nieuwe openingen 6
mensen plekken
Zef Hemel :: 3x New York [010] | Jos Gadet :: Sex en de woningmarkt [018]
Koos van Zanen en Klaas Bindert de Haan :: Erogene zones [026] | Niek Bosch :: Lustgroen [036] | Heiko Miskotte :: Sex en openbare ruimte [046]
dieren wallen
Remco Daalder :: De stad als paaiplaats voor dieren [058]
Annemarie de Wildt :: Raambordelen, tippelzones en hoerenkasten [068] | Toine van Goethem en Kitty van der Linden :: Onder de gordel [076]
steden Ton Schaap :: Sodom en Gomorra [086]
nieuwe openingen 6
Inleiding :: Remco Daalder
Amsterdam is dé stad als het gaat om sexueel contact. Geen enkele andere stad in Nederland wordt voortdurend in verband gebracht met Sodom en Gomorra. Iets verwerpelijks? Integendeel. Andere steden zijn er jaloers op. Amsterdams reputatie als ’s lands geilste stad lokt jongeren uit alle windstreken, ook vele hoogopgeleide, creatieve geesten, de motoren van de economie. Anders dan eencelligen die zichzelf kunnen delen en anders dan vissoorten en slakken die zich zonder bevruchting kunnen voortplanten, is de mens een sexueel wezen. Net als bij alle andere sexuele wezens is de drang tot voortplanting zó groot dat alles ervoor wijken moet. Pinguïns lopen honderden kilometers over ijsschotsen. Zangvogels zitten hoog in de
boomtoppen om vrouwtjes te lokken en stellen zich zo bloot aan de aanval van een roofvogel. Hoogontwikkelde dieren als apen, leeuwen of mensen voeren onderlinge bloedige, soms dodelijke gevechten om de beschikbare vrouwtjes. Bij de mens kunnen die gevechten grootse vormen aannemen. Demografen toonden aan dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen het relatieve aantal jonge mannen in een land en de oorlogsbereidheid. Bestaat er een overschot aan jonge mannen die hun lusten onvoldoende kunnen botvieren, dan ontstaat een explosieve situatie die in oorlog kan uitmonden. We kunnen als mens nog zo’n hoge dunk van onszelf hebben met onze kunst, wijsbegeerte en wetenschap, onze basisbehoefte van een geslaagd leven is sex, daarin verschillen we niet van de pissebedden
Een eerste vereiste voor een gelukkig sexleven, voor een stevige basis van ons mensenbestaan, is het vinden van de juiste partner. Het hebben van een ruime keuze is daarbij van groot belang. Sociobiologen weten inmiddels dat de mens zeer kritisch is. Niet het uiterlijk, maar de lichaamsgeur is uiteindelijk doorslaggevend bij de keuze van de definitieve partner. Dus moeten zo veel mogelijk partners worden uitgekleed en besnuffeld voor je de juiste hebt. En waar zijn de mogelijkheden voor besnuffelen nu beter dan in een stad? Daar heb je de keuze uit een bijna onbeperkt mensenarsenaal. Ben je geboren in een boerengehucht, dorp of benauwde kleine provinciestad, dan heb je op je achttiende maar één keus: op naar de grote stad, op naar Amsterdam!
en de regenwormen die onze achtertuinen bevolken. Uniek aan de mens is dat hij sex en voortplanting van elkaar heeft weten los te koppelen. Wij kunnen neuken tot we een ons wegen, het hoeft dankzij een uitgebreid arsenaal aan technieken en voorbehoedsmiddelen niet tot nageslacht te leiden. Hierdoor kon een cultivatie van de sex ontstaan, een cultuur waarin de grenzen worden verkend en de mogelijkheden enorm werden vergroot. Niet alleen is sex iets vanzelfsprekends en volstrekt normaals, het is ook iets geworden waarmee je je kunt profileren of je identiteit kunt vormgeven.
Amsterdam heeft een geile naam en dat is al eeuwenlang zo, blijkt uit het artikel van Annemarie de Wildt in deze uitgave. Een vicieuze cirkel: Amsterdam heeft die naam en dus komen jongeren uit het gehele land toegesneld, dus barst de stad van de op sexueel contact gerichte jongeren, waarmee Amsterdam haar naam weer bevestigt. Daar mogen we als stad blij mee zijn. Die jongeren bevolken onze universiteiten, stichten de creatieve bedrijfjes die onze economie draaiende houden en blijven ook als ze ouder worden steeds langer in de stad hangen, zo lezen we in het artikel van Jos Gadet. Sex in the city is niet zomaar een kreet, het is een belangrijke basis voor het economische succes van Amsterdam. Het is dus logisch dat de planologen en stedenbouwers van DRO zich op dit aspect van de stad hebben gericht en de ontmoetingsfunctie van de stad hebben ontleed. Uit de analyses van Klaas Bindert de Haan en Koos van Zanen blijkt dat de openbare ruimte uitermate belangrijk is voor op contacten gerichte ontmoetingen. En die openbare ruimte, daarin kunnen we als stad sturen. We kunnen hem verknallen onder het onjuiste motto dat toch alles via internet verloopt, of we kunnen onze winkelstraten, pleinen, winkelcentra, uitgaansplekken enzovoorts de liefdevolle behandeling geven die ze verdienen. Amsterdam is een geile stad en dat moet vooral zo blijven.
nieuwe openingen 6
Mensen
Zef Hemel :: 3x New York
Jos Gadet :: Seks en de woningmarkt
Sex and the City - Sodom en Gomorra
3 x New York :: Zef Hemel
In de twintigste eeuw was anonimiteit het kenmerk bij uitstek voor het leven in de metropool. Vooral de sociologen, de kosmopolieten van deze wereld, beschouwden het naamloos opgaan in de massa als een kwaliteit. Anderen, de provincialen, hadden daar juist moeite mee. Modernistische stedenbouwers, aangevoerd door dominees, beschouwden anonimiteit overwegend als een probleem. Sociale samenhang moest volgens de ‘wijkgedachte’ opzettelijk worden georganiseerd in overzichtelijke buurten en wijken. De metropool werd gedecentraliseerd en opgehakt in liefst kleine stukjes, in tuindorpen en in buitenstedelijke groeikernen. Zo zouden mensen weer worden opgenomen in overzichtelijke gemeenschappen. Vooral in Nederland was dit kleinsteedse beleid gedurende vele decennia de heersende planologische praktijk. Amsterdam mocht niet verder groeien.
Tegenwoordig speelt anonimiteit geen beduidende rol meer in het stedelijke discours. Integendeel, gekend worden en elkaar ontmoeten staan centraal. Iedereen blijkt allang te zijn opgegaan in de geglobaliseerde massa. Daarentegen is vrijwel elk individu, althans in de westerse wereld, druk bezig met zelfverwerkelijking en maakt zich via zijn kleding, muziekkeuze, iPod, oog-, neus- en oorcorrecties en persoonlijke weblog aan de wereld bekend. Dit proces noemt men wel individualisering. Nog steeds klagen mensen over een gebrek aan maatschappelijke binding, maar fysiek wordt er, althans buíten het diehards-circuit van de volkshuisvesters en kringen van bezorgde bestuurders, niet meer gezocht naar een geruststellend antwoord. In het postmoderne denken is de stad geen rationeel te plannen gemeenschap, maar, zoals Jonathan Raban het in Soft City zo mooi uitdrukt, een labyrint, een encyclopedie en een theater waar elk individu zijn eigen toneelstuk opvoert. Chaos Voor postmoderne schrijvers als Paul Auster bestaat er zelfs geen samenhang meer. Elk verband is in de ogen van deze New Yorkse auteur een persoonlijke constructie, bedacht door mensen die de zekerheid van een centrum, een eigen huis en een bestemming in hun leven willen hebben. De detective in The City of Glass bijvoorbeeld probeert nog wanhopig toevalligheden en gebeurtenissen in zijn leven in een achteraf bedacht verband te plaatsen. Maar het is allemaal schijn, aldus Auster, want de chaos en het toeval regeren. Zijn hoofdpersoon Quinn ziet dat ten slotte ook in: ‘Veel later, toen hij in staat was om na te denken over de dingen die hem overkomen waren, zou hij tot de slotsom komen dat niets echt bestond behalve het toeval.’ Volgens Auster staat de metropool gelijk aan chaos. ‘Ik ben naar New York gekomen omdat dat de meest hopeloze, de meest rampzalige plek ter wereld is. Overal kapotheid, een en al verwarring,’ merkt zijn alter ego Stillman op.
‘Je hoeft maar om je heen te kijken. Kapotte mensen, kapotte dingen, kapotte gedachten. De hele stad is één grote afvalhoop.’ Dat is voor Stillman overigens allesbehalve een probleem, integendeel: ‘De straten zijn een onuitputtelijke bron van materiaal, een onafzienbaar pakhuis vol stukke dingen. Elke dag trek ik er met mijn tas op uit om dingen te verzamelen die een nader onderzoek waardig lijken. Ik heb nu al honderden specimens - het verbrokkelde en het verbrijzelde, het gebutste en het geplette, het verpulverde en het verrotte.’ De figuur van Stillman lijkt model te staan voor de schrijver die op zoek is naar willekeurig materiaal voor telkens nieuwe verhalen over gebroken levens in de grote stad.
Singles Stillman is allicht een uitzondering. Wie immers gaat er naar de grote stad juist omdat dit de meest hopeloze plek op aarde zou zijn? Arnon Grunberg bijvoorbeeld, waarom verhuisde híj naar New York? In een interview in het vrouwenblad Elegance noemt hij als reden dat zijn New Yorkse vriendin terugwilde. New York bevalt hem overigens goed. Het is ‘een stad waar heel veel mensen naar emigreren, waardoor je je heel snel makkelijk thuis kunt voelen – de mensen die hier geboren zijn vormen eigenlijk een minderheid.’ Wat New York van Amsterdam onderscheidt, aldus Grunberg, is dat het sociale leven zich er buitenshuis afspeelt. ‘In New York zie je heel
veel mensen alleen in restaurants eten, wat je in Amsterdam bijna nooit ziet. Je komt er mensen tegen die elkaar niet kennen en die elkaar daarna misschien nooit meer zien.’ Dat idee vindt hij fascinerend. ‘Eten is heel belangrijk. En eten met iemand die je begeert, dat is helemaal iets bijzonders. (…) Een restaurant is natuurlijk ook de ontmoetingsplaats bij uitstek. Je nodigt iemand die je niet kent niet snel bij je thuis uit. Dat hoort gewoon bij een restaurant. Daar hangt die sfeer van verwachting.’ Juist dergelijke aspecten drijven velen naar de grote stad. De cafés, restaurants en uitgaansgelegenheden bieden de grootste kans
3x New York - nieuwe openingen 6
op contact, succes, energie, en uiteindelijk op een partner. Wie pas is afgestudeerd en werk, contact en nieuws zoekt, is in de metropool het beste uit. Nergens zoveel singles als in de grote stad. Enkele jaren terug typeerde The Economist de nieuwe grootstedelijke economie als ‘Bridget Jones-economie’, een economie die vooral draait om jonge, geëmancipeerde, alleenstaande vrouwen, nerveus sigaretten rokend en chocolade etend, almaar op zoek naar werk, geld en de ideale partner. Deze aanduiding is ontleend aan een column van Helen Fielding in het Britse dagblad The Independent, waarin een jonge werkende
vrouw, Bridget Jones, in haar dagboek bericht over haar strijd tegen de overmatige consumptie van alcohol en calorieën, tegen de verleiding van de sigaret en tegen het allesoverheersende verlangen naar de Enige Echte, de Ware Man. Het Britse The Economist had ook kunnen verwijzen naar de Amerikaanse televisieserie Sex and the City, waarin de jacht van jonge alleenstaande New Yorkse vrouwen op al dan niet loslopende mannen een miljoenenpubliek aan zich weet te binden. Elke stad wil ze dan ook inmiddels graag hebben, de studentes en de pas afgestudeerde vrouwen. Ze worden gezien als de belangrijkste consumenten en producenten van de creatieve economie, die, zoals The
Economist nuchter vaststelt, draait om reclame, kunst, entertainment en media. Meer dan welke andere groep ook hebben de jonge gestudeerde vrouwen tijd, geld en behoefte om alles aan te schaffen wat hip, frivool en kek is. Meer dan de mannen zijn zij gericht op het ontwikkelen van een eigen lifestyle en zijn ze bereid daaraan veel geld te spenderen. De Amerikaanse econoom Florida mag dan op een dikwijls lacherige toon de aandacht hebben gericht op de homosexuele klasse, voor hem een indicator van tolerantie, volgens The Economist zijn bovenal jonge vrouwen belangrijk voor de grootstedelijke economie. En voor jonge vrouwen is de grote stad bij uitstek een jachtterrein, met als belangrijkste
prooi: leuke, aantrekkelijke mannen. Dating sites, de snelste groeiers op internet, worden, anders dan Google, vooral geraadpleegd door vrouwen tussen de 18 en 35 jaar. Direct na kantoortijd zwelt het overwegend vrouwelijke internetbezoek aan. Tegen die tijd vullen zich ook de straten van de stad en openen horecaetablissementen en de fitnesscentra hun deuren. Het bracht The New York Observer in juli 2001 tot publicatie van een plattegrond met in kleur aangegeven de lokale overschotten mannelijke eenpersoonshuishoudens op Manhattan. ‘Where the Boys Are’, stond er in de kop.
3x New York - nieuwe openingen 6
Psychiater Het beeld van de stad als een jachtgebied voor vrouwen staat in schril contrast met het beeld dat Paul Auster van datzelfde Manhattan schetst, als een vloer vol kapotte dingen waar slechts het toeval heerst. Geheel anders dan de Austeriaanse figuur Stillman, ziet Fieldings hoofdpersoon Bridget Jones de grote stad – Londen in haar geval- als de hoopvolste plek op aarde, en zijn haar straten een onuitputtelijke bron van materiaal: niet van kapotte dingen, maar van heterosexuele mannen. Bridget Jones voert haar jacht op de man bijna tegen beter weten in. Het kost haar wel een
psychiater. Maar waarom? Metropolen als New York, Londen en ook Amsterdam kampen toch met een structureel mannenoverschot, keuze te over dus? Het antwoord is simpel: een substantieel deel van de mannen in metropolen blijkt homosexueel, waardoor het jachtgebied voor vrouwen kleiner is dan de statistieken aangeven. Candace Bushnell, de succesvolle vrouwelijke auteur van Sex and the City, zegt over New York: ‘De stad stikt van de jonge vrouwen met romantische fantasieën over het leven: ik zal trouwen en kinderen krijgen. Mijn man zal van me houden en niet vreemdgaan en ik zal ook nog professioneel succesvol zijn. De realiteit is dat niets in New York gemakkelijk
gaat. Het is er extreem competitief en het is er erg moeilijk om een partner te vinden, omdat er minder heterosexuele mannen zijn dan vrouwen.’ Natuurlijk, Bridget Jones is ook nog eens bijzonder kritisch en kan maar moeilijk een keuze maken, maar wellicht had zij zich een psychiater kunnen besparen als ze deze editie van Nieuwe Openingen onder ogen had gekregen, of Grunbergs bespiegelingen over New York.
