Nieuwsbrief accreditatie van nascholing voor herregistratie Nummer 1
Deze nieuwsbrief verschijn vier keer per jaar. De redactie wordt gevormd door de leden van de Commissie van uitvoering van het Accreditatie Overleg. Wij adviseren u deze eerste nieuwsbrief te behouden als naslagwerk voor nieuwe commissieleden, bestuursleden en bureaumedewerkers. De eerst volgende bijeenkomst van het Accreditatie Overleg zal plaatsvinden op 20 mei 2008 in de Domus Medica te Utrecht. Inhoud van deze nieuwsbrief: 1. Waarom deze nieuwsbrief p. 1 2. Regelgeving van Accreditatie Overleg op hoofdlijnen p. 1 3. Nieuws over Accreditatie Overleg en Commissie van Uitvoering p. 5 4. Geschiedenis van het Accreditatie Overleg p. 6 5. Vragen of nadere informatie p. 7
1.
Waarom deze nieuwsbrief?
In 2007 heeft het Accreditatie Overleg (AO) een eigen dagelijks bestuur ingesteld. Aan dit dagelijks bestuur is de naam ‘Commissie van Uitvoering’ (CvU) gegeven, om te benadrukken dat de beslissingsbevoegdheid over het gezamenlijke beleid en de gezamenlijke regelgeving de verantwoordelijkheid blijft van het AO. Tijdens deze eerste bijeenkomst ontdekten enkele leden van de CvU dat er binnen hun vereniging een informatieachterstand bestond over de gezamenlijke regelgeving. Het leek de CvU daarom goed om een nieuwsbrief uit te brengen, waarin de belangrijkste regelgeving van het AO op een rij is gezet. De CvU streeft er naar om vier maal per jaar een nieuwsbrief over de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van de accreditatie van nascholing uit te brengen. 2.
Regelgeving van het Accreditatie Overleg op hoofdlijnen
In het Accreditatie Overleg zijn met instemming van de overgrote meerderheid van de 35 wetenschappelijke verenigingen en beroepsverenigingen van erkende specialismen de volgende gezamenlijke regels voor de accreditatie van nascholing vastgesteld (zie: www.knmg.nl/accreditatie):
1
– –
Beoordelingskader (versie juli 2004); Algemene Voorwaarden (versie augustus 2006).
2
2.2
Beoordelingskader
Beoordelingscriteria Een accreditatieaanvraag wordt aan de hand van de volgende criteria beoordeeld: • Inhoudelijke (wetenschappelijke) kwaliteit van het programma • Objectiviteit van het programma • Didactische kwaliteit van het programma en docenten • Relevantie van het programma Toekenning van accreditatiepunten aan bijeenkomsten 1 Klokuur onderwijs = 1 accreditatiepunt/ uur. Totaliseren en afronden op hele accreditatiepunten: • Het aantal accreditatiepunten/ uren wordt per (meerdaagse) cursus getotaliseerd en daarna wordt het totaal aantal accreditatiepunten/ uren afgerond; • Minder dan 30 minuten = 0 accreditatiepunten/ uren; • Gelijk aan of meer dan 30 minuten = 1 accreditatiepunt/ uur. Uitsluitend educatieve programmaonderdelen tellen mee: • Kennisoverdracht; • Kennisuitwisseling; • Individuele en groepsoefeningen (tijdens het programma); • Vaardigheidsoefeningen onder supervisie (tijdens het programma). Evaluatie, toetsing en visitatie • Bij voorkeur worden de kwaliteit van het nascholingsprogramma en van de docenten schriftelijk door de deelnemers geëvalueerd. • Bij voorkeur worden de leervorderingen van de deelnemers getoetst. • De vereniging die accreditatie heeft toegekend, kan de bijeenkomst onaangekondigd visiteren, zonder dat deelnemerskosten worden berekend. (zie Algemene Voorwaarden) Naleving Code Geneesmiddelen Reclame (CGR) • De accreditatiecommissie beoordeelt