Nota ‘Bevordering vrijwilligheid bij werkgevers en vrijwaring bij ongeval en beroepsziekte’
Hoofdstuk 1 Inleiding 1 Brandweervrijwilligers wonen en/of werken in het dorp, wijk of stad waar de brandweerpost staat en verlenen daar de noodhulp. Meestal zijn zij in loondienst bij een werkgever maar kunnen ook student, huisman of huisvrouw zijn. Er zijn echter ook (veel) eigen ondernemers die zelf brandweervrijwilliger zijn. De zzp’er – tevens brandweervrijwilliger- is een redelijk nieuwe ontwikkeling. Bij een recente enquête bleek 15% van de respondenten zzp’er te zijn2. Die werkgevers, of dit nu kleine zelfstandigen zijn met een paar personeelsleden, een zzp’er of bijvoorbeeld directeur van groot familiebedrijf, leveren de brandweer grote voordelen op. Immers het (overdag) beschikbaar stellen van één of meerdere personeelsleden voor het branden blussen en hulp verlenen, houdt de brandweer ingebed (ook kosteneffectief) in de lokale samenleving. In de recent ontwikkelde ‘Visie Vrijwilligheid 2020’ is daarom aandacht gevraagd voor bevordering van het vrijwilligerschap bij werkgevers, zelfstandigen en zzp’ers. Het bevorderen van de (sociaaleconomische) samenhang voor het vrijwilligerschap bij de werkgevers, is noodzakelijk om dit aantrekkelijk te houden. Vrijwaring van aansprakelijkheid bij ongeval en beroepsziekte is daarbij van groot belang. Die onderwerpen zijn aanleiding tot deze nota en het bijbehorend onderzoek. Nu zijn er in het verleden wel meer onderzoeken geweest waarin gekeken is hoe de werkgevers te motiveren en meer te betrekken zijn bij de Brandweer. In een rapportage van de DSP-Groep, in opdracht van het toenmalige Ministerie van BZK3, is in 2005 geconstateerd dat er een verzakelijking optrad bij de werkgevers. Aansluitend verscheen er in oktober 2007 een landelijke handleiding voor relatiebeheer met de hoofdwerkgever van de vrijwilliger4. De vraag of deze publicaties hebben geleid tot een betere relatie van de brandweer met de hoofdwerkgever valt niet binnen de kaders van dit onderzoek. Wel is bij een recente webenquête uit 2011 gekeken naar betrokkenheid van werkgevers. Daarbij zij opgemerkt dat de genoemde publicaties in het perspectief van de gemeentelijke brandweren stonden terwijl wij nu leven in de realiteit van regionale brandweren. Tot slot. Deze nota zal enerzijds dienen als een extra motivatie om de betrokkenheid van werkgevers bij de brandweer te vergroten. Anderzijds zal die relatie in de huidige en toekomstige (maatschappelijke) context worden geplaatst. Bezien zal worden of de huidige aanpak (nog) voldoet. De zzp’er zal, als ‘eigen baas’, voor het eerst worden meegenomen. Wellicht ten overvloede, het is de bedoeling dat de aanbevelingen richtinggevend zullen zij voor de Brandweersector. Hoofdstuk 2 Aanpak en leeswijzer De uitwerking van de aanbeveling uit de ‘Visie Vrijwilligheid 2020’ is ondergebracht binnen het Lectoraat Brandweerkunde (IFV). Daar is deze omgezet in een onderzoeksplan met de volgende vraagstelling en bijbehorende deelvragen. “Wat moet er veranderd of aangevuld worden in flankerend vrijwilligersbeleid naar werkgevers, werknemers, zelfstandigen en zzp’ers op sociaaleconomisch gebied en op dat van vrijwaring van aansprakelijkheid?” De deelvragen luiden als volgt: 1
Dit zijn ook de brandweervrijwilligers die elders wonen en in de plaats waar zij werken, uitrukken. VBV-enquête: “Enquête voor werkgevers van Brandweervrijwilligers”, Leusden, zomer 2011. Bram van Dijk en Willemijn Roorda, ‘Vinden en binden van vrijwilligers bij de brandweer in 2005’, Amsterdam, 29 juli 2005. 4 Ministerie BZK, ‘Handleiding relatie beheer vrijwillige brandweer’ met de ondertitel: ‘Op weg naar een goede relatie met de hoofdwerkgever’, Den Haag, oktober 2007. 2 3
Pagina 1 van 8
1. 2. 3.
Welke belemmeringen zijn er voor werkgevers om, meer dan nu, vrijwilligers in dienst te hebben en te houden en gevrijwaard te worden/blijven van gevolgen bij ongeval en (beroeps)ziekte? Welke belemmeringen zijn er voor zelfstandigen en zzp’ers om Brandweervrijwilliger te worden en/of te blijven op gebied van gevolgen/aansprakelijkheid bij ongeval en (beroeps)ziekte? Welke richtinggevende oplossingen zijn er te bedenken om tegemoet te komen aan de gesignaleerde belemmeringen?