3x New York - nieuwe openingen 6
Sex en de woningmarkt :: Jos Gadet
Binnen Nederland heeft Amsterdam het imago Seks en de woningmarkt losbandigheid. Amsterdam staat te boek door van Jos Gadet als een theater voor sexuele experimenten van vooral jongeren. Inderdaad het de Binnen Nederland heeft Amsterdam het is imago vanstad losbandigheid. staat te een theater bij uitstekAmsterdam voor jongeren, enboek dan als vooral voor voor seksuele experimenten van vooral jongeren. is het degenen die alleenwonen. Sinds deInderdaad jaren de stad bij uitstek jongeren, en dan vooral voor degenen zestig is hetvoor huishoudentype ‘alleenwonend’ in die alleenwonen. Sinds de jaren zestig is het huishoudentype Amsterdam ruim verdrievoudigd. ‘alleenwonend’ in Amsterdam ruim verdrievoudigd. Huishoudentypen in Amsterdam (2001Huishoudentypen in Amsterdam (2001- 2005), in 2005), procenten, vergeleken met Nederland in procenten, vergeleken met Nederland Huishoudentype Alleenstaanden Samenwonenden zonder kinderen Samenwonenden met kinderen Eenoudergezinnen Overig Bron: Dienst O&S, CBS Bron: Dienst O&S, CBS
Amsterdam 1961 2005 18 55 20 82 15 9 1
Nederland 2005 35 30 30 6 0
Amsterdam kent het hoogste aandeel alleenwonenden in Nederland, en evenals de hoogste drie andere grote Nederlandse Amsterdam kentinhet aandeel steden vormen jonge alleenwonenden (tot 30 jaar), bovenal alleenwonenden in Nederland, en evenals in de studenten, er verreweg de voornaamste groep vestigers. drie andere grote Nederlandse vormen Amsterdam onderscheidt zich echter vansteden de andere grote jonge alleenwonenden (tot 30 jaar), bovenal steden doordat afgestudeerden vaak in de stad blijven wonen. studenten, er verreweg de voornaamste Bij het vertrek spelen jonge alleenwonenden er dus géén rol van betekenis. In Amsterdam blijvenonderscheidt alleenwonenden buiten groep vestigers. Amsterdam zich de studentenleeftijd eensteden belangrijke echter van de(30-50 anderejaar) grote doordat vestigingscategorie vormen, deze blijven jong-middelbare afgestudeerden vaak terwijl in de stad wonen. categorie bij de vestigers in de drie andere grote steden slechts in geringe mate voorkomt. Sinds Sodom en Gomorra is de stad ontegenzeggelijk dé plek waar men hartstochtelijk kan experimenteren met seksualiteit: niet alleen is er veel massa en worden subgroepen er gemakkelijk gevuld, ook kent de stad een hoge mate van
Bij het vertrek spelen jonge alleenwonenden er dus géén rol van betekenis. In Amsterdam blijven alleenwonenden buiten de studentenleeftijd (30-50 jaar) een belangrijke vestigingscategorie vormen, terwijl deze jongmiddelbare categorie bij de vestigers in de drie andere grote steden slechts in geringe mate voorkomt. Sinds Sodom en Gomorra is de stad ontegenzeggelijk dé plek waar men hartstochtelijk kan experimenteren met sexualiteit: niet alleen is er veel massa en worden subgroepen er gemakkelijk gevuld, ook kent de stad een hoge mate van ‘anonimiteit’ wat het sexuele aftasten vergemakkelijkt. De intensiteit en de aard van de sexuele oriëntatie verschillen uiteraard per individu, maar sex blijft immer een krachtig instinct. Sex kent zijn meest ongeremde expressie als het ouderlijke nest wordt verlaten, wanneer de inhibities van ouders en religie worden afgeworpen en een vaste partner nog ver buiten beeld is: bij de zelfstandig wonende jongere dus. Jonge alleenwonenden In Amsterdam wonen de laatste decennia steeds meer jonge alleenwonenden, bovendien heeft de levensfase ‘jong en alleenwonend’ zich er steeds verder verlengd. Demografen veronderstellen dat de groei van de groep alleenstaanden het plafond nu heeft bereikt aangezien vrouwen na hun tweeëndertigste veelal toch kiezen of reeds hebben gekozen voor het krijgen van kinderen. Aan die veranderingen binnen de huishoudtypen ging een aantal maatschappelijke processen vooraf, zoals de welvaartsgroei na de Tweede Wereldoorlog en de hiermee gepaard gaande veranderingen op de arbeids- en woningmarkt. Wat echter de individuele mogelijkheden betreft is individualisatie in dezen een interessant fenomeen: het centraal stellen van de eigen belangen, waarden, normen en voorkeuren en het zo lang mogelijk openhouden van
verschillende opties voor de toekomst. Een eerste gevolg daarvan is dat ogenschijnlijk moeilijk omkeerbare verbintenissen worden uitgesteld of zelfs gemeden. Vooral door jonge alleenwonenden uiteraard: zij kiezen (nog) niet voor een gezin en besteden alle tijd en aandacht aan hun opleiding en het met hun levensfase gepaard gaande ‘wilde’ leven. Tweede gevolg van die individualisatie is dat je uit meerdere paden kunt kiezen wat betreft de levensloop en de inrichting van het dagelijkse leven. Zo is het rond de eeuwwisseling voor sommigen doodgewoon geworden om te kiezen voor de carrière in plaats van het krijgen van kinderen, of voor een partner van het eigen geslacht. Evident is in elk geval dat jongeren eerst alleen gaan wonen en bovendien steeds langer alleen blíjven wonen. Dat verruimt de mogelijkheden om sexueel te experimenteren. Nu het gezinsleven in de moderne westerse samenleving veel van zijn noodzakelijkheid en instrumentaliteit heeft verloren, ontstaat een leefwijze waarin het genieten van de goede dingen des levens, waaronder sex, voorop staat in plaats van de eigen familie of carrière. Dit geldt vooral voor jonge alleenwonenden maar ook voor kinderloze stellen, waaronder homosexuele koppels die zich sterk richten op een consumptief (uitgaans)gedrag. In dit verband mag de visie van de Duitse socioloog Opaschowski op het vrijetijdsgedrag in West-Europa niet ontbreken. In Freizeit in den neunziger Jahren schijft hij: ‘Der zunehmende Wunsch nach Freiheit, Freizeit und Lebensgenuß ist hauptsächlich dafür verantwortlich zu machen, daß eine immer größer werdende Zahl (…) nicht mehr heiraten und eine Familie gründen will (…) Freizeit ist zum Lebensideal geworden’. In de huidige tijd van maatschappelijke differentiatie en informalisering legt vooral de groep jonge alleenwonenden het accent op zelfontplooiing. Hedendaagse jongeren groeiden op met breed en toegankelijk onderwijs, met gevarieerde
keuzemogelijkheden op de arbeidsmarkt, met secularisatie en emancipatie. Juist zij hebben de middelen en rechtspositionele zekerheden om de eigen belangen en voorkeuren centraal te stellen en om moeilijk omkeerbare verbintenissen voor zich uit te schuiven. Afhankelijke (sociale en economische) relaties raken voor deze groepen uit den boze. Wellicht ligt hierin de verklaring besloten waarom het aandeel jongeren in de bevolkingscategorie ‘alleenstaand’ sinds de jaren zestig sterker toeneemt dan louter door de baby-boom kan worden gerechtvaardigd.
De stad De levensfase ‘jong en alleenwonend’ doorloop je veelal in een stad. Wie écht iets met zijn carrière wil, zo luidt de traditionele opvatting, moet in de stad zijn. In The Human Consequences of Urbanisation onderscheidt de Amerikaanse stadssocioloog Berry vier achtereenvolgende levensfasen met de daarbij behorende ruimtelijke milieus: ‘(…) growing up in a smaller community; career building in the apartment neighbourhoods of a city; child raising in a suburb; and retirement by ‘empty nest’ couples to better climates, to exurb country places or to exclusive big-city apartment complexes’.
Amsterdam, sex en de woningmarkt - nieuwe openingen 6
In het verlengde hiervan wordt veelal verwezen naar de ‘roltrap- of escalatorfunctie’ van de stad, of naar de stad als ‘emancipatiemachine’. In Migration and the metropolis: an empirical and theoretical analysis of inter-regional migration to and from South East England, beschrijft de Britse geograaf Fielding, op grond van een onderzoek naar het migratiegedrag in betreffende regio, deze escalatorfunctie van Londen voor met name jonge alleenwonenden: ‘Meanwhile, as an ‘escalator’ region, the South East attracts (...) many upwardly mobile young adults living in single-person households, it socially promotes them, and then encourages their out-migration in nuclear family or ‘empty-
nest’ households to other regions in southern Britain in later middle-age or at, or close to, retirement. In this way, these households cash in the many assets they have gained from their passage through the South East region’s housing and labour markets’. Immers, in stedelijke milieus is niet alleen sprake van een groot aanbod van hogere onderwijsinstellingen, tevens is er sprake van vele nieuwe, deels parttime en ‘verlaten’ banen die opgevuld kunnen worden door pas afgestudeerden en andere starters op de arbeidsmarkt. Mede dankzij onderzoekers als Opaschowski is het steeds duidelijker geworden
dat carrièremotieven niet de enige noemenswaardige redenen zijn om de stad als woonplek te prefereren. Onderzoeken uit de jaren negentig wijzen uit dat studenten naar Amsterdam komen vanwege de aantrekkelijkheid, de tolerante sfeer en het bruisende imago van de stad. De studiekeuze is daarvan slechts een afgeleide. Jongeren kiezen steden als Rotterdam, Utrecht, Delft of Enschede primair om er te gaan studeren, de stad zelf nemen ze daarbij op de koop toe. Over sex als expliciet vestigingsmotief is niet veel bekend, maar wel dat homosexuelen ook hierin avant-garde zijn. Zij verkiezen veelal de stad om te ontsnappen aan het sexueel beklemmende milieu waarin ze opgroeiden, zoals ook elders in deze uitgave van Nieuwe Openingen overtuigend is beschreven. Carrièremotieven krijgen dan een lagere prioriteit. Mogelijk geldt dit eveneens voor sexueel anders geörienteerden. Amsterdam vormt niet alleen voor carrièregerichte starters een goed milieu, maar ook voor groepen met een meer consumptief gerichte leefstijl. Steden met een omvang als Amsterdam beschikken over voldoende ruimtelijk draagvlak voor voorzieningen die de aantrekkelijkheid van de stad vergroten voor op cultuur en consumptie gerichte jongeren. De stad én haar (nieuwe) stedelingen bieden een verfijnd consumptief aanbod voor jongeren en mensen met een alternatieve levensoriëntatie. Voor genot en deviant gedrag kan men in Amsterdam uitstekend uit de voeten. De stad was hét krakerscentrum en is nog steeds hét homo/lesbocentrum en ook softdrugcentrum van Nederland, denk aan de vele publieke verkoopgelegenheden voor softdrugs, aan de uiteenlopende publieke voorzieningen voor homosexuelen (darkrooms) of aan de facilitaire voorzieningen voor krakers. De stad is als het ware gevormd rond jongeren en ‘alternatievelingen’.
Stad en sexualiteit Dat de stad voor jonge alleenwonenden vooral aantrekkelijk is om economische redenen en vanwege de vele voorzieningen, staat buiten kijf. Inmiddels blijkt bovendien steeds explicieter dat ‘plezier maken’, en dus ook de mogelijkheid zich sexueel uit te drukken, een bepalende stedelijke vestigingsfactor is (denk aan Richard Florida). De duiding van ongebreideld sexueel gedrag in een stedelijke setting ligt besloten in de ‘anonimiteit’ van het openbare leven. In de stad ben je een onbekende, je bent er vrijwillig en kunt er vrijblijvend contacten leggen met onbekenden - contacten die op elk willekeurig moment weer kunnen worden verbroken. Een ideale voedingsbodem dus voor experimentele, veelzijdige en veelsoortige sexuele contacten, of het al experimenterend vinden van de ideale partner. Zijn de demografische grenzen aan de groei van jonge alleenwonenden nu werkelijk bereikt? Dat is niet gezegd. De vraag immers is of de sexuele revolutie aan haar grenzen is. Uit de literatuur is bekend dat hoe langer men alleen woont, hoe moeilijker het wordt om (op latere leeftijd) een duurzame relatie te beginnen. Dit impliceert mogelijk ook dat het problematisch wordt om monogame relaties te onderhouden. Logischerwijs rekt de bandbreedte van de alleenwonende levensfase toch op (serieel alleenwonen): de instroom blijft gelijk, de uitstroom wordt beduidend minder. Bijgevolg zou de vraag naar (gestapelde) eenpersoonswoningen verder toenemen, waarmee een andere kijk op het totale stedelijk woningaanbod actueel wordt.
Amsterdam, sex en de woningmarkt - nieuwe openingen 6
Plekken
Koos van Zanen en Klaas Bindert de Haan :: Erogene zones
Niek Bosch :: Lustgroen
Heiko Miskotte :: Sex en openbare ruimte
Sex and the City - Sodom en Gomorra
Kaart 1: Kans op toevallige ontmoetingen Waar veel mensen zijn, is de mogelijkheid om iemand ‘tegen het lijf’ te lopen groot. Hoe drukker het is op straat, hoe groter de kans op zo’n toevallige ontmoeting.Deze kaart geeft een beeld van de drukte op straat ten gevolge van aanwezige functies als winkels, horeca, ontmoetingscentra voor jongeren en ouderen, voortgezet en hoger onderwijs, stations voor openbaar vervoer, sportaccommodaties, theaters, bioscopen, bibliotheken, ontspanning en vermaak, pleinen en parken.
Erogene zones :: Koos van Zanen en Klaas Bindert de Haan
Ooit heb ik me laten vertellen dat de kans op succes op het vlak van intimiteiten in belangrijke mate wordt bepaald door persoonlijke factoren: Ben je een charmeur? Zie je er aantrekkelijk uit? En vooral: Sta je open voor -intiem- contact? Hoezeer je ook bepakt en bezakt bent met charme, schoonheid en openheid, het komt er ook op aan waar je je op welk tijdstip begeeft met je krijsende hormonen en je goede luim. Neem het tijdstip: de avond biedt meer kans op succes dan de vroege ochtend. Lente en zomer scoren beter dan herfst en winter. Ook de locatie is van belang. ‘De dorpsjeugd klit wat bij elkaar’, luidt het universele gegeven, en altijd bij de dorpspomp, op het bankje voor de kerk of op schootsafstand van het lokale café -of bij hun niet-westerse equivalenten. Het zijn de plekken van zien en gezien worden, met de meeste passanten. In dorpen die zijn uitgegroeid tot steden of zelfs wereldsteden vind je dit patroon nog steeds terug. Zo ook in Amsterdam. Natuurlijk, de fysieke omgeving is anders: Het Nationaal Monument op de Dam vervangt de dorpspomp, de dorpskroeg laat zich vertegenwoordigen door talloze uitgaansgebieden en -gelegenheden, drommen mensen schuifelen door winkelstraten en richting de kassa’s van de grote musea en theaters.
Ontmoeten Met een beetje goede wil kun je in Amsterdam de strategische zones en plekken aanwijzen die een rol spelen in de wereld der zinnelijkheid en wellust. Het draait daarbij om de kans op - en de gelegenheid tot ontmoeten. Ontmoetingen zijn er in allerlei vormen en kunnen om talloze redenen plaatsvinden. De kaartbeelden in dit hoofdstuk gaan over ontmoetingen met een min of meer erotische inslag. We maken hierbij onderscheid tussen toevallige, contact- en sexgerichte ontmoetingen. Toevallige ontmoetingen Toevallige ontmoetingen vinden doorgaans plaats in de openbare en semi-openbare ruimten van de stad, dáár immers houden de meeste potentiële gegadigden zich op. Het betreft dan vooral de (semi-)openbare ruimten die tevens een sterke publiekgenererende functie hebben, zoals winkels en winkelstraten, stations en stationspleinen en stadsparken. Bij een toevallige ontmoeting speelt de factor tijd een cruciale rol. Je hebt tijd nodig om elkaar in het vizier te krijgen, om gewaar te worden dat elkaars aanblik iets teweegbrengt én om vervolgens op die gewaarwording te reageren. Lopen en fietsen bieden die benodigde tijdspanne in elk geval. Met de auto wordt het al een stuk moeilijker, al bestaan er natuurlijk tal van verhalen over overspringende vonken bij het wachten voor het stoplicht en tijdens het stapvoets rijden in de file. Kaartbeeld 1 toont de concentraties van publiekgenererende voorzieningen in de stad. Hoe donkerder paars op de kaart, hoe drukker het is met fietsers en voetgangers, shoppers en toeristen, studenten en bohémiens, chicks en hunks. De oude binnenstad springt eruit wat dit betreft. Daar dus moet je zijn voor de grootste kans op ‘succes’. Natuurlijk, kansen zijn geen garantie voor succes, en juist een kansarme plek kan de liefde van je leven opleveren. Ook het perifere, troosteloze bedrijventerrein op een kille en sombere zondagmorgen biedt mogelijkheden, al was het maar omdat je er niet
wordt afgeleid door een overkill aan stedelijke prikkels in de vorm van mensenmassa’s, lokkende etalages en passerende trams. Maar toch, met deze kaart in de hand kun je in principe de zones in- en uitlopen waar de kans op ontmoeting relatief groot is. Als je in het kaartbeeld gelooft, en je wilt wat, dan begeef je je naar de middeleeuwse binnenstad, of je zoekt het in het Vondelpark, op het Museumplein of in het Oosterpark. Je kunt ook gaan flaneren in de Bilderdijkof de Ferdinand Bolstraat. Desnoods houd je je op in de buurt van het Roeterseiland. Maar ook buiten de centrale delen van
de stad zijn dergelijke ‘donkerpaarse’ zones te vinden. De perifere centra als het Buikslotermeerplein, het Osdorpplein en de Amsterdamse Poort zijn gedurende een groot deel van het etmaal levendig en druk. In elk kleiner voorzieningencentrum, zoals Brazilië in het Oostelijk Havengebied, of het August Allebéplein in Slotervaart/Overtoomse Veld, kun je eveneens de spreekwoordelijke dorpspomp traceren. Fietsen en bootjes Het toevallige ontmoeten per fiets voldoet natuurlijk ook. Het fietsen gaat in een hiervoor uiterst doeltreffend tempo: langzaam genoeg
voor het omkijken en reageren, snel genoeg om je zonodig uit de voeten te maken. Als fietser voel je je toch een beetje prins op het witte paard, of schone jonkvrouw; zeker bij de variatie ‘fietser-voetgangerontmoeting’ waarbij jij de fietsende partij bent. Er zijn maar weinig wereldsteden waar deze wijze van ontmoeten zo geëigend is als in Amsterdam. Belangrijke fiets-/voetgangersroutes liggen op de radialen van de stad, zoals de Haarlemmerstraat en Haarlemmerdijk, de Kinkerstraat-Postjesweg en de Van Woustraat en Rijnstraat.
Erogene zones - nieuwe openingen 6
De grachten spelen een steeds belangrijkere rol bij toevallige ontmoetingen. Op dit blauwe stratenpatroon van Amsterdam neemt de recreatievaart met kleine motorbootjes, grachtensloepen en soortgelijk drijvend ongerief in snel tempo toe. Het is vooral een zomerse aangelegenheid. In heel veel gevallen is er drank aan boord en het tempo waarmee de bootjes elkaar kruisen biedt alle gelegenheid tot flirten. Contactgerichte ontmoetingen Wie naar de disco gaat is uit op erotisch contact, van welk allooi dan ook. Tussen al die mensen die zich ophouden op drukke pleinen, op terrassen of in de kroeg, bevinden zich ook velen die ‘op zoek zijn’. Vaak niet minder doelbewust en doelgericht. Op kaartbeeld 2 zijn met oranje de pleinen en de contactgerichte horecagelegenheden in het hart van de stad gemarkeerd. Het gaat hier om kroegen, cafés en discotheken (maar bijvoorbeeld niet om restaurants). Om de gevolgen van dergelijke gelegenheden op hun omgeving weer te geven is om elk van die gelegenheden een zone van (in werkelijkheid) 15 meter getekend. Valt deze zone samen met de openbare ruimte, dan kleurt de kaart eveneens oranje. Het Leidseplein en het Rembrandtplein zijn vanouds de gebieden gericht op uitgaan, op contactgerichte ontmoetingen. Het zijn nog steeds de grootste trekkers van uitgaanspubliek. Daarnaast zijn er talrijke plekken in de (binnen)stad die juist voor specifieke groepen als uitgaans- en ontmoetingsgebied fungeren. De Nieuwmarkt en het Picopleintje, halverwege de Ferdinand Bolstraat (De Pijp) zijn voorbeelden van plekken waar Amsterdammers samenkomen die grote uitgaansgebieden bewust mijden. Studenten en reclamejongens zoeken elkaar op in de cafés en kroegen in de NoordJordaan. De zakenwereld netwerkt, borrelt en flirt op het Spui. Homo’s paraderen door de Reguliersdwarsstraat, langs de Amstel, of door de Warmoesstraat.
Kaart 2: Soort ontmoetingen Overal waar mensen samenkomen vinden toevallige ontmoetingen plaats. De blauwe kleur duidt de plekken aan die druk zijn en waar de kans op een toevallige ontmoeting groot is. Voor contactgerichte ontmoetingen ga je bewust de deur uit: naar café, discotheek of coffeeshop, naar een ontmoetingsruimte voor ouderen, buurthuis, jongerencentrum of studentenvereniging, naar pleinen, parken, terrassen, evenemententerreinen en stadsstranden. Op de kaart zijn deze plekken paars. Heteroseksgerichte ontmoetingen vinden plaats in seksshops, sekscinema’s, seksclubs en bordelen. Homoseksgerichte ontmoetingen in seksshops, sekscinema’s, gaysauna’s, darkrooms en hier en daar in de zwoele buitenlucht. Op de kaart zijn deze plekken roze. Op de kaart is de directe omgeving rond elke functie meegekleurd (tot 15 meter op straat).
