ige d n e w t i u s n 4 Succeska ten o r g r e v e i s r ve sche i g o l o i d r a c 16 Snelle EHH g n i r e s i t s o diagn hting c i t S t l u s n o ec 20 Preventi tra n e c s d i e h d Gezon en Eindhov ssistenten
-a ialisten, arts edisch spec eid onder m pr 12 rs 20 ve ril is ap at , 10 en wordt gr n. Jaargang e van HaCa in Eindhove is een uitgav a Ziekenhuis in ar th HaCaSpect Ca t en van he nte huisarts en de adhere
Nummer 23
Onderwijsagenda
Bedside teaching 15 mei, 19 juni, 18 september, 16 oktober, 20 november, 18 december, tijd 17.30 - 19.30 uur Het doel van deze nascholing is deskundigheidsbevordering van huisartsen en het verbeteren van de communicatie en afstemming tussen de eerste en tweede lijn. Onderwerpen worden zowel door huisartsen als specialisten aangedragen. Specialisten verzorgen deze nascholing aan de hand van casuïstiek en na voorbereiding met de huisartscoördinator.
OverEINDse dagen 18 t/m 21 april 2012: Wenen Jaarlijkse werkconferentie van huisartsen en specialisten georganiseerd door de stichting OverEIND. De conferentie heeft als doel de afstand tussen huisartsen en specialisten te verkleinen en de samenwerking te bevorderen. Vaak leiden deze workshops uiteindelijk tot (Regionale) Transmurale Afspraken. Het Eindverslag van deze reis wordt aan alle huisartsen, specialisten ouderengeneeskunde en specialisten van Catharina Ziekenhuis en Máxima Medisch centrum verstuurd.
Grand Café HaCa 29 mei: Orthopedie, 27 september: Cardiologie Tijdens deze bijeenkomst staat de samenwerking tussen huisartsen en een specialisme centraal. Wensen en knelpunten in samenwerking komen aan bod en actuele ontwikkelingen worden besproken. De avond wordt voorgezeten door een huisarts en alle huisartsen ontvangen een verslag met leerpunten.
Gezamenlijke nascholing huisarts specialist 24 mei: Social en digital media, 24 oktober: Juridische aspecten van het medisch handelen Door het organiseren van nascholingen over algemene onderwerpen wil HaCa huisartsen en specialisten de gelegenheid bieden elkaar te ontmoeten en samen te leren.
Vaardigheidstraining huisartsen Najaar 2012: ECG cursus In samenwerking met de dienst Onderwijs en Onderzoek en het Skillslab in het Catharina Ziekenhuis worden jaarlijks vaardigheidstrainingen georganiseerd. Voor elk onderwerp wordt het programma voorbereid door een specialist en een huisarts, waarbij de huisartsgeneeskundige invalshoek duidelijk op de voorgrond staat. Sommige vaardigheidstrainingen worden gezien de grote belangstelling tweejaarlijks herhaald.
Het ‘Heilig uur’ Elke donderdag, 12.30 - 13.30 uur, Wintertuin In het Catharina Ziekenhuis wordt elke donderdag van 12.30 - 13.30 uur in de Wintertuin of het Auditorium een serie bijeenkomsten (het zogeheten ‘heilig uur’) aangeboden. Ook huisartsen (in opleiding) zijn welkom om aan het heilig uur deel te nemen. De onderwerpen en data zijn opgenomen in de agenda op de HaCa website. U hoeft zich voor de bijeenkomsten niet aan te melden.
Overigen Derde dinsdag, 19.30 - 22.00 uur: Refereeravond kinderartsen Voor meer informatie of inschrijven kunt u terecht op de website. www.cze.nl/haca onder het kopje nascholing.
2
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten april 2012
Voorwoord Er is veel ontwikkeling in de transmurale regio van Eindhoven. In dit nummer van HaCa praten we u bij. Bijvoorbeeld over de CVA ketenzorg Eindhoven, die wordt gevormd door revalidatiecentra, thuiszorginstellingen, verpleeghuizen en het ziekenhuis. Hier worden goede resultaten geboekt op het gebied van logistiek, informatieoverdracht tussen behandelaren, en deskundigheidsbevordering. Ook blikken de schrijvers alvast vooruit op de beleidsdoelen van de ketenzorg. Preventie van ziekten is misschien wel hèt sleutelwoord voor kostenbesparing in de zorg: binnen de SGE is het preventieconsult een goede tool gebleken om bij patiënten hart- en vaatziekten vroegtijdig op te sporen. Wetenschappelijke onderbouwing hiervan wordt nu in samenwerking met de Universiteit Maastricht vormgegeven. Voor de acute patiënt, bij wie het preventieconsult niet op tijd is afgenomen, is er nu de (Snelle) Eerste Harthulp. De opvang van cardiologische patiënten is in het Catharina Ziekenhuis sinds een jaar anders georganiseerd. In het artikel hierover leest u over de ervaringen tot nu toe. In dit nummer lezen we nog meer toegepaste wetenschap. De hoofdhuidkoeling wordt in studieverband aangeboden aan patiënten met cytostatica ter vermindering/voorkoming van haaruitval. Het werkt goed; er wordt nu onderzocht of de duur van de koeling kan worden verkort. Hoe ‘borrelpraat’ eindigt in een reeks van publicaties over stuitliggingen, geeft aan hoe belangrijk informeel contact tussen verschillende intra- en extramurale disciplines is. De komende maanden zijn er weer legio mogelijkheden om elkaar te ontmoeten: zie het onderwijsprogramma. Oh ja, in het Catharina Ziekenhuis wordt nog steeds verbouwd. De bouw duurt nog tot 2017, maar het wordt mooi!
