Nieuwsbrieven pre-studiereis 2012 Vaarwel Makassar 01.01.2012 Afgelopen donderdag zijn we voor de laatste keer van Makassar naar Bali gevlogen. Met gemengde gevoelens, maar vooral opluchting hebben we Makassar verlaten. Zoals altijd wegen de laatste loodjes het zwaarst en dat waren de laatste weken in Makassar voor ons ook. Mede omdat het regenseizoen volop begonnen is en onze straat op de meeste dagen veranderde in een rivier; onbegaanbaar, dus heel veel binnenzitten. Gelukkig hebben we de laatste weken ook nog veel leuke sociale uitjes gehad, zoals de HASH Bar2Bar run, een sunset boottripje, een heerlijk kerstdiner, de laatste film avond etc. En al deze evenementen gingen natuurlijk gepaard met afscheid nemen – alweer. Dat is nu eenmaal verbonden aan onze manier van leven, niet altijd gemakkelijk, maar het hoort erbij. Op Bali aangekomen, hebben we ons eerst gesetteld in een hotel in Legian en vervolgens zijn we naar het VSO hoofdkantoor in Denpasar gegaan voor de definitieve afhandeling van al onze zaken. Op dit moment zijn/waren wij de ‘oudste’ VSO volunteers in Indonesia. Gedurende de afgelopen 3 jaar hebben er veel personeelswisselingen plaatsgevonden bij het VSO kantoor en dat zorgt er voor dat wij nu soms beter op de hoogte zijn van regelingen of procedures dan het veelal nieuwe personeel. We waren dan ook snel klaar met alle formaliteiten en zijn meteen doorgegaan naar het strand van Legian om het einde van ons Makassar tijdperk te vieren. Maar wat nu... Zoals ik al schreef in ons vorige bericht: We hebben de afgelopen drie jaren heel veel geleerd en we zijn van plan dat geleerde in de nabije toekomst op ‘eigen-wijze’ in de praktijk te gaan brengen. Niet in Indonesië, niet in Nederland, maar als alles verloopt zoals wij hopen in Brazilië! Wij geloven nog steeds 100% in het principe van VSO: ‘sharing skills, changing lives’. Wat zoveel wil zeggen dat levens ten goede kunnen veranderen door middel van kennisoverdracht. Dat hebben wij duidelijk ervaren in ons werk voor VSO. Wat wij echter ook hebben geleerd en waardoor we ons werk voor VSO niet willen continueren is dat de impact die je kunt maken beperkt wordt door het feit dat je als professional geplaatst wordt in een organisatie waarin je zelf geen zeggenschap en beslissingsbevoegdheid hebt. Dit heeft verschillende gevolgen voor de manier waarop je moet werken en voor de resultaten die je kan leveren. Ten eerste ben je altijd afhankelijk van de inzet, motivatie en mentaliteit van het management van de organisatie. Als zij jouw kennis en kwaliteiten niet volledig benutten dan zal dat ook niet gebeuren. Ten tweede heb je zelf geen aansturingsmogelijkheden. Wanneer je vindt dat zaken verkeerd of zelfs destructief aangepakt worden, dan heb je geen enkele bevoegdheid om hier veranderingen in aan te brengen. Dit resulteert er soms in dat je meewerkt aan ontwikkelingen waar je niet achterstaat. Wij willen graag ons werk op ontwikkelingsgebied continueren. Met alle kennis en vaardigheden die we op dit vlak de afgelopen jaren hebben opgedaan zijn wij tot de conclusie gekomen dat we dit het beste kunnen doen door middel van het oprichten van een eigen stichting. Het werken onder een eigen stichting biedt ons de mogelijkheid op eigen wijze te werk te gaan en zelf sturing uit te oefenen op de programma’s en de activiteiten. Vooralsnog is alles nog in de fase ‘van oprichting’ en kunnen er dus nog zaken veranderen de komende maanden, toch willen we onze stichting alvast summier presenteren. Als het goed is hebben jullie ons verhuisbericht ontvangen via het e-mail adres van de Stichting SOLidariedade en daarmee is de naam van onze stichting bekend. De naam: Stichting SOLidariedade of Stg. SOL. Solidariedade is het Portugese woord voor solidariteit. Sol is het Portugese woord voor zon, hetgeen verwijst naar het begin van een nieuwe dag; een nieuw leven. Missie: De Stichting SOLidariedade wil economische onafhankelijkheid realiseren voor meisjes en vrouwen in achterstandssituaties in Brazilië. Onder economische onafhankelijkheid verstaan wij het financieel in staat zijn om in eigen levensonderhoud te voorzien. Visie: In de visie van Stichting SOLidariedade is onderwijs de sleutel tot economische onafhankelijkheid.