Erogene zones - nieuwe openingen 6
Nieuwendijk De hormonale drive is het sterkst bij jeugdigen, een wetenschap die overigens is voorbehouden aan niet-meer-jeugdigen, maar dit terzijde. De jeugd dus weet exact waar Abraham de mosterd haalt. Uitgaansgebieden als het Leidseplein en Rembrandtplein hebben de naam, maar een winkelstraat als de Nieuwendijk is een minstens zo belangrijke paaiplaats voor jongeren. Dat is eigenlijk niet zo vreemd: het is een belangrijke toevoerroute van jonge toeristen vanuit het Centraal Station. Mede hierdoor is de Nieuwendijk in de loop der jaren een winkelstraat geworden met een goedkoop aanbod, gericht op jongeren. Ook
de Amsterdamse jeugd komt op dit aanbod af. En waar jongeren zijn wordt gepaaid. Het aantrekkelijke is dat dit hier kan onder het mom van ‘winkelen’. Het ligt er niet zo duimendik bovenop als op de uitgaanspleinen, maar ondertussen… Op donderdagavond-koopavond lopen de meiden gearmd in rotten van drie, vier, vijf de Nieuwendijk op en neer, geobserveerd en nageroepen door jongens die in minder geordende groepjes de straat doorkruisen. Tijdelijke en mobiele erogene zones Evenementen zijn als publiekstekkers uiterst doeltreffend voor toevallige ontmoetingen. Ze zijn per definitie van tijdelijke aard en vaak
In de tweede helft van augustus beleeft paaiplaats-Amsterdam mogelijk haar jaarlijkse hoogtepunt. In de introductieweken voor universiteiten en hogescholen strijken grote groepen jongvolwassen -sowieso een term met een sterk erotische inslag- neer in de stad. Veelal voor het eerst los van thuis, vakantiebruin en niet gewend aan de onvoorstelbare hoeveelheden alcoholica, wordt de hunkering naar nestwarmte en veiligheid omgezet in daden. De anonieme stad, de weeë nazomer en de intreeprogramma’s bieden de perfecte randvoorwaarden.
niet aan een specifieke plek gebonden. Van oudsher is er de kermis. Of deze nu op de Dam wordt gehouden, op de kop van het Javaeiland of in de Houthavens, het is en blijft een specifiek domein waarbinnen de remmen los mogen - voor even dan. Naast de kermis kent Amsterdam tal van eigentijdse evenementen: van het Kwakoefestival tot de Uitmarkt, van de Damtot-Damloop tot Sail, van Gaypride tot de Parade. Dergelijke festiviteiten leiden steevast tot een piek in oproeprubrieken in kranten en op internet. Evenemententerreinen fungeren derhalve als erogene zones van jewelste.
Sexgerichte ontmoetingen Soms gaat het gewoon om de sex, doodge-woon om de sex. Wanneer het er niet van komt via de weg van de toevallige en/of contactgerichte ontmoeting kun je je alsnog begeven naar die (semi-) openbare plekken in de stad bedoeld voor het sexgerichte treffen. De Wallen, oorspronkelijk een rosse buurt zoals die in elke stad van enige omvang te vinden is, heeft zich ontwikkeld tot een toeristische attractie met een wereldwijde reputatie. Er komen niet louter liefhebbers op af, maar tevens de horden toeristen die (ook) het Van Gogh Museum en het Diamond Center op het programma hebben. De rode gebieden op kaartbeeld 2 maken duidelijk hoe omvangrijk de sexindustrie is in Amsterdam, maar ook hoe sterk geconcentreerd in een tweetal gebieden. In dit geval is een zone van 15 meter rondom sexinrichtingen getekend om de openbare ruimte te laten participeren in het kaartbeeld. De genoemde Wallen, de zone langs Oudezijds Achter- en Voorburgwal en rond de Oude Kerk, herbergt verreweg de grootste concentratie van raamprostituees, sexclubs, pornobioscopen en pornoshops. Het is een gebied met scherpe grenzen en functioneert min of meer als attractiepark in de stad. Via de Brugsteeg loop je bij wijze van spreken naar binnen en ter hoogte van de Oude Hoogstraat weer naar buiten. De expliciete aanwezigheid in dit gedeelte van de oude binnenstad is
Erogene zones - nieuwe openingen 6
Kaart 3: Alleenwonenden - 17 t/m 45 jaar Je bent single en op zoek? In welke Amsterdamse buurten moet je dan als single hetero/homo man/vrouw zijn om andere singles tegen te komen? Stel je in elke buurt een café voor en de bezoekers daar als afspiegeling van de buurt. Hoe dieper de kleur van de buurt, hoe drukker het is in het buurtcafé en hoe lichter de kleur, hoe rustiger. Is de buurt blauwgekleurd dan zullen er meer alleenwonende mannen dan vrouwen in het café zitten. In de roodgekleurde buurt overheersen de alleenwonende vrouwen. In paarse buurten is er evenwicht.
misschien wel het meest opzienbarende aan de Amsterdamse rosse buurt. Het op sex gerichte gebied aan de ‘nieuwe zijde’, tussen de Spuistraat en het Singel, is veel minder omvangrijk en bekend. De sexindustrie is ook minder prominent aanwezig in het straatbeeld. Grote horden toeristen ontbreken nagenoeg. Een derde rosse buurt van enige omvang bevindt zich aan de Ruysdaelkade, in De Pijp (niet zichtbaar op kaartbeeld 2). De zogeheten cruisinggebieden in de stad vormen een categorie van sexgerichte ontmoetingsplekken die overwegend worden gebruikt door homosexuelen. Het Vondelpark, het Oosterpark en de Oeverlanden langs de Nieuwe Meer zijn de bekendste. De erogene stad Erotiek trekt. We zijn allemaal ervaringsdeskundige als het gaat om erogene plekken in de stad. Menigeen zal de kaartbeelden in dit hoofdstuk dan ook met net iets meer belangstelling bekijken dan ander kaartmateriaal. Aan de andere kant lijkt het een onderbelicht feit dat het erogene gehalte van Amsterdam een factor van belang is bij het voortbestaan en de ontwikkeling van de stad. De behoefte aan een toevallige ontmoeting is een gegeven. Mede daarom komen mensen op plekken af waar mensen zijn. Een vitale stad kent, per definitie, veel van deze plekken. Afgaande op de hoeveelheid aan en de intensiteit van erogene buurten en zones in de stad is Amsterdam nog immer vitaal.
Kanttekening: De gemeente Amsterdam registreert uiteraard niet of haar inwoners single zijn of een relatie hebben, noch of ze hetero zijn of homo. Wel staat in het bevolkingsregister of je man of vrouw bent en hoeveel personen er op een specifiek adres zijn ingeschreven. Alleenwonenden hoeven niet single te zijn en singles kunnen best met elkaar samenwonen (denk aan studentenhuizen en woongroepen). Een bij deze kaart gehanteerde vooronderstelling is dat je in vergelijking met overige huishoudtypen de meeste singles aantreft in de groep alleenwonenden.
Erogene zones - nieuwe openingen 6
Lustgroen :: Niek Bosch
Romantisch groen in en om Amsterdam is schaars. Er zijn nog steeds stukjes lustgroen te vinden, maar de naoorlogse parken en recreatiegebieden rondom de stad verdienen beslist een sexier uitstraling. In de zeventiende en achttiende eeuw was zo’n uitstraling heel normaal. Amsterdammers zochten hun buitenvertier in de talloze pleziertuinen, kolfbanen en lusthoven aan de rand van de stad. In Amsterdam-West wordt nu een serieuze poging gedaan om de zeventiendeeeuwse succesformule van de Plantage in Amsterdam-Oost te laten herrijzen in het te ontwikkelen recreatiegebied De Tuinen van West. Romantisch groen De Liefdeskaart van Amsterdam laat zien dat onze hedendaagse parken zich nog uitstekend lenen voor romantische activiteiten als een wandeling hand in hand, de eerste zoen of een stiekeme vrijpartij. Het maandblad Ons Amsterdam bracht in samenwerking met de gemeentelijke dienst Onderzoek en Statistiek in 2004 de favoriete liefdesplekken van Amsterdammers in beeld. De afgelopen vijftig jaar blijkt het Vondelpark, ontworpen volgens de Engelse Landschapsstijl met vele verrassende doorkijkjes, met stip op één te staan als meest romantische plek. Vooral het terras van het Filmmuseum scoort hoog, maar tevens zijn het Blauwe Theehuis, het Openluchttheater en de weide bij de Amstelveenseweg erg populair.
Ook het Amsterdamse Bos, Artis en de Hortus staan in de Top 10, tezamen met een aantal pleinen, grachten en straten. Romantische plekken zijn vrijwel altijd mooie, drukke of juist heel stille plekken. Zowel in het wijdse Amsterdamse Bos als in de knusse Hortus Botanicus vinden verliefde stelletjes welkome rust. In Artis zijn weliswaar veel mensen bij elkaar, maar niemand let op je. Bovendien geeft de dierenwereld hèt goede voorbeeld. En wat te denken van het scala aan binnentuinen, hofjes en postzegelparkjes in de vooroorlogse binnenstad? Desondanks is het erogene karakter van onze parken en recreatiegebieden beperkt. De intieme en verrassende plekjes moet je echt zoeken. Een groep Amsterdammers die deze plekjes als geen ander weet op te sporen zijn de cruisers, de contactzoekende homomannen. Dankzij hun creativiteit kent Amsterdam een aanzienlijk groen cruiseaanbod, dat lang niet bij iedereen bekend is. Het gaat om acht parken (Bilderdijkpark, Bijlmerpark, Gaasperplaspark, Oosterpark, Sarphatipark, Vliegenbos, Vondelpark en Westerpark), vier recreatiegebieden (de Nieuwe Meer, het Amsterdamse Bos, Spaarnwoude en Het Twiske) en enkele parkeerplaatsen langs snelwegen. De Nieuwe Meer is de drukst bezochte ontmoetingsplek van Amsterdam en waarschijnlijk zelfs van heel Nederland. Per plek varieert het type bezoekers (payboys, leatherboys, ouderen, studenten en toeristen) en het tijdstip (overdag, schemer, ’s avonds of ’s nachts). De cruisezones in recreatiegebieden komen veelal overeen met de plekken waar naaktrecreatie is toegestaan. Daarnaast gaat het om kleinschalig ingerichte plekken, kleine grasveldjes die gescheiden worden door hoge beplanting. Het gras wordt er door de beheerders over het algemeen minder kort gehouden en heeft een natuurlijk karakter. Bovendien is het vaak ver gelegen van de gezinsweide. Toiletgebouwtjes en
parkeerplaatsen in recreatiegebieden zijn ook gewilde ontmoetingsplekken voor deze doelgroep. Van een duidelijke erkenning van het gebruik van de groene openbare ruimte door homosexuele mannen naast andere gebruikers is nog geen sprake, het wordt slechts gedoogd. Als natuurlijk tegenwicht zijn er bij de Nieuwe Meer bijvoorbeeld Schotse hooglanders ingezet. Ook wordt met praktische ingrepen als het plaatsen van prullenbakken, extra surveillance en een multifunctionele inrichting gepoogd de overlast voor overige recreanten te beperken. Een specifiek cruisepark buiten de stad biedt weinig soelaas. Lusteloos recreatiegroen Maar wat heeft het groen aan de rand van de stad ons los van deze specifieke romances te bieden? Het dreigt te verworden tot te veel van hetzelfde met monofunctionele voorzieningen als maneges, golfterreinen en volkstuin- en sportparken. Deze nodigen niet echt uit om je vriend(in) mee naar toe te nemen voor een romantische zoen- of vrijpartij. Het groen in onze recreatiegebieden wordt laag gehouden omwille van de veiligheid en de meeste plekken zijn dusdanig voorgeprogrammeerd dat echte spannende en verrassende plekjes ontbreken. Met houtskool en kippenbouten begeven we ons gedwee naar de barbecuezone, ons tentje staat keurig op het dagkampeerterrein en zwemmen laten we maar helemaal uit ons hoofd vanwege de kans op blauwalg. Skaten doen we vooral niet op het fietspad, de hond gaat naar het hondentoilet en gewapend met rugzak en kaplaarzen zwoegt een wandelclub zich in de stromende regen over een zompig laarzenpad. De toestellen van de trimbaan zijn verweerd en de educatieve folderbak bij de ingang is weer eens leeg. Natuurlijk, we moeten blij zijn met wat we hebben en we kunnen trots zijn op ons Amsterdamse Bos-concept, maar geef toe, echt sexy is het groen rondom de stad niet te noemen. Vooral oudere recreatiegebieden als Het Twiske en Spaarnwoude kennen een standaardopzet die typerend is voor het landschapsontwerp van die
Lustgroen - nieuwe openingen 6
tijd. Eenderde van de oppervlakte bestaat uit -veel van dezelfde- bomen, eenderde is water, de rest is open gebied (gras- en ligweiden). Door de dichte bebossing zijn deze terreinen besloten en tamelijk naar binnen gericht. De voorzieningen zijn beperkt. Ook het beheer en onderhoud van deze dagrecreatieterreinen leveren problemen op doordat de ondergrond niet altijd even geschikt is voor de standaardvoorzieningen. Velen weten niet hoe er te komen of weten domweg niet van het bestaan. Het toevoegen van wat wandel- en fietsroutes, een vogelkijkhut en de verkoop van streekeigen producten alleen is niet voldoende. Voor het echte vermaak ben je toch aangewezen op de winkel- en leisurecentra in en om de stad. Vroeger was dat wel anders. Amsterdammers die in de voorgaande eeuwen zomers vertier in de openlucht zochten, konden terecht in de talloze pleziertuinen, kolfbanen en lusthoven aan de rand van de stad. Aantrekkelijke plekken bovendien om met je (geheime) geliefde naar toe te gaan of om een partner te ontmoeten.
Pleziertuinen Amsterdam kende in de zeventiende en achttiende eeuw een groot aantal pleziertuinen. Eén van de bekendste, het Oude Doolhof aan de Prinsengracht, was een populaire plek voor jongeren om elkaar stiekem te ontmoeten. Bezoekers konden in de herberg bier en wijn drinken, wandelen over een romantisch overgroeid pad en lachen om de bedriegertjes die verborgen waren in het plaveisel en die plotseling water opspoten. Een voorbeeld van een pleziertuin voor ‘het gewone volk’ was het Rode Doolhof bij de derde Regulierspoort. De boeren die wekelijks voor de veemarkt kwamen konden zich hier vergapen aan beelden van schapen en koeien die door een inwendig mechaniek bewogen en
dierengeluiden nabootsten. Wie niet terug kon of wilde reizen, overnachtte in een herberg. Hoewel bordelen waren verboden, trof je ze aan in de beste herbergen en speelhuizen. In deze zogeheten ‘oneerlijke herbergen’ was de bediening soms topless en hadden de vrouwen veelal met de herbergier afgesproken dat zij de klanten tot sluitingstijd tot drinken zouden aanzetten om pas daarna met ze mee te gaan. Hoewel het Oude Doolhof pas in 1862 de deuren sloot waarna het terrein werd bebouwd met een school, verplaatste de openluchtrecreatie zich al veel eerder naar de nieuwe randen van de stad. Welgestelde Amsterdammers bouwden hun privéparadijsjes langs de Amstel en in de drooggelegde Watergraafsmeer. Tussen die luxueuze buitenplaatsen ontstonden nieuwe pleziertuinen. Zo waren de pleziertuinen langs de Buitensingel
in de negentiende eeuw befaamd om hun zomertheaters met toneel-, variété- en zelfs circusvertoningen. Zomertheater Tivoli, de Tuin Claudius Civilis en de Griekentuin waren een begrip voor elke Amsterdammer. Richtten de pleziertuinen zich in de zeventiende en achttiende eeuw voornamelijk op het volwassen publiek, in de negentiende eeuw werd de pleziertuin een plek voor het hele gezin, zoals De Slatuinen in AmsterdamWest. Ten oosten van de stad werd ’t Vosje, ooit een tamelijk ruige herberg voor varkenshandelaren, omgebouwd tot een beschaafde theetuin met speelvoorzieningen voor families, waar men wandelend naartoe ging. Men dronk er een pilsje en at er bij wijze van borrelhapje een gedroogd scharretje. Andere bekende voorbeelden van landelijke herbergen waren het Tolhuis aan de overkant van het IJ, Stadlander aan de Boerenwetering en de IJsbreker, ‘t Kalfje en de Beerebijt aan de Amstel.
Lustgroen - nieuwe openingen 6
Eind negentiende eeuw verdwenen de meeste pleziertuinen, vanwege concurrentie, slechte exploitatie of stadsuitbreidingen. Enkele tuinen bleven tot ver in de twintigste eeuw voortbestaan, zoals Flora op het huidige Weteringsplantsoen, later Maison Boer. De geschiedenis van de Amsterdamse pleziertuinen leeft voort in straatnamen (Roomtuintjes), cafénamen (Eik en Linde, ’t Kalfje) maar vooral in het beroemde kinderliedje van ‘Schuitje varen, theetje drinken, gaan we naar de Overtoom, drinken we zoete melk met room’. De ondergang van de particuliere pleziertuin hing tevens samen met de opkomst van een nieuw fenomeen: het voor iedereen vrij toegankelijke stadspark, waarvan er in de tweede helft van de negentiende eeuw en aan het begin van de twintigste eeuw vele werden aangelegd. Het Wertheimpark, ooit ontstaan als particuliere pleziertuin, is Amsterdams oudste openbare park.
