Informatienota Vergadering
:
27 september 2011
Voorstelnummer
:
Registratienummer
:
Portefeuillehouder
:
J.E. Brand
Afdeling
:
Beleid
Bijlage(n)
:
collegebesluit 2 augustus 2011 nr 1
B&W-datum/nummer
:
2 augustus 2011, nummer 31
Commissie/datum
:
Samenleving, 5 september 2011
Onderwerp
:
beleidsregels bijzondere bijstand en drempelbedrag
Onderwerp Beleidsregels bijzondere bijstand: lening duurzame gebruiksgoederen en drempelbedrag.
Kennisnemen van Het college heeft besloten beleidsregels vast te stellen om bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen als lening te verstrekken. Daarnaast is in het voorstel opgenomen om een drempelbedrag voor alle bijzondere bijstand in te voeren. Ingangsdatum voor beide maatregelen is 1 januari 2012. Inleiding In 2010 is bij het vaststellen van de begroting gemeentebreed besloten om een kerntakendiscussie te voeren. Deze discussie heeft geresulteerd in twee voornemens, die betrekking hebben op de bijzondere bijstand: - bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen als lening verstrekken. - het instellen van een drempelbedrag voor alle bijzondere bijstand. Doel van deze nota is de raad te informeren over de financiële gevolgen van het besluit. Bijzondere bijstand is voornamelijk bedoeld voor inwoners van Geldermalsen met een in komen tot 120 % van het sociale minimum. Kernboodschap Beslispunten college (besluit genomen op 2 augustus 2011) 1) bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen als lening te verstrekken (dus niet meer ‘om niet’); 2) voor bijzondere bijstand een drempelbedrag in te voeren van € 120,- per jaar; 3) Akkoord gaan met de beleidsregels waarin bovenstaande punten zijn opgenomen, met als invoeringdatum 1 januari 2012; 4) Financiële gevolgen meenemen in de (meerjaren) begroting: 5) Het besluit ter informatie aan te bieden aan de commissie samenleving van september 2011. Argumenten 1) Op basis van de verstrekkingen in 2010 zal het invoeren van een lening voor de duurzame gebruiksgoederen per 1 januari 2012 op jaarbasis naar verwachting € 7.000,- op leveren. 2) De invoering van het drempelbedrag voor alle bijzondere bijstand aanvragen zal per 1 januari 2012 een besparing van € 12.000,- per jaar opleveren.
1
Consequenties 1. Voor een aantal mensen is het zeer moeilijk om de lening terug te betalen vanwege een langdurig verkeren in een krappe financiële situatie, waardoor een deel van het geld waarschijnlijk niet zal terug zal vloeien naar de gemeente. 2.1 Voor een aantal mensen is het drempelbedrag een groot financieel offer: 2.2 Er zullen meer bezwaarschriften kunnen komen in verband met het drempelbedrag . 2.3 De administratieve winst valt weg als mensen toch een aanvraag indienen en moet worden bijgehouden wie het drempelbedrag heeft verbruikt en wie nog niet. Communicatie Er zal communicatie moeten plaatsvinden via de reguliere kanalen: Nieuwsblad Geldermalsen en website van de gemeente. De groep die periodieke bijzondere bijstand ontvangt zal apart met een brief worden geïnformeerd. Daarnaast moeten de beleidsregels worden gepubliceerd op de reguliere wijze. Vervolg Als de managementinformatie over het eerste half jaar van 2012 bekend is, kan er worden geëvalueerd over de resultaten van dit eerste halfjaar van 2012. De resultaten zullen aan het college worden voorgelegd en vervolgens aan de raad. Bijlage(n) B&W nota ‘Beleidsregels bijzondere bijstand: lening duurzame gebruiksgoederen en drempelbedrag’.