uitsluitend de kwaliteit en objectiviteit van de educatieve programmaonderdelen. Accreditatiecommissies rekenen het niet tot hun verantwoordelijkheid om te beoordelen of de bij- of nascholingsbijeenkomst voldoet aan de voorwaarden die de Code Geneesmiddelen Reclame (www.cgr.nl) aan dergelijke bijeenkomsten stelt. Dit is en blijft de verantwoordelijkheid van de aanbieder van en deelnemers aan de bij- of nascholingsbijeenkomst. De aanbieders zijn hierop toetsbaar. • Om de deelnemende artsen behulpzaam te zijn, vraagt de accreditatiecommissie een verklaring van de aanbieder van de bij- of nascholing, dat deze zich zal houden aan de Code Geneesmiddelen Reclame. Dit biedt geen 100% waarborg dat dit ook gebeurt. Indien artsen onverhoopt toch hebben deelgenomen aan een geaccrediteerde
3
•
bijeenkomst, waarbij de Code Geneesmiddelen Reclame is overtreden en hierop door de Inspectie voor de Gezondheidszorg worden aangesproken, kunnen zij genoemde verklaring opvragen bij de accreditatiecommissie en gebruiken bij hun verdediging. De genoemde verklaring ontslaat individuele artsen overigens niet van hun eigen verantwoordelijkheid om zelfstandig te beoordelen of een bij- of nascholingsbijeenkomst voldoet aan de Code Geneesmiddelen Reclame en om niet deel te nemen aan bijeenkomsten die hieraan niet voldoen. Overtredingen van de Code Geneesmiddelen Reclame, die de accreditatiecommissie ter kennis zijn gekomen, kunnen er toe leiden dat aan de betreffende bijeenkomsten en/of aanbieder gedurende twee jaar geen accreditatie meer wordt toegekend.
2.2
Algemene Voorwaarden
Aanvragen van accreditatie • Aanbieders van nascholing kunnen accreditatie uitsluitend voorafgaand aan de nascholingsbijeenkomst aanvragen. • Bij uitzondering kunnen specialisten die aan een nascholing hebben deelgenomen, bij de wetenschappelijke vereniging of beroepsvereniging van het eigen specialisme, achteraf accreditatie aanvragen. • Accreditatieaanvragen nascholingsbijeenkomsten worden binnen 5 weken beoordeeld. (zie: verslag AO d.d. 18 april 2006) Reclameren In geval van een vergissing van de accreditatiecommissie (bijvoorbeeld in de berekening van het aantal uren) kan de accreditatiecommissie worden verzocht om herstel van de gemaakte ‘fout’. De accreditatiecommissie wordt geacht om bij een vergissing binnen 1 week uitsluitsel te geven. Bezwaar • Het aanvechten van een besluit van de accreditatiecommissie om een (onderdeel) van een bijeenkomst niet te accrediteren, kan uitsluitend door het formeel indienen van een bezwaar bij de accreditatiecommissie. • De herbeoordeling door de accreditatiecommissie vindt plaats door een andere accrediteur dan de accrediteur die de eerste beoordeling heeft gedaan. • De accreditatiecommissie wordt geacht om uiterlijk binnen 5 weken, en zoveel eerder als mogelijk, uitsluitsel te geven. Beroep • Tegen een uitspraak van de accreditatiecommissie kan uitsluitend in beroep worden gegaan, nadat de accreditatiecommissie een ‘bezwaar’ heeft afgewezen.
4
• • •
Een verzoek tot herziening van een afwijzing door de accreditatiecommissie van een ingediend bezwaar, dient bij het bestuur van de betreffende Wetenschappelijke Vereniging en/of beroepsvereniging te worden gedaan. Het bestuur/ de beroepscommissie wordt geacht om binnen 8 weken, en zoveel eerder als mogelijk, uitsluitsel te geven. Tegen de herbeoordeling van het bestuur/ de beroepscommissie is geen beroep mogelijk.