De Plantage De Kroeg Al in de Plantage daar is er een kroeg Wel onder de groene boomen, Daar drinken ze laat en daar drinken ze vroeg, Daar drinken ze nooit haast jenever genoeg; Mijn Lief zeit: ik mag er niet komen. Ik ben er te voren zoo dikwijls gegaan Bij zonneschijn en bij regen; Ik dronk er bij zitten, ik dronk er bij staan, Ik kwam er wel somtijds wat buisjes vandaan... Mijn lief zeit: ik kan er niet tegen. Ze heeft mij een zoen van haar mondje verzeid (Haar wangetjes raakten aan ‘t kleuren) ’Maar - mits je me niet in dat kroegje weer leit!’ Waarachtig, je kunt er op ân, lieve meid! Nu zal het mij nóoit weer gebeuren. Jan Pieter Heije (1850)
In minder goed aanzien stond de Plantage. Het gebied tussen de Nieuwe Herengracht, de Rapenburgergracht, de Lijnbaansgracht en de Muidergracht was in de zeventiende eeuw binnen de stadsomwalling gebracht, maar door de stagnerende bevolkingsgroei en welvaart onbebouwd gebleven. Om er toch nog iets aan te verdienen verdeelde het stadsbestuur het terrein in 1682 in 59 verhuurbare tuinen en bestemde deze als recreatiegebied voor de Amsterdammers. ‘De Nieuwe Plantagie’ of Plantage bood mensen die geen tuin hadden ontspanningsmogelijkheden zonder dat ze de stad uit hoefden. Hoewel er een bouwverbod gold, werden vele tuinen omgevormd tot ware vermaak- en uitgaanscentra met herbergen, room- en theetuintjes, lusthoven, bordelen en ook het badhuis bood prima mogelijkheden tot ontmoetingen. Zondags kwam de Amsterdamse elite er bijeen, ’s winters werden er grote dansbals gegeven. Verborgen prostitutie vond plaats op het Sint Anthonieskerkhof, ter hoogte van het huidige Hortusplantsoen. Verder kwam er een pleziertuin met doolhof, fontein en prieeltjes en dit alles had een ongekende aantrekkingskracht op de vertierzoekende Amsterdammers. In aanvulling verrezen er muziektenten, luxe sociëteiten en talloze schouwburgen. Vele nieuwkomers in Amsterdam gingen niet naar de Stadsschouwburg, maar bezochten de etablissementen in de Plantage. Bekend werden zo vooral de Parkschouwburg, Frascati (het latere Desmet) en de Artis-schouwburg (later de Hollandsche Schouwburg). In de Plantage konden veel sporten worden bedreven als paardrijden en kolf, een spel met een bal en een soort hockeystick. In 1792 telde Amsterdam ruim 215 kolfbanen in en om de stad, met als voornaamste die in de Plantage. Van alle tuinen in de Plantage werd die van het grote Buiten Middenhof de bekendste. Hier stichtten de heren Westerman, Werlemann en Wijsmuller in 1838 in navolging van de London Zoo het genootschap Natura Artis Magistra (letterlijk: De Natuur is de Leermeesteres der Kunst), mede ter bevordering van de
kennis der Natuurlijke Historie. In het huidige wolvenhuis was de herberg Eik en Linde gevestigd. Alleen de leden (die jaarlijks tien gulden contributie betaalden) hadden toegang tot de mettertijd groeiende dierenverzameling en tuin. In de kermismaand september konden ook werklieden en dienstboden de dierentuin bezoeken, tegen betaling van een kwartje. Voor slechts vier stuivers kon de ‘gewone burger’ terecht in de Hortus Botanicus, gespecialiseerd in de kweek van tropische gewassen uit de nieuwe koloniën.
De Tuinen van West Is er geen upgrade van de Amsterdamse saaie recreatiegebieden mogelijk met een knipoog naar deze pleziertuinen, kolfbanen en lusthoven van weleer? In het Amsterdamse bos bevindt zich nog een openluchttheater, maar dat dreigt te verdwijnen vanwege het barre Hollandse klimaat en daarmee samenhangende financiële perikelen. Het is tijd voor een nieuw concept. Een concept waarbij de als problematisch ervaren rafelranden juist troefkaarten worden en gaan fungeren als de groene toegangspoorten van de scheggen (lees: lusthoven). Lusthoven met een duidelijke eigen identiteit, die goed bereikbaar zijn,
Lustgroen - nieuwe openingen 6
met een breed scala aan doelbestemmingen en verblijfsmogelijkheden met een iets erogenere uitstraling. Bij de inrichting houdt men rekening met de toenemende behoefte aan een intensiever gebruik en een langere verblijfsduur, met de sociale veiligheid, de organisatie van grootschalige evenementen en de uiteenlopende recreatiewensen, en op termijn bovendien met de vergrijzing. Een soort Plantage nieuwe stijl voor in de vrije uren, waarnaar we op werkdagen reeds sterk verlangen. De plannen voor de invulling van zo’n toekomstig recreatiegebied ten westen van Amsterdam lijken veelbelovend. Het betreft het van oorsprong agrarische gebied tussen de Westelijke Tuinsteden, de ringvaart Haarlemmermeer en de Haarlemmervaart. De laatste decennia ontstonden hier allerlei stadsrandfuncties, als kassen, autosloperijen, loodsen, bouwbedrijven en nieuwe, vaak vrijstaande woningen. Tegelijkertijd nam het aantal werkzame agrariërs in het gebied sterk af. Om verdere verrommeling en versnippering tegen te gaan is een groene recreatieve visie voor het gebied ontwikkeld. De nieuwe naam van het gebied luidt de Tuinen van West. Het plan is geïnspireerd op de hiervoor beschreven zeventiende-eeuwse Plantage in AmsterdamOost en bestaat uit een lappendeken van groene kavels (lees: tuinen). Er zijn echter verschillen met vroeger: het gebied is aanzienlijk groter, de kavels worden niet vrij uitgegeven aan particulieren en qua type voorzieningen gelden duidelijke restricties. Het gebied omvat totaal zeventig hectare, en is daarmee ruim twintig keer zo groot als de voormalige Plantage (3,4 hectare). Ondanks dit schaalverschil kunnen de Tuinen van West een vergelijkbare ‘uitloopfunctie’ vervullen voor Amsterdam-West, aangezien het gebied goed bereikbaar wordt per fiets, auto, boot of te voet. Het is een sterk concept omdat is gekozen voor een combinatie van een recreatieve, een agrarische en een
natuurfunctie. Naast openluchtrecreatie krijgt het gebied functies toebedeeld als gezondheid, spiritualiteit, ontspanning, kunst en cultuur, educatie en sociale ontmoeting. Bovendien streeft men naar de realisatie van een bijpassend en vernieuwend voorzieningenaanbod dat verder reikt dan het reguliere recreatieaanbod van wandelen fietspaden, bankjes en prullenbakken. Er blijft ruimte voor de bestaande volkstuinen sportparken in het gebied. Per kavel is aangegeven welke voorzieningen al dan niet wenselijk zijn, waarmee het gebied een eenduidige identiteit en uitstraling verkrijgt. Zo is een openluchtsauna in het gebied denkbaar, mits deze niet verwordt tot private sexboerderij. Voorts is er ruimte voor kleinschalige recreatieve functies als paarden- en kanoverhuur, kamperen bij de boer, boerengolf, een natuurspeelplaats, een zelfpluktuin, laarzenpaden, broedplaatsen en voor kleinschalige leisure als een theetuin of voornoemde sauna. De gemeente voert een selectief beleid ten aanzien van ‘zwaardere’ commerciële publiekstrekkers. Het lijkt echter niet raadzaam ál te voorzichtig te werk te gaan en wederom te vervallen in een saai en braaf voorzieningenaanbod. Een winstpunt: het geplande golfterrein is inmiddels van de baan. Voorts is het belangrijk om de door bewoners aangedragen ideeën als een ijsbaan, een multiculti-Madurodam, een drive-inbioscoop, een doolhof en een grootschalige speeltuin met horecavoorziening serieus te nemen. Leven in de brouwerij, dat is wat de bewoners willen, zonder daarvoor te moeten uitwijken naar het stadshart of naar een recreatiegebied als Spaarnwoude. Dergelijke voorzieningen hoeven de natuurwaarde van het gebied niet te schaden. De ijsbaan bijvoorbeeld past uitstekend in het nieuwe stijl-concept van Sportpark de Eendracht. Voorzieningen als de grootschalige feestzaal voor allochtone bruiloften kunnen wellicht neerstrijken op bedrijventerrein Lutkemeer en de extra ingeplande broedplaatsen kunnen mogelijkerwijs worden geïntegreerd in het
volkstuinpark nieuwe stijl. Gevaar van dit concept is echter dat de recreatieve voorzieningen te rigide worden voorgeprogrammeerd. Het succes immers van de voormalige Plantage in Amsterdam-Oost was het kunnen accommoderen van spontane initiatieven. Er dient dus gezocht te worden naar een goede balans tussen geprogrammeerde en informele recreatiemogelijkheden, tussen commerciële en openbare voorzieningen en terreinen. Een goed voorbeeld is het openbare recreatieterrein. Op bepaalde momenten per jaar wordt dit gebruikt als evenemententerrein, daarbuiten fungeert het als veld waar je
informeel kunt sporten en spelen, waar je kunt zonnen, zitten, picknicken, chillen… en zoenen. Allemaal ingrediënten kortom om de Tuinen van West te laten uitgroeien tot het sexiest groengebied van Amsterdam en omgeving. Puur lustgroen voor het oog en het hart, met als succesformule ‘zien en gezien’ worden.
Lustgroen - nieuwe openingen 6
Sex en openbare ruimte :: Heiko Miskotte
Voor onze eerste date, een cruciaal moment, zocht ik de locatie uit: ‘t Loosje op de Nieuwmarkt. Allerlei factoren woog ik af, met als centrale vraag: waar komen wíj het beste tot óns recht - je doet het immers niet alleen. De keuze was kennelijk goed, want het werd wat. Het succes van die locatie betrof in hoge mate de kroeg zelf (bruin maar niet te ranzig, wel muziek maar een gesprek nog goed mogelijk) en de ligging in de stad (fietsbaarheid, tussen onze beider huizen in). Maar ook de Nieuwmarkt speelde een rol, met de romantisch aangelichte De Waag, de fraaie wanden en de bijpassende inrichting van de openbare ruimte. Zou mijn keuze ook op ‘t Loosje zijn gevallen als de Nieuwmarkt een verkeersknooppunt was geweest, volgeplempt met asfalt en beton? De inrichting van de openbare ruimte beïnvloedt (indirect) de geschiktheid van een bepaalde locatie als verblijfs- en ontmoetingsplek. Ontwerpers pogen functies en ruimte tot een samenhangend geheel te smeden. Het ontwerpen ter bevordering of ontmoediging van het paaigedrag zit veelal verpakt in een reeks verantwoorde randvoorwaarden inzake verkeer, veiligheid, economie, beheerbaarheid et cetera. Een gebied wordt bijvoorbeeld autovrij gemaakt, er worden meer meer horeca en terrassen toegestaan en bomen geplant, dit alles ‘ter verbetering van het leefmilieu’, ‘ter regulering van de verkeersdruk’ of om het gebied ‘een economische impuls te geven’.
Geen ambtelijke nota rept over het verhogen van de kans op sexueel contact. Het zou echter mooi zijn om dit eens expliciet in de opdrachtformulering mee te nemen. Opgave voor een ontwerp Rembrandtplein: ‘De ruimte dusdanig ontwerpen dat die weer wordt ervaren als één vlak, waarbij de noord- en de zuidzijde van het plein een relatie met elkaar krijgen, de inrichting van de openbare ruimte recht doet aan het grootstedelijke én historische karakter van het plein, met als voornaamste uitgangspunt het maximaliseren van de kans op sex.’ Zo ver zal het nooit komen, en dat hoeft ook niet. De indirecte beïnvloeding is zeer effectief en dat is makkelijk aan te tonen. Drukte en menging Bij de ontwikkeling van de plannen voor het Stationseiland is veel gediscussieerd over de inrichting van de IJzijde. In één van de modellen was het toekomstige busstation ondergronds gesitueerd, tussen de tunnels van de ondergronds gebrachte Piet Heinkade, met daarbovenop een groot plein. Maar wie zit er te wachten op een groot plein, grotendeels in de schaduw gelegen, vol in de wind, ingeklemd tussen het grootschalige water van het IJ en een enorm trein- en busstation? In het finale plan ligt het busstation op het niveau van de sporen, daaronder bevindt zich op maaiveldniveau een nieuwe stationshal met daaronder de autotunnel voor de Piet Heinkade. De openbare ruimte blijft beperkt tot een
zorgvuldig ingerichte en beschutte kade. Een plaats als de IJzijde van het Stationseiland kan een desolaat, ontheemd gevoel oproepen. Zo’n locatie heeft baat bij schaalverkleining. Juist hier moeten mensen elkaar in het voorbijgaan kunnen zien en kunnen aanraken, juist hier moet de kans op ontmoeten en interactie worden gestimuleerd. Het succes van verblijven en ontmoeten heeft veel te maken met de menselijke maat en schaal. Succesvolle (winkel)straten in Amsterdam zijn meestal smal, de gebruiksdruk is enorm, alle functies en behoeften strijden om een plek. Juist die drukte en competitie in en om de schaarse ruimte bepalen het
succes. Kijk naar de Utrechtsestraat. Twee richtingen tram, twee richtingen auto en fiets, aan beide zijden trottoirs en een florerende middenstand. Een menging van functies, verblijven, ontmoeten maar ook doorstromen, beschutting en oogcontact. Dat trekt aan. Door de P.C. Hooftstraat rijdt weliswaar geen tram en in de Haarlemmerstraat evenmin, maar ook deze straten worden gekenmerkt door diezelfde eigenschappen. Gesteld dat drukte en functiemenging voorwaarden zijn voor verblijf en ontmoeting, dan moet men oppassen bij het autovrij maken van straten. Voor winkels kan het
goed uitpakken (Kalverstraat, Nieuwendijk), maar voorbeelden in Amsterdam van een autovrije straat met behalve winkels ook nog florerende restaurants en café’s, zijn schaars. De Eerste van der Helststraat vormt een uitzondering, maar wie gaat er naar de Kalverstraat, Nieuwendijk of Albert Cuypstraat voor een avondje stappen? Blijkbaar is het verblijfs- en ontmoetingsmilieu gebaat bij een vorm van gemotoriseerde levendigheid. Een andere uitzondering op deze regel is de Reguliersdwarsstraat. Deze is, met succes, gedurende de zomermaanden van donderdag tot zondag in de avonduren autovrij. Waar ruimschoots horeca is en mensen veelvuldig aanwezig zijn kan uitbanning van de auto de verblijfskwaliteit verder verhogen. Lastiger is het in het geval van de Ferdinand Bolstraat, waarvoor thans het deels autovrij maken wordt onderzocht. Is dat verstandig? Of betekent dit juist de ‘dood in de pot’? Misschien is het zo dat de Reguliersdwarsstraat dankzij de autovrij-ingreep overgaat van een onbeheerste in een beheerste chaos, maar de Ferdinand Bolstraat wellicht juist van een beheerste chaos in een futloze provinciale orde. Getemde auto Het is kortom oppassen geblazen bij het autovrijmaken van straten, terwijl pleinen daarbij meestal zijn gebaat. Vroeger fietste ik van huis naar de middelbare school via het Museumplein, destijds ‘de kortste snelweg van Nederland’ genaamd naar de brede verkeersweg die het plein in tweeën kliefde. De zware verkeersfunctie beperkte de gebruiksmogelijkheden. Er is een hoop gesteggeld over de inrichting van het Museumplein, maar de keuze om de verkeersfunctie eraf te halen was de juiste. Niemand kan ontkennen dat het gebruik van de ruimte sedert enorm is toegenomen. Schoolklassen krijgen er gymles, mensen zitten op ‘het oor’ en kijken uit over het plein, de combinatie van geknotte platanen-vijver-kiezel aan de noordzijde geeft een Zuid-Europees vakantiegevoel. In de zomer vind je afkoeling bij
de vijver terwijl daarop in de winter kan worden geschaatst. Het plein is getransformeerd van een verkeersgebied naar een verblijfsruimte. De verbeterde verblijfsmogelijkheden bieden kansen op ontmoetingen. Oppervlakkige contacten zullen daarvan het gevolg zijn, evenzeer als serieuze, structurele relaties. De inrichting van de openbare ruimte kan ontmoetingen faciliteren. De Liefdeskaart van Amsterdam (zie pagina 38) levert daarvan het bewijs: bij de vijver van het Museumplein kleurt de kaart rood. Groene rust & romantiek Drukte en intensiteit zijn mooi. Rust en romantiek eveneens, en daar heb je de parken voor (Vondelpark), de kleinschaligere pleinen (Amstelveld) en de buitengebieden (Amstelscheg). De ontmoetingsfrequentie zal er lager zijn, de kans van slagen mogelijk groter. In mijn single-jaren ging ik nog wel eens wandelen in het Vondelpark, quasinonchalant op een bankje zitten of een biertje drinken bij het Blauwe Theehuis. Hopend dat nou net de allermooiste vrouw op aarde naast jou op je bankje of terras plofte, alléén. Mij is dat niet overkomen. Wel blijkt uit een recent gebruikersonderzoek van het Vondelpark dat 70% van de bezoekers geheel alleen komt. Mijn redenatie was dus niet compleet onzinnig. In het Vondelpark worden het type gebruik en de intensiteit ervan vooral bepaald door de ligging van het park binnen de stad en door de aanwezige horecavoorzieningen. Op inrichtingsniveau echter zijn fysieke ingrepen beslist van invloed. Zo wordt het grasveldje voor het Picassobeeld om ecologische redenen minder vaak gemaaid, wat weer gevolgen heeft voor het type gebruik en het soort en ook aantal mensen dat daar gaat zitten. Bevindt het Vondelpark zich aan het ene uiterste van het groene spectrum, het Diemerpark bevindt zich aan het andere. Wegens de ligging zou het de concurrentie met het Vondelpark nooit kunnen aangaan, maar de inrichting ervan is ook bewust geheel anders van opzet. Uitwaaien, ruimte, natuur, ruige graslanden
Sex en openbare ruimte - nieuwe openingen 6
met her en der struweel, zonder ook maar een enkele referentie aan welk klassiek landschapspark dan ook. Het Diemerpark ziet er zo onontworpen mogelijk uit, voorzieningen zijn schaars en geconcentreerd op bepaalde locaties die zijn ingericht op verblijven en ontmoeten. Het strandje aan de IJmeerzijde is zo’n plek. Wie Blijburg te hectisch en hip vindt kan hier terecht voor dezelfde combinatie van warmte, mensen en water maar dan in mildere vorm. Rust en uitgestrektheid in het park, ontspannen interactie bij het strandje. Dat je zelf je drankjes mee moet nemen mag de pret niet drukken.