Inhoud Pagina 2 Onderwijsagenda Pagina 4-5-6-7 Schildklierfunctie, stuitligging en succesvolle uitwendige versie Pagina 8-9-10-11 Vervolg van bouw- en renovatiewerkzaamheden Pagina 12-13 Huis en haard Pagina 14-15 CVA Ketenzorg Eindhoven: een stand van zaken Pagina 16-17 Snelle cardiologische diagnostisering op de Eerste Hart Hulp Pagina 18-19 Hoofdhuidkoeling bij chemotherapie Pagina 20-21 Het preventieconsult van Stichting Gezondheidscentra Eindhoven Pagina 22 Jaarlijkse opfriscursus voor Nigeriaanse artsen Pagina 23-24 Evolutie in de zorg
De redactie HaCaSpect is een uitgave van HaCa en wordt gratis verspreid onder huisartsen en specialisten van het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven. HaCaSpect verschijnt twee keer per jaar. Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder bronvermelding. Colofon Redactie Hennie van Bavel, Meggy Hurenkamp, Stijn Konings, Jolanda Oosterwaal, Joelle Rijkers, Mark Scherders, Marjolijn Wegdam Fotografie Materiaal Catharina Ziekenhuis tenzij anders vermeld, Willem Binnendijk, Guy van Dael, Wim Verrijp Ontwerp en opmaak Ster design BNO, Eindhoven Drukwerk Drukkerij van Druenen, Eindhoven. Oplage: 750 stuks Redactieadres: HaCaSpect, Postbus 1350, 5602 ZA Eindhoven, telefoon 040 - 239 84 05, e-mail:
[email protected]
Schildklierfunctie, stuitligging en succesvolle uitwendige versie D o o r: Si m on e K u p p e n s , gy na e coloog C a t ha r ina Zie ke nhuis
Waarom ligt een kind op het einde van de zwangerschap in een stuitligging? Hoe kunnen we de succeskans van uitwendige versie vergroten? De laatste jaren hebben wij geprobeerd om deze vragen te beantwoorden. De reden van een stuitligging is in slechts een klein percentage van de gevallen duidelijk. Soms heeft de moeder bijvoorbeeld een uterusanomalie, waardoor het kind minder ruimte heeft om zelf te draaien. Anderzijds zijn er factoren die hun oorsprong bij het kind hebben waardoor het zelf minder beweeglijk is. Bijvoorbeeld een kind met een spina bifida. In de overgrote meerderheid is er echter geen oorzaak aantoonbaar. Grote populatiestudies wijzen wel enkele risicofactoren aan voor een stuitligging: nullipariteit, roken, Kaukasische moeder, oudere moeder, het wonen in een stedelijk gebied. Daarnaast hebben kinderen waarbij moeder of vader zelf in een stuit is geboren, meer kans op een stuitligging, een genetische factor dus. Tijdens het afscheidssymposium van Johan Waelkens in 2006, kinderarts, ontmoette ik Victor Pop, huisarts en hoogleraar eerstelijnszorg aan de Universiteit van Tilburg. Tijdens een boeiend gesprek over het feit dat een baby in stuit mogelijk een ‘luie’ baby is en dat mogelijk het maternale schildklierhormoon hier een rol in zou kunnen spelen, was een nieuwe hypothese geboren. Alleen moest deze nog getest worden. Victor Pop’s enthousiasme voor onderzoek werkte aanstekelijk. Hij vroeg dr. Hennie Wijnen (verloskundige kring kempen) en prof. dr. Huib Vader (klinisch chemicus) om het onderzoeksteam te versterken. Onder mijn collega’s waren het gynaecoloog Tom Hasaart en verloskundige Riet van der Donk die mee het onderzoeksteam vormden. In 2007 zijn wij gestart met het onderzoek. Inmiddels hebben we samen zeven artikelen gepubliceerd. Die ik hieronder kort samenvat.
4
Het verband tussen maternale schildklierfunctie en stuitligging De maternale schildklierfunctie is zeer belangrijk voor de hersenontwikkeling van het kind. In de eerste twintig weken van de zwangerschap, is een foetus immers vrijwel volledig afhankelijk van de maternale schildklierfunctie. Het is bekend dat suboptimale maternale schildklierfunctie een negatieve invloed heeft op de motorische ontwikkeling van het kind na de geboorte. Wellicht is dit ook al in utero zo, en beweegt het kind mogelijk minder of minder adequaat waardoor het in stuit blijft liggen. Om dit te onderzoeken werd een groep van 1058 Nederlandse gezonde zwangeren prospectief gevolgd vanaf een zwangerschapsduur van 12 weken tot aan de bevalling. Maternale schildklierfuncties (TSH, FT4 and TPO-Ab) werden bepaald bij een zwangerschapsduur van 12, 24 en 36 weken alsmede de ligging van het kind tijdens de geboorte. Tijdens de bevalling lagen 58 kinderen (5.5%) in stuitligging. Vergeleken met vrouwen met een kind in hoofdligging, hadden vrouwen met een kind in stuitligging, significant hogere TSH concentraties bij een zwangerschapsduur van 36 weken (p=0.007) (figuur 1). Er was geen verschil in FT4 waarden tussen vrouwen met een stuit of met een kind in hoofdligging. Het voorkomen van een stuitligging in de subgroep van vrouwen met een TSH > 2.5 mIU/l (90ste percentiel) bij 36 weken zwangerschapsduur was 11%, vergeleken met 4.8% in de groep van vrouwen met een TSH < 2.50 mIU/l (p = 0.006). Bij vrouwen met een TSH kleiner dan het 5de percentiel was er niemand met een stuitligging. Stuitligging was significant en onafhankelijk geassocieerd met nullipariteit (O.R.: 2.71, 95% CI: 1.17 – 5.50), roken (O.R.: 2.97, 95% CI: 1.23 – 7.69), geboortegewicht (O.R.: 0.97, 95% CI: 0.93 – 0.99) en met een hoge maternale TSH concentratie (> 2.5 mIU/l) bij een zwangerschapsduur van 36 weken (O.R.: 2.23, 95% CI: 1.14 – 4.39), maar niet bij een zwangerschapsduur van 12 of 24 weken. De conclusie: vrouwen met een TSH concentratie van meer dan 2.5 mIU/l, gemeten aan het einde van de zwangerschap, lopen meer risico op een stuitligging en in die zin ook een groter risico op verloskundige complicaties.
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten april 2012
Om de relatie tussen een hoog-normaal maternaal TSH en stuitligging te bevestigen in een grotere steekproefomvang, werd een case-controle opzet gemaakt met als cases een groep stuitliggingen en als controles een groep hoofdliggingen. À terme maternale schildklierfuncties (TSH, FT4 and TPO-Ab) in een groep van 189 vrouwen met een stuitligging werden vergeleken met een groep van 1000 vrouwen met een hoofdligging. Vrouwen met een baby in stuitligging hadden significant hogere gemiddelde TSH vergeleken met vrouwen met een kind in hoofdligging.
16 14 12 10 8 6 4 2 0
Het verband tussen maternale schildklierfunctie en neonatale schildklierfunctie Uit de literatuur blijkt dat klinisch maternaal schildklierlijden tijdens de zwangerschap, is geassocieerd met een slechtere neonatale schildklierfunctie. Echter, onderzoek naar het verband tussen suboptimale maternale schildklierfunctie (bepaald tijdens ieder trimester) en de neonatale schildklierscreening, is nauwelijks uitgevoerd. Derhalve werd een prospectieve observationele studie bij 886 Nederlandse gezonde Kaukasische zwangeren en hun pasgeboren kinderen verricht, die gevolgd werden vanaf een zwangerschapsduur van 12 weken tot en met de bevalling ( ≥ 37 weken). De primaire uitkomstmaat was de relatie tussen de neonatale gegevens van de screening op congenitale hypothyreoïdie en maternale schildklierfunctie (TSH, FT4 and TPO-Ab), genomen bij een zwangerschapsduur van 12, 24 en 36 weken. Uit de resultaten bleek dat jongens lagere screening TT4 waarden hadden; hun moeders hadden hogere TSH waarden bij 24 en 36 weken zwangerschapsduur. Lagere screening TT4 waarden bleken onafhankelijk gerelateerd aan hoog-normale maternale TSH waarden (> 97.5e percentiel) gedurende één of meerdere keren tijdens de zwangerschap (O.R: 2.26, 95% CI: 1.20 - 4.29) en een kortere zwangerschapsduur bij de bevalling (O.R : 0.82, 95% CI: 0.71 – 0.95).
5
P5-P10 n=54
P90-P95 n=49
>P95 n=59
Figuur 1 Percentage stuitliggingen a terme, volgens verschillende percentielen van maternaal TSH bij een zwangerschapsduur van 36 weken
Conclusie Maternale schildklierfunctie tijdens de zwangerschap is gerelateerd aan de neonatale TT4 waarden tijdens hielprikscreening. Een opvallende bevinding hierbij was dat vrouwen met een mannelijke foetus hogere TSH waarden hadden dan vrouwen met een vrouwelijke foetus. De betekenis hiervan is nog niet duidelijk.