Zichtbaarheid van relaties met farmaceutische bedrijven of sponsors • Van een relatie met een farmaceutisch bedrijf (inclusief koepelorganisaties) of sponsor, wordt geacht sprake te zijn als iemand werknemer, directeur, bestuurslid, of grootaandeelhouder is bij een farmaceutisch bedrijf of sponsor, of als een farmaceutisch bedrijf of sponsor iemand onderzoeks- of onderwijsfondsen verstrekt, of betaalt als consulent of adviseur. • Van een voor deze bijeenkomst relevante relatie met een bedrijf of sponsor wordt geachte sprake te zijn, als deze bedrijven of sponsors belang kunnen hebben bij de bijeenkomst. • Een voor deze bijeenkomst relevante relatie van een lid van de organisatiecommissie, programmacommissie, spreker, dagvoorzitter, of sessievoorzitter met een (farmaceutisch) bedrijf of sponsor, moet uit de aankondiging en het programma blijken en mag de programmacommissie niet beknotten in haar autonomie. • De voorzitter van de programmacommissie dient onafhankelijk te zijn, d.w.z. dat hij geen voor deze bijeenkomst relevante relatie heeft met een (farmaceutisch) bedrijf of sponsor. Promotioneel programmaonderdeel • Een promotioneel programmaonderdeel is een programmaonderdeel dat tot doel heeft een of meer producten van een bedrijf met winstoogmerk onder de aandacht te brengen. • Een promotioneel programmaonderdeel komt niet in aanmerking voor accreditatie. • Een eventueel promotioneel programmaonderdeel dient als zodanig duidelijk herkenbaar in het (concept)programma te worden aangegeven. • Deelnemers moeten zich probleemloos aan een promotioneel programmaonderdeel kunnen onttrekken. 2.3
Overige gezamenlijke afspraken
Verantwoordelijkheid voor accreditatie (zie Grondregels d.d. 2003) De accreditatie van bij- en nascholing voor specialisten is de verantwoordelijkheid van verenigingen van specialisten, op het organisatieniveau van de afzonderlijke erkende specialismen. Deze verenigingen van specialisten kunnen Wetenschappelijke Verenigingen en/of beroepsverenigingen zijn. Inhoud van nascholing (zie: verslag AO d.d. 20 maart 2007)
5
In de bijeenkomst van het Accreditatie Overleg op 20 maart 2007 is besloten om de competenties van de arts volgens het CanMeds-model, zoals die gelden voor de opleiding tot specialist, ook te kiezen als uitgangspunt voor de nascholing van de specialist 1. Nascholing op het gebied van een of meer van de zeven competenties van de specialist volgens het CanMeds-model komen in principe voor accreditatie in aanmerking: 1) 2) 3) 4) 5) 6) 7)
Medisch handelen Communicatie Samenwerking Kennis en wetenschap Maatschappelijk handelen Organisatie Professionaliteit
Zie voor de nadere uitwerking van deze competenties de Kaderbesluiten van het CHVG, CCMS of CSG (www.knmg > Opleiding & registratie).
