroten om tegemoet te komen aan de veranderende arbeidsmarktomstandigheden, is het hebben van een flexibele pensioenregeling van belang. Onder bepaalde omstandigheden en binnen bepaalde bandbreedten kan besloten worden een werknemer te laten beslissen welk deel van een vooraf vast te stellen budget moet worden gebruikt voor de pensioenopbouw. 20
Zie onder andere de voorgenomen aanpak van de STAR, Beleidsagenda 2020: investeren in participatie en inzetbaarheid, 10 juni 2011 21
Belastingplan 2012
22
Deelakkoord begroting 2013 d.d. 1 oktober 2012 kenmerk: 201200123
Onderzoeksnotitie Solidair DC – oktober 2012
- 13 -
Solidair DC sluit aan bij een arbeidsvoorwaardenbeleid waarbij vastgesteld is dat de werknemer, alle belangen en risico's afwegend, een grotere beschikkingsbevoegdheid moet krijgen over een (deel van) het pensioenbudget dan nu vaak het geval is. Pensioen was per definitie niet bedoeld om de werknemer tijdens zijn arbeidzame periode te faciliteren, maar daarna. Het onderscheid tussen pensioen en andere arbeidsvoorwaarden is de laatste tien jaar steeds minder hard aan het worden. Een behoorlijk deel van het budget voor pensioen is nog steeds fiscaal gefaciliteerd doch verschoven naar de levensloopregeling. Nu de levensloopregeling niet langer wordt opgevolgd door Vitaliteitssparen wordt het budget definitief beperkt. Het is al mogelijk geworden tegelijkertijd pensioen te ontvangen en volledig door te werken23. Als men werknemers in dienst wil houden tot of zelfs na de (verschuivende) pensioenleeftijd, dan kan de werknemer de mogelijkheid gegeven worden een deel van het pensioenbudget over te hevelen naar een ‘vitaliteitsbudget’. De positie van ouderen wordt daardoor beter. In Solidair DC kunnen de sociale partners en de werknemer decentraal en zelf op ontwikkelingen rond (eigen) vitaliteit inspelen. Goede en gerichte communicatie en het voorkomen van verkeerde beslissingen is essentieel. 3.12 FTK Het FTK is het kader voor de financiële huishouding van pensioenfondsen en is vooral gebaseerd op de thans meest gangbare pensioenvorm, de uitkeringsovereenkomst. Volgens het FTK dient de waardering van beleggingen én verplichtingen van pensioenfondsen plaats te vinden op basis van marktwaardering. De verplichtingen moeten op elk moment volledig gedekt zijn door beleggingen, daarbij rekening houdend met een (minimaal) vereist eigen vermogen. Deze omschrijving met betrekking tot (minimaal) vereist eigen vermogen en dekkingsgraad gaat vooral uit van uit te keren aanspraken, waartoe het pensioenfonds harde verplichtingen heeft. Ten einde deze verplichtingen te kunnen nakomen zijn in het FTK strenge financiële eisen opgenomen. In zijn hoofdlijnennota24 kondigt Minister Kamp een herziening van het FTK aan. Het is de vraag of een herziening van het FTK consequenties heeft voor de waardering van een Solidair DC-regeling of dat een nog lichter regime van toepassing zou mogen zijn omdat er immers geen aanspraken nagekomen hoeven te worden25? Op grond van artikel 131 Pensioenwet dient een pensioenfonds over een minimaal vereist eigen vermogen te beschikken, behoudens enkele uitzonderingen 26. De hoogte en samenstelling van het vereist eigen vermogen is vastgelegd in het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen 27. Indien Solidair DC wordt uitgevoerd door een pensioenfonds lijkt artikel 11, lid 3 van dit besluit van toepassing. Het pensioenfonds loopt immers geen beleggingsrisico. Alsdan bedraagt het minimaal vereist eigen vermogen één procent van 23
Besluit staatssecretaris van Financiën 30 augustus 2011, nr. BLKB2011/1231M
24
AV/PB/2012/8475 d.d. 30 mei 2012
25
Zie ook J. van Dam en N. Kortleve, Toezicht en pensioencontract: it takes two to tango!, Pensioenvraagstukken 2010/4
26
Zie artikel 131, lid 1 Pensioenwet
27
Besluit van 18 december 2006
Onderzoeksnotitie Solidair DC – oktober 2012
- 14 -
de technische voorzieningen aan het einde van het boekjaar, mits de beheerslasten voor meer dan vijf jaar zijn vastgelegd. Indien de beheerslasten voor een periode van vijf jaar of minder zijn vastgelegd wordt 25% van de netto beheerslasten gerekend. Het bestuur van een fonds stelt de hoogte van de technische voorzieningen vast op basis van de contante waarde van de verwachte uitgaande kasstromen die voortvloeien uit de tot de datum van vaststelling opgebouwde pensioenverplichtingen. Op grond van artikel 132 Pensioenwet beschikt een pensioenfonds voorts over een vereist eigen vermogen. Het pensioenfonds stelt het vereist eigen vermogen zodanig vast dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen een periode van één jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de technische voorzieningen. De systematiek van een premieovereenkomst in ogenschouw nemend, kan men concluderen dat artikel 132 Pensioenwet niet van toepassing is, zolang de uitkeringsverplichtingen (partner-, wezen-, arbeidsongeschiktheids- en ouderdomspensioen) worden herverzekerd dan wel elders worden ondergebracht. Voor een pensioenfonds dat Solidair DC uitvoert geldt dat de verplichtingen altijd