0226268nl
004
02.2011
Trilplaat
DPU 6555He
Handleiding
Fabrikant Wacker Neuson SE Preußenstraße 41 80809 München www.wackerneuson.com Tel.: +49-(0)89-354 02-0 Fax: +49-(0)89-354 02-390 Vertaling van de Duitstalige originele bedieningshandleiding
1 Voorwoord
1
Voorwoord In deze bedieningshandleiding staat informatie en worden procedures beschreven voor het veilig gebruik en onderhoud van het Wacker Neuson apparaat. Voor uw eigen veiligheid en om letsel te voorkomen moet u de veiligheidsvoorschriften goed doorlezen, zodat u ermee vertrouwd raakt en ze op ieder moment in acht kunt nemen. Deze bedieningshandleiding geeft geen informatie over omvangrijke onderhouds- of reparatiewerkzaamheden. Dergelijke werkzaamheden moeten door de Wacker Neuson service of door erkende deskundigen worden uitgevoerd. Bij de productie van het apparaat is veel waarde gehecht aan de veiligheid van de bediener. Ondeskundige bediening of onderhoud niet conform de voorschriften kunnen echter gevaar veroorzaken. Bediening en onderhoud van het Wacker Neuson apparaat moeten volgens de aanwijzingen in deze bedieningshandleiding worden uitgevoerd. Hierdoor is een storingsvrije werking en een hoge beschikbaarheid van het apparaat gegarandeerd. Defecte onderdelen van het apparaat moeten meteen worden vervangen! Bij vragen over de bediening of het onderhoud kunt u contact opnemen met uw contactpersoon bij Wacker Neuson. Alle rechten voorbehouden, in het bijzonder het recht van reproductie en verspreiding. Copyright 2011 Wacker Neuson SE Deze bedieningshandleiding mag uitsluitend met voorafgaande uitdrukkelijke en schriftelijke toestemming van Wacker Neuson worden gereproduceerd, bewerkt, gekopieerd of verspreid worden. Dit geldt ook voor delen ervan. Iedere reproductie, verspreiding of opslag op informatiedragers in welke vorm dan ook, zonder de toestemming van Wacker Neuson, is een overtreding van het geldende copyright en zal gerechtelijk worden vervolgd. Wij behouden ons uitdrukkelijk voor, technische wijzigingen uit te voeren voor de verbetering van onze apparaten of verhoging van de veiligheidsstandaard, ook zonder voorafgaande aankondiging.
3
Inhoudsopgave 1.
Technische Gegevens
21
2.
Transport naar de werkplek / Verdichten op hellingen
23
2.1 2.2
3.
Beschijving 3.1 3.2
4.
Max. toelaatbare schuine stand ..........................................................26 Functiebeschrijving ..............................................................................26
29
Starten .................................................................................................29 Mechanische oliedrukcontrole .............................................................30 Elektrostart ..........................................................................................32 Start met veiligheids-motorzwengel ....................................................34 Start bij kou .........................................................................................37 Starten met een hulpaccu ...................................................................39 Vooruit- en achteruitrijden ...................................................................40 Verdichten zonder hulpplaten ..............................................................40 Afzetten ...............................................................................................41
Onderhoud 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8
6.
26
Bediening 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9
5.
Transport naar de werkplek .................................................................23 Verdichten op hellingen .......................................................................25
42
Onderhoudsplan ..................................................................................42 Motorolie en oliefilter ...........................................................................43 Luchtfilter .............................................................................................45 Brandstofinstallatie ..............................................................................47 Accu ...................................................................................................49 Hydraulische besturing ........................................................................50 Trilmechanisme ...................................................................................51 V-snaar trilmechanisme ......................................................................53
Storing 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6
54
Voorwaartse verdichtingsnelheid te gering .........................................54 Achterwaartse verdichtingssnelheid te gering .....................................54 Geen verdichting achterwaarts ............................................................54 Verlies van hydraulische olie ...............................................................54 De laadcontrolelamp dooft niet ............................................................55 Motor wil niet starten ...........................................................................55
4
DPU
2 2.1
2 Veiligheid
Veiligheid Beginsel Stand van de techniek Het apparaat is vervaardigd op basis van de nieuwste stand van de techniek en de erkende veiligheidstechnische regelgeving. Desondanks kan ondeskundig gebruik gevaar opleveren voor lijf en leven van de gebruiker of derden of een negatieve invloed hebben op het apparaat en andere materiële zaken. Gebruik in overeenstemming met de bestemming Het apparaat mag uitsluitend voor de volgende doeleinden worden gebruikt:
Verdichten van de grond. Verdichten van asfalt. Intrillen van straatstenen.
Het apparaat mag niet voor de volgende doeleinden worden gebruikt:
Verdichten van zeer zware grond. Verdichten van bevroren grond. Verdichten van harde, niet-verdichtbare grond. Verdichten van grond met onvoldoende draagvermogen.
Tot het gebruik in overeenstemming met de bestemming hoort ook het in acht nemen van alle aanwijzingen in deze bedieningshandleiding, alsmede het in acht nemen van de voorgeschreven service- en onderhoudsaanwijzingen. Elke ander of verdergaand gebruik geldt als niet in overeenstemming zijnde met de bestemming. Voor hieruit resulterende schade vervallen de aansprakelijkheid en de garantie van de fabrikant. Het risico komt volledig voor rekening van de bediener.
Bedieningshandleiding
5
2 Veiligheid
DPU
Constructieve wijzigingen Voer in geen geval constructieve wijzigingen uit zonder schriftelijke toestemming van de fabrikant. U brengt daardoor uw veiligheid en die van andere personen in gevaar! Bovendien vervallen de aansprakelijkheid en de garantie van de fabrikant. Er is vooral sprake van constructieve wijzigingen in de volgende gevallen:
Openen van het apparaat en het permanent verwijderen van onderdelen, die van Wacker Neuson afkomstig zijn. Inbouwen van nieuwe onderdelen, die niet van Wacker Neuson afkomstig zijn of niet constructief of kwalitatief gelijkwaardig zijn aan originele onderdelen. Aanbouwen van toebehoren, dat niet van Wacker Neuson afkomstig is.
Reserveonderdelen die van Wacker Neuson afkomstig zijn kunt u zondermeer monteren. Toebehoren die voor uw apparaat verkrijgbaar zijn in het Wacker Neuson leverprogramma, kunt u zondermeer monteren. Volg daarbij de montagevoorschriften uit deze bedieningshandleiding. Voorwaarden voor bedrijf De storingsvrije en veilige werking van het apparaat hangt af van de volgende voorwaarden:
Vakkundig transport, opslag, opstelling. Zorgvuldige bediening. Zorgvuldig onderhoud.
Bediening Bedien het apparaat uitsluitend in overeenstemming met de bestemming en in technisch perfecte toestand. Bedien het apparaat uitsluitend bewust van de veiligheid en de gevaren terwijl alle veiligheidsvoorzieningen zijn aangebracht. Verander of omzeil de veiligheidsvoorzieningen niet. Controleer voorafgaand aan de werkzaamheden of de bedieningselementen en veiligheidsvoorzieningen naar behoren werken. Bedien het apparaat nooit in explosiegevaarlijke omgevingen. Toezicht Laat een draaiend apparaat nooit zonder toezicht!
6
Bedieningshandleiding
DPU
2 Veiligheid
Onderhoud Voor een storingsvrije en langdurige werking van het apparaat zijn regelmatige onderhoudswerkzaamheden vereist. Gebrekkig onderhoud vermindert de veiligheid van het apparaat.
Neem altijd de voorgeschreven onderhoudsintervallen in acht. Gebruik het apparaat niet wanneer onderhoud of reparatie noodzakelijk is.
Storingen Bij functiestoringen moet u het apparaat onmiddellijk uitschakelen en beveiligen. Verhelp storingen die de veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden onverwijld! Laat beschadigde of defecte componenten onmiddellijk vervangen! Verdere informatie vindt u in het hoofdstuk Storingen verhelpen. Reserveonderdelen, toebehoren Gebruik alleen reserveonderdelen van Wacker Neuson of onderdelen die gelijkwaardig zijn met de originele delen wat betreft constructie en kwaliteit. Gebruik alleen toebehoren van Wacker Neuson. Bij het niet opvolgen hiervan vervalt iedere aansprakelijkheid. Uitsluiting van aansprakelijkheid In de volgende gevallen wijst Wacker Neuson elke aansprakelijkheid voor persoonlijk letsel en materiële schade af:
Constructieve wijzigingen. Gebruik dat niet in overeenstemming is met de bestemming. Niet-naleven van deze bedieningshandleiding. Ondeskundige behandeling. Gebruik van reserveonderdelen, die niet van Wacker Neuson afkomstig zijn of niet constructief of kwalitatief gelijkwaardig zijn aan originele onderdelen. Gebruik van toebehoren, dat niet van Wacker Neuson afkomstig is.
