Per e-‐mail verzonden aan , op 9 januari 2014 Onderwerp: GC022 – tussenbeoordeling klacht; gelegenheid toelichting en overlegging stuken Geachte De Geschillencommissie (“GC”) heeft uw klacht nader beoordeeld en informeert u hierbij als volgt. U heeft per 30 september 2008 bij DSB een consumptief krediet afgesloten (contractnummer , hierna: “Krediet”). Uw klacht richt zich op de beoordeling voor overkreditering die curatoren u bij brieven van 22 november 2012 (hierna: “Beoordeling”) en 11 april 2013 (hierna: “Herbeoordeling”) met betrekking tot het Krediet hebben doen toekomen. In uw klacht stelt u dat onduidelijk is of DSB in het kader van de kredietaanvraag rekening heeft gehouden met één vast dienstverband en twee nul-‐ urencontracten voor bepaalde tijd. Voorts stelt u dat ten onrechte geen rekening is gehouden met woonlasten op basis van een elders afgesloten hypothecair krediet en met verschillende door u in uw klacht nader gespecificeerde lasten. Alvorens in te gaan op de door u naar voren gebrachte klachtonderdelen, stelt de GC voorop dat in het op 19 september 2011 tussen curatoren van DSB Bank en een aantal belangenorganisaties en rechtsbijstandverzekeraars van DSB-‐klanten overeengekomen Akkoord op Hoofdlijnen (hierna: “Akkoord”) een regeling voor de berekening van overkreditering is uitgewerkt waarin nader is omschreven met welke inkomsten en lasten rekening moet worden gehouden. De GC is gebonden aan het Akkoord en derhalve ook aan de omschrijving daarin van genoemde inkomsten en lasten.1 Met betrekking tot de door u naar voren gebrachte klachtonderdelen overweegt de GC als volgt: I. Inkomsten Curatoren hebben het bedrag aan loon uit tegenwoordige arbeid van EUR 38.000 dat wordt vermeld in het door u overgelegde ABS-‐formulier 2008 ‘Aangifte jaaroverzicht – Alle vaststellingen’, meegenomen in de berekening van overkreditering. Deze werkwijze is in overeenstemming met het Akkoord. Dat ten tijde van de kredietverlening -‐ zoals u in uw klacht lijkt te vermoeden -‐ ook met eventuele andere inkomsten rekening is gehouden, is niet gebleken. Voor de berekening van het netto maandinkomen op basis van uw fiscaal jaarinkomen wordt verwezen naar pagina 4 van de Uitwerking 1 De regeling in het Akkoord is met betrekking tot consumptieve kredieten gebaseerd op de
normen van de Vereniging van Financieringsondernemingen in Nederland (VFN). De VFN gedragscode 2008 – het jaar waarin het Krediet is afgesloten – kan dus bij de beoordeling van uw klachtonderdelen richtinggevend zijn.
Compensatieberekening die curatoren als bijlage bij hun brief van 17 juli 2013 (hierna: “Standpunt Curatoren”) hebben overgelegd. II. Vaste lasten U noemt diverse posten die volgens u ten onrechte niet in de berekening van overkreditering zijn meegenomen. Vaste lasten waar volgens het Akkoord (bijlage 2 bij Annex D, hierna: “Bijlage 2”, zie bijlage) rekening mee wordt gehouden, zijn: 1) Woonlasten 2) Maandlasten van lopende financieringen elders 3) Genormeerde kosten levensonderhoud 4) Overige vaste verplichtingen Vooropgesteld dient te worden dat de door u aan de orde gestelde posten bij de berekening van overkreditering volgens het Akkoord (artikel 1.13 van het Addendum2) slechts als vaste lasten worden meegenomen indien u deze met schriftelijke stukken heeft aangetoond en de daaruit blijkende gegevens ook bij DSB waren opgegeven op het moment van kredietverlening. Curatoren hebben u dit in hun brief van 6 april 2012 al meegedeeld. II.1 Woonlasten Ten onrechte is volgens u geen rekening gehouden met de financiële lasten van een koopwoning (waaronder mede begrepen de premie van een beleggingsverzekering). De koopovereenkomst betreffende deze woning is op 5 augustus 2008 bij het kadaster ingeschreven en de leverings-‐ en hypotheekakte zijn op 10 september 2008 gepasseerd. Op 10 september 2008 heeft u tevens uw verhuizing naar de nieuwe woning aangegeven bij de gemeente Rotterdam. Curatoren hebben in de Herbeoordeling aangegeven dat genoemde financiële lasten ten tijde van de kredietverlening niet bij DSB bekend waren aangezien deze niet in het kredietaanvraagformulier waren opgenomen dat zij als bijlage bij het Standpunt Curatoren hebben overgelegd. Zij betwisten voorts dat een adviseur zou hebben aangeraden om genoemde lasten niet op het aanvraagformulier te vermelden. Met de overlegging van de diverse bijlagen betreffende de verwerving van de woning en het aangaan van de hypotheek heeft u weliswaar aangetoond dat de verplichtingen ten tijde van de kredietverlening waren aangegaan, maar niet dat deze voor het aangaan van het Krediet ook aan DSB kenbaar waren gemaakt. De GC stelt u in de gelegenheid nader aan te tonen dat DSB voorafgaand aan de kredietverlening op de hoogte was van uw financiële verplichtingen in verband met de verworven koopwoning. U dient op te geven of u hiervan melding heeft gemaakt en zo ja, tegenover wie en of u daarvan stukken hebt overhandigd en zo ja, welke stukken en aan wie.
2 ‘Addendum Akkoord op Hoofdlijnen – Overkreditering’; zie www.dsbcompensatie.nl
II.2 Maandlasten uit lopende financieringen elders Van de diverse lastensoorten die u in uw klacht aan de orde stelt, is een deel mogelijk aan te merken als een op het moment van kredietverlening lopende financiering elders. Posten die uit hun aard in ieder geval niet als lasten uit ‘financiering elders’ worden aangemerkt, zijn verplichtingen uit: • telefoonabonnementen • aanslagen waterschaps-‐, motorrijtuigen-‐ en gemeentebelasting • deurwaarderskosten • overige verzekeringen Vermelding bij het Stichting Bureau Krediet Registratie (BKR) van een telecomcontract doet daaraan niet af. Posten die uit hun aard als lasten uit ‘financiering elders’ kunnen worden aangemerkt, zijn verplichtingen uit: • Doorlopende kredieten bij Rabo en bij Interbank • Kredieten bij Wehkamp, Otto en Neckermann • Een schuld bij de Informatie Beheer Groep (hierna: “Studieschuld”) • Een terugbetalingsregeling huurtoeslag In het door u overgelegde BKR-‐overzicht van 29 oktober 2010 staan de kredieten bij Rabo (EUR 2.500) en Interbank (EUR 18.000) geregistreerd als ten tijde van de kredietverlening lopende kredieten. Curatoren stellen in het Standpunt Curatoren echter dat het krediet bij Rabo in september 2008 is beëindigd en leggen daarbij als bewijs een brief van Rabo van 25 september 2008 over waaruit de beëindiging blijkt. Met betrekking tot het krediet bij Interbank (bij het BKR geregistreerd door Eurofintus B.V.) volgt uit de bijlagen bij het Standpunt Curatoren dat u in het kredietaanvraagformulier heeft aangegeven dat u dit krediet wenste af te lossen, dat u de aflossing en de wens om het krediet te beëindigen bij brief van 24 september 2008 aan Interbank heeft gemeld en dat DSB in het kader van haar kredietverlening EUR 18.150 rechtstreeks aan Interbank heeft overgemaakt. Geen van beide kredieten is voor de berekening van overkreditering aan te merken als ‘lopende financiering elders’. Curatoren hebben deze kredieten derhalve terecht niet meegenomen. In de Herbeoordeling hebben curatoren u de gelegenheid geboden om kredieten bij Wehkamp, Otto en Neckermann nader schriftelijk te onderbouwen door overlegging van overeenkomsten met de betreffende partijen alsmede van (nog niet overgelegde) bankafschriften over de maanden juli, augustus en september 2008 waaruit betalingen aan genoemde partijen blijken. De GC stelt u nogmaals in de gelegenheid zulks te doen, waarbij zij er nadrukkelijk op wijst dat u dient aan te tonen dat de kredieten al lopend waren op het moment van kredietverlening. Het BKR-‐overzicht vermeldt weliswaar kredieten die door genoemde partijen zijn geregistreerd maar deze zijn alle pas ingegaan nadat het Krediet was afgesloten.
De Studieschuld die blijkens de door u overgelegde stukken op 1 februari 2008 EUR 13.248 bedroeg, is niet geregistreerd bij de BKR en is uit dien hoofde destijds niet bekend geworden bij DSB. De GC stelt u in de gelegenheid nader aan te tonen dat DSB op het moment van kredietverlening op de hoogte was gesteld van de verplichtingen uit hoofde van de Studieschuld. Met betrekking tot de terugbetalingsregeling van huurtoeslag die op het moment van de kredietverlening zou lopen, hebben curatoren u in de Herbeoordeling in de gelegenheid gesteld om dit schriftelijk te onderbouwen door overlegging van de beschikking over het jaar 2008. De GC stelt u nogmaals in de gelegenheid zulks te doen, door overlegging van genoemde beschikking over 2008 dan wel door overlegging van (nog niet overgelegde) bankafschriften over de maanden juli, augustus en september 2008 waaruit betalingen in dit kader duidelijk blijken. II.3/II.4 Genormeerde kosten levensonderhoud en overige vaste verplichtingen Uit het Akkoord (en de VFN normen waarop het Akkoord is gebaseerd) volgt dat overige vaste verplichtingen (naast woonlasten, alimentatieverplichtingen en verplichtingen uit financieringen elders) slechts worden meegenomen bij de berekening van overkreditering, voor zover het vaste verplichtingen betreft die niet standaard zijn en niet bij de gemiddelde consument voorkomen. Reden hiervoor is dat er bij de berekening van overkreditering al rekening wordt gehouden met genormeerde kosten voor levensonderhoud waarin vaste verplichtingen zijn betrokken voor een gemiddelde consument. Jaarlijks wordt door de VFN een normbedrag vastgesteld dat in de vorm van de zgn. leennorm in de berekening van overkreditering is betrokken. Naast de beperking dat alleen overige vaste verplichtingen worden meegenomen die niet-‐standaard zijn, volgt uit artikel 2.3 (punt 5) van het Addendum dat met overige vaste verplichtingen slechts rekening wordt gehouden indien deze zijn beschreven in Bijlage 2 (onder ‘overige verplichtingen’). Twee van de door u aan de orde gestelde posten worden genoemd in de opsomming onder overige verplichtingen in Bijlage 2, te weten servicekosten en belastingschulden. Uit de door u overgelegde stukken is de GC niet gebleken dat de hoogte van de servicekosten van de VvE flatgebouw afwijkend was in de zin van het Akkoord. Uit de stukken die de diverse waterschaps-‐, motorrijtuigen-‐ en gemeentebelastingen betreffen, concludeert zij dat deze verplichtingen in de zin van het Akkoord standaard zijn. Bovendien is niet gebleken dat bovengenoemde kosten op het moment van kredietverlening bij DSB bekend waren. De servicekosten en belastingen zijn derhalve terecht niet meegenomen bij de berekening van overkreditering. Ten overvloede geldt voor alle aan de orde gestelde posten die niet in de opsomming in Bijlage 2 worden genoemd, dat deze niet kunnen worden aangemerkt als andere verplichtingen die niet standaard zijn. II.4 Lasten in 2010
U heeft er bezwaar tegen dat de werkelijke woonlasten en andere vaste lasten in 2010 door curatoren worden genegeerd bij de berekening van overkreditering. De GC refereert in dit verband aan hetgeen curatoren hierover in de Herbeoordeling hebben opgemerkt. In de systematiek die partijen bij het Akkoord voor de berekening van overkreditering zijn overeengekomen, wordt uitsluitend rekening gehouden met de vaste lasten ten tijde van de kredietverlening. De GC concludeert derhalve dat curatoren het Akkoord correct hebben toegepast door geen rekening te houden met vaste lasten uit 2010. III Gelegenheid tot nadere toelichting en overlegging stukken Met betrekking tot een aantal door u naar voren gebrachte posten krijgt u – op de wijze die in de dikgedrukte passages hierboven is uiteengezet – tot donderdag 6 februari 2014 de gelegenheid om een en ander, al dan niet onder overlegging van stukken, nader aan te tonen. Vervolgens krijgen curatoren de gelegenheid om hierop binnen vier weken te reageren. Hoogachtend, O.R. van Brunschot Secretaris