gelijk zijn aan de beleggingen, onafhankelijk van de rentestand. Er is hierdoor altijd sprake van een dekkingsgraad van 100%28. Indien de waarde van de bezittingen van het pensioenfonds daalt, dalen de pensioenkapitalen die daar tegenover staan even zoveel. Artikel 131 Pensioenwet is desalniettemin van toepassing. Het is niet duidelijk hoe de technische voorziening vastgesteld dient te worden; is de technische voorziening gelijk aan het pensioenkapitaal? Het fonds heeft juridisch gezien geen ‘opgebouwde pensioenverplichtingen’. Wordt de technische voorziening gelijk gesteld aan het pensioenkapitaal, dan kan het vereist minimaal eigen vermogen in theorie hoog zijn en voorts erg volatiel. Naar onze mening dient Solidair DC onder het FTK superlight te vallen. De dekkingsgraad is immers altijd 100%. Wel dient het fonds een vermogen/ buffer aan te houden om onvoorziene kosten te kunnen voldoen, zoals bijvoorbeeld een opgelegde boete door DNB. 3.13 Regels voor de jaarverslaggeving Voor de externe verslaggeving dienen financiële overzichten te worden opgesteld voor externe partijen, zoals aandeelhouders, kredietverschaffers en overheidsorganisaties. Voor beursgenoteerde ondernemingen is dit proces aan een groot aantal nationale en internationale wetten en regels gebonden. Veel gebruikte standaarden voor de jaarverslaggeving zijn IFRS, IAS en US GAAP. Voor Nederlandse nietbeursgenoteerde ondernemingen gelden de voorschriften van boek 2, titel 9 BW, die de Richtlijnen van de Raad voor de jaarverslaggeving (RJ) toestaan als waarderingsvoorschrift. Voor pensioenregelingen betekent dit dat ondernemingen de waarde van mogelijke toekomstige (niet direct voorziene) pensioenverplichtingen dan wel opbrengsten uit de pensioenregeling als verplichting dan wel bezitting op de balans dienen op te nemen. Is er voor jaarverslaggevingsdoeleinden sprake van een Defined Benefit regeling (uitkeringsovereenkomst), dan moet een tekort of overschot volgens de normen van de jaarverslaggeving worden gewaardeerd29. Voor een onderneming betekent dit periodiek terugkerende verplichtingen en invloed op de solvabiliteit van de onderneming. Aangezien in een Solidair DC regeling voor de werkgevers in beginsel geen andere verplichting geldt dan het betalen van de vastgestelde 28
Zie ook dr. P. Duffhues en dr. A. van Nunen, De dekkingsgraad van pensioenfondsen is altijd ten minste 100%; de regelgeving behoeft aanpassing, Tijdschrift voor Pensioenvraagstukken mei 2009 29
Werkgevers met een uitkeringsovereenkomst, uitgevoerd door een bedrijfstakspensioenfonds, zijn vrijgesteld van waardering omdat het te ingewikkeld wordt geacht de bezittingen en verplichtingen van het fonds toe te rekenen aan de aangesloten werkgevers. Deze vrijstelling staat onder (buitenlandse) druk.
Onderzoeksnotitie Solidair DC – oktober 2012
- 15 -
pensioenpremie, hoeft voor jaarverslaggevingsdoeleinden geen toekomstige mogelijke pensioenverplichting te worden vastgesteld30. Het voordeel hiervan is dat kosten worden bespaard en de balans van de sponsor niet beïnvloed wordt. 3.14 Globalisering Uitkeringsovereenkomsten vergen in het geval van fusies en overnames veel aandacht en vormen soms dealbreakers. Buitenlandse aandeelhouders hebben vaak aversie tegen de Nederlandse uitkeringsovereenkomst. In Europa hebben 60 miljoen werknemers een premieovereenkomst31, net als grotendeels het geval is in de vrije pensioenverzekeringsmarkt in Nederland. Internationale pensioenregelingen zijn veelal gebaseerd op een premieovereenkomst omdat de regelingen op premie én aansprakenniveau met elkaar te vergelijken zijn en eenvoudig te implementeren zijn. Solidair DC sluit aan bij internationale trends en bij internationale mobiliteit 3.15 Hoge uitvoeringskosten Het aspect uitvoeringskosten is bij de behandeling van de aspecten hiervoor al geregeld aan de orde gekomen. Als gevolg van het ontbreken van FTK ‘zwaar’ en het achterwege blijven van gevolgen voor de jaarverslaggeving zijn deze kosten voor uitvoering van Solidair DC lager dan bij een uitkeringsovereenkomst. Gezien de complexiteit van het voorgestane systeem volgens het Pensioenakkoord, alsmede het reële stelsel, zal de uitvoering van Solidair DC ten opzichte van deze systemen minder kosten. De administratiekosten per deelnemer in een premieovereenkomst zijn lager dan de administratiekosten van een uitvoeringsovereenkomst32. Vorengenoemde elementen alsmede de eenvoudige uitvoering van Solidair DC, onder meer door de splitsing van actieven en gepensioneerden, leiden ertoe dat de totale uitvoeringskosten relatief laag zullen zijn. Dit maakt het voor een relatief klein pensioenfonds nog aantrekkelijk een eigen regeling uit te voeren33. Door Solidair DC regelingen samen te voegen kunnen meer schaalvoordelen worden behaald en kan de meest optimale kostenstructuur behaald worden. De AFM heeft vastgesteld dat een kostenverlaging van 0,25 procentpunt op termijn van 40 jaar leidt tot een circa 7,5% hoger collectief pensioenvermogen 34. Een hoger vermogen leidt logischerwijs tot hogere pensioenuitkeringen.