1
Huisartsen, verpleeghuisartsen, artsen voor verstandelijk gehandicapten en sociaal geneeskundigen zijn ook specialist in de zin van de Wet Big. 6
De 1e competentie ‘medisch handelen’ betreft meestal vakinhoudelijke nascholing. Vakinhoudelijke nascholing wordt geaccrediteerd door de wetenschappelijke vereniging op wiens vakgebied de nascholing ligt. De 2e t/m 7e competentie betreffen meestal algemene nascholing. Algemene nascholing voor medisch specialisten wordt geaccrediteerd door het Accreditatie Bureau Medisch Specialisten (ABMS). 3. Nieuws over het Accreditatie Overleg en Commissie van Uitvoering In 2007 heeft Willem Geerlings (internist), Ernest Briet opgevolgd als voorzitter van het Accreditatie Overleg (AO). Het AO komt gemiddeld twee keer per jaar bijeen. De CvU komt naar behoefte bijeen, doch minimaal vier maal per jaar op andere data dan het AO. De CvU van het AO kent de volgende leden: • Namens de huisartsen, verpleeghuisartsen, artsen voor verstandelijk gehandicapten: • Klaas van der Els (NHG/LHV) (huisartsen) • Astraia Rühl (NVVA) (verpleeghuisartsen) • Namens de 29 verenigingen van medisch specialisten • Dan Broere (NVN) (neurologen) • Jaap Deinum (NIV) (internisten) • Alphons Horrevorts (NVMM) (medisch microbiologen) • Peter Polak (NVVC) (cardiologen) • Piet Verhagen (NVvP), voorzitter (psychiaters) • Namens de bedrijfsartsen, verzekeringsartsen en artsen maatschappij en gezondheid: • Jacqueline Vernooij (KAMG/ABSG) (artsen maatschappij en gezondheid) • Hans de Wolff (NVVG/ABSG) (verzekeringsartsen) • secretaris • Secretaris • Michiel Wesseling (beleidsmedewerker KNMG) De CvU bereidt nieuwe regelgeving voor het AO voor en geeft uitvoering aan besluiten van het AO. De volgende onderwerpen staan op de agenda van de CvU voor 2008: • Ontwerpen van een reglement voor de CvU • Ontwerpen van een reglement voor de individuele deskundigheidsbevordering (e-learning, refereeravonden, publicaties in wetenschappelijke vaktijdschriften, spreken tijdens geaccrediteerde bijeenkomsten, enz.). • Vertaling van de structuur van de competenties van de arts in het CanMeds-model naar de structuur van de nascholingsagenda van GAIA (Gemeenschappelijke Accreditatie Internet Applicatie).
7
•
•
Voorbereiding van de oprichting van een Nationale Accreditatie Autoriteit (NAA) t.b.v. de samenwerking tussen de Nederlandse wetenschappelijke verenigingen van medisch specialisten en de UEMS (zie paragraaf 1.1). De NNA wordt een postbus en betaalpunt voor Europa (en de rest van de wereld), maar zal zelf geen accrediterende werkzaamheden ter hand nemen. Centraal ontvangen gelden zullen worden doorgesluisd naar de accrediterende wetenschappelijke verenigingen. Informeren van de achterban door middel van nieuwsbrieven.
8
4.
Geschiedenis van het Accreditatie Overleg
4.1
Het eerste begin
In 2001 heeft de federatie KNMG het initiatief genomen tot het instellen van een Federatie Werkgroep Accreditatie (FWA). Voor deelname aan deze werkgroep werden de volgende organisaties uitgenodigd: • Wetenschappelijke verenigingen en beroepsverenigingen van de 35 artsenspecialismen die worden erkend door de Wet Big (Wet op de Beroepen in de Individuele gezondheidszorg). In het kader van de Wet Big worden huisartsen en sociaal geneeskundigen ook specialist genoemd. • KNMG Colleges (CHVG, CCMS en CSG) die de opleidingseisen en de regelgeving voor de registratie en herregistratie tot Big-specialist vaststellen. • KNMG Registratiecommissies (HVRC, MSRC, SGRC) die de registratie en herregistratie uitvoeren volgens de regels van de KNMG Colleges. • Een extern adviseur op het gebied van de internationale accreditatie van nascholing; de voormalig secretaris van de UEMS (Union Européenne Médecins Spécialistes). De UEMS is vergelijkbaar met de Orde van medisch Specialisten, maar dan op Europees niveau. Van het begin af aan hebben de wetenschappelijke verenigingen en beroepsverenigingen in grote getale constructief meegewerkt aan de onderlinge harmonisering van de regelgeving voor de accreditatie van nascholing binnen de Federatie Werkgroep Accreditatie (FWA). De FWA werd voorgezeten door een onafhankelijk (geen bestuursfunctie binnen een wetenschappelijke vereniging of beroepsvereniging) voorzitter (Ernest Briet, internist). Het secretariaat werd gevoerd door een beleidsmedewerker van de federatie KNMG (Michiel Wesseling). De KNMG Colleges en Registratiecommissies hebben aangegeven aan de Federatie Werkgroep Accreditatie te willen deelnemen als toehoorder, omdat zij het opstellen van de regelgeving voor de accreditatie van nascholing primair als de verantwoordelijkheid van de wetenschappelijke verenigingen en beroepsverenigingen zien. 4.2
Waarom harmonisatie van de regelgeving tussen verenigingen?