Burgemeester en wethouders van Geldermalsen, de loco-secretaris, J.C. Steurrijs
de burgemeester, mr. S.W. van Schaijck
2
Bijlage 1 Nota voorgelegd aan college, besluit 2 augustus 2011 nummer 31, besluit 1. Onderwerp Beleidsregels bijzondere bijstand: lening duurzame gebruiksgoederen en drempelbedrag. Beslispunten 1) bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen als lening te verstrekken (dus niet meer ‘om niet’); 2) akkoord te gaan met de beleidsregel dat als er sprake is van één van de situaties genoemd in de beleidsregels, een lening bij een Stadsbank of Gemeentelijke Kredietbank niet als voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15 lid 1 van de Wwb wordt aangemerkt voor aanschaf duurzame gebruiksgoederen; 3) voor bijzondere bijstand een drempelbedrag in te voeren van € 120,- per jaar; 4) beleidsregel in te voeren voor het verstrekken van een lening voor het drempelbedrag bijzondere bijstand in bepaalde dringende situaties; 5) Akkoord gaan met de beleidsregels waarin bovenstaande punten zijn opgenomen, met als invoeringdatum 1 januari 2012; 6) Financiële gevolgen meenemen in de (meerjaren) begroting: 7) Het besluit ter informatie aan te bieden aan de commissie samenleving van september 2011. Inleiding In 2010 is bij het vaststellen van de begroting gemeentebreed besloten om een kerntakendiscussie te voeren. Deze discussie heeft geresulteerd in twee voornemens, die betrekking hebben op de bijzondere bijstand: - bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen als lening verstrekken. Wettelijk is het voor een beperkt aantal zaken toegestaan om bijzondere bijstand als lening te verstrekken. De belangrijkste categorie betreft de duurzame gebruiksgoederen. Zie bijlage 3. Op dit moment worden er al leningen verstrekt voor duurzame gebruiksgoederen. Alleen als er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden wordt deze bijzondere bijstand om niet verstrekt. Dit beleid wordt met dit voorstel gewijzigd. - het instellen van een drempelbedrag voor alle bijzondere bijstand. Gemeenten kunnen een drempelbedrag van maximaal € 122,- voor de aanvragen bijzondere bijstand instellen. Op dit moment is er in de gemeente Geldermalsen geen drempelbedrag voor bijzondere bijstand. Beoogd effect 1. door standaard verstrekking van lening bij toekenning van aanvraag duurzame gebruiksgoederen: verlagen uitgaven voor bijzondere bijstand; 2. klanten niet nutteloos te verwijzen naar de Stadsbank of Gemeentelijke Kredietbank. 3. door invoeren drempelbedrag van € 120,-: verlagen aantal aanvragen voor kleine bedragen en per aanvrager € 120,- minder te verstrekken. 4. door lening voor drempelbedrag mogelijk te maken: bepaalde dringende situaties voorkomen. Argumenten 1) In 2010 in er totaal € 117.706,- verstrekt aan bijzondere bijstand. In 2010 zijn er 45 aanvragen voor bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen toegekend voor een bedrag van € 33.000,-. In totaal zijn er van deze 45 aanvragen, 13 aanvragen als lening verstrekt voor € 26.000,-. Bij het verstrekken van alle bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen als lening zal een groot deel van de bijzondere bijstand die nu om niet wordt verstrekt, op termijn terugkomen bij de gemeente. Dat wil zeggen dat op basis van de gegevens uit 2010 naar verwachting deze maatregel op jaarbasis € 7.000,- op zal leveren. 2) Voor aanschaf van duurzame gebruiksgoederen is de Stadsbank of Gemeentelijke Kredietbank een voorliggende voorziening, zoals bedoeld in artikel 15 lid 1 van de Wwb. Aanvragers moeten in de regel eerst hiernaar worden verwezen. Dit zorgt voor een vermindering van het aantal te besteden uren voor
3
het KCC. In een aantal gevallen is het echter onmiddellijk duidelijk dat een dergelijke lening niet zal worden verkregen. In die gevallen is het niet nuttig en niet klantvriendelijk om de aanvrager eerst naar de Stadsbank of Gemeentelijke Kredietbank te verwijzen. 3.1 In 2010 zijn er in totaal 474 aanvragen voor bijzondere bijstand geweest. Naar schatting zal voor 100 aanvragen het drempelbedrag van toepassing zijn. Veel aanvragers doen meerdere aanvragen per jaar, het drempelbedrag kan één keer per jaar worden verrekend. Dat betekent een besparing van € 12.000,per jaar. Mogelijk zal de besparing hoger worden als aanvragers af zien van het indienen van een aanvraag. 3.2 Daarnaast wordt voorkomen dat er een grote administratieve inspanning plaats vindt voor relatief kleine bedragen. 4. In bepaalde situatie is bijzondere bijstand noodzakelijk, maar kan het drempelbedrag er voor zorgen dat mensen een bepaalde aankoop niet kunnen doen, of een betaling niet kunnen verrichten. Individueel zal moeten worden bepaald of er in dringende gevallen een lening voor het drempelbedrag kan worden verstrekt. Kanttekeningen 1. Voor een aantal mensen is het zeer moeilijk om de lening terug te betalen vanwege een langdurig verkeren in een krappe financiële situatie, waardoor een deel van het geld waarschijnlijk niet zal terug zal vloeien naar de gemeente. 