30
Zie ook Prof. dr. R. ter Hoeven RA en drs. J. Bout AAG, Het fenomeen ‘collectieve DC-regelingen’ in de context van (inter)nationale verslaggevingsregels voor ondernemingen, Tijdschrift voor Pensioenvraagstukken januari 2009 31
EU Groenboek Pensioen, Naar adequate, houdbare en zekere Europese pensioenstelsels, 7 juni 2010
32
Jacob Bikker en Jan de Dreu, Pension fund efficiency: the impact of scale, governance and plan design, DNB working Paper109, Augustus 2006, blz. 10 33
Zie voor de kosten van pensioenfondsen onder andere Rapport PwC, Uitvoeringskosten van pensioenregelingen, 23 april 2009, Rapport PwC, Kosten en baten van ondernemingspensioenfondsen, 8 november 2007, Rapport AFM, Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht, april 2011 34
Rapport AFM, Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht, april 2011
Onderzoeksnotitie Solidair DC – oktober 2012
- 16 -
3.16 Kosten bij waardeoverdracht Bij wisseling van werkgever hebben werknemers een wettelijk recht op waardeoverdracht. Het kan gebeuren dat de nieuwe of de oude werkgever moet bijbetalen ter zake van de overdracht. Dit kan zich voordoen bij werkgevers die een pensioenovereenkomst hebben op basis van een uitkeringsovereenkomst. De overdrachtswaarde van de pensioenaanspraken moet worden vastgesteld op basis van een wettelijke rekenrente35. Deze wettelijke rekenrente kan afwijken van de rekenrente die de pensioenuitvoerder hanteert. Het is te verwachten dat werkgevers met een pensioenovereenkomst op basis van het nieuwe pensioensysteem uit het Pensioenakkoord nog steeds geconfronteerd kunnen worden met bijbetalingen ter zake van waardeoverdracht. Ook dit nieuwe pensioensysteem is immers nog steeds gebaseerd op een ambitie, een vastgestelde voorwaardelijke aanspraak. De wettelijke rekenrente is niet van toepassing op premieovereenkomsten waarbij de premie wordt belegd36. Aangezien Solidair DC een zuivere premieovereenkomst is, worden werkgevers niet geconfronteerd met bijbetalingen ter zake van waardeoverdracht in het geval een werknemer wisselt van dienstbetrekking en beslist tot waardeoverdracht.
35
Artikel 25 lid 1 Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling
36
Artikel 25 lid 4 Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling
Onderzoeksnotitie Solidair DC – oktober 2012
- 17 -
4 Kenmerken van en varianten binnen Solidair DC
Hierna beschrijven wij Solidair DC in de meest collectieve en solidaire vorm. Op enkele punten omschrijven wij een aantal varianten die de regeling minder collectief, maar in sommige gevallen allicht meer wenselijk maken.
4.1
Collectieve beleggingen
Een van de belangrijkste kenmerken van Solidair DC is dat er collectief wordt belegd. Collectief beleggen betekent dat:
Een hoger rendement kan worden gerealiseerd tegen een lager risicoprofiel
De beleggingskosten kunnen worden verlaagd, hetgeen resulteert in een hoger netto rendement
Het resultaat van de collectieve beleggingsportefeuille kan op verschillende manieren worden omgeslagen naar de deelnemers. In dit kader worden de volgende varianten beschouwd:
4.1.1
Volledig collectief
Collectief lifecyclebeleggen Volledig collectief
Er wordt collectief belegd. Het risicoprofiel is afgestemd op de gemiddelde leeftijd van de deelnemers. Alle deelnemers ontvangen een even hoog rendement, ongeacht de leeftijd. Er is sprake van zowel beleggingsals intergenerationele solidariteit. Bij deze wijze van beleggen is het niet mogelijk om het renterisico op de pensioendatum voor de individuele deelnemer af te dekken. De deelnemer heeft geen enkele keuze- of beleggingsvrijheid. Deelnemers kunnen invloed uitoefenen door het inrichten van een pensioenbeleggingscommissie die volledig uit deelnemers zou kunnen bestaan. De deelnemer is immers degene die het beleggingsrisico draagt in Solidair DC. Alle deelnemers evenredig laten delen in het totale rendement lijkt voordelig voor oudere werknemers. Deze werknemers ontvangen in beginsel een hoger rendement dan men op basis van de voor hen geldende beleggingshorizon zou mogen verwachten. Het renterisico kan evenwel een groot nadeel betekenen. Voor jonge deelnemers is de systematiek van volledig collectief beleggen nadelig. Zij ontvangen een lager rendement dan men op basis van hun beleggingshorizon zou mogen verwachten. Dit effect wordt versterkt doordat het rendement voor jongere deelnemers, gezien de langere beleggingshorizon, veel meer invloed heeft dan voor oudere deelnemers het geval is. Bovendien stijgt de gemiddelde leeftijd van het deelnemersbestand vanwege de vergrijzing en heeft een steeds groter deel van het pensioenkapitaal c.q. de reserve betrekking op oudere deelnemers. Dit betekent dat na verloop van tijd steeds minder risicovol kan worden belegd, waardoor de rendementsverwachting op termijn daalt.
4.1.2
Collectief lifecyclebeleggen
Er is sprake van één groot collectief belegd vermogen, maar in de uitvoering heeft iedere deelnemer recht op een eigen deel van de verschillende beleggingscategorieën. Een jonge deelnemer heeft naar verhouding een groter deel van de aandelen, terwijl een oudere deelnemer meer units / participaties in obligaties heeft.