De vragen zijn in deze nota beantwoord door een korte studie uit te voeren naar wat er in het verleden is gepubliceerd over dit onderwerp. Daarnaast is gekeken hoe andere vrijwilligersorganisaties dit onderwerp aanpakken. Tot slot is gesproken met VNO-NCW en MKB Nederland waarbij ontwikkelingen zoals Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) zijn besproken. Aan het einde van ieder hoofdstuk zijn bouwstenen benoemd. Deze hebben geleid tot de aanbevelingen. De uitkomsten en de oplossingen zijn getoetst in een korte consultatieronde binnen Brandweer Nederland (BN), in de achterban van de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (VBV) en voorgelegd aan (koepelorganisaties van) hoofdwerkgevers. De resultaten hiervan zijn verwerkt en de nota wordt in begin 2014 aangeboden aan de Raad Brandweercommandanten en het Veiligheidsberaad. Hoofdstuk 3 In kaart gebracht De informatie uit de werkgeversenquête van 2011, wetgeving, gesprekken met Vrijwilligersorganisaties in Veiligheid (ViV) en met VNO-NCW en MKB Nederland is hier beschreven. Aan het einde van ieder onderwerp zijn bouwstenen voor de aanbevelingen geformuleerd. 3.1 Werkgevers enquête In de zomer 2011 is door de VBV een webenquête gehouden onder werkgevers van brandweervrijwilligers. Er is aan de brandweervrijwilligers gevraagd die enquête onder de aandacht te brengen van hun hoofdwerkgever. Een respons is daarom niet te berekenen. Er reageerden 386 personen waarvan 35% directeur/eigenaar, 25% gemeentesecretaris en 15 % als zzp’er. De rest (25%) was anders. Van de respondenten was 31% zelf vrijwilliger en 55% had 1-3 vrijwilligers in dienst. De spreiding over de 25 veiligheidsregio’s was redelijk met een paar uitschieters naar boven waaronder VNOG met 15% van de respons. Uitrukken ‘Weglopen’ van de werkplek omdat de pieper gaat voor de uitruk, vindt 2/3 van de respondenten goed, bij 27% mag dat onder voorwaarden en bij 3% mag men niet uitrukken onder werktijd. Algemeen geldt dat de klant voorgaat, het werk het moet toelaten en men zelf verantwoordelijk is voor het inhalen van het werk. Bij 11% is dat de laatste jaren gewijzigd door strenger te zijn op het verlaten van de werkplek in werktijd. Hierbij speelt de aard van de uitruk een rol. Er is namelijk (groeiende) weerstand te bemerken tegen automatische ‘loze’ meldingen, wegdekreiniging (oliespoortjes), ‘raampje dichttimmeren’ en dergelijke klusjes. Dat kunnen anderen ook; in ieder geval vinden de werkgevers dat hun medewerker voor dat soort hulpverleningen niet zou moeten uitrukken. Overleg met brandweer De helft van de werkgevers heeft geen overleg met de brandweerorganisatie. Bij 30% één of meerdere keren per jaar. Ongeveer 60% van de werkgevers werkt mee aan extra verlof voor oefeningen en dergelijke; 25% niet. Meer dan 60% ziet de belasting voor de vrijwilligers oplopen de laatste jaren: door meer uitrukken en door kazernering. Ongeveer de helft zegt bekend te zijn met de aansprakelijkheid bij arbeidsongeschiktheid. 40% Denkt dat dit in orde is via de gemeente of weet het eigenlijk niet. Een gering aantal werkgevers vindt dat er afspraken moeten komen voor compensatie brandweeruren (8%). Eén derde wil graag weten of de vrijwilliger dienst heeft of niet (anders gezegd: of hij of zij opgeroepen kan worden). Een aangepast dienstverband bij de hoofdwerkgever met minder uren om meer uren aan de brandweer te kunnen besteden, wordt door 51% van de ondervraagden afgewezen en 39% is hier voor. Zzp’ers Van zzp’ers (15% van de respondenten) geeft het merendeel (66%) aan dat het vrijwilligerschap eenvoudig te combineren is. 27% Ziet het als een voordeel dat overdag kan worden uitgerukt en 60% geeft aan de ruimte van ’het-eigen-baas-zijn’ de mogelijkheid biedt om klantenwerk ook in de avond te doen. Als nadeel ervaart
Pagina 2 van 8