3.1 Voor een aantal mensen is het drempelbedrag een groot financieel offer: - bij andere instanties wordt vaak ook al een eigen bijdrage gevraagd; - de psychologische barrière om bijzondere bijstand aan te vragen wordt vergroot; - de bijzondere bijstand is de laatste voorziening die voor mensen openstaat, - het drempelbedrag van € 120,- is relatief hoog in vergelijking met de beslagvrije voet. Dit bedrag wordt landelijk gezien als het maximum wat iemand met een bijstandsuitkering kan betalen. Dit nadelig effect wordt deels ondervangen doordat het drempelbedrag ook als lening kan worden verstrekt in dringende situaties. 3.2 Er zullen meer bezwaarschriften kunnen komen in verband met het drempelbedrag . 3.3 De administratieve winst valt weg als mensen toch een aanvraag indienen en moet worden bijgehouden wie het drempelbedrag heeft verbruikt en wie nog niet. 3.4 Het drempelbedrag kan voor periodieke bijzondere bijstand (ongeveer 20 gevallen) niet direct worden ingevoerd. Deze mensen hebben al een beschikking ontvangen voor deze bijzondere bijstand. Voor alle aanvragers gaat het drempelbedrag op 1-1-2012 in. 3.5 Het drempelbedrag wordt na het besluit van het college per 1-12-2012 ingevoerd. Voor de belanghebbenden is het zodoende mogelijk hiermee rekening te houden en te reserveren voor extra uitgaven. Financiën Er zijn geen extra kosten verbonden bij het invoeren van deze maatregelen. Aan de uitvoering zijn geen extra kosten verbonden. In de kerntakendiscussie die in 2010 is gevoerd is voor het onderdeel ‘bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen als lening verstrekken’ een bedrag van € 50.000,- als voordeel vanaf 2013 in de begroting opgenomen. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat het invoeren van deze maatregel € 7.000,- op jaarbasis op zal leveren. Dit zal een voordeel van € 7.000,-- voor het jaar 2012 opleveren. Vanaf 2013 ontstaat er een structureel een nadeel van € 43.000,-- (50.000-/-7.000). Voor invoering van het drempelbedrag is vanaf 2013 een voordeel van € 12.000,- in de begroting opgenomen. Dit zal een voordeel van € 12.000,-- voor het jaar 2012 opleveren. Vanaf 2013 is dit voordeel al structureel in de begroting opgenomen. Uitvoering Er zal communicatie moeten plaatsvinden via de reguliere kanalen: Nieuwsblad Geldermalsen en website gemeente. De groep die periodieke bijzondere bijstand ontvangt zal apart met een brief worden geïnformeerd.
4
Daarnaast moeten de beleidsregels worden gepubliceerd op de reguliere wijze. Het KCC zal deze beleidsregels uit gaan voeren. Het KCC zal moeten bijhouden wie het drempelbedrag heeft verbruikt en wie nog niet. De beleidsregel drempelbedrag als lening verstrekken zal enige administratieve handelingen vergen. Evaluatie Als de managementinformatie over het eerste half jaar van 2012 bekend is, kan er worden geëvalueerd over de resultaten van dit eerste halfjaar van 2012. Advies Er is geen advies gevraagd aan de cliëntenraad WWB, omdat er op het moment nog geen cliëntenraad is. Er is een plan van aanpak gemaakt om een cliëntenraad op te gaan zetten.
5
Bijlage 2 Beleidsregels bijzondere bijstand als lening en drempelbedrag bijzondere bijstand Geldermalsen 2012
6
Beleidsregels bijzondere bijstand als lening en drempelbedrag bijzondere bijstand gemeente Geldermalsen 2012
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geldermalsen,
gelet op het bepaalde in artikel 15 en 35 Wet werk en bijstand en artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht,
besluit: vast te stellen de
Beleidsregels bijzondere bijstand als lening en drempelbedrag bijzondere bijstand gemeente Geldermalsen 2012
1. Begripsbepaling algemeen In deze beleidsregels wordt verstaan onder: a.
het college
:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geldermalsen;
b.
de WWB
:
de Wet werk en bijstand;
c.
het NIBUD
:
Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting;
d.
algemene bijstand
:
bijstand die wordt verstrekt voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, zoals kosten van levensonderhoud, die uit het inkomen moeten worden voldaan;
e.
bijzondere bijstand
:
bijstand als bedoeld in artikel 35 van de Wwb, die bestemd is voor de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van bestaan, die niet kunnen worden voldaan uit het inkomen, de toepasselijke bijstandsnorm of inkomensvoorziening en/of uit het aanwezige vermogen;
f.
de bijstandsnorm
:
norm als bedoeld in artikel 20 tot en met 30 van de Wwb
g.
de inkomensvoorziening
:
inkomen zoals bedoeld in artikel 26 tot en met 34 van de WIJ;
h.
voorliggende voorziening
:
een voorziening die naar aard en doel geacht wordt passend te zijn voor een belanghebbende, waardoor geen recht op bijzondere bijstand bestaat als bedoeld in artikel 15 lid Wwb.