Bedieningshandleiding Bewaar de bedieningshandleiding altijd binnen handbereik bij het apparaat of op de plaats waar het apparaat wordt gebruikt. Mocht u de bedieningshandleiding kwijtraken of nog een exemplaar nodig hebben, neem dan contact op met uw Wacker Neuson contactpersoon of download de bedieningshandleiding van het Internet (www.wackerneuson.com). Geef deze bedieningshandleiding aan elke andere bediener of volgende eigenaar van het apparaat.
Bedieningshandleiding
7
2 Veiligheid
DPU
Landspecifieke voorschriften Neem ook landspecifieke voorschriften, normen en richtlijnen voor ongevalspreventie en milieubescherming in acht, bijv. de omgang met gevaarlijke stoffen of het dragen van een persoonlijke beschermingsuitrusting. Vul deze bedieningshandleiding aan met verdere aanwijzingen voor het in acht nemen van bedrijfs-, overheids-, landelijke of algemene veiligheidsrichtlijnen. Bedieningselementen Houd de bedieningselementen van het apparaat altijd droog, schoon en vrij van vet en olie. Bedieningselementen, zoals bijv. aan/uitschakelaar, gashendels etc. mogen niet ongeloorloofd geâretteerd, gemanipuleerd of veranderd worden. Reiniging Houd het apparaat altijd schoon en reinig het na elk gebruik. Gebruik geen brandstoffen of oplosmiddelen. Explosiegevaar! Gebruik geen hogedrukreinigers. Indringend water kan het apparaat beschadigen. Bij elektrische apparaten bestaat ernstig verwondingsgevaar door elektrische schokken. Op schade controleren Controleer minstens één keer per dienst het uitgeschakelde apparaat op uiterlijk zichtbare schade en gebreken. Gebruik het apparaat niet wanneer er beschadigingen of gebreken zichtbaar zijn. Laat beschadigingen en gebreken onverwijld herstellen.
2.2
Kwalificatie van het bedieningspersoneel Kwalificatie van de bediener Het apparaat mag alleen door opgeleid personeel in werking gesteld en bediend worden. Bovendien gelden de volgende voorwaarden:
8
U bent minstens 18 jaar oud. U bent lichamelijk en geestelijk geschikt. U bent opgeleid voor het zelfstandig bedienen van het apparaat. U bent opgeleid in het gebruik in overeenstemming met de bestemming van het apparaat. U bent vertrouwd met de noodzakelijke veiligheidsinrichtingen. U bent bevoegd om apparaten en systemen volgens de normen van de veiligheidstechniek zelfstandig in bedrijf te stellen. U moet door de ondernemer of exploitant zijn aangewezen voor het zelfstandig werken met het apparaat.
Bedieningshandleiding
DPU
2 Veiligheid
Foutieve bediening Bij foutieve bediening, misbruik of bediening door ongeschoold personeel dreigt er gevaar voor de gezondheid van de bediener of derden en voor het apparaat of andere materiële zaken. Plichten van de exploitant De exploitant moet de bedieningshandleiding beschikbaar stellen aan de bediener en zich ervan vergewissen dat de bediener deze heeft gelezen en begrepen. Aanbevelingen voor het werk Volg a.u.b. de volgende aanbevelingen op:
2.3
Werk uitsluitend in een goede lichamelijke toestand. Werk geconcentreerd, vooral tegen het einde van de werktijd. Werk niet met het apparaat als u moe bent. Voer alle werkzaamheden rustig, behoedzaam en voorzichtig uit. Werk nooit onder invloed van alcohol, drugs of medicijnen. Uw zichtvermogen, uw reactievermogen en uw oordeelsvermogen kunnen hierdoor worden belemmerd. Werk zodanig dat geen schade voor derden ontstaat. Zorg ervoor dat zich geen personen of dieren in de gevarenzone bevinden.
Beschermuitrusting Werkkleding De kleding moet doelmatig zijn, d.w.z. nauwsluitend maar niet hinderlijk zijn. Draag in principe op bouwplaatsen geen lang los haar, losse kleding of sieraden inclusief ringen. Er bestaat gevaar voor letsel, bijv. door blijven hangen of naar binnen trekken door bewegende onderdelen van apparaten. Draag alleen moeilijk ontvlambare werkkleding. Persoonlijke veiligheidsuitrusting Gebruik een persoonlijke veiligheidsuitrusting om letsel en schade voor de gezondheid te voorkomen:
Veiligheidsschoenen. Werkhandschoenen van stevig materiaal. Werkpak van stevig materiaal. Veiligheidshelm. Hoorbescherming.
Bedieningshandleiding
9
2 Veiligheid
DPU
Hoorbescherming Bij dit apparaat is overschrijding van de landelijk geldende toegestane geluidslimiet (persoonsgerelateerd beoordelingsniveau) mogelijk. Daarom moet u in bepaalde gevallen gehoorbescherming dragen. De exacte waarde vindt u in het hoofdstuk Technische gegevens. Werk met gehoorbescherming bijzonder aandachtig en voorzichtig omdat u geluiden, bijv. geroep of signaaltonen slechts beperkt kunt waarnemen. Wacker Neuson raadt aan altijd gehoorbescherming te dragen.
2.4
Transport Apparaat uitschakelen Schakel het apparaat voor het transport uit en laat de motor afkoelen. Dissel in transportstand Breng voor het transport de dissel in de transportstand. Vergrendel daarbij de dissel in de disselhouder. Voorschriften voor het transport van gevaarlijke stoffen in acht nemen Neem de voorschriften voor het transport van gevaarlijke goederen voor het transportmiddel en de nationale veiligheidsrichtlijnen in acht. Optillen Voor het optillen van het apparaat dient u de volgende aanwijzingen in acht te nemen:
10
Duid een deskundige seingever aan om de machine op te tillen. U moet de seingever kunnen zien of horen. Gebruik alleen geschikte en gekeurde hijswerktuigen, bevestigingsmiddelen en lastopneeminrichtingen met voldoende draagvermogen. Gebruik alleen bevestigingspunten, zoals beschreven in de bedieningshandleiding. Beveilig het apparaat op een betrouwbare manier aan het hijswerktuig. Zorg ervoor, dat zich geen personen in de directe nabijheid van of onder het apparaat bevinden. Ga niet op het apparaat staan.
Bedieningshandleiding
DPU
2 Veiligheid
Verladen Opritten moeten voldoende draagkracht hebben en stabiel zijn. Zorg ervoor dat er geen personen door het omkantelen, vallen of wegglijden van de apparaten door het omhoog of naar beneden slingeren van apparaatdelen gevaar lopen. Breng bedieningsdelen en bewegende componenten in transportstand. Beveilig het apparaat tegen het omkantelen, vallen of wegglijden met sjorbanden. Gebruik hiervoor alleen bevestigingspunten, zoals beschreven in de bedieningshandleiding. Transportvoertuig Gebruik uitsluitend geschikte transportvoertuigen met een voldoende draagvermogen en geschikte bevestigingspunten. Apparaat transporteren Beveilig het apparaat op het transportmiddel tegen omkantelen, vallen of wegglijden. Gebruik uitsluitend de in de bedieningshandleiding aangegeven bevestigingspunten. Let ook op landspecifieke voorschriften, normen en richtlijnen. Herinbedrijfname Monteer en bevestig voorafgaand aan de herinbedrijfname apparaten, apparaatonderdelen, toebehoren of gereedschappen die voor transportdoeleinden waren verwijderd. Ga uitsluitend volgens de bedieningshandleiding te werk.
2.5
Bedrijfsveiligheid Explosieve omgeving Bedien het apparaat nooit in explosiegevaarlijke omgevingen. Werkomgeving Maak u vertrouwd met de werkomgeving voordat u met de werkzaamheden begint. Daartoe behoren bijv. de volgende punten:
Obstakels in de werk- en verkeerszone. Draagvermogen van de bodem. Noodzakelijke afscherming van de bouwlocatie, vooral voor het openbare verkeer. Noodzakelijke afscherming van wanden en plafonds. Mogelijkheden voor hulp bij ongevallen.