72% dat werk of klant moet wachten en men niet weet wanneer men terug is van een uitruk. Volgens 64% van de respondenten is er geen structureel overleg als zzp-groep met de Brandweer. 54% Moet weleens overdag vrij nemen voor een oefening maar de kosten worden geenszins gedekt. 56% Ervaart in de laatste jaren een stijgende belasting en daardoor een afnemende bereidheid. Temeer omdat de vergoeding van brandweeruren ‘in het niet’ valt bij de gederfde inkomsten. Ongeveer 40% weet niet hoe de aansprakelijkheid in geval van ongeval geregeld is en 38% denkt bekend te zijn met de regelingen. Vermindering van loos alarmen en uitrukken ‘zonder spoed’ scoren hoog bij de wensen voor de toekomst. Met iets minder dan 50% is te praten meer uren te besteden voor de brandweer en daarvoor een aangepast dienstverband te tekenen echter dan wel tegen een dekkend tarief. Onder een dekkend tarief verstaan men een vergelijkbaar tarief als men heeft; in ieder geval tegen kostendekkend tarief. Aanvullende opmerkingen Er was de mogelijkheid in de enquête om aanvullende opmerkingen en tips mee te geven. Deze betroffen o.a. zuinig te zijn op vrijwilligers, te letten op de stijgende belasting, te zorgen dat onnodige uitrukken achterwege blijven, te kijken naar vermindering van de belasting in werktijd van de hoofdwerkgever, onderzoek te doen naar de mogelijkheid van ‘inroosteren’ voor uitrukken tijdens werktijd en afdoende de aansprakelijkheid te regelen. In vergelijking met het DSP onderzoek uit 2005 valt op dat alle thema’s in vrijwel dezelfde mate spelen. Er springt echter een tweetal thema’s uit, namelijk de verzakelijking bij de werkgevers en het relatiebeheer. Het eerste thema is niet onderzocht in de VBV-enquête van 2011 echter is die lijn van verzakelijking wel te ontdekken in de aanvullende opmerkingen. Het relatiebeheer tussen de brandweerorganisatie en de werkgevers is achteruit gegaan. Was het in 2005 nog zo dat in 71% van de gevallen de korpsleiding contacten onderhield, in 2011 was dat teruggelopen naar de helft. Bouwsteen werkgever en zzp’er enquête 2011 Werkgevers zien voordelen van vrijwilligerschap voor stad of dorp en voor de brandveiligheid binnen hun eigen organisatie/bedrijf. Van belang is dat er weer (en meer) structureel lokale contacten komen en worden onderhouden. Er dient een vanuit de hoofdwerkgevers gezien een einde te komen aan nodeloze uitrukken. Alhoewel de brandweer in de tussengelegen 2 jaar hier al op inspeelt, is blijvende aandacht van groot belang voor hen. De manier waarop de brandweerorganisatie de aansprakelijkheid- en restrisico’s oplost, is niet afdoende. Een zogenaamd werkgeversconvenant waarin alle randvoorwaarden geregeld zijn, kan veel onduidelijkheid oplossen. Voor zzp’ers gelden dezelfde bouwstenen met een extra accent op inkomstenderving bij activiteiten overdag. De helft van hen is voor een aparte dienstverleningsovereenkomst waarin in ook sprake zou moeten zijn van een ‘dekkend’ tarief. 3.2 CAR UWO en Regelgeving De verzekeringen voor tijdelijke of blijvende arbeidsongeschiktheid en inkomstenderving zijn beschreven in artikel 19 van de CAR UWO. In de praktijk bleek dat de afhandeling van meldingen van ongevallen en de daarbij horende kosten nogal eens in handen gegeven werd van de verzekeringsmaatschappij. Dat schuurde doordat de vrijwilliger en/of de werkgever dan zelf achter allerlei procedures aan moest. De uitkomsten waren ook ongewis ten aanzien van uitkeringen van schades en tegemoetkomingen bij letsel. Het is dan ook niet verwonderlijk dat in 2007 met de wijziging van de Brandweerwet 1985 er Kamervragen gesteld werden door de heer Van Bochove (CDA). Hij sneed daarbij de problematiek aan van de hoofdwerkgever van de brandweervrijwilliger rond de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) en de Regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA). Ministerie De toenmalige minister Ter Horst heeft, na overleg met de VNG, hierop geantwoord. Zij gaf aan op welke wijze de hoofdwerkgever van brandweervrijwilligers gevrijwaard kan worden van de financiële risico’s die hij loopt
Pagina 3 van 8