Het versieteam van links naar rechts: Ingrid de Leeuw, Simone Kuppens, Riet van der Donk, Tom Hasaart HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten april 2012
Versieteam beoordeelt foetale cortonenregistratie na versie
Het succes van uitwendige versie bij een stuitligging In 2003 zijn wij in het Catharina Ziekenhuis begonnen met een versiespreekuur. Aanleiding was de publicatie van de Term Breech Trial. De Term Breech Trial verwijst naar een grote gerandomiseerde internationale studie die concludeerde dat voor een voldragen kind in stuitligging een geplande keizersnede veiliger is dan een vaginale baring. Na publicatie van deze studie in oktober 2000 nam het aantal keizersneden vanwege stuitligging sterk toe. Ook in ons ziekenhuis is het percentage keizersnede bij stuitligging van 50 naar 80% gestegen. De beste methode om een keizersnede bij een stuitligging te vermijden is een uitwendige versie. Deze procedure was in onmin geraakt omdat oudere studies weinig positieve resultaten lieten zien. Bovendien was er niet zo’n noodzaak toe want in principe werd bij bijna iedere stuitligging een vaginale baring geprobeerd. Maar na 2000 veranderde dit en bleek er veel winst te halen bij de uitwendige versie. Inmiddels blijkt uit onderzoek dat uitwendige versie de meest effectieve en veilige methode is om het aantal bevallingen in stuitligging te reduceren. Internationale richtlijnen bevelen daarom uitwendige versie aan bij deze afwijkende foetale ligging. Maar een uitwendige versie lukt niet altijd. Gepubliceerde succescijfers van versie in Nederland variëren tussen de
6
20 en 40%. Daarop hebben wij gezocht naar factoren die de succeskans bij versie verhogen. Allereerst zijn we gestart met een retrospectieve analyse van uitwendige versies uitgevoerd in het Catharina Ziekenhuis tussen 2004 en 2006. Uitwendige versie bleek succesvol bij 96 van de 209 zwangeren (46%). Echter, wij wilden het succespercentage verhogen. Daarom werd er een aantal nieuwe beleidsregels doorgevoerd: de 4 R’: regelmaat, routine, rust en relaxatie. Regelmaat Elke week, op een vast tijdstip, een versiespreekuur. Routine Elke versie werd standaard uitgevoerd door twee obstetrici uit een vast team van 4 personen (2 gynaecologen en 2 verloskundigen) met specifieke ervaring op versie gebied. Het team kon dus bestaan uit twee verloskundigen, een verloskundige en een gynaecoloog, of twee gynaecologen. Rust De twee ervaren obstetrici werden tijdens het versiespreekuur zoveel mogelijk van andere taken binnen de afdeling obstetrie vrijgesteld.
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten april 2012
Relaxatie Het standaard toedienen van een weeënremmer tijdens de versiepoging. Vervolgens werd na invoering van deze nieuwe beleidsregels het effect op het percentage succesvolle versies prospectief gevolgd gedurende de periode 1 januari 2007 tot 31 juli 2008. Na invoering van deze nieuwe beleidsregels bleek het succespercentage van uitwendige versie significant hoger dan in de periode van het standaardprotocol (januari 2004 tot december 2006): namelijk 61% (85/139 zwangeren) versus 47% (110/236; p = 0,006). De stijging was vooral aantoonbaar bij nulliparae en multiparae met een onvolkomen stuitligging. Nullipariteit, onvolkomen stuitligging, placenta anterior en laag geboortegewicht van de baby waren gerelateerd aan een lagere succeskans bij versie. De termijn waarbij de versie plaatsvond bleek niet van invloed te zijn op het succespercentage. Conclusie Na invoering van nieuwe beleidsregels vond een aanzienlijke toename plaats van het succespercentage van uitwendige versie. Hierdoor daalde het aantal primaire sectio’s wegens stuitligging verder. Deze bevindingen pleiten voor het installeren van centra in Nederland die zich specialiseren in uitwendige versie. De techniek van versie Wie zou de versie moeten uitvoeren, de gynaecoloog of de verloskundige? Een uitwendige versie is een relatief eenvoudige ingreep, maar met grote impact op de wijze van bevallen van de vrouw. Daarom zou een uitwendige versie alleen verricht moeten worden door getrainde professionals met voldoende ervaring. Deze professionals kunnen zowel verloskundigen als gynaecologen zijn. Het versieteam in het Catharina Ziekenhuis bestaat uit 4 personen: 2 gynaecologen en 2 verloskundigen. Voor een versie krijgt de patiënte een echo om de ligging van de foetus te bevestigen en een CTG (cardiotocographie) om het foetale welzijn te bevestigen. Daarna geven wij een intraveneuze bolus atosiban (tocolyticum) en voeren
Op YouTube is een film beschikbaar over de techniek van versie: http://www.youtube.com/ watch?v=xs7ud3AfLfk
7
de versie uit met 2 personen: een gynaecoloog en een verloskundige. Een van hen trekt de stuit uit het bekken en de ander neemt het hoofdje van de baby mee. Meestal wordt gekozen voor een koprol voorover. Inmiddels hebben wij op ons versiespreekuur meer dan 1000 patiënten behandeld. Meestal komen de patiënten uit de regio. Maar wij hebben ook verwijzingen gehad uit Gouda, Zoetermeer, Amsterdam en de Veluwe. Invloed van TSH op het succes van versie Omdat vrouwen met een kind in stuitligging significant hogere TSH concentraties bij een zwangerschapsduur van 36 weken hebben, kunnen we veronderstellen dat TSH ook een invloed zou kunnen hebben op de uitkomst bij uitwendige versie. Bij 141 vrouwen (zwangerschapsduur ≥ 35 weken) met een eenling in stuitligging waarbij een versie werd verricht, werd prospectief een aantal verloskundige en demografische parameters vastgelegd. Bloed voor maternale schildklierfuncties (TSH, FT4 en TPO-Ab) werd afgenomen tijdens de versie. De succeskans bij uitwendige versie was voor de gehele groep 77/141 (55%), en deze kans was hoger voor multipare 41/48 (85%) dan voor nullipare vrouwen 36/93 (38.7%). Vrouwen met een niet gelukte versie hadden significant hogere TSH concentraties dan vrouwen met een gelukte versie (p< 0.003). Uit de multipele logistische regressie analyse bleek dat TSH (O.R: 0.52, CI: 0.31-0.87), nullipariteit (O.R: 0.12, CI: 0.04-0.36), onvolkomen stuitligging (O.R: 0.30, CI: 0.10-0.89), anterieure ligging van de placenta (O.R: 0.37, CI: 0.140.95) en geboortegewicht van het kind (O.R: 1.002, CI: 1.001-1.003) gerelateerd waren aan de succeskans bij versie. Wij concluderen dat vrouwen met een hoognormale TSH waarde een tweevoudig verhoogd risico hebben op een mislukte versie. Toekomstige strategieën inzake ECV (external cephalic version) zouden daarom de rol van maternale TSH-waarden in overweging moeten nemen, om de kans op succes van versie te verhogen. De toekomst Hoe zit het nu eigenlijk met TSH en het myometrium? En is de uterus van een zwangere vrouw met een baby in stuitligging stugger en stijver waardoor het voor het kind moeilijker is zichzelf te draaien? Kunnen voedingssuplementen (iodium, selenium) voor een zwangere een preventieve rol spelen in het voorkomen van een stuitligging? Hopelijk kunnen we deze vragen over een paar jaar beantwoorden. Op dit moment doen we verder onderzoek, ook in samenwerking met de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e).