Bedieningshandleiding
11
2 Veiligheid
DPU
Veiligheids in de werkomgeving Let vooral op de volgende punten wanneer u met het apparaat werkt:
Elektrische leidingen of buizen in de werkomgeving. Gasleidingen of waterleidingen in de werkomgeving.
Apparaat in bedrijf stellen Let op de veiligheids- en waarschuwingsaanwijzingen op het apparaat en in de bedieningshandleiding. Start nooit een apparaat dat moet worden onderhouden of gerepareerd. Start het apparaat volgens de bedieningshandleiding. Veilige stand Let er altijd op dat het apparaat stabiel staat en tijdens de bediening niet kan kantelen, wegrollen, wegglijden of vallen. Reglementaire bedienersplaats Verlaat de reglementaire bedienersplaats niet terwijl u het apparaat gebruikt. De reglementaire bedienersplaats bevindt zich achter de dissel van het apparaat. Gevarenzone verlaten Verwondingsgevaar door een bewegend apparaat of materialen die worden weggeslingerd. Zorg ervoor dat andere personen een minimale veiligheidsafstand van 2 m tot het apparaat aanhouden. Pas op voor bewegende onderdelen Houd handen, voeten en losse kleding op een afstand van beweeglijke of roterende onderdelen van het apparaat. Ernstig verwondingsgevaar door intrekken of beknellen. Apparaat uitschakelen Schakel in de volgende situaties de motor uit:
Voor pauzes. Als u het apparaat niet gebruikt.
Zet het apparaat zodanig neer dat het niet kan kantelen, vallen of wegglijden. Opslaglocatie Berg het afgekoelde apparaat na gebruik op een afgesloten, schone, vorstveilige en droge locatie op, die niet toegankelijk is voor kinderen.
12
Bedieningshandleiding
DPU
2 Veiligheid
Geen starthulpsprays gebruiken Brandgevaar door hoogontvlambare starthulpsprays. Gebruik geen starthulpsprays. Starthulpsprays zijn hoogontvlambaar en kunnen verkeerde ontstekingen en motorschade veroorzaken. Vibratiebelasting Bij internsief gebruik van apparaten die met de hand worden bediend, kan langetermijn-schade veroorzaakt door trillingen niet helemaal worden uitgesloten. Volg de geldende wettelijke bepalingen en richtlijnen om de vibratiebelasting zo laag mogelijk te houden. Informatie over de vibratiebelasting van apparaten vindt u in het hoofdstuk Technische gegevens.
2.6
Veiligheid bij de werking van trilplaten V-snaarbescherming Gebruik het apparaat nooit zonder V-snaarbescherming! Vrijlopende V-snaren en snaarschijven zijn gevaarlijk en kunnen ernstige verwondingen veroorzaken, bijv. doordat ze ingetrokken worden of door weggeslingerde onderdelen. Omvalgevaar Gebruik het apparaat zodanig dat er geen val- of omvalgevaar bestaat, bijv. aan randen en uitspringende gedeelten. Draagvermogen van de bodem Houd er rekening mee dat het draagvermogen van de te verdichten bodem of onderbouw door de trillingsinwerking sterk gereduceerd kan worden, bijv. in de buurt van hellingen. Tegen beknelling bescherming Stuur het apparaat zodanig dat u zich tegen beknelling tussen apparaat en hindernis beschermt. Kijk altijd in rijrichting! Aanwijzingen voor het verdichten op een helling Let bij het verdichten op geschikte oppervlakken (hellingen, taluds) op de volgende punten:
Sta op de helling altijd boven het apparaat. Rij hellingen alleen van onderen aan (een helling die men zonder probleem bergop aankan, is ook bergaf zonder gevaar). Sta niet in valrichting van het apparaat. Ernstig verwondingsgevaar door wegglijdend of kantelend apparaat.
Bedieningshandleiding
13
2 Veiligheid
DPU
Maximaal toegestane schuine stand niet overschrijden
Overschrijd de maximaal toegestane schuine stand niet (zie hoofdstuk Technische gegevens). Gebruik het apparaat alleen kortstondig in de maximaal toegestane schuine stand.
Als u de maximaal toegestane schuine stand overschrijdt, heeft dit een uitval van de motorsmering en hierdoor onvermijdelijk een defect van belangrijke motordelen tot gevolg. Gevolgen van de trilling controleren Verdichtingswerkzaamheden in de buurt van bouwwerken kunnen leiden tot schades aan gebouwen. Om die reden moet u de mogelijke gevolgen van trillingen op de omstaande gebouwen altijd controleren alvorens de werkzaamheden uit te voeren. Bij de beoordeling van de gevolgen van de trillingen moet u met name rekening houden met de volgende punten:
Trillingsgedrag, gevoeligheid en eigen frequenties van de omstaande gebouwen. Afstand van de gebouwen tot de trillingslocatie (= plaats waar het apparaat wordt gebruikt). De bodemgesteldheid.
Indien nodig moet u metingen uitvoeren om de trilsnelheid te bepalen. Neem ook de desbetreffende voorschriften en regels in acht, met name de norm DIN 4150-3. Bovendien moet de ondergrond beschikken over voldoende draagvermogen om de verdichtingsenergie op te nemen. Raadpleeg in geval van twijfel een deskundige (met als hoofdgebied grondmechanica) bij de beoordeling. Voor eventuele schades aan gebouwen is Wacker Neuson niet aansprakelijk.
2.7
Veiligheid bij de werking van verbrandingsmotoren Op schade controleren Controleer minstens een keer per ploeg de uitgeschakelde motor op ondichtheid en scheuren aan brandstofleiding, tank en tankdeksel. Gebruik het apparaat niet wanneer er beschadigingen of gebreken zichtbaar zijn. Laat beschadigingen en gebreken onverwijld herstellen.
14
Bedieningshandleiding
DPU
2 Veiligheid
Gevaren bij het gebruik Bij verbrandingsmotoren ontstaan gevaren vooral bij het gebruik en bij het tanken. Lees alle veiligheidsvoorschriften en neem deze in acht. Anders kan lichamelijk letsel of materiële schade ontstaan! In de buurt van gemorste brandstof of als u een brandstofgeur waarneemt, mag u de motor niet starten – explosiegevaar!
Verwijder het apparaat van zulke plaatsen. Verwijder onmiddellijk de gemorste brandstof!
Toerental niet wijzigen U mag het vooringestelde motortoerental niet veranderen, omdat dit tot motorschade kan leiden. Brand verhinderen In de directe omgeving van het apparaat is het werken met open vuur en roken verboden. Zorg ervoor dat er zich geen afval, zoals papier, droge bladeren of droog gras rond de uitlaatdemper kan verzamelen. Het afval zou kunnen ontbranden. Voorzorgsmaatregelen bij het tanken Neem bij het tanken den volgende veiligheidsrelevante aanwijzingen in acht:
Niet in de buurt van open vuur tanken. Niet roken. Voor het tanken de motor uitschakelen en laten afkoelen. In een goed geventileerde omgeving tanken. Brandstofbestendige veiligheidshandschoenen en bij spatgevaar veiligheidsbril en veiligheidskleding dragen. Brandstofdampen niet inademen. Huid en ogen niet in aanraking laten komen met brandstof. Voor het tanken zuivere vulhulpmiddelen gebruiken, bijv. een trechter. Brandstof niet morsen, vooral niet op hete delen. Gemorste brandstof meteen verwijderen. Juiste brandstofsoort gebruiken. Brandstof niet met andere vloeistoffen mengen. Tank slechts tot aan de maximummarkering vullen. Als er geen maximummarkering voorhanden is, de tank niet volledig vullen. Tankdeksel na het tanken goed afsluiten.