1
Een tipje van de sluier is bovenstaande, het is natuurlijk onmogelijk om in één bericht te vertellen hoe dit alles precies gestalte zal gaan krijgen. Daarom zal ik de komende weken in verschillende berichten vertellen hoe we nu verder gaan, waar en waarom. We landen 31 januari in Nederland en verblijven dan de hele maand februari in Nederland. Begin maart vertrekken we voor een 7 weekse studiereis naar Brazilië. Tijdens deze reis zullen we nader onderzoek doen voor de Stg. SOL, bezoeken we verschillende andere projecten en organisaties, volgen we Portugese les en nog een heleboel andere dingen. In mei/juni zijn we weer in Nederland en dan hopen we in juli/augustus te verhuizen naar Brazilië. Dat zijn de plannen, de toekomst zal uitwijzen hoe het een en ander gaat lopen. We houden jullie op de hoogte. Welkom Brazilië 08.01.12 Zoals ik al schreef: het werk van de Stg. SOL gaat plaatsvinden in Brazilië. Waarom in Brazilië? De keuze voor Brazilië heeft verschillende redenen en die zijn grofweg onder te verdelen in persoonlijke en professionele redenen. Laat ik beginnen met de persoonlijke redenen. Voor ons vertrek naar Indonesië begin 2009 hebben wij verschillende reizen in Zuid-Amerika gemaakt. Tijdens onze vakanties in Mexico, Guatemala en Brazilië hebben wij verschillende ontwikkelingsprojecten bezocht, die door mijn toenmalige werkgever gefinancieerd werden. In Brazilië lagen deze projecten in de binnenlanden en waren ze met name gericht op de zeer arme boerenbevolking. Het was een dagreis met de bus om van Brasilia (de hoofdstad van Brazilië) de plaatsjes Cocos en Coribe te bereiken en vervolgens nog eens een halve dag per auto om de afgelegen dorpjes te bereiken, waar de boeren zelf geen ander vervoer dan een paard hadden. Ondanks de enorme armoede, het gebrek aan goede onderwijsfaciliteiten en gezondheidszorg is ons altijd bijgebleven hoe levendig, vrolijk en uitbundig de mensen leefden. We konden overal mee-eten en blijven logeren en met name 's avonds kwam een bruisend avondleven op gang met veel muziek en dans, waar iedereen - jong en oud - aan deelnam. We hebben zeker tijdens deze bezoeken een beter beeld gekregen van het dagelijks leven van mensen in Zuid-Amerika. Dat beeld verschilt wezenlijk van onze ervaringen gedurende de afgelopen drie jaar in Indonesië en in Azië in het algemeen. Zonder daar een waardeoordeel over te willen vellen zijn wij tot de conclusie gekomen dat de Zuid-Amerikaanse cultuur en sfeer ons meer aanspreekt dan de Aziatische. Dat wil niet zeggen dat wij niet begrijpen dat ook de Braziliaanse cultuur en samenleving heel wat uitdagingen kent en dat we ongetwijfeld in de toekomst vaak zullen verzuchten “Oh, was ik maar...”. Dat zal altijd en overal blijven: uitdagingen en tegenvallers horen nu eenmaal bij het leven! Tot zover de persoonlijke motieven, het zou echter dwaas zijn om enkel op grond van deze argumenten tot het besluit te komen om in Brazilië te gaan werken. Alvorens de keuze voor Brazilië te maken hebben wij grondig onderzoek gedaan naar een aantal landen in Zuid-Amerika. Landen waar we mogelijk zouden kunnen gaan werken en wonen. In dit onderzoek hebben we gekeken naar verschillende factoren als de grootte van het land, het aantal inwoners, de mate van corruptie, het gemiddelde inkomen per jaar, de inkomensongelijkheid, het niveau van onderwijs en gezondheidszorg voorzieningen, de gemiddelde levensverwachting, inflatiecijfers, de mate van werkeloosheid, de urbanisatiegraad, het klimaat, welke internationale organisaties er werken en natuurlijk welke ontwikkelingsproblemen er (nog) zijn. Hieronder volgen enkele resultaten van bovenstaand onderzoek met betrekking tot Brazilië. Alle gegevens zijn afkomstig uit internationale bronnen, die heb ik hier echter niet vermeld. Mensen die hier in geïnteresseerd zijn, kunnen mij mailen via
[email protected]. Brazilië wordt formeel niet meer gezien als een ontwikkelingsland, maar als één van de zogenaamde BRIC landen ( Brazilië, Rusland, India en China). Volgens experts hebben de BRIC landen een enorm potentieel op economisch gebied en zullen zij in 2050 behoren tot de dominerende economische wereldmachten. In 2010 behaalde Brazilië een economische groei van 7,5%. In datzelfde jaar had Brazilië een bruto binnenlands product (BBP) van meer dan 2.000 miljard dollar. In de rangschikking van grootste naar het kleinste BBP ter wereld staat Brazilië op de 7e plaats, Nederland op de 15e.