Onderzoeksnotitie Solidair DC – oktober 2012
- 18 -
Het is mogelijk lifecycles met verschillende risicoprofielen te hanteren, maar de vraag is of dit wenselijk is. Voor de deelnemer wordt het beleggingsrisico afgebouwd naarmate de pensioendatum nadert. Het is mogelijk om het renterisico op pensioendatum voor de deelnemer af te dekken, door vlak voor de 37
pensioendatum in obligaties te beleggen . De koers van een obligaties beweegt tegenovergesteld aan de renteontwikkeling. Door in obligaties te beleggen wordt uitkeringszekerheid gecreëerd. Dit is derhalve minder risicovol dan beleggen in een vastrentende waarde als een deposito. Jongeren hebben een hoger verwacht rendement en ouderen een beperkt risico. Er is sprake van beleggingssolidariteit, doch niet op een intergenerationele wijze. Doordat deelnemers fracties bezitten in het totale belegde vermogen, hoeft er niet continu per individuele deelnemer te worden aan- en verkocht. De fracties van de verschillende beleggingscategorieën verschuiven tussen deelnemers. Op collectief niveau hoeft derhalve beperkt te worden aan- en verkocht, hetgeen resulteert in kostenefficiëntie en een hoger rendement. Werknemers hebben in beginsel geen enkele vrijheid, maar kunnen eventueel invloed uitoefenen door onderdeel uit te maken van een pensioenbeleggingscommissie. Wettelijk kader
4.1.3
Volledig collectief beleggen resulteert in de grootste mate van (intergenerationele) beleggingssolidariteit en komt het meest overeen met het pensioensysteem volgens het Pensioenakkoord van de sociale partners. In de Pensioenwet zijn twee belangrijke artikelen ten aanzien van beleggingen opgenomen. Het betreft artikel 52 en artikel 135. Omdat deelnemers in beide varianten geen beleggingsvrijheid hebben, is artikel 52 38
Pensioenwet niet van toepassing. Artikel 135 Pensioenwet stelt een open norm . De waarden moeten worden belegd in het belang van aanspraak- en pensioengerechtigden. Een nadere invulling van de norm is opgenomen in artikel 13 Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen (hierna: Besluit FTK). Dit artikel is gebaseerd op de Europese prudent person regel. Lid 2 van artikel 13 Besluit FTK stelt: ‘Waarden die ter dekking van de technische voorziening worden aangehouden, worden belegd op een wijze die strookt met de aard en de duur van de verwachte toekomstige pensioenuitkeringen.’ Dit impliceert dat wordt gefocust op uitkeringszekerheid. De focus op uitkeringszekerheid betekent dat:
Het beleggingsrisico wordt afgebouwd naarmate de pensioendatum nadert
Het renterisico op de pensioendatum zo goed mogelijk wordt afgedekt
Alleen de variant collectief lifecycle beleggen (onderdeel 4.1.2) voldoet aan deze eisen en lijkt sterk te 39
prefereren. Deze invulling van de open norm wordt bevestigd door de AFM , hetgeen overigens niet betekent dat de geschetste variant collectief beleggen (onderdeel 4.1.1) in strijd is met artikel 135 Pensioenwet. Het betreft immers een open norm. Wel kan gesteld worden dat de variant collectief lifecycle beleggen beter aansluit bij artikel 135 Pensioenwet, artikel 13 besluit FTK en de invulling door de AFM. De
37
Drs. M. Haveman, Lifecycles moeten deelnemers zo veel mogelijk behoeden voor tegenvallers, Pensioenmagazine maart 2009 38
Zie voor een meer uitgebreide behandeling over zorgvuldig beleggen onder andere mr. S.H. Kuiper en prof. dr. E. Lutjens, Zorgen om en voor pensioenbeleggingen,Tijdschrift voor pensioenvraagstukken juni 2011 39
Visie op open norm zorgplicht bij premieovereenkomsten, AFM, 21 december 2007, 0712-790m, alsmede Jan van Miltenburg, De kern van zorgplicht: voorkom verrassingen, Pensioenmagazine december 2007.
Onderzoeksnotitie Solidair DC – oktober 2012
- 19 -
variant collectief beleggen is niet in strijd met artikel 135 Pensioenwet zolang voldoende bewust belegd 40
wordt . Het afgelopen decennium is het rendement op obligaties gemiddeld hoger geweest dan het rendement op aandelen. Het is (nog) niet duidelijk of deze situatie tijdelijk of blijvend is. Het is duidelijk dat de 21 ste eeuw vooralsnog een wezenlijk ander economisch klimaat kent dan de 20ste eeuw. Hoewel de geleerden van mening verschillen over het verwachte rendement op aandelen, zijn zij het in beginsel eens dat het toekomstig verwachte rendement lager is dan in het verleden. Het rendement op aandelen en obligaties komt daardoor vermoedelijk steeds dichter bij elkaar te liggen. Ook dan blijft het afbouwen van het beleggings- en renterisico van belang naarmate de pensioendatum nadert.
4.2
Leeftijdsafhankelijke staffel
Iedere werknemer ontvangt een individuele premie die stijgt naarmate de leeftijd stijgt. Op deze wijze wordt feitelijk zichtbaar dat een oudere werknemer op pensioengebied duurder is. De pensioenpremie voor een oudere werknemer moet hoger zijn dan de pensioenpremie voor een jongere werknemer om hetzelfde pensioenresultaat te behalen. De premie kan immers minder lang oprenten. Dit is niet anders in traditionele middelloonsystemen of het systeem conform het Pensioenakkoord, het wordt alleen transparant gemaakt. De gemiddelde pensioenpremie stijgt naarmate het deelnemersbestand vergrijst. Ook op dit punt is een premieovereenkomst niet anders dan een uitkeringsovereenkomst. In het geval van het Pensioenakkoord wordt de premie bevroren, in het geval van Solidair DC in beginsel niet. Door vergrijzing kan de premie dus stijgen, niet door stijging van de resterende levensverwachting. Het ministerie van Financiën heeft in haar beleidsbesluit van 21 december 2009
41
beschikbare
premiestaffels gepubliceerd. Deze beschikbare premiestaffels zijn gebaseerd op een vaste rekenrente (in beginsel 4%, zie ook onderdeel 4.4 van deze notitie), ongeacht de leeftijd. De volledig collectieve beleggingsvariant van Solidair DC sluit aan bij deze staffels. Het rendement is immers voor alle leeftijdscategorieën gelijk. De variant collectief lifecycle beleggen sluit in beginsel niet aan bij de gepubliceerde staffels, omdat de rendementsverwachting voor jonge deelnemers hoger is dan voor oudere deelnemers. Dit betekent niet dat deze staffels niet gehanteerd kunnen worden bij laatstgenoemde variant. Met name jonge deelnemers hebben op deze wijze kans op overrendement, waardoor meer pensioeninkomen zeker kan worden gesteld. Bovendien kan met een hoger rendement de langere levensverwachting (gedeeltelijk) worden gecompenseerd. De fiscaal maximale premiestaffels zijn namelijk 42
nog gebaseerd op een oude overlevingstafel . Uitkeringsovereenkomsten (met aankoop op de pensioendatum) zijn inmiddels veelal gebaseerd op de meer recente prognosetafels van het Actuarieel 43
Genootschap , het CBS of een verzekeraar.
