582532/NT15-13P ECLI:NL:TNORAMS:2015:22
KAMER VOOR HET NOTARIAAT Beslissing in de zaak onder nummer van: 582532/NT15-13P KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM Beslissing van 2 juli 2015 in de klacht met nummer 582532/NT 15-13 P van: 1. Thrinon Holdings B.V. gevestigd te Enschede, klaagster en 2. [naam klager sub 2], klager, tegen: [naam oud-notaris], oud-notaris te [vestigingsplaats], de oud-notaris.
1.Het verloop van de procedure De kamer is uitgegaan van de volgende stukken: klaagschrift met bijlagen van 23 februari 2015; verweerschrift met bijlagen van 25 maart 2015. Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 21 mei 2015 zijn klager en de oudnotaris verschenen, klager als statutair directeur mede namens klaagster. Partijen hebben het woord gevoerd, klager aan de hand van een pleitnotitie. Uitspraak is bepaald op heden. 2. De feiten De kamer gaat uit van de volgende voor de beoordeling van de klacht van belang zijnde feiten en omstandigheden: Op 4 januari 2012 is te Marbella, Spanje, overleden [naam erflater] (hierna: erflater). Erflater was eigenaar van een bedrijfspand met woonhuis aan [naam straat en plaats] (hierna: het pand). Bij testament, verleden op 22 september 2005, heeft erflater aan zijn broer, [naam van de broer van erflater] (hierna: de broer van erflater), een legaat van vruchtgebruik van het pand toegekend en de [naam stichting] (hierna: de stichting) tot enig erfgenaam benoemd. Bij dit testament is mevrouw [naam], advocaat te Malaga,
1/5
benoemd tot executeur (hierna: de executeur). Op het pand rustte reeds een recht van gebruik en bewoning door de broer van erflater, gevestigd in 1989. De broer van erflater woonde daar met zijn partner, de heer [naam partner]. In 2009 is de broer wegens dementie opgenomen in een zorgcentrum. In 2011 heeft ook [de partner van de broer van erflater] het pand verlaten om te worden opgenomen in een verzorgingstehuis. Omdat het pand leegstond heeft erflater kort voor zijn overlijden aan klager opdracht gegeven het pand te verkopen. De koper kreeg de financiering echter niet rond. Klager heeft de executeur in januari 2012 bericht dat hij van erflater opdracht had gekregen om het pand te verkopen. Op 26 januari 2012 heeft klager [X] (de gemachtigde van de stichting, hierna: [X]) verzocht aan klager een volmacht te verstrekken tot verkoop en levering van het pand. De oud-notaris trad op als adviseur van de executeur. Op 24 februari 2012 heeft de executeur in een e-mail aan [X] met een cc aan klager onder meer bericht: “I have contacted a dutch notary in order to know exactly how to act in Nederland with regard to the appartment in [naam plaats] but in any case the legal representative of the Foundation may signe a sale contract of the said appartment if he wishes so, (…) (the fact that [erflater] has bequeathed the usufruct of the appartment, for life, to his brother should not be a serious problem as he is demented and finds himself in a sanatorium for mental diseases since several years ago).” In een e-mailbericht aan de executeur van 23 maart 2012 heeft klager geschreven: “Ik las uw email aan [X]. Ik reageer op die mail, aangezien er naar mijn mening enige onjuistheden in staan. Ik heb het testament hier niet bij de hand, maar voorzover ik mij kan herinneren, is [de broer van erflater] geen legataris. Ook heeft hij niet het vruchtgebruik van het pand (…). Hij had samen met zijn partner het levenslang recht van gebruik en bewoning, welk recht eindigt bij het verlaten c.q. opgeven van het pand, hetgeen beiden gedaan hebben. Zij hebben het pand verlaten. (…) Het vorenstaande betekent dat de Foundation de volle eigendom verkoopt en niet alleen het bloot eigendom, zoals u schrijft. (…) Uw opmerking dat [de broer van erflater] legataris is van het vruchtgebruik van het pand (..) is dan ook onjuist. Wellicht is het verstandig mijn email door te sturen aan [de oud-notaris].” Vervolgens heeft klager nieuwe kopers gevonden voor het pand, voor een koopprijs van € 180.000,. Op 10 april 2012 heeft [X] aan klager een volmacht afgegeven om het pand te verkopen en over te dragen. Op 13 april 2012 is de koopovereenkomst door klager getekend, gebruikmakend van de door de stichting afgegeven volmacht. De akte van levering, voorbereid door [naam notarisklerk], notarisklerk op notariskantoor [naam notariskantoor] (hierna: [de notarisklerk]), zou op 18 mei 2012 worden verleden. Op 8 mei 2012 heeft [de notarisklerk] kopers, klager en de executeur als volgt bericht: “[Erflater] beschikte bij testament over zijn nalatenschap bij akte welke op 22 september 2005 werd verleden. In dat testament legateerde hij aan zijn broer [naam] het vruchtgebruik van het pand (..). Dat legaat dient aan de [broer van klager] te