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten april 2012
Vervolg van bouw en renovatiewerkzaamheden D o o r: J oos t t e r W oor s t , c ar d iot hor a ca a l chir ur g e n J a n v a n A a rl e , m an age r B ou w & I n richt ing
Ongeveer een jaar geleden gaven we u in HaCaSpect al een kijkje achter de bouwschermen. Inmiddels is er volop gebouwd en zijn er voor de komende jaren ook weer positieve ontwikkelingen op het ‘bouw- en renovatiegebied’. Meer comfort, privacy en ruimte voor onze patiënten is daarbij onze missie. Hoog tijd om u weer een update te geven. Bouwen voor groei Het meerjarenbeleidsplan van het Catharina Ziekenhuis begint een definitieve vorm aan te nemen. De basiszorg die wij als stadsziekenhuis van Eindhoven moeten leveren is hierbij als uitgangspunt genomen. Daarnaast heeft het Catharina Ziekenhuis twee profileringgebieden: hart- en vaatziekten en oncologie. Tussen de basiszorg en de
profileringgebieden zitten nog een aantal topklinische zorggebieden zoals het bariatrisch centrum. Deze ambitie is één van de redenen dat ons ziekenhuis de komende jaren een grondige metamorfose ondergaat. In februari 2012 werd het officiële startschot gegeven voor de bouw van een nieuw polikliniekgebouw. Een ander belangrijk onderdeel van de metamorfose is een grondige renovatie van alle negentien verpleegafdelingen. De eerste verpleegafdeling, de klinische Geriatrie, is onlangs al vernieuwd en in gebruik genomen. De laatste verpleegafdeling is in 2017 klaar. De totale kosten van de bouwactiviteiten komen voor de komende vijf jaar op 132 miljoen euro. Bouwen voor kwaliteit Het nieuwe polikliniekgebouw krijgt een verbinding met het huidige polikliniekgebouw dat de komende jaren ook gerenoveerd wordt. Alle poliklinieken zitten straks bij elkaar en zijn daardoor gemakkelijker vindbaar
Het nieuwe polikliniekgebouw komt voor het hoofdgebouw en wordt medio 2013 in gebruik genomen
8
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten april 2012
De eerste verpleegafdeling werd in 2011 gerenoveerd
voor de patiënten. Iedere polikliniek krijgt straks een ‘back-office’ (werkruimte voor het polikliniekpersoneel en de artsen) en een ‘front-office’ (onderzoeks- en behandelkamers voor de patiënten). Ook worden zoveel mogelijk functieafdelingen bij iedere polikliniek gehuisvest waardoor een klantvriendelijke ‘one-stopshop’ situatie ontstaat. Patiënten hoeven dan niet meer op verschillende locaties in het ziekenhuis te zijn. De poli’s en de wachtruimtes zijn ruim en gastvrij opgezet. De werkruimtes zijn flexibel in te delen zodat ze makkelijk kunnen worden aangepast aan veranderende patiëntenstromen. Bouwen voor mensen Ook op de totaal vernieuwde verpleegafdelingen wordt rekening gehouden met de wensen van patiënt en medewerker. Er komen meer één- en tweepersoonskamers. Elke kamer krijgt eigen sanitair en elke patiënt heeft zijn eigen TV, internet en telefoon aan bed. De verpleegkundigen hebben een oproepsysteem en er komen tilliften in het plafond zodat patiënten
9
gemakkelijk in en uit bed kunnen worden geholpen. Ook is er een ruimte waar door een apothekersassistente medicatie kan worden bereid voor toediening door de verpleegkundigen. Dit draagt bij tot een grotere veiligheid voor de patiënten en bovendien hebben de verpleegkundigen meer tijd voor hun patiënten. De medische en verpleegkundige patiënten informatie verloopt nog uitsluitend via het Elektronisch Patiënten Dossier (EPD). Iedere afdeling heeft de beschikking over verschillende mobiele computerstations, de zogenaamde COW’s (Computer On Wheels). Alle gegevens zoals röntgenfoto’s en laboratoriumuitslagen zijn aan het bed van de patiënt beschikbaar. Recent geopend In de afgelopen jaren werd al volop gebouwd. Denk aan het totaal vernieuwen van het OK-complex, het bouwen van de Spoedpost en het integreren en uitbreiden van de afdeling Dagbehandeling Multidisciplinaire Oncologie binnen het Oncologiecentrum. Ook recent waren er bouwactiviteiten:
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten april 2012
De nieuwe IC is volledig ingericht op veiligheid voor patiënten en medewerkers
De nieuwe Catharina Apotheek oogt fris en biedt ruimte voor privacy
10
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten april 2012
Intensive Care Eind 2011 kwam de IC weer terug op haar oude locatie: tussen de OK en de Spoedpost, dus patiënten die ICzorg nodig hebben zijn snel op de juiste plek. Alles is vernieuwd: van vloer tot infrastructuur. Veiligheid voor patiënten en medewerkers was daarbij de rode draad die overal is doorgevoerd. Door alle apparatuur is een IC vaak een wat kille omgeving. Op de nieuwe afdeling hebben we met het gebruik van hout, schemerlampjes op de kamers en instelbaar sfeerlicht de klinische effectiviteit gecombineerd met huiselijkheid. Bovendien zijn er nu alleen nog één- en tweepersoonskamers. Er zijn ruime familiekamers met eigen sanitair. Hier kan familie op een comfortabele manier dicht bij hun zieke familielid blijven. De afdeling is ook zeer geluidsarm. Als er onrust is op een kamer, dan hebben andere patiënten daar geen last van. Catharina Apotheek Begin januari 2012 opende de Catharina Apotheek haar deuren. Pal naast de hoofdingang. De zorgconsument kan hier na een bezoek aan de polikliniek, of na een ziekenhuisopname, direct terecht voor het verkrijgen van medicijnen op recept. De openingstijden zijn van maandag tot en met vrijdag van 8.00 - 17.30 uur. Door de nauwe samenwerking met de medisch specialisten en de ziekenhuisapotheek, is een snelle levering van specialistische geneesmiddelen mogelijk. En natuurlijk wisselen we informatie uit met de stadsapotheken.
11
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten april 2012
CVA Ketenzorg Eindhoven: een stand van zaken D o o r: T on n i e v an de Laar , pr ogr a m m a m a na ge r Ke t e nzor g e n v o o rz i t t e r s t u u r gr oe p CV A K e t e nzor g e n Koos Ke ize r , ne ur oloog
Vanuit de stuurgroep van de CVA Ketenzorg Eindhoven willen wij u graag over een aantal zaken informeren. Enerzijds over de behaalde positieve resultaten, anderzijds over de nieuwe ontwikkelingen. Om te beginnen zijn we blij dat er een goede samenwerking met PoZoB en DOH ontwikkeld gaat worden. Verder zijn we trots op het aantal trombolyses en de snelheid van behandeling, die zeker in 2011 een grote verbetering laat zien. Met dank voor het snelle insturen van de patiënten bij het vermoeden van een CVA. Tot slot een kleine greep uit het jaarplan 2012-2013 waarin het vervlechten met de eerste lijn een belangrijk onderwerp is. De CVA Ketenzorg De organisaties die de CVA Ketenzorg Eindhoven vormen, werken sinds 2002 intensief samen om de zorg voor CVA patiënten te verbeteren en op peil te houden. CVA Ketenzorg richt zich op logistieke en inhoudelijke afstemming tussen en binnen instellingen, zodanig dat de patiënt de juiste zorg, op het juiste moment, op de juiste plaats van de juiste hulpverlener krijgt. De deelnemende organisaties: • Catharina Ziekenhuis • Revalidatiecentrum Blixembosch • Archipel, Kenniscentrum revalidatie • Thuiszorgorganisatie Stichting ZuidZorg • De Vitalis WoonZorg Groep, locaties verpleeghuizen Brunswijck, Peppelrode en Wissehaege Vanaf het begin is de CVA patiëntenvereniging ‘Samen Verder’ aangesloten bij onze keten, om de belangen van CVA patiënten zo goed mogelijk te vertegenwoordigen.