als een medeweker als gevolg van het uitoefenen van de taak als vrijwilliger bij de brandweer langdurig ziek en ten slotte blijvend arbeidsongeschikt wordt. De oplossing van de gesignaleerde problematiek was tweeledig, te weten het beter informeren van hoofdwerkgevers en het opnemen in de nieuwe rechtspositie van de verplichting om loonderving te verzekeren. VBV In maart 2009 heeft de VBV een nota5 geschreven over een aantal schrijnende gevallen die haar bekend waren. Uit het weliswaar beperkt aantal gevallen bleek dat er soms langdurige en slepende kwesties ontstonden. Deze leidden (nogal eens) tot verstoorde verhoudingen met de korpsleiding, gedeeltelijk compensatie en in een enkel geval tot onwaardige behandeling. De VBV beval indertijd een landelijke aanpak aan evenals volledige dekking, vrijwaring en betrokkenheid bij het organiseren ervan. VNG In mei 2010 verscheen vanuit de VNG een nota over verzekeringsplicht en schadevergoeding voor brandweervrijwilligers6. In deze nota zijn de artikelen over verplichte verzekeringen uit de CAR UWO artikel 19 (rechtspositie brandweervrijwilligers) uit de doeken gedaan. Opvallend is dat deze verplichting niet voor zelfstandigen en zzp’ers geldt. Voor hen spreekt de VNG-nota niet over plicht maar over de mogelijkheid om dat te doen. Deze nota is in augustus 2012 geüpdatet met aanvullende informatie over ongevallen- en rechtsbijstandverzekering. De uitgangspunten van de VNG-nota voor de grondslag van uitkeringen zijn het causale verband en verwijtbare tekortkomingen van een ander. De hoofdwerkgever van de brandweervrijwilliger krijgt de dagwaardevergoeding bij ziekte en arbeidsongeschiktheid. Er is voor hem geen verhaalmogelijkheid voor de zogenaamde financiële ‘restschade’. Opmerkelijk is dat in geval van trauma’s die leiden tot (blijvende) arbeidsongeschiktheid de gang naar de rechter als oplossing wordt genoemd. Uitgangspunten in de VNG-nota zijn dat de vrijwilliger, de hoofdwerkgever, de kleine zelfstandige en de zzp’er in beginsel zelf voor restschade opdraaien. Voor de kleine zelfstandige en de zzp’er is daarenboven niet alles afgedekt vanwege het feit dat zij niet onder de werknemersverzekeringen vallen en zelf verantwoordelijk zijn voor het afsluiten van aanvullende verzekeringen. Bouwsteen Brandweervrijwilligers vervullen naast hun hoofdberoep en hun gezin een belangrijke taak voor de overheid in de lokale samenleving; een volledige dekking van de financiële risico’s hoort daarbij. Het lijkt daarom alleszins redelijk om vrijwaring te organiseren voor de brandweervrijwilliger als zelfstandige, als werknemer, als huisman en als huisvrouw. Eveneens voor de hoofdwerkgever die hen tijdens werktijd de mogelijkheid biedt om branden te blussen en hulp te verlenen. Nu er 25 veiligheidsregio’s zijn, lijkt het eveneens voor de hand te liggen om een landelijke verzekering af te sluiten. Onderzocht moet worden of het beter en goedkoper is om als lagere overheid eigen risicodrager te worden net zoals het Rijk. Daarbij lijkt het meer dan handig om tot een landelijke aanpak en afhandeling te komen waardoor meer uniformiteit en standaardexpertise ontstaat in de afhandeling. Nu moeten individuele veiligheidsregio’s telkens proefondervindelijk het wiel uitvinden met alle mogelijke gevolgen van dien. De huidige expertregio’s zijn goede voorbeelden hoe een en ander geregeld kan worden. 3.3 Verkenning binnen Vrijwilligersorganisaties in Veiligheid (ViV) Er zijn een aantal vrijwilligersorganisaties werkzaam op het domein van veiligheid. Dit zijn de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij, Oranje Kruis, Rode Kruis, Reddingsbrigades, Nationale reserve en Landelijke Organisatie Vrijwillige Politie. Aan hen is gevraagd wat zij op dit terrein hebben geregeld. De onderstaande vrijwilligersorganisaties hebben hierop gereageerd met de volgende informatie.
5 6
Nota Casussen afhandeling ongeval/beroepsziekte, Leusden, maart 2009. VNG, ‘Verzekeringsplicht en schadevergoeding brandweervrijwilligers’, Den Haag, mei 2012; geüpdatet 4 augustus 2012.