40
Bert Boertjes, Margreet Schuit, Jurgen Willemsen, Bewust beleggen, Tijdschrift voor Pensioenvraagstukken februari 2010
41
nr. CPP2009/1487M
42
GBM-GBV 2000-2005 met 5 jaar leeftijdsterugstelling voor de man en 6 jaar voor de vrouw
43
AG prognosetafel 2010-2060
Onderzoeksnotitie Solidair DC – oktober 2012
- 20 -
De leeftijdsafhankelijke staffels in Solidair DC blijven in beginsel gebaseerd op de bij invoering van toepassing zijnde overlevingstafel. Dat is de essentie. Op deze wijze komt de gestegen levensverwachting niet automatisch voor rekening van de premiebetaler (in beginsel (grotendeels) de werkgever). De pensioenpremie blijft daardoor stabiel. Werknemers kunnen de gestegen levensverwachting compenseren wanneer:
Een hoger dan verwacht rendement wordt behaald
Zij individueel aanvullende premies storten in de pensioenregeling
Zij langer doorwerken
Zoals hiervoor vermeld zal de premie in beginsel alleen stijgen ten gevolge van een stijging van de gemiddelde leeftijd van het deelnemersbestand (zie ook onderdeel 3.3 hierna ). Zou in een Solidair DCregeling worden besloten de (doorsnee)premie niet te laten stijgen, dan moeten werknemers langer doorwerken dan waartoe de stijging van de statistische levensverwachting de deelnemer noopt. De premiestijging door vergrijzing is desgewenst tegen te gaan door een van de volgende methoden:
Hanteren van een maximumpremieniveau op basis waarvan de staffel verlaagd wordt bij vergrijzing van het bestand
Hanteren van een vaste doorsneepremie (zie onderdeel 4.3 hierna), waardoor hetzelfde effect optreedt
Niet of beperkt indexeren van de maximumpensioengrondslag, waardoor de stijging van de premie afgezwakt wordt, overigens ten gunste van de lagere inkomens
Vragen van een hogere werknemersbijdrage boven een bepaalde pensioen- of premiegrens
Voor iedere werknemer een pensioenbudget invoeren. Iedere werknemer ontvangt in dat geval een salaristoeslag, bijvoorbeeld uitgedrukt in een vast percentage van het salaris en definieert binnen bandbreedten hoeveel daarvan in pensioen wordt gestort (zie onderdeel 3.10)
4.3
Doorsneepremie
Het is mogelijk om Solidair DC te financieren door middel van een doorsneepremie. Voor iedere werknemer wordt dan een even hoge premie betaald, althans een even hoog percentage van de pensioengrondslag. De totale premie wordt vervolgens tussen de werknemers verdeeld door middel van de hiervoor in 4.2 beschreven leeftijdsafhankelijke staffel. In Solidair DC dragen de sociale partners er zorg voor dat de werknemer nooit meer doorsneepremie betaalt, dan hij via de leeftijdsafhankelijke staffel ontvangt voor zijn eigen pensioen. Op deze manier wordt de eigen bijdrage van de jongste werknemer niet ingezet voor de opbouw van pensioenkapitaal van een oudere deelnemer.
Onderzoeksnotitie Solidair DC – oktober 2012
- 21 -
Voorbeeld Een werkgever kiest er voor om het pensioen onder te brengen bij een pensioenfonds, in de vorm van een premieovereenkomst. Het pensioenfonds becijfert de doorsneepremie op 18% van de pensioengrondslag. De werknemer betaalt 1/3 van de premie ofwel 6%, de werkgever betaalt 12%. Het pensioenfonds verdeelt de premie volgens een leeftijdsafhankelijke staffel over de deelnemers. Als de doorsneepremie in een Solidair DC regeling vastgesteld is op een vast percentage en het bestand vergrijst, dan wordt de premie naar rato van de voor het leeftijdscohort van toepassing zijnde premie verlaagd.