2
In 2009 was het gemiddelde inkomen per jaar per inwoner is $10.200,- , dat is ongeveer vier keer minder dan het gemiddelde inkomen per jaar per inwoner in Nederland. Dit betreft echter een gemiddelde, in Brazilië leven bijna 8 miljoen mensen die minder dan $1,- per dag verdienen. Daarnaast leven nog eens 43 miljoen mensen onder de nationale armoede grens. Deze groep mensen levert slechts 3,3% van het totale nationale inkomen. In 2010 had Brazilië iets meer dan 195 miljoen inwoners. Meer dan 50 miljoen mensen in de steden woont in sloppenwijken, de zogenaamde favela’s. Dat wil niet zeggen dat al deze mensen onder de gemiddelde armoedegrens leven, het grootste gedeelte echter wel en daarnaast hebben zij te maken met onhygiënische, gebrekkige en zeer gevaarlijke levensomstandigheden. In Rio de Janeiro leeft ongeveer 1 op de 5 mensen in een favela. In 2011 heeft in Brazilië een bevolkingsonderzoek plaatsgevonden, daaruit bleek o.a. dat de bevolking van de favela’s de afgelopen 10 jaar met 27,6 % was gegroeid in tegenstelling tot de bevolking van de rest van Rio met slechts 3,4%. Sinds 1990 publiceert het Human Development Report elk jaar de Human Development Index (HDI). Deze index is ooit geïntroduceerd als alternatief voor het meten van nationale groei. De HDI bestaat uit drie basis dimensies van ontwikkeling: gezondheid, onderwijs en inkomen. In 2010 had Brazilië een HDI van 0.699, daarmee staat Brazilië op de 73ste plaats van 169 landen. De HDI van Latijns-Amerika is 0.706. Brazilië functioneert dus beneden het regionaal gemiddelde op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs en inkomen. Ondanks de enorme economische groei is Brazilië er (nog) niet in geslaagd om de ongelijkheid tussen arm en rijk te verkleinen. Brazilië heeft één van de hoogste Gini coëfficiënten ter wereld: 54,2. Deze coëfficiënt is een index die de mate van ongelijke verdeling van familie inkomen in een land meet. In de rangschikking van grootste naar kleinste inkomensverschil staat Brazilië hierbij op de 10de plaats in vergelijking met 136 andere landen, Nederland staat op de 108 ste plaats. Historisch gezien wordt hoge inkomensongelijkheid in Latijns Amerikaanse landen veroorzaakt door de ongelijke verdeling van landeigendom en toegang tot onderwijs, meer inkomen voor de geschoolde arbeiders, meer kinderen in arme huishoudens en een behoudend consumptiepatroon. Een groot probleem in Brazilië is en blijft de hoge mate van corruptie. Elk jaar publiceert de internationale organisatie Transparancy International een corruptie-index van 183 landen. In de index van 2011 behaalde Brazilië een score van 3,8 op een schaal van 1 tot 10. Nederland haalde een score van 8,9 . Nederland staat hiermee op de 7de plaats van de 183 landen, Brazilië op de 73ste. Vergeleken met de andere BRIC landen presteert Brazilië echter nog het ‘beste’: Rusland heeft een score van 2,4, India 3,1 en China 3,6. Corruptie is één van de grootste oorzaken van onderontwikkeling in een land. Vooral de arme en toch al kansloze bevolking is meestal de dupe van corruptie. Mede door corruptie blijft armoede bestaan en wordt de tweedeling tussen rijk en arm in stand gehouden. Door corruptie worden duizenden infrastructurele en sociale projecten niet of slecht uitgevoerd, omdat het daarvoor bestemde geld aan andere zaken besteed wordt. Geconcludeerd kan worden dat alhoewel Brazilië formeel niet meer tot een ontwikkelingsland wordt gerekend, er nog zeer veel mensen zijn die ‘ontwikkelingshulp’ heel goed kunnen gebruiken. In het volgende artikel zal ik meer schrijven over de specifieke problemen van het onderwijs systeem in Brazilië, één van de grootste uitdagingen van het land. Onderwijs in Brazilië 15.01.12 In het vorige verhaal op ons weblog heb ik geschreven over de algemene situatie in Brazilië: een opkomende economische wereldmacht met helaas nog steeds een groot aantal mensen die in