Bedieningshandleiding
15
2 Veiligheid
DPU
Gebruik in gesloten ruimtes In gesloten of gedeeltelijk gesloten ruimtes, zoals bijv. tunnels, gangen of diepe kuilen moet u voor voldoende ventilatie zorgen, bijv. met behulp van een sterke afzuigventilator. Vergiftigingsgevaar! Adem uitlaatgassen niet in, want deze bevatten giftig koolstofmonoxide, dat tot bewusteloosheid of de dood kan leiden. Pas op voor hete onderdelen Raak geen hete onderdelen aan zoals motorblok of uitlaatdemper tijdens de werking of kort erna. Deze onderdelen worden erg heet en kunnen verbrandingen veroorzaken. Motor reinigen Reinig de afgekoelde motor. Gebruik daarbij geen brandstoffen of oplosmiddelen. Explosiegevaar! Aanwijzingen m.b.t. de EPA-motor Voorzichtig Dit apparaat is voorzien van een EPA-gecertificeerde motor. Het veranderen van het toerental beïnvloedt de EPA-certificering en de emissie. Instellingen aan deze motor mogen uitsluitend door een vakman worden uitgevoerd. Neem voor nadere informatie contact op met de dichtstbijzijnde motor- of Wacker Neuson-contactpersoon. Gezondheidsgevaar door uitlaatgassen Waarschuwing De uitlaatgassen van deze motor bevatten chemicaliën waarvan de staat Californië weet dat ze kanker, afwijkingen bij de geboorte of andere schade bij voortplanting kunnen veroorzaken.
16
Bedieningshandleiding
DPU
2.8
2 Veiligheid
Veiligheid bij het gebruik van hydraulische apparaten Hydrauliekolie Hydraulische olie is schadelijk voor de gezondheid. Draag een veiligheidsbril en veiligheidshandschoenen bij de omgang met hydraulische olie. Vermijd direct huidcontact met hydraulische olie. Verwijder hydraulische olie onmiddellijk met water en zeep van de huid. Let erop dat er geen hydraulische olie in de ogen of in het lichaam komt. Consulteer onmiddellijk een arts als er hydraulische olie in de ogen of het lichaam is gekomen. Eet en drink niet tijdens de omgang met hydraulische olie. Let op uiterste reinheid. Verontreinigingen van de hydraulische olie door vuil of water kunnen voortijdige slijtage of uitval van het apparaat veroorzaken. Verwijder afgetapte en gemorste hydraulische olie volgens de geldende voorschriften voor de milieubescherming.
2.9
Onderhoud Onderhoudswerkzaamheden Verzorgings- en onderhoudswerkzaamheden mogen slechts worden uitgevoerd voor zover ze in deze bedieningshandleiding zijn beschreven. Alle andere werkzaamheden moeten worden uitgevoerd via de contactpersoon van Wacker Neuson. Verdere informatie vindt u in het hoofdstuk Onderhoud. Motor uitschakelen Voor onderhoudswerkzaamheden moet u de motor uitschakelen en laten afkoelen. Bij benzinemotoren moet u de bougiestekker aftrekken. Accu afklemmen Bij apparaten met elektrostarter moet u voor werkzaamheden aan elektrische delen de accu afklemmen. Alleen Wacker Neuson accu gebruiken Vervang een defecte accu uitsluitend door een accu van Wacker Neuson, zie hoofdstuk Technische gegevens. Alleen de accu van Wacker Neuson is trilvast en daardoor geschikt voor de hoge trilbelasting.
Bedieningshandleiding
17
2 Veiligheid
DPU
Werkzaamheden aan de accu Neem bij werkzaamheden aan de accu absoluut de volgende veiligheidsmaatregelen in acht:
Vuur, vonken en roken zijn bij de omgang met accu's verboden. Accu's bevatten bijtende zuren. Bij de omgang met accu's zuurbestendige veiligheidshandschoenen en veiligheidsbril dragen. Kortsluiting door verkeerde aansluiting of door overbrugging met gereedschap vermijden. Bij het afklemmen van de accu eerst de minpool afklemmen. Bij het aansluiten van de accu eerst de pluspool aanklemmen. Poolafdekkingen na het aansluiten van de accu opnieuw bevestigen.
Veiligheidsinrichtingen monteren Als een demontage van veiligheidsinrichtingen nodig was, dan moet u deze onmiddellijk na de onderhoudswerkzaamheden opnieuw monteren en controleren. Losgekomen schroefvebindingen altijd vastschroeven en hierbij de voorgeschreven aanhaalmomenten in acht nemen. Veilige omgang met bedrijfsstoffen Neem bij de omgang met bedrijfsstoffen, zoals bijv. brandstoffen, oliën, vetten, koelmiddelen etc. de volgende punten in acht:
18
Draag altijd een persoonlijke veiligheidsuitrusting. Vermijd huid- of oogcontact met bedrijfsstoffen. Bedrijfsstoffen niet inademen of inslikken. Vermijd vooral contact met hete bedrijfsstoffen. Verbrandingsgevaar. Verwijder vervangen en gemorste bedrijfsstoffen volgens de geldende voorschriften voor de milieubescherming. Als bedrijfsstoffen uit het apparaat lekken, het apparaat niet meer gebruiken en onmiddellijk door de Wacker Neuson contactpersoon laten repareren.
Bedieningshandleiding
DPU
Veiligheids- en aanwijsstickers Er bevinden zich stickers op het apparaat die belangrijke aanwijzingen en veiligheidsinstructies bevatten.
Houd alle stickers in leesbare toestand. Vervang ontbrekende of niet leesbare stickers. De artikelnummers van de stickers vindt u in de catalogus met reserveonderdelen.
Pos.
Sticker
Beschrijving
1
Gebruik een persoonlijke veiligheidsuitrusting om letsel en schade voor de gezondheid te voorkomen: Hoorbescherming. Lees de bedieningshandleiding vóór ingebruikneming.
2 0216633
0219175
2.10
2 Veiligheid
3
Het vallende apparaat kan zwaar letsel veroorzaken, bijv. door pletten. f Apparaat alleen aan de centrale ophanging met gekeurd hijsgereedschap en bevestigingsmiddel (veiligheidslasthaak) optillen. f Til het apparaat niet op met een graafschop aan de centrale ophanging. f Til het apparaat niet op met een vorkheftruck aan de centrale ophanging. Gegarandeerd geluidsvermogenniveau.
Bedieningshandleiding
19
2 Veiligheid
DPU
4
Sticker
Beschrijving Start-stop
0219259
Pos.
5
Het vallende apparaat kan zwaar letsel veroorzaken, bijv. door pletten. f Apparaat niet aan de stuurbeugel of dissel optillen.
0220000
6
DPU 45.., DPU 55..
Waarschuwing Lichaamsdelen kunnen door draaiende motoronderdelen bekneld raken of afgetrokken worden. f Niet in de opening voor de aandraaislinger grijpen.
7
Amerikaanse apparaten
Waarschuwing
WARNING WARNUNG ADVERTENCIA 0219261 ADVERTISSEMENT
0219176
20
Bedieningshandleiding
Technische Gegevens 1.
Technische Gegevens
DPU 6555He Artikelnr. Lengte x breedte x hoogte Bedrijfsgewicht Verplaatsing vooruit Capaciteit
0610354
0610357
1706 x 714 x 1175
mm:
481
kg: m/min: m2/h:
Krachtoverbrenging
DPU 6555Heap
487
0610356 1706 x 860 x 1175 510
28
27
1200
1402
Door aandrijfmotor via automatische centrifugaalkoppeling en V-snaar op het trilmechanisme
Onbalans Trillingen Centrifugaalkracht
69
Hz:
65
kN:
Universele olie Hoeveelheid olie
Fuchs Titan Unic 10W40 MC (SAE 10W40) 0,75
l:
Luchtgekoelde ééncilinder-viertakt- dieselmotor met elektrostart
Aaandrijfmotor Cilinderinhoud Nominale vermogen (*) Bij toerental Werktoerental Toerental zonder last
667
cm3:
9,6
kW: min-1:
2800
min-1:
3050
min-1:
3190
Olie Hoeveelheid olie
Fuchs Titan Unic 10W40 MC (SAE 10W40) 1,9
l:
Brandstof
TD00693NL.fm
Diesel
21
Technische Gegevens DPU 6555He Brandstofverbruik Tankinhoud
DPU 6555Heap 1,9
l/h:
7,0
l:
Elektrisch systeem Accu
Speciale Wacker Neuson-accu voor trilplaten 12 V - 55 Ah
Dynamo
draaistroomgenerator met elektrische regelaar en gelijkrichter
Laadstroom max. Laadspanning
A:
26
V:
14
Startmotor Gelijkspanning
Rondsel-aanzetter 12
V:
Hydraulische besturing Fuchs Renolin MR 520
Olie Hoeveelheid olie
0,4
l:
Geluidsdrukniveau bij de bedieningsplaats
97 dB(A)
L : PA De geëvalueerde effectieve versnellingswaarde, berekend conform EN ISO 5349 m/s2: Onveiligheid K
3,6
1,0
m/s2:
(*) Voldoet aan het geïnstalleerde nuttige vermogen conform de richtlijn 2000/14/EG.