4.4
Lage rekenrente bij vaststellen doorsneepremie en staffel
De Commissie Parameters (Cie. Don) heeft in 2009 onderzoek gedaan naar de rendementsverwachtingen die pensioenfondsen mogen hanteren. De commissie is het eens over de maximaal te hanteren rendementsverwachting voor vastrentende waarden (volledig risicovrije beleggingen). In het rapport van de Commissie is opgenomen dat deze maximaal 4,5% mag bedragen. Aangezien deze verwachting een maximum is, is het werknemersvriendelijk om de beschikbare premiestaffels te baseren op een rendementsverwachting die lager is, bijvoorbeeld 3%. Het hanteren van deze lage rekenrente is alleszins redelijk aangezien het beleggingsrisico voor rekening van de deelnemers is. Extra rendement kan de deelnemer gebruiken voor toeslagen (indexatie) en dus een hoger pensioen of het corrigeren voor de gestegen levensverwachting. Het hanteren van een rekenrente onder de 4% betekent dat wordt afgeweken van de gepubliceerde staffel van Financiën. Afwijken van deze staffel is mogelijk op grond van de diverse bijlagen bij het eerder genoemde besluit van het ministerie van Financiën. Sociale partners kunnen overeenkomen hoe de staffel eruit ziet. In de diverse bijlagen bij het besluit wordt de eis gesteld dat het pensioen zowel per jaar als in totaal niet uitgaat boven de grenzen die worden gesteld in hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964
44
(hierna Wet LB), oftewel een 2,25% middelloon met maximaal 3% indexatie. Er zijn daarbij twee
mogelijkheden:
Op voorhand aantonen dat met de overeengekomen staffel de grenzen van de Wet LB nooit worden overschreden
Jaarlijks toetsen of de pensioenopbouw in dat jaar en in totaal blijft binnen de grenzen van de Wet LB
Onze verwachting is dat de complexe middelloontoets vervangen wordt door een simpele eindloontoets.45
4.5
Uitvoeringskosten voor rekening werkgever
De uitvoeringskosten ter zake een premieovereenkomst werden in het verleden altijd ten laste van de staffelpremie gebracht. Hiermee komen de kosten voor rekening van de deelnemer. De werkgever blijft 44
Artikel 18a en verder Wet op de loonbelasting 1964
45
O.a. Schuurman en Kuijkhoven pleiten hiervoor in Pensioenmagazine, juni/juli 2012
Onderzoeksnotitie Solidair DC – oktober 2012
- 22 -
dezelfde premie betalen, hoe hoog de kosten zijn. Er is op deze wijze geen prikkel voor de werkgever om de kosten zo laag mogelijk te onderhandelen, terwijl de werkgever feitelijk de enige is die hier invloed op uit kan oefenen. De kosten zijn onderdeel van de uitvoeringsovereenkomst tussen werkgever en pensioenuitvoerder. In het staffelbesluit van 21 december 2009 (zie onderdeel 4.2) zijn netto staffels gepubliceerd. Netto staffels impliceren dat de kosten niet langer ten laste van de premie worden gebracht. Het is alleszins redelijk de kosten voor rekening van de werkgever te laten komen. Op deze wijze wordt de werkgever gestimuleerd de kosten zo laag mogelijk te onderhandelen hetgeen resulteert in:
4.6
Een hoger pensioenresultaat bij een gelijke premie (inclusief kosten), of
Een gelijk pensioenresultaat tegen een lagere premie (minder kosten)
Splitsing tussen opbouw- en uitkeringsfase
Bij een premieovereenkomst, uitgevoerd door een verzekeraar of een Premiepensioeninstelling moet de werknemer op de pensioendatum op zoek naar het beste aanbod op de markt (artikel 81 respectievelijk 81a Pensioenwet). Er kan met het pensioenkapitaal een uitkering worden gekocht bij een verzekeringsmaatschappij. Dit betreft het zogenaamde shoprecht. Dat recht kan een voordeel betekenen, maar ook een lastige zoektocht opleveren. In het geval van een pensioenfonds is er geen shoprecht, maar een bevoegdheid de waarde over te dragen bij het bereiken van de pensioendatum (artikel 80 Pensioenwet). Dit laat derhalve onverlet dat sociale partners en pensioenfonds de afspraak kunnen maken dat de deelnemer dit recht krijgt. In dat geval zal moeten worden vastgesteld bij welke pensioenuitvoerder de pensioenuitkering wordt aangekocht indien de gepensioneerde geen keuze maakt. Daarnaast kan gekozen worden de waarde over te dragen naar een (eigen) apart fonds. Deze mogelijkheden werken wij hierna verder uit.
4.6.1
Shoprecht
De deelnemer krijgt een shoprecht. De pensioenuitkering wordt ondergebracht bij een verzekeraar naar keuze. Het is mogelijk een Pensioeninkoopcommissie de werknemer te laten assisteren teneinde het beste aanbod te selecteren. Door de uitkeringen onder te brengen bij een verzekeraar, zijn de uitkeringen gegarandeerd en ontbreekt het risico van verlaging van het pensioen. De gepensioneerde heeft nominale zekerheid. Dit lijkt redelijk aangezien een werknemer makkelijker kan beslissen door te werken dan een gepensioneerde weer een baan kan vinden om dalende pensioenuitkeringen op te vangen. Scheiding van de opbouw- en uitkeringsfase is vanwege de vergrijzing en het langlevenrisico in het belang van zowel de gepensioneerde, de actieve deelnemer, als het pensioenfonds zelf. Groot nadeel van het shoprecht is dat een deelnemer afhankelijk is van de marktrente op dat moment. Is de markrente laag, dan kan met het shoprecht nog wel het beste aanbod worden geselecteerd, maar wordt de deelnemer toch geconfronteerd met een lager pensioen dan beoogd.