armoede en achterstandssituaties leven. Eén van de grootste uitdagingen van het land is het onderwijssysteem. Eerst wat algemene informatie over het onderwijssysteem in Brazilië. Het primair onderwijs (Ensino Fundamental) in Brazilië is gratis en is verplicht voor kinderen van 6 tot 14 jaar. Het primair onderwijs kent 8 klassen en bestaat uit 4 jaren basisonderwijs en 4 jaren tussenonderwijs. Het voortgezet onderwijs (Ensino Médio) is ook gratis, duurt 3 jaar, maar is niet verplicht. Toegang tot het voortgezet onderwijs is alleen mogelijk na afronding van het primair onderwijs. Het voortgezet onderwijs wordt vaak gecombineerd met een specifieke beroepsopleiding. Na het voortgezet onderwijs kunnen studenten naar de universiteit. Brazilië heeft de afgelopen decennia enorm geïnvesteerd in het nationale onderwijssysteem. Dankzij deze investeringen nemen steeds meer kinderen deel aan het onderwijs. Verplicht en 3
toegankelijk basisonderwijs is een belangrijk middel in de strijd tegen kinderarbeid. Het geeft kinderen de kans om zich verder te ontwikkelen waardoor hun kansen in het leven toenemen. Wereldwijd wordt er naar gestreefd dat in 2015 alle kinderen overal ter wereld basisonderwijs kunnen volgen en afronden, dit is onderdeel van het Millenniumdoelen programma van de Verenigde Naties. Hoogstwaarschijnlijk zal Brazilië dit Millenniumdoel bereiken. In 1980 ging 81% van de kinderen tussen de 7-14 jaar oud naar school, dat percentage was in 2000 al gestegen tot 96%. In de leeftijdsgroep 15-17 jaar was dit percentage van 50% naar 83 % gestegen. Dankzij het speciaal door de overheid ingestelde programma Brasil Alfabetizado dat nauw ondersteund werd door bekende politieke leiders is het analfabetisme in Brazilië sterk afgenomen. Toch blijkt uit een recent rapport van de Verenigde Naties dat 10% van de Brazilianen nog steeds analfabeet is. In Nederland is dat nog slechts 1%. De overheid heeft ook voorschoolse programma’s geïntroduceerd voor moeders en kinderen uit achterstandssituaties. Uit onderzoek blijkt dat deze programma’s er toe leiden dat minder kinderen op latere leeftijd stoppen met de basisschool en dat zij beter presteren dan kinderen die niet hebben deelgenomen aan deze voorschoolse programma’s. Ook zijn er speciale in- of naschoolse programma’s voor kwetsbare studenten ingevoerd. Uit onderzoek blijkt dat door deze programma’s meer kinderen op school blijven en dat zij ook beter presteren. Ondanks bovenstaande positieve ontwikkelingen is er (internationale) kritiek op de Braziliaanse overheid. Volgens deskundigen investeert de overheid (nog) onvoldoende in het onderwijs. Daarnaast zijn de de investeringen door de overheid niet in balans. Er wordt ongeveer 6 keer meer uitgegeven aan een universitaire student dan aan leerlingen in het basisonderwijs. Buiten deze twee punten van kritiek op de nationale overheid is corruptie binnen het onderwijs een derde factor die van grote invloed is op het onderwijssysteem. In een onderzoek onder 790 Braziliaanse gemeenten bleek dat 15 % tot 55 % van het onderwijsbudget ‘weglekte’ door fraude met bonnetjes. Waartoe leiden bovenstaande feiten? Tot grote problemen binnen het onderwijs... Hoewel in Brazilië bijna alle kinderen starten met basisonderwijs, komt het heel vaak voor dat kinderen school vroegtijdig verlaten. Het gemiddeld aantal jaren scholing is 7 jaar. De meeste kinderen van 12 jaar gaan nog steeds bijna allemaal naar school, maar daarna start de afvalrace. Op de leeftijd van 13 jaar gaan nog maar 80% van de jongens naar school en dat neemt af tot 50% op de leeftijd van 18 jaar. Bij meisjes van 16 jaar gaat nog 85% naar school, dat aantal neemt op 18 jarige leeftijd af tot 55 %. Ongeveer 2/3 van de meisjes die school vroegtijdig verlaten behoren tot een minderheidsgroep. Veel kinderen verlaten het schooltraject dus vroegtijdig, dit komt met name veel voor in de arme wijken. Uit