TD00693NL.fm
22
Transport naar de werkplek / Verdichten op hellingen 2.
Transport naar de werkplek / Verdichten op hellingen Waarschuwing Ondeskundige bediening kan resulteren in letsel of zware materiële schade. ∗
2.1
Lees alle veiligheidsvoorschriften aan het begin van deze bedieningshandleiding en volg ze op, zie hoofdstuk Veiligheidsvoorschriften.
Transport naar de werkplek
Gevaar Brand- en explosiegevaar door brandstof! Lekkende brandstof kan vlam vatten en zware verbrandingen veroorzaken. ∗
Apparaat rechtop optillen en transporteren.
Voorwaarden: ∗
Gebruik voor het transport van de trilplaat alleen geschikte hefwerktuigen met een minimale draaglast, zie Technische gegevens.
∗
Tijdens transport altijd de motor uitzetten! Aanwijzing Wij adviseren u om voorafgaand aan transport de brandstoftank te legen en de carburateur leeg te rijden. Brandstof kan weglekken, bijv. wanneer het apparaat omkantelt.
∗
Dissel verticaal zetten en laten vastklikken. Waarschuwing Gevaar door vallen! Het vallende apparaat kan zwaar letsel veroorzaken, bijv. door pletten.
T01002NL.fm
∗
Uitsluitend geschikte en geteste hefmiddelen en hefhulpstukken (veiligheidslasthaken) met voldoende draagkracht gebruiken.
∗
Apparaat afdoende aan het hefmiddel vastmaken.
23
Transport naar de werkplek / Verdichten op hellingen
T01002NL.fm
∗
Geëigende hijsmiddelen bevestigen op het daartoe bestemde centrale hijsoog (16). Het centrale hijsoog bevindt zich precies boven het zwaartepunt van de machine maar kan bij gebruik daar waar de bouwhoogte te laag is naar achter (18) verplaatst worden (aantrekmoment = 85 Nm).
∗
Bij tranposrt op het laadvlak van een voertuig de trilplaat aan de ogen (17) vastsjorren.
24
Transport naar de werkplek / Verdichten op hellingen 2.2
Verdichten op hellingen
2.2.1
Bodemgesteldheid De maximale materiaalhoogte hangt af van een aantal factoren van de bodemgesteldheid, zoals vochtigheid, korrel (grootte) verdeling, enz. Het is derhalve niet mogelijk, hierover een exacte opgave te doen. Advies: Van geval tot geval de max. materiaalhoogte via verdichtingsproeven en grondmonsters bepalen.
2.2.2
Verdichten op hellingen De volgende punten verdienen bij het verdichten op aflopend terein (hellingen, taluds) aandacht:
∗
Hellingen alleen van beneden naar boven nemen (een steiging, die zonder problemen heuvelopwaarts genomen wordt, levert ook heuvelafwaarts geen gevaar op).
∗
De machinist mag nooit in de valrichting staan.
∗
Max. schuine stand van 25o niet overschrijden. Overschrijding van deze schuine stand zou uitschakeling van de motor op grond van het olieuitschakelmechanisme tot gevolg hebben. Herstarten kan alleen na een eenmalige bediening van de klephendel aan het oliefilterhuis plaatsvinden.
Goed !
T01002NL.fm
Fout !
25
Beschijving 3.
Beschijving 3.1
Max. toelaatbare schuine stand
3.2
Functiebeschrijving
3.2.1
T01005NL.fm
De voor het verdichten benodigde trilling wordt door de met de onderamssa (5) vast verbonden onbalans (13) opgewekt. Deze onbalans (13) is uitgevoerd als centraal-triller met gerichte trillingen. Een dergelijk principe maakt wijziging van de trillingsrichting mogelijk via het verstellen van de excentrieken (15). Op die wijze is een traploze overgang tussen trillen met naar voren, met horizontaal en met achteruit geplaatste excentrieken mogelijk. Geregeld wordt deze verstelling via de schakelhandel (6) op de disselkop (7).
26
Beschijving
Voorwaarts
Stand
Achterwaarts
3.2.2
De op de bovenmassa (4) bevestigde aandrijfmotor (1) drijft het trilmechanisme (13) aan. Het koppel wordt via de centrifugaalkoppeling (11) en de V-snaar van het trilmechanisme (12) zonder krachtverlies op het trilmechanisme overgedragen.
3.2.3
De centrifugaalkoppeling (11) onderbreekt bij laag motortoerental de krachtoverdracht op het trilmechanisme (13) en bewerkstelligt op de manier een ongestoorde vrijloop van de aandrijfmotor (1).
3.2.4
De met de centtrifugaalkoppeling (11) gecombineerde zelfinstellende V-snaar-poelie (10) zorgt tijdens bedrijf voor een optimale spanning van de V-snaar van het trilmechanisme (12) en voor de ontlasting van deze V-snaar (12) tijdens het verplaatsen resp. transporteren van de machine.
3.2.5
Bovendien past de zelfinstellende V-snaar-poelie (10) zich al naar gelang de slijtage op de V-snaar-zijvlakken automatisch aan en zorgt voor een volledig onderhoudsvrije aandrijving van de motor (1) naar het trilmechanisme (13) (Zie het hoofdstuk Opwek-V-snaar).
3.2.6
Het toerental van de aandrijfmotor (1) kan via de gasregulateur (8) op afstand traploos gevarieerd worden. Boven- (4) en ondermassa (5) zijn via trillingsdempende rubberen bufferschijven (14) met elkaar verbonden. Deze demping verhindert de overdracht van extreem hoge freqenties op de bovenmassa (4). Daardoor blijft de werking van de aandrijfmotor (1) ondanks de hoge verdichtingscapaciteit gegarandeerd. De aandrijfmotor (1) wordt middels een tegen terugslag beveiligde krukslinger gestart.
3.2.7
T01005NL.fm
Ter vergemakkelijking van de startprocedure (bij strenge vorst, bij handmatige start) beschikt de aandrijfmotor (1) over een automatisch decompressiemechanisme (2). Dit bewerkstelligt een zeer geringe compressie bij het aandraaien, die na enkele rotaties constant toeneemt, en schakelt vervolgens op volle compressie over.
27
Beschijving
T01005NL.fm
28
Bediening 4.
Bediening Waarschuwing Ondeskundige bediening kan resulteren in letsel of zware materiële schade. ∗
4.1
Lees alle veiligheidsvoorschriften aan het begin van deze bedieningshandleiding en volg ze op, zie hoofdstuk Veiligheidsvoorschriften.
Starten
4.1.1
Voorwaarden om te starten: Motorolie: Oliepijl met pijlstok (19) controleren, zo nodig (zie Technische gegevens) bijvullen via de vulsteun (21). Bij de controle van het oliepeil moet de machine horizontaal staan en zijn uitgeschakeld.
Brandstof: Bij het vullen van dieselolie in de brandstofvulbuis (20) uiterst zorgvuldig te werk gaan. Verontreinigingen in de brandstof kunnen leiden tot bedrijfsstoringen in de brandstofinjectiepomp en voortijdige verstopping van het brandstoffilter. Tank alleen bij met uitgeschakelde motor. Tank nooit in de buurt van vlammen of ontvlambare vonken bij, niet roken. Gebruik alleen zuivere brandstof en schone vulvaten. Mors geen brandstof.
T01006NL.fm
29
Bediening
4.2
Mechanische oliedrukcontrole
d
Een activering van de mechanische oliedrukcontrole is noodzakelijk: ∗
bij voor het eerst vullen resp. bij drooggelopen brandstofreservoir.
∗
bij automatische uitschakeling van de motor vanwege onvoldoende smeerolietoevoer.
∗
na vrijdraaien bij lage temperaturen. 1. Vul brandstof bij. 2. Controleer motoroliepeil. 3. Druk hendel "d" ca. 5 seconden in om te activeren. 4. Controleer motor op dichtheid. 5. Start de motor. Ondanks deze oliedrukcontrole dient het oliepeil om de 8 - 15 bedrijfsuren gecontroleerd te worden.