Pagina 4 van 8
Rode Kruis: geen expliciet beleid voor de werkgevers van de vrijwilligers maar wel een extra verzekering voor Snelle Inzetbare Groep Medische Assistentie (SIGMA’s). Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij heeft geen expliciet werkgeversbeleid dan het uitgangspunt dat het goed en afdoende geregeld moet zijn voor de redders. Zij heeft daarvoor o.a. een moderne verzekering voor ‘goed werkgeverschap’ afgesloten. Deze zorgt niet alleen dat de zorgplicht afgedekt wordt maar ook het ‘goed werkgeverschap’. Door het oprekken van de zorgplicht naar ’goed werkgeverschap’ door de rechters (Hoge Raad) komen steeds meer ongevallen en beroepsziekten terecht op het bordje van de werkgever. Dit klemt temeer daar het Nieuwe Werken ‘tijd’ en ‘plaats’ flexibiliseert. Dit leidt in de praktijk tot meer onoverzichtelijke aansprakelijkheidskwesties waarbij wettelijke en morele aansprakelijkheden door elkaar gaan lopen. En dat leidt tot het (onnodig) op spanning zetten van de werkrelaties. “Altijd uitkering naar slachtoffer/gedupeerde, ongeacht de schuldvraag”, aldus de verzekeraar7. Defensie heeft ca. 6000 reservisten, de Nationale Reserve. Deze vrijwilligers zijn naast hun hoofdberoep oproepbaar voor klussen; aanvullend aan die van de beroepsmilitairen zowel in binnen als in buitenland. Nu Defensie de laatste jaren fors bezuinigt, staat de reservist in de bestuurlijk politieke belangstelling. De kern van Defensie slinkt en de flexibele schil moet gaan groeien om de taken te kunnen blijven vervullen. 8
Op een recent symposium “De reservist in 2020 ” stond de reservist centraal zowel vanuit het bedrijfsleven, als vanuit de vakbeweging alsmede vanuit de ministeries van Defensie uit Engeland en Duitsland. Daarnaast werden flexibilisering van arbeid in het algemeen belicht en die van zzp’ers in het bijzonder. Uit zeer recent onderzoek9 blijkt dat de maatschappelijke betrokkenheid van zzp’ers hoog is. Dat biedt kansen voor Defensie: 32% van de zzp’ers wil ‘graag tot heel graag’ betaalde werkzaamheden (tegen een dekkend dagtarief) voor Defensie verrichten. Een andere groep van 33% wil dit misschien. Uitgaande van het CBS-cijfers per 1 juli 2013 van 775.000 zzp’ers, bestaat de potentiële doelgroep naar schatting uit 500.000 zzp’ers waar Defensie een beroep op kan doen, aldus het Kennis Instituut Zelfstandig Ondernemerschap (KIZO). Er is verdiepend vervolgonderzoek door de minister van Defensie toegezegd. Tijdens het symposium is veel aandacht geschonken aan de relatie tussen werkgevers, de reservist en Defensie. Opvallend was de publiek uitgesproken steun (‘win-win-win’) van zowel vanuit de vakbeweging alsmede vanuit VNO-NCW voor de vrijwillige reservist en het belang dat men hecht aan de relatie met de hoofdwerkgever. Men is in het kader van de werving van reservisten druk doende deze relaties uit te bouwen en te verstevigen (Bureau Employer Support, folders waarin de ‘win-win-win’ wordt verduidelijkt, Facebookpagina’s voor informatie en vraagbaak, enzovoorts). De risico’s van ongeval en beroepsziekte was een thema dat (nog) nader moet worden uitgewerkt. Bouwsteen Belangrijke ontdekking is dat er opschuivende beweging te bespeuren is van zorgplicht naar ‘goed werkgeverschap’. In geval van ongeval en beroepsziekte wordt in toenemende mate de werkgever beoordeeld op ‘goed werkgeverschap’ waarbij de verdergaande flexibilisering van de arbeid (thuis en elders werken) een belangrijke rol speelt. Een andere belangrijke ontdekking is dat er vanuit de Brandweer sterke parallelle ontwikkelingen te ontdekken zijn naar de andere vrijwilligersorganisaties binnen de overheid en omgekeerd. Zowel de vrijwilligers van de brandweer, alsmede die van de Politie en die van Defensie staan in de spotlights. De maatschappelijke ontwikkelingen van meer zelfredzaamheid, een krimpende overheid en doorgaande flexibilisering van de arbeid raken de ‘moederorganisaties’ en de aangesloten vrijwilligers (stevig). Daarbij is de verwachting dat er de komende jaren het nodige in de werkrelaties, taken en aansturing zal gaan veranderen.