2. Uitleg duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten 1.
Bij inrichtingskosten moet een onderscheid worden gemaakt tussen de kosten voor duurzame gebruiksgoederen en de overige inrichtingskosten.
2.
Duurzame gebruiksgoederen zijn bijvoorbeeld een koelkast, wasmachine of gasfornuis. Met overige inrichtingskosten worden de kosten bedoeld zoals verf en behang.
7
3. Bekostiging aanschaf duurzame gebruiksgoederen 1.
De kosten van inrichting, aanschaf en vervanging van normale duurzame gebruiksgoederen behoren tot de algemene kosten van bestaan en moeten in beginsel uit het inkomen worden betaald.
2.
Ook indien men een inkomen op het niveau van het sociaal minimum ontvangt wordt in principe voldoende ruimte in het inkomen aanwezig geacht om hiervoor te reserveren dan wel gespreide betaling achteraf.
4. Uitgangspunten voor lening duurzame gebruiksgoederen en verwijzing Stadsbank/ Gemeentelijke kredietbank 1.
Als is vastgesteld dat belanghebbende in aanmerking komt voor bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen, wordt die alleen verstrekt in de vorm van een lening.
2.
Als op voorhand duidelijk is dat een lening bij de Stadsbank of Gemeentelijke Kredietbank niet zal worden verkregen en die lening daarom niet als voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15 lid 1 van de Wwb zal worden aangemerkt, wordt belanghebbende niet doorgestuurd naar de Stadsbank of de Gemeentelijke Kredietbank.
3.
In onderstaande gevallen wordt belanghebbende niet doorgestuurd: a.
belanghebbende heeft in de laatste drie jaar geen financiële ruimte gehad om te reserveren, omdat de financiële ruimte benut is voor aantoonbare noodzakelijke uitgaven;
b.
belanghebbende heeft in de komende 3 jaar geen financiële ruimte om te reserveren omdat de financiële ruimte is benut is voor de lopende aflossing van een lening voor noodzakelijke uitgaven;
c.
door de schuldensituatie van de aanvrager is op voorhand duidelijk dat de aanvraag niet zal leiden tot een toekenning van een lening bij de Stadsbank of Kredietbank.
5. Drempelbedrag 1.
Het college hanteert bij de verlening van bijzondere bijstand een drempelbedrag van € 120,-- per 12 maanden.
2.
Het college hanteert voor de periode van 12 maanden zoals genoemd in artikel 35 lid 2 WWB, het kalenderjaar.
3.
Peilmoment is de datum waarop de kosten worden gemaakt.
6. Bijzondere regeling bij dringende situaties 1.
Het college kan als er recht is op bijzondere bijstand voor het drempelbedrag, een lening verstrekken.
2.
Lid 1 kan alleen worden toegepast in dringende situaties.
3.
De situaties als bedoeld in lid 2 worden individueel beoordeeld.
7. Overgangsbepaling Aanvragen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van de beleidsregels worden afgehandeld volgens het beleid dat van kracht was voor de inwerkingtreding van deze beleidsregel.
8
8. Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2012.
9. Citeertitel Deze regeling kan worden aangehaald als Beleidsregels bijzondere bijstand als lening en drempelbedrag bijzondere bijstand gemeente Geldermalsen 2012.
Aldus vastgesteld op 2 augustus 2011, nummer
de loco-secretaris,
de burgemeester,
J.C. Steurrijs
mr. S.W. van Schaijck
9
Bijlage 3 Overzicht van regels en bepalingen die al in de Wwb en beleidsregels van de gemeente Geldermalsen zijn vastgelegd. De onderstaande regels en bepalingen zijn afkomstig uit: ‒ Wet werk en bijstand ‒ WIJ ‒ Etc.