onderzoek blijkt dat extreme armoede, het op jonge leeftijd krijgen van kinderen (tienermoeders) en kinderarbeid redenen zijn waarom kinderen voortijdig onderwijs afbreken. Hoe ouder deze kinderen worden hoe groter de kans wordt dat ze met school stoppen. Naast vroegtijdig school verlaten komt het ook heel vaak voor dat studenten klassen doubleren. Meer dan 15% van de studenten die het voortgezet onderwijs afronden zijn ouder dan 25 jaar in plaats van 15 jaar Het onderwijsniveau in Brazilië is nog steeds erg laag in vergelijking met Europese landen. Economische groei in een land ontstaat niet doordat kinderen een bepaald aantal jaren onderwijs voltooien, maar door wat studenten daadwerkelijk leren op school. Er is onderzoek gedaan naar het aantal studenten in Brazilië dat zowel de negende klas (eerste klas voortgezet onderwijs) had afgerond en minimaal scoorde op de OECD standaard voor lezen en schrijven. Minder dan 10% van de studenten tussen de 15-19 jaar haalden dit niveau. In Brazilië schort het met name aan de kwaliteit van het voortgezet onderwijs. Bijna 42% van de studenten ontvangt slechts 4 uur per dag onderwijs. Veel scholen hebben geen bibliotheek, laboratorium of computerfaciliteiten en de meeste scholen hebben een groot tekort aan gekwalificeerde wiskunde en scheikunde leerkrachten. In Latijns-Amerika gaan relatief gezien weinig studenten naar de universiteit. In 2001 gingen in de rijke landen ongeveer 56% van de studenten naar de universiteit in vergelijking tot 23% in de Latijns-Amerikaanse landen. Dit heeft te maken met de volgende redenen: (1) betaalbaarheid en gebrek aan financieringsmogelijkheden, (2) onvoldoende en ongelijke toegang tot het voortgezet onderwijs, (3) gebrek aan informatie, (4) lage verwachtingen t.a.v. universitair onderwijs onder jongeren uit lage-inkomen families. Met name het kostenaspect speelt een grote rol. Families in Latijns-Amerika zijn 60% van hun gemiddelde jaarinkomen kwijt voor de toegang van 1 student voor 1 jaar, voor families in rijke landen is dit 19%. Toegang tot universitair onderwijs in landen als Brazilië is dus alleen mogelijk voor kinderen van rijke mensen. Beroepsopleidingen vormen een alternatief voor diegenen die geen universiteit kunnen betalen. 4
Tot zover een opsomming van de grootste problemen binnen het onderwijssysteem van Brazilië. In het volgende verhaal zal ik meer schrijven over het belang van goed onderwijs en de situatie van arme kinderen in school. De kinderen die niet naar school gaan 22.01.2012 In het vorige artikel heb ik geschreven over de problemen binnen het onderwijssysteem in Brazilië. Dit zijn overigens geen problemen die niet bekend zijn bij de Braziliaanse overheid. In een land met meer dan 195 miljoen inwoners is het echter onmogelijk om in een korte periode het hele onderwijssysteem in die mate te veranderen dat alle problemen voor iedereen zijn opgelost. Dat zal nog heel veel tijd en geld kosten. Net als vrijwel andere overheden is de Braziliaanse overheid overtuigd van het belang van goed onderwijs voor iedereen. Waarom is onderwijs eigenlijk zo belangrijk? Onderwijs is op de eerste plaats een fundamenteel en universeel recht: elk kind heeft er recht op. Het recht op onderwijs is vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (Verenigde Naties) en het Verdrag inzake de Rechten van het Kind. De landen die deze verdragen hebben ondertekend, waaronder Brazilië hebben zich op deze wijze verbonden aan het recht op onderwijs. Onderwijs biedt kinderen kennis en vaardigheden die nodig zijn om een gezonde levensstijl te ontwikkelen en om in sociaal, economisch en politiek opzicht een actieve rol te vervullen in de maatschappij. Volwassenen die onderwijs hebben genoten hebben over het algemeen minder kinderen, zijn goed geïnformeerd over opvoedingsstijlen en zorgen ervoor dat hun kinderen op tijd naar school gaan en fit genoeg zijn om te