Nieuwsbrief nummer 6 voorjaar 2000 Van de redactie Voor U ligt alweer de zesde nieuwsbrief. We hebben er weinig aan toe te voegen. Behalve dan misschien dat we ook voor de volgende nieuwsbrief (najaar 2000) open blijven staan voor alle aankondigingen, notities, brieven, verslagen, boek-besprekingen en dergelijke die U aan collegae dansonderzoekers en geïnteresseerden kwijt zou willen. En natuurlijk een hele goede zomer met veel zon toegewenst! Namens het Bestuur van de VDO, Peter Eversmann In Memoriam Hans Uitman 1934-1999 Frits Naerebout In december 1999 overleed in Utrecht Hans Uitman, lid van onze vereniging. Hans was een van de grootste kenners van het ballet in Nederland in de negentiende eeuw. Ik heb hem ontmoet bij de VDO, in mijn hoedanigheden van voorzitter, medelid en redacteur van het Bulletin. We vonden elkaar in onze belangstelling voor de vaderlandse dansgeschiedenis van vóór 1900. Ik trad op als eindredacteur van Hans' eerste boekje, Toen de Parijse benen de Moerdijk passeerden! De invloed van de Parijse boulevardtheaters op het Amsterdamse ballet (1813-1868), in 1996 verschenen met financiële steun van de VDO. Maar ook buiten de VDO en de danshistorie om heb ik Hans leren kennen en waarderen: hij was een aardige man, met veel levenswijsheid. Ik was geschokt door zijn plotselinge dood. Hij was nog niet oud, zat nog vol plannen, of beter, juist weer vol plannen. Johannes Eliza Uitman werd op 27 december 1934 geboren in Moerkapelle. Zijn lagere en middelbare schooljaren bracht hij door in Groningen, voor Hans geen onverdeeld gelukkige tijd. Hij was een dromerig kind dat op het gereformeerde gymnasium waar hij heen gezonden werd, zeer gefrustreerd raakte, omdat datgene waar hij zich voor interesseerde, namelijk dans en toneel, daar in het verdomhoekje zat. Zelf een balletopleiding volgen was natuurlijk uitgesloten, en voor de toneelschool werd hij afgewezen. Min of meer uit dépit ging hij Nederlands studeren, eerst in Utrecht van 1955 tot 1956, vervolgens in Amsterdam, van 1956 tot 1963, met het bijvak Dramaturgie. Na zijn studie met succes te hebben afgesloten, verwierf hij een beurs om een jaar in Wenen door te brengen, toentertijd het mekka van de Theaterwetenschap. Na terugkeer werd hij, in 1964, aangesteld als medewerker van het piepjonge Instituut voor Theaterwetenschap van de Universiteit van Utrecht, wat hij tien jaar lang zou blijven. Hij doceerde en publiceerde zowel over toneel als over dans, over historische en over contemporaine onderwerpen, journalistieke en wetenschappelijke stukken. De contemporaine kant was natuurlijk de meest spannende: zowel in de theaters als aan de universiteiten hoorden die jaren tot de meest roerige van de eeuw. Hans toonde zich een kind van zijn tijd: in 1974 vertrok hij plotseling uit Utrecht naar Berlijn, en bleef vervolgens 15 jaar weg. Aanvankelijk scharrelde hij in Berlijn de kost bij elkaar door vier jaar lang als docent toneel en dansgeschiedenis in losvast verband te werken
aan de Pädagogische Hochschule Berlin en de Berliner Tanzakademie. In 1978 volgt een wending in een geheel andere richting: Hans wordt dan actief in het sociaaltherapeutisch werk. Hij is in velerlei hoedanigheden betrokken bij de oprichting, uitbouw en instandhouding van dag-behandelcentra en woongemeenschappen voor (ex-)psychiatrische patiënten. Persoonlijke ervaringen spelen hierbij een rol: Hans wordt geplaagd door depressies -- die lange tijd zijn leven met enige regelmaat zullen ontregelen -- en wordt van patiënt tot zelfhelpende tot hulpverlener. Desalniettemin lijkt de stap van de dansgeschiedenis naar de psychiatrie een grote. Misschien was het echter voor Hans helemaal niet zo'n grote stap; geïnterviewd voor het universiteitsblad Utrechtse Universitaire Reflexen in november 1971 zei hij: "Juist theater kan zo sociaal bezig zijn, omdat het gebaseerd is op het rollenspel, het rollenspel dat in feite het fundament is voor elke kultuur. Theaterwetenschap kan een menswetenschap bij uitstek worden (...) we moeten er de sociologie, de psychologie en zelfs de psychiatrie bij betrekken". Vervolgens houdt hij een pleidooi voor die vormen van experimenteel theater waarbij kunst en leven samenvallen. Hij keert zich tegen "een te grote gemoedsrust" die makkelijk "ontaardt in de hang naar statussymbolen". De enige redding is te beschikken over een 'flexible mind'. Dat kan politiek engagement betekenen, maar dat hoeft niet; als men maar midden in het leven staat, in onrust en onvrede, "op zoek naar nieuwe normen en vormen". Dat geldt voor acteurs, en ook voor wetenschappers. Wanneer je dit leest, is die overstap naar de psychiatrie plotseling veel begrijpelijker. Het hangt samen met zijn politieke en sociale engagement, waardoor hij met name in Berlijn aan de alternatieve zijde te vinden was, maar dat ook later zeker niet verdwenen is, en het afgelopen decennium zijn uitdrukking vond in werk voor Amnesty en voor STUT, het Utrechts buurttoneel. In 1989 keerde Hans uit Berlijn terug naar Nederland. Hij leefde er een zeer bescheiden leven -- de statussymbolen vermochten hem nog altijd niet te bekoren --, voor een aanzienlijk deel gewijd aan het onderzoeken van het ballet van de negentiende eeuw, in het bijzonder in Nederland. Dat lijkt weer een opmerkelijke wending. Natuurlijk, dans was een oude liefde. Maar een belangstelling voor de avant-garde leek misschien meer voor de hand te liggen dan een voor het ballet van de negentiende eeuw. Schijn bedriegt andermaal, want er is nog een kant aan Hans: die van het dromerige kind. Het is de Romantiek die hem van alle cultuurperioden het meeste boeide. Weliswaar heeft hij in de jaren zestig literatuur verzameld en artikelen gepubliceerd -- en is hij zelfs een nooit voltooid proefschrift begonnen -- over feesten in de Barok, maar de Romantiek was aanwezig aan het begin van zijn carrière: zijn doctoraalscriptie was getiteld "De mensuitbeelding in de sentimentele romans van Rhijnvis Feith", en aan het einde: zijn beide boekjes over het negentiende-eeuwse Amsterdamse ballet en een reeks artikelen daar omheen, in het Bulletin van de VDO, Maske und Kothurn, De Negentiende Eeuw en het verzamelwerk Een theatergeschiedenis der Nederlanden. Hans was echt gegrepen door de romantische verbeeldingswereld. Noch Toen de Parijse benen de Moerdijk passeerden!, noch zijn tweede boekje -- waarover onder meer -- zijn stilistische wonderen: Hans propte zijn boeken vol jaartallen en namen -- het is die feitenberg, een Fundgrube voor wie na hem komt, die zijn publicaties waardevol maakt, niet de literaire kwaliteiten. Maar je bemerkt wel degelijk zijn groteliefde voor het onderwerp, zijn enthousiasme. Hij wierp zich op het blootleggen van dit onbekende stuk Nederlandse dansgeschiedenis met een ongekende ijver, die hem voortdreef van Utrecht naar Amsterdam naar Berlijn, Parijs, Salzburg en waar al niet. Wat hij ontdekte wilde hij met anderen delen, soms misschien zelfs wel aan anderen opdringen. Hij had een missioneringsijver waarmee hij anderen wel eens tegen de haren in streek. Ik geef het toe, hij was eigenwijs, nogal onverdraagzaam jegens mensen die iets minder ijverig of precies waren dan hij, alles bij