T01006NL.fm
30
Bediening Waarschuwing* Vergiftigingsgevaar door uitlaatgassen! Uitlaatgassen bevatten giftig koolmonoxide, dat bewusteloosheid of de dood tot gevolg kan hebben.
T01006NL.fm
∗
Onderhoudswerkzaamheden uitvoeren bij uitgeschakelde motor!
∗
Voor het starten dienen te worden gewaarborgd dat niemand zich in de gevarenzonde van de vibratieplaat bevindt en dat alle veiligheidsvoorzieningen zijn aangebracht.
*
Gebruik nooit starthulp-sprays.
31
Bediening 4.3
Elektrostart
1. Draai de gas-regelhendel (8) in de gasstand 1/2 – 3/4. 2. De decompressiehendel (2) blijft in de stand „e“.
f
e
3. Steek de sleutel in het contactslot (25) en draai deze naar rechts in de bedrijfsstand (laadcontrolelamp (27) brandt, signaalgever klikt). Druk op de startknop (26) en houd deze zo lang vast totdat de motor loopt.
T01006NL.fm
32
Bediening Bij herhaling van het starten wachten tot de motor stilstaat. 4. Onmiddellijk na de start moet de laadcontrolelamp (27) doven en de signaalgever verstommen. Zet bij evt. onregelmatigheden de motor direct af. Lokaliseer de storing en hef deze op. Bij een opstarten van de motor begint deze te trillen.
Aanwijzing: motor loopt.
Automatische decompressie niet inschakelen wanneer
5. Breng de motor op het maximale toerental en controleer de onderhoudsweergave van het luchtfilter (zie ook hoofdstuk "Onderhoud"), reinig evt. het drogeluchtfilter. LET OP Verkeerde bediening kan de decompressiehendel beschadigen. Als de motor niet start, voor een nieuwe startpoging als volgt te werk gaan: 1. Decompressiehendel volledig naar onderen drukken en pas daarna naar boven trekken. 2. Motor opnieuw starten.
T01006NL.fm
33
Bediening 4.4
Start met veiligheids-motorzwengel
1. Draai de gas-regelhendel (8) in de gasstand 1/2 – 3/4. 2. Draai de decompressiehendel (2) tot aan de aanslag „f“. In deze stand klikt de decompressie-automatische eenheid hoorbaar in en de motor is startklaar.
f
e
3. Steek de sleutel in het contactslot (25) en draai deze naar rechts in de bedrijfsstand (laadcontrolelamp (27) brandt, signaalgever klikt).
4. Controleer de veiligheidsmotorzwengel of deze in een goede staat en schoon is. Vervang gebroken grijpstang, versleten aanzetbout etc.! Vet het glijbereik tussen de veiligheidsmotorzwengel en de geleidingshuls (in de beschermkap) licht in.
T01006NL.fm
34
Bediening *
Aan de zijkant van de motor plaatsen.
* Pak de grijpstang (h) altijd met beide handen vast.
* Draai de veiligheidsmotorzwengel (24) eerst langzaam (linksom), totdat de hendel inklikt. Draai dan krachtig met een oplopende snelheid. Als de decompressiehendel in stand „e“ (compressie) inklikt, moet een zo hoog mogelijk snelheid zijn bereikt. Trek zodra de motor is gestart de veiligheidsmotorzwengel uit de beschermkap. De verbinding door wrijvingskracht tussen de motor en de veiligheidsmotorzwengel moet door het draaizeker vasthouden van de grijpstang en door vlot te draaien gewaarborgd zijn en mag tijdens het starten in geen geval worden onderbroken.
T01006NL.fm
35
Bediening Als er tijdens het starten door het bedeesde aandraaien een terugslag optreedt, dan wordt via de grijpstang op basis van het korte terugdraaien de verbinding krukarm (g) - aanzetklauw (i) ontkoppeld. * Laat, als de motor na een terugslag in de tegengestelde richting start (rook uit het luchtfilter), de veiligheidsmotorzwengel direct los en zet de motor af. Bij herhaling van het starten wachten tot de motor stilstaat.
i
g
h
5. Onmiddellijk na de start moet de laadcontrolelamp (27) doven en de signaalgever verstommen. Zet bij evt. onregelmatigheden de motor direct af. Lokaliseer de storing en hef deze op. Bij een opstarten van de motor begint deze te trillen.
Aanwijzing: Automatische decompressie niet inschakelen wanneer motor loopt.
6. Breng de motor op het maximale toerental en controleer de onderhoudsweergave van het luchtfilter (zie ook hoofdstuk "Onderhoud"), reinig evt. het drogeluchtfilter. T01006NL.fm
36
Bediening 4.5
Start bij kou
Laat bij temperaturen onder ca. –5 °C de motor in principe warm draaien. 1. Draai de gas-regelhendel (8) in de stand "vol gas".
2. Breng de decompressiehendel in een willekeurige stand voor de startpositie „f“. 3. Draai de motor met veiligheidsmotorzwengel (24) zo lang door (linksom), totdat hij merkbaar lichter gaat draaien (10-20 slingerdraaiingen). 4. Druk ca. 5 seconden op stift „d“. f
d
e
T01006NL.fm
37
Bediening 5. Verwijder het vuil in het bereik van het deksel van de doseerinrichting en trek het deksel eraf.
6. Vul de behuizing met dunvloeibare smeerolie tot aan de bovenste rand. Plaats het deksel erop en druk deze krachtig erin. Er zijn precies twee vullingen na elkaar nodig. 7. Draai de decompressiehendel tot aan de aanslag „f“. 8. Start de motor dan direct: per elektrostart resp. met de veiligheidsmotorzwengel.
T01006NL.fm
38
Bediening 4.6
Starten met een hulpaccu 4.6.1
Voorwaarden voor de startkabel:
∗
Kabeldiameter ten minste 16 mm2.
∗
Volledig in kunststof geïsoleerde klemtangen. Er mogen alleen 12 V-accu’s worden aangesloten. Bij het gebruik van bijv. vrachtwagenaccu’s van 24 V explodeert de boordaccu! Het gebruik van startspray is verboden! Donoraccu
4.6.2
Bij een externe start m.b.v. een externe accu moet de onderstaande aansluitvolgorde worden aangehouden: 1. Rode startkabel met een klemtang op de pluspool (1) van de lege accu klemmen. 2. De andere klemtang van de rode startkabel met de pluspool (2) van de donoraccu verbinden. 3. De zwarte startkabel met een klemtang op de minpool (3) van de donoraccu klemmen. 4. De andere klemtang van de zwarte startkabel op massa (4) van het apparaat, bijv. het motorblok, aansluiten.
T01006NL.fm
4.6.3
De motor starten (max. 15 seconden) en laten draaien.
4.6.4
Het loskoppelen gebeurt in omgekeerde volgorde, d.w.z. eerst de zwarte startkabel losmaken en daarna pas de rode.
39
Bediening
4.7
Vooruit- en achteruitrijden
Het motortoerental kan met de gashandel traploos geregeld worden. De rijrichting wordt bepaald via de schakelstang (6). Al naar gelang de stand van de schakelstang (6) verdicht de trilplaat in de standen voorwaarts, stand en achterwaarts. Via tussenposities van de schakelstang (6) kunnen de voor- en achterwaartse verdichtingssnelheden gevarieerd worden, daarnaast is extreem intensief verdichten in de standpositie mogelijk.
Voorwaarts
4.8
Stand
Achterwaarts
Verdichten zonder hulpplaten
Wordt de trilplaat zonder hulpplaten bedreven dienen de schroeven (8 stuks) in de daarvoor bestemde schrofgaten van de ondermassa te worden geschroefd, teneinde beschadigingen aan de schroefdraden te voorkomen.
T01006NL.fm
40
Bediening 4.9
Afzetten
Nooit de motor via de automatische decompressie (2) uitschakelen, omdat dit onherroepelijk tot beschadiging van de ventielaandrijving en het decompressiemechanisme leidt. 1. Gashandel (8) geheel terugdraaien.
2. Breng nadat de motor tot stilstand is gebracht, de sleutel in de stopstand en haal deze eruit, het controlelampje (27) dooft en de signaalgever verstomt.
T01006NL.fm
41
Onderhoud 5.
Onderhoud Waarschuwing* Vergiftigingsgevaar door uitlaatgassen! Uitlaatgassen bevatten giftig koolmonoxide, dat bewusteloosheid of de dood tot gevolg kan hebben. ∗
5.1
Onderhoudswerkzaamheden uitvoeren bij uitgeschakelde motor!