leren. Onderwijs is een strategische investering in de ontwikkeling van een land. Een land dat investeert in zijn onderwijssysteem, investeert uiteindelijk in de totale ontwikkeling en groei van het land. Zoals echter al eerder gezegd: het gaat dan niet om het totaal aantal jaren onderwijs dat iemand kan of moet volgen, maar om de kwaliteit van het onderwijs. Onderzoek toont aan dat vrouwen die onderwijs hebben genoten gezonder zijn, meer betaalde arbeid verrichten, meer inkomen hebben, minder kinderen hebben en betere gezondheidszorg en onderwijs voor hun kinderen kunnen bieden. Alle familieleden profiteren van deze ontwikkelingen en op deze wijze is het mogelijk om als gezin uit de armoede te komen en te blijven. Deze voordelen spreiden zich uit over generaties en zelfs binnen gemeenschappen. Onderwijs zorgt voor economische onafhankelijkheid van vrouwen en dat zorgt voor betere, gezondere en veiligere leefomstandigheden voor het hele gezin. Genoeg redenen voor een overheid en een maatschappij om volop te investeren in het onderwijs: dat komt tenslotte iedereen ten goede. Zover is men in Brazilië nog niet. Zoals gezegd: in Brazilië starten bijna alle kinderen met het basisonderwijs, maar een (veel) te groot percentage verlaat school vroegtijdig, dit komt met name voor bij de kinderen uit arme families. Uit onderzoek blijkt dat extreme armoede, kinderarbeid en het op jonge leeftijd krijgen van kinderen de belangrijkste redenen zijn waarom kinderen voortijdig met school stoppen. Extreme armoede: wanneer men zelfs geen geld heeft om de dagelijkse bus naar school te nemen dan kan dat op termijn leiden tot het helemaal niet meer naar school gaan. In de beginjaren van het basisonderwijs is er nog geen verschil tussen kinderen van rijke families en kinderen van arme families. Tegen het einde van het basisonderwijs ontstaat er echter een verschil; steeds meer kinderen uit arme families stoppen met onderwijs. Het drop-out verschil tussen arm en rijk wordt groter naarmate de kinderen ouder worden. Voor de kinderen die wel onderwijs blijven volgen ontstaat er een ander verschil tussen rijk en arm. Bij de start van het basisonderwijs is nog geen verschil in onderwijsniveau tussen arme en rijke meisje, maar dit verschil loopt tegen het einde van het voortgezet onderwijs op tot meer dan 3 jaar. De belangrijkste reden hiervoor is het verschil in kwaliteit tussen private en publieke scholen, waarbij de arme meisjes geen toegang hebben tot de dure en kwalitatief betere private scholen. Kinderarbeid: in 2007 werkten in Brazilië 2,5 miljoen kinderen tussen de 5-15 jaar oud. Ongeveer de helft van deze kinderen ontving geen inkomen en 90% werkte in de ongeregistreerde arbeidsmarkt (zwart werken). Uit een bevolkingsenquête bleek dat 4,8 miljoen van de jongeren tussen de 5-17 jaar oud werken, waarvan meer dan 60% in de landbouw sector. Ongeveer 2/3 ontvangt minder dan het wettelijk vastgestelde minimum loon. Het ILO (International Labor Organisation) schat dat ongeveer 20% van de meisjes tussen de 10-14 jaar oud in Brazilië werkt 5
als huishoudelijke hulp. De meeste van deze meisjes ontvangen minder dan de helft van het wettelijk vastgestelde minimum loon en werken meestal meer dan 40 uur per week. Tienermoeders: 20% van de kinderen die geboren werden in 2000 waren van moeders tussen de 15-19 jaar oud. Uit bevolkingsenquêtes blijkt dat in 10 jaar tijd het aantal moeders tussen de 10 – 14 jaar oud was gestegen met 94%, het aantal moeder tussen de 15 – 19 jaar oud met 42%. Het aantal tienermoeders neemt dus toe. In 2000 was 8,3 % van de 15-17 jarigen al moeder, bij de 18-19 jarigen was dit 24,3%. De meerderheid van deze jonge moeders komt uit zeer arme gezinnen. Omdat er geen speciale onderwijsprogramma’s zijn voor jonge moeders, stoppen de meesten met hun opleiding. Ongeveer 2/3 van de meisjes die school vroegtijdig verlaten behoren tot een etnische minderheidsgroep. Hoewel de wet discriminatie op grond van ras verbied, worden donkergekleurde mensen, met name Afro-Brazilianen zeer vaak gediscrimineerd, zij behoren tevens tot de armste klassen in Brazilië. In het volgende artikel zal ik schrijven over de positie van vrouwen in Brazilië en meer specifiek over de gevolgen van het geen of nauwelijks kwalitatief goed onderwijs voor meisjes. Een vrouw in Brazilië 29.01.2012 Er wordt vaak gezegd: armoede is een vicieuze cirkel. Hiermee wordt bedoeld dat armoede doorgaans samengaat met een aantal factoren die de armoede in stand houden of zelfs erger maken. Een voorbeeld: als je arm bent heb je weinig geld om eten te kopen, je eet dus onvoldoende. Doordat je zo weinig geld hebt kan je alleen goedkoop eten kopen, dat is meestal minder gezond. Als je arm bent eet je dus vaak weinig en ongezond. Dat betekent dat je minder energie hebt om te werken, dat je weerstand gering is omdat je onvoldoende mineralen en vitaminen binnen krijgt, waardoor je dus sneller ziek wordt. Als je arm bent heb je geen geld voor een ziektekostenverzekering, dus als je medicijnen of een arts nodig hebt, moet je daar contant geld voor hebben. Als je dat niet hebt dan krijg je geen of geen goede medische hulp en verzorging, waardoor je nog zieker wordt en moet stoppen met werken, geen inkomsten meer hebt en dus nog armer wordt. En daarmee is de cirkel rond... Uit de voorgaande stukken is hopelijk duidelijk geworden dat onderwijs zo’n factor is die armoede in stand kan houden of juist de mogelijkheid biedt te ontsnappen aan armoede. Helaas is dit laatste voor heel veel meisjes in Brazilië geen realiteit: ze verlaten de school vroegtijdig of het onderwijsniveau is zo laag dat er geen uitzicht is op een betere toekomst voor hen en hun kinderen. Dit heeft natuurlijk gevolgen voor hun positie in de maatschappij. Natuurlijk zijn de gevolgen van het lage onderwijsniveau en het vroegtijdig schoolverlaten ook voor jongens/mannen aanwezig. De realiteit is echter dat vrouwen nog steeds meer verantwoordelijk zijn voor de zorg voor kinderen en het huishoudelijk werk dan mannen. Dit beïnvloedt hun participatie op de arbeidsmarkt. Vrouwen in Brazilië werken vooral in sectoren met een lagere arbeidsproductiviteit (met bijbehorende lage lonen) of in informele loondienst (zonder contract) en meer vrouwen dan mannen werken als zelfstandige. Het risico van informele loondienst of als zelfstandige werken is dat wanneer mensen werkeloos raken ze geen recht hebben op een werkeloosheidsuitkering van de overheid. Werkeloosheid komt het meeste voor onder meisjes tussen de 15-24 jaar oud. De officiele werkeloosheidcijfers laten een consistent hoger aantal vrouwelijke werkelozen zien; 3 op de 5 vrouwen zijn werkeloos. Naast ongelijke toegang en kansen op de arbeidsmarkt is er ook sprake van grote ongelijkheid tussen mannen en vrouwen qua salaris: in 2008 was het gemiddelde jaarinkomen voor mannen 11.521$, voor vrouwen 6.426$. Ondanks het tekenen van Conventie 100 van de Internationale Arbeidsorganisatie omtrent Gelijke Vergoeding, is dit in Brazilië nog niet bereikt. De lonen van vrouwen in Brazilië zijn gemiddeld 30% lager dan die van mannen. De positie van vrouwen in Brazilië. Het Congres heeft lange tijd geen interesse getoond in (sociale) wetgeving in het kader van gelijkheid tussen mannen en vrouwen. De politieke positie en invloed van vrouwen in Brazilië is erg zwak. Toch is bij het herschrijven van de Braziliaanse Grondwet in 1988 een einde gemaakt aan de wettelijke ongelijkheid tussen mannen en vrouwen. De nieuwe Grondwet onderschrijft de gelijkheid tussen mannen en vrouwen, met name in het gezin en verbiedt alle vormen van discriminatie op grond van sexe. De grondwet verplicht de overheid ook om alle vormen van huishoudelijk geweld te beëindigen. Door de nieuwe Civiele Code hebben vrouwen volledige gelijkheid binnen het huwelijk gekregen. Vaders en moeders hebben nu ook gelijke rechten in relatie tot hun kinderen. 6
Dat zijn de formele wetten, de realiteit is dat veel wetten niet worden nageleefd. In het verleden zijn er in Brazilië vaker hoopvolle wetten aangenomen, die achteraf onvoldoende of nauwelijks werden toegepast. In 2008 stond Brazilië op de 73ste plaats (van 130 landen) van de Gender Gap Index van het World Economic Forum (gender gap = verschil tussen mannen en vrouwen). Voor wat betreft de positie van vrouwen in economische zin stond Brazilië op de 59ste plaats. Voor politieke invloed van vrouwen op de 110de plaats. Bij de SIGI Gender Equality and Social Institutions Index haalde Brazilië de laagste score op fysieke integriteit van vrouwen. Amnesty International heeft zich in een recent rapport gebogen over de positie van de vrouw in de Braziliaanse sloppenwijken, de favela’s. Het rapport beschrijft hoe deze vrouwen voortdurend met geweld worden geconfronteerd, zowel thuis als buitenshuis. Ook het contact dat deze vrouwen met de overheid hebben, wordt vaak gekenmerkt door geweld: sporadische politieoptredens hebben veel weg van militaire interventies. Daarbij worden vrouwen soms het slachtoffer van onwettige huiszoekingen en verbaal, fysiek en seksueel geweld of worden ze verwond of gedood in een schietgevecht. Bovendien wordt vaak geen gevolg gegeven aan de aangifte die de vrouwen van de geweldplegingen doen. Recent onderzoek door het Braziliaanse bureau voor de statistiek wees uit dat één op de vijf vrouwen slachtoffer is van mannelijk geweld. In Brazilië komt de familie op de eerste plaats. Het vinden van een goede partner is echter niet vanzelfsprekend in een land waar jonge mannen steeds meer en steeds langer vrijgezel blijven. Daarnaast zijn er in bepaalde regio’s en steden tot 5 vrouwen voor elke man. Dit kan verklaard worden door de zoektocht van jonge mannen naar een beter leven waardoor zij wegtrekken naar andere regio’s waar meer werkgelegenheid is, of zelfs naar het buitenland. In grote steden komt daar nog het aspect geweld en misdaad bij: nogal wat jonge mannen worden het slachtoffer van misdaad of zitten in de gevangenis. Een groot aantal alleenstaande moeders is het gevolg Veel arme meisjes in Brazilië zien het moederschap als de enige manier om zich in de maatschappij te profileren. Goed onderwijs of fatsoenlijk werk ontbreken echter met als resultaat de bekende vicieuze cirkel: de meisjes zijn al arm en hebben nauwelijks middelen om in hun eigen levensonderhoud te voorzien, laat staan in dat van hun kind. Vaders zijn doorgaans nauwelijks in beeld of hebben al meerdere kinderen bij verschillende vrouwen. De kinderen van deze jonge moeders gaan dus waarschijnlijk hetzelfde arme leven als hun moeder tegemoet. Bovenstaande feiten maken duidelijk dat de positie van vrouwen in Brazilië zwak is, voor arme vrouwen en hun kinderen is het leven heel kwetsbaar en levensgevaarlijk. Toch zijn er ook positieve veranderingen te bespeuren. Brazilië heeft een levendige vrouwenbeweging. Voor het eerst in de geschiedenis heeft de huidige regering tien vrouwelijke ministers (een kwart van het totaal) en wordt het land geleid door een vrouwelijke president, Dilma Rousseff. Onder druk van de vrouwenbeweging zijn er politiekantoren speciaal voor vrouwen opgericht. De gemiddelde levensverwachting voor vrouwen is ruim 7 jaar langer dan mannen (68,4 jaar voor mannen en 75,7 jaar voor vrouwen). Brazilië is er in geslaagd het verschil in toegankelijkheid tussen meisjes en jongens in het basisonderwijs op te heffen en meer meisjes dan jongens gaan naar de universiteit. In 2007 was 68% van de studenten vrouw. De verhalen van de afgelopen weken vormen samen een lange inleiding die noodzakelijk is om onze toekomstplannen uit te leggen. Daarover meer volgende week, maar dan vanuit Nederland, nu genieten we nog van de 4 laatste zonnige dagen in Bali! Anouk & Mark
7