worden afgegeven, als hij dat legaat aanvaardt. Gezien de mentale situatie van de [broer van klager] lijkt het uitgesloten dat hij in staat is om een besluit te nemen over het al dan niet aanvaarden van het legaat. Daarom zal via de kantonrechter een bewindvoerder benoemd moeten worden die vervolgens van de kantonrechter toestemming dient te krijgen om het legaat te aanvaarden of niet. Totdat de kantonrechter daarover uitspraak heeft gedaan, dient de overdracht van het pand (..) te worden uitgesteld. Dat gaat zeker een aantal weken duren. Een exactere inschatting is nu niet te maken. [De oud-notaris] is belast met de afwikkeling van dat deel van de nalatenschap. Ik heb met hem besproken dat hij de procedure inzake het bewind afhandelt. Zodra dat is gebeurd, kan de overdracht plaatsvinden. Daarover neem ik dan nog contact met u op.” Op 18 mei 2012 hebben kopers de stichting in gebreke gesteld en verzocht binnen acht dagen alsnog uitvoering te geven aan de koopovereenkomst, aanspraak makend op de contractuele boete indien nakoming
2/5
zou uitblijven. Op 11 juli 2012 is [de notarisklerk] door de rechtbank Utrecht tot bewindvoerder van de broer van erflater benoemd. Bij beschikking van 27 juli 2012 heeft de rechtbank Utrecht, sector familie & toezicht, de bewindvoerder niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om machtiging tot aanvaarding van het legaat van vruchtgebruik van het pand. De kantonrechter heeft wel de verzochte machtiging om mee te werken aan de overdracht van de woning verleend omdat: “uit de overgelegde documenten blijkt dat rechthebbende de woning nu en in de toekomst niet meer zal (kunnen) gebruiken. Gelet op artikel 3:213 van het Burgerlijk Wetboek zal het vruchtgebruik na overdracht van de woning komen te rusten op de verkoopopbrengst van de woning.(..)” Op 13 december 2012 heeft notaris [naam andere notaris], verbonden aan [het notariskantoor waar de notarisklerk werkzaam was] de akte van levering van het pand verleden. Als verkopende partij verscheen [de notarisklerk] als schriftelijk gemachtigde van de stichting en als bewindvoerder van de broer van erflater. In de akte is onder meer vermeld: “Deze comparanten verklaarden het volgende. (..) 1. Zij hebben op of omstreeks dertien april tweeduizend twaalf een koopovereenkomst gesloten over het hierna te noemen registergoed. 2. Op grond van (..) die koopovereenkomst zou de levering van het registergoed op achttien mei tweeduizend twaalf plaatsvinden. 3. De verkopende partij is op achttien mei tweeduizend twaalf door de kopende partij in gebreke gesteld met betrekking tot de nakoming van de verplichtingen die voor de verkopende partij uit de koopovereenkomst voortvloeien. 4. De kopende partij heeft van de verkopende partij zowel nakoming van de koopovereenkomst gevorderd als de op grond van het bepaalde in (..) de koopovereenkomst verschuldigde boete. Hierna is een geschil ontstaan waarbij de verkopende partij coulancehalve akkoord is gegaan om de boete te fixeren op € 35.000,- (..) De stichting heeft de kopers voornoemde boete betaald en klager aansprakelijk gesteld op grond van het niet deugdelijk handelen als gemachtigde, althans wegens het niet op de juiste wijze behartigen van de belangen van de volmachtgever. Bij vonnis van 12 februari 2014 heeft de rechtbank Gelderland de vordering van de stichting gedeeltelijk toegewezen. Zowel de stichting als klager zijn van dit vonnis in hoger beroep gegaan. 3. De klacht 3.1 Klager meent dat de schade die de stichting heeft geleden en op klagers wordt verhaald, in belangrijke mate het gevolg is van het nalaten van de oud-notaris. Klager verwijt de oud-notaris dat hij met klagers geen contact heeft opgenomen om klagers in de onderhavige kwestie te adviseren, terwijl klager daar in zijn e-mailbericht van 23 maart 2012 aan de executeur op had aangedrongen. Ter zitting heeft klager verklaard niet te weten of de executeur voornoemd e-mailbericht aan de oud-notaris heeft doorgezonden. De oud-notaris had klagers dienen te informeren over de gevolgen van het gelegateerde recht van vruchtgebruik op het pand. De oud-notaris heeft verzuimd dit te doen, waardoor klagers schade hebben geleden. Voorts verwijt klager de oud-notaris dat hij zich niet heeft ingespannen om tijdig, vóór de leveringsdatum van 18 mei 2012 vervangende rechterlijke machtiging tot overdracht van het pand te verkrijgen. De oud-notaris heeft daarentegen niets gedaan, anders dan dat hij de executeur kennelijk heeft geïnformeerd dat het gelegateerde recht van vruchtgebruik in het kader van de verkoop en de overdracht van het pand geen “serious problem” zou zijn, aldus klager. 3.2 Vervolgens is de oud-notaris ook stil blijven zitten toen bleek dat een bewindvoerder moest worden benoemd, hetgeen zou blijken uit het e-mailbericht van 8 mei 2012 van