De magie van water Water heeft een erotiserende uitwerking. Vooral in combinatie met zon, warmte en mensen. Amsterdam, het Venetië van het Noorden, heeft er een eeuwenoude relatie mee. Waar mogelijk zitten we aan de kades, zwemmen in het water of varen door de grachten. Wat de aanleg van fonteinen betreft zijn we minder succesvol, maar ook op dat gebied maken we, zo lijkt het, de nodige vorderingen. De vijver bij het Museumplein hebben we al, en dan sinds kort ook nog de fontein bij het Leidseplein, op het pleintje voor het Amsterdam American Hotel. Smaken verschillen. Het gevaarte zou niet misstaan in de achtertuin van Gordon, maar het
pleintje heeft er wel een enorme facelift door gekregen. De reeds aanwezige terrassen liggen plots aan een attractie. De verblijfsfunctie is versterkt - de doorstroming is ook hoog: zien en gezien worden. Op de rand van de fontein is het goed toeven en met de almaar warmer wordende broeikaszomers zal deze plek zeer geliefd gaan worden. Een ander voorbeeld van de magie van water. Op de kop van het Borneo-eiland is vorig jaar een steiger aangelegd. Met de hete adem van de doorgeschoten regelgeving in de nek heeft het stadsdeel de steiger wel aangelegd maar er vervolgens een bord geplaatst dat zwemmen er verboden is: dat is de kat op het
spek binden. De meesten zullen, gelukkig, het verbod negeren en dát doen waartoe de steiger uitnodigt. Dat de romantische, toevallige ontmoeting met alle gevolgen van dien hier op de loer ligt, moge duidelijk zijn. Voorzieningen & mensen De middenstand, die graag invloed mag uitoefenen op de inrichting van de openbare ruimte, heeft niet alleen een mening over parkeervoorzieningen maar ook over het type wegverharding of armatuur. Dit loopt niet altijd goed af, getuige de overspannen inrichting op de Middenweg of de bombastische armaturen in de Cornelis Schuytstraat. Een goed ingerichte
Sex en openbare ruimte - nieuwe openingen 6
openbare ruimte echter is van gunstige invloed op het vestigingsmilieu. Waar bedrijvigheid is, zijn mensen. Waar mensen zijn, bestaat kans op ontmoeten. Hebben voorzieningen en mensen elkaar eenmaal gevonden, dan kun je in de inrichting, behoudens dan de kwestie autovrij maken, weinig meer fout doen. Eén van Nederlands duurste en chicste winkelstraten is de P.C. Hooftstraat. De Cornelis Schuytstraat ontwikkelt zich inmiddels ook in die richting. De inrichting van beide straten is echter eenvoudig, op de armaturen van de Cornelis Schuytstraat na. De klassieke betonnen 30x30-tegel siert het trottoir -weliswaar in een diagonaal, ‘speels’ verband, maar toch. Niemand vraagt
hier om graniet, of hardsteen. Het werkt zoals het is. Voorzieningen en mensen bepalen de levendigheid, op de achtergrond vervullen vloer en inrichting een bescheiden, faciliterende rol. Misvattingen Bij sommige projecten heeft men hoge verwachtingen van de invloed die de materialisering van de openbare ruimte zal hebben op de algehele uitstraling en levendigheid van de plek. Vaak zit er dan iets niet helemaal goed -planologisch, stedenbouwkundig of anderszins. De Arenaboulevard is een interessant voorbeeld. Deze locatie is gedimensioneerd op het
wekelijks vol- en leegstromen van de Arena. In de aangrenzende bebouwing bevinden zich grootschalige ‘introverte’ voorzieningen als de Mediamarkt, Prenatal, Heineken Music Hall en Villa Arena. De boulevard is om allicht goede redenen autovrij, maar daardoor ontbreekt zelfs de al eerder aangehaalde gemotoriseerde levendigheid. Allemaal bewuste keuzen, vaak ook prima uit te leggen, maar verwácht dan ook niet dat het �gezellig� wordt. Dat is het immers niet. De plek leent zich voor gelegaliseerde streetraces, voor gouden standbeelden van grote Ajaxvoetballers. Toch worden de ontwerpers van de openbare ruimte onder druk gezet, of zij zetten zichzelf
onder druk, om de plek in te richten als een dynamisch stedelijk uitgaansgebied. Getekende gezelligheid. Het thans uit te voeren plan voor de boulevard heeft daar verdacht veel van weg: met de inrichting van de vloer maak je geen planologische-stedenbouwkundige keuzen ongedaan. Op deze locatie ontbreken de menselijke maat en schaal én het type kleinschaligheid dat ontmoeting en interactie in de hand werkt. Wil je die dimensies tóch realiseren, dan is een totaal andere opzet voor het gebied noodzakelijk.
Sex en openbare ruimte - nieuwe openingen 6
Van een andere orde maar vergelijkbaar is de discussie over De Rode Loper, de as Stationseiland-Damrak-Dam-RokinVijzelstraat. Men wil meer ‘allure’ op deze as. Begrijpelijk, maar de inrichtingsvoorstellen voor het maaiveld voldoen daar niet aan. Allure op De Rode Loper ontstaat pas wanneer de functies in de plint en de uitstraling ervan (wanneer lukt het eindelijk om iets te doen aan die reclameuitingen?) worden gewijzigd -dat is moeilijk beïnvloedbaar en vergt een lange adem. De Leidsestraat lijkt zichzelf uit het slop te hebben getrokken, maar bij de Haarlemmerstraat bleek actieve overheidsbemoeienis noodzakelijk. Het gevolg
van het willen afdwingen van allure door alléén een andere inrichting is zichtbaar op het huidige Damrak. De bedoelingen waren goed, maar deze inrichting, kunst of niet, bracht geen allure met zich, doch versterkte daarentegen de reeds chaotische en overspannen uitstraling van de locatie. Het is aan u Een man denkt zeventig maal per dag aan sex. Vrouwen minder, maar vast ook vaak. Die gedachten leiden tot flirten, verleiden en versieren. Deze fundamentele vorm van menselijke interactie gaat 24 uur per dag en zeven dagen in de week door, en lijkt in slechts
beperkte mate te worden beïnvloed door de omstandigheden. We doen het overal en in alle situaties, levensbedreigende wellicht daargelaten. We doen het dus no matter what, maar ons ‘succes’ pogen we te beïnvloeden door de omstandigheden te manipuleren. Eén van die omstandigheden is de openbare ruimte. Een algemeen inrichtingsrecept voor de ideale ‘paaiplaats’ is niet voorhanden. Daarvoor is ons gedrag te grillig, zijn onze behoeften te divers en is het aantal variabelen te groot. De inrichting van de openbare ruimte kan faciliteren, het decor vormen en een bepaald type gebruik aantrekken of juist ontmoedigen, maar de rest is aan u.
Sex en openbare ruimte - nieuwe openingen 6
Dieren
Remco Daalder :: De stad als paaiplaats voor dieren
Sex and the City - Sodom en Gomorra
De stad als paaiplaats voor dieren :: Remco Daalder
De stad is slecht, de natuur is goed, vonden ze in de negentiende eeuw. Die laatromantische gedachtengang waarbij cultuur en natuur tegenover elkaar werden gezet is gelukkig verleden tijd. Zeker in Nederland, waar alles in cultuur is gebracht, is het benadrukken van de tegenstellingen tussen zaken die door de mens worden gemaakt en zaken waar de natuur een hand in lijkt te hebben gehad volstrekte flauwekul. De dieren hebben dat altijd al geweten. Dieren zijn opportunistisch en beoordelen een mogelijke woonplaats op een aantal criteria: is er genoeg eten, zijn er partners om mee te paren, hoe zit het met gevaarlijke roofvijanden. Of een plek al dan niet door de mens is gecreeërd zal ze worst wezen. Al direct na het ontstaan van Amsterdam waren er dieren die gebruikmaakten van deze volstrekt nieuwe biotoop in het vlakke land. En ook in het huidige Amsterdam zijn er genoeg dieren die liever in De Pijp wonen dan op de Veluwe. Als je naar de aantallen broedvogels, zoogdieren en vissen kijkt die de stad gebruiken dan kan Amsterdam op tegen de mooiste natuurreservaten.
Rotsbewoners Vóór de komst van de mens hadden dieren die zich gewoonlijk ophouden in gebergten of op kliffen niets te zoeken in Nederland. Met de komst van steden werd dat anders. De dicht op elkaar gepropte houten en later ook stenen bouwsels vormden in de ogen van sommige dieren prachtige namaakgebergten. Dieren die voorheen afhankelijk waren van grotten of spleten in rotsen om hun nesten in te maken vonden in de wrakke bouwsels met hun vele kieren en gaten prachtige namaakholen. Vliegende dieren zoals vleermuizen en vogels profiteerden het eerste van de stad. Zij konden dankzij de menselijke
activiteiten hun verspreidingsgebied flink uitbreiden. Onze stadsduif is bijvoorbeeld van huis uit een bewoner van steile kliffen, waar hij op rotsrandjes nestelt. Dakgoten en andere uitsteeksels aan huizen boden prima surrogaten. Veel vleermuizen gebruiken grotten om hun broedkolonies op te zetten of om te overwinteren. Grote stenen bouwsels in de stad, zoals kerken en kloosters waren en zijn voor hen gewoon grotten. De meest extreme stadsbewoner is wel de gierzwaluw. Deze vogel nestelt van nature vooral in diepe spleten in gebergten. Waarschijnlijk kwam de gierzwaluw in het prehistorische Nederland helemaal niet voor. In de stad vond hij onder dakpannen
heeft. Gierzwaluwen overwinteren diep in Afrika en vliegen in april drieduizend kilometer naar het noorden om in Amsterdam precies weer dat nesthol op te zoeken waar ze vorig jaar ook al zaten. Komend van achter de Sahara weten ze precies hun favoriete adres (Eerste Van der Helststraat 34, derde dakpan van rechts) te vinden.
en onder noklatten veilige nestgelegenheid. Hoe meer de stad versteende, hoe meer hij het naar zijn zin had. In het Nederland van nu zijn steden nog steeds de enige plekken waar gierzwaluwen broeden. Amsterdam is in Nederland het gierzwaluwenreservaat bij uitstek. Binnen de stad heeft de gierzwaluw een sterke voorkeur voor het centrum en voor negentiende- en vroeg-twintigste-eeuwse wijken met veel huizen met dakpannen. In de grachtengordel, De Pijp en de Van der Pekbuurt voelen ze zich gelukkig, in grote natuurgebieden hebben ze weinig te zoeken. De gierzwaluw is zo gesteld op de stad dat hij er vluchten van duizenden kilometers voor over
Exoten De rots- en klifbewoners is de eerste groep dieren die kenmerkend is voor Amsterdam. Een tweede groep kwam vooral sterk in opkomst in de bloeitijd van de VOC. De grote schepen bereisden een flink deel van de wereld en namen overal vandaan bewust en onbewust dieren mee. Het aantal exotische dieren in de stad steeg enorm. Een aantal van die exotische dieren bleek hier prima te kunnen overleven. Meestal waren dat niet de aardigste. We hebben het dan bijvoorbeeld over kakkerlakken en de bruine rat. Kakkerlakken en bakkerstorren, van huis uit tropische dieren, kunnen hier alleen overleven in goed warme omgevingen. Vroeger vervulden bakkerijen en de keukens van restaurants die functie, tegenwoordig zijn woonhuizen zo goed geïsoleerd dat ze ook daar terecht kunnen. Ook kakkerlakken zijn dus afhankelijk van de stad voor hun voorkomen in Nederland. De bruine rat komt uit Siberië en komt liever niet in huizen. Hij houdt van steen en water, en die combinatie komt hij in Amsterdam overal tegen. Daarnaast vindt hij er een grote hoeveelheid voedsel in de vorm van het afval dat wij in vele vormen kwistig om ons heen werpen. Weer een dier dat blij is met de stad, deze keer omdat er veel mensen dicht bij elkaar wonen, waar veel mensen zijn is veel afval. Het aantal exotische dieren nam sinds de VOC-tijd flink toe en blijft nog steeds toenemen. We reizen de hele wereld over en nemen nog steeds, meestal ongewild, allerlei dieren mee. Binnen Europa worden de meeste malariagevallen geconstateerd op het Londonse vliegveld Heathrow. Malariamuggen uit de hele wereld komen daar tezamen
De stad als paaiplaats voor dieren - nieuwe openingen 6
na te zijn meegelift met toeristen op langeafstandsvluchten. In Amsterdam zijn opvallende blijvertjes bijvoorbeeld de knalgroene halsbandparkiet, waarvan er nu 2000 vrij in de stad rondvliegen, en in het water de Amerikaanse rivierkreeft en de blauwe zwemkrab. De stad biedt die exotische dieren voordeel boven het ommeland omdat het in de stad warmer is dan daarbuiten (dat kan gemiddeld al gauw vier tot acht graden schelen!) en omdat er veel eten is in de vorm van afval of van dieren die veel afval eten. De dierenwereld van Amsterdam is in vergelijking met de dierenwereld van natuurgebieden bij uitstek multicultureel, net als de mensenbevolking. Toevluchtsoord De laatste jaren wordt de stad ook in toenemende mate toevluchtsoord voor dieren die in het ommeland niet goed meer aan hun trekken komen. In grote delen van Nederland kampen natuurgebieden met zware problemen: verzuring, vermesting, verdroging, aanleg van snelwegen. Daardoor neemt de biodiversiteit in die gebieden af. Die grote problemen spelen rond Amsterdam veel minder. Van een afname van de biodiversiteit is hier nog niet veel te merken. Natuurgebieden worden minder waardevol, de stad en zijn directe omgeving blijven minstens gelijk: dus het relatieve belang van Amsterdam voor de inheemse fauna stijgt. Het aantal spechten in de stad neemt flink toe en in de afgelopen twintig jaar hebben veel roofvogels hun toevlucht gezocht in de stad. In Amsterdam broeden ruim dertig paartjes van de sperwer, en het vermoeden is dat die vogels in de stad dekking zoeken voor hun grotere, woeste familielid: de havik. De blauwe reiger is ook zo’n vogel die van oudsher de stad als toevluchtsoord beschouwt. Op het platteland werden zijn broedkolonies beschoten omdat hij als viseter de beroepsvissers beconcurreerde. In de stad lieten de mensen de reigers rustig hun gang gaan en waren er bij begraafplaatsen voldoende hoge bomen om in te baltsen, te paren en te broeden.
In het huidige Amsterdam met zijn groene scheggen broeden 130 soorten vogels en brengen 30 soorten zoogdieren en 60 soorten vissen hun jongen groot. Dat zijn aantallen waar het gemiddelde natuurgebied lang niet aan toe komt. Die grote diversiteit is te danken aan een aantal zaken: 1) Amsterdam is vanuit dieren gezien een lappendeken van allerlei landschapstypen: moerasjes, bosjes, weilanden en een namaakgebergte. Elk gebiedje heeft weer zijn eigen dieren. 2) Voor het beheer van de groengebieden trekken we relatief veel geld uit (vergeleken met het platteland) zodat alle landschapstypen
vlak naast elkaar kunnen blijven bestaan. In het Vondelpark vind je vlakbij de grootste bezoekersconcentraties een natuurzone met kikkers, salamanders en moerasvogels. 3) In de grote groengebieden rond de stad zijn recreatie en natuur belangrijke functies. In het Amsterdamse Bos bijvoorbeeld zijn recreatie en natuur de hoofdfuncties, en is houtproductie geen item meer. Daardoor omvat dit bos hogere natuurwaarden dan even grote bossen elders die wel voor de houtproductie dienen. De beheerders van het Amsterdamse bos bootsen succesvol de structuur van een natuurbos na en laten dode bomen liggen. Daardoor neemt het aantal spechten, roofvogels en vlinders nog
steeds toe. 4) Stadsmensen zijn tolerant tegenover dieren. Ze beschouwen dieren als een welkome verlevendiging van hun stenen omgeving. Het is geen toeval dat de meeste leden van natuurbeschermingsverenigingen in grote steden wonen. Amsterdam is hét bolwerk van Natuurmonumenten in Nederland! Ga je buiten de stad kijken, dan kom je al heel snel boeren tegen die op vossen jagen of die roofvogelnesten beschieten.
De stad als paaiplaats voor dieren - nieuwe openingen 6
Plaagbestrijding Amsterdam barst dus van de dieren die juist hier graag paren en jongen grootbrengen. Hebben we daar nog wat aan als hoofdstadsbewoners? Natuurlijk, we vinden egels, futen en konijnen leuk en we bellen de stadsecologen van DRO als we vanuit ons keukenraam in een iep langs de Bloemgracht een specht zien zitten. Stadsdieren hebben ook hun nut voor de sexuele voorlichting van onze jonge stadsbewoners. Wipgrage vogels als meerkoeten, duiven en eenden tonen aan kinderen dat baltsen en paren normale onderdelen van het volwassen leven zijn. De hoeveelheid standjes die ze daarbij laten zien
is beperkt, maar daarvoor hebben we nog altijd internet. Maar het voornaamste nut van de stadsdieren zit in het handhaven van een soort natuurlijk evenwicht, waardoor plaagdieren minder kans krijgen toe te slaan. Eén koolmezenfamilie kan dagelijks 2000 insecten wegwerken. Eén gierzwaluw kan per dag 8000 muggen vangen. Een slechtvalk vangt als het een beetje meezit elke dag een duif. In Engeland deed men een proef in een park. In een bepaald deel werden alle zangvogels weggevangen. Daar sloegen onmiddellijk allerlei insecten toe en bomen en struiken werden compleet kaalgevreten. In het verder vergelijkbare parkdeel waar nog wel
zangvogels zaten was niets aan de hand. De inwoners van IJburg mopperen over de grote hoeveelheden muggen en spinnen in hun woonwijk. De natuurlijke bestrijders van die dieren zijn mezen, zwaluwen, vleermuizen en mussen, maar die zitten er nog niet. Voor mezen is de beplanting nog te armzalig en de mussen hebben de in de gevels ingemetselde nestkasten nog niet ontdekt. Zodra de stadsvogels en vleermuizen zich vestigen zullen de klachten gaan afnemen. Receptenboek Bij een gezonde stad hoort een rijk dierenleven. Het lijkt misschien of dat er vanzelf wel komt,
maar niets is minder waar. Zoals hierboven al staat is de rijkdom aan dieren onder andere afhankelijk van het gevoerde beheer, de afwisseling aan landschappen en de grote groengebieden rond de stad. Willen we een rijk dierenleven houden, en waarom zouden we dat niet willen, dan moeten we blijven investeren in groenbeheer. De grote groengebieden rond de stad zijn voorraadschuren van dieren waaruit de rest van de stad bevoorraad wordt en moeten dus vooral groot en groen blijven. De echte stadsdieren, zoals de huismus, gierzwaluw en de vleermuissoorten, kan je faciliteren door het aanbrengen van nestkasten in de gevels van huizen. Daar zijn inmiddels hele receptenboeken voor. Het is dé manier om ook in nieuwbouwwijken leven te brengen en insecten te lijf te gaan. Stadsdeel Noord geeft bij elk groot project standaard een receptenboek vol nestkasttypen mee aan de architecten. Dergelijke boeken bestaan ook voor de aanleg van oevers, waterpartijen en plantsoentjes. Steeds kan je daarbij kiezen hoeveel dieren je wilt hebben. Een oever met riet en lisdodden levert vlinders, libellen en broedvogels op, een stenen kade kan mits goed aangelegd muurvarens herbergen. De natuurontwikkeling is in Nederland een bloeiende bedrijfstak, de gewenste hoeveelheid natuur is op maat maakbaar en op afroep leverbaar. Als we daar goed gebruik van maken dan gaat het natuurgebied Amsterdam gouden tijden tegemoet.
