Numaga Jaarrede 2014. Uitgesproken door voorzitter prof.dr. Jos Joosten, tijdens de Lustrumviering op 22 november 2014 in de Stadsschouwburg Nijmegen
2014 is niet alleen een speciaal jaar voor Numaga, historische vereniging van Nijmegen en omgeving. Op ons eigen jubileum zal ik uiteraard terugkomen. Als geïnteresseerde of betrokkene bij de plaatselijke geschiedenis ontkom je er evenwel niet aan vast te stellen, dat er in dit jaar meerdere belangrijke jubilea te gedenken waren. Het verst in het verleden ligt natuurlijk de sterfdag van Karel de Grote, misschien wel een van de bekendste iconen van de Keizerstad, die 1200 jaar geleden, in 814, in Aken overleed. Een dramatisch gedenkjaar beleeft, veel dichterbij en tastbaarder, het bombardement op Nijmegen, dat op 22 februari 1944 plaatsvond, en dat tot op de dag van vandaag het aanzicht van onze stad bepaalt. In september herdachten we in Nijmegen en omstreken vervolgens op allerlei manieren operatie Market Garden, die zeventig jaar geleden voor onze stad zowel de bevrijding als de zeer ingrijpene ‘granatentijd’ inluidde. Toen het geallieerde offensief was mislukt, bleef Nijmegen bijna een half jaar lang een frontstad, waar zich honderduizenden geallieerden militairen groepeerden. Het besef hoezeer die periode, met de permanente beschietingen vanuit het Reichswald, een ongelofelijk zware tijd was voor onze stad groeit de laatste jaren meer en meer. En met recht. Deze maanden zijn, voor wie het weet of opzoekt, bijna dagelijks trieste miniherdenkingen te houden. Op de onvolprezen gedenkwebsite oorlogsdodennijmegen.nl zijn al vele honderden doden te traceren die in 1944 en 1945 door oorlogsgeweld om het leven kwamen. De granatentijd heeft, zo zijn de huidige schattingen, per saldo meer slachtoffers opgeleverd dan het februari-bombardement. Op talloze herfst- en winterdagen in 1944 en 1945 vielen doden: geallieerde militairen, maar vooral ook veel burgerslachtoffers. Op willekeurige momenten op willekeurige plaatsen in en rond de stad. Zo overleed precies vandaag, op de dag dat ik deze jaarrede uitspreek, zeventig jaar geleden op 22 november 1944, door een voltreffer op zijn huis aan de Ubbergseweg, de 64-jarige timmerman en aannemer Herman Folmering. Een van de vele honderden die in deze maanden ten offer vielen aan oorlogsgeweld en die door de genoemde website hun blijvende gedenkplaats krijgen. Laten we op deze feestelijke jubileumdag deze kleine dieptrieste jubilea van alledag niet vergeten.
Er was nóg een jubileumjaar te gedenken dat, voor zover ik weet, weinig aandacht kreeg. Dit jaar zou - volgende week op 29 november - beeldhouwer Ed van Teeseling 90 jaar geworden zijn. Van Teeseling is de naoorlogse kunstenaar die waarschijnlijk het sterkst zijn stempel drukte op de artistieke aankleding van de Nijmeegse publieke ruimte. Zo’n twintig beelden zijn in de stad te bezichtigen, bijvoorbeeld door middel van een veertien kilometer lange fietsroute die meteen een chronologisch beeld geeft van de ontwikkeling van de (lokale) beeldende kunst in de naoorlogse decennia. Wie Van Teeselings beelden achter elkaar ziet, realiseert zich pas hoeveel ervan tot het vaste decor behoren waarin Nijmegenaren zich al vele jaren dagelijks bewegen. Hoe vanzelfsprekend ze hun plaats hebben gevonden als tegelijkertijd eigentijdse objecten in onze vanzelfsprekende stadsbeleving én als tastbare geschiedenis. Misschien wel het bekendste beeld van Van Teeseling is Pegasus, het gevleugelde paard in Hengstdal. Het kreeg intussen zelfs een plaatsje in de Nederlandse letterkunde, zij het in niet zo vleiende zin. A.F.Th. van der Heijden beschrijft het paard in zijn vroege roman Vallende ouders als volgt: ‘een logge knol, die met zijn socialistisch-realistische signatuur gedicteerd had kunnen zijn door Stalin, ware het niet dat uit hun flanken twee vleugels tevoorschijn staken. Hun spanwijdte stond in geen enkele verhouding tot de onbehouwen omvang van het lijf zelf (...)’. Nee, Van der Heijden was geen liefhebber. Dan ziet de Nijmeegse dichteres Saskia van Leendert, in haar bundel Een doodgewone donderdag, dat net wat anders. Ook zij ziet de massiviteit van Van Teeselings beeld, maar interpreteert die aanmerkelijk positiever.
Want in zwaar beton geplant Ben ik gekomen om te blijven. En dat vind ik nu weer een mooi motto om - mede ter nagedachtenis aan Van Teeseling - mee te geven aan deze terugblik op ons jubileumjaar én voor een beschouwing vooruit.
Traditiegetrouw volgt op deze plaats het precieze overzicht van de uiteenlopende activiteiten die onze vereniging ook dit jaar weer ontplooide. Ik wijk daar dit jaar vanaf. Maar niet zonder ook nu weer de leden van onze actieve commissies voor hun onoverschatbare inzet te bedanken: de reiscommissie, de redactie van het onvolprezen Nijmeegs katern, de redactie van het Jaarboek, de organisatoren van én sprekers en referenten op onze tweemaandelijkse,
steeds weer zeer goed bezochte, Numaga-lezingen en, als laatste maar niet minste, de speciaal voor dit lustrum opgerichte ad hoc lustrumcommissie, van wie de leden Hans Begheyn, Toon Bosch, Jan Brauer, Stan Brinkhoff, Froukje van Dooren en Barbara Kruijssen een zeer nadrukkelijk bedankje verdienen.
Wat dit jaar zo bijzonder maakte, was dat alle hiervoor genoemde commissies en redacties erin geslaagd zijn om het lustrumthema het hele jaar gezamenlijk te thematiseren. Toen Numaga in 1954 opgericht werd, was het direct de bedoeling dat de vereniging zich niet zou wijden aan de stad alleen, maar ook aan haar directe omgeving. Dit gegeven was voor het bestuur van Numaga reden om het lustrumjaar als thema ‘Rondom Nijmegen / Nijmegen Rondom’ mee te geven. Op dit idee werd direct enthousiast ingehaakt door onze actieve commissies en redacties. Niet alleen het Jaarboek werd gewijd aan het thema. Het Nijmeegs katern nodigde elke aflevering een gastcolumnist uit, afkomstig uit een van onze buurgemeentes om, al dan niet lichtvoetig, te reflecteren op de verhouding met de grote stad Nijmegen. Ook onze sinds enige jaren succesvol heropgerichte reiscommissie organiseerde een excursie, die een buslading leden een flinke rand rond Nijmegen historisch liet verkennen. We werden kundig in- en rondgeleid in, onder meer, het gebied rond de Meerwijk, het prachtige kerkje in Leur en het Wijchense stadhuis. De Numaga-lezingen leidden ons eveneens in een mooie ring rond de stad en behandelden op uiteenlopende manieren de wederzijdse verhouding en wisselwerking tussen stad en directe omgeving in verschillende tijdperken. We zagen, onder meer, de eigenheid en het isolement van De Duffelt, maar ook een zeer onderbelichte periode kwam in dit Karel de Grotejaar aan bod: op grond van archeologische vondsten werd de verhouding tussen palts en omgeving besproken in de Karolinische tijd. We zagen ook hoe, veel recenter, de vooroorlogse periode intens politiek grensverkeer kende tussen Nijmegen en het Duitse grensgebied.
Dit gebundelde optreden van zoveel actieve geledingen binnen onze vereniging lijkt me een bewijs dat Numaga na zestig jaar nog springlevend is. En niet alleen dat, we opereren nog steeds conform het mission statement dat prof. L.J. Rogier, als eerste voorzitter van Numaga, gaf tijdens een persconferentie voorafgaand aan de oprichtingsbijeenkomst in het Nijmeegse stadhuis. Blijkens het verslag ervan, in De Gelderlander van 27 maart 1954, is het al meteen de bedoeling dat de nieuw opgerichte historische vereniging haar focus niet zal beperken tot Nijmegen. Als vanzelfsprekend richt zich de aandacht op ‘de stad en haar omgeving’, zo blijkt: ‘Door aandacht te besteden aan deze omgeving en de geschiedenis ervan zal
tegelijkertijd de band met het achterland verstevigd worden’. Het feit dat wij na zestig jaar als vereniging gezamenlijk naar buiten treden met één thema, dat geheel in de lijn ligt van de destijdse oprichters, is natuurlijk alleen maar te zien als teken van kracht en vitaliteit. Maar is dat voldoende om het bestaansrecht van een historische vereniging als Numaga te legitimeren?
Voor wat betreft ledental bevindt Numaga zich nog altijd op het niveau van wat oprichter Rogier wenselijk leek voor een levensvatbare vereniging. In 1954 was zijn streefgetal 750 leden, op een inwonertal van 120.000. Gecorrigeerd naar het huidige aantal inwoners van Nijmegen zitten we nog steeds op koers. Maar voor het overige is, in zestig jaar tijd, de speelruimte van een vereniging als Numaga natuurlijk danig veranderd. Toen de vereniging begon, was het de enige historische speler in een monomediaal veld. Tegenwoordig opereren wij tussen tal van uiteenlopende, tijdelijke en meer blijvende initiatieven op het gebied van stadshistorie. Want dat lijkt me meteen en ontegenzeglijk het goede nieuws: geschiedenis ook lokale geschiedenis - is allesbehalve dood. Om maar een zeer in het oog springend, recent voorbeeld te noemen van evidente belangstelling voor stadsgeschiedenis verwijs ik naar de uiteenlopende internetpagina’s waarop historische foto’s van Nijmegen te zien zijn. Hier moet natuurlijk meteen vermeld worden dat, voor wat onze stad betreft, op dat gebied pionierswerk is verricht door de website noviomagus.nl, dat daarvoor terecht de Numagapenning ontving. Maar met de opkomst van Facebook is het verspreiden van historische foto’s uit eigen, publieke (of andermans!) collecties zeer laagdrempelig geworden en blijkt het aanbod ongedacht massaal. Wat vroeger in relatief kostbare fotoboekjes gebundeld, gedrukt én verkocht moest zien te raken, kan nu zo goed als voor niks publiekgemaakt worden voor een in principe ongelimiteerde groep geïnteresseerden. Persoonlijk ben ik dan ook een groot liefhebber van Facebook-pagina’s als ‘Oud Nijmegen’, ‘Nijmegen Toen’ of ‘Wie kent Nijmegen?’. Die populaire, veelbekeken pagina’s laten twee dingen zien: ten eerste de grote aantrekkingskracht van wat het - in meerdere opzichten dichtbije - verleden laat zien en kán laten zien. Maar ook, ten tweede, dat de interesse van de belangstellenden vaak érg aan de oppervlakte blijft. Veelal zijn de reacties weinig meer dan uitlatingen in het genre ‘O wat mooi, ik herinner me dat goed!’. Wat echter vooral opvalt is dat de juistheid of aannemelijkheid van beschrijvingen of interpretaties vaak ver te zoeken is, als het bij voorbeeld eens aankomt op de historische setting of context van zelfs vrij recente foto’s. Zelfs nu tal van historische bronnen - zoals dagbladen en archieven - makkelijker dan
ooit, vaak zelfs thuis, voor iedereen raadpleegbaar zijn, leidt dat nog lang niet altijd tot zelfs maar rudimentaire historische correctheid. Nogmaals: ikzelf bekijk dergelijke foto’s graag en ik heb dan ook werkelijk geen enkel probleem met de honderden mensen die nostalgisch - al dan niet historisch verantwoord mijmeren bij vervlogen zwartwit-beelden. Ik denk echter tegelijkertijd dat dat het punt is waar Numaga nog altijd zijn bestaansrecht heeft - ook en juist in die huidige, geëgaliseerde multimediale werkelijkheid: door aan vluchtige vondsten een gedegen, historisch verantwoorde basis te geven, zaken in hun kader te plaatsen en van serieus reliëf te voorzien. Dat gebeurt in de kleinste bijdrage in het Nijmeegs katern, net zo goed als tijdens onze excursies of in onze lezingen. Als we op die plek onze rol blijven spelen, als we dát blijven doen - met het hart, maar steeds historsich verantwoord, naar de geschiedenis van onze mooie stad kijken - dan blijven we ook in de komende decennia een geschiedvereniging met toekomst. Niet hoogdrempelig, wel stevig gefundeerd. Eigenlijk zoals Saskia van Leendert Van Teeselings ‘Pegasus’ zag: in zwaar beton geplant, gekomen om te blijven.
prof.dr. J.H.Th.Joosten, voorzitter Numaga