4.6.2
Pensioenuitkeringen onderbrengen bij apart fonds
Op grond van artikel 123 Pensioenwet vormt een pensioenfonds financieel één geheel. Een pensioenfonds dat Solidair DC uitvoert zou ook zelf de pensioenuitkeringen kunnen verzorgen, maar mag het vermogen van de (gewezen) deelnemers niet scheiden van het vermogen van de gepensioneerden. Bij tegenvallende rendementen of een stijging van de levensverwachting subsidieert de opbouwfase dan de uitkeringsfase,
Onderzoeksnotitie Solidair DC – oktober 2012
- 23 -
hetgeen ongewenst is. Zolang de API46 het levenslicht nog niet ziet, kan dit slechts worden voorkomen wanneer de pensioenuitkeringen worden ondergebracht bij een apart pensioenfonds. Op grond van het huidige FTK dient dit pensioenfonds de verplichting te berekenen op basis van de actuele marktrente. De uitkering die het fonds kan aanbieden zal daarom in beginsel niet (veel) hoger zijn dan de uitkering bij een verzekeraar (anders dan door het ontbreken van een winstoogmerk).Wanneer de voorstellen uit de hoofdlijnennota van Minister Kamp47 worden omgezet in wetgeving, kan een pensioenfonds dat een nominaal contract uitvoert vanwege introductie van de ultimate forward rate (UFR) een hogere rente hanteren dan de marktrente. Op basis van deze rentevoet kan een hogere uitkering worden aangekocht. De beleggingshorizon voor een net ingegane pensioenuitkering is nog lang. De kans dat het feitelijke rendement lager is dan de gehanteerde rente is normaal gesproken niet groot. Bij een hoger rendement is er ruimte voor indexatie of correctie voor een gestegen levensverwachting, bij een lager rendement moet worden afgestempeld. De uitkering voor een gepensioneerde is daarom minder zeker dan bij een verzekeraar, maar zal door het ontbreken van een winstoogmerk over de gehele looptijd bezien waarschijnlijk hoger zijn. Daarnaast is er tussen gepensioneerden een hoge mate van solidariteit. Een apart pensioenfonds dat slechts uitkeringen verzorgt kan gerealiseerd worden als de (voormalig) werkgever de uitvoeringskosten betaalt. Daarbij is van belang goed vast te leggen dat de betalingsverplichting beperkt blijft tot de uitvoeringskosten om te voorkomen dat een werkgever alsnog de rekening gepresenteerd krijgt van een stijgende levensverwachting of een tegenvallend rendement. Zodra de API het licht ziet kunnen het opbouw- en het uitkeringsfonds naar verwachting worden samengevoegd in een API. Alsdan worden uitvoeringskosten gereduceerd, kunnen vermogen worden gescheiden, en kan wellicht bespaard worden op aan- en verkoopkosten. Op de pensioendatum vindt slechts een verschuiving van vermogen plaats, wat ook in beleggingseenheden zou kunnen. Het is niet noodzakelijk een echte waarde in geld over te dragen, hetgeen nu wel het geval is.
4.7
Hogere pensioenuitkomst door lagere kosten
In het Pensioenakkoord wordt gesproken over ‘een waarheid als een koe: de pensioenambitie is gelijk aan de betaalde premie plus behaalde rendementen’48. Het behaalde rendement staat los van het pensioensysteem. Iedere euro die op precies dezelfde wijze wordt belegd, levert uiteindelijk ook hetzelfde op. Indien het beleggingsresultaat uiteindelijk tot dezelfde uitkomst leidt, kan alleen nog onderscheid worden gemaakt op het gebied van kosten. Ten aanzien van de kosten is uit onderzoek gebleken dat:
Schaalvergroting leidt tot lagere administratiekosten49
De administratiekosten per deelnemer in een DC-regeling aanzienlijk lager zijn dan de administratiekosten per deelnemer in een DB-regeling50
46
Minister Kamp heeft onlangs aangekondigd binnenkort te komen met een voorstel (brief van 28 juni 2012 AV/PB/2012/8020)
47
AV/PB/2012/8475 d.d. 30 mei 2012
48
Bijlage bij het Pensioenakkoord van 4 juni 2010, blz.2
49
Jacob Bikker, Onno Steenbeek en Federico Torracchi, The impact of scale, complexity and service quality on the administrative costs of pension funds: A cross-country comparison, DNB Working Paper No. 258 / Augustus 2010, p. 24 50
Jacob Bikker en Jan de Dreu, Pension fund efficiency: the impact of scale, governance and plan design, DNB working Paper109, Augustus 2006, blz. 10
Onderzoeksnotitie Solidair DC – oktober 2012
- 24 -
Zo min mogelijk complexiteit en zo min mogelijk regelingen leiden tot de laagste administratiekosten51
Een kostenverlaging van 0,25 procentpunt leidt tot een 7,5% hoger pensioenvermogen52
Wordt bij Solidair DC en bij een pensioensysteem op basis van het nominale of reële stelsel op dezelfde wijze belegd, dan leidt Solidair DC tot een hogere pensioenuitkomst. Solidair DC is bovendien eenvoudig aan te passen en daardoor goedkoper te administreren. Solidair DC leent zich ook voor schaalvergroting tussen regelingen en tussen uitvoerders. Als de pensioenleeftijd opschuift, daalt de fiscale ruimte voor pensioen en daalt het fiscale maximum voor de beschikbare premiestaffel. De staffel kan verlaagd worden en het opgebouwde pensioenkapitaal voor de deelnemer vermengt zich met het nog op te bouwen pensioenkapitaal. De werknemer beslist zelf wanneer het pensioen ingaat. Een aanpassing naar het verleden is niet nodig, evenmin als een omzetting naar het ‘nieuwe’ regime. Toekomstige wijzigingen zullen derhalve niet tot een hoge (eenmalige) uitgave voor de pensioenuitvoerder leiden. In de dagelijkse uitvoering leidt dit tot een voordeel omdat slechts één pensioenregeling met één pensioenkapitaal wordt uitgevoerd. De relatief lage uitvoeringskosten alsmede de eenvoudige uitvoering van Solidair DC leiden ertoe dat een solidaire premieovereenkomst ook door een relatief klein pensioenfonds nog kostenefficiënt kan worden uitgevoerd53.