Algemeen 1 Begripsbepaling 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder: a. het college: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Geldermalsen; b. de WWB: de Wet Werk en Bijstand (WWB); c. de WIJ: de Wet Investeren in Jongeren (WIJ); d. het NIBUD: Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (NIBUD); e. algemene bijstand: bijstand, die wordt verstrekt voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, zoals kosten van levensonderhoud, die uit het inkomen moeten worden voldaan; f. de bijzondere bijstand (artikel 35 van de WWB): bijstand die bestemd is voor de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van bestaan, die niet kunnen worden voldaan uit het inkomen, de toepasselijke bijstandsnorm of inkomensvoorziening en/of uit het aanwezige vermogen; g. de bijstandsnorm: norm zoals bedoeld in artikel 20 tot en met 30 van de WWB; h. de inkomensvoorziening: inkomen zoals bedoeld in artikel 26 tot en met 34 van de WIJ; i. de voorliggende voorziening: een voorziening die naar aard en doel geacht wordt passend te zijn voor een belanghebbende, waardoor geen recht op bijzondere bijstand bestaat;
2 Wettelijke bepalingen Aan de bijzondere bijstand zijn de volgende voorwaarden verbonden: 1. de kosten moeten bijzonder zijn. De bijzondere individuele situatie van de belanghebbende en/of zijn gezin bepaalt of kosten als bijzonder kunnen worden aangemerkt. Ook door medische of sociale omstandigheden kunnen kosten als bijzonder worden aangemerkt; 2. de kosten moeten noodzakelijk zijn. Het is alleen mogelijk bijzondere bijstand te verlenen voor noodzakelijke kosten. Dit ter onderscheiding van wenselijke kosten. Om de noodzaak te bepalen, is het mogelijk dat advies bij een externe deskundige wordt ingewonnen. In ieder geval zijn de onderstaande kosten niet noodzakelijk; - het betalen van de alimentatie; - de betaling van een boete; - geleden of toegebrachte schade; - vrijwillige premiebetaling in het kader van een publiekrechtelijke verzekering; - kosten van medische handelingen en verrichtingen die gerekend kunnen worden tot de ontwikkelingsgeneeskunde als bedoeld in de Wet op bijzondere medische verrichtingen of wanneer zodanige medische behandelingen en verrichtingen buiten Nederland plaatsvinden. 3. de kosten kunnen niet door de belanghebbende zelf worden betaald. In deze beleidsregels worden richtlijnen vastgesteld hoe om te gaan met het bepalen van het inkomen en het vermogen. 4. vergoeding van de kosten.
10
Door het aanvullende karakter en de vangnetfunctie van de WWB, ligt ook het niveau van de voor bijstandsverlening vatbare bijzondere voorzieningen op het niveau van het minimum. Dat wil zeggen dat de meest goedkope en eenvoudige voorziening die een adequaat noodzakelijke oplossing biedt, als passend en toereikend wordt geacht. 5. voorliggende voorziening In verband met het uitgangspunt dat de WWB in het stelsel van bestaansvoorzieningen de plaats inneemt van het laatste vangnet, speelt het begrip voorliggende voorziening een bepalende rol. Artikel 15 WWB is van belang: geen recht op bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. De bijzondere bijstand in het kader van de WWB mag het beleid, dat gevoerd wordt bij voorliggende voorzieningen niet doorkruisen. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot de kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.
3 Drempelbedrag, Inkomen, vermogen en draagkracht 3.1 Drempelbedrag Op grond van artikel 35 lid 2 WWB kan de gemeente een drempelbedrag hanteren van maximaal € 122,- per 12 maanden (bedrag 1-1-2011). Dit betekent dat de eerste € 122,- van de bijzondere kosten gedurende 12 maanden voor eigen rekening komen van de aanvrager.
3.2 Inkomen 1. Van het in aanmerking te nemen inkomen worden middelen bedoeld in artikel 31 lid 2 WWB niet tot het draagkrachtinkomen van de belanghebbende gerekend. De middelen als bedoeld in de genoemde artikelen worden dus voor de bijzondere bijstand vrijgelaten. Het inkomen wordt op dezelfde wijze vastgesteld als bij de algemene bijstand. 2. Bij de vaststelling van het inkomen wordt een verstrekte langdurigheidstoeslag buiten beschouwing gelaten. 3. Inkomsten uit arbeid van ten laste komende kinderen (artikel 31 lid 2 onderdeel h WWB) worden alleen vrijgelaten, indien het bijzondere bijstand betreft voor een ander in de bijstand begrepen persoon dan het minderjarige kind met inkomsten uit arbeid. Betreft het een aanvraag voor het minderjarige kind zelf, dan moeten deze inkomsten wel worden meegenomen.