elkaar een lastige klant. Maar ook had hij een zeer verfrissende relativerende kijk op wat anderen wel zouden vinden van zoveel energie besteed aan zoiets marginaals. En hij kan ook alle wetenschappers een voorbeeld zijn in de belangeloosheid waarmee hij nastreefde wat hij belangwekkend vond; nooit had hij enig persoonlijk gewin, materieel of immaterieel, op het oog. Het is nog maar kort geleden dat Hans na een lange onderbreking -- een depressie van twee jaar, waarbij hij zich geheel in zichzelf had teruggetrokken -- zijn relaties met de buitenwereld weer hersteld had. Het leek er op dat hij een langdurige, mogelijk zelfs permanent depressievrije toekomst tegemoet ging: men had de juiste medicijnen voor hem gevonden. Hij achtte zich genezen, en kwam terug, met opmerkelijke veerkracht. Het reeds verloren gewaande tweede boek kwam weer ter sprake. Hij kwam enkele malen in Leiden naar de door mijn vrouw gegeven Bournonville-lessen kijken, en was aangenaam verrast zo dicht bij huis iets van de door hem zo geliefde negentiende-eeuwse dans in leven te zien, door een speling van het lot in de Bournonville-traditie in leven gehouden als in een reservaat. Hij kwam op visite, een memorabele avond -- zoals ook zijn eerdere bezoeken memorabel waren --, waar we genoten van zijn conversatie, een wonderlijke mengeling van anecdotes en van poëzie, van zijn humor, soms wat gemeen maar nooit cynisch. Niet lang daarna is hij overleden aan een inwendige bloeding, vermoedelijk een maagbloeding. Hij moet er plotseling door zijn overvallen, heeft niemand kunnen waarschuwen en is dood in zijn woning gevonden. Hans was een bijzonder mens. Hans mag niet zomaar in de vergetelheid raken. In samenspraak met zijn zuster en enige erfgenaam, Titia Uitman, heb ik mij over de wetenschappelijke nalatenschap ontfermd. Daarin bevond zich een manuscript, gelukkig grotendeels voltooid, voor een tweede boekje over het Amsterdamse ballet in de negentiende eeuw, getiteld De schouwburg liep vol wanneer het ballet begon. Hoogtepunten van het romantische ballet in Amsterdam (1836-1861). Dat wordt momenteel door mij persklaar gemaakt en zal op de een of andere manier gepubliceerd worden, met een nawoord gewijd aan Hans en zijn werk. De rest van Hans' archief zal na ordening ter beschikking van de wetenschap komen, vermoedelijk bij het Theater Instituut Nederland. Ik hoop dat zijn werk in de toekomst anderen zal inspireren om verder te gaan waar hij was gebleven. Ik denk dat Hans dat zelf als het allermooiste eerbewijs beschouwd zou hebben. Verslag Studiemiddag Dans & Nieuwe MediaCulturele diversiteit in/en de Nederlandse theaterdans (15 april 2000) Vera Bergman Inleiding Na het welkomstwoord van de voorzitter, Liesbeth Wildschut, wordt de studiemiddag ingeleid door Anna Aalten. Zij constateert dat culturele diversiteit in de kunsten volop in de belangstelling staat. Het is een belangrijk onderwerp binnen het kunstbeleid en als zodanig een politieke kwestie met consequenties voor culturele instellingen.Culturele diversiteit is echter veel minder een zaak van de danswetenschap. In het boekje 'Danswetenschap in Nederland' dat 's middags zou worden gepresenteerd lijkt culturele diversiteit geen thema. Het VDO bestuur wilde het thema bij de leden aankaarten en daarbij vooral aansluiten bij internationale ontwikkelingen. Bij internationale conferenties is culturele diversiteit en dans steevast een belangrijk onderwerp. De discussies die daar plaats vinden zijn ook voor Nederlandse dansonderzoekers interessant. Anna benadrukt dat, anders dan anders, deze
studiemiddag geen verslag van een onderzoek is, maar veel meer een aanzet om het onderwerp op de agenda te zetten. Daarbij is de belangrijkste vraag: hoe ziet dansonderzoek naar culturele diversiteit eruit? En, tweede vraag: waarom is het in Nederland geen kwestie? Maar eerst gaat Anna nog in op de vraag: wat is culturele diversiteit? Het is opmerkelijk dat bij internationalisering wordt gedacht aan uitwisseling en culturele verschillen tussen bijvoorbeeld Finnen en Nederlanders of Nederlanders en Canadezen. Maar bij culturele diversiteit gaat het daar niet over. Dan gaat het over het verschil tussen westerse en nietwesterse culturen. Niet alleen over culturele verschillen, maar vooral over verschillen in relatie tot specifieke sociale verhoudingen. Verschillen tussen westerse en niet-westerse culturen maken deel uit van een stelsel van maatschappelijke en culturele ongelijkheid en hebben een geschiedenis van kolonialisme en imperialisme en daarmee samenhangend rascisme. Dat is de politieke context van discussie over culturele diversiteit in dans. Dat hoeft niet centraal te staan, maar kan niet genegeerd worden. Hierna keert Anna terug naar de belangrijkste vraag: Hoe kan men in dansonderzoek culturele diversiteit bestuderen? Zij geeft enkele voorbeelden van onderzoek op dit terrein. Zo is er onderzoek gedaan naar de receptie van de zwarte danseres Helen Tamaris in de Amerikaanse danswereld. De manier waarop zij werd besproken en gerecenseerd. Vanuit ons, nu gezien, is het schokkend om te lezen hoe racistisch men over haar schreef. Ten eerste werd het feit dat Tamaris een geschoolde danseres was nauwelijks genoemd, men beschreef haar dansen als iets wat ze van nature deed en het werd beschreven met veel aandacht voor sensualiteit en wildheid. Ten tweede is er in de historiografie van de Amerikaanse dans geen oog voor haar belang voor de ontwikkeling van de Amerikaanse dans. Een ander voorbeeld betreft de betekenis van Katherine Dunham, zwarte danseres en choreograaf uit de jaren '30 en '40. Het verhaal over Dunham is doordrenkt van de gevolgen van rascisme voor haar dans-carrière. Ze werd door critici gevangen gehouden in een merkwaardig soort 'double bind', die heel direkt met haar afkomst en kleur te maken hadden. Enerzijds werd zij bekritiseerd omdat zij gebruik maakte van elementen uit ballet en Amerikaanse (witte) moderne dans, waarbij gesproken werd over haar gebruik van 'alien techniques'. Aan de andere kant werd zij als choreograaf in de moderne danswereld niet