7
Centraal Beheer/Achmea, ‘Goed werkgeverschapsverzekering’, Apeldoorn, november 2013. Ministerie van Defensie, Conferentie ‘De reservist in 2020’, Korporaal van Oudheusdenkazerne, Hilversum, 2 december 2013. 9 http://www.kizo.nl/wp-content/uploads/2013/12/factsheet_zzp_defensie.pdf 8
Pagina 5 van 8
Het is het onderzoeken meer dan waard dat Brandweer, Defensie en politie de risico’s van vrijwaring voor de werkgever en de vrijwilligers gezamenlijk (opnieuw) bekijken. Immers de effecten van uitval als gevolg van ongeval, beroepsziekte en trauma’s zijn hetzelfde. Er is sprake inkomstenderving en verlies aan productie en/of dienstverlening bij de werkgever, de kleine zelfstandige en de zzp’er. Er moet winst te behalen zijn met een gezamenlijke aanpak van kennisvergroting over vrijwilligerswerk, werving (vissen in dezelfde vijver), vrijwaring en organisatie; het zijn immers vrijwilligers bij diezelfde overheid. 3.4 VNO NCW Het VNO/NCW constateert dat werkgevers onder (grote) druk staan om hun bedrijf draaiende te houden. Ondanks dat doen veel bedrijven aan maatschappelijk verantwoord ondernemen (gewoon ‘fatsoendelijk ondernemen’). Men spreekt echter, als het gaat om brandweervrijwilligers, liever van Maatschappelijk Betrokken Ondernemen (MBO). Het gaat immers over hoe een bedrijf in de lokale omgeving bijdraagt aan de versterking van het maatschappelijke leven. Veel bedrijven doen op een stille manier mee aan lokale activiteiten en/of doen aan sponsoring. Het gaat daarbij dan vaak om het helpen. Inspelen op deze intrinsieke immateriële motivatie van werkgevers zoals erkenning en waardering voor de bijdrage aan de veiligheid van dorp, stad of wijk is van groot belang. Er is op een of andere manier een consistente beweging die veel werkgevers betrokken maakt en/of houdt bij de Brandweer. Het zit daarbij niet zozeer in geld (voor oefenuren en zo) maar meer in intrinsieke beloning door aandacht, erkenning en waardering waarbij hun inbreng in meerwaarde niet moet worden onderschat. Daarnaast constateert men dat het binnen de Brandweer ontbreekt aan uniforme landelijke voorlichting over voordelen voor de werkgever, de vrijwilliger en de brandweerorganisatie (‘win-win-win’). De Brandweer heeft een buitengewoon sterke positie als het gaat om burgertevredenheid: rond de 98%! Dit is een uitstekende vertrekbasis; ook naar werkgevers. Immers bij nood is de Brandweer er gewoon altijd. De Brandweer is echter weinig zichtbaar in de samenleving als het gaat om participatie in lokale sociale netwerken en in burgerinitiatieven. De nieuwe kleinere overheid vraagt juist die ‘awareness’, aanwezigheid en deelname voor ondersteuning van burgers. Actieve benadering van werkgevers door de Brandweer voor bevordering en instandhouding van het fenomeen vrijwilligheid is noodzakelijk. De actieve bijdrage van werkgevers aan een belangrijke overheidstaak moet daardoor versterkt en beter verankerd worden. Niet in de laatste plaats vanwege grote voordelen voor het bedrijf zelf in eigen dorp of stad. Immers ook werkgevers vinden dat er op tijd geblust moet worden bij brand in eigen bedrijf. Het is tegelijkertijd ook bijdragen aan het vergroten van de collectieve zelfredzaamheid en de versterking van de cohesie en een brandveiliger leven. Bekendheid met de lokale/regionale ondernemerskringen kan helpen om die contacten op te bouwen en te onderhouden met wederzijds voordeel. Een aantal randvoorwaarden dienen dan wel geregeld te zijn. Zodra een brandweerman of –vrouw zijn basisdiploma ontvangt, moet hij of zij inzetbaar zijn als BHV-er in het bedrijf. De werkgevers dienen daarenboven geen administratieve, juridische en financiële gevolgen te ondervinden van een ongeval en een beroepsziekte (inclusief trauma). De vrijwaring moet geregeld zijn evenals er het beleid op voorkomen van nodeloos uitrukken sneller moet worden uitgevoerd. Dat zijn zaken die bijvoorbeeld in een convenant met de werkgever kunnen worden vastgelegd. Het onderhouden van de contacten moet zo plaatselijk mogelijk plaatsvinden; immers daar zijn de vrijwilligers nodig en daar in de dorpen en steden liggen de bedrijven en kleine ondernemingen. Belangrijk is het organiseren van een/twee jaarlijkse bijeenkomsten, voorlichting over risico’s; ook hulp bij inspecties in eigen bedrijf. Gedacht werd ook aan koppeling met initiatieven zoals een wijkbrandweerman. Het gebruik van sociale media ter ondersteuning van het bereiken van de werkgevers om vrijwilligers in dienst te nemen en te houden, is een sterk idee. Hierbij kan aangesloten worden bij bestaande netwerken en verbanden zoals de ondernemingskringen. Bouwsteen De communicatie en relatie met werkgevers moet vanuit de brandweerorganisatie (sterk) verbeteren en wederzijdse voordelen beter voor het voetlicht worden gebracht. Dat geldt zowel voor bedrijven die reeds vrijwilligers in dienst hebben alsmede voor de werving van werkgevers die dat nog niet hebben. Van belang lijkt