De stad als paaiplaats voor dieren - nieuwe openingen 6
Wallen
Annemarie de Wildt :: Raambordelen, tippelzones en hoerenkasten
Toine van Goethem en Kitty van der Linden :: Onder de gordel
Sex and the City - Sodom en Gomorra
Raambordelen, tippelzones en hoerenkasten :: Annemarie de Wildt
Het deel van Amsterdam begrensd door de Oudezijds Achterburgwal, Geldersekade, Warmoesstraat en Damstraat is al sinds de Middeleeuwen het gebied van de betaalde sex. Binnen dat gebied, maar ook elders in de stad, verplaatsten de bordelen en tippelzones zich. Of ze werden verplaatst, want tussen de stedelijke overheid en de bordeelhouders en prostituees is al eeuwen een steekspel gaande. Derde partij in het steekspel is de Amsterdamse bevolking. Klachten van burgers leidden ook tot verplaatsing van prostitutie. Dit artikel behandelt in vogelvlucht de geschiedenis van de Amsterdamse prostitutie waarbij gekeken wordt naar de wisselwerking tussen de geografie en verschijningsvormen van de handel in betaalde sex en de wetgeving en handhaving. Als prostitutie officieel wordt toegestaan, dan hebben de (plaatselijke) autoriteiten ook de mogelijkheid om sturend op te treden. Dat was bijvoorbeeld het geval in de Middeleeuwen. Amsterdam was een katholieke stad met een katholieke moraal, puntig verwoord door de dertiende-eeuwse kerkvader Thomas van Aquino: ‘Prostitutie is als de mestvaalt naast het paleis, zonder mestvaalt stinkt heel het paleis’. In de vijftiende en zestiende eeuw bevond de Amsterdamse ‘mestvaalt’ zich in de Halsteeg (de huidige Damstraat) en Pijlsteeg (inmiddels vrijwel opgegaan in Hotel Krasnapolsky). De
concentratie van prostitutie werd destijds ingegeven door het verlangen fatsoenlijke vrouwen en meisjes de mogelijkheid te geven die twee stegen te mijden zodat zij de ‘gemene vrouwen’ niet zouden zien en er dus ook geen slecht voorbeeld aan konden nemen. Als elders in de stad een alleenstaande vrouw mannen ontving, kon zij onder dwang naar een van deze straten worden gebracht. Dienaren van de schout, de toenmalige gemeenteambtenaren, hielden toezicht op de bordelen. Voor hun inkomen waren ze deels afhankelijk van prostitutie. Prostitutie verboden Nadat Amsterdam in 1578 de zijde van de opstand tegen Filips II had gekozen was het uit met de katholieke tolerantie: prostitutie werd verboden. De gereformeerde kerk waakte over de zedelijkheid en moraal van de Amsterdammers en drong regelmatig bij de stedelijke overheid aan op te treden tegen prostitutie en andere overtredingen van Gods geboden. Maar in een havenstad als Amsterdam was het uitgesloten dat de betaalde liefde helemaal verdween. Het aanbod was groot: voor veel meisjes van buiten die naar Amsterdam kwamen op zoek naar werk, was prostitutie vaak het laatste redmiddel. Maar ook de vraag naar betaalde sex was groot. Bernard Mandeville die rond 1700 Amsterdam bezocht schreef: ‘Waar zes tot zevenduizend matrozen
tegelijkertijd aangekomen, zoals in Amsterdam vaak het geval is, mannen die maandenlang alleen in het gezelschap van mannen verkeerd hebben, hoe zouden eerlijke vrouwen over straat kunnen gaan zonder aangerand te worden als er niet tegen een redelijke prijs hoeren te krijgen waren. Dat is de reden dat de wijze bestuurders van deze welgeordende stad altijd een aantal huizen toestaan waar men net zo openlijk vrouwen kan huren als paarden in een stalhouderij’. Dit suggereert dat de stadsbestuurders niet optraden, maar dat was niet zo. In de zeventiende en achttiende eeuw werden meer dan 8000 processen wegens prostitutie gevoerd.1 Straffen waren geldboeten, verbanning, lijf- of schavotstraffen of gevangenisstraf in het Spinhuis - het vrouwentuchthuis aan de Oudezijds Achterburgwal. De vervolging varieerde, in de zeventiende eeuw werd strenger opgetreden dan in de achttiende eeuw. Als de schout en zijn dienaren een oogje toeknepen, was het vanuit economisch perspectief interessant om te investeren in fraaie speelhuizen, waar hoeren en hun klanten dronken, dansten en tegen betaling geslachtsgemeenschap hadden in kamers boven. Er waren wel razzia’s, maar de straffen waren relatief licht. Zolang echter prostitutie verboden was riskeerden zowel de hoeren als de organisatoren straf en verlies van hun investeringen. Hun goede naam waren ze allang kwijt, want op hoeren, pooiers en andere eerloze vrouwen en mannen werd neergekeken. Hoerhuizen en speelhuizen Sinds het verbod van 1578 hadden de Amsterdamse hoeren zich verspreid door de stad die in de eerste helft van de zeventiende eeuw razendsnel groeide. Na de aanleg van de grachtengordel vertrokken de rijke burgers uit de tot dan toe elitaire Warmoesstraat en kwamen er hoerhuizen in die straat. De grootste concentratie was rond de Zeedijk en de Geldersekade en in de buurt van de Haarlemmer Houttuinen, in buurten die dicht
bij de haven lagen. VOC-soldaten en matrozen gingen daar na maanden op zee op zoek naar een vrouw en vertier. Maar ook verspreid door de stad woonden en werkten prostituees. Van de Pol schat dat er structureel minstens 800 hoeren werkzaam waren. Daarnaast waren er nog allerlei handlangers en profiteurs. Het was, kortom, een niet onbelangrijke economische sector. 2 De zeventiende-eeuwse lichtekooien zaten niet half bloot voor het raam, zoals in het huidige Red Light District. Hoeren wierven hun klanten in herbergen en ‘speelhuizen’. Meestal woonden enkele hoeren samen met een waardin, een hoerenmadame, in een huis, waar ze ook hun klanten mee naartoe namen. Ondanks het officiële verbod had Amsterdam de reputatie van een ontuchtige stad. De faam van het zondige Amsterdam werd verspreid door reisverslagen en vooral door een in 1681 verschenen boek ‘t Amsterdamsch Hoerdom. Het boek werd vertaald en vele malen herdrukt. Het biedt een levendig beeld van alle varianten waarin de zonde te koop was, maar ook van de arbeidsomstandigheden in de prostitutie. De anonieme schrijver wordt door een leidsman meegenomen naar de plekken waar hoeren te vinden zijn. De grote speelhuizen hadden uithangborden en soms fraai uitgedoste meisjes voor de deur. ‘Dat ‘er nu volk in deeze Huizen komt, vervolgde hy, dat komt hier van daan, om dat er gemenelyk een paar Hoeren gelyk als Juffers met strikjes en kwikjes gehuld in ’t voorhuis, of ook wel voor de deur zitten, die byna niemand voorby zullen laaten gaan, zonder hem aan te roepen en binnen te nodigen’.3 In een pakhuis bij het IJ, ‘waar ’t geweldig naar Haring stonk’, troffen ze ‘Bootsgezellen en Boeren die in gezelschap van dese Venusjes zaten te zingen’. De herbergiers lieten de hoeren toe omdat zij ervoor zorgden dat de drankrekening flink opliep. In de herberg liepen ook Kochels rond, die een soort pooiersfunctie hadden. Als de meisjes ‘iemand mee naar huis kunnen sleepen’ gaan de Kochels stilletjes vooruit en verstoppen zich om te kijken of de
klanten zonder problemen betalen.4 Daarnaast waren er ook stille huizen, die vaak wat chiquer waren. Ook tegenwoordig adverteren de grote bordelen, of Men’s Clubs zoals ze zich liever noemen, hun handel minder opzichtig dan de vrouwen die in raambordelen werken. Hoe stiller, hoe chiquer en hoe duurder. In tijden dat de stedelijke overheid strenger optrad tegen al te openlijke vormen van prostitutie stonden de hoeren niet meer voor de deur te pronk, maar gingen de ‘kruisbaan’ op om klanten te werven. De kruisbaan was de straat, het Amerikaanse woord cruisen schijnt er vandaan te komen. In Amsterdam werd trouwens minder getippeld dan in
andere steden waar meer parken en bosjes waren die als afwerkplek konden dienen. In de zeventiende eeuw trokken kruishoeren en hun klanten zich ’s avonds terug op de Kistemakersgracht langs de Amstel, waar de doodskistenmakers woonden. In de achttiende eeuw werd de Plantage, het laatst aangelegde en nog nauwelijks bebouwde stuk van de grachtengordel, een gebied waar veel prostituees werkten. Ze troffen hun klanten in de herbergen en de bosschages boden gelegenheid tot afwerken. Technologische veranderingen hadden ook invloed op de verschijningsvorm van prostitutie. In 1668 besloot Amsterdam het plan van Jan
Raambordelen, tippelzones en hoerenkasten - nieuwe openingen 6
van der Heyden voor straatverlichting uit te voeren en binnen enkele decennia stonden er meer dan 2000 met olie verlichte lantaarnpalen in de stad. De verlichting was bedoeld om de veiligheid te vergroten, maar had het onbedoelde effect dat het uitgaansleven opbloeide. Vooral tippelaarsters profiteerden van het flatteuze olielicht.5 Prostitutie toegestaan In de Franse Tijd werd met de nieuwe Code Penal van 1811 het meer dan twee eeuwen oude verbod op hoererij en het houden van hoerhuizen afgeschaft. Alleen het tot prostitutie aanzetten van minderjarigen was strafbaar. Recht en moraal werden gescheiden. Dat betekende overigens niet dat prostitutie daarmee een normaal beroep werd. Achtergrond van het nieuwe uit Frankrijk geïmporteerde beleid, dat vooral gericht was op regulering van de prostitutie, was de leer van het noodzakelijk kwaad. Sexuele onthouding zou ongezond zijn voor mannen en masturbatie leidde tot allerlei kwalen. Een eerbare vrouw werd in de negentiende eeuw niet geacht geslachtsdrift te bezitten. Prostituees werden beschouwd als vrouwen van het laagste allooi, verleidsters en verspreidsters van geslachtsziekten. Tijdens de Franse tijd moesten prostituees zich inschrijven bij de politie en werden ze tweewekelijks gecontroleerd op geslachtsziekte. Besmette vrouwen moesten zich onder behandeling stellen. Hun roze kaart, een soort werkvergunning, werd ingetrokken totdat ze genezen waren verklaard. Ook na het vertrek van de Fransen bleef prostitutie toegestaan. In sommige steden, met name garnizoenssteden met veel militairen, was er een officiële gemeentelijke reglementering van de prostitutie. In Amsterdam niet, hoewel de politie wel vergunningen voor bordelen afgaf. De bordelen regelden zelf het medisch onderzoek.6 De tegenstanders van het gedwongen medisch onderzoek en de overheidsbemoeienis met prostitutie verhieven tegen het einde van de negentiende eeuw hun stem steeds luider.
Het was een gelegenheidscoalitie tussen christenen, socialisten en feministen. Ze schreven artikelen en hielden congressen. De Middernachtzendelingen waren geduchte prostitutiebestrijders van de daad. Deze jongeheren van protestants-christelijke huize posteerden zich ‘s nachts voor de bordelen om de klanten met bijbelteksten en stichtelijke liederen op andere gedachten te brengen. Hun werkterrein lag vooral rond de Warmoesstraat en de Zeedijk, omstreeks 1900 nog steeds het centrum van de Amsterdamse prostitutie. De Kalverstraat was in de negentiende eeuw overigens ook een straat waar nette vrouwen alleen onder begeleiding heen gingen, omdat er veel getippeld werd. Het afwerken gebeurde in de rendez-vous-huizen aan het Rokin. De aanhoudende klachten over prostitutie, van de prostitutiebestrijders en van Amsterdamse burgers die last hadden van de overlast op straat en de zedeloosheid, leidden tot instelling van een commissie van de Amsterdamse gemeenteraad die bij een groot aantal bordelen langs ging om de misstanden op te sporen. In januari 1897 velde deze commissie Voûte een vernietigend oordeel: ‘Bestendiging der bordelen betekent bestendiging van den mensch-onteerende handel in vrouwen; bestendiging van de aan slavernij grenzende afhankelijkheid, waarin medemenschen door het uitvaagsel der maatschappij worden gebracht en gehouden.’7 De commissie had vooral de grote bordelen bezocht, zoals Maison Weinthal op de Nieuwezijds Voorburgwal, dat gedurende de negentiende hét bordeel van Amsterdam was. Het merendeel van de meisjes die daar werkten kwam inderdaad uit het buitenland, met name uit België en Frankrijk.8 Op 1 juli 1897 sprak de gemeenteraad zich uit voor een bordeelverbod. Het had weinig effect en werd in 1902 aangescherpt. Op Maison Weinthal en de andere grote bordelen werden sluitingsbevelen aangeplakt. De eigenaar vertrok naar Parijs. Maar elders in de stad was sex nog steeds te koop. De Pijp, toen buurt YY genoemd, die ontstond vanaf de jaren zestig van de
negentiende eeuw, kreeg al snel de naam van een hoerenbuurt. De sociale cohesie was eind negentiende eeuw niet zo sterk in deze nieuwbouwwijk en de verbindingen met het centrum waren prima. In een buurt als de Jordaan, waar de sociale controle veel sterker was, werkten nauwelijks prostituees. Tegenwoordig is de prostitutie teruggedrongen naar een randje van De Pijp en is de Ruysdaelkade het derde officiële concentratiegebied, naast de Wallen en de buurt rond de Korsjespoortsteeg. Prostitutie opnieuw verboden Na de bordeelverboden van 1897 en 1902 ging de prostitutie door, maar meer verborgen en verspreid door de stad. Met de zedelijkheidswetten van 1911 (art. 250bis) kwam het tot een landelijk bordeelverbod. Bordelen vermomden zich soms als tabakszaak, een exclusief mannendomein omdat nette vrouwen niet rookten. In de jaren twintig en dertig waren ook massagesalons een goede dekmantel. Op Herengracht 357 was een kunsthandel waar de politie in 1928 een inval deed en onder andere een hondenzweep en wasknijpers in beslag nam, de attributen van een prostituee die zich had gespecialiseerd in ‘strenge massage’.9 De ‘verkapte bordelen’ of knippen bevonden zich in de buurt van de Zeedijk en de Burgwallen. De Wallen waren een buurt waar door de rest van de stad op werd neergekeken. Prostitutie werd er oogluikend toegestaan. Maar het moest wel decent blijven: decolletés waren uit den boze en ook tikken tegen het raam werd bestraft. Soms vermomden politieagenten van bureau Warmoesstraat zich als boertjes van buiten om een prostituee die toch een knoopje open deed op heterdaad te betrappen. Met het in 1877 voltooide Vondelpark was er, onbedoeld, weer een nieuwe tippelzone ontstaan. In de jaren twintig en dertig tippelden hier de laagste categorie prostituees die bereid waren voor twee kwartjes sex te hebben. Ze hadden ‘als vogels hun gebied in de struiken
afgebakend, hetgeen, evenals bij deze dieren, wel eens tot luidruchtig gekibbel aanleiding gaf.’10 In 1934 werd in de Algemene Politie Verordening bepaald dat het ‘van 12 uur middags tot 4.30 voormiddag verboden is zich heen en weer te bewegen op wegen met inrichtingen als bedoeld in art 246 of waaraan privaten of waterplaatsen gelegen zijn in plantsoenen, parken en Vondelpark’.11 De Wallen ontwikkelden zich tot het gebied waar de sex het meest openlijk aan de man werd gebracht, hoewel artikel 250bis nog steeds van kracht was. De massale mediaaandacht voor het proces na de moord op prostituee Magere Jossie in 1959 maakte duidelijk dat het bordeelverbod op grote schaal werd overtreden. Vlak na het proces, in december 1959, liet officier van justitie Hartsuiker grote schoonmaak houden op de Wallen, maar de acties hadden weinig effect en de fascinatie voor de rosse buurt van Amsterdam nam alleen maar toe. Omstreeks 1960 ontdekten in Duitsland gelegerde Amerikaanse militairen Amsterdam als verlofplaats. Tijdens de jaren zestig kneep de politie steeds vaker een oogje dicht als de knoopjes opengingen. Het drieploegenstelsel deed zijn intree met een dag-, een avond- en nachtbezetting van een raam. In de jaren zeventig kwamen de eerste Surinaamse vrouwen achter de ramen, zoals de bekende Zwarte Lola. Opheffing van het bordeelverbod Omstreeks 1970 gingen de Wallen een nieuwe fase in: de houding tegenover prostitutie werd minder moralistisch en pragmatischer. Naast de raambordelen kwamen er sextheaters en pornowinkels met schetterende neonreclame. De Wallen werden steeds meer een monocultuur van sex en uitgaan. Het bordeelverbod bleek echter een groot obstakel om de prostitutie in de door de overheid gewenste banen te leiden. Krampachtig had men het in bestemmingsplannen over ‘overig bedrijf’.