14
Behaalde resultaten Er zijn afspraken gemaakt om de logistiek binnen de keten te optimaliseren. In het hele ketentraject binnen het zieken-, revalidatie, en verpleeghuis worden gegevens vastgelegd om de gemaakte afspraken te kunnen monitoren. Analyse van deze gegevens laat zien dat: - De gemiddelde ligduur in het ziekenhuis van 18 dagen in 2003 is afgenomen tot 9 dagen in 2011. - De zorgverlening en therapie binnen de keten op een uniforme manier verloopt, wat betekent dat de therapie binnen alle instellingen doorloopt. - Er veel aandacht wordt besteed aan deskundigheidsbevordering binnen de keten. Om de patiënt en zijn mantelzorgers zo goed mogelijk te informeren is de CVA-informatiewijzer ontwikkeld. Deze map neemt de patiënt mee in het hele revalidatieproces binnen de keten. De basis is algemene informatie over een CVA en er komt informatie bij over de instelling waar iemand op dat moment verblijft. De patiënt kan daar zelf de specifieke afspraken die gemaakt worden tijdens de revalidatie aan toevoegen, zoals oefeningen, adviezen en therapietijden. Ook is er een website ontwikkeld www.cva-eindhoven.nl waar veel informatie te vinden is voor mantelzorgers en naasten van de CVA-patiënt. In 2011 waren er nog twee belangrijke hoogtepunten als eerste het goed bezochte symposium ‘Elke schakel telt’ dat plaatsvond in het verpleeghuis Peppelrode. Ook wonnen we tijdens een posterpresentatie op het landelijke symposium van het Kennisnetwerk CVA NL de tweede prijs voor innovatie. Het thema van de posterpresentatie was het Mobiel Stroke Team (MST), dat Kenniscentrum Archipel momenteel ontwikkelt. Trombolyse Trots zijn we op de resultaten van het aantal patiënten dat we in 2011 hebben kunnen behandelen met trombolyse. Het heeft de verwachtingen van de neurologen overtroffen. Vijfentwintig procent van de patiënten die zijn ingestuurd met een infarct zijn met trombolyse behandeld (zie figuur 1). Deze 71 patiënten zijn snel na de binnenkomst op de Spoedeisende Hulp met een gemiddelde van 30 minuten gestart met de trombolytica. De nieuwe CT op de Spoedeisende Hulp heeft zeker aan de snelle doorlooptijd bijgedragen. Dit heeft geresulteerd
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten april 2012
12 10 8 6 4 2 0 jan
feb
mrt
april
mei
Figuur 1: Het aantal trombolyse per maand 2009-2011:
in een kortere doorlooptijd in het ziekenhuis, en een langere inclusietijd naar 4 uur vanaf het begin van de verschijnselen. Hierover heeft u bericht ontvangen, middels een aanpassing op de RTA Trombolyse bij CVA. Nieuwe ontwikkelingen In 2010 is eerstelijns zorggroep PoZoB (mede namens DOH) gesprekken gestart om een goede aansluiting te maken met de CVA Ketenzorg. De eerste samenwerkingsafspraken staan op het punt om te worden geformaliseerd. Met het Advies en Begeleidingscentrum CVA (ABCVA) worden ook samenwerkingsafspraken gemaakt over de afstemming. De stuurgroep vindt het belangrijk om de CVA zorg goed te vervlechten met de eerste lijn. Wij zoeken samenwerking in het zorgprogramma Cardio Vasculair Risico Management (CVRM), de afstemming van de zorg in de chronische fase van CVA en natuurlijk de juiste informatie aan de risicogroepen om snel te reageren bij tekenen van een TIA en/of CVA. Alle huisartsen worden geïnformeerd over de implementatie van de ketenzorg zoals die in feite al is opgenomen in het lopende CVRM programma van de huisartsen. Hierbij wordt er binnen 2 weken contact opgenomen met de TIA of CVA patiënten die ontslagen worden. De polikliniek Neurologie stuurt daarvoor binnen 2 weken na ontslag een standaardbrief naar
15
juni 2009
juli 2010
aug
sep
okt
nov
dec
2011
de betreffende huisarts. De patiënten krijgen voorts uitgebreid informatie over het zorgprogramma CVRM. Het basiswerk in de keten blijft bestaan en er wordt voortgegaan op de ingeslagen weg. Voor 2012 en 2013 zijn nieuwe beleidsdoelen vastgesteld, die beogen de CVA Ketenzorg verder te ontwikkelen en te verbeteren. Aandacht gaat daarbij uit naar het vervlechten met de eerste lijn, preventie, zelfmanagement, het implementeren van het zelfoefenboek, een update van de CVA-informatiewijzer en de website www.cva-eindhoven.nl. Daarnaast is er specifieke aandacht voor de jongere leeftijdsgroep. De richtlijnen van de CVA-zorg, de Europese richtlijn Helsingborg 2015, ‘De externe indicatoren voor beroerte’ (Zichtbare Zorg Ziekenhuizen), de zorgstandaard Cardio Vasculair Risico Management en ‘Patiëntenervaringen als stuurinformatie in de CVA-zorgketen’ (Kennisnetwerk CVA NL), zijn gebruikt als basis voor de doelen. Wilt u graag meer informatie? Mail naar
[email protected]. Het volledige jaarverslag vindt u op de website van HaCa: www.catharinaziekenhuis/HaCa. Klikt u door naar: Regionale transmurale afspraken > Neurologie.
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten april 2012
Een kleine wereld van verschil
Snelle cardiologische diagnostisering op de Eerste Hart Hulp D o o r: W i l c o v an Lan k v e l d, v e r p le e gkund ig c o ö rd i n at or e e r s t e h ar t h u l p 7 oos t C ZE
Sinds 1 mei 2011 heeft de afdeling cardiologie de beschikking over een geheel geoutilleerde eerste hart hulp voor de opvang van cardiologische patiënten. Doelstelling van deze afdeling is een adequate snelle diagnostisering van patiënten met verdenking acuut coronair syndroom (2e troponine bepaling, aanvullend ergometrie onderzoek), ritme en/of geleidingstoornissen (atriumfibrillatie behandeling, andere supraventriculaire tachycardiëen), ICD problematiek (bijvoorbeeld uitlezen ICD na shock door pacemaker technici), observatie collaps en cardiale dyspneu. Door patiënten meteen te plaatsen, op een plek waar professionals werken met een vast aandachtsgebied, ontstaat er verbetering van een zorgtraject. De grote toestroom van patiënten heeft ervoor gezorgd dat we gemiddeld per dag ongeveer 11 patiënten zien op deze nieuwe afdeling. Dit is inclusief onze vaste input van cardioversie patiënten waarmee we onze dag beginnen. Deze groep patiënten wordt sinds de invoering van de eerste harthulp sneller, patiëntvriendelijker en efficiënter geholpen. ’s Nachts is de eerste harthulp van 23.00 tot 07.30 uur gesloten. Voorwaarde voor het plaatsen van een patiënt op de eerste harthulp is dat de arts assistent van de cardiologie op de hoogte is van de klacht van de patiënt in kwestie.
16
Het aanmelden van een patiënt gebeurt dus via het bij de huisartsen bekende cardiologische dienstsein (sein 7015). Patiëntvriendelijkheid en een open welkome uitstraling is essentieel in deze besluitvorming, om zodoende te voorkomen dat patiënten alsnog van de eerste harthulp naar de reguliere eerste hulp verwezen moeten worden. We sturen patiënten liever meteen naar de juiste plek waar de juiste diagnose en/of behandeling plaats zal vinden. Door de oprichting van de eerste harthulp en deze nieuwe manier van werken binnen de cardiologie zijn de wachttijden sterk verkort. Vrijwel direct is de patiënt onder de aandacht van de cardioloog. Bloed en ECG onderzoek wordt als eerste verricht, en heeft altijd even tijd nodig om bepaald te worden. Eventueel aanvullende ergometrie fietstest wordt “a la minute” uitgevoerd en beoordeeld. Per maand worden gemiddeld 25 ergometrieonderzoeken uitgevoerd op een totaal van gemiddeld 80 patiënten met verdenking acuut coronair syndroom. De winst in het direct uitvoeren van de ergometrie onderzoek ligt in het feit dat de patiënt niet klinisch hoeft te worden opgenomen, om de dag erna de fietsttest te verrichten. De gemiddelde tijd van binnen komen op de afdeling en het weer verlaten, inclusief het maken van een polikliniek afspraak ligt voor verdenking acuut coronair syndroom patiënten op 4 uur en 13 minuten. De gemiddelde opnameduur voor andere eerste hart hulp indicaties ligt beduidend lager. In het bijzonder bij ritmegerelateerde problemen kan men volstaan met een gemiddeld 3 uur durend verblijf op de eerste hart hulp. Van het totale aantal patiënten van 2011 is 77% direct weer naar huis ontslagen met een diagnose en vervolgbehandelplan indien geïndiceerd. 21% van de patiënten moest klinisch opgenomen worden (1/3 deel gaat naar de CCU en 2/3 deel naar een reguliere afdeling) en slechts 2% is overgeplaatst naar een ander ziekenhuis.
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten april 2012
Multidisciplinair overleg, voorbereid op de toekomst
De combinatie van snelle diagnosemiddelen met een geheel op elkaar ingespeeld goed opgeleid verpleegkundig en medisch team draagt ertoe bij dat de voordelen bij de patiënt merkbaar zijn. Dit blijkt met name uit de snellere behandel/diagnosetijd en de positieve responses van de patiënten. Momenteel wordt wetenschappelijk onderzoek verricht met als doel om de nu geldende troponine bepalingstijd na 6 uur te verkorten naar een troponine bepaling van na 3 uur. Nog eerder zal dan bekend zijn wat de eindbestemming in het klinische traject zal gaan worden. We willen voor de patiënt deze nieuwe ontwikkeling in ieder geval voor medio 2012 geïmplementeerd hebben, zodat de patiënt nog sneller duidelijkheid krijgt. Een kleine wereld van verschil, met als doel: meer gemak en duidelijkheid voor de patiënt. Met dank aan Pim Tonino, cardioloog aandachtsgebied Eerste Hart Hulp.
17
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten april 2012
Hoofdhuidkoeling bij chemotherapie D o o r: L au r e n c e v an W ar m e r d a m , int e r nis t - oncoloog
Haaruitval is één van de meest gevreesde en belastende bijwerkingen van chemotherapie. Deze bijwerking kan aanzienlijk worden verminderd door toepassing van hoofdhuidkoeling. Hoofdhuidkoeling wordt toegepast door voor, tijdens en enige tijd na de toediening van de cytostatica, een koelkap op het behaarde hoofd te plaatsen. Hoofdhuidkoeling heeft een positieve invloed op de kwaliteit van leven en er zijn geen aanwijzingen
dat de behandeling het ziekteverloop ongunstig kan beïnvloeden. Desondanks wordt hoofdhuidkoeling in Nederland in slechts veertig procent van de ziekenhuizen aangeboden. Mijn gepensioneerd voorganger, collega dr. Breed voormalig internist-oncoloog in het Catharina Ziekenhuis, houdt zich al jaren bezig met de promotie van en het onderzoek naar hoofdhuidkoeling. Hij is voorzitter van de stichting ‘Geef-haar-een-kans’ welke ten doel heeft het haarbehoud bij behandeling van kanker te bevorderen. Deze stichting is uitgegroeid tot een kenniscentrum hoofdhuidkoeling, gestationeerd bij het Integraal Kankercentrum Zuid (IKZ), met een veel geraadpleegde website: www.geefhaareenkans.com.
Hoofdhuidkoeling vindt plaats voor, tijdens en na de chemokuur en gebeurt met een koelkap van zacht kunststof
18
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten april 2012
Registratie Sinds een paar jaar worden in veel Nederlandse ziekenhuizen de resultaten van de hoofdhuidkoeling nauwkeurig geregistreerd. Hierdoor kunnen patiënten beter geïnformeerd worden over de kans van slagen van hoofdhuidkoeling bij een bepaald soort chemotherapie. In het algemeen wordt hoofdhuidkoeling goed verdragen. De eerste 10 tot 15 minuten worden wel als koud en onaangenaam ervaren. Soms treedt ook hoofdpijn op, maar die kan meestal goed met een pijnstiller worden behandeld. Andere bijwerkingen treden nauwelijks op of zijn niet ernstig. Eén van de belangrijkste redenen voor zorgverleners om hoofdhuidkoeling niet aan te bieden, is dat artsen en verpleegkundigen het probleem van haarverlies van patiënten onderschatten. Verder bestaat er angst voor hoofdhuidmetastasen, is er onbekendheid met de goede resultaten van deze behandeling gedurende de afgelopen jaren en heerst het idee dat het problemen oplevert voor de logistiek van de dagbehandeling. Hoofdhuidkoeling dient overigens niet gegeven te worden bij enkele zeldzame aandoeningen zoals koude agglutinine ziekte, cryoglobulinemie, en koude posttraumatische dystrofie. Ook niet bij patiënten met leukemie, lymfeklierkanker en melanoom.
Resultaten De resultaten van hoofdhuidkoeling variëren sterk. Het succespercentage is onder meer afhankelijk van het soort chemotherapie. Recente Nederlandse onderzoeksresultaten laten zien dat patiënten het haarbehoud in 50 tot 70% van de gevallen als een succes ervaren, zelfs als het haarbehoud slechts gedeeltelijk is. Verkorte nakoeltijd De dagbehandeling van het Catharina Oncologiecentrum biedt standaard de mogelijkheid van hoofdhuidkoeling aan. Op dit moment vindt er een onderzoek plaats naar verkorte nakoeltijd bij docetaxel. In een voorgaande studie, waarbij patiënten na loting 45 of 90 minuten na het inlopen van het chemotherapieinfuus de hoofdhuidkoeling voortzetten, had in beide lotinggroepen meer dan 80% van de patiënten geen pruik of hoofdbedekking nodig. Vanwege dit mooie resultaat gaat in het huidige onderzoek geloot worden tussen een nakoeltijd van 20 of 45 minuten. Een verkorte nakoeltijd is een groot voordeel voor de patiënt, maar ook voor de logistiek van de dagbehandeling.
De werking van hoofdhuidkoeling Door koeling wordt de doorbloeding van de haarwortels in de hoofdhuid minder en de stofwisseling wordt verlaagd. De chemotherapie komt hierdoor minder op deze plek, de beschadiging van de haarwortels door cytostatica wordt verminderd en daarmee ook de haaruitval. Koeling wordt op de dagbehandeling overigens ook gebruikt om mucositis te voorkomen (met behulp van ijsblokjes in de mond tijdens de kuur), en om nagelafwijkingen en nageluitval tegen te gaan (door middel van ijshandschoenen of ijspantoffels). Hoofdhuidkoeling wordt toegepast door voor, tijdens en enige tijd na de toediening van de cytostatica een koelkap (ijsmuts) op het behaarde hoofd te plaatsen. Over het algemeen is de patiënt ongeveer twee uur langer in het ziekenhuis dan wanneer geen hoofdhuidkoeling wordt toegepast.
19
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten april 2012
Vroegtijdige opsporing van hart- en vaatziekten door de huisarts
Het preventieconsult van Stichting Gezondheidscentra Eindhoven D o o r: M e r i jn G ode fr ooi j, Ar t s in op le id ing t ot huis a r t s o n d e rzo e k e r ( ai ot h o) , U n i v er s it e it Ma a s t r icht
In maart 2011 publiceerde het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) haar nieuwe richtlijn ‘het Preventieconsult, module cardiometabool’. Deze richtlijn, tot stand gekomen in samenwerking met de Hartstichting, het Diabetesfonds en de Nierstichting, biedt huisartsen handvatten voor de systematische opsporing en behandeling van patiënten met een verhoogd risico op het krijgen van hart- en vaatziekten. Risicoprofiel Het afgelopen decennium is er veel veranderd in de behandeling van patiënten met een verhoogd risico op het krijgen van hart- en vaatziekten. Waar vroeger individuele risicofactoren werden opgespoord en behandeld (een te hoge bloeddruk volgens de richtlijn ‘hypertensie’, een verhoogd cholesterol volgens de richtlijn ‘hypercholesterolaemie’ en suikerziekte volgens de richtlijn ‘diabetes mellitus’) werken huisartsen
tegenwoordig met een zogenaamd risicoprofiel, waarin alle verschillende risicofactoren (zoals geslacht, leeftijd, rookstatus, bloeddruk, cholesterol) worden vastgelegd en een totaalrisico op het overlijden aan hart- en vaatziekten wordt berekend. Op basis van dit totaalrisico wordt vervolgens besloten of een behandeling zinvol is of niet. Zo kan het zijn dat een relatief hoge bloeddruk bij een jonge, niet rokende patiënt niet behandeld hoeft te worden, omdat deze te weinig bijdraagt aan het totale overlijdensrisico, terwijl dat bij een oudere en rokende patiënt wel het geval zou zijn. Zorgprogramma Cardiovasculair Risicomanagement (CVRM) Door het gebruik van deze risicoprofielen wordt het gemakkelijker om patiënten met hart- en vaatziekten adequaat te behandelen. De verschillende behandelaars (huisartsen, praktijkondersteuners, diëtisten en fysiotherapeuten) maken daarbij gebruik van een gedeeld digitaal behandeldossier. Sinds januari 2010 is de gestructureerde, periodieke zorg voor patiënten met een verhoogd cardiovasculair risico binnen Stichting Gezondheidscentra Eindhoven (SGE) ondergebracht in het multidisciplinaire Zorgprogramma CVRM. Aan de
De praktijkondersteuner onmisbaar voor het cardiometabool preventieconsult
20
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten april 2012
behandelen binnen het zorgprogramma. De nieuwe NHG richtlijn ‘het Preventieconsult, module cardiometabool’ hoopt hier verandering in te brengen. Het doet een aantal concrete aanbevelingen over de wijze waarop deze opsporing plaats dient te vinden. De eerste stap in dit proces is een leefstijlvragenlijst, op basis waarvan een goed onderscheid tussen personen met een verhoogd of een normaal risico kan worden gemaakt. Bij personen met een verhoogd risico kan vervolgens aanvullend onderzoek worden gedaan en zo nodig een behandeling worden gestart. Omdat er op dit moment landelijk nog geen goede afspraken over de financiering van dit preventieconsult zijn gemaakt, is er tot op heden nog weinig ervaring met het preventieconsult in de praktijk.
Meten is weten
hand van duidelijke samenwerkingsafspraken tussen alle betrokken zorgverleners ontvangen patiënten state-ofthe-art zorg op maat. Daarbij wordt op regelmatige basis samengewerkt en overlegd met medisch specialisten volgens de Regionale Transmurale Afspraken (RTA’s). Toename in kwaliteit Jaarlijks evalueert SGE al haar zorgprogramma’s aan de hand van de kwaliteitsindicatoren die door de beroepsgroep zijn opgesteld. Ze wordt daarvoor bijgestaan door onderzoekers van de Universiteit Maastricht. Zo is de wetenschappelijke kwaliteit en de objectiviteit van de evaluaties gewaarborgd. De laatste jaren zien we een duidelijke toename in de kwaliteit van de geleverde zorg voor patiënten met hart- en vaatziekten. De variatie in de geleverde zorg tussen verschillende zorgverleners wordt kleiner en het algemene niveau stijgt. Onontgonnen terrein Hoewel het huidige zorgprogramma CVRM heeft geleid tot een belangrijke kwaliteitsslag in de zorg voor patiënten met een verhoogd risico op het krijgen van hart- en vaatziekten, mist er nog een belangrijk aspect: op dit moment is er nog geen eenduidig beleid over de opsporing van nog onbekende patiënten met een verhoogd risico. Vaak wordt bij toeval ontdekt dat iemand een verhoogde bloeddruk of een verhoogd cholesterol heeft, waarna in sommige gevallen aanvullend onderzoek wordt gedaan, maar soms ook niet. Dat is jammer, omdat we inmiddels weten hoe we mensen met een verhoogd risico effectief kunnen
21
SGE Preventieconsult Eén van de weinige partijen in Nederland die wél ervaring met een dergelijk preventieconsult heeft, is SGE. In 2008 en 2009 werd binnen Gezondheidscentrum Woensel op proef een preventieconsult aangeboden. De resultaten waren veelbelovend: ruim driekwart van de ruim 1700 aangeschreven patiënten deed mee en bij één op de vijf patiënten die werd uitgenodigd voor een vervolgonderzoek, werd een nog onbekende aandoening of verhoogd risico opgespoord. In oktober 2010 werden deze resultaten gepubliceerd in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde en later ook in het internationale tijdschrift Family Practice. De medewerkers van Gezondheidscentrum Woensel hebben met hun onderzoek laten zien dat de opsporing van nog onbekende patiënten met een verhoogd risico, zeer goed mogelijk is binnen de huisartsenpraktijk. Dat smaakt naar meer Toch smaakt het bovenstaande naar meer. Zeker nu er zo’n prachtig zorgprogramma op de rails staat. Nieuw opgespoorde patiënten kunnen hier direct in doorstromen. Ondanks de nog bestaande onduidelijkheid omtrent financiering, wil SGE graag doorgaan met de ontwikkeling van haar preventieconsult. Hoewel het aannemelijk lijkt dat de vroege opsporing en behandeling van personen met een verhoogd risico op het krijgen van hart- en vaatziekten op lange termijn leidt tot betere gezondheid, is de werkzaamheid van het NHG Preventieconsult nog nooit bewezen. SGE werkt daarom opnieuw samen met de Universiteit Maastricht. Op die manier is zowel de zorginhoudelijke als medischwetenschappelijke know-how goed vertegenwoordigd in de aanloop naar een volwaardig SGE preventieconsult. Wordt ongetwijfeld vervolgd.
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten april 2012
Jaarlijkse opfriscursus voor Nigeriaanse artsen D o o r: R ol f P e l l e b oe r , k i n de ra r t s
Nigeria, een arm en meest dichtbevolkte land van van West Afrika: ongeveer 150 miljoen inwoners. De afgelopen vier jaar ben ik in de maand juni telkens een week in Jos, een plaats in het noorden van Nigeria, geweest voor het driedaags medisch congres ‘Continuing Medical Education’ (CME). Omdat ik in de periode van 1982 tot 1985 in Jos woonde en werkte als tropenarts, verheug ik me altijd erg op deze week. Ik zie oude vrienden terug waarmee ik de afgelopen jaren steeds contact heb gehouden. Wat me telkens weer opvalt is dat Nigerianen ondanks alle ellende heel optimistisch zijn; we lachen wat af die week! Ze hebben grote zelfspot en zien vaak de positieve kant van de zaak. Praktische vaardigheden Het congres CME wordt door Nigeriaanse artsen (foto) georganiseerd en er komen ook enkele buitenlandse artsen. Het is geaccrediteerd en men krijgt er ongeveer 16 punten voor. In verband met herregistratie is het vanaf 2012 voor elke Nigeriaanse arts verplicht om minimaal 20 nascholingspunten per jaar te behalen. Naast onderwijs over de belangrijkste ziekten van deze planeet (zoals HIV, malaria, tuberculose), zijn er veel praktische vaardigheidscursussen zoals Basic Life Support (BLS), Advanced Trauma Life Support (ATLS) en Neonatal Life Support (NLS). Deze praktische cursussen kent men in Nigeria niet en worden daarom erg gewaardeerd. De kiwi Afgelopen jaren heb ik vooral kindergeneeskundige onderwerpen behandeld, zoals dehydratie bij gastro-
22
Alle deelnemers van de CME (ontbinding medical education) in Jos, Nigeria
enteritis. Ook heb ik een film getoond over de kiwi. De kiwi is een plastic vacuümpomp die onder andere in het Catharina Ziekenhuis op de verloskamers wordt gebruikt bij een bevalling van een baby die foetale nood heeft en snel geboren moet worden. Met de kiwi is er geen elektriciteit nodig. Dat is een groot voordeel in een tropenland waar de basale infrastructuur het heel regelmatig begeeft. Ik neem de kiwi’s mee als ik naar Nigeria ga. Dit is een goed voorbeeld van Appropriate Health Technology: met beperkte middelen toch zo wetenschappelijk mogelijk onderbouwd werken als arts. Bemoedigend De situatie in Nigeria is de afgelopen jaren niet altijd ongevaarlijk geweest. Onder andere ook in Jos zijn er helaas enkele malen onlusten geweest tussen verschillende groeperingen. De Nigeriaanse artsen waken echter als een cerberus over ons, doen alles aan onze veiligheid. Zij melden ons vooraf of het veilig genoeg is om te komen. Ook hun gastvrijheid is van een totaal andere orde dan de Nederlandse. Men reist bijvoorbeeld 400 kilometer van Jos naar de hoofdstad Abuja, om ons af te halen van het vliegtuig. We overnachten in de hoofdstad en reizen de volgende dag terug naar Jos. De artsen daar vertellen me, dat het feit dat je de moeite neemt om naar hun toe te gaan, hen bemoedigt om daar te blijven werken. Dit helpt om de zogenaamde ‘braindrain’ van hoog opgeleide Nigerianen naar veelal Westerse landen, af te remmen. Ik ben er elke keer weer van onder de indruk hoe zij met weinig middelen, dag in dag uit geneeskunde bedrijven. Het helpt mij om de problemen in ons land en het ziekenhuis te relativeren. Als in ons ziekenhuis bijvoorbeeld de elektriciteit zou uitvallen (dat gebeurt daar regelmatig) en de generator niet in hele korte tijd zou aanslaan, is de wereld te klein en halen we met gemak de voorpagina van alle kranten. Kortom, ook dit jaar zie ik er weer naar uit om in juni naar ze toe te gaan. HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten april 2012
Evolutie in de zorg D o o r: D e n n i s v an V e gh e l , ma na ge r m a a t s cha p p e n C a t ha r ina Ha rtc en t r u m
Vrijdag 10 februari 2012 vond in het Evoluon in Eindhoven het druk bezochte symposium ‘Evolutie in de zorg’ plaats, georganiseerd door het Catharina Ziekenhuis en Philips. Tijdens het symposium werden innovaties in de behandeling van hartritmestoornissen besproken. Zo werd aan de ruim 180 aanwezigen duidelijk gemaakt hoe technologische innovatie het leven van de patiënt kan verbeteren en bovendien de maatschappij ten goede kan komen. Belangrijkste conclusie van het symposium: innovatie vervult een cruciale rol in de ontwikkeling van de gezondheidszorg.
Wubbo Ockels, bekend om zijn ontwikkelingen rondom innovatie en duurzaamheid, was vrijdag aanwezig als dagvoorzitter en gastspreker om de essentie van innovatie binnen de gezondheidszorg te benadrukken. Tijdens het symposium werd duidelijk dat het betrekken van patiënten en gebruikers van essentieel belang is om de implementatie van innovatieve ontwikkelingen tot een succes te maken. Meer openheid en meer toezicht zal een wezenlijk onderdeel hiervan zijn. #hartpatientAd Eind 2011 werkten Philips en het Catharina Ziekenhuis gezamenlijk aan het opzetten van een hypermodern elektrofysiologisch (EP) laboratorium voor de behandeling van hartritmestoornissen. Uit deze samenwerking kwam een uniek sociale media initiatief voort, waarbij hartpatiënt Ad Langendonk centraal stond. Ad en zijn cardioloog Lukas Dekker twitterden voor,
Het symposium “evolutie in de zorg” in het Evoluon was succesvol en goed bezocht
23
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten april 2012
tijdens en na de operatie over de behandeling. Ad was vrijdag ook aanwezig op het symposium. Hij onderging op 27 januari 2012 een succesvolle operatie voor boezemfibrilleren.
“Technologische innovatie is een belangrijk stukje in de puzzel die zorg heet”, meent CEO Hans Bossink van Philips Healthcare Benelux. “Uiteindelijk draait het bij de zorg om mensen”.
“De uitdaging in de zorg is om de zorgkwaliteit te verhogen, maar ook te voldoen aan de toenemende vraag én de kosten in de hand te houden,” aldus Lukas Dekker. “Innovatie is de enige manier om duurzame oplossingen te ontwikkelen. We moeten blijven investeren in innovatie, en het is belangrijk om het publiek daar meer bewust van te maken. Daarom ben ik ook zo enthousiast over deze initiatieven. Ze brengen mensen bij elkaar en bevorderen de uitwisseling van ideeën, zowel persoonlijk als via internet”.
In het nieuwe EP-lab van het Catharina Ziekenhuis vindt integratie plaats van real-time-gegevens die door diverse specifieke technologieën worden geleverd. Het lab verzamelt essentiële informatie over procedures en beeldvorming afkomstig van diverse bronnen, zoals ecg’s en 3D-systemen voor het in kaart of beeld brengen van gegevens. Daardoor beschikken EP-teamleden over informatie die ze nodig hebben om een afgewogen beslissing te nemen. Voor een efficiënte workflow worden alle gegevens op één scherm gepresenteerd. Al deze gegevens kunnen via hetzelfde toetsenbord en dezelfde muis worden bestuurd.
Dagvoorzitter Wubbo Ockels legde op inspirerende wijze de verbinding tussen innovatie en evolutie
24
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten april 2012