3.3 Vermogen 1. Het vermogen wordt op dezelfde manier vastgesteld als bij de algemene bijstand. Belanghebbende dient een vermogen te hebben dat minder is dan de vermogensgrens als bedoeld in artikel 34 lid 3 WWB. 2. Er geldt een extra vermogensvrijlating indien er sprake is van uitvaartreservering in natura (niet afkoopbaar) die gereserveerd staat op een aparte rekening of een aparte polis waarvan geen opnames kunnen worden gedaan. 3. Vervoermiddelen (auto, motor, camper of caravan) die ouder zijn dan 8 jaar en niet meer voorkomen in de ANWB koerslijst worden niet meegerekend voor het vermogen. Als de waarde van de vervoermiddelen meer bedraagt dan € 5000,- wordt alleen het deel boven dit bedrag als vermogen aangemerkt. Van deze uitgangspunten wordt afgeweken indien er aantoonbare verschillen zijn tussen het goed en de uitgangspunten van de koerslijsten, bijvoorbeeld enerzijds een schade auto en anderzijds een oldtimer. 4. Er kan een uitzondering worden gemaakt op lid 3 indien er sprake is van een noodzaak van het bezit van een vervoermiddel in verband met het optreden van een sociaal isolement, het blijven uitoefenen van bedrijf of beroep of het hebben van ernstige lichamelijke beperkingen. Per individueel geval bepaalt het college of er sprake is van één van de bovengenoemde situaties.
3.4 Draagkracht 1. Bijzondere bijstand wordt verstrekt onder aftrek van de draagkracht.
11
2. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op de verlening van categoriale bijzondere bijstand. 3. Geen draagkracht hebben belanghebbenden die, op jaarbasis, een netto inkomen hebben tot 120% van de voor hen geldende bijstands- of WIJ-norm (beide inclusief vakantiegeld) en die geen vermogen hebben boven de voor hen geldende vermogensgrens, zoals bedoeld in artikel 34 lid 3 WWB. 4. Indien de belanghebbende een hoger inkomen heeft dan 120% van de geldende bijstands- of WIJ-norm en/of een hoger vermogen, als bedoeld in artikel 34 lid 3 WWB, dan wordt de draagkracht vastgesteld op 100%. 5. De draagkracht wordt telkens voor een periode van één jaar vastgesteld, beginnende op de eerste dag van de maand waarin de kosten gemaakt zijn. 6. Bij elke volgende aanvraag binnen het draagkrachtjaar wordt rekening gehouden met de vastgestelde jaardraagkracht; de vastgestelde ruimte blijft dus gelden. 7. Als bij een aanvraag blijkt dat er vóór de aanvraagdatum noodzakelijke kosten zijn gemaakt, dan wordt het draagkrachtjaar, met inachtneming van hetgeen is bepaald in artikel 2.4., vastgesteld vanaf de eerste dag van de maand waarin deze kosten zich voor het eerst hebben voorgedaan. 8. In geval van periodieke bijzondere bijstand wordt de draagkracht verrekend naar rato van het aantal maanden van de periode waarop deze bijstand betrekking heeft. 9. De draagkrachtperiode kan voor een langere periode vastgesteld worden, hierbij kan worden gedacht aan de samenloop tussen WWB en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 10. Bij een belanghebbende aan wie een schuldsaneringsregeling op grond van de WSNP is uitgesproken, geldt dat het college enkel de draagkracht kan berekenen over middelen waarover belanghebbende daadwerkelijk de beschikking heeft.
4 Aanvraag, verstrekking, uitbetaling 4.1 Aanvraag 1. Bijzondere bijstand wordt in principe op aanvraag verstrekt. Aanvragen voor bijzondere bijstand kunnen worden ingediend tot en met 1 jaar na het moment waarop de kosten zijn gemaakt. Het is dus mogelijk om met terugwerkende kracht bijzondere bijstand te verlenen. 2. Een aanvraag voor bijzondere bijstand wordt slechts in behandeling genomen als de gevraagde gegevens compleet zijn en/of de gevraagde bewijsstukken zijn overgelegd. Het na een geboden hersteltermijn niet (tijdig) aanleveren van de gevraagde gegevens en/of bewijsstukken leidt tot buiten behandelingstelling van de aanvraag.
4.2 De wijze van verstrekken 1. De bijzondere bijstand wordt in beginsel “om niet” (zonder terugbetaalverplichting)verstrekt. Dit sluit echter niet uit dat in bepaalde gevallen de bijstand in de vorm van een geldlening of borgtocht wordt verstrekt of teruggevorderd. 2. Bijzondere bijstand wordt verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht indien: a. het bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen betreft; b. redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belanghebbende op korte termijn over voldoende middelen zal beschikken om over de betreffende periode in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Onder korte termijn wordt verstaan een periode van maximaal 12 maanden; c. de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan; d. de aanvraag een door de belanghebbende te betalen waarborgsom betreft; e. het bijstand ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast betreft. 3. De bijstand die in de vorm van een renteloze geldlening wordt verleend, moet in beginsel worden terugbetaald. 4. De aflossingstermijn van een renteloze geldlening wordt in principe vastgesteld op 3 jaar. Indien er na maximaal 36 maanden nog een restant bestaat, dan wordt dit omgezet in bijstand om niet. Belanghebbende moet dan wel aan de voorwaarden voldaan hebben, dat hij de vastgestelde
12
maandelijkse aflossingsbedragen volledig heeft afbetaald. 5. Van lid 4 kan worden afgeweken als blijkt dat: a. belanghebbende op korte termijn een aanzienlijk hoger bedrag kan aflossen; of b. indien hij in de eerste drie jaar nalatig is geweest met het aflossen van de geldlening; of c. wanneer belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan kan worden verweten met betrekking tot het ontstaan of voortduren van de situatie welke tot het verstrekken van bijstand in de vorm van een geldlening heeft geleid. De looptijd wordt in dit geval langer aangezien belanghebbende het volledige bedrag moet aflossen. 6. De hoogte van de aflossing van de renteloze lening bedraagt 6% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag. 7. Bij een inkomen boven de bijstandsnorm wordt de aflossing verhoogd met 50% van deze meerinkomsten.
4.3 Uitbetaling De individuele bijzondere bijstand kan alleen worden verleend voor daadwerkelijk gemaakte kosten, waarvoor betalingsbewijzen moeten worden overlegd. Als het betalingsbewijs geen factuur betreft, moet de factuur alsnog achteraf worden overlegd. Voor de categoriale bijzondere bijstand en de subsidie in het kader van de regeling Deelname aan maatschappelijke activiteiten hoeft dit echter niet. Bij deze groep wordt steekproefsgewijs gecontroleerd of belanghebbende aan de voorwaarden zoals beschreven in de verordening categoriale bijzondere bijstand en de verordening Deelname aan maatschappelijke activiteiten voldoet. In het Intern Controleplan Zorg wordt jaarlijks beschreven hoe deze steekproefsgewijze controle wordt uitgevoerd.
5 Overige inrichtingskosten 5.1 Algemeen Volgens jurisprudentie stelt de Centrale Raad van Beroep dat kosten zoals verf en behang naar hun aard niet als duurzame gebruiksgoederen kunnen worden aangemerkt.
5.2 Voorwaarden 1. Voor de kosten van overige inrichting wordt in principe bijzondere bijstand als lening verstrekt. 2. Het bedrag dat voor bijzondere bijstand in aanmerking komt, wordt vastgesteld aan de hand van de Prijzengids van het NIBUD. 3. De gevraagde voorziening is niet noodzakelijk indien de kosten hoger zijn dan de bedragen van de Prijzengids van het NIBUD.
6. Woninginrichtingskosten (voor asielzoekers) 6.1 Algemeen Bij een eerste huisvesting na het verlaten van een AZC of ROA -woning wordt de asielzoeker geconfronteerd met de kosten van een ‘eerste inrichting’ in Nederland. Gelet op het eerder genoten inkomen was er geen ruimte om te kunnen reserveren voor de kosten van een complete woninginrichting. Deze kosten komen, voor zover deze niet voldaan kunnen worden uit eigen middelen of via een lening, voor bijzondere bijstand in aanmerking. Ook in andere situaties kan er sprake zijn van inrichtingskosten zoals bijvoorbeeld bij een echtscheiding of beëindiging van samenwoning. In deze situaties zal het in principe niet om een volledige woninginrichting gaan. Per individueel geval zal gekeken moeten worden welke inrichtingskosten noodzakelijk zijn.
13
6.2 Voorwaarden 1. Belanghebbende met een inkomen tot 120% van de geldende bijstandsnorm kunnen voor de kosten van een (volledige) woninginrichting in aanmerking komen voor een lening. - draagkracht wordt vastgesteld op 120% van de geldende bijstandsnorm; - het vrijgelaten vermogen wordt gehanteerd op 100% van artikel 34 WWB.
7 Terugvordering De bepalingen betreffende terugvordering zijn van overeenkomstige toepassing op de bijzondere bijstand (artikel 58 WWB).