Raambordelen, tippelzones en hoerenkasten - nieuwe openingen 6
Amsterdam ontwikkelde een gedoogbeleid. Ambtenaren, die aanvankelijk onwennig stonden tegenover de prostitutiewereld en nauwelijks het verschil wisten tussen een pooier en een verhuurder van ramen, vonden een gesprekspartner in brancheverenigingen van ondernemers in de raamprostitutie en relaxbedrijven. De belangen van prostituees werden behartigd door vakbond de Rode Draad en de Mr. de Graafstichting. De ruimtelijke concentratie van de raamprostitutie was één van de doelstellingen van de omvangrijke legaliseringoperatie die zich heeft voltrokken vanaf de jaren zeventig. In Rotterdam had een heel andere ontwikkeling plaats. Daar ontbrandde een ware oorlog tussen buurtbewoners en sexexploitanten en besloot de gemeente de dat de traditionele rosse buurt op Katendrecht moest verdwijnen. De wereldpers stroomde naar Nederland toen op 1 oktober 2000 het bordeelverbod officieel werd opgeheven. De jaren daarvoor hadden de Wallen een facelift ondergaan: de meeste bedrijven waren verbouwd vanwege de regels voor brandveiligheid, hygiëne en veiligheid van de huursters. Veel kleine onderneemsters, vaak vrouwen die hun eigen verdiensten in de prostituee geïnvesteerd hadden in een pandje, verkochten hun zaak aan grote(re) ondernemers, vrijwel alleen maar mannen. De verschillende vormen van prostitutie raken steeds meer ruimtelijk gescheiden: raamprostitutie op de Wallen en in beperkte mate op de Ruysdaelkade en rond de Korsjespoortsteeg, en voorts gesloten huizen verspreid over de stad, zowel aan het Singel (Yab Yum) als bijvoorbeeld op de Motorkade in Noord als aan de uitvalswegen, zoals de Middenweg en de Rijnstraat. Deze gesloten huizen zijn van buiten nauwelijks als bordeel herkenbaar. Aanwijzingen zijn de bewakingscamera’s, de dichte ramen, een discreet koperen bord met de naam en het grote of felverlichte huisnummer. Taxichauffeurs en internet wijzen de weg. Escortprostitutie heeft ook sterk geprofiteerd van de revolutie
in communicatiemiddelen en is daarmee ook steeds ongrijpbaarder geworden voor de overheid. Jongensprostitués zijn vergeleken met vrouwen eerder het internet opgegaan met hun handel. Tippelzones Tippelprostitutie is de vorm van prostitutie die altijd het zwaarst bestreden is. Het is ook de vorm die voor het meeste overlast zorgt, zeker toen de klanten per auto begonnen te komen, in plaats van samen met de prostituee naar een rendez-vous-hotelletje te lopen. De combinatie druggebruik en prostitutie zorgde voor extra overlast. Na de acties op de Wallen had de tippelprostitutie zich verplaatst naar
het Frederiksplein en de Utrechtsestraat. In 1985 werden de tippelaarsters verbannen naar de gedoogzone aan de De Ruyterkade. Burgemeester Schelto Patijn zorgde voor een officiële tijdelijke tippelzone in 1995 op de Oostelijke Handelskade. Een inventieve architect creëerde afwerkplekken: stalen schotten waartussen in de auto kon worden ‘afgewerkt’. Het Not In My Backyard-fenomeen leidde ertoe dat de ‘definitieve’ tippelzone in 1996 aan de Theemsweg kwam, te ver van de stad en de dealers om voor de aan heroïne verslaafde prostituees aantrekkelijk te zijn. De zone stroomde vol met illegale vrouwen en transsexuelen uit Oost-Europa en ZuidAmerika.12 De gemeente voelde zich steeds
ongemakkelijker in haar rol als ‘staatspooier’ en in 2003 viel het besluit tot sluiting. Een duivels dilemma noemde de gemeenteraad de kwestie, omdat hiermee de veiligheid van de meest kwetsbare prostituees sterk verminderde. En zoals verwacht verspreidde de straatprostitutie zich weer over de stad, naar delen van Zuidoost bijvoorbeeld en andere plekken waar het moeilijk permanent toezicht houden is. Het bord met de tekst ‘Verboden af te werken op de kades’ dat ooit op de Oostelijke Handelskade stond naast de tippelzone, is inmiddels opgenomen in de collectie van het Amsterdams Historisch Museum. Zal over een aantal jaar ook het laatste raambordeel een museumstuk worden?
Raambordelen, tippelzones en hoerenkasten - nieuwe openingen 6
Onder de gordel
:: Toine van Goethem en Kitty van der Linden
Wordt de raamprostitutie in Amsterdam afgeschaft? De strijd over de Wallen laait de laatste tijd weer op. De discussie wordt meestal gevoerd vanuit openbare orde en veiligheid. De kwestie heeft echter ook consequenties voor de ruimtelijke ordening. Hieronder gaan twee stedenbouwkundigen in op de vraag: Wat betekent de raamprostitutie voor de stad? Van Goethem bepleit behoud van raamprostitutie. Van der Linden pleit voor afschaffing.
Toine van Goethem: Behoud raamprostitutie! Rotterdam, de grootste havenstad van Nederland, heeft geen hoerenbuurt. Er is wel prostitutie, veel zelfs, maar geen raamprostitutie in een klassieke rosse buurt. Rotterdam heeft daarentegen een efficiënter, maar ook ongezelliger systeem. Met busjes worden de dames naar een aangemeerd schip gereden, waar de zeemannen in zo kort mogelijke tijd worden geholpen. De Rotterdamse aanpak is niet alleen snel maar ook goedkoop. Doordat de zeemannen geen keus hebben, is investeren in de hulpmiddelen niet echt nodig. De prostituees en busjes zien er dan ook goedkoop en vervallen uit.
Ik weet dit omdat de dames met souteneurs zich ophouden in de hal van de stedenbouwkundige dienst, waar het Havenbedrijf de aankomsttijden van de schepen toont op grote monitoren. In de hal heerst een druk heen en weer geloop van stedenbouwkundigen, havenmeesters en prostituees. Het drukke verkeer leidt echter niet tot ontmoetingen, laat staan romantische. Voor ambtenaar en prostituee is het een ongemakkelijke situatie. Ook de daadwerkelijke ontmoeting tussen zeeman en prostituee is gedwongen en kil. De Rotterdamse ontmoeting is nadelig voor prostituee, klant en stad. De prostituee mist de sociale controle van andere raamprostituees1
en kan de deur niet dichthouden voor onprettige of gevaarlijke klanten. De gemeente laat haar letterlijk en figuurlijk in de kou staan. De zeeman mist het plezier van de ongedwongen keuze en de experience van het bezoek aan een spannende en toch gezellige wijk. De Rotterdamse raamprostitutie werd in 1975 afgeschaft, vooral wegens overlast van auto’s. ‘Klanten reden in hun auto’s door de straten en konden van daaruit hun keuze bepalen. Hierdoor bleef hun anonimiteit grotendeels gewaarborgd. Overlast ontstond voornamelijk door het rondrijden, het claxonneren, geluidsoverlast door dronkaards, slaande
portieren etc.2’ schrijft Annemarie Mulder, de Rotterdamse coördinator Handhaving van de afdeling Openbare Orde en Veiligheid van de Bestuursdienst Rotterdam. Ze vervolgt: ‘Met het prostitutievrij maken van Katendrecht in 1975 verdween het verschijnsel prostitutie niet. In het centrum van de stad vestigde zich een groot aantal prostitutiebedrijven en ook vond er in die omgeving steeds meer tippelprostitutie plaats’3. De Rotterdamse PvdA maakte de klassieke fout door te denken dat prostitutie verdwijnt als raamprostitutie wordt afgeschaft. In plaats van te verminderen verspreidde de overlast zich over de stad. In een poging om de inmiddels onbegrensde overlast weer enigszins in de hand te krijgen
Amsterdam onder de gordel - nieuwe openingen 6
bedacht men tippelzones. Deze echter bleken in korte tijd te verworden tot heroïnezones, met het gebruikelijke daarmee samenhangende geweld. De radeloze gemeenteraad had geen ander antwoord op de situatie dan om één van beide tippelzones te sluiten dan wel open te stellen. Tot op de dag van vandaag heeft de Rotterdamse overheid bijzonder weinig grip op de overlast door prostitutie. Annemarie Mulder concludeert: ‘Nog altijd zijn er veel Rotterdammers die met weemoed terugdenken aan het wel en wee in de rosse buurt in Katendrecht. Dezelfde Rotterdammers vinden ook dat de gemeente de rosse buurt in Katendrecht niet had moeten laten verdwijnen. Alternatieven als de tippelzone aan de G.J. de Jonghweg en de huidige tippelzone aan de Keileweg waren niet de oplossing en hebben alleen maar meer overlast en misbruik van prostituees opgeleverd’4. Katendrecht is sinds de afschaffing verworden tot een troosteloze vlakte waar aarzelend een woonwijk wordt opgericht. Op de vlakten naast de verspreide nieuwbouw wordt af en toe een tippelaarster gevonden, gewurgd. Amsterdam is, evenals het oude Katendrecht, beroemd om haar raamprostitutie. Met The Red Light District weet Amsterdam zich te onderscheiden op het internationale toneel van city marketing. De verschillen tussen de steden nemen steeds meer af, maar met de Wallen heeft Amsterdam een geweldige troef in handen. Nederland is niet alleen synoniem met bloembollen, kaas en molens, maar is met de Wallen ook nog werelds. De Wallen zijn onmiskenbaar ‘oh la la’ en ‘sex and drugs and rock ‘n roll’. Dit wordt in Nederland vaak platvloers genoemd maar de raamprostitutie wordt internationaal vaak als bewijs gezien voor het liberale klimaat van Amsterdam. Een van de talloze voorbeelden van een dergelijke vergelijking is: ‘Live and let live, easygoing, liberal, and tolerant are some of the sobriquets most often applied to Amsterdam, and with good reason. For centuries Amsterdam has been a magnet for the oppressed and persecuted, particularly
in the 17th century, when it became a haven for Jews and Huguenots driven from France and other Catholic countries. That tradition of tolerance has continued into the 20th century. In the 1960s Amsterdam became the hippie capital of Europe; in the 1990s the city and Holland have taken leading roles in liberalizing laws regarding homosexuality, even sanctioning gay marriages. Similar pragmatic liberal attitudes help explain the existence of Amsterdam’s Red Light District, which is as much a city tourist attraction as the Rijksmuseum, the Stedelijk, and the Anne Frankhuis’5. Overal ter wereld zijn prostituees, vrijwel nergens is het bezoek aan een hoerenbuurt veilig en vrijblijvend. In sommige hoerenbuurten wordt prostitutie gemengd met andere functies, waardoor de bezoeker ‘toevallig’ tussen de hoeren verzeild raakt. Patpong (Bangkok) is een combinatie van prostitutie en ambulante handel. In Copacabana (Rio de Janeiro) wordt het bezoek aan een hoerenbuurt vermengd met strandbezoek. Op de Amsterdamse Wallen is ook sprake van een dergelijke menging, maar de diversiteit is oneindig veel groter. Naast prostitutiebedrijven zijn er op de Wallen vele andere functies zoals kantoren, wonen en winkels. Maar de magie van de Wallen zit veeleer in het soort bedrijven waarmee de prostitutie wordt gemengd. In Amsterdam is een unieke symbiose ontstaan van ‘onderwereld’ en ‘bovenwereld’. Hier wonen hoer, advocaat en dominee gebroederlijk naast elkaar. De statigste kerk van Amsterdam, de Oude Kerk, is volledig omringd met hoeren. Vergunningen voor prostitutie worden vaak verleend in ruil voor restauratie van de gebouwen. De Wallen zijn dan ook Amsterdams best gerestaureerde grachten. In de woningen boven de ‘ramen’ wordt uitbundig gewoond. In de loop der eeuwen hebben de Wallen zich ontwikkeld tot wat ze nu zijn, en dat maakt ze zo prachtig. De (rolstoeltoegankelijke) rondleidingen door het gebied dragen namen als ‘Heren, hoeren en hofjes’. De veelal bejaarde bezoekers van dergelijke excursies bewijzen dat niet alleen
de bewoners maar ook de bezoekers van de Wallen van alle rangen en standen zijn: Amsterdam op zijn best6! Kitty van der Linden: Schaf raamprostitutie af! ‘De raamprostitutie is in handen van criminelen en veel vrouwen werken er gedwongen en worden geëxploiteerd. Amsterdam is een gouden afzetmarkt voor loverboys. Het is de plek om zwart geld wit te wassen’- het is een veelgehoord argument tegen het Red Light District in Amsterdam. Daar tegenover staat het bekende economische argument: ‘Het Red Light District is de grootste toeristische
attractie van de stad en dat levert de stad veel geld op’. Levert het Amsterdam nou echt zoveel geld op of belemmert het de stad juist om door te groeien naar een ander segment in het toerisme? In Amsterdam vind je op ongeveer 170 ha grond 5.000 bedrijven waarvan 800 à 900 horecaondernemingen, 150 à 200 coffeeshops, circa 300 bordelen, 40 sexwinkels en enorm veel kleine en enkele grote hotels in alle prijsklassen. Het toerisme in Amsterdam laat zich zonder de Wallen niet denken. Maar de concurrentiepositie van de stad ten opzichte van andere Europese steden verslechtert. Amsterdam is aantrekkelijk vanwege haar vrijzinnige cultuur en jeugdige
Amsterdam onder de gordel - nieuwe openingen 6
uitstraling, maar de straten zijn vies, het is er onveilig en de georganiseerde misdaad heeft greep gekregen op het Wallengebied. Het gemengde gebied waar wonen, werken en prostitutie samen opgingen wordt steeds monofunctioneler met de nadruk op de sexindustrie –en die wordt steeds commerciëler en platter. In de beeldvorming wordt het Wallengebied consequent in verband gebracht met criminaliteit, witwassen en dronken Engelsen. Vaak wordt er romantisch over de Wallen gedacht, voornamelijk gebaseerd op verhalen van vroeger: ‘Het was één grote familie, iedereen kende elkaar, het was een dorp in de grote stad met een sterke sociale controle’. In werkelijkheid is het een stadsdeel waar de criminaliteit heerst. Er zijn camera’s opgesteld en er is een fouilleerzone ingesteld. Mensen voelen zich er niet veilig. De kwaliteit van de openbare ruimte laat te wensen over: plastic, schreeuwerige neonkleuren en luide muziek hebben de overhand in de openbare ruimte. De goedkope toeristenindustrie neemt de stad over. Het lijkt erop dat de voertaal Engels is en niet Amsterdams/Nederlands. Het middeleeuwse stadsdeel wordt door veel Amsterdammers niet meer als een Amsterdams stukje stad ervaren: ‘Amsterdam is ons Amsterdam niet meer’. Steeds meer toeristen komen met het vliegtuig, ze hebben een goedkoop vliegticket gekocht en komen vervolgens met de trein Amsterdam binnen. Dat maakt het Centraal Station en omgeving steeds meer het visitekaartje van de stad. Dit visitekaartje bestaat nu uit: veel bier, luide muziek, pret en sex, coffeeshops en vervallen hotelletjes met de geur van joints. Amsterdam heeft toch meer te bieden dan dat! Het opheffen van het Red Light District zou ertoe kunnen leiden dat het middeleeuwse stadsdeel van Amsterdam aan een nieuw en bloeiend leven begint. Dit stadsdeel heeft een geheel ander karakter dan de grachtengordel: het is er intiemer, knusser. De structuur is fijnmaziger
en door de talloze stegen en hofjes ook labyrintisch. De burgwallen, de grachten van het stadsdeel, zijn ouder en smaller dan de grachtengordel met de grote formele grachtenpanden en daardoor ook pittoresker. Het Red Light District kan, met een duurzaam ingerichte openbare ruimte, een buitengewoon aangenaam verblijfskarakter krijgen en zo een goede ondergrond vormen voor een interessante woon- en werkomgeving. De grachtenpanden zijn in dit gebied kleiner en hebben stuk voor stuk een unieke vaak labyrintische plattegrond. Oorspronkelijk bestonden de panden uit voorhuizen die als verlengstuk van de openbare straat fungeerden. Dit type plattegrond leent zich uitstekend voor
kleine winkels en bedrijfjes, galeries, cafeetjes en restaurants of kantoor aan huis. Low budgetopgeknapt zijn het prima lofts, galeries, studio’s enzovoorts waar ook in gewoond kan worden. Het Wallengebied zou een buurt kunnen worden waar toeristen bijzondere aankopen komen doen, buurten zoals je die bijvoorbeeld ook aantreft in London, Milaan of Kopenhagen. Ten opzichte van andere Europese steden blijft het immer een uniek gebied, vanwege de oude grachten met de grachtenpanden. Waar voorheen coffeeshops en backpackerstoeris tenindustrie de overhand hadden, tref je dan een chique en levendig stadsdeel -en dat op loopafstand van het Centraal Station. Terwijl het Damrak en de Kalverstraat nog steeds het
domein zijn van de bekende winkelketens, de goedkopere, schreeuwerige restaurants en de coffeeshops, vind je ten zuidoosten van het station, tussen de Warmoesstraat, de Nes, de Zeedijk en de Kloveniersburgwal, de exclusieve winkeltjes en restaurants en het hippe uitgaanscentrum. Charmante hotelletjes, sommige met een knipoog naar de vroegere functie, bieden ruimschoots comfort en aantrekkingskracht op de classy toerist: de metropolitane wereldreiziger op zoek naar nieuwe contacten.
Amsterdam onder de gordel - nieuwe openingen 6
Steden
Ton Schaap :: Sodom en Gomorra
Sex and the City - Sodom en Gomorra
Sodom en Gomorra :: Ton Schaap
Snoepzuchtige vrouwen Snoepzuchtige vrouwen die aan lolly’s zuigen -zegt een die het weten kanzijn vrouwen met behoefte en ze zuigen langzaam alsof ze de roede zogen en ze weten reeds al zuigend dat hij aanstonds op zal zijn de wegsmeltende lolly en dat genot bedriegt zoals ook de gedroomde penis in de geest vervluchtigt. Carlos Drummond de Andrade (1902-1987) Vertaling: August Willemsen
Eind 1984 verhuisde ik naar Amsterdam. Werken aan een echte stad leek me prachtig, toetreden tot een ambtenarij nam ik daarbij maar op de koop toe. Dat Amsterdam een echte stad was had ik goed onthouden van mijn leraar aardrijkskunde, die zich ooit liet ontvallen: ‘Er zijn in Nederland maar drie echte steden: Amsterdam, Groningen en Maastricht’. Hij gaf geen uitleg maar werd vrij kort daarna zelf lector in Groningen. Het echte stemmen gebeurt met de voeten. Dat Amsterdam op allerlei terreinen van alles te bieden had wist ik al van een recente vakantie, een kerstvakantie doorgebracht met vrienden bij kennissen met een huis aan de Prinsengracht. Nachtelijke zwerftochten langs kroegen en clubs had het fenomeen homosexueel in drie dagen van zijn tobberige connotaties ontdaan. Fotomodellen uit Londen bij D.O.K., wat gewoner uitziende mannen achter de openstaande deur van de Amstel Taveerne en nog veel meer. Erg leuk, maar geen reden om ergens naartoe te verhuizen. Dat was die baan bij de Dienst Ruimtelijke Ordening wel, geloof het of niet. Op een van de eerste dagen dat ik als inwoner van Amsterdam door de stad fietste meende ik aan de andere kant van de straat een bekende uit mijn vorige woonplaats te zien. Een paar weken later had ik een vergelijkbare ervaring. Inmiddels weet ik dat een groot deel van mijn kennissen van de C.O.C.-afdeling Deventer in Amsterdam is gaan wonen.