serieus genomen omdat zij elementen uit de Afrikaanse en West Indische dans gebruikte. Als laatse geeft Anna het voorbeeld van een onderzoek dat is gedaan naar opleidings- en subsidiepraktijken van de Canadese overheid. Canada presenteert zich zelf nadrukkelijk als multiculturele samenleving. Politieke stellingname is, dat die multiculturaliteit ook tot uiting moet komen in de culturele politiek, d.w.z. voor de dans geen bevoordeling van witte, westerse dansvormen boven niet-westerse. Bij de verdeling van subsidies staan moderne dansgezelschappen naast gezelschappen van bijvoorbeeld Indiase dansvormen. Er zijn geen aparte potjes. En bij dansopleidingen is ballet weliswaar de basistechniek, maar daarnaast is er een aanbod van veel andere, niet-westerse dansstijlen. Uiteraard is de werkelijkheid weersbarstiger dan politieke doelen, vooral bij subsidiëring, maar het is een welbewuste poging om de vanzelfsprekendheid van dominantie van westerse dans als de theaterdans te doorbreken. Anna stelt, dat deze voorbeelden ons een idee aanreiken voor een onderzoeksagenda: 1. Herschrijven van de geschiedenis: dat vereist het loslaten van de vanzelfsprekendheid dat de geschiedenis van theaterdans samenvalt met de geschiedenis van Europese en Amerikaanse theaterdans (ballet en modern). Aandacht schenken aan de bijdrage en invloeden van nietwesterse dansvormen en een analyse van de mechanismen waarmee die bijdrage in de geschiedenis is verdonkeremaand. 2. Biografisch onderzoek naar 'zwarte' dansers en choreografen die buiten het gezicht van de
'mainstream' zijn gebleven. Naar hun betekenis en invloed en daarbij aandacht voor de wijze waarop zij culturele diversiteit in hun eigen werk een plaats gaven (zoals het gebruik van verschillende bewegingsmogelijkheden, het refereren aan hun 'roots' en hun politieke boodschap). 3. Onderzoek naar definities in dans en de rol die culturele verschillen hierin spelen. Wanneer wordt dans als kunstvorm beschouwd, wanneer is zij folklore? Hoe kijken we naar professionaliteit, wie zien we als professionele danskunstenaars? Hiermee samenhangend onderzoek naar subsidiebeleid. En natuurlijk, heel belangrijk, onderzoek naar opleidingspraktijken. 4. Onderzoek naar representaties, beelden van niet-westerse dansvormen en van zwarte dansers. Ook hier de vraag naar professionaliteit. En onderzoek naar receptie: hoe wordt er over dans geschreven, hebben recensenten kennis van andere bewegingsstijlen? Uitgangspunt van al dit soort onderzoek is: culturele diversiteit in de danswereld is onderdeel van de maatschappelijke werkelijkheid waarin de westerse wereld dominant is en racisme bestaat, voortkomend uit een geschiedenis van kolonialisme en imperialisme. Tot slot constateert Anna dat onderzoek naar culturele diversiteit in dans in de VS en Groot Brittannië vaak is geïnitieerd door politiek actieve zwarte onderzoekers. In Nederland is er geen praktijk van dergelijk onderzoek. Dat hangt mischien samen met de afwezigheid of misschien onzichtbaarheid van niet-westerse dans in de Nederlandse professionele danswereld. Voor zover er in Nederland aanbod is van niet-westerse theaterdans, dan is dat niet te vinden op de danspodia, maar in het Tropenmuseum en Rasa. Er is vooralsnog geen antwoord op de vraag waarom dat zo is. De studiemiddag biedt een mogelijkheid om te kijken naar de stand van zaken op het gebied van culturele diversiteit in de Nederlandse theaterdans. En van daaruit kan mogelijk een aanzet worden gegeven tot het formuleren van onderzoeksvragen op dit terrein. Jeroen Fabius Na deze inleiding houdt Jeroen Fabius een lezing over twee buitenlandse choreografen; Shobana Jeyasingh en Bill T. Jones. Hij heeft voor deze twee gekozen omdat het beide internationaal erkende choreografen zijn terwijl in hun werk 'culturele diversiteit' een belangrijke plaats inneemt. De Britse en Amerikaanse context waarin zij werken kunnen als vergelijkend perspectief nuttig blijken om zicht te krijgen op de Nederlandse situatie. Bill T. Jones maakte in 1990 de voorstelling 'Last Supper at Uncle Tom's Cabin: the promised Land'. In dit stuk wil Jones, zoals hij zelf zegt in zijn autobiografie 'Last night on earth', uitzoeken welke betekenis zijn Afro-Amerikaanse achtergrond voor hem heeft. Zijn partner Arnie Zane overleed in 1989 aan aids en Jones, zelf ook besmet met HIV, vond dit een belangrijke vraag, die hij zichzelf gesteld moest hebben. Samen met Zane waren al ideeën ontwikkeld om te werken met 'grand narratives', grote verhalen uit de geschiedenis. De titel van zijn voorstelling verwijst naar de bijbel: het laatste avondmaal en het beloofde land, en het boek van Harriet Beecher Stowe: de negerhut van oom Tom.Na het vertonen van een videofragment van de voorstelling gaat Jeroen verder in op de postmoderne werkwijze van de choreograaf. Jones maakt een collage van fragmenten die het onderwerp verkennen en veel verschillende invalshoeken bij elkaar brengt, zonder tot een eenduidige interpretatie te komen. De keuze van het verhaal van Stowe is interessant omdat het zich nog steeds bevindt op het polemische terrein van de relatie tussen zwart en blank in de Amerikaanse maatschappij. De figuur van uncle Tom is onder zwarte Amerikanen een heel negatieve figuur: iemand die verkiest te sterven in plaats van zich te verzetten tegen onrecht. Voor Stowe daarentegen is
uncle Tom een soort heilige. Zij wilde met haar in 1852 geschreven boek aantonen dat zwarten wel degelijk in staat zijn tot beschaving en christendom. Met het opvoeren van het stuk in 1990 wordt het stuk geconfronteerd met de maatschappelijke verhoudingen die sinds 1850 enorm zijn veranderd. Dat noopt de bewerker tot het maken van keuzes die zich verhouden met de eigentijdse werkelijkheid. Jones wil aangeven dat geschiedenis geschreven wordt in de context die bepalend is voor de manier waarop men naar die geschiedenis kijkt. Geschiedenis houdt zich bezig met het verleden, maar de verhalen worden in het heden verteld. De werkwijze van Jones is een vorm van herschrijven van de geschiedenis en van representatie: wie draagt bij aan het schrijven van de verhalen, welke posities en welke geluiden worden getoond, welke worden genegeerd. Jones noemt de voorstelling een theatrale constructie. Hij toont een complex proces waarin verschillende, tegenstrijdige, geluiden mogelijk zijn. Allereerst bestaat de cast uit dansers met verschillende culturele achtergronden. Die persoonlijke achtergrond van de danser is voor hem een onderdeel van het verhaal. Door het betrekken van de verschillende persoonlijke verhalen in het stuk maakt hij zijn nieuwe verhaal voor iedereen actueel en