Pagina 6 van 8
dat het lokale bestuur, ic. de burgemeester, hier een rol in vervult evenals de lokale verantwoordelijke voor de brandweerpost en niet te vergeten de vrijwilligers zelf in het onderhouden van de contacten. Vanuit landelijk perspectief zou de minister meer de rol van landelijk ambassadeur kunnen vervullen. Een platform met het bedrijfsleven zoals Defensie dat kent, is een uniek instrument daarvoor. De hoofdlijnen doorspreken met de branche- en koepelorganisaties en de afstemming het beleid van Defensie (reservist), het Veiligheidsberaad (brandweervrijwilliger) en Veiligheid en Justitie (Politie Vrijwilliger). Hoofdstuk 4 Overwegingen Om tot adequate afwegingen en aanbevelingen te komen, is het noodzakelijk kort de huidige relevante maatschappelijke context in beschouwing te nemen. De maatschappij verzakelijkt in hoog tempo, de overheid verkleint en legt meer op het bordje van de participatiemaatschappij. Vergrote zelfredzaamheid en versterking van draagvlak voor eigen verantwoordelijkheid vraagt om een sterkere sociale cohesie en meer lokale draagkracht. Daarbij komt dat de arbeidsmobiliteit en flexibiliteit toeneemt. Daardoor wordt de bezetting overdag lastiger. Dit binnen het perspectief van leegloop in krimpgebieden en de komende vergrijzing; binnen 10 jaar verdwijnen er naar schatting ca. 5000 brandweervrijwilligers. Daarom zijn juist die relaties met werkgevers en kleine zelfstandigen van groot belang om de toekomst aan te kunnen; ook met vrijwilligers die andere taken willen vervullen dan het uitrukken. Een belangrijke ontwikkeling is dat er meer zzp’er komen (mede door de crisis?). Zij kunnen in de Brandweersector een waardevolle beschikbaarheidsbijdrage leveren. Daarbij speelt de inkomstenderving van de zzp’er bij uitruk een grotere rol dan die van een werkgever met personeel of een brandweervrijwilliger als werknemer. Het raakt de zzp’er directer. Het gaat daarbij om het verschil van de brandweeruurvergoeding en het gemiste declarabele uurtarief. Of dat dan meteen gecompenseerd moet worden, is de vraag. Geld lijkt niet altijd de beste intrinsieke motivator voor vrijwilligerswerk; integendeel zelfs. De komst van vrijwilligers met andere taken, verantwoordelijkheden en specialisaties zal hoe dan ook de vergoedingen ‘agenderen’. Dit in combinatie met de vraag naar compensatie vanuit de zzp’er roept de dieper liggende vraag op hoe de Brandweer in de toekomst om wil gaan met de vrijwilligersvergoedingen; ook in meer bredere zin. Daarom zal dit aspect niet verder meegenomen worden in deze nota maar worden meegegeven aan de partners in de Brandweerkamer. De werkgevers hebben de afgelopen jaren de reguliere contacten met de brandweerorganisatie zien verminderen. Dit kan een gevolg zijn van de regionalisering, immers de lokale binding is daardoor voor een deel verdwenen. Het kan ook andere redenen hebben maar de vergelijking tussen de verschillende onderzoeken geeft hier geen antwoord op. De Brandweer is aan zet; immers het primaire belang ligt bij deze organisatie. Werkgevers, kleine zelfstandigen en zzp’ers zijn vaak verenigd in lokale ondernemingskringen en ook de brandweervrijwilligers zijn lokaal ingebed. Het ligt niet voor de hand dit vanaf ‘veraf’ te organiseren. De behoeften en de mogelijkheden liggen lokaal. Een lokale aanpak met regionale ondersteuning en landelijke regie op beeldvorming en afstemming met andere vrijwilligersorganisaties binnen de overheid, lijkt de succesformule. De lokale brandweerpost kan ook als ‘focal point’ dienen voor werkgevers, kleine zelfstandigen en zzp’ers. Regionaal ondersteund met faciliteiten en landelijk met beeldvorming en afstemming. Immers de ‘Visie Vrijwilligheid 2020’ heeft de zelfstandige brandweerpost hoog op de brandweeragenda geplaatst. Enerzijds om de verbinding met de lokale samenlevingen te versterken en anderzijds om de vrijwilligers, inwoners en burgers van dat dorp, die stad of wijk meer bij de Brandweer te betrekken. De intrinsieke erkenning en waardering in het kader van maatschappelijke lokale betrokken- en verbondenheid kunnen daar als ‘zachtere’ rondvoorwaarde worden ingevuld. Dit zou naadloos op elkaar aansluiten. De ‘harde’ randvoorwaarden vanuit de werkgever, de kleine zelfstandige en de zzp’er dienen (opnieuw) tegen het licht gehouden te worden. Belangrijke onderwerpen zijn productieverlies en inkomensderving in geval van ongeval en beroepsziekte. Daarbij lijkt een landelijke aanpak waarbij de 25 regio’s de handen ineen slaan, de beste garantie voor een uniforme afhandeling.