Mijn eerste Amsterdamse huis was een flat in de toren Kralenbeek in de Bijlmermeer. Daar kwam ik, op de eerste dag, een van mijn nieuwe buren tegen die in Hengelo op dezelfde school had gezeten als ik. Hij had een architectenbureau in de binnenstad en zojuist een relatie van vele jaren beëindigd, terwijl ze net samen een mooi maar vervallen huis vlak bij het Oosterpark hadden opgeknapt. Nu bewoonde hij geheel alleen een flat van 130 m2 op de dertiende verdieping van Kralenbeek. Een van zijn opdrachtgevers was de eigenaar van twee homosauna’s voor wie hij de laatste grote verbouwing had ontworpen. Komrij schreef in die tijd over de Bijlmermeer in het Boze Oog onder het hoofdje Teringstein als ik me niet vergis. In zijn woede over het uiterlijk van de flats miste hij een interessant deel van de werkelijkheid. In bars in de stad werd Kikkenstein wel aangeduid als Flikkerstein. Die bars waren overigens wel ‘in de stad’. De metro bracht je er snel naartoe, maar de nachtbus terug was niet bijzonder feestelijk. Ik herinner me een slingerende route door het langzaam lichter wordende Oost en de Watergraafsmeer, kotsen en geschreeuw in de bus. Vaker dan drie keer heb ik die bus niet gebruikt. Taxi’s waren te duur. Dan nog liever fietsen. In de Bijlmermeer zelf waren er de ‘collectieve ruimtes’. Eén ervan bevond zich op de begane grond van de volgende flat. Bij binnenkomst keken de bezoekers, die allemaal aan de bar zaten en elkaar leken te kennen, collectief op om de nieuwe bezoeker te monsteren. Alsof je op een doordeweekse dag een homokroeg in Enschede binnenstapt. Daar moest je overigens eerst aanbellen en dat hoefde hier niet. Toch niet voor herhaling vatbaar. De stad was ver maar binnen bereik. De overige Bijlmermogelijkheden tot ontmoeting bevonden zich in het struikgewas. Aan de oevers van de Gaasperplas en in het centrale park was dat ruim aanwezig. Alleen bij mooi weer, voor mooie jongens. Bij mooi weer was er Zandvoort. Een echt
strand aan een echte zee. Duizenden mannen op het Strand Zuid voorbij paal zoveel. Als je na een dag van te veel zon en zee bij Zeezicht iets at was de kans groot dat je kennissen uit Groningen, Rotterdam of Zwolle tegenkwam die met oude of nieuwe vriendjes over het terras moesten naar het station of de parkeerterreinen verderop. De terugreis werd zo lang mogelijk uitgesteld om de zon te zien ondergaan en de file naar Amsterdam te vermijden. Prachtige dagen waren het. ‘Je komt zeker pik tekort’, zei mijn broer Hans een beetje jaloers. Dat viel wel mee. Of het door mijn kieskeurigheid kwam of die van beoogde tegenspelers weet ik niet. Het idee van de mogelijkheden overtrof,
althans in mijn geval, de mogelijkheden zelf ruimschoots. De huiver voor emotionele implicaties werd uitgebreid met angst voor ernstiger consequenties na het uitbreken van de aidsepidemie. Een vriend van ons was een van de eerste slachtoffers van wat aanvankelijk een onbekende ziekte was die homosexuele mannen trof. Later zou ook de buurman op Kralenbeek eraan bezwijken. Straf voor de zonde, dacht het calvinistische deel van mij. De ziekte luidde het einde in van de jaren zestig, het ‘make love not war’, het einde van een periode van onbekommerde vrolijkheid en onbegrensde verwachtingen van toekomstig geluk. De oppervlakkige indruk moest wel zijn
dat Sodom werd verwoest. Die onbekommerde vrolijkheid midden jaren tachtig in Amsterdam was vast ook een reactie op de tobberigheid die het homosexuele leven in de provincie omgaf. Eerst de geheimzinnigheid en het bijbehorende isolement. Dan de erkenning en de bekentenissen, de reacties van familie, vrienden, bekenden en de wijdere omgeving. Naast werkelijke acceptatie was het toch vooral veel gedoe en weinig plezier. Isherwood lezen en Couperus, Julien Green en Reve, herkenning uit boeken. Een homo groeit op als een witte neger in een blanke omgeving. Interessant maar ingewikkeld. Vervolgens blijkt
Sodom en Gomorra - nieuwe openingen 6
Amsterdam te bestaan. Ieder voor zich en God voor ons allen. Wat je achter je voordeur doet moet je zelf weten en uit je slaapkamer willen we helemaal niets weten. Of eigenlijk wel, maar dan om erom te kunnen lachen. Gedeelde smart is halve smart. Tales of a City van Armistead Maupin lazen we eind jaren tachtig, een soort Sex and the City maar dan twintig jaar eerder, met homo’s in de hoofdrollen. De plotselinge vrijheid veroorzaakte collectieve opluchting voor de tienduizenden immigranten. Het had, vooral in het begin, iets euforisch, ‘free at last’ om met Martin Luther King te spreken. Iedereen hield van Amsterdam. Met de brave hetero’s of de sombere krakers hadden we
weinig te maken. De stad was van ons. Midden jaren tachtig leek het alsof er 100.000 homo’s in de stad waren komen wonen in vijf jaar tijd. In Tales of a City ontmoet een van de hoofdpersonen de liefde van zijn leven terwijl hij skatend boodschappen doet in de Marina Safeway, alles in San Francisco. Dat is de Albert Heijn in de Jordaan, dacht ik toen, nu zijn er ook die achter het Paleis op de Dam, aan de Jodenbreestraat, of in Brazilië. De hoofdpersoon woonde met andere singles in een huis dat een zoete inval was voor vrienden, familie en iedereen die in de smaak viel bij de landlady die de dag afsloot met een joint op de veranda, de porch in het boek, de kleine
zorgen van het leven besprekend met haar favoriete huurder. Die landlady was vriend en collega R., bezig een huis te kopen met drie andere mannen, allen ex-minnaars. Ze konden niet goed kon kiezen tussen de binnenstad en Oud-Zuid. Het is Oud-Zuid geworden. Leven en boeken begonnen parallel te lopen. Van de vier mannen zijn er twee overleden en is er een pas bij zijn vriend in Kopenhagen gaan wonen. Een zwarte heldin in hetzelfde boek, dat als feuilleton in de San Francisco Chronicle verscheen, is dol op haar vriendin maar laat zich niettemin, of juist daarom, bezwangeren door een Vietnamese pizzabezorger. De fraaie tweeling die het resultaat is van de geslaagde
interraciale conceptie zorgt voor een serie hilarische verwikkelingen, maar uiteindelijk loopt alles goed af. Haar vriendin had ze leren kennen met behulp van een verrekijker waarmee ze appartementen in naburige torens afspeurde op zoek naar geschikte kandidaten. Het realiseren van de echte ontmoeting is dan het amusantste onderdeel, lees het boek. Het is net zo bijzonder als collega S. die meldde zijn vriendin op het internet te hebben gevonden in gedeelde belangstelling voor de architectuur van Vingboons. Het internet, daar heb je geen echte stad voor nodig is de voorbarige conclusie die sommigen nu trekken maar die zien dan de Vingboons-factor over het hoofd en de noodzaak van neutraal terrein voor een eerste ontmoeting. Wat voor internetcontacten ook nodig is, is een stedelijke mentaliteit. Die is opportunistisch, uit op nieuwe mogelijkheden. Laat zich niet a priori leiden door tradities in de directe omgeving of wensen van de familie. Die is niet al te romantisch want daarvoor is er te veel te zien. Die leidt ook tot het optimisme dat die ene echt betere helft bestaat en te vinden is, in de grote stad. Andere sommigen menen dat ook de openbare parken vrij zijn om te vrijen. In de plaatselijke krant houdt een columnist het geëerd publiek van zijn al of niet bevredigde verlangens gedetailleerd op de hoogte, tussen zijn weeklagen over de vermoorde Van Gogh door. Twee vormen van publiekgemaakt privéleven. Sommigen vinden dat leuk. Dezelfde krant meldde dat een wethouder van het stadsdeel waarin het Sarphatipark ligt homosex in het park acceptabeler vindt dan heterosex want die voltrekt zich sneller en met minder lawaai. Geef mij maar de avonturen van Agnes van Peter van Straaten of Evelien van Martin Bril. Dat zijn de Nederlandse nakomelingen van Tales of a City en Sex and the City. Agnes beleeft haar avonturen in de cafés en achter haar eigen voordeur of die van anderen. Op straat wordt hooguit gezoend. Evelien komt al fietsend van het één in het ander terecht. De enige stad waar de heldinnen hun leven kunnen leiden en hun scheppers inspiratie kunnen
Sodom en Gomorra - nieuwe openingen 6
opdoen is Amsterdam. Beide dames bewegen zich overigens voornamelijk in de binnenstad en de aangrenzende negentiende-eeuwse buurten, met een voorkeur voor Oud-Zuid. Louis Couperus schrijft ook over steden. De doem van verval en ondergang is altijd voelbaar. Dat schoonheid niet eeuwig zal duren is evident. Die van steden evenmin als die van mensen. De beschreven schittering kan niet anders zijn dan de voorbode van ondergang, een groot verleden drukt zwaar op de toekomst. Dat is ook Amsterdam. Prousts verhalen spelen zich grotendeels binnenshuis af. Ruime en rijke interieurs waar mensen met veel tijd en weinig nuttigs om handen uitputtend met elkaar bezig zijn, voornamelijk verbaal, dat moge duidelijk zijn. De ‘geïnverteerden’ komen in Sodom en Gomorra op een nuchtere manier aan bod. Er blijken geen wezenlijke verschillen met de niet-omgekeerden behalve het ontbreken van voortplanting en het overschot aan tijd en de kleine zorgen die daarvan het gevolg zijn. Wat oppervlakkig leek op de verwoesting van Sodom, het uitbreken van AIDS, bracht een golf van liefde en medeleven teweeg. De voorzichtigheid en de zorgzaamheid die in de heterosexuele wereld door millennia van schade en schande zijn aangeleerd, werden in de homoscene in het eerste jaar van de epidemie wakker gekust. Ze bleken aanwezig. De vergelijking met de stad ligt voor de hand. De dreiging van ondergang en verval van het gebouwde Amsterdam heeft een ongekende bloei van architectuur en stedenbouw op gang gebracht. De stad is er nog. Ze diende zelfs tot inspiratie van nieuwe stedenbouw waarnaar de hele wereld komt kijken. Nieuwgebouwde wijken die in toeristische gidsjes staan. Paaigronden voor nieuwe generaties stedelingen, mensen die de mogelijkheden van de werkelijkheid verkiezen boven de illusies op het flikkerende scherm.
Sodom en Gomorra - nieuwe openingen 6
noten en literatuurlijsten 3 x New York ▪ Auster, Paul, Broze stad, Uitgeverij De Arbeiderspers, 1988, Amsterdam [vertaling van City of Glass, New York, 1985] ▪ The Economist, The Bridget Jones economy. How young singles shape city culture, lifestyles and economies, 22 December 2001 ▪ Florida, Richard, the rise of the creative class and how it’s transforming work, leisure, community and everyday life, New York, 2002 ▪ Quaegebeur, Els, Ik zou nooit man willen zijn, never!, interview met Candace Bushnell, Het Parool (rubriek De Klapstoel), 16 september 2006 ▪ Raban, Jonathan, Soft City, The Harvill Press, Londen, 1974 ▪ Nieuwsgierigheid is mijn drijfveer. Interview in New York met Arnon Grunberg, Elegance, april 1998. Stad en de woningmarkt ▪ Berry, B.J.L., The Human Consequences of Urbanisation: divergent paths in the urban experience of the twentieth century, St. Martin’s Press, New York, 1973 ▪ Fielding, A.J., Migration and the metropolis: an empirical and theoretical analysis of inter-regional migration to and from South East England, pag. 72-166, reeks: Progress in planning, Vol. 39, pt.2, Pergamon Press, Oxford, 1993 ▪ Florida, R., The rise of the creative class and how it’s transforming work, leisure, community and everyday life, Basic Books, New York, 2002 ▪ Opaschoswki, H.W., Freizeit in den neunziger Jahren, Vereniging voor de Vrijetijdssector (V.V.S.), Den Haag, 1990
Lustgroen Baar, de, P., De liefdeskaart van Amsterdam - Plekken die blijven ontroeren, Ons Amsterdam, maart 2004 Bakker, B., e.a. Ach lieve tijd - Zeven eeuwen Amsterdam, de Amsterdammers en hun rijke verleden, Uitgeverij Waanders, Zwolle, 1989 Dienst Ruimtelijke Ordening (DRO), Recreatieonderzoek Westrand - Van agro-landschap tot familiepark Nieuw-West, juni 2006 Nikkels, W., Pleziertuinen, kolfbanen en lusthoven - Zomers vermaak in de stad, Ons Amsterdam, juli/augustus 2006 Salomons, D., Wandelen door de Plantage, Ons Amsterdam, maart 2005 Raambordelen, tippelzones en hoerenkasten 1 Pol, Lotte van de, Het Amsterdams Hoerdom. Prostitutie in de zeventiende en achttiende eeuw, Amsterdam 1996. De verslagen van de processen wegens prostitutie zijn de belangrijkste bron van dit zeer informatieve boek, oorspronkelijk een proefschrift. 2 Van de Pol, pag. 99-102. Naast het ontbreken van statistieken is de definitie van het beroep een ander probleem. Voor veel vrouwen was prostitutie een (soms tijdelijke) bijverdienste. De aanduidingen hoer, prostituee kwamen pas in de negentiende eeuw in zwang, en werden ook gebruikt voor vrouwen die bijvoorbeeld ongehuwd samenleefden. 3 Het Amsterdamsch Hoerdom, Amsterdam 1681, facsimile-uitgave 1976, pag. 190. 4 Idem pag. 196. 5 Van de Pol, pag. 284, 285. 6 Bossenbroek, Martin, en Jan H. Kompagnie, Het mysterie van de verdwenen bordelen. Prostitutie in Nederland in de negentiende eeuw, Amsterdam, 1998, pag. 42. 7 Rapport de Commissie van onderzoek naar de prostitutie en de hiertegen te nemen maatregelen. Gemeentearchief Amsterdam, toegangsnummer 5136. 8 Annemarie de Wildt, De bewogen geschiedenis van Maison Weinthal: de Yab Yum van de 19de eeuw, in: Ons Amsterdam, 54 (2002) nr. 3 (maart ) pag. 94-97. 9 Wildt, Annemarie de, en Paul Arnoldussen, Liefde te koop. Vier eeuwen prostitutie in Amsterdam, zes wandelingen, Amsterdam, 2002 pag. 96. 10 Elsendoorn, Jo, Van moeras tot lusthof. 100 jaar Vondelpark, Amsterdam 1965 11 Art 259 van APV, Gemeenteblad, 1934, afd. 3, volgnr. 173, 21 december 1934. 12 Liefde te koop, pag. 154-157. Onder de gordel 1 Mannelijke raamprostitués zijn helaas nog zeldzaam. 2 De opheffing van het algemeen bordeelverbod; de erotiek als beleidssucces? Evaluatie van het Rotterdams prostitutiebeleid drie jaar na de opheffing bordeelverbod, pag. 21, door Annemarie Mulder, Rotterdam, 2004. 3 Idem pag. 20. 4 Idem pag. 21. 5 Wiley, P. Frommer’s Irreverent Guide to Amsterdam, Indianapolis, 2007 6th Edition. 6 De laatste tijd gaan stemmen op om via het bestemmingsplan de gehele raamprostitutie in Amsterdam op te heffen om misbruik van vrouwen tegen te gaan. Dit lijkt een oneigenlijk gebruik van de wet. Beter is het om instrumenten te zoeken buiten de ruimtelijke ordening: niet de Wallen afschaffen, maar de politie adequate papieren verstrekken opdat zij kan optreden bij misstanden. Rotterdam bewijst dat de afschaffing van raamprostitutie de misstanden en overlast niet tegengaat. Integendeel.
Sex and the City - Sodom en Gomorra
colofon
Redactieraad:
Niek Bosch, Remco Daalder, Jos Gadet, Toine van Goethem (projectleider), Klaas Bindert de Haan, Zef Hemel, Diana Janssen, Kitty van der Linden, Heiko Miskotte, Ton Schaap, Annemarie de Wildt, Koos van Zanen, Herman Zonderland
Eindredactie:
Merel Ligtelijn
Fotografie:
Niek Bosch, Diana Janssen, Heiko Miskotte, Ton Schaap, Miriam Verrijdt, Herman Zonderland
Vormgeving:
Herman Zonderland
Productie:
Diana Janssen
Drukwerk:
Multicopy
Met dank aan:
Freeke Coenraad, Sahar Tushuizen
Alle genoemde personen, met uitzondering van Merel Ligtelijn en Annemarie de Wildt, zijn medewerkers van de Dienst Ruimtelijke Ordening. Toelichting beeldmateriaal: Omslag: De tegel met de tekst ‘Hier werden we verliefd’ ligt op het Waterlooplein in Amsterdam. Pagina 039: Deze ‘Liefdeskaart’ is ontwikkeld door de vereniging Ons Amsterdam in samenwerking met bureau O+S van de gemeente Amsterdam, en is gepubliceerd in Ons Amsterdam van oktober 2004. Pagina 064: De afgebeelde auto is een onderdeel van een kunstwerk ‘Full Llove Inn’ van de Italiaanse kunstenaar Frederico d’Orazio uit 2006. Voor het Lloydhotel staat een auto op palen, waarin stellen worden uitgenodigd om gratis de nacht in door te brengen om te kunnen genieten van Liefde in de stad: ‘Llove in the City’. Pagina 071: Het afgebeelde schilderij is bekend onder de naam ‘Tweeërlei spel’ en is geschilderd
Sex and the City - Sodom en Gomorra
nieuwe openingen 6
tussen 1636-79 door Jan Steen. Collectie Rijksmuseum.