51
Jacob Bikker, Onno Steenbeek en Federico Torracchi, The impact of scale, complexity and service quality on the administrative costs of pension funds: A cross-country comparison, DNB Working Paper No. 258 / Augustus 2010, blz. 9 en 25 52
Rapport AFM, Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht, april 2011
53
Zie voor de kosten van pensioenfondsen onder andere Rapport PwC, Uitvoeringskosten van pensioenregelingen, 23 april 2009, Rapport PwC, Kosten en baten van ondernemingspensioenfondsen, 8 november 2007, Rapport AFM, Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht, april 2011
Onderzoeksnotitie Solidair DC – oktober 2012
- 25 -
5 Invaren van bestaande rechten Welk pensioensysteem ook wordt gehanteerd voor de toekomst, hiermee wordt het probleem van in het verleden opgebouwd pensioen niet opgelost. Door tegenvallende beleggingen en een stijgende levensverwachting is het middelloonpensioen in feite niet afgefinancierd en is er niet langer sprake van een kapitaaldekkingssysteem maar deels van een omslagstelsel; de premie van de werkenden wordt in bepaalde gevallen en onder bepaalde omstandigheden feitelijk gebruikt om de uitkeringen aan de gepensioneerden te kunnen uitvoeren. Omdat de verhouding tussen actieven en inactieven ongunstiger wordt (minder premiebetalers ten opzichte van slapers en gepensioneerden) wordt dit effect versterkt. Indien men in plaats van een reëel contract besluit Solidair DC in te voeren, wordt het probleem voor het verleden evenmin opgelost, het wordt hoogstens direct inzichtelijk gemaakt en blootgelegd. Solidair DC is bij uitstek een puur kapitaalgedekt systeem; er wordt een persoonlijk pensioenkapitaal gevormd voor iedere deelnemer dat collectief wordt belegd. De deelnemer loopt het beleggingsrisico en tot de pensioendatum het langlevenrsico. Na de pensioendatum wordt het langlevenrisico gedragen door een pensioenuitvoerder. Minister Kamp heeft onderzoek laten doen naar de mogelijkheden de bestaande aanspraken en rechten onder te brengen in een nieuw contract. Uit dit onderzoek54 blijkt dat invaren in beginsel inbreuk maakt op het eigendomsrecht van gepensioneerden en (gewezen) deelnemers, maar dat deze inbreuk kan worden gerechtvaardigd vanuit het algemeen belang het pensioenstelsel toekomstbestendig te maken. 55 Hoewel het kabinet van mening is dat invaren noodzakelijk is om een nieuw pensioensysteem te laten slagen, wordt invaren niet wettelijk verplicht. Het kabinet zal invaren door aanpassing van wet- en regelgeving mogelijk maken, maar de sociale partners blijven verantwoordelijk voor de uiteindelijke keuze. Hoewel uit onderzoek van het CPB56 blijkt dat de herverdelingseffecten van invaren beperkt zijn, is het pensioenfondsbestuur verantwoordelijk voor een evenwichtige belangenbehartiging. Mochten de herverdelingseffecten achteraf negatief uitvallen, dan bestaat het risico dat pensioenfondsbestuurder persoonlijk aansprakelijk worden gesteld op grond van onbehoorlijk bestuur. Pensioenfondsen zijn daarom nog niet erg enthousiast over invaren. Als een pensioenfonds in onderdekking verkeert, zal het de dekkingsgraad in eerste instantie willen verbeteren, desnoods door de premie te verhogen. Hierdoor bestaat de kans dat de beslissing om Solidair DC of een reëel contract in te voeren wordt uitgesteld. Er bestaan, afhankelijk van de situatie mogelijkheden om ondanks de onderdekking over te gaan op Solidair DC. In het belang van actieven, inactieven, uitvoerder en werkgever zullen een overgang en de gevolgen daarvan voor reeds opgebouwde aanspraken zeer goed moeten worden onderzocht. Voor een pensioenfonds geldt de eis van één financieel geheel. Als gevolg daarvan vermengt het kapitaal van de gestaakte premievrije middelloonregeling zich met dat van de in het leven geroepen Solidair DC
54
Bijlage 2 bij de brief van 30 mei 2012 AV/PB/2012/8475
55
Zo ook mr. dr. Mark Heemskerk, de (on)houdbaarheid van het pensioenakkoord, VU uitgave 2011-2
56
Bijlage 3 bij de brief van 30 mei 2012 AV/PB/2012/8475
Onderzoeksnotitie Solidair DC – oktober 2012
- 26 -
regeling. Zolang de API57 het levenslicht nog niet ziet, kan dit slechts worden voorkomen wanneer de Solidair DC regeling worden ondergebracht bij een tweede pensioenuitvoerder, bijvoorbeeld een tweede fonds of een Premiepensioeninstelling. De nadelen en problemen van onderdekking, FTK en vergrijzing blijven in het oude fonds aanwezig. In dat geval staan in beginsel twee opties open. Het fonds kan (op termijn) liquideren en de bestaande middelloonaanspraken onderbrengen bij een verzekeraar. Hierdoor kan nominale zekerheid voor de deelnemers worden gerealiseerd ten opzichte van onzekere voorwaardelijk geïndexeerde uitkeringen bij een fonds waarop mogelijk wordt afgestempeld. Of het fonds kan – bij een voldoende beleggingsvolume en relatief lage kosten - in stand blijven waarbij de sociale partners kunnen beslissen (lage) premiebetalingen te blijven doen aan het fonds, nu eenmaal gebleken is dat er niet volledig kapitaalgedekt is gefinancierd.
KWPS Corporate Pension Solutions Mr. Jan-Olivier Kuijkhoven Krista Nauta MPLA drs. Natasja Winter 57
Minister Kamp heeft onlangs aangekondigd binnenkort te komen met een voorstel (brief van 28 juni 2012 AV/PB/2012/8020)
Onderzoeksnotitie Solidair DC – oktober 2012
- 27 -