specifiek. In de voorstelling wordt door een rapper zijn levensverhaal gerapt tijdens het laatste avondmaal. In zijn levensverhaal vertelt hij hoe hij voor moord negen jaar gevangen heeft gezeten. Hij speelt tevens de rol van de slavenhandelaar Legree. Naast het gebruik van verhalen gebruikt Jones ook citaten van hoofdrolspelers in de recente Afro-Amerikaanse geschiedenis.: Sojourner Truth, Martin Luther King, Amiri Baranka. Ook hier manipuleert hij de citaten door ze onder andere achterstevoren te laten zeggen: 'Dream a had I' wordt het dan. Over zijn plaats onder de hedendaagse choreografen zegt Jeroen dat Jones kan worden benoemd als een postmoderne chorograaf uit de generatie van de jaren '80. Zijn werkwijze voldoet aan veel van de kenmerken van de postmoderne kunst. Zijn werk heeft belangrijke invloeden van de postmoderne dans en contactimprovisatie, maar ook van de moderne dans en de Afrikaanse dans. Als zwarte danser wilde hij zich echter niet identificeren met de zwarte dans die zich uitsluit van bredere discussies. Hij wil juist deel uitmaken van een gemeenschappelijke geschiedenis en daar een actieve rol in spelen. In zijn werk hebben sterke emoties en politieke boodschappen wel degelijk een plaats. Daarmee neemt hij ook weer afstand van de analytische en formalistische post-moderne dans van de eerste generatie. Vervolgens gaat Jeroen in op de choregrafe Shobana Jeyasingh. Zij kreeg in is 1996 in Londen de 'Time Out Dance Award' voor de beste choreografie met haar voorstelling 'Palimpsest'. Dat was een bijzondere gebeurtenis, want het is uiterst zeldzaam dat een choreograaf die haar werk baseert op een niet-westerse academische dansstijl een choreografie prijs krijgt in Europa. Zij heeft daarmee allereerst erkenning gekregen voor haar choreografische kwaliteiten, maar ook voor de artistieke mogelijkheden van andere dan westerse dansstijlen als basis voor theaterdans. Als er voorheen interesse was voor nietwesterse dansstijlen bij choreografen van westerse theaterdans, dan ging het meestal om 'lenen' of als bron van inspiratie. De niet-westerse dans wordt gebruikt om het bewegingsmateriaal te verrijken. Jeyasingh echter gebruikt de Indiase tempeldans bharata natyam als basismateriaal voor haar werk. Zij heeft de bharata natyam ontdaan van de symbolische gebaren en verhalende achtergrond. Ze doorbreekt de regels van de traditionele techniek. Ze ontwikkelt groepsdansen op basis van formele patronen, dansers raken elkaar aan, dansers werken op de grond, ze integreert de vechtkunst 'kalari payattu' en het spel 'kabadi' in haar choreografieën. Haar gezelschap bestaat uitsluitend uit danseressen van de Indiase diaspora, afkomstig uit verschillende werelddelen, van Amerika tot Europa en Azië, wiens eigen bijdragen ook het werk beïnvloeden. De dans laat een heel krachtige bewegingsidioom zien, vaak uitgaande van de plié in de eerste positie en toont een heel ander
vrouwbeeld dan in de westerse dansstijlen gewoon is. Volgens Jeroen kan Jeyasingh gezien worden als een vertegenwoordiger van de moderne danskunst in de Indiase dans en tegelijkertijd als eigentijds Brits choreograaf. Zij stoort zich geregeld aan de tegenstellingen die gesuggereerd worden tussen oost en west, traditie en vernieuwing. Zo'n tegenstelling waar ze zich tegen verzet is de definitie van klassieke dans en etnische dans, of werelddans zoals wij dat in Nederland gebruiken. Zij pleit voor een herziening van het begrip klassieke dans. De definitie, die uitsluitend Europees ballet betreft, doet volgens haar tekort aan andere dansstijlen in de wereld. Bharata natyam kan volgens haar ook worden gezien als een klassieke dansstijl: het heeft een lange traditie, het wordt op academisch niveau onderwezen en er zijn formele principes van kracht die een geometrische basis vormen van de danstechniek. Jeroen toont ons een videofragment van een documentaire over Jeyasingh. Hierin is de identiteit van migranten een belangrijk thema. Voortdurend vinden zij zichzelf tussen verschillende werelden. Voortdurend wordt op het individu een beroep gedaan om zich flexibel op te stellen naar de verschillende invloeden waaraan hij wordt blootgesteld. De documentaire eidigt met de slotzin: 'How I as an Indian learned to belong to Britain'. Jeroen acht die zin zeer betekenisvol. Hij meende eerst dat er een ongelijkheid uit sprak, de Indiase persoon die zich moet aanpassen aan de Britse cultuur. Maar eigenlijk zegt ze, dat ze deel uit kan maken van de Britse cultuur, zonder haar Indiase achtergrond op te geven. 'Not a choice, but a configuration': je hoeft niet te kiezen voor het een of het ander, je kunt kiezen voor nieuwe vormen die recht doen aan jouw ervaring van de werkelijkheid. Jeroen concludeert dat ook Nederlandse zwarte dansers op zoek zijn naar dansvormen die hen iets vertellen over hun geschiedenis. Hindoestaanse dansers ontwikkelen hun eigen theaterdans, Nederlandse dansers specialiseren zich in niet-westerse dansvormen. Hoewel Nederland een heel andere geschiedenis heeft op het gebied van theaterdans dan Engeland en de Verenigde Staten, blijken deze thema's wel degelijk relevant voor veel dansmakers. De vraag is waar dit te zien is op de podia. Welke verhalen worden verteld in de Nederlandse dans, wie bepaalt de geschiedenis, wie bepaalt de definities en de genres, is er genoeg ruimte voor tussenvormen en mengvormen. Er lijkt een grote kloof tussen werelddans en de theaterdans in Nederland. Beleidsmakers willen dit soort problemen oplossen door geld beschikbaar te stellen. Van der Ploeg is daar een voorbeeld van. Het is nog niet duidelijk welke ontwikkelingen in Nederland zullen doorzetten. De betekenis van nieuwe vormen, nieuwe verhalen en perspectieven laat zich niet zomaar vaststellen. Voor verschillende groepen zullen verschillende ontwikkelingen verschillende betekenissen hebben. Moos v/d Broek Na het verhaal van Jeroen vertelt Moos v.d. Broek over het project 'It takes 2', een initiatief van het Muiderpoorttheater en de Melkweg. Beide theaters programmeerden kleinschalige dans, met dansers en choreografen uit diverse culturen. In veel gevallen ging het hierbij om solisten. De programmeurs vatten het plan op om choreografen met verschillende culturele achtergronden en vanuit verschillende dansvormen bij elkaar te brengen en de opdracht te geven samen een stuk te maken. Ze gingen er van uit dat de vermenging van verschillende stijlen produkties konden opleveren, die veel mensen kunnen boeien. Iets wat in gezien de lokatie van het Muiderpoorttheater van groot belang is. Moos vertelt dat, op een enkele uitzondering na, de betrokken choreografen het een inspirerende en leerzame ervaring vonden om met twee verschillende dansvormen tot een produktie te komen. Combinaties waren o.a. ballet/hiphop, tango/gogo, javaanse dans/dansexpressie. De eindresultaten worden getoond