Pagina 7 van 8
Er is geen landelijke aanpak en platform met werkgeversorganisaties te zijn om de wederzijdse voordelen met elkaar te bespreken, de regie te voeren op landelijke communicatie, beeldvorming en promotie en het bespreken van (sociaaleconomische) knelpunten tot een oplossingsrichting te brengen. Daardoor kunnen de wederzijdse voordelen van samenwerkingsverbanden met andere overheidsvrijwilligers in het domein van de veiligheid, waarbinnen parallelle ontwikkelingen plaatsvinden en gelijksoortige vraagstukken spelen, niet worden benut. Er moet echter winst te behalen zijn met een gezamenlijke aanpak van kennisvergroting over vrijwilligerswerk, werving (vissen in dezelfde vijver), vrijwaring en organisatie; het zijn immers vrijwilligers bij diezelfde overheid. Hoofdstuk 5 Consultatieronde De conceptnota is in de brandweersector ter consultatie aangeboden. Dat is gedaan door een webenquête. Deze is verzonden aan specifieke doelgroepen zoals Netwerk P&O, Netwerk Vrijwilligheid, Raad Brandweercommandanten, vrijwilligers in de categorie van werkgevers, zzp’er, kleine zelfstandigen en vrijwilligers in loondienst. De resultaten waren op hoofdlijnen als volgt…….. Hoofdstuk 6 Aanbevelingen Om de werkgevers, kleine zelfstandigen en zzp-ers in de toekomst te stimuleren brandweervrijwilligers in dienst te houden, te nemen en zelf te worden, is het aan te bevelen om te komen tot 1.
de oprichting van een Landelijk Platform (door minister VenJ en Veiligheidsberaad) waarin de minister van Veiligheid en Justitie, het Veiligheidsberaad en de Raad Brandweercommandanten zitting hebben, de werkgeversorganisaties VNO-NCW en MKB Nederland en de Vereniging Platform Zelfstandige Ondernemers. Dit platform bevordert sociaaleconomische factoren voor werkgevers, kleine zelfstandigen en zzp-ers, landelijke uniforme voorlichting en beeldvorming. Het werkt daarbij samen met vergelijkbare overlegorganen zoals de Reservisten van Defensie en Politie Vrijwilligers van Veiligheid en Justitie.
2.
de instelling van lokaal overleg (door burgemeesters) met werkgevers, kleine zelfstandigen en zzp’ers onder leiding van de burgemeester en de lokale verantwoordelijke voor de brandweerpost. De landelijke richtlijn ‘Handleiding Relatiebeheer Vrijwillige Brandweer 2007’ dient hierop herzien en gebaseerd te worden.
3.
vrijwaring en landelijke afhandeling (door Raad Brandweercommandanten) van administratieve, juridische en financiële gevolgen bij ongeval en beroepsziekte voor werkgevers, kleine zelfstandigen, zzp’ers en de brandweervrijwilligers. Organiseer dit landelijk in plaats van dit in 25 regio’s te regelen; een en ander in analogie van de expertregio’s.
4.
onderzoek naar mogelijkheden voor een gezamenlijke aanpak met Defensie en Politie van kennisvergroting over vrijwaring en organisatie; het zijn immers allen vrijwilligers bij diezelfde overheid. Kom zo tot landelijke expertisevorming met uniforme afhandeling en ervaringsverdikking.
Hoofdstuk 7 Tot slot Het ‘voor niets uitrukken’ zou moeten verdwijnen! Een open deur maar ook in deze nota prominent aanwezig als een grote wens van alle betrokkenen! Er gebeurt al veel aan maar desondanks zou het echt sneller moeten. Het compenseren van gederfde inkomsten bij verlaten van het werk door zzp’ers zal als onderwerp worden doorgegeven aan de Raad Brandweercommandanten. Veel functionarissen van binnen en buiten de Brandweer waren bereid tijd te geven aan dit onderwerp in de afgelopen maanden. Dit heeft geleid tot deze nota die daarom ook op breed draagvlak kan rekenen. Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) dankt een ieder daarvoor hartelijk en hoopt op een spoedige verwezenlijking van de aanbevelingen.
Pagina 8 van 8