IBM DB2 Universal Database
IBM
Nieuwe functies in deze release Versie 8
SC14-5547-00
IBM DB2 Universal Database
IBM
Nieuwe functies in deze release Versie 8
SC14-5547-00
Lees eerst Bijlage B, “Kennisgevingen” op pagina 115.
Eerste uitgave, oktober 2002 Deze publicatie is een vertaling van de Engelstalige publicatie IBM DB2 Universal Database What’s New Version 8, bestelnummer SC09-4848-00. Deze publicatie heeft betrekking op de programma’s DB2 Universal Database Personal Edition V8.1, programmanummer 5724-B55, DB2 Connect Personal Edition V8.1, programmanummer 5724-B56, DB2 Connect Unlimited Edition V8.1, programmanummer 5724-B62, DB2 Connect Web Starter Kit V8.1, programmanummer 5724-B57, DB2 Personal Developer’s Kit V8.1, programmanummer 5724-B58, DB2 Universal Database Workgroup Server Edition V8.1, programmanummer 5765-F35, DB2 Universal Database Workgroup Server - Unlimited Edition V8.1, programmanummer 5765-F43, DB2 Universal Database Enterprise Server Edition V8.1, programmanummer 5765-F41, DB2 Intelligent Miner Visualization V8.1, programmanummer 5765-F33, DB2 Relational Connect V8.1, programmanummer 5765-F39, DB2 Connect Enterprise Edition V8.1, programmanummer 5765-F30, DB2 Universal Developer’s Edition V8.1, programmanummer 5765-F34, DB2 Data Links Manager V8.1, programmanummer 5765-F31, DB2 Warehouse Manager V8.1, programmanummer 5765-F42, DB2 Net Search Extender V8.1, programmanummer 5765-F38, DB2 Spatial Extender V8.1, programmanummer 5765-F40, DB2 Intelligent Miner Scoring V8.1, programmanummer 5765-F36, DB2 Intelligent Miner Modeling V8.1, programmanummer 5765-F32, DB2 Life Sciences Data Connect V8.1, programmanummer 5765-F37, en op alle volgende versies en modificaties daarvan, tenzij anders vermeld in een volgende uitgave. Controleer of de uitgave die u gebruikt, overeenkomt met de versie van het programma. De informatie in deze producten is onderhevig aan wijzigingen. Wijzigingen zullen in nieuwe uitgaven van deze publicatie worden opgenomen. Voor technische informatie en het aanvragen van publicaties kunt u zich wenden tot uw IBM-leverancier of IBM Nederland N.V. © Copyright IBM Corp. 1997, 2002. Alle rechten voorbehouden. © Copyright IBM Nederland N.V. 2002. Alle rechten voorbehouden.
Inhoudsopgave DB2 Universal Database en DB2 Connect Versie 8 bieden geavanceerde automatiseringsoplossingen . . . . . . vii Hoofdstuk 1. Introductie tot DB2 Universal Database Versie 8 . . . . . . . . . Product- en pakketwijzigingen . . . . . Vervanging van componenten en gewijzigde namen . . . . . . . . . . . . . Wijzigingen van de terminologie . . . . Taalondersteuning . . . . . . . . . Niet langer gebruikte en ontraden functies . Migratie naar Versie 8 . . . . . . . . Down-level serverondersteuning . . . Omgevingen die niet gemigreerd moeten worden naar Versie 8.1 . . . . . . . . Hoofdstuk 2. Uitbreiding van de beheersfuncties . . . . . . . . . . Uitbreidingen van het hulpprogramma Load Het hulpprogramma Storage Management . . De pakketcache leegmaken . . . . . . . Uitbreidingen voor het bijhouden van logboeken . . . . . . . . . . . . . Uitbreidingen voor backup en herstel van gegevens . . . . . . . . . . . . . Nieuw berichtenlogboek voor beheersactiviteiten . . . . . . . . . . Installatie van meerdere serviceniveaus voor UNIX . . . . . . . . . . . . . . Versie-ID voor pakketten . . . . . . . . Database-onderhoudswerkstand: QUIESCE . Optie ON SCHEMA toegevoegd aan opdracht REORGCHK . . . . . . . . . . . . Uitbreidingen van opdracht RUNSTATS. . . Hulpprogramma’s voor het bewaken van de conditie van uw systemen . . . . . . . Eventmonitors kunnen nu schrijven naar SQL-tabellen . . . . . . . . . . . . Verbeterde eventmonitoring van deadlocks. . Momentopnamen en eventmonitoring: instelling van datum/tijd-aanduidingen. . . Momentopnamen ophalen met SQL . . . . DB2 is Tivoli Ready . . . . . . . . . Indexen van type 2. . . . . . . . . .
. 1 . 1 . . . . . .
1 2 3 3 6 6
. 9
11 11 12 13
Andere verbeteringen van de gebruiksvriendelijkheid . . .
.
.
.
.
. 25
Hoofdstuk 3. Verbetering van de performance . . . . . . . . . . . Multidimensionale clustering . . . . . . Verbeteringen voor anticiperend ophalen . . Verbeteringen van I/O-performance opschoonprogramma voor geheugenpagina’s . Catalogus- en autorisatie-caching in databases met meerdere partities . . . . . . . . Threading van Java UDF’s en opgeslagen procedures . . . . . . . . . . . . Verbindingsconcentrator . . . . . . . . Opgebouwde querytabellen . . . . . . . Uitbreidingen voor bepaling van queryroute . . . . . . . . . . . Door de gebruiker onderhouden opgebouwde querytabellen . . . . . . Opgebouwde querytabellen voor roepnamen . . . . . . . . . . . Incrementeel onderhoud van opgebouwde querytabellen met een stagingtabel . . .
27 27 28 28 29 29 30 30 30 31 31 32
14 15 16 16 17 17 18 18
Hoofdstuk 4. Verbetering van de beschikbaarheid . . . . . . . . . . Online laden van tabellen . . . . . . . Online reorganisatie van tabellen . . . . . Online reorganisatie van indexen . . . . . Configureerbare online configuratieparameters . . . . . . . . Online bufferpools maken, wissen en grootte ervan wijzigen . . . . . . . . . . . Incrementeel onderhoud van opgebouwde querytabellen tijdens LOAD/APPEND . . . DMS-containeractiviteiten . . . . . . .
33 33 33 34 35 36 37 37
19 21 22 22 23 23 24
Hoofdstuk 5. Verbetering van de schaalbaarheid . . . . . . . . . . 39 Compressie van nullwaarden en standaardwaarden . . . . . . . . . . 39 INSERT via UNION ALL-views . . . . . 39 Uitbreidingen van logboekfuncties voor verbeterde schaalbaarheid . . . . . . . 39 Wijzigingen van satellietbeheer. . . . . . 40
© Copyright IBM Corp. 1997, 2002. Alle rechten voorbehouden
iii
Hoofdstuk 6. Verbetering van de gebruiksvriendelijkheid . . . . . . Uitbreidingen van DB2 Beheerserver (DAS) Uitbreiding van DB2 Installatiewizard . . Nieuwe wizards en GUI-hulpprogramma’s. Nieuwe Configuration Assistant . . . . Uitbreidingen van Besturingscentrum 390 . Structurele wijzigingen van de HTML-documentatie bij DB2 . . . . . Afzonderlijk geïnstalleerde documentatie . Regelmatig bijgewerkte DB2-documentatie . Verbeterde functie voor het doorzoeken van documentatie . . . . . . . . . . Ondersteuning voor installatie van meerdere talen op Windows-platforms . . . . .
. 41 41 . 42 . 43 . 44 . 44 . 45 . 46 . 46 . 47 . 47
Hoofdstuk 7. Service-uitbreidingen . . . 49 Opdracht INSPECT voor controleren van integriteit van databasearchitectuur . . . . 49 Uitbreidingen van DB2 Traceerfunctie . . . 49 Hoofdstuk 8. Uitbreiding van de replicatiefuncties . . . . . . . . . . Replicatiecentrum . . . . . . . . . . Nieuwe structuur van replicatiestuurtabellen Uitbreiding van het programma Capture . . Meerdere Capture-programma’s . . . . . Het programma Apply en andere uitbreidingen. . . . . . . . . . . . Replicatiebewaking . . . . . . . . . Uitbreiding van DB2 Data Links Manager-replicatie . . . . . . . . . . Hoofdstuk 9. Uitbreiding van Data Warehouse-centrum en Warehouse Manager . . . . . . . . . . . . . Warehouse-server (AIX) . . . . . . . . Warehouse-agent (Linux). . . . . . . . Uitbreidingen van clean transformer . . . . Uitbreidingen van XML-ondersteuning CWM (Common Warehouse Metamodel) . . . . Uitbreidingen voor toewijzing van kolommen in Data Warehouse-centrum . . . . . . . Gefaseerde processen van Data Warehouse-centrum . . . . . . . . . Ondersteuning voor het wachten op meerdere stappen . . . . . . . . . . . . . De stap SQL Select en Update . . . . . . Uitbreidingen van Information Catalog Manager . . . . . . . . . . . . .
iv
Nieuwe functies in deze release
51 51 52 53 55 56 57
Hoofdstuk 10. Uitbreiding van de functies voor toepassingsontwikkeling . . . . . Uitbreiding van routines (opgeslagen procedures, gebruikersgedefinieerde functies en methoden) . . . . . . . . . . . Ontwikkelcentrum . . . . . . . . . . Uitbreidingen van SQL Assist . . . . . . Andere SQL-uitbreidingen . . . . . . . Dynamische verwerking van methoden . . . WMI-toepassingen (windows management instrumentation) . . . . . . . . . . Nieuwe LOAD-functionaliteit van CLI (Call Level Interface) . . . . . . . . . . . DGTT-uitbreidingen (declared global temporary table) . . . . . . . . . . IBM OLE DB Provider voor DB2 . . . . . Toepassingen voor webservices . . . . . Uitbreidingen van het stuurprogramma JDBC WebSphere Studio en WebSphere Application Server beschikbaar bij DB2 Universal Developer’s Edition . . . . . . . . . Uitbreiding van XML-ondersteuning in DB2
67
67 71 72 72 73 73 73 74 74 75 76
78 78
Hoofdstuk 11. Federatieve systemen . . . 79 Federatieve systemen . . . . . . . . . 79 Hoofdstuk 12. Uitbreiding van de functies voor business intelligence . . . . . . 81 Wijzigingen van DB2 OLAP Server en DB2 OLAP Integration Server . . . . . . . . 81 Uitbreidingen van DB2 Spatial Extender . . 81
58
61 61 61 61 62
Hoofdstuk 13. Uitbreiding van de serie DB2-producten . . . . . . . . . Multiplatformtools voor DB2 Universal Database . . . . . . . . . . . . Uitbreidingen van DB2 Data Links Manager Uitbreidingen van DB2 XML Extender . . DB2 Net Search Extender . . . . . . Host- en iSeries-toepassingen kunnen wijzigingen vastleggen in twee fasen met TCP/IP . . . . . . . . . . . .
. 83 . 83 86 . 87 . 87
. 88
63 63 64 64 64
Bijlage A. Technische informatie over DB2 Universal Database . . . . . . . . . Overzicht technische informatie voor DB2 Universal Database. . . . . . . . . . FixPaks voor DB2-documentatie . . . . Categorieën van technische informatie over DB2 . . . . . . . . . . . . . .
89 89 89 89
DB2-boeken afdrukken vanuit PDF-bestanden 97 Gedrukte handleidingen bestellen . . . . . 98 Online Help-informatie gebruiken. . . . . 99 Onderwerpen zoeken via het DB2 Informatiecentrum vanuit een browser . . . 100 Productinformatie vanuit de beheertools opzoeken in het DB2 Informatiecentrum . . 103 Technische documentatie rechtstreeks online bekijken vanaf de CD-ROM met DB2 HTML-documentatie . . . . . . . . . 104 Op het systeem geïnstalleerde HTML-documentatie bijwerken . . . . . 105 Bestanden kopiëren vanaf de CD met DB2 HTML-documentatie naar een webserver . . 107 Problemen bij zoeken in DB2-documentatie met Netscape 4.x . . . . . . . . . . 108 Zoeken in de DB2-documentatie . . . . . 109 Problemen in DB2 online oplossen . . . . 110 Toegankelijkheid . . . . . . . . . . 110
Invoer en navigatie via het toetsenbord Toegankelijkheid beeldscherm . . . . . Alternatieve waarschuwingssignalen . . Compatibiliteit met Assistive Technologies Toegankelijkheid documentatie . . . . DB2-documenten voor zelfstudie . . . . . Gezochte onderwerp niet beschikbaar in deze taal . . . . . . . . . . . . . DB2 Informatiecentrum vanuit een browser
111 111 111 111 112 112 113 113
Bijlage B. Kennisgevingen . . . . . . 115 Online publicaties . . . . . . . . . . 115 Merken . . . . . . . . . . . . . 116 Trefwoordenregister .