tijdens het festival 'It takes 2' dat in beide theaters plaats vindt. De vermeniging van verschillende dansstijlen is onder professionals nog weinig gebruikelijk, maar bij jongere amateurdansers zeer vanzelfsprekend, zoals bijvoorbeeld tijdens het festival 'De Opkomst' is te zien. Een initiatief zoals 'It takes 2' zou ook door de grotere podia en danswerkplaatsen genomen moeten worden. Glenn v/d Hoff Als laatste spreker gaat Glenn van der Hoff in op zijn ervaringen als danser en als artistiek leider van de dansgroep Djazzex. Djazzex heeft op de Nederlandse podia zeker iets van culturele diversiteit laten zien, maar Glenn vertelt dat dit voor hem nooit een belangrijk aandachtspunt is geweest. Vanuit zijn eigen achtergrond heeft hij culturele verscheidenheid altijd als vanzelfsprekend ervaren. Glenn kwam in 1960 vanuit Indonesië naar Nederland en voelde zich helemaal niet welkom. Hij werd vaak uitgescholden en werd op school uitgestoten. De Indische Nederlanders moesten zich aanpassen aan de Nederlandse cultuur. Zo waren er veel Indonesische (Molukse) dansgroepen, maar die werden door de professionele danswereld volkomen genegeerd. Glenn volgde een academische dansopleiding en tijdens de oprichting van Djazzex had hij alleen artistieke doelen: de jazzdans ontwikkelen tot een volwaardige theaterdansvorm. Daarbij was het een gegeven dat de jazzdans bij uitstek een dansvorm is waarin sprake is van vermeniging van culturen. Het artistiek onderzoek van Glenn was vooral gericht op het communicatieve aspect van de dans. Dat de leden van de groep van verschillende etnische afkomst waren, was min of meer een toevalligheid. Glenn vertelt dat hij wel altijd bewust gebruik maakte van de culturele en etnische verschillen van de dansers, maar het was niet het centrale thema van zijn werk. Glenn geeft een voorbeeld van één produktie waarin dat wel het geval was: de voorstelling 'Strange fruit'. Maar hij acht deze voorstelling niet geslaagd. Het was te verhalend en te clichématig. Volgens Glenn kan culturele diversiteit bij het scheppingsproces een belangrijke rol spelen, maar uiteindelijk gaat het om de artistieke kwaliteit en om een diepere laag dan de uiterlijke verschillen: om de mens. Glenn eindigt zijn verhaal met een citaat van Peter Brooks: 'Een multiculturele groep heeft alleen nut als de spelers werkelijk iets nieuws maken. Je moet eerst de stereotypen aan stukken hakken zodat overblijft wat alle acteurs verbindt: de universele mens.' Discussie In de hierna volgende discussie komen verschillende vraagstukken aan bod. Ten eerste: de dansvakopleidingen worden geleid door mensen die zijn opgegroeid in de westerse danstraditie. Je ziet daar ook bijna uitsluitend witte leerlingen. De opleidingen hebben geen aantrekkingskracht voor gekleurde jongeren en er zijn ook geen andere plaatsen waar ze geschoold en begeleid kunnen worden. Vervolgens het probleem van definities: wat is culturele beïnvloeding, wat is fusion? En daarnaast: etnische verscheidenheid betekent nog geen culturele diversiteit. Nog een andere zaak is de motivatie van de danser of de choreograaf; wil je je vooraleerst profileren als kunstenaar of wil je bewust de eigen cultuur profileren. Een ingewikkelde kwestie is het hanteren van criteria, zowel artistiek als inhoudelijk. Wanneer voorstellingen een duidelijke culturele boodschap hebben waarmee je je solidair voelt is het moeilijk om op artistieke gronden kritiek te uiten. Bovendien zijn de nu geldende artistieke criteria zeer westers bepaald. Tot slot de vraag: lopen we geen gevaar dat de dans zich ontwikkelt tot een soort 'global dance' waarin door de totale vermenging van culturen geen werkelijke culturele roots meer zichtbaar zijn. Blijft het niet belangrijk om volgens twee sporen te werken en te denken: zowel het in stand houden van traditionele vormen als het putten uit deze vormen om tot nieuwe vormen te komen? Veel vragen, weinig
antwoorden. Vragen die door de toekomstige ontwikkelingen beantwoord zullen worden. Danswetenschappelijk onderzoek zal daarin een rol moeten spelen. Het wachten is op de onderzoekers. Databank: nieuwe inventarisatie De laatste tijd zien steeds meer culturele instellingen (zowel podia als gezelschappen) de noodzaak tot het uitvoeren van educatieve en publieksbegeleidende activiteiten. Educatie en publieksbegeleiding kunnen gezien worden als instrumenten om de cultuurparticipatie van verschillende doelgroepen te bevorderen en tevens als instrumenten om de kunstbeleving van het reeds opgebouwde publiek te verdiepen. Gezien deze ontwikkeling, heeft de Vereniging voor Dansonderzoek de enige jaren geleden opgezette databank voor inleidingen bij dansvoorstellingen en lezingen over dans opnieuw geïnventariseerd. Deze databank bevat gegevens omtrent veel lezingen over dans voor veel doelgroepen en op verschillende niveau's. Degenen die de inleidingen en lezingen kunnen verzorgen zijn allen leden van de Vereninging voor Dansonderzoek en beschikken over een brede deskundigheid op veel verschillende terreinen van de dans. Veelal worden de lezingen opgeluisterd met audiovisueel materiaal en in enkele gevallen door een dansdemonstratie. Voor meer informatie contact opnemen met: Vera Bergman LOKV, Nederlands Instituut voor Kunsteducatie Ganzenmarkt 6 3512 GD Utrecht tel 030 2332328 fax 030 2334018 e-mail
[email protected] Nota bene: het moge duidelijk zijn dat de VDO alleen optreedt als intermediair. Een aanvraag voor een lezing wordt direct doorgespeeld en onderhandelingen over tijd, plaats, onderwerp en vergoeding worden aan de betrokkenen zelf overgelaten. Gesignaleerd Werelddans in de Nederlandse kunsteducatie Tussen rasa en redoble Afgelopen januari verscheen Tussen rasa en redoble; werelddans in de Nederlandse kunsteducatie bij het LOKV Nederlands Instituut voor Kunsteducatie. In deze uitgave worden ervaringen beschreven die centra voor de kunsten de afgelopen jaren met werelddans hebben opgedaan. Aan de hand van de volgende vragen geeft de publicatie een aanzet tot een praktische benadering van culturele diversiteit in de danseducatie: - Waar staat werelddans in het Nederlandse culturele landschap? - Hoe verhouden benaderingen van (dans)-onderwijs in Nederland en andere tradities zich tot elkaar? - Hoe past werelddans in de structuur van de Nederlandse kunsteducatie? Een stappenplan helpt instellingen voor kunsteducatie bij het opzetten van een cursusaanbod werelddans.
Op de podia en in de media zijn Indiase bharata natya, dans, flamenco en Afrikaanse dans al langer bekend. Om de culturele diversiteit ook bij centra voor kunsten een structurele plek te geven, startte het LOKV in 1993 een project werelddans. Inmiddels heeft werelddans, in navolging van wereldmuziek, terrein veroverd bij centra voor kunsten. Onderkend wordt dat voor een succesvol resultaat een structurele benadering nodig is: culturele diversiteit in het cursusaanbod vraagt vaak om beleidsveranderingen en een cultuuromslag. Zodat werelddans méér is dan enkel een modegril. Auteur Laurien Saraber brengt in Tussen rasa en redoble de ontwikkelingen van werelddans binnen de Nederlandse kunsteducatie overzichtelijk in kaart. Saraber speelde een belangrijke rol bij de ontwikkeling van de Werelddansschool (Kunstweb) in Amsterdam waarvan zij tot eind 1999 coördinator was. Momenteel leidt zij als stafmedewerker bij het LOKV het project Wereldtheater. Tussen rasa en redoble; werelddans in de Nederlandse kunsteducatie Prijs fl. 29,50 Bestelnummer 2000.002 Meer informatie en bestellingen via
[email protected] of telefonisch bij de Klantenbalie: 030 2332328 Danswetenschap in Nederland Onlangs verscheen Danswetenschap in Nederland, een bundel artikelen over dans en dansonderzoek in Nederland. Het initiatief voor deze bundel werd genomen door de Nederlandse Vereniging voor Dansonderzoek. De redactie van dit boek, dat het eerste deel is van wat een serie moet worden, bestond uit Mirjam van der Linden, Peter Eversmann en Anja Krans. In Danswetenschap in Nederland zijn artikelen samengebracht over aan dans gerelateerd onderzoek dat in Nederland wordt uitgevoerd, aan de universiteiten, de dansopleidingen en daarbuiten. Dansonderzoek is interdisciplinair van karakter. Veel publicaties zijn bovendien nauwelijks voor een breder publiek toegankelijk. Danswetenschap in Nederland brengt hierin verandering. In het 134 pagina's tellende boek vindt de geïnteresseerde lezer een unieke bundeling van onderzoek op zulke uiteenlopende terreinen als historisch en filosofisch onderzoek, dansanalyse, danstherapie, niet-westerse dansvormen, dansopleidingen, receptieonderzoek en dansdramaturgie. In de twee inleidende artikelen schetst Mirjam van der Linden de positie van het dansonderzoek aan de Nederlandse universiteiten en bij de dansopleidingen. Daarna geeft Onno Stokvis zijn visie op de huidige danspraktijk. De kern van het boek bestaat uit toegankelijk geschreven verslagen en besprekingen van recent onderzoek. In de bundel is bewust gekozen voor een brede benadering van dansonderzoek, zodat zowel toegepast als meer zuiver wetenschappelijk onderzoek aan bod komt. Ook is ruime aandacht besteed aan onderzoek dat is uitgevoerd door studenten in het kader van hun doctoraalscripties. De bundel besluit met een voorlopig overzicht van danswetenschap op internet door Klazien Brummel. Danswetenschap in Nederland is voor fl. 25,- te koop bij het Theaterinstituut in Amsterdam en in enkele boekhandels in de grote steden. Schriftelijk bestellen is uitsluitend mogelijk door storting van fl. 29,95 (incl. verzendkosten) op bankrekening 6267573 t.a.v. de Vereniging voor Dansonderzoek, Postbus 17152, 1001 JD Amsterdam, met duidelijke vermelding van 'bundel danswetenschap'. Danswetenschap in Nederland - Deel 1
Amsterdam: Vereniging voor Dansonderzoek 134 pagina's ISDN 90-76825-01-7 Prijs: fl. 25,Introduction to Baroque Dance Een instructievideo in twee delen van internationaal gerenommeerd barokdanseres Paige Whitley-Bauguess in samenwerking met Thomas Baird en musici van 'Baroque Arts Project'. Volume One ($35) Step Sequences, Courante, Menuet, Bourrée & Rigaudon, Allemande, Gavotte, Sarabande Volume Two ($35) Gigue, Loure, Entrée Grave, Passacaille & Chaconne, Les Caractères de la Dance Voor meer informatie: Down East Dance 2500 Trent Road, Suite 4 New Bern, NC 28562 USA Tel. 001 252 633 9622 Fax 001 252 636 2247 E-mail
[email protected] In the moment We ontvingen de volgende call for papers voor de 24ste jaarlijkse conferentie van de Society of Dance History Scholars: Goucher college, Towson, Maryland, June 21-24, 2001: The Society defines dance history in de broadest possible terms. Since dance happens 'in the moment', all dance becomes part of the past -- becomes historical -- as soon as it is performed. Thus the Society of Dance History Scholars embraces a range of research methodologies in order to recover the meanings of the dance event for participants and spectators. Some of these methodologies draw from related disciplines -- musicology, anthropology, theatre and performance studies, feminist theory and queer theory -- while others employ dance-specific modes of inquiry such as movement analysis or choreographic reconstruction. The conference aims to revisit the discipline and interdiscipline of dance studies. The programme committee invites submissions on all topics related to dance history. In particular, the committee encourages proposals for theme panels that reconsider established parameters for dance historical research. Submissions from graduate students are especially welcome. Formats: 1. Individual papers: based on unpublished research or interpretation, should not exceed 30 minutes for presentation, including audio-visual aids. Submit a proposal that includes an abstract (2 pages) and a bibliography; 2. Panels: three or four applicants may propose a panel of papers on a related topic. Submit a one-page summary of the larger topic in addition to individual paper proposals; 3. Lecture-demonstrations: may run from 45-90 minutes. Submit a proposal no more than two pages long that describes the topic, approach and sources; 4. Workshops: movement workshops may not exceed 90 minutes. Submit a proposal not more than two pages long that describes your focus, approach and sources. Submissions must be postmarked by 15 September 2000. Final decisions will be made by 1 January 2001. For queries and submission forms you can contact Susan Manning at +1 8474913147 (phone), +1 8474671545 (fax) or
[email protected].
Send five copies of your proposal along with a submission form to: Susan Manning Northwestern University Dance Program 1979 South Campus Drive Evanston, IL 60208-2430 Programme committee: Susan Manning (Northwestern University), chair; Barbara Browning (New York University); Brenda Dixon-Gottschild (Temple University); Rebecca HarrisWarrick (Cornell University); Kate Ramsey (Columbia University). FIRT Conferentie Theatre Space: sight and sound We ontvingen de volgende call for papers voor de jaarrlijkse FIRT (Fédération Internationale pour la Recherche Théâtrale) conferentie van 18-23 september 2000 in Lyon, met als onderwerp 'Theatre Space: sight and sound'. De conferentie wordt georganiseerd door de Université Lumière Lyon in samenwerking met Ensatt. Call for papers Addressing to one of the following themes: - From page to stage; - Actor constructing space, actor and voice; - Creation and reception of sound in theatre space (Architecture, acoustics, sound in performance); - Theatre lighting (History, techniques, function, perception, analysis); - Scenography, props and costumes (Scenography and painting, scenography and architecture, scenography and new technologies. Costume and fashion, costume and painting, costume and the body, costume and performance. Theatre props, object theatre, use of materials in performance); - Iconography and transmission (Illustrations, frontispieces, vignettes, and representation of theatre in books and painting. Photographing theatre and dance. Filming theatre); - Teaching theatre and theatre training (Theatre profession. Relationship between theory, research and artistic practice); - Round table of young scholars. Papers should be no longer than 20 minutes in length. Please send proposals stating title, a 300-word abstract, and a curriculum vitae before 1 February 2000 to: Prof. Christine Hamon-Siréjols, Directrice du Départment des Arts de la Scène, de l'Image et de l'Écran, Faculté des Lettres, Colloque FIRT, Université de Lyon. Campus Bron, 5 avenue Pierre Mendès-France, CP 11. 69676 BRON Cedex, FRANCE Tel/Fax: + 4 78 30 88 14 Email:
[email protected] FIRT Werkgroep We ontvingen de volgende aankondiging van Susan Leigh Foster (
[email protected]): Dear Choreography and Corporeality Working Group Participants, Past, Present and Future: I want to invite you to the next meeting of the Working Group in Choreography and Corporealities to be held in conjunction with the International Federation for Theatre Research conference in Lyon, France, 18-23 September, 2000. Let me remind those of you
who already attended and inform those of you I hope will participate this coming year about our working structure: The purpose of the Working Group is to discuss and receive comments on our own new research on dance and the body. All participants are invited to submit short essays to be distributed and read in advance by all members. We will then convene in Lyon to make a schedule so that we can spend time discussing each person's contribution in an informal and constructive environment. I'll be organizing the logistics for distribution of the papers. We'll need them by July 1, 2000, so that they can be copied and mailed in advance of the meeting. Please contact me with questions. Studiedag over dramaturgie van dans, mime en beeldend theater Op maandag 5 juni van 9.30-19.00 uur organiseert Theater Instituut Nederland een studiedag over dramaturgie. 'De dramaturgie klopt niet' is vaak de kritiek van recensenten, programmeurs en commissieleden op minder geslaagde dans, mime, poppen-, object- en beeldend theater. Met name in deze disciplines zijn makers vaak tegelijkertijd scheppend en uitvoerend bezig en er wordt maar zelden met dramaturgen gewerkt. Over en weer wordt er weinig kennis uitgewisseld over wat theatermakers en dramaturgen uit de de genoemde disciplines voor elkaar kunnen betekenen, er is angst voor het verliezen van de artistieke autonomie en bestaande dramaturgie opleidingen zijn sterk gericht op toneel. Op de studiedag zullen dramaturgen en makers uit verschillende disciplines aanwezig zijn. Onder leiding van dramaturge Thera Jonker buigen zij zich over de vraag hoe dramaturgie kan worden geïntegreerd in de verschillende disciplines. De kosten van deelname bedragen, inclusief lunch en afsluitende borrel: fl.35,- en Theater Instituut leden fl. 28,-. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Theater Instituut Nederland: Eliane Attinger of Onno Stokvis. Tel. 020 551 3300 World Wide Waltzing Peter Eversmann De onderzoeker in het bezit van een computer met internetaansluiting staat een schier oneindige hoeveelheid informatie -- ook op het gebied van dans(onderzoek) -- ter beschikking. In deze rubriek van de nieuwsbrief bekijken we telkens één of meerdere sites wat nader. Ooit een artikel of boek over dans tegengekomen dat op het eerste gezicht onbegrijpelijk was door de vele technische termen die er in voorkwamen? Met name voor de beginnende (ballet)onderzoeker lijkt het soms te wemelen van specialistische -- vaak Franse -- benamingen die bekend worden verondersteld, nergens worden uitgelegd en artikelen of analyses onleesbaar maken voor de niet in het jargon ingewijde. Een en ander doet natuurlijk ogenblikkelijk de vraag rijzen of er geen verklarende woordenboeken te vinden zijn? Ja, die zijn er inderdaad en we zullen enkele electronische versies de revue laten passeren. Enkele, want de oogst op het net is niet erg groot. Dat komt ook omdat een aantal verwijzingen op niets blijken uit te lopen -- iets dat vaker voorkomt en langzamerhand een van de meer irritante kenmerken van het web blijkt te zijn. Wat dat betreft zou het een goede gewoonte dienen te zijn niet meer bruikbare of achterhaalde pagina's te verwijderen of in een goed geordend archief op te slaan. En natuurlijk dienen links regelmatig gecontroleerd te worden. Een illustratie van dit alles geeft de pagina met de titel: 100 (more or less) Common Ballet Terms Defined. De versie is van augustus 1999 en dus niet al te oud zou je zeggen. Niettemin verwijzen van de zes links naar andere ballet dictionaries er maar twee naar bruikbare
websites. De rest is niet te vinden (ook niet na meerdere dagen geprobeerd te hebben), of verwijst naar een woordenboek waarvan enkel de letter a bestaat en waar je dus weinig aan hebt. Maar goed, twee van de zes is nog wel iets en de genoemde site geeft zelf ook informatie. Het belangrijkste daarvan is misschien nog wel de verwijzing naar standaardliteratuur op het gebied van technische ballet termen zoals: Leo Kersley and Janet Sinclair (A Dictionary of Ballet Terms. Da Capo Press, 1979, ISBN 0-306-80094-2) of Gail Grant (Technical Manual and Dictionary of Classical Ballet. New York: Dover Books, 1982, ISBN 0-486-21843-0). De lijst referenties bevat nog meer en geeft wat dat betreft een aardig handvat om in de bibliotheek die werken te raadplegen welke meer licht zouden kunnen werpen op duistere uitdrukkingen. Toch is het eigenlijk beschamend om op te merken dat de referenties naar boeken de belangrijkste informatie van de site is; de titel beloofde toch definities van ballettermen? Ja die zijn er ook wel -- alfabetisch gerangschikt en met aanklikbare kruisreferenties -- maar helaas zijn deze definities enkel tekstueel en gebruiken niet de mogelijkheden van het net om met behulp van (bewegende) plaatjes een en ander te verduidelijken. Typerend is de volgende beschrijving van de fouetté en tournant die, hoewel correct, niet echt inzichtelijk maakt wat er nu op het toneel gebeurt: fouetté en tournant ["turning fouetté"]. A turn in which a whipping motion of the working leg makes the body go round. Usually but not always done en dehors, which is the description that follows. The working leg opens to 2nd position at 45 degrees. The working leg whips in behind the calf of the supporting leg, while the arms come in, the body turns en dehors, and the supporting leg rises to relevé. Quickly, the working foot is brought to the front of the calf and is opened to 2nd at 45 degrees while the working foot is lowered into demi-plié. While in this position, the arms open to second in preparation for a repeat of the movement. When you hear of "32 fouettés" in Swan Lake or some other ballet, this is what they mean. Al niet veel beter is overigens de Ballet Central, Ballet Vocabulary site, die eveneens slechts korte omschrijvingen geeft. Bijzonderheid daarbij is nog wel dat er fonetische hulp geboden wordt om met name Amerikanen ook de uitspraak van de tremen bij te brengen. Zo wordt de fouetté fonetisch weergegeven als fwehTAY en komt iets als jeté entrelacé er uit te zien als zjehTAY ahntrahlahSAY. U begrijpt al: leuk om op feestjes te raden wat er bedoeld kan worden, maar of een en ander voor niet Frans geschoolden echt de kommunikatie in de danswereld zal bevorderen valt te bewijfelen. Toch een heel ander verhaal is de online dictionary van de American Ballet Theatre-site. Hier vinden we niet alleen een groot aantal termen verklaard (en fonetisch gespeld), maar bovendien wordt zeer regelmatig voorzien in een kortfilmpje waarin getoond wordt hoe de desbetreffende beweging er uit ziet (de Quicktime VR plugin die voor het afspelen nodig is kan via de gegeven link snel worden opgehaald). In aansluiting hierop is ook BalletWeb! het waard genoemd te worden. Deze persoonlijke site van Jim Williams bevat o.a. de 'electric ballerina': alweer een aantal filmpjes die danspassen en bewegingen illustreren. Nu echter niet uitgevoerd door 'echte' dansers zoals op de vorige site maar door via de computer gegenereerde draadfiguren. Overigens is Williams eigenlijk dansfotograaf en zijn site kent daarom ook een aantal technische tips op het gebied van de dansfotografie en verwijzingen naar fotoboeken over dans. Bijzonder zijn ook de twee fotoseries die op de site staan: de een over "Les Sylphides" en de ander over "Teachers and Students." Prachtige afbeeldingen in zwart wit die de, soms wat tendentieuze, begeleidende teksten in feite overbodig maken. Maar de (schaarse) technische term in die teksten kan nu wel opgezocht worden.
Dramaturgie en dans: Concepts on the Edge of Chaos Maaike Bleeker Op 12 en 13 mei vond in Zürich een symposium plaats over dramaturgie en dans onder de titel "Concepts on the Edge of Chaos". Dit symposium was onderdeel van het internationale dansfestival STEPS #7 en werd georganiseerd door STEPS i.s.m. het Gottlieb Duttweiler Institut. Jochen Sandig (als dramaturg werkzaam met Sasha Waltz), Myriam van Imschoot (danscritica en theoretica), Steve Vak (als dramaturg werkzaam met William Forsythe), Georg Weinand (als dramaturg werkzaam met Wim Vandekeybus) en ikzelf spraken hier over de samenwerking van choreograaf en dramaturg en de rol die dramaturgische concepten hierin zouden kunnen spelen. Ik was uitgenodigd samen met Itzik Galili naar aanleiding van onze recente samenwerking bij zijn voorstelling Beautiful You. Iedere spreker gaf een korte presentatie waarna de deelnemers in werkgroepen verder ingingen op de onderwerpen die in de presentaties aan de orde gesteld werden. Daarnaast vonden twee publieke discussies plaats: een gesprek tussen de bovengenoemde dramaturgen en Itzik Galili over ieders praktische ervaringen met de samenwerking tussen choreograaf en dramaturg, en een tweede gesprek over dramaturgie als marketing concept. Aan dit tweede gesprek werd deelgenomen door Guilherme Botelho (choreograaf Cie. ALIAS), Gabriele Brandstetter (hoogleraar hedendaagse Duitse literatuur en danstheoretica), Walter Heun (artistiek leider Lutzerntanz), Nana Khaksouri (entredance, events & company management), Pius Knüsel (culturele sponsoring Credit Suisse), Lilo Weber (literatuurwetenschapper en danscritica) en Samuel Würsten (danser, choreograaf, artistiek leider van Holland Dance festival en lid van de artistieke directie van STEPS #7). Meer informatie over de diverse presentaties evenals het afsluitende commentaar van organisator Esther Sutter is te vinden op de webpage van STEPS onder Dance Symposium. De tekst van mijn presentatie zal verschijnen in Tanzdrama. Agenda 5 juni 2000 Studiedag over dramaturgie van dans, mime en beeldend theater Op de studiedag (9.30-19.00 uur) zullen dramaturgen en makers uit verschillende disciplines aanwezig zijn. O.l.v. van dramaturge Thera Jonker wordt ingegaan op de vraag hoe dramaturgie kan worden geïntegreerd in de verschillende disciplines. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Theater Instituut Nederland: Eliane Attinger of Onno Stokvis. Tel. 020 551 3300 1 juli t/m 29 augustus 2000 Moving Arts- Keulen De Internationale Sommerakademie vindt plaats van 1 juli tot en met 29 augustus met onder andere workshops eigentijdse dans, contactimprovisatie, nieuwe dans, feldenkrais, bmc, etc. Zowel voor gevorderde dansers als professionals. Daarnaast zijn er lezingen en voorstellingen. Informatie: Moving Arts, e-mail
[email protected], website of tel. +0221 446 363 juli/augustus 2000 Oerdans aan zee Anneke Wittermans organiseert gedurende verschillende zomerweken 'oerdans aan zee'. Van 11 t/m 14 juli, 14 t/m 17 augustus en 28 t/m 31 augustus in Katwijk, en van 25 t/m 28 juli in
Monster. Info: A. Wittermans, tel.071514 3610. 19-23 juli 2000 Dancing in the Millennium De conferentie wordt georganiseerd door 15 dansorganisaties en zal plaatsvinden in Washington DC. Doel is wetenschappers, therapeuten, docenten, dansers, recensenten, choreografen, doctoren, etc., samen te brengen. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Carol Marsh:
[email protected] of de website bezoeken. 30 juli-6 augustus 2000 Dance and the Child International Conference De conferentie zal plaatsvinden op de University of Regina; Regina, Saskatchewan, Canada. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Ann Kipling Brown:
[email protected]; zie ook de website. 14-26 augustus 2000 Dansfestival Chateauroux Danstrainingen op verschillende niveau's en disciplines:modern, jazz, hip-hop, klassiek, afrikaans, spanns, etc. Informatie: DARC, tel. +02 5427 4916 of de website. 18-23 september 2000 FIRT Conferentie, Theatre Space: sight and sound zie eerder in deze nieuwsbrief 3-5 november 2000 Conferentie European Association of Dance Historians De EADH-conferentie zal plaatsvinden in het pas gerestaureerde Royal Opera House te Londen. Thema van de conferentie is het beoefenen en doceren van dansgeschiedenis. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Madeleine Inglehearn, tel./fax +44-181-8929638. 21-24 juni 2001 In the moment De jaarlijkse conferentie van de Society of Dance History Scholars: zie eerder in deze nieuwsbrief Eindredactie: Maaike van Geijn en Peter Eversmann last revised: 14 June 2000