Harmonisatie, eenvoud en transparantie van regelgeving en uitvoering van de accreditatie van nascholing zijn van belang voor: • borging van de kwaliteit van de accreditatie van nascholing; • rechtsgelijkheid tussen artsen van verschillende specialismen bij de wettelijke herregistratie; • beperking van de administratieve lasten en kosten voor het aanvragen van accreditatie van nascholing, die aanbieders van nascholing doorberekenen in de cursusprijs; • verantwoording aan de samenleving over de ‘continuing medical education’ (CME) van praktiserend artsen;
9
•
acceptatie door de overheid van de zelfregulering van CME door de beroepsgroep.
10
4.3
Accreditatie Overleg en Accreditatie Clusters
In 2003 is de naamgeving van de Federatie Werkgroep Accreditatie (FWA) veranderd in het Accreditatie Overleg (AO). In tegenstelling tot de FWA is het AO bestuurlijk onafhankelijk van het federatiebestuur van de KNMG. Met het oog op inhoudelijke en organisatorische samenwerking tussen verenigingen kunnen de 35 verenigingen die samen het Accreditatie Overleg naar de inhoud van hun vak worden ingedeeld in 3 virtuele clusters: • Huisartsen, verpleeghuisartsen, artsen voor verstandelijk gehandicapten • Medisch specialisten (29 medische specialismen) • Sociaal geneeskundigen (bedrijfsartsen, verzekeringsartsen, artsen maatschappij en gezondheid). De 29 verenigingen van cluster 2 hebben samen het Accreditatie Bureau Medisch Specialisten (ABMS) opgericht, dat fungeert als centraal accreditatieorgaan voor alle algemene (niet-vakinhoudelijke) nascholingsbijeenkomsten voor medisch specialisten. De 3 verenigingen van cluster 3 hebben samen het Accreditatie Bureau Sociale Geneeskunde (ABSG) opgericht, dat fungeert als centraal accreditatieorgaan voor alle nascholing (vakinhoudelijk en algemeen) voor sociaal geneeskundigen (www.absg.nl). 4.4
GAIA
In 2005 heeft het Accreditatie Overleg besloten om een gezamenlijk ictsysteem voor het verwerken van accreditatieaanvragen aan te schaffen: GAIA (Gemeenschappelijke Accreditatie Internet Applicatie). Een belangrijk voordeel van dit systeem is dat alle verenigingen automatisch met hetzelfde up-todate aanvraagformulier werken en dat accreditaties elektronisch tussen verenigingen kunnen worden uitgewisseld. Voor iedere arts met een registratie bij de HVRC, MSRC of SGRC is in het ict-systeem een persoonlijk dossier aangemaakt, waar de arts met een wachtwoord alleen zelf toegang toe heeft. In dit persoonlijke dossiers wordt bijgehouden welke nascholingen de arts heeft gevolgd en hoeveel punten hij ten behoeve van zijn herregistratie heeft behaald. 5.
Vragen of nadere informatie
Voor vragen of nader informatie naar aanleiding van deze nieuwsbrief kunt contact opnemen met de voorzitter of secretaris van de Commissie van uitvoering van het Accreditatie Overleg: • Piet verhagen (NVvP) (voorzitter):
[email protected] (0341 462300)
11
•
Michiel Wesseling (KNMG) (secretaris)
[email protected] (030 2823346)
12