Onderhoudsplan Onderdeel
Onderhoud
Aandrijfmotor
Eerste olie- en oliefiltervervanging.
Machine compl.
Visuele controle op volledigheid en beschadigingen.
Luchtfilter
Controleer aanzuigbereik van de verbrandingslucht en de luchtfilter-onderhoudsweergave.
Aandrijfmotor
Oliepeil controleren, evt. bijvullen.
Disselhoogteinstelling transportborging
Invetten.
Brandstoftank
Controleer waterafscheider.
V-snaar
V-snaar controleren, evt. verwisselen.
Serviceinterval 25 h na eerste ingebruikneming
dagelijks
wekelijks
Beschermframe Bouten op vastheid inspecteren.
maandelijks
Centrale ophanging Disselkop
Oliepeil controleren - bijvullen indien noodzakelijk.
Onbalans
Olieverversing.
Aandrijfmotor
Oliewissel. Oliefilter verwisselen. Koelribben schoon houden, droog reinigen. Alle zichtbara boutverbindingen vast draaien.
elke 250 h, of uiterlyk halfjaalijks
om de 250 h
Accu
Zuurpeil controleren, evt. gedestilleerd water bijvullen.
Brandstoffilter
Filter verwisselen.
Luchtfilter
Vervang het filterpatroon.
Inspuitstuk
Schoonmaken, evt. instellen, repareren of vervangen.
om de 1500 h
Inspuitklep
Schoonmaken, instellen, evt. repareren.
om de 3000 h
om de 500 h
T01007NL.fm
42
Onderhoud 5.2
Motorolie en oliefilter 5.2.1 ∗
Oliepeil controleren: Verwijder vuil in het bereik van de oliepeilstok. Oliepeil op de meetstok (19) aflezen. Bij de oliepeilcontrole moet de machine horizontaal staan en zijn afgezet.
∗
Bij te lage oliestand olie (zie technische specificaties) bijvullen via de vulbuis.
∗
Neem de max. markering op de oliepeilstok in acht!
5.2.2
Olie en oliefilter vervangen: Aanwijzing Het werkvlak moet zijn voorzien van een waterdichte folie ter bescherming van de bodem (milieubescherming). 1. Laat de motor warmlopen. 2. Demonteer de frontplaat. 3. Demonteer de olieslang van de houder (SW 19) en til de machine achter iets op. Kans op verbrandingen door hete olie! Vang oude olie op en verwerk deze volgens de wettelijke voorschriften.
T01007NL.fm
43
Onderhoud 4. Laat de olie volledig afvloeien, til evt. de machine achter iets op.. Vervang het oliefilter. 5. Vervang het oliefilter.
k
6. Reinig voorzichtig het zeefinzetstuk, zodat het draadwerk niet wordt verbogen. Veeg de sluitdop schoon of blaas deze met perslucht schoon. Let op de "TOP"-markering op het oliefilter!
7. Controleer de o-ring „k“ en vervang deze evt. 8. Maak de schroefdraad en de o-ring vochtig met smeermiddel. 9. Olieslang op de houder monteren. 10.Vul de motorolie bij tot aan de max. marketing op de oliepeilstok. 11.Controleer na een kort proefdraaien het oliepeil nogmaals en vul indien nodig bij. 12. Controleer de sluitdop bij de oliefiltercarter op dichtheid. 13. Monteer de frontplaat weer.
T01007NL.fm
44
Onderhoud 5.3
Luchtfilter
5.3.1
Luchtfilter controleren:
∗
Controleer de luchtinlaatopeningen op sterke vervuiling, zoals bladeren, sterke verzameling van stof etc., reinig evt.
∗
Controleer de stofuitlaatopening (l) bij de cycloon voorafscheider of deze niet verstopt is, reinig evt
∗
Luchtfilter-onderhoudsweergave: breng de motor kort op het maximale toerental. Als de rubberen balg daarbij samentrekt en het groene veld (m) bedekt, moet de luchtfilterinrichting worden onderhouden. Controleer in het geval van een omgeving met veel stofvorming de rubberen balg dagelijks meerdere malen.
l
m
Aanwijzing Bij ongunstige, droge en stoffige omstandigheden moet u het luchtfilter dagelijks schoonmaken. Niet met perslucht reinigen. 5.3.2
Onderhoud luchtfilter: 1. Draai de vleugelschroef (o) los en neem deze samen met het deksel (p) voorzichtig af. Als het deksel (p) 90° naar rechts wordt gedraaid, kan het gemakkelijker worden verwijderd. 2. Haal het filterpatroon (r) voorzichtig eruit. 3. Controleer de klepplaatjes (u) of ze in een goede staat en schoon zijn.
T01007NL.fm
45
Onderhoud
t p
o
r
s
u
4. Klop bij droge vervuiling het filterpatroon uit. Blaas het filterpatroon met perslucht uit – kans op beschadigingen.
Aanwijzing: Controleer het patroon door dit schuin te houden tegen het licht of door met een lamp erop te schijnen op scheuren of andere beschadigingen. De geringste beschadiging in het bereik van het filterpapier (s) resp. de afdichtingslip (t) sluit een hergebruik van het filterpatroon uit. 5. Vervang het luchtfilterpatroon evt. volgens het onderhoudsschema. 6. De hermontage vindt plaats in omgekeerde volgorde.
Voorzichtig Als de motor zonder luchtfilter draait, zal de motor sneller slijten. ∗
T01007NL.fm
Motor niet zonder luchtfilter laten draaien.
46
Onderhoud 5.4
Brandstofinstallatie
v
Niet roken en geen open vuur gebruiken bij werkzaamheden aan het brandstofsysteem!
5.4.1
Waterafscheider controleren:
∗
Draai de zeskantbout „v“ los met ca. 2-3 draaiingen.
∗
Vang de daarbij naar buiten komende druppels op in een doorzichtige houder. Omdat water zwaarder is dan dieselbrandstof, komt eerst water en dan brandstof naar buiten.
∗
Als er enkel nog brandstof naar buiten komt, kan de zeskantbout „v“ weer worden vastgedraaid.
x w
T01007NL.fm
47
Onderhoud 5.4.2
Brandstoffilter controleren:
∗
Plaats een geschikt vat onder het filter om de naar buiten komende brandstof op te vangen.
∗
Sluit de brandstoftoevoerleiding af.
∗
Trek de brandstoftoevoerleiding „w“ aan beide zijde van het brandstoffilter „x“ af en plaats een nieuw filter. Belangrijk: Let op de reinheid, zodat er geen vuil in de brandstofleiding komt!
∗
Vervang in principe het brandstoffilter. Let op de doorvoerrichting –zie pijlen.
∗
Geef de brandstofdoorvoer vrij.
∗
Controleer het brandstoffilter en de leidingen na een korte periode van proefdraaien op dichtheid.
5.4.3
Koppelingen controleren: Controleer alle koppelingen, voor zover deze in het kader van de onderhoudswerkzaamheden toegankelijk zijn, of ze zich in een goede staat bevinden en of ze vastzitten. Draai de cilinderkopbevestiging niet extra vast! De instelbouten bij de toerentalregelaar en bij het inspuitsysteem zijn voorzien van een beschermende lak en mogen niet extra worden vastgedraaid of versteld.
T01007NL.fm
48
Onderhoud 5.5
Accu
5.5.1
Zuurpeil controleren: 1. Accukap wegnemen. 2. Zuurpeil controleren, evt. gedestilleerd water bijvullen. 3. Accukap bevestigen. Voordat het accudeksel wordt gemonteerd, moet u controleren of de afdekkap van de pluspool is aangebracht! Controleren of er geen knikken in de ontluchtingsslang zitten! Bescherm de handen en ogen tegen het zuur!
Aanwijzing: Defecte accu alleen door originele Wacker-accu vervangen. Gewone accu’s zijn tegen de hoge trillingsbelasting niet bestand.
4. Bij het verwisselen van accu letten op: * Demontage: verwijderen.
Eerst minkoppeling, vervolgens pluskoppeling
* Montage: Eerst pluspool, dan minpool aansluiten. Voor starten met hulpaccu zie bediening.
T01007NL.fm
49
Onderhoud 5.6
Hydraulische besturing
5.6.1
Oliepeil controleren 1. Dissel verticaal plaatsen. 2. Vulgat (1) openen. 3. Het oliepeil moet ter hoogte van markering (a) staan, eventueel hydraulische olie (zie technische specificaties) bijvullen. 4. Vulgat sluiten..
5.6.2
Hydraulisch besturing ontluchten 1. Bekleding (4) verwijderen door schroeven (3) te verwijderen. 2. Dissel verticaal plaatsen, schakelstang (2) langzaam in positie “terugwaarts” duwen, vulgat opendraaien. 3. Holle schroef (5) losdraaien. 4. Schakelstang langzaam in positie “voorwaarts” duwen, tot de hydraulische olie zonder blaasjes uit de holle schroef loopt. 5. Holle schroef vastdraaien, bekleding bevestigen. 6. Hydraulische olie evt. bijvullen, vulgat sluiten.
T01007NL.fm
50
Onderhoud 5.7
Trilmechanisme
Olie
5.7.1
Oliepeil controleren: 1. Trilplaat horizontaal plaatsen. 2. Vulgat (40) openen. 3. Olieniveau dient te reiken tot aan begin schroefdraad vulgat (40). 4. Evt. olie (zie technische specificaties) via vulgat (40) bijvullen (vultrechter 0,75 l gebruiken). 5. Vulgat (40) sluiten. (Aandraaimoment = 100 Nm)
T01007NL.fm
51
Onderhoud 5.7.2
Oliewissel: 1. Demonteer evt. de montageplaat. 2. Vulgat (40) openen. Waarschuwing Gevaar door omvallen. Het omvallende apparaat kan zwaar letsel veroorzaken, bijv. door pletten. Uitsluitend geschikte en geteste hefmiddelen en hefhulpstukken met voldoende draagkracht gebruiken. Apparaat in veilige stand neerzetten. 3. Trilplaat kantelen en zo lang in gekantelde positie laten, tot de olie is weggelopen. 4. Trilplaat horizontaal plaatsen. Aanwijzing Morsen van olie vermijden. Gemorste olie meteen verwijderen.
5. Via vulgat (40) olie (zie technische specificaties) invullen. 6. Vulgat (40) sluiten. (Aandraaimoment = 100 Nm) 7. Monteer evt. weer de montageplaat. Niet te veel olie bijvullen!
T01007NL.fm
52
Onderhoud 5.8
V-snaar trilmechanisme
Door toepassing van een automatische centrifugaalkoppeling is naspannen van de V-snaar niet nodig. Mocht de V-snaar-breedte beneden de 15,5 mm slijten dient de Vsnaar te worden verwisseld. 5.8.1
V-snaar trilmechanisme verwisselen: 1. Snaar-protectie (41) verwijderen. 2. Schroef (42) losdraaien. 3. Paddestoel/stop (43), schotelveer (44), afdichting (45) en voorste segment van de V-snaar-poelie (10) wegnemen. 4. V-snaar trilmechanisme (12) verwisselen. 5. Onderdelen in omgekeerde volgorde weer monteren; erop letten, dat kleurmarkering op pen en markering op V-snaar-poelie (10) overeenstemmen. Koppelingsegmenten niet oliën of smeren (aantasting van de grafietbussen).
T01007NL.fm
53
Storing 6.
Storing
6.1
6.2
6.3
6.4
T01008NL.fm
Voorwaartse verdichtingsnelheid te gering
Oorzaak
Verhelpen
Te weinig hydraulische olie in disselkop.
Hydraulische olie bijvullen.
Lucht in de hydraulische besturing.
Ontluchten.
Achterwaartse verdichtingssnelheid te gering
Oorzaak
Verhelpen
Teveel hydraulische olie in disselkop.
Oliestand tot markering bijvullen.
Geen verdichting achterwaarts
Oorzaak
Verhelpen
Mechanische storing.
Wacker Neuson service inschakelen.
Verlies van hydraulische olie
Oorzaak
Verhelpen
Lekken, hydraulische slang defect.
Wacker Neuson inschakelen.
54
service
Storing 6.5
De laadcontrolelamp dooft niet en/of de signaalgever verstomt niet
6.6
Oorzaak
Verhelpen
Lichtmachine defect.
Wacker Neuson-Service inschakelen.
Regelaar defect.
Regelaar verwisselen.
Motor wil niet starten
Oorzaak
Verhelpen
Contactslot defect. Starter defect.
Defecte onderdelen verwisselen.
Startknop defect.
T01008NL.fm
Accu leeg.
Accu opladen.
Tekort aan olie.
Olie bijgieten en de klephendel aan het oliefilterhuis één keer bedienen.
55
3 Afvoer
3
Afvoer 3.1
Afvoer van batterijen Voor klanten in EU-landen Het apparaat bevat een of meer batterijen of accumulatoren (hierna uniform "de batterij" genoemd). Deze batterij is onderhevig aan de Europese richtlijn 2006/66/EG m.b.t. (oude) batterijen en (oude) accumulatoren en aan de betreffende nationale wetgeving. De batterijrichtlijn schrijft daarbij het kader voor een EU-wijd geldige verwerking van batterijen voor. De batterij wordt gekenmerkt door het hiernaast afgebeelde symbool van een doorgestreepte afvalbak. Onder dit symbool bevindt zich bovendien de beschrijving van de schadelijke stoffen die de batterij bevat, namelijk "Pb" voor lood, "Cd" voor cadmium en "Hg" voor kwik. Batterijen mogen niet bij het normale huisafval worden afgevoerd. Als eindgebruiker moet u de verbruikte batterijen uitsluitend via de fabrikant en de handel of eventueel via de eventuele speciaal daartoe bestemde inzamelplaatsen afvoeren (wettelijke inleverplicht); het inleveren is kosteloos. De handel en fabrikanten zijn verplicht deze batterijen terug te nemen en volgens de voorschriften af te voeren of als speciale afvalstoffen te verwijderen (wettelijke inleverplicht). U kunt de bij ons verkregen batterijen na gebruik natuurlijk ook kosteloos aan ons teruggeven. Als u de batterijen niet persoonlijk in een van onze vestigingen afgeeft, zorg dan a.u.b. voor voldoende frankering bij het retourneren. Neem ook betreffende aanwijzingen in de verkoopovereenkomst of de algemene bedrijfsvoorwaarden van uw verkoopvestiging in acht. Een vakkundige afvoer van de batterij vorkomt negatieve uitwerkingen op mens en milieu, dient de gerichte verwerking van schadelijke stoffen en maakt hergebruik van waardevolle grondstoffen mogelijk. Voor klanten in andere landen Het apparaat bevat een of meer batterijen of accumulatoren (hierna uniform "de batterij" genoemd). Een vakkundige afvoer van de batterij vorkomt negatieve uitwerkingen op mens en milieu, dient de gerichte verwerking van schadelijke stoffen en maakt hergebruik van waardevolle grondstoffen mogelijk. Wij adviseren daarom de batterij niet bij het normale huisafval weg te gooien, maar het af te voeren naar een milieuvriendelijk inzamelpunt voor gescheiden afval. Ook de nationale wetggeving schrijft onder omstandigheden de gescheiden afvoer van batterijen voor. Zorg altijd voor een afvoer van de batterij volgens de wettelijke voorschriften in uw land.
56
EU - conformiteitverklaring Fabrikant Wacker Neuson SE, Preußenstraße 41, 80809 München Product Type
DPU 6555
Producttype
Trilplaat
Artikel-nr.
0610354, 0610355, 0610356
Geïnstalleerd nuttig vermogen
kW
9,6
Gemeten geluidsvermogenniveau
dB(A)
108
Gegarandeerd geluidsvermogenniveau
dB(A)
109
Conformiteitsbeoordelingsprocedure volgens 2000/14/EG, bijlage VIII, 2005/88/EG bij volgende controlelocatie: VDE Prüf- und Zertifizierungsinstitut GmbH, Merianstraße 28, 63069 Offenbach/Main Richtlijnen en normen Hiermee verklaren we dat dit product aan de betreffende bepalingen en vereisten van de volgende richtlijnen en normen voldoet: 2006/42/EG, 2000/14/EG, 2005/88/EG Gevolmachtigde voor technische documenten: Axel Häret, Wacker Neuson SE, Preußenstraße 41, 80809 München München, 01.02.2011
Franz Beierlein Chef productmanagement
Dr. Michael Fischer Leiding Onderzoek en ontwikkeling www.wackerneuson.com