3/5
[de notarisklerk], waarin [de notarisklerk] meldt dat de oud-notaris het bewind zou regelen. Door dit nalaten heeft de oud-notaris zijn zorgplicht als notaris geschonden, aldus klager. 4. Het verweer 4.1 De oud-notaris herkent zich niet in het beeld van de “dutch notary” die tegen de executeur zou hebben gezegd dat het gelegateerde recht van vruchtgebruik wegens de opname van de dementerende broer van erflater in een zorgcentrum geen “serious problem” zou zijn geweest. Ter zitting heeft de oud-notaris verklaard in februari weliswaar met de (Nederlands sprekende) executeur gesproken te hebben over het legaat, maar in dat gesprek was het zowel hem als de executeur glashelder dat de zaak niet even geregeld kon worden, aangezien er wel degelijk sprake was van een probleem. De oud-notaris bestrijdt dat hij opdracht zou hebben gekregen om de vervangende rechterlijke machtiging tot overdracht van het pand te verkrijgen. De oud-notaris kende klager niet. Toen hij van de executeur vernam dat de koopovereenkomst zonder meer door klager als gemachtigde van de stichting was getekend, heeft de oud-notaris daarover zijn verbazing uitgesproken. De oud-notaris begrijpt niet waarom klager zelf nooit contact met hem heeft opgenomen. 4.2 Na overleg tussen de oud-notaris en [de notarisklerk] is besloten dat [de notarisklerk] het bewind over het vermogen van de broer van erflater zou regelen, gelet op diens standplaats Utrecht en het feit dat [de notarisklerk] al contact had gelegd met de griffie van de rechtbank aldaar. Na dit overleg is geen contact meer opgenomen met de oud-notaris. De oud-notaris kan daarom ook niet verklaren waarom het na de beschikking van de rechtbank Utrecht van 27 april 2012 zo lang heeft geduurd voordat de akte van levering is verleden. 4.3 De oud-notaris meent dat klagers, door geen ontbindende voorwaarden in de koopovereenkomst op te nemen over het eventueel niet verkrijgen van de vereiste machtiging van de kantonrechter, zelf voor de gevolgen aansprakelijk zijn. 5. De beoordeling 5.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens de Wna gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van diegenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De oud-notaris is gedefungeerd met ingang van 1 oktober 2013. Notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen die niet meer als zodanig werkzaam zijn, blijven aan de tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig in artikel 93 lid 1 Wna bedoeld handelen of nalaten gedurende de tijd dat zij als zodanig werkzaam waren (artikel 93 lid 2 Wna). De kamer dient te beoordelen of de handelwijze van de oud-notaris een verwijtbare gedraging in de zin van artikel 93 lid 1 Wna oplevert. 5.2 Ter zitting heeft de oud-notaris verklaard dat hij de executeur in februari 2012 heeft gewezen op de problematiek ten aanzien van het legaat en de verkooponderhandelingen van het pand. De kamer overweegt dat niet is gebleken dat de taak van de oud-notaris ruimer was dan het uitsluitend adviseren van de executeur. Over de stand van zaken
4/5
ten aanzien van het pand heeft de oud-notaris geen contact met klagers gehad. De oud-notaris mocht er van uitgaan dat de executeur een en ander op de juiste wijze zou afhandelen. Bij hetgeen zich verder tussen klagers en de executeur heeft afgespeeld, is de oud-notaris niet betrokken geweest en valt hem dan ook niet te verwijten. 5.3 Voorts is niet gebleken dat de oud-notaris op enig moment opdracht heeft gekregen van de executeur om het bewind over het vermogen van de broer van erflater te regelen, noch dat hij vervolgens deze opdracht te laat heeft uitgevoerd. De kamer acht het aannemelijk dat [de notarisklerk] (na overleg daarover met de oud-notaris) om redenen van praktische aard het regelen van het bewind en het verkrijgen van de machtiging tot medewerking aan de overdracht van het pand op zich heeft genomen. Evenmin is de kamer gebleken van enige bemoeienis ter zake van de oud-notaris na diens overleg met [de notarisklerk]. 5.4 Op grond van het hiervoor overwogene oordeelt de kamer dat, nu niet is gebleken van enig nalaten van de kant van de oud-notaris in de onderhavige zaak, de klacht ongegrond dient te worden verklaard. Beslissing De kamer voor het notariaat: -
verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.Y.C. Poelmann, voorzitter, J.J. Dijk, A.M.J.M.Ploumen, E.H. Huisman en W.R. Bruinink, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.B.T. Kienhuis, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2015.
Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam (postbus 1312, 1000 BH Amsterdam) binnen 30 dagen na de dag van verzending van de aangetekend verzonden kennisgeving.
5/5