14
Bijlage 4 Wat is bijzondere bijstand Door bijzondere omstandigheden kan zich de situatie voordoen dat in het individuele geval het inkomen van belanghebbende niet volledig toereikend is ter voorziening in bepaalde noodzakelijke kosten. Voor zover de belanghebbende voor dergelijke kosten geen beroep kan doen op een voorliggende voorziening en deze uitgaven naar het oordeel van het college evenmin uit de eigen middelen kunnen worden voldaan, kan daarvoor bijzondere bijstand worden verstrekt. Om recht te hebben op bijzondere bijstand is niet vereist, dat belanghebbende ook recht heeft op algemene bijstand. Het college zal bij de beoordeling van een aanvraag om bijzondere bijstand zich steeds de volgende vier vragen moeten stellen: 1. 2. 3. 4.
Doen de kosten zich voor? Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk? Vloeien de kosten voort uit bijzondere individuele omstandigheden? Kunnen de kosten worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm?
Recht op bijzondere bijstand De individuele uitvoering van de bijzondere bijstand laat onverlet dat gemeenten daarvoor beleidsregels kunnen opstellen. Beleidsregels kunnen bijdragen aan de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid en mede van belang zijn voor de doelmatigheid van de uitvoering (TK 2002-2003, 28 870, nr. 3, p. 13-14). Bij de toetsing van een aanvraag aan de beleidsregels dient echter altijd rekening te worden gehouden met de feitelijke noodzaak van de kosten. De hoofdregel is dat bijzondere bijstand om niet wordt verstrekt (art 48 lid 1 Wwb), de uitzonderingen staan ook in de wet genoemd in deze gevallen kan er een lening worden verstrekt.
Inrichtingskosten (duurzame gebruiksgoederen) Hoofdregel: geen bijzondere bijstand. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB worden de kosten van woninginrichting tot de periodiek dan wel incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend. Deze kosten dienen dan ook in beginsel te worden bestreden uit het inkomen, hetzij door middel van reservering vooraf, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Afzonderlijke bijstandsverlening is niet mogelijk, tenzij de kosten noodzakelijk zijn als gevolg van bijzondere omstandigheden in het individuele geval, die ertoe leiden dat de kosten niet uit de algemene bijstand en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan. Bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend (artikel 48 lid 1 WWB). In afwijking hiervan bepaalt artikel 51 lid 1 WWB dat bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen kan worden gegeven in de vorm van een geldlening, borgtocht of als een bedrag om niet. Voor wat betreft de vorm van de bijzondere bijstand geldt de volgende voorkeur: 1.
2. 3.
borgtocht bij een geldlening via de normale kredietverlenende instanties als vaststaat dat, zonder optreden van de bijstand als borg, de lening door de kredietverlenende instelling niet zal worden verstrekt; leenbijstand bijstand om niet
15
Daarnaast staan uitzonderingen in de Wwb genoemd waarvoor bijzondere bijstand als lening kan worden verstrekt. Alle andere bijzondere bijstand is om niet: 1. Wanneer bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen (artikel 51 WWB; zie B9.2.2.2); 2. Wanneer bijstand wordt verstrekt in een situatie waarin redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belanghebbende op korte termijn over voldoende middelen zal beschikken om over de betreffende periode (zelf) in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien (artikel 48 lid 2 onderdeel a WWB; zie B9.2.2.3); 3. Wanneer de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan (artikel 48 lid 2 onderdeel b WWB; zie B9.2.2.4); 4. Wanneer de aanvraag een door de belanghebbende te betalen waarborgsom betreft (artikel 48 lid 2 onderdeel c WWB; zie B9.2.2.5); 5. Wanneer het bijstand ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast betreft (artikel 48 lid 2 onderdeel d WWB; zie B9.2.2.6). De wetgever acht deze volgorde aangewezen omdat ook de aanschaf, vervanging of reparatie van gebruiksgoederen met een duurzaam karakter tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan behoren. Doet zich evenwel de bijzondere situatie voor, dat bijvoorbeeld een dergelijk goed aan vervanging toe is, terwijl belanghebbende nog niet voldoende heeft gereserveerd, dan ligt het voor de hand dat de alsdan te verstrekken bijzondere bijstand, mede gezien het duurzame karakter van het goed, de vorm heeft van een geldlening. Wel dient vast te staan dat de belanghebbende de benodigde geldlening niet kan krijgen via de normale kredietverlenende instanties. Een lening bij een kredietverlenende instantie geldt immers als voorliggende voorziening.
Overzicht bijzondere bijstand en drempelbedrag omliggende gemeenten Gemeente
% sociaal minimum
Drempelbedrag in €
Nederbetuwe Tiel Zaltbommel Maasdriel Neerijnen West Maas en Waal Buren Lingewaal Culemborg Geldermalsen
110 110 100 100 110 110 120 120 110 120
111 115 Voorstel 120
16