.
.
.
.
.
.
. 119
Contact opnemen met IBM . . . . . . 123 Productinformatie. . . . . . . . . . 123
Inhoudsopgave
v
vi
Nieuwe functies in deze release
DB2 Universal Database en DB2 Connect Versie 8 bieden geavanceerde automatiseringsoplossingen Vandaag de dag speelt software voor databasebeheer een centrale rol bij de automatisering binnen bedrijven. Bedrijven hebben toegang nodig tot een groot aantal verschillende informatiebronnen, zoals XML-documenten, streaming video en andere mediatypen. Nieuwe manieren van werken brengen nieuwe vereisten met zich mee, zoals het beheer van digitale rechten. De ontwikkeling van e-business maakt voortdurende beschikbaarheid noodzakelijk en stimuleert het combineren van toepassingen voor het uitvoeren van transacties, business intelligence en content management naarmate de integratie van bedrijfsactiviteiten toeneemt. Met DB2 Universal Database Versie 8 kan uw organisatie deze uitdagingen beter het hoofd bieden. Ongeacht of het gaat om een groot of een klein bedrijf, er is altijd een database nodig die met het bedrijf mee kan groeien. DB2 Versie 8 is zo’n database. DB2 reageert snel op pieken in het aantal transacties op uw website, kan worden uitgebreid als de hoeveelheid informatie die wordt gedistribueerd in verschillende databases toeneemt, en groeit met uw informatieinfrastructuur mee van één of meer processors tot een groot aantal parallelle clusters. De integratie van partitionerings- en clusteringtechnologie in de nieuwe DB2 Universal Database Enterprise Server Edition betekent dat het programma flexibel genoeg is om tegemoet te komen aan deze behoeften. U hoeft nu niet langer alle beslissingen over de toekomstige groei van uw onderneming vandaag al te nemen. DB2 Universal Database Versie 8 bevat ook SMART-databasetechnologie (self-managing and resource tuning), waarmee databasebeheerders meer mogelijkheden hebben voor het automatiseren van de configuratie, de afstemming en het beheer van hun databases. Dankzij SMART-databasebeheer hoeven beheerders minder tijd te besteden aan routinetaken en kunnen zij zich concentreren op taken die gericht zijn op het behalen en behouden van een voordeel ten opzichte van de concurrentie. Door de ongeëvenaarde, multidimensionale clustering van tabellen hoeven databasebeheerders minder tijd te besteden aan het indexeren van gegevens, terwijl clustering van gegevens ook het voordeel heeft dat gegevens sneller kunnen worden opgehaald. Dit betekent dat u sneller beschikt over betere informatie voor het nemen van beslissingen, met minder overhead voor systeembeheer en verbeterde toepassingen voor data warehousing.
© Copyright IBM Corp. 1997, 2002. Alle rechten voorbehouden
vii
DB2’s innovatieve technologieën voor het herschrijven en optimaliseren van query’s en mogelijkheden voor het configureren van een zo goed mogelijke performance zijn ongeëvenaard. Dit betekent dat u meer tijd kunt besteden aan het analyseren van bedrijfsinformatie en minder tijd kwijt bent aan het verbeteren en instellen van de performance. DB2’s ingebouwde mogelijkheden voor geplande en niet-geplande beschikbaarheid zorgen ervoor dat uw bedrijfstoepassingen beschikbaar zijn wanneer u ze nodig hebt. Of u nu overschakelt op een stand-by databaseserver als er een onverwachte databasestoring optreedt, of online onderhoudswerkzaamheden uitvoert, DB2 zorgt ervoor dat al uw toepassingen beschikbaar blijven. Online hulpprogramma’s, bijvoorbeeld voor het maken en reorganiseren van indexen en het laden van tabellen, evenals configuratieparameters die kunnen worden gewijzigd zonder dat de database hoeft te worden gestopt, bieden een verbeterde performance en een hoge beschikbaarheid. DB2 Versie 8 levert de juiste oplossingen voor gegevensbeheer in het nieuwe millennium. Geen enkele andere database biedt zulke uitgebreide functies ten behoeve van de performance, beschikbaarheid, schaalbaarheid en beheersbaarheid als DB2 Versie 8. Wij nodigen u daarom uit om kennis te maken met de nieuwe functies van DB2 Universal Database Versie 8.
viii
Nieuwe functies in deze release
Hoofdstuk 1. Introductie tot DB2 Universal Database Versie 8 Product- en pakketwijzigingen DB2® UDB Enterprise Edition (EE) en DB2 UDB Enterprise-Extended Edition (EEE) zijn samengevoegd in één product, DB2 UDB Enterprise Server Edition (ESE). De mogelijkheid om meerdere databasepartities te maken en te beheren maakt deel uit van het product ESE. Als u meerdere databasepartities wilt maken op één SMP-server, kunt u dit met behulp van het basisproduct ESE doen. Als u echter meerdere DB2-databasepartities op meer dan een fysieke server wilt maken (dat wil zeggen een hardwareconfiguratie voor een cluster), hebt u een afzonderlijke licentie nodig. DB2 UDB Workgroup Edition heeft nu de naam DB2 UDB Workgroup Server Edition gekregen. De volgende functies zijn verwijderd uit DB2 UDB Runtime Client: v Clientconfiguratie v Opdrachtcentrum De opdrachtregelinterface bestaat nog wel en kan worden gebruikt voor het beheer van DB2 UDB Runtime Client. De functionaliteit van DB2 UDB Satellite Edition Versie 6 is geïntegreerd in DB2 UDB Personal Edition Versie 8. Gebruikers van DB2 UDB Satellite Edition wordt geadviseerd om te migreren naar DB2 UDB Personal Edition Versie 8. De DB2 OLAP Starter Kit is niet beschikbaar in DB2 Universal Database Versie 8. Verwante begrippen: v “Wijzigingen van satellietbeheer” op pagina 40
Vervanging van componenten en gewijzigde namen De naam Clientconfiguratie is gewijzigd in Configuration Assistant en de functionaliteit ervan is aanzienlijk uitgebreid.
© Copyright IBM Corp. 1997, 2002. Alle rechten voorbehouden
1
Het Ontwikkelcentrum vervangt de Stored Procedure Builder. Het Ontwikkelcentrum bevat veel meer functies en mogelijkheden dan de Stored Procedure Builder. De naam van de wizard Performance Configuration is gewijzigd in Configuration Advisor, en de naam van de wizard Workload Performance is gewijzigd in Design Advisor. Verwante begrippen: v “Ontwikkelcentrum” op pagina 71 v “Nieuwe Configuration Assistant” op pagina 44
Wijzigingen van de terminologie In Versie 8 zijn de volgende terminologiewijzigingen aangebracht: v Een lange tabelruimte (long tablespace) wordt nu een grote tabelruimte (large tablespace) genoemd. v Een knooppuntengroep (nodegroup) heet nu een databasepartitiegroep (database partition group). v Vóór Versie 8 werd de term online indexreorganisatie (online index reorganization) gebruikt voor het beschrijven van het proces van het samenvoegen van indexpagina’s terwijl de index online was. Nu wordt er verwezen naar deze functie als online defragmentering van indexpagina’s (online defragmentation of leaf pages). In Versie 8 is een completere functie voor online indexreorganisatie toegevoegd. v De landcode (country code) is gewijzigd in een gebiedscode (territory code). In Versie 8 wordt ook de term opgebouwde querytabel (materialized query table) geïntroduceerd. Een opgebouwde querytabel is een tabel waarvan de definitie is gebaseerd op het resultaat van een query. De gegevens ervan hebben de vorm van vooraf berekende resultaten die zijn opgehaald uit een of meer tabellen waarop de definitie van de opgebouwde querytabel is gebaseerd. Een opgebouwde querytabel waarvan de samengestelde SELECT-instructie een GROUP BY-clausule bevat, biedt een overzicht van gegevens uit de tabellen waarnaar in de samengestelde SELECT-instructie wordt verwezen. Een dergelijke opgebouwde querytabel wordt ook wel een overzichtstabel (summary table) genoemd. Een overzichtstabel is een speciaal type opgebouwde querytabel. Verwante begrippen: v “Online reorganisatie van indexen” op pagina 34
2
Nieuwe functies in deze release
Taalondersteuning In Versie 8 maken alle client/server-gegevensstromen gebruik van DRDA. Vanuit het oogpunt van codetabelconversie, wordt de conversie nu uitgevoerd op het ontvangende systeem. Daarom worden de conversietabellen geïnstalleerd op de client. Er is ondersteuning toegevoegd voor de volgende codetabellen: v Codetabel 425 (Arabisch) v Codetabel 1047 (Latijns-1 HOST) v Unicode V3.1 Veel codetabellen en tabellen voor de conversie van codetabellen zijn uitgebreid met ondersteuning van het valutateken voor de euro (€). Ondersteuning voor het euro-symbool is standaard beschikbaar bij deze uitgebreide codetabellen. Als u de niet-euro-versie van de codetabellen wilt gebruiken, kunt u deze downloaden met de opdracht ftp://ftp.software.ibm.com. Deze FTP-server is anoniem. Als u een verbinding tot stand brengt vanaf de opdrachtregel, gebruik dan ″anonymous″ als gebruikersnaam en uw e-mailadres als wachtwoord. Nadat u zich hebt aangemeld, gaat u naar de directory met de conversietabellen: > cd ps/products/db2/info/vr8/conv
Verwante taken: v “Enabling and disabling euro symbol support” in de publicatie Administration Guide: Planning Verwante items: v “Conversion table files for euro-enabled code pages” in de publicatie Administration Guide: Planning
Niet langer gebruikte en ontraden functies De volgende communicatieprotocollen worden niet langer ondersteund: v IPX/SPX als een DB2® client/server-protocol. Dit betekent dat DB2 Versie 8-servers geen IPX/SPX-verbindingen kunnen accepteren en dat DB2 Versie 8-clients niet geconfigureerd kunnen worden voor gebruik van IPX/SPX. v SUNLINK SNA omdat SUN de stopzetting van het protocol heeft aangekondigd. De volgende besturingssystemen worden niet ondersteund in Versie 8: v OS/2® Hoofdstuk 1. Introductie tot DB2 Universal Database Versie 8
3
v PTX® of NUMA-Q® v Windows® 95 De functie Generalize Replication Subscription van het Satellite Administration Center wordt niet ondersteund. De functies asnmobile en asnjet worden verwijderd uit het onderdeel Repliceren. De logboekfunctie db2alert.log (waarschuwingen) is verwijderd. Gebruikers van db2alerts.log kunnen in plaats daarvan het beheerderslogboek (admin log) gebruiken. De performance monitor is verwijderd uit het Besturingscentrum. Gebruikers van de performance monitor kunnen voor het bewaken van de performance gebruikmaken van de functies van het Health Center (dat deel uitmaakt van het Besturingscentrum) en de DB2 Performance Expert voor Multiplatforms, Versie 1 (een afzonderlijk toegevoegd hulpprogramma). Het gebruik van het JDBC-stuurprogramma type 3 (ook genoemd het ’net’-stuurprogramma of het appletstuurprogramma) wordt vanaf Versie 8 ontraden. Dit betekent dat, hoewel het volledig wordt ondersteund in deze release, u bestaande DB2 JDBC-applets moet migreren naar het nieuwe type-4-stuurprogramma, omdat de ondersteuning van het type-3-stuurprogramma volledig zal worden gestopt in toekomstige versies. DCE-wijzigingen (Distributed Computing Environment) Ondersteuning voor DCE-beveiliging is verwijderd vanwege de toenemende acceptatie van Kerberos als de methode voor veilige netwerkverificatie en enkelvoudige aanmelding. Windows 2000-klanten kunnen overwegen om over te stappen op Kerberos als vervanging van DCE Security voordat zij de migratie naar DB2 UDB Versie 8 uitvoeren. Kerberos-ondersteuning voor Windows 2000 is beschikbaar gekomen in Versie 7.2. In toekomstige leveringen van DB2 UDB Versie 8 wordt ook Kerberos-ondersteuning geboden voor UNIX- en Linux-servers en -clients. LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is de industriële standaard geworden voor de directory-implementatie op enterpriseniveau. Klanten kunnen overwegen om over te stappen op LDAP als vervanging van DCE Directory-ondersteuning voordat zij de migratie naar DB2 UDB Versie 8 uitvoeren. LDAP-ondersteuning is beschikbaar op alle door DB2 UDB Versie 8 ondersteunde platforms, met uitzondering van HP-UX en Linux. LDAP-ondersteuning voor HP-UX en Linux is gepland voor toekomstige leveringen van DB2 UDB Versie 8.
4
Nieuwe functies in deze release
Verificatie bij DB2 Connect-gateway is niet langer mogelijk In Versie 8 is de mogelijkheid om de identiteit van een gebruiker te verifiëren bij de DB2 Connect-gateway niet langer beschikbaar. Verificatie kan alleen worden uitgevoerd op de client (met CLIENT-verificatie) of op de server (met SERVER of SERVER_ENCRYPT). Deze opties moeten in de catalogus op de client worden opgenomen in de databasedirectory of ingesteld blijven als NOT_SPEC. DCS en DCS_ENCRYPT hebben nu exact dezelfde betekenis als SERVER en SERVER_ENCRYPT. Verificatiegegevens in het databaseconfiguratiebestand of gegevens in de databasecatalogus met verificatie DCS of DCS_ENCRYPT worden gemigreerd naar respectievelijk SERVER en SERVER_ENCRYPT. Als DCS of DCS_ENCRYPT wordt opgegeven, worden deze typen toegewezen aan SERVER of SERVER_ENCRYPT. Als er een DCS-waarde voor een bepaalde databasecatalogus-waarde bestaat (waarmee wordt aangegeven dat DB2 Connect wordt gebruikt) en het verificatietype is SERVER of SERVER_ENCRYPT, wordt het type gemigreerd naar CLIENT om het bestaande gedrag te behouden. Als er geen DCS-waarde in de catalogus voorkomt, wordt er geen migratie uitgevoerd. Het komt voor dat een DCS-waarde in het databaseconfiguratiebestand op de server een andere waarde heeft dan de waarde SERVER. Voor federatieve systemen betekende de waarde DCS of DCS_ENCRYPT dat er geen verificatie zou worden uitgevoerd op de federatieve gateway; er werd verwacht dat verificatie zou worden uitgevoerd bij de definitieve gegevensbron. Er is een nieuwe databaseconfiguratieparameter toegevoegd om dit op te lossen: FED_NOAUTH. Als deze parameter wordt ingesteld op YES en het verificatietype is SERVER of SERVER_ENCRYPT, vindt er geen verificatie plaats op de federatieve gateway, waardoor het oude gedrag gehandhaafd blijft. Deze waarde wordt correct ingesteld tijdens de migratie: Als het verificatietype DCS of DCS_ENCRYPT is in het databaseconfiguratiebestand, wordt FED_NOAUTH ingesteld op YES. Verwante begrippen: v “Migrating Applications” in de publicatie Application Development Guide: Building and Running Applications v “Wijzigingen van satellietbeheer” op pagina 40 v “Nieuw berichtenlogboek voor beheersactiviteiten” op pagina 16 v “Multiplatformtools voor DB2 Universal Database” op pagina 83 Verwante taken: v “Alert Center -- Overview: Health Center help” in de Help: Health Center
Hoofdstuk 1. Introductie tot DB2 Universal Database Versie 8
5
Migratie naar Versie 8 U vindt informatie over de migratie naar Versie 8 door het volgen van de links aan het einde van dit gedeelte.
Down-level serverondersteuning Wanneer u uw omgeving wilt omzetten van Versie 7 naar Versie 8, zijn er verschillende beperkingen als u de clientmachines migreert naar Versie 8 voordat u alle services hebt gemigreerd naar Versie 8. Deze beperkingen gelden niet voor DB2 Connect en evenmin voor zSeries-, OS/390- of iSeries-databaseservers. Versie 8-clients kunnen alleen werken met Versie 7-servers als u het gebruik van DRDA Application Server hebt geconfigureerd/ingeschakeld op de Versie 7-server. Meer informatie over de manier waarop u dit doet, kunt u vinden in het Supplement voor installatie en configuratie van Versie 7. Als u de bekende beperkingen wilt vermijden, moet u eerst de servers migreren naar Versie 8 voordat u de clientmachines migreert naar Versie 8. Als dit niet mogelijk is, moet u bedenken dat er bij het verkrijgen van toegang tot Versie 7-servers vanuit Versie 8-clients geen ondersteuning beschikbaar is voor: v Sommige gegevenstypen: – LOB-gegevenstypen (large objects). – Door de gebruiker gedefinieerde DISTINCT-typen (UDT’s). – DATALINK-gegevenstypen. Met het gegevenstype DATALINK kunt u het beheer uitvoeren van externe gegevens die zich bevinden in niet-relationele opslagmedia. Het gegevenstype DATALINK verwijst naar bestanden die fysiek deel uitmaken van bestandssystemen die zich buiten DB2 Universal Database bevinden. v Een aantal beveiligingsmogelijkheden zijn: – Verificatietype SERVER_ENCRYPT. SERVER_ENCRYPT is een methode voor het versleutelen van een wachtwoord. Met behulp van het versleutelde wachtwoord en het gebruikers-ID wordt de identiteit van de gebruiker geverifieerd. – De mogelijkheid om wachtwoorden te wijzigen. U kunt geen wachtwoorden wijzigen op de Versie 7-server vanaf een Versie 8-client. v Bepaalde verbindingen en communicatieprotocollen zijn: – De aanvraag van een subsysteem waarvoor een ATTACH in plaats van een verbinding vereist is.
6
Nieuwe functies in deze release
ATTACH wordt niet ondersteund vanaf een Versie 8-client naar een Versie 7-server. – Het enige ondersteunde netwerkprotocol is TCP/IP. Andere netwerkprotocollen, zoals SNA, NetBIOS, IPX/SPX en andere, worden niet ondersteund. v Een aantal toepassingsfuncties en -taken zijn: – De instructie DESCRIBE INPUT wordt niet ondersteund, behalve voor ODBC/JDBC-toepassingen. Ter ondersteuning van Versie 8-clients waarop ODBC/JDBC-toepassingen worden uitgevoerd die toegang hebben tot Versie 7-servers, moet er een fix voor de ondersteuning van DESCRIBE INPUT worden aangebracht op alle Versie 7-servers waarbij dit type toegang vereist is. Deze fix hoort bij APAR IY30655 en wordt beschikbaar gesteld vóór de datum dat Versie 8 algemeen beschikbaar is. Raadpleeg “Contact opnemen met IBM” in alle DB2 Universal Database-documenten voor informatie over de manier waarop u de fix die hoort bij APAR IY30655 kunt verkrijgen. De instructie DESCRIBE INPUT is toegevoegd ten behoeve van de performance en de gebruiksvriendelijkheid. Hiermee kan de aanvrager van een toepassing een beschrijving krijgen van de invoerparametermarkeringen in een voorbewerkte instructie. Voor een CALL-instructie omvat dit de parametermarkeringen die horen bij de parameters IN en INOUT voor de opgeslagen procedure. – Vastleggen van wijzigingen in twee fasen De Versie 7-server kan niet worden gebruikt als database voor transactiebeheer wanneer gebruik wordt gemaakt van gecoördineerde transacties die verband houden met Versie 8-clients. Een Versie 7-server kan evenmin deelnemen aan een gecoördineerde transactie wanneer er een Versie 8-server wordt gebruikt als database voor transactiebeheer. – Programma’s voor transactiebeheer die overeenkomen met de XA-standaard. Een toepassing die een Versie 8-client gebruikt, kan geen Versie 7-server als XA-resource gebruiken. Dit geldt ook voor WebSphere, Microsoft COM+/MTS, BEA WebLogic en andere servers die worden gebruikt voor transactiebeheer. – Bewaking. – Hulpprogramma’s. De hulpprogramma’s op een server die kunnen worden gestart door een client worden niet ondersteund wanneer de client Versie 8 en de server Versie 7 is. – SQL-instructies met een omvang van meer dan 32 kB.
Hoofdstuk 1. Introductie tot DB2 Universal Database Versie 8
7
Naast deze beperkingen voor Versie 8-clients die werken met Versie 7-servers, zijn er soortgelijke beperkingen voor Versie 8-hulpprogramma’s die werken met Versie 7-servers. De volgende Versie 8-hulpprogramma’s zijn alleen geschikt voor Versie 8-servers: v Besturingscentrum v Taakcentrum v Journaal v Satellite Administration Center v Information Catalog Center (inclusief de webversie van dit onderdeel) v Health Center (inclusief de webversie van dit onderdeel) v Licentiecentrum v Spatial Extender v Instellingen hulpprogramma’s De volgende Versie 8-hulpprogramma’s zijn geschikt voor Versie 7-servers (met enige beperkingen) en Versie 8-servers: v Configuration Assistant (dit hulpprogramma bestaat uit verschillende onderdelen, waarvan alleen het configuratiebestand voor importeren/exporteren kan worden gebruikt met Versie 7-servers; alle onderdelen werken met Versie 8). v Data Warehouse-centrum v Replicatiecentrum v Opdrachtcentrum (inclusief de webversie van dit onderdeel) v SQL Assist v Ontwikkelcentrum v Visual Explain Over het algemeen geldt dat Versie 8-hulpprogramma’s die alleen worden gestart vanuit de navigatiestructuur van het Besturingscentrum of een gedetailleerde weergave op basis van deze hulpprogramma’s, niet beschikbaar of toegankelijk zijn voor Versie 7-servers en eerdere serverversies. Als u werkt met Versie 7 of eerdere servers is het raadzaam om gebruik te maken van Versie 7-hulpprogramma’s. Verwante begrippen: v “Migrating Applications” in de publicatie Application Development Guide: Building and Running Applications v “Migration recommendations” in de publicatie Quick Beginnings for DB2 Servers
8
Nieuwe functies in deze release
Verwante taken: v “Migrating databases” in de publicatie Quick Beginnings for DB2 Servers v “Migrating instances (UNIX)” in de publicatie Quick Beginnings for DB2 Servers v “Migrating DB2 (Windows)” in de publicatie Quick Beginnings for DB2 Servers v “Migrating DB2 (UNIX)” in de publicatie Quick Beginnings for DB2 Servers v “Migrating DB2 Personal Edition (Windows)” in de publicatie Quick Beginnings for DB2 Personal Edition v “Migrating DB2 Personal Edition (Linux)” in de publicatie Quick Beginnings for DB2 Personal Edition v “Migrating databases on DB2 Personal Edition (Windows)” in de publicatie Quick Beginnings for DB2 Personal Edition v “Migrating instances and databases on DB2 Personal Edition (Linux)” in de publicatie Quick Beginnings for DB2 Personal Edition Verwante items: v “Migration restrictions” in de publicatie Quick Beginnings for DB2 Servers v “Version 8 incompatibilities between releases” in de publicatie Administration Guide: Planning
Omgevingen die niet gemigreerd moeten worden naar Versie 8.1 De volgende omgevingen moeten niet gemigreerd worden naar DB2® Universal Database Versie 8: DB2 Relational Connect- en DB2 Life Sciences Data Connect-omgevingen IBM is bezig met het herstructureren en uitbreiden van haar aanbiedingen, waarbij de nadruk zal komen te liggen op de integratie van informatie. Deze activiteiten omvatten ook het introduceren van nieuwe functionaliteit die de functionaliteit van DB2 Relational Connect en DB2 Life Sciences Data Connect zal vervangen en uitbreiden. Bijzonderheden zullen op een later tijdstip bekend worden gemaakt. Klanten die met behulp van DB2 Relational Connect Versie 7 of DB2 Life Sciences Data Connect Versie 7 toegang hebben tot federatieve gegevensbronnen, moeten wachten totdat deze nieuwe functionaliteit beschikbaar is voordat zij een upgrade aanbrengen naar DB2 Universal Database Versie 8. DB2 Universal Database Versie 8.1 beschikt over geïntegreerde mogelijkheden voor het bundelen van relationele gegevens in de hele serie IBM-databases, waaronder DB2 en Informix IDS. Klanten die
Hoofdstuk 1. Introductie tot DB2 Universal Database Versie 8
9
alleen gebruik willen maken van federatieve gegevens van DB2 en Informix IDS kunnen beginnen met het aanbrengen van een upgrade naar Versie 8.1. DB2 Query Patroller-omgevingen IBM is van plan om Versie 8 van DB2 Query Patroller uit te brengen. Deze versie is bestemd voor gebruik met DB2 Universal Database Versie 8-databases. DB2 Query Patroller Versie 8 wordt echter op dit moment nog niet beschikbaar gesteld. Klanten die werken met DB2 Query Patroller Versie 7.2, die werd meegeleverd met DB2 Warehouse Manager Versie 7.2, moeten pas een upgrade aanbrengen naar DB2 Universal Database Versie 8 wanneer Versie 8 van DB2 Query Patroller beschikbaar is. DB2 Query Patroller Versie 8 levert een uitbreiding van de functionaliteit, waarmee alle aspecten van het indienen van query’s beter kunnen worden beheerd en gecontroleerd.
10
Nieuwe functies in deze release
Hoofdstuk 2. Uitbreiding van de beheersfuncties Uitbreidingen van het hulpprogramma Load Er zijn verschillende uitbreidingen van het hulpprogramma Load in Versie 8. Er is nieuwe functionaliteit toegevoegd om het proces van het laden van gegevens in zowel databaseomgevingen met één partitie als met meerdere partities te vereenvoudigen. Laadbewerkingen worden nu op tabelniveau uitgevoerd. Dit betekent dat het hulpprogramma Load niet langer exclusieve toegang tot de volledige tabelruimte vereist, en dat tijdens een laadbewerking gelijktijdige toegang tot andere tabelobjecten in dezelfde tabelruimte mogelijk is. Verder wordt er geen afrondingsprogramma uitgevoerd op de tabelruimten die betrokken zijn bij de laadbewerking. Wanneer de optie COPY NO is opgegeven voor een herstelbare database, krijgt de tabelruimte de status ’Backup is gepland’ wanneer de laadbewerking begint. Een andere functie die is toegevoegd aan het hulpprogramma Load is de mogelijkheid om een query uit te voeren op reeds bestaande gegevens in een tabel, terwijl er nieuwe gegevens worden geladen. U kunt dit doen door de optie READ ACCESS op te geven bij de opdracht LOAD. De optie LOCK WITH FORCE is ook geïntroduceerd in deze release. Hiermee zorgt u ervoor dat toepassingen de vergrendeling van een tabel vrijgeven, waardoor de laadbewerking kan worden voortgezet en de benodigde vergrendelingen kunnen worden verkregen. U kunt nu gegevens laden in gepartitioneerde databaseomgevingen met behulp van dezelfde opdrachten (LOAD, db2load) en API’s (db2load, db2LoadQuery) die worden gebruikt in databaseomgevingen met één partitie. Het hulpprogramma AutoLoader (db2atld) en het stuurbestand van AutoLoader zijn niet langer nodig. Door het gebruik van het nieuwe bestandstype CURSOR kunt u nu de resultaten van een SQL-query in een database laden zonder dat u deze eerst hoeft te exporteren naar een gegevensbestand. Vóór Versie 8 bleef de doeltabel na een laadbewerking de status ’Controle in behandeling’ houden als deze gegenereerde kolommen bevatte. Het hulpprogramma Load genereert nu kolomwaarden. U hoeft niet langer de
© Copyright IBM Corp. 1997, 2002. Alle rechten voorbehouden
11
instructie SET INTEGRITY te geven na het laden van gegevens in een tabel die gegenereerde kolommen bevat en waarvoor geen andere tabelbeperkingen gelden. De functionaliteit van de opdracht LOAD QUERY is ook uitgebreid. Deze retourneert nu de tabelstatus van de doeltabel waarin gegevens worden geladen, evenals de statusinformatie die eerder was opgenomen in een laadopdracht die werd uitgevoerd. De opdracht LOAD QUERY kan worden gebruikt om een query uit te voeren op tabelstatussen, ongeacht of er een laadbewerking wordt uitgevoerd op een bepaalde tabel. Het Besturingscentrum beschikt nu over een wizard voor het laden van gegevens, die u begeleidt bij het instellen van een laadbewerking. Verwante begrippen: v “Loading Data in a Partitioned Database - Overview” in de publicatie Data Movement Utilities Guide and Reference v “Nieuwe wizards en GUI-hulpprogramma’s” op pagina 43 Verwante items: v “db2LoadQuery - Load Query” in de publicatie Administrative API Reference v “LOAD QUERY Command” in de publicatie Command Reference v “LOAD Command” in de publicatie Command Reference v “db2Load - Load” in de publicatie Administrative API Reference
Het hulpprogramma Storage Management Er is nu een hulpprogramma voor opslagbeheer beschikbaar via het Besturingscentrum. Met dit hulpprogramma kunt u toegang krijgen tot de weergave Storage Management waarin een momentopname wordt afgebeeld van de opslagstatus voor een bepaalde database, databasepartitiegroep of tabelruimte. Afhankelijk van het gekozen object kan regelmatig statistische informatie worden vastgelegd en afgebeeld: v Voor tabelruimten wordt informatie afgebeeld uit de systeemcatalogi en de databasemonitor voor tabellen, indexen en containers die zijn gedefinieerd binnen het bereik van de gegeven tabelruimte. v Met betrekking tot databases of databasepartitiegroepen wordt informatie afgebeeld voor alle tabelruimten die zijn gedefinieerd in de gegeven database of databasepartitiegroep. v Met betrekking tot databases wordt ook informatie verzameld voor alle databasepartitiegroepen in de database.
12
Nieuwe functies in deze release
U kunt de informatie die in deze weergave wordt afgebeeld gebruiken voor het bewaken van verschillende opslagaspecten, zoals ruimtegebruik voor tabelruimten, ’data skew’ (databasedistributie) voor databasepartitiegroepen en ’capture cluster’-verhouding van indexen voor databasepartitiegroepen en tabelruimten. Vanuit de weergave Storage Management kunt u ook drempels instellen voor ’data skew’, ruimtegebruik en indexcluster-verhouding. Door middel van een waarschuwing of signaal komt u te weten of het doelobject een opgegeven drempel overschrijdt. Verwante begrippen: v “Nieuwe wizards en GUI-hulpprogramma’s” op pagina 43
De pakketcache leegmaken Deze functie biedt de mogelijkheid om in cache opgeslagen dynamische SQL-instructies te verwijderen uit de pakketcache met behulp van de nieuwe SQL-instructie FLUSH PACKAGE CACHE. Met deze instructie kunt u in cache opgeslagen dynamische SQL-instructies verwijderen uit de pakketcache door ze ongeldig te maken. Het ongeldig maken van een in cache opgeslagen dynamische SQL-instructie biedt de huidige gebruikers de mogelijkheid om deze instructie te blijven gebruiken. Bij alle nieuwe pogingen om dezelfde instructie uit te voeren moeten de hiermee verband houdende gegevens opnieuw worden gecompileerd en in de cache worden opgeslagen. Hoewel de meeste gewone activiteiten die de geldigheid van een in cache opgeslagen dynamische SQL-instructie beïnvloeden, reeds worden afgehandeld door DB2® door het ongeldig maken van de betrokken cachegegevens, geldt dit niet voor bepaalde activiteiten, zoals de nieuwe online update van database- en database manager-configuratieparameters. Met deze instructie kunt u in cache opgeslagen dynamische SQL-instructies handmatig ongeldig maken voor de scenario’s die niet automatisch worden afgehandeld door DB2. Verwante begrippen: v “Configuration parameter tuning” in de publicatie Administration Guide: Performance Verwante taken: v “Configuring DB2 with configuration parameters” in de publicatie Administration Guide: Performance Verwante items:
Hoofdstuk 2. Uitbreiding van de beheersfuncties
13
v “Configuration parameters summary” in de publicatie Administration Guide: Performance v “FLUSH PACKAGE CACHE statement” in de publicatie SQL Reference, Volume 2
Uitbreidingen voor het bijhouden van logboeken Het vastleggen van gegevens in twee sets logboeken is geïntroduceerd in Versie 7.2 (ook bekend als Versie 7 FixPak 3). Deze functie werd ingeschakeld door de registervariabele DB2NEWLOGPATH2 van DB2® in te stellen op YES. Ondersteuning voor het gebruik van twee logboeksets was beperkt tot UNIX® en u had geen directe controle over het pad waarnaar de tweede set logboeken werd geschreven. Het pad werd standaard ingesteld op de waarde die was opgegeven in de database-configuratieparameter logpath en hieraan werd een ’2’ toegevoegd. In Versie 8 is het gebruik van twee sets logboeken mogelijk op alle platforms die worden ondersteund door DB2 UDB. Daarnaast wordt de inschakeling en configuratie van het tweede logboekpad bepaald door de instelling van de database-configuratieparameter mirrorlogpath. Wanneer er een waarde is opgegeven bij mirrorlogpath worden er twee sets logboeken bijgehouden, en het tweede logboekpad wordt opgegeven in de configuratieparameter. Toen er maar één logboekpad was, werden er twee databaseconfiguratieparameters gebruikt: v Met logpath werd aangegeven wat de locatie van het logboek was. v Met newlogpath werd opgegeven wat de locatie van het logboekpad zou zijn bij de volgende activering van de database. Deze parameters blijven op dezelfde manier werken als in Versie 8. Voor het tweede logboekpad in een configuratie met twee logboeksets is er slechts één configuratieparameter: mirrorlogpath. Gebruik de opdracht GET DB CFG SHOW DETAIL voor het bepalen van zowel de huidige waarde als de waarde die het pad heeft bij de volgende activering van de database. Deze laatste waarde wordt vermeld in de kolom Vertragingswaarde. De maximumhoeveelheid logboekruimte die kan worden gedefinieerd is verhoogd van 32 GB tot 256 GB. Dit biedt ondersteuning voor meer gelijktijdige transacties en transacties waarbij meer werk wordt verricht. Het vastleggen van gegevens in onbeperkt actieve logboeken is ook nieuw in Versie 8. Hiermee omvat een actieve werkeenheid zowel de primaire logboeken als de archieflogboeken, waardoor een transactie een onbeperkt aantal logboekbestanden kan gebruiken. Als er geen onbeperkt actief logboek is ingeschakeld, moeten de logboekrecords voor een werkeenheid passen in
14
Nieuwe functies in deze release
het primaire logboek. Het gebruik van een onbeperkt actief logboek wordt ingeschakeld door logsecond in te stellen op -1. Een onbeperkt actief logboek kan worden gebruikt ter ondersteuning van omgevingen met omvangrijke taken, die meer logboekruimte vereisten dan u gewoonlijk zou toewijzen aan de primaire logboeken. De functie ’block on log disk full’, die is geïntroduceerd in Versie 7, wordt nu ingesteld met de database-configuratieparameter blk_log_dsk_ful in Versie 8. Met ’block on log disk full’ kunt u opgeven dat er geen fout mag optreden als DB2 toepassingen uitvoert vanuit het actieve logboekpad en de schijf volraakt. Wanneer u deze optie hebt ingeschakeld probeert DB2 het elke vijf minuten opnieuw, waardoor u het probleem van de volle schijf kunt oplossen en de toepassingen kunnen worden voltooid. Verwante begrippen: v “Understanding Recovery Logs” in de publicatie Data Recovery and High Availability Guide and Reference v “Log Mirroring” in de publicatie Data Recovery and High Availability Guide and Reference Verwante items: v “Configuration Parameters for Database Logging” in de publicatie Data Recovery and High Availability Guide and Reference
Uitbreidingen voor backup en herstel van gegevens DB2® UDB Versie 8 bevat diverse uitbreidingen voor backup en herstel van gegevens: XBSA-ondersteuning Backup kan nu gekoppeld worden aan oplossingen van storageleveranciers die de industriële standaard voor de XBSA-interface hebben geïmplementeerd. Terugzetten van backup op systemen met verschillende codetabellen U kunt nu een databasebackup terugzetten op een systeem met een andere codetabel. Een backup die bijvoorbeeld is gemaakt op een systeem met de codetabel 819 kan teruggezet worden op een systeem met de codetabel 850. Sneller herstel van tabelruimte Tijdens het herstel van een tabelruimte worden alleen de logboekbestanden verwerkt die vereist zijn om de tabelruimte te herstellen; logboekbestanden die niet vereist zijn, worden overgeslagen. Als de logboekbestanden worden opgehaald uit het archief, haalt de user-exit alleen de vereiste logboekbestanden op. Hoofdstuk 2. Uitbreiding van de beheersfuncties
15
Herstel met ROLLFORWARD-bewerking op basis van PIT (point in time) Wanneer u gegevens herstelt door middel van een ROLLFORWARD-bewerking op basis van PIT (point in time), kunt u nu de lokale tijd opgeven als de tijd. Dit vergemakkelijkt het terugzetten van wijzigingen tot een bepaald tijdstip, en voorkomt mogelijke fouten als gevolg van de omzetting van lokale naar GMT-tijd. Verwante items: v “BACKUP DATABASE Command” in de publicatie Command Reference v “RESTORE DATABASE Command” in de publicatie Command Reference v “ROLLFORWARD DATABASE Command” in de publicatie Command Reference
Nieuw berichtenlogboek voor beheersactiviteiten DB2® neemt nu logboekinformatie op in twee aparte logboeken, afhankelijk van het beoogde doel ervan. Berichtenlogboek voor beheersactiviteiten Wanneer er belangrijke gebeurtenissen optreden, schrijft DB2 informatie weg naar het berichtenlogboek voor beheersactiviteiten. De informatie is bestemd voor database- en systeembeheerders. Veel berichten bieden aanvullende informatie op de meegeleverde SQLCODE. Het type gebeurtenis en de mate van gedetailleerdheid van de verzamelde informatie worden bepaald door de configuratieparameter NOTIFYLEVEL. Er wordt echter geen gedetailleerde diagnostische informatie weggeschreven naar dit logboek. db2diag.log Diagnostische informatie over fouten wordt vastgelegd in dit logboekbestand. Deze informatie wordt gebruikt voor probleembepaling en is bedoeld voor ondersteuning van DB2-gebruikers. De mate van gedetailleerdheid van de informatie wordt bepaald door de configuratieparameter DIAGLEVEL.
Installatie van meerdere serviceniveaus voor UNIX Vanaf FixPak 1 ondersteunt DB2® Versie 8 meerdere serviceniveaus (FixPak) tegelijk op hetzelfde systeem. Deze ondersteuning is alleen beschikbaar voor DB2 UDB Enterprise Server Edition op UNIX®-platforms. Ondersteuning voor meerdere serviceniveaus biedt de volgende mogelijkheden:
16
Nieuwe functies in deze release
v Het testen van een nieuw serviceniveau terwijl een ouder serviceniveau ondersteuning blijft bieden aan de productieomgeving. Als het testen voltooid is, kan worden overgeschakeld naar het nieuwe serviceniveau voor de productieomgeving. v Verschillende teams kunnen gemeenschappelijk gebruikmaken van een systeem met verschillende DB2-codeversies. Een team dat bijvoorbeeld bezig is met het ontwikkelen van een toepassing kan het DB2-serviceniveau dat zij gewend zijn blijven gebruiken, terwijl een team dat begint met een nieuw project gebruik kan maken van het laatste DB2-serviceniveau. Bij de release van Versie 8 FixPak 1 komt er meer informatie beschikbaar over meerdere serviceniveaus.
Versie-ID voor pakketten U hebt nu de mogelijkheid om meerdere versies van hetzelfde pakket op één systeem te ondersteunen door middel van de optie voor nieuwe versies van pakketten. Met deze optie kunnen er meerdere pakketten die gemeenschappelijk gebruikmaken van zowel het schema- als pakket-ID opgenomen worden in de systeemcatalogi. Deze optie biedt u de mogelijkheid om een nieuwe versie van een pakket in het systeem te introduceren en te testen, zonder dat dit nadelige effecten heeft voor gebruikers van de bestaande versie van het pakket. Door de ondersteuning van de versieoptie kan het pakket voortdurend worden onderhouden, zonder dat de toegang van eindgebruikers tot het systeem wordt onderbroken. De functies PREP, BIND, REBIND en DROP PACKAGE zijn uitgebreid met het oog op ondersteuning van verschillende pakketversies. Verwante begrippen: v “Package Versioning” in de publicatie Application Development Guide: Programming Client Applications
Database-onderhoudswerkstand: QUIESCE Met de nieuwe opdracht QUIESCE kunt u alle gebruikers van een subsysteem of database afhalen en het systeem in de werkstand QUIESCE zetten ten behoeve van onderhoudsactiviteiten. De opdracht QUIESCE biedt exclusieve toegang tot het subsysteem of de database zonder dat de gebruikers van het subsysteem of de database hoeven te worden afgehaald, en vervolgens moet worden voorkomen dat gebruikers
Hoofdstuk 2. Uitbreiding van de beheersfuncties
17
van buiten de database-engine een verbinding tot stand brengen, bijvoorbeeld door het afsluiten van alle programma’s voor transactiebeheer). Alleen gebruikers met de juiste machtiging kunnen een verbinding tot stand brengen met het subsysteem of de database. Tijdens de periode dat het systeem stilligt, kunnen er beheerswerkzaamheden worden uitgevoerd op het subsysteem of de database. Nadat de werkzaamheden zijn voltooid kunt u de werkstand QUIESCE weer ongedaan maken (met de opdracht UNQUIESCE) en andere gebruikers weer de mogelijkheid bieden om een verbinding tot stand te brengen met de database. U hoeft het systeem niet af te sluiten en de database weer opnieuw te starten. Verwante items: v “QUIESCE Command” in de publicatie Command Reference v “UNQUIESCE Command” in de publicatie Command Reference
Optie ON SCHEMA toegevoegd aan opdracht REORGCHK REORGCHK is uitgebreid met de mogelijkheid om op te geven dat de opdracht moet worden uitgevoerd voor een schema. Dit is een aanvulling op de huidige mogelijkheid om de opdracht uit te voeren voor alle tabellen, of voor de tabellen die zijn gemaakt door de gebruiker die de opdracht geeft. Verwante items: v “REORGCHK Command” in de publicatie Command Reference
Uitbreidingen van opdracht RUNSTATS De opdracht RUNSTATS is uitgebreid om de performance van het verzamelen van statistische gegevens te verbeteren en extra opties te bieden. U kunt nu het volgende doen met het hulpprogramma Runstats: v Aanvullende statistieken verzamelen, zoals statistieken over kolomcombinaties en het vooraf ophalen van statistieken voor de tabel, index en index/tabel-relatie. v Een lijst van indexnamen accepteren (voorheen alleen beschikbaar bij de API). v Een lijst van kolommen accepteren waarvoor statistieken moeten worden verzameld. v Limieten voor distributiestatistieken accepteren: de waarden NUM_FREQVALUES en NUM_QUANTILES op tabelniveau (zonder dat de configuratieparameters hoeven te worden gewijzigd, en vervolgens de verbinding met alle gebruikers verbreken en weer herstellen).
18
Nieuwe functies in deze release
v Afzonderlijke waarden voor kolom NUM_FREQVALUES en NUM_QUANTILES accepteren. v Een snellere (bemonsterde) verzameling van DETAILED indexstatistieken uitvoeren. Verwante begrippen: v “Guidelines for collecting and updating statistics” in de publicatie Administration Guide: Performance v “Detailed index statistics” in de publicatie Administration Guide: Performance Verwante taken: v “Collecting catalog statistics” in de publicatie Administration Guide: Performance v “Collecting distribution statistics for specific columns” in de publicatie Administration Guide: Performance v “Collecting index statistics” in de publicatie Administration Guide: Performance v “Determining when to reorganize tables” in de publicatie Administration Guide: Performance Verwante items: v “RUNSTATS Command” in de publicatie Command Reference v “db2Runstats - Runstats” in de publicatie Administrative API Reference
Hulpprogramma’s voor het bewaken van de conditie van uw systemen In Versie 8 introduceert DB2 twee nieuwe functies waarmee u de conditie van uw DB2-systemen kunt bewaken: de Health Monitor en het Health Center. Deze hulpprogramma’s bieden DB2 Universal Database de mogelijkheid van management by exception door u te waarschuwen in geval van potentiële risico’s voor de conditie van het systeem. Hierdoor kunt u problemen met betrekking tot de conditie van het systeem aanpakken voordat de performance van uw systeem daadwerkelijk nadelig wordt beïnvloed. De Health Monitor is een server-side hulpprogramma dat de conditie van een subsysteem voortdurend bewaakt, zelfs zonder tussenkomst van de gebruiker. Als de Health Monitor erachter komt dat een gedefinieerde drempel is overschreden (bijvoorbeeld doordat er niet voldoende logboekruimte is), of als het programma een abnormale toestand voor een object detecteert (bijvoorbeeld wanneer er een subsysteem down is), verzendt de Health Monitor een waarschuwing.
Hoofdstuk 2. Uitbreiding van de beheersfuncties
19
Wanneer er een waarschuwing wordt gegeven, zijn de volgende twee situaties mogelijk: v Waarschuwingen kunnen worden verzonden via e-mail of aan een pageradres, waardoor u contact kunt opnemen met degene die verantwoordelijk is voor een systeem. v Er kunnen vooraf geconfigureerde acties worden genomen. Er kan bijvoorbeeld een script of een taak (geïmplementeerd vanuit het nieuwe Taakcentrum) worden uitgevoerd. Een statusindicator is een door de Health Monitor gecontroleerd systeemkenmerk. De Health Monitor wordt geleverd met een set vooraf gedefinieerde drempels voor deze statusindicatoren. De Health Monitor controleert op basis van deze drempels de toestand van uw systeem en bepaalt op die manier of er een waarschuwing moet worden verzonden. Met behulp van het Health Center, opdrachten of API’s kunt u de ingestelde drempels van de statusindicatoren aanpassen en opgeven wie er moet worden gewaarschuwd en welk script of welke taak er moet worden uitgevoerd in geval van een waarschuwing. Het Health Center biedt de grafische interface voor de Health Monitor. U gebruikt deze voor het configureren van de Health Monitor en het bekijken van een beknopt overzicht van de status van uw subsystemen en databaseobjecten. Met de door de Health Monitor geboden functies kunt u gedetailleerde gegevens bekijken over de huidige waarschuwingen en een lijst afbeelden van aanbevolen acties, die aangeven hoe u het probleem kunt oplossen. U kunt een van de aanbevolen acties uitvoeren als reactie op de waarschuwing. Als u het advies krijgt om een wijziging aan te brengen in een database of configuratie van een database manager, wordt er een nieuwe waarde aangeboden die u kunt accepteren door te klikken op een knop. In andere gevallen bestaat de aanbeveling uit nader onderzoek van het probleem door het starten van een hulpprogramma, zoals de Opdrachtregelinterface (CLP) of de nieuwe Memory Visualizer. Het Health Center en het Besturingscentrum zijn geïntegreerd door middel van Health Beacons. Health Beacons in het Besturingscentrum bieden berichten over nieuwe waarschuwingen in het Health Center. Beacons vindt u in alle vensters en instellingenblokken van het Besturingscentrum; u klikt gewoon op een Health Beacon om toegang te krijgen tot het Health Center. Versie 8 biedt tevens een nieuw Web Health Center waarmee toegang kan worden verkregen tot de Health Monitor-gegevens vanuit een webbrowser of PDA.
20
Nieuwe functies in deze release
U kunt ook nieuwe DB2-opdrachten en API’s gebruiken om informatie over de conditie van het systeem op te halen uit de Health Monitor. Vervolgens kunt u de activiteiten van de Health Monitor van DB2 integreren met bestaande bewakingsprogramma’s voor het systeem als geheel. De Health Monitor verzamelt informatie over de conditie van het systeem met behulp van nieuwe interfaces die geen nadelige invloed hebben op de performance. Er worden geen bewakingsparameters ingeschakeld om informatie te verzamelen. De Health Monitor wordt standaard geactiveerd bij het maken van een subsysteem. U kunt het programma uitschakelen met de configuratieparameter health_mon voor database managers. Verwante taken: v “Alert Center -- Overview: Health Center help” in de publicatie Help: Health Center
Eventmonitors kunnen nu schrijven naar SQL-tabellen Eventmonitors kunnen nu gegevens wegschrijven naar SQL-tabellen in plaats van naar bestanden of pipes. Dit biedt de volgende voordelen in vergelijking met PIPE- en FILE-eventmonitors: v Eventmonitors verzamelen grote hoeveelheden gegevens en kunnen zeer veel schijfruimte in beslag nemen. Het opslaan van de gegevens in een SQL-tabel betekent dat u precies kunt definiëren welke gegevenselementen u moet behouden terwijl u de rest verwijdert. Door het opslaan van de gegevens in een SQL-tabel kunnen gegevens gemakkelijker opgeschoond worden met behulp van tijdaanduidingen of andere relationele criteria. v Eventmonitor-gegevens zijn altijd moeilijk te interpreteren en het is lastig om eventmonitor-gegevens te correleren met gegevens die zijn weggeschreven naar pipes en bestanden met andere gegevens. Met eventmonitor-gegevens die zich bevinden in tabellen kunnen gebruikers nu query’s uitvoeren en gegevens gemakkelijk combineren met behulp van SQL. v Eventmonitors die gegevens schrijven naar tabellen kunnen gegevens vastleggen op alle gewenste databasepartities. Door op elke databasepartitie gegevens in te voegen in dezelfde tabel realiseert DB2® daadwerkelijk globale eventmonitoring voor eventmonitors. Verwante begrippen: v “Event monitor table management” in de publicatie System Monitor Guide and Reference Verwante taken:
Hoofdstuk 2. Uitbreiding van de beheersfuncties
21
v “Creating a table event monitor” in de publicatie System Monitor Guide and Reference
Verbeterde eventmonitoring van deadlocks Met de verbeteringen van de eventmonitor voor deadlocks in Versie 8 kunnen systeem- en databasebeheerders vaststellen wat de oorzaak is van een deadlock. De eventmonitor voor deadlocks biedt nu meer informatie dan in vorige releases. De monitor geeft bijvoorbeeld nu aan welke instructies betrekking hebben op de deadlock en duidt aan welke vergrendelingen er gelden voor elke toepassing die betrokken is bij de deadlock. Om te voorkomen dat er ruimte verspild wordt door onnodige verbindingsheader-events, genereert de monitor nu alleen verbindingsheader-events voor de instructies of toepassingen die betrokken zijn bij de deadlock in plaats van voor elke verbinding met een database. Verwante items: v “Locks and deadlocks data elements” in de publicatie System Monitor Guide and Reference
Momentopnamen en eventmonitoring: instelling van datum/tijd-aanduidingen Het verzamelen van tijd- en datum/tijd-elementen wordt nu ingesteld met de bewakingsparameter TIMESTAMP. De parameter is standaard ingeschakeld. Wanneer u deze parameter uitschakelt, worden alle datum/tijd-opdrachten van het besturingssysteem overgeslagen bij het bepalen van tijd- of datum/tijd-gerelateerde bewakingselementen. Wanneer het CPU-gebruik in de buurt van 100% komt, kan het uitschakelen van deze parameter resulteren in een snelle verhoging van de performance. Ook kan het uitschakelen van de parameter TIMESTAMP een vermindering betekenen van de totale kosten van andere gegevens waarvoor een bewakingsparameter is ingesteld. Verwante begrippen: v “System monitor switches” in de publicatie System Monitor Guide and Reference Verwante taken: v “Setting monitor switches from a client application” in de publicatie System Monitor Guide and Reference
22
Nieuwe functies in deze release
v “Setting monitor switches from the CLP” in de publicatie System Monitor Guide and Reference
Momentopnamen ophalen met SQL Met behulp van SELECT-instructies kunnen er nu momentopnamen worden gemaakt van een set nieuwe gebruikersgedefinieerde tabelfuncties. Door het maken van momentopnamen met SQL kunt u gegevens over de systeemstatus ophalen uit een toepassing, zonder dat u DB2® API-aanroepen hoeft te implementeren. U kunt nu alle SQL-functies gebruiken om de verschillende soorten momentopnamen te filteren en samen te voegen. U kunt SQL gebruiken om een nieuwe momentopname op te halen, of gegevens te verwerken van een vorige DB2 API-aanroep die zijn weggeschreven naar een bestand. Gebruik de nieuwe optie WRITE TO FILE voor de vorige API-aanroep ’get snapshot’ om gegevens op te slaan in een bestand. Verwante taken: v “Capturing a database snapshot using SQL” in de publicatie System Monitor Guide and Reference Verwante items: v “Snapshot monitor SQL table functions” in de publicatie System Monitor Guide and Reference
DB2 is Tivoli Ready DB2® Versie 8 is Tivoli® Ready. Wanneer er een DB2 Versie 8-programma wordt geïnstalleerd, worden de vereiste handtekeningbestanden gemaakt, zodat Tivoli Inventory and Discovery kan controleren of DB2 is geïnstalleerd op een systeem. Tivoli Manager voor DB2 wordt gebruikt ten behoeve van de gebruiksvriendelijkheid, waaronder het volgende: v Starten en stoppen van taken voor alle servercomponenten. v Hersteltaken voor alle servercomponenten. v Monitors verwerken voor alle servercomponenten. v Een event-adapter voor gebruik als de toepassing events of waarschuwingen verzamelt of verzendt. v Softwaredistributiepakketten voor alle componenten op de werkplek. v Inventarishandtekeningen voor alle componenten.
Hoofdstuk 2. Uitbreiding van de beheersfuncties
23
v Tivoli Global Enterprise Manager (GEM)-instrumentatie (Level 3) voor alle servercomponenten voor bedrijfstoepassingen die zijn verbonden met andere toepassingen. v Pictogrammen voor toepassing in XPM-formaat (X Pixmap Format).
Indexen van type 2 In Versie 8 is ondersteuning toegevoegd voor indexen van type 2. De voornaamste voordelen van dergelijke indexen zijn als volgt: v Zij verbeteren het gemeenschappelijk gebruik van resources, omdat vergrendeling van de eerstvolgende sleutel tot een minimum wordt beperkt. Het grootste gedeelte van dit type vergrendeling wordt uitgeschakeld, omdat een sleutel wordt gemarkeerd als gewist in plaats dat deze fysiek wordt verwijderd uit de indexpagina. Raadpleeg voor meer informatie over sleutelvergrendeling de onderwerpen waarin wordt besproken welke gevolgen vergrendelingen hebben voor de performance. v Er kan een index worden gemaakt voor kolommen die een lengte hebben van meer dan 255 tekens. v Online reorganisatie van een tabel en online laden van een tabel is alleen mogelijk wanneer de tabel uitsluitend indexen van type 2 heeft. v Zij zijn vereist voor de nieuwe multidimensionale clustervoorziening. Alle nieuwe indexen worden gemaakt als indexen van type 2, behalve wanneer u een index toevoegt aan een tabel die reeds indexen van type 1 heeft. In dat geval is de nieuwe index ook een index van type 1 omdat het niet mogelijk is in een tabel indexen van type 1 en type 2 te combineren. Alle indexen die zijn gemaakt vóór Versie 8 zijn indexen van type 1. Met de opdracht REORG INDEXES kunt u indexen van type 1 omzetten in indexen van type 2. Als u wilt weten welk(e) type(n) indexen een tabel heeft, geeft u de opdracht INSPECT. Verwante begrippen: v “Index performance tips” in de publicatie Administration Guide: Performance v “Index cleanup and maintenance” in de publicatie Administration Guide: Performance Verwante items: v “REORG INDEXES/TABLE Command” in de publicatie Command Reference v “INSPECT Command” in de publicatie Command Reference
24
Nieuwe functies in deze release
Andere verbeteringen van de gebruiksvriendelijkheid Naam index wijzigen met opdracht RENAME DB2® biedt nu de mogelijkheid om de naam van indexen te wijzigen, waardoor u tijd kunt besparen. Dankzij de mogelijkheid om de naam van een bestaande index te wijzigen, kunt u eerst een nieuwe index maken, vervolgens een oude index verwijderen en de naam wijzigen van de nieuwe index. Hierdoor wordt de nieuwe in plaats van de oude index gebruikt, zonder dat de performance voor gebruikers nadelig beïnvloed wordt. Nullwaarden en standaardcompressie U kunt nu schijfruimte besparen voor tabellen met een groot aantal NULL- en SYSTEM DEFAULT-waarden. De opdracht AUTOCONFIGURE AUTOCONFIGURE is een nieuwe opdracht die nieuwe waarden voor de bufferpoolgrootte, databaseconfiguratie en database manager-configuratie adviseert en desgewenst toepast. Deze opdracht zorgt voor de eerste instelling van een database, die vervolgens nog nauwkeuriger kan worden afgestemd. De opdracht AUTOCONFIGURE kan samen met de opdracht CREATE DATABASE worden gebruikt als u wilt dat de database wordt geconfigureerd zodra deze is gemaakt. Verwante taken: v “Defining referential constraints” in de publicatie Administration Guide: Implementation Verwante items: v “RENAME statement” in de publicatie SQL Reference, Volume 2 v “AUTOCONFIGURE Command” in de publicatie Command Reference
Hoofdstuk 2. Uitbreiding van de beheersfuncties
25
26
Nieuwe functies in deze release
Hoofdstuk 3. Verbetering van de performance Multidimensionale clustering Multidimensionale clustering (MDC) biedt een aantrekkelijke methode voor flexibele, doorlopende, automatische clustering van gegevens langs meerdere dimensies. Dit resulteert in een belangrijke verbetering in de performance van query’s, en daarnaast in een aanzienlijke beperking van de overhead voor gegevensonderhoud, zoals reorganisatie en het onderhouden van indexen tijdens invoeg-, wijzigings- en wisbewerkingen. Multidimensionale clustering is voornamelijk bedoeld voor data warehousing en grote databaseomgevingen, en kan ook worden gebruikt in OLTP-omgevingen (online transaction processing). Dankzij MDC kan een tabel fysiek worden gegroepeerd op basis van meer dan een sleutel (of dimensie) tegelijk. Vóór Versie 8 ondersteunde DB2® alleen eendimensionale clustering van gegevens, via clusterindexen. Met een clusterindex brengt DB2 de fysieke volgorde van gegevens op geheugenpagina’s in overeenstemming met de volgorde van de sleutels in de index, wanneer er records worden ingevoegd en bijgewerkt in de tabel. Clusterindexen bieden een enorme verbetering van de performance van query’s die predikaten bevatten met een of meer sleutels van de clusterindex. Als de clustering goed wordt uitgevoerd, hoeft slechts toegang te worden verkregen tot een gedeelte van de tabel en, wanneer het opeenvolgende geheugenpagina’s betreft, kunnen PREFETCH-opdrachten efficiënter worden uitgevoerd. Met MDC gelden deze voordelen ook voor meer dan een dimensie of clustersleutel. Dankzij clustering profiteren alle query’s waarin sprake is van een combinatie van opgegeven dimensies voor de tabel van een betere performance bij het uitvoeren van query’s. Deze query’s hebben niet alleen toegang tot de pagina’s die records bevatten met de juiste dimensionale waarden, maar deze pagina’s worden ook gegroepeerd op gebied. Hoewel de clustering van een tabel met een clusterindex verloren kan gaan naarmate de ruimte in de tabel in beslag wordt genomen, kan een MDC-tabel de clustering langs alle dimensies voortdurend automatisch onderhouden, waardoor de tabel niet hoeft te worden gereorganiseerd om de fysieke volgorde van de gegevens te herstellen. Verwante begrippen: v “Multidimensional clustering” in de publicatie Administration Guide: Planning © Copyright IBM Corp. 1997, 2002. Alle rechten voorbehouden
27
Verbeteringen voor anticiperend ophalen In Versie 8 kan de routine voor anticiperend ophalen worden verbeterd door het maken van blokgebaseerde bufferpools. Wanneer er een blokgebaseerde bufferpool beschikbaar is, herkent de PREFETCH-code dit en worden er blok-I/O’s gebruikt om in één I/O-bewerking meerdere pagina’s in te lezen in de bufferpool. Dit resulteert in een aanzienlijke verbetering van de performance. De parameter BLOCKSIZE van de SQL-instructies CREATE en ALTER BUFFERPOOL bepaalt de grootte van de blokken en dientengevolge het aantal pagina’s dat van schijf wordt gelezen in een blok-I/O. Standaard zijn de bufferpools gebaseerd op geheugenpagina’s. Dit betekent dat aaneengesloten pagina’s op de schijf anticiperend worden overgebracht naar niet-aaneengesloten pagina’s in het geheugen. De verwerking van sequentiële PREFETCH-opdrachten kan worden verbeterd als aaneengesloten pagina’s van schijf kunnen worden ingelezen in een bufferpool als aaneengesloten pagina’s. Dit kunt u bereiken door het maken van blokgebaseerde bufferpools. Een blokgebaseerde bufferpool bestaat uit zowel een paginagebied als een blokgebied. Het paginagebied is vereist voor niet-sequentiële PREFETCH-taken. Het blokgebied bestaat uit blokken, waarbij elk blok een bepaald aantal aaneengesloten pagina’s bevat. Dit wordt de blokgrootte genoemd. Verwante begrippen: v “Prefetching data into the buffer pool” in de publicatie Administration Guide: Performance Verwante items: v “ALTER BUFFERPOOL statement” in de publicatie SQL Reference, Volume 2 v “CREATE BUFFERPOOL statement” in de publicatie SQL Reference, Volume 2
Verbeteringen van I/O-performance opschoonprogramma voor geheugenpagina’s Versie 8 benut asynchrone I/O-functies voor de verbetering van de I/O-performance. Dit kan de performance van het opschoonprogramma voor geheugenpagina’s aanzienlijk verbeteren.
28
Nieuwe functies in deze release
Op AIX is asynchrone I/O niet altijd ingeschakeld; inschakeling daarvan is noodzakelijk, anders kan DB2® Versie 8 niet correct worden geïnstalleerd. Verwante items: v “Number of Asynchronous Page Cleaners configuration parameter num_iocleaners” in de publicatie Administration Guide: Performance
Catalogus- en autorisatie-caching in databases met meerdere partities Deze functie breidt de bestaande cataloguscache uit met een cache voor elke partitie van een gepartitioneerde database. De in de cache opgenomen informatie omvat SYSTABLE-gegevens en machtigingsgegevens. Deze cacheuitbreidingen bieden een algehele verbetering van de performance voor: v Binding van pakketten en het compileren van SQL-instructies, inclusief het gebruik van gebruikersgedefinieerde functies en opgeslagen procedures. v Bewerkingen die verband houden met het controleren van machtigingen voor het databaseniveau. v Bewerkingen die verband houden met het controleren van machtigingen voor gebruikersgedefinieerde functies en opgeslagen procedures. Vooral de performance van toepassingen die verbonden zijn via niet-cataloguspartities wordt in belangrijke mate verhoogd.
Threading van Java UDF’s en opgeslagen procedures Routines (opgeslagen procedures, UDF’s en methoden) worden nu geïmplementeerd met behulp van een op threads gebaseerd model. Dit resulteert in een opvallende verbetering van de performance voor databaseservers die talrijke routines uitvoeren. Routines die zijn gedefinieerd als thread-safe worden uitgevoerd in één ’fenced-mode’-proces. Er is een proces voor Java™-routines en een ander proces voor niet-Java-routines om ervoor te zorgen dat het aantal context-omschakelingen voor gebruikers die grote aantallen ’fenced-mode’-routines uitvoeren beperkt blijft. Bij Java-routines is ook het gemeenschappelijk gebruik van de JVM-resources mogelijk. Er wordt aangenomen dat bestaande niet-Java-routines die worden gemigreerd naar Versie 8 niet thread-safe zijn. Bij het migreren van Java-routines wordt aangenomen dat deze thread-safe zijn. Gebruikers die reeds bestaande routines willen wijzigen moeten deze verwijderen en opnieuw maken, of de hiervoor bestemde SQL-opdracht ALTER opgeven. Als
Hoofdstuk 3. Verbetering van de performance
29
er bij het maken van nieuwe routines geen waarde voor thread-safe/nietthread-safe is opgegeven, worden de bovengenoemde standaardwaarden gebruikt. Nogmaals, niet-Java-routines zijn niet thread-safe en Java-routines zijn wel thread-safe.
Verbindingsconcentrator De verbindingsconcentrator verbetert de performance van internettoepassingen met veel relatief tijdelijke verbindingen, of van soortgelijke typen toepassingen, omdat er veel meer clientverbindingen efficiënt kunnen worden verwerkt. De concentrator beperkt tevens het geheugengebruik voor elke verbinding en vermindert het aantal context-omschakelingen. Verwante begrippen: v “Connection-concentrator improvements for client connections” in de publicatie Administration Guide: Performance
Opgebouwde querytabellen Een opgebouwde querytabel (MQT) is een tabel waarvan de definitie is gebaseerd op het resultaat van een query. De gegevens ervan hebben de vorm van vooraf berekende resultaten die zijn opgehaald uit een of meer tabellen waarop de definitie van de opgebouwde querytabel is gebaseerd. Vóór Versie 8 ondersteunde DB2 UDB overzichtstabellen, ook bekend als automatische overzichtstabellen (AST’s). Overzichtstabellen worden nu beschouwd als een speciaal soort MQT, waarvan de samengestelde SELECT-instructie een GROUP BY-clausule bevat die een overzicht biedt van gegevens uit de tabellen waarnaar wordt verwezen in de samengestelde SELECT-instructie. De volgende MQT-uitbreidingen kunnen resulteren in een betere queryperformance:
Uitbreidingen voor bepaling van queryroute Query’s kunnen nu worden doorgestuurd naar MQT’s waarvan de definities een Join bevatten die niet is samengevoegd. Vóór Versie 8 kon een MQT-definitie alleen verwijzen naar een Join die was samengevoegd. In Versie 8 kan de volgende tabel, die een Join bevat, bijvoorbeeld worden gebruikt voor het opslaan van de klanten- en rekeninggegevens voor dubieuze rekeningen: CREATE TABLE bad_account AS (SELECT customer_name, customer_id, a.balance FROM account a, customers c
30
Nieuwe functies in deze release
WHERE status IN (’delinquent’, ’problematic’, ’hot’) AND a.customer_id = c.customer_id) DATA INITIALLY DEFERRED REFRESH DEFERRED
Als een gebruiker informeert of een rekening achterstallig is, herkent de DB2 UDB-optimizer dat de MQT de gevraagde informatie in cache heeft opgeslagen. In plaats van de basistabel ACCOUNT opent DB2 de tabel BAD_ACCOUNT, die een betere responstijd biedt en kan worden gebruikt om klantengegevens op te halen.
Door de gebruiker onderhouden opgebouwde querytabellen Veel aangepaste toepassingen kunnen worden gebruikt voor het onderhouden en laden van tabellen die eigenlijk bestaan uit vooraf berekende gegevens die het resultaat zijn van een query. Door een tabel te identificeren als een door de gebruiker onderhouden opgebouwde querytabel, kan de performance van dynamische query’s worden verbeterd. Dergelijke MQT’s worden onderhouden door gebruikers, in plaats van door het systeem. Wijzigings-, invoeg- en wisbewerkingen zijn toegestaan voor MQT’s die worden onderhouden door gebruikers. Door het instellen van de juiste speciale registers kan de query-optimizer profiteren van het vooraf berekende queryresultaat dat zich al bevindt in de door de gebruiker onderhouden MQT.
Opgebouwde querytabellen voor roepnamen Met deze functie kunt u niet-lokale gegevens lokaal opslaan in de cache van een DB2 Universal Database-subsysteem. Niet-lokale gegevens bevinden zich in databases die worden ondersteund door relationele DBMS-subsystemen, zoals Oracle of Sybase, of zelfs andere subsystemen van DB2 UDB. MQT’s kunnen verwijzen naar een combinatie van roepnamen en lokale tabellen. Dergelijk opgebouwde querytabellen kunnen alleen worden gemaakt met de optie voor uitstel van vernieuwen. Query’s op roepnamen of tabellen worden herschreven en geoptimaliseerd ten behoeve van deze MQT’s. Het doorsturen van een query naar de MQT wanneer voldaan is aan alle criteria voor het afstemmen en bepalen van de route, levert een betere performance op dan het ophalen van resultaten uit de tabel op afstand. Het is mogelijk om een query op een roepnaam uit te voeren, zelfs wanneer de tabel op afstand waarvoor de roepnaam is gemaakt, niet meer beschikbaar is. Als er voor deze roepnaam een opgebouwde querytabel is gedefinieerd, en er aan alle criteria voor routebepaling wordt voldaan, hoeft de query alleen gegevens uit de MQT te selecteren. Het onderhoud wordt lokaal uitgevoerd door middel van de opdracht REFRESH TABLE. (Het is niet mogelijk om de updates die zijn aangebracht Hoofdstuk 3. Verbetering van de performance
31
op tabellen in een niet-lokale database bij te houden.) Het onderhoud wordt nooit onmiddellijk uitgevoerd; er wordt geen ondersteuning geboden voor onmiddellijke vernieuwing van opgebouwde querytabellen (die zijn gedefinieerd voor roepnamen).
Incrementeel onderhoud van opgebouwde querytabellen met een stagingtabel U kunt nu een MQT die is gedefinieerd met de optie REFRESH DEFERRED incrementeel vernieuwen. Als een MQT waarvoor uitgestelde vernieuwing geldt, incrementeel moet worden onderhouden is er een stagingtabel vereist. De bij een MQT behorende stagingtabel wordt gemaakt met de SQL-instructie CREATE TABLE. Wanneer de onderliggende tabellen van een MQT worden gewijzigd door INSERT/DELETE/UPDATE-instructies, worden wijzigingen die het gevolg zijn van deze aanpassingen gedistribueerd en onmiddellijk toegevoegd aan een stagingtabel als onderdeel van dezelfde instructie. De distributie van deze wijzigingen naar de stagingtabel komt overeen met de distributie van wijzigingen die wordt uitgevoerd tijdens de incrementele vernieuwing van onmiddellijke MQT’s. Een REFRESH TABLE-instructie wordt gebruikt om de MQT incrementeel te vernieuwen. Als er een stagingtabel is voor de MQT, kan het systeem deze stagingtabel mogelijk gebruiken om de MQT incrementeel te vernieuwen. De stagingtabel wordt opgeschoond wanneer het vernieuwingsproces voltooid is. Vóór Versie 8 werd een MQT waarvoor uitgestelde vernieuwing gold, volledig opnieuw gegenereerd bij het vernieuwen van de tabel. MQT’s kunnen nu incrementeel worden onderhouden, wat een aanzienlijke verbetering van de performance oplevert. Raadpleeg de “SQL Reference” voor informatie over de situaties waarin er geen gebruik wordt gemaakt van een stagingtabel om een MQT incrementeel te vernieuwen. U kunt deze nieuwe functie ook gebruiken voor het opheffen van de ’high lock contention’, die wordt veroorzaakt door onmiddellijk onderhoud van MQT’s waarvoor geldt dat ze onmiddellijk vernieuwd moeten worden. Als de gegevens in de MQT niet op de seconde actueel hoeven te zijn, kunnen wijzigingen worden vastgelegd in een stagingtabel en op elke gewenst tijdstip worden aangebracht.
32
Nieuwe functies in deze release
Hoofdstuk 4. Verbetering van de beschikbaarheid Online laden van tabellen Wanneer er gegevens worden geladen in een tabel in Versie 8, wordt de tabelruimte waarin de tabel zich bevindt niet langer vergrendeld. Gebruikers hebben volledige lees- en schrijftoegang tot alle tabellen in de tabelruimte, met uitzondering van de tabel die wordt geladen. Voor wat betreft de tabel die wordt geladen blijven de bestaande gegevens in de tabel beschikbaar voor lezen als er door de laadopdracht gegevens worden toegevoegd aan de tabel. Deze nieuwe functies voor laden betekenen een aanzienlijke verbetering van de beschikbaarheid van de gegevens en bieden klanten de mogelijkheid om grote hoeveelheden gegevens te onderhouden in een kortere onderhoudsperiode. Verwante begrippen: v “Uitbreidingen van het hulpprogramma Load” op pagina 11
Online reorganisatie van tabellen DB2® biedt nu twee methoden voor het reorganiseren van tabellen: Online Als u online tabellen reorganiseert, kunnen toepassingen tijdens de reorganisatie toegang krijgen tot de tabel. Bovendien kan de online reorganisatie van de tabel worden onderbroken en op een later tijdstip worden hervat door iedereen die beschikt over de juiste machtiging, met behulp van de schema- en de tabelnaam. Online reorganisatie van tabellen is alleen toegestaan voor tabellen met indexen van type 2 en zonder uitgebreide indexen. Offline De offline methode biedt snellere reorganisatie van tabellen, speciaal als u geen LOB- of LONG-gegevens hoeft te reorganiseren. LOB- en LONG-gegevens worden niet langer gereorganiseerd, tenzij hier speciaal om wordt verzocht. Bovendien worden indexen na de reorganisatie van de tabel opnieuw geordend in de juiste volgorde. Toepassingen met het kenmerk ’alleen lezen’ hebben toegang tot de oorspronkelijke kopie van de tabel behalve tijdens het laatste gedeelte van de reorganisatie, wanneer de schaduwkopie de oorspronkelijke kopie vervangt en de indexen opnieuw worden opgebouwd. © Copyright IBM Corp. 1997, 2002. Alle rechten voorbehouden
33
Zowel de online als de offline reorganisatie zijn uitgebreid, waardoor een betere ondersteuning wordt geboden voor databases met meerdere partities. U kunt één partitie, een aantal partities of alle partities reorganiseren. Verwante begrippen: v “Table reorganization” in de publicatie Administration Guide: Performance Verwante items: v “REORG INDEXES/TABLE Command” in de publicatie Command Reference
Online reorganisatie van indexen Nieuw voor DB2® Versie 8 is de mogelijkheid om een tabel en de bijbehorende indexen te lezen en bij te werken tijdens het reorganiseren van een index met de nieuwe opdracht REORG INDEXES. Tijdens online reorganisatie van indexen wordt het gehele indexobject (dat wil zeggen alle indexen voor de tabel) opnieuw opgebouwd. Er wordt een schaduwkopie van het indexobject gemaakt, waardoor de oorspronkelijke indexen en de tabel beschikbaar blijven voor lezen en schrijven. Gelijktijdige transacties die resulteren in het bijwerken van de tabel, worden vastgelegd in het logboek. Als de vastgelegde wijzigingen van de tabel aangebracht zijn en de nieuwe index (de schaduwkopie) klaar is, wordt de nieuwe index beschikbaar gesteld. Zolang het beschikbaar stellen van de nieuwe index duurt, is er geen toegang mogelijk tot de tabel. De standaardwaarde van de opdracht REORG INDEXES is ALLOW NO ACCESS, die zorgt voor een exclusieve vergrendeling van de tabel tijdens het reorganisatieproces. Maar u kunt ook ALLOW READ ACCESS of ALLOW WRITE ACCESS opgeven, zodat de tabel kan worden gelezen of bijgewerkt door andere transacties. Indexen kunnen nu in grote tabelruimten worden gemaakt (voorheen lange tabelruimten). Wanneer de bestaande indexen meer dan 32 GB in beslag nemen, kunt u voldoende ruimte toewijzen aan de twee sets indexen die er tijdens de online reorganisatie van de index zijn. Verwante items: v “REORG INDEXES/TABLE Command” in de publicatie Command Reference
34
Nieuwe functies in deze release
Configureerbare online configuratieparameters Er kunnen nu meer dan vijftig configuratieparameters online worden ingesteld. Wijzigingen in deze configureerbare online configuratieparameters worden onmiddellijk doorgevoerd, zonder dat het subsysteem hoeft te worden gestopt en opnieuw gestart, of zonder dat de database gedeactiveerd en opnieuw geactiveerd hoeft te worden. U hoeft de verbinding van gebruikers niet langer te verbreken wanneer u uw systeem aanpast, waardoor u de configuratie kunt wijzigen op een tijdstip dat u schikt. Configuratieparameters voor sleuteldatabases en databasebeheerprogramma’s kunnen online worden ingesteld. Memoryheaps, zoals catalogcache_sz, pckcache_sz, stmtheap, sortheap en util_heap_sz zijn dynamisch, waardoor u het geheugengebruik kunt aanpassen aan de werkbelasting. Met andere parameters zoals locklist size, maxlocks en dlchktime (interval voor controle deadlocks) kunt u de vergrendelingskenmerken van uw databasesysteem aanpassen, waardoor u een betere performance kunt behalen. U kunt ervoor kiezen om een wijziging van een configureerbare online configuratieparameter uit te stellen. De configuratiewijziging wordt dan de eerstvolgende keer dat het subyssteem wordt gestart of de database wordt geactiveerd doorgevoerd. De optie SHOW DETAILS is toegevoegd aan de opdrachten GET DATABASE en GET DATABASE MANAGER CONFIGURATION. Hiermee wordt zowel de huidige waarde als de waarde die wordt gebruikt bij de eerstvolgende start van het subsysteem of activering van de database weergegeven. In enkele gevallen kunt u de parameter die u wilt configuren, instellen op AUTOMATIC. DB2® past de waarde daarvan dan automatisch aan wanneer de werkbelasting van het systeem verandert. Als u bijvoorbeeld maxappls instelt op AUTOMATIC is er geen limiet voor het maximumaantal toepassingen, behalve wanneer er onvoldoende geheugenruimte is. De opdrachten GET DATABASE en GET DATABASE MANAGER CONFIGURATION zijn zo gewijzigd dat de op AUTOMATIC ingestelde configuratiewaarden en hun huidige waarden worden aangegeven. Verwante taken: v “Configuring DB2 with configuration parameters” in de publicatie Administration Guide: Performance Verwante items: v “Configuration parameters summary” in de publicatie Administration Guide: Performance
Hoofdstuk 4. Verbetering van de beschikbaarheid
35
Online bufferpools maken, wissen en grootte ervan wijzigen In Versie 8 kunt u de manier wijzigen waarop DB2® het geheugen gebruikt zonder dat u de databaseactiviteiten hoeft te onderbreken. Er zijn mogelijkheden voor het wijzigen van de buffertoewijzingen en de databaseen database manager-configuratieparameters die het geheugengebruik beïnvloeden als DB2 actief is. U kunt een nieuwe bufferpool toevoegen, de grootte van een bestaande bufferpool wijzigen of een bufferpool verwijderen zonder dat de databaseactiviteit hoeft te worden onderbroken. Er zijn nieuwe opties toegevoegd aan de SQL-instructies CREATE en ALTER BUFFERPOOL: v Met de standaardwaarde IMMEDIATE wordt geprobeerd de wijzigingen aan te brengen terwijl DB2 actief is. v Met DEFERRED stelt u het aanbrengen van wijzigingen uit tot de eerstvolgende keer dat de database wordt geactiveerd. Deze optie biedt compatibiliteit met het gedrag van eerdere versies. DROP BUFFERPOOL heeft onmiddellijk effect, net als in eerdere versies. In Versie 8 wordt het geheugen echter onmiddellijk beschikbaar gesteld aan het gemeenschappelijke databasegeheugen en kan het opnieuw worden gebruikt voor andere geheugentoewijzingen. Dankzij de mogelijkheid om uw buffertoewijzingen en de configuratieparameters online te wijzigen, kunt u nu het geheugengebruik afstemmen op de taak. Als u bijvoorbeeld geheugen voor de ’prime shift’ hebt toegewezen dat geoptimaliseerd is voor queryperformance (een grote bufferpool), kunt u met behulp van een script het geheugengebruik optimaliseren voor een laadbewerking. Het script heeft het volgende doel: v Beperken van de buffergrootte. v Vergroten van de programmaheap en sorteerheap. v Uitvoeren van laadbewerkingen met een zo optimaal mogelijke configuratie voor laden. v Terugbrengen van parameters tot waarden voor de ’prime shift’ wanneer de laadbewerkingen zijn voltooid. Verwante items: v “ALTER BUFFERPOOL statement” in de publicatie SQL Reference, Volume 2 v “CREATE BUFFERPOOL statement” in de publicatie SQL Reference, Volume 2
36
Nieuwe functies in deze release
Incrementeel onderhoud van opgebouwde querytabellen tijdens LOAD/APPEND Een opgebouwde querytabel is afhankelijk van een onderliggende tabel. Als er vóór Versie 8 tijdens een laadbewerking gegevens werden toegevoegd aan de onderliggende tabel, was de opgebouwde querytabel pas beschikbaar nadat de laadbewerking was voltooid en er onderhoud werd verricht voor de opgebouwde querytabel. Verder werd de opgebouwde querytabel volledig opnieuw opgebouwd en dit nam veelal behoorlijk wat tijd in beslag. Met Versie 8 blijft de opgebouwde querytabel beschikbaar tijdens het laden en toevoegen van gegevens aan de onderliggende tabel. Wanneer het laden van de toegevoegde rijen in de onderliggende tabel voltooid is, kan de opgebouwde querytabel incrementeel worden vernieuwd op basis van de toegevoegde gegevens. Hierdoor kan een tabel veel sneller worden bijgewerkt. Als de opgebouwde querytabel bijvoorbeeld bestaat uit samengevoegde gegevens (automatische overzichtstabel), voor rijen die zijn toegevoegd aan de onderliggende tabel die overeenkomen met nieuwe groepen in de samengevoegde gegevens, worden er nieuwe overzichtsrijen ingevoegd. Voor toegevoegde rijen die overeenkomen met bestaande groepen in de samengevoegde gegevens, worden de bestaande rijen bijgewerkt. Hoewel de samengevoegde tabel niet beschikbaar is tijdens deze onderhoudsfase, wordt de tijd dat de tabel niet beschikbaar is beperkt wanneer er een klein aantal rijen wordt toegevoegd aan de onderliggende tabel (in vergelijking met de grootte van de tabel). De mogelijkheid om een opgebouwde querytabel incrementeel te onderhouden is niet beperkt tot samengevoegde tabellen. Een groot aantal querytabellen kan incrementeel worden onderhouden. Deze wijzigingen betekenen een belangrijke verbetering van de beschikbaarheid van opgebouwde querytabellen voor uw gebruikers. Verwante begrippen: v “Refreshing Dependent Immediate Materialized Query Tables” in de publicatie Data Movement Utilities Guide and Reference
DMS-containeractiviteiten Als u gebruikmaakt van tabelruimten die met een database worden beheerd, kunt u met Versie 8 een container verwijderen uit een tabelruimte, de grootte van bestaande containers beperken en nieuwe containers toevoegen aan een tabelruimte, zonder dat deze opnieuw in balans hoeft te worden gebracht. v Als er in eerste instantie te veel containers zijn toegewezen aan een DMS-tabelruimte kan dit nu worden gecorrigeerd. Hoofdstuk 4. Verbetering van de beschikbaarheid
37
v Als de hoeveelheid gegevens die deel uitmaken van een tabelruimte aanzienlijk verlaagd is en de resulterende ″verspilling″ van de ruimte permanent is, kan deze extra ruimte nu worden verminderd. v U kunt containers toevoegen aan een DMS-tabelruimte met behulp van de nieuwe optie BEGIN STRIP SET van de opdracht ALTER, zonder dat de tabelruimte opnieuw in balans hoeft te worden gebracht. Ruimte die op deze manier is toegevoegd, is onmiddellijk beschikbaar voor gebruik. Deze activiteiten kunnen online worden uitgevoerd met volledige toegang tot de tabelruimte, zodat de verbinding van gebruikers niet verbroken hoeft te worden. Verwante begrippen: v “How containers are added and extended in DMS table spaces” in de publicatie Administration Guide: Planning v “How containers are dropped and reduced in DMS table spaces” in de publicatie Administration Guide: Planning
38
Nieuwe functies in deze release
Hoofdstuk 5. Verbetering van de schaalbaarheid Compressie van nullwaarden en standaardwaarden Versie 8 biedt de mogelijkheid om nullwaarden en standaardwaarden op een zeer efficiënte manier op te slaan. Als u de clausule VALUE COMPRESSION opgeeft bij het maken van een tabel, wordt er een nieuwe gegevensrij-indeling gebruikt, die een efficiëntere opslag van NULL-waarden en de lengte 0 biedt. Verder kunnen standaardwaarden worden gecomprimeerd wanneer de clausule COMPRESS SYSTEM DEFAULT wordt gebruikt. Deze wijzigingen resulteren in een belangrijke beperking van het schijfgeheugen dat vereist is voor grote tabellen die nullwaarden en standaardwaarden bevatten.
INSERT via UNION ALL-views U kunt nu INSERT gebruiken voor UNION ALL-views. Dit is een uitbreiding van de UPDATE- en DELETE-mogelijkheden die geboden werden in eerdere releases. Dit kan heel handig zijn in HSM-omgevingen waarin de view zich uitstrekt over een hiërarchie van gepartitioneerde tabellen, waarvan de onderdelen zijn opgeslagen op tertiaire opslagruimte. Deze functionaliteit levert ook verbeterde databaseschaalbaarheid doordat er SELECT-, INSERT-, UPDATEen DELETE-ondersteuning wordt geboden voor één weergave van meerdere tabellen.
Uitbreidingen van logboekfuncties voor verbeterde schaalbaarheid De logboekfunctie in Versie 8 biedt nu ondersteuning voor twee functies die een verbetering van de schaalbaarheid bieden: v Een onbeperkt actief logboek, dat de mogelijkheid biedt om één transactie zowel in de primaire logboeken als de archieflogboeken op te nemen. v Een logboekruimte van maximaal 256 GB. Dit biedt ondersteuning voor grotere taken: meer gelijktijdige transacties en transacties waarbij meer werk wordt verricht. Verwante begrippen: v “Uitbreidingen voor het bijhouden van logboeken” op pagina 14
© Copyright IBM Corp. 1997, 2002. Alle rechten voorbehouden
39
Wijzigingen van satellietbeheer Het subsysteem DB2CTLSRV en de database SATCTLDB kunnen worden gemaakt in een gepartitioneerde databaseomgeving. Dankzij deze verbetering kunt u de schaalbaarheid en extra verwerkingskracht van een gepartitioneerde databaseomgeving benutten. Zie de handleiding “Administering Satellites Guide and Reference” van DB2 Versie 6, GC09-2821-00, voor conceptuele en administratieve informatie over de satellietomgeving. De informatie in deze handleiding waarin de replicatie in een satellietomgeving wordt beschreven, kunt u negeren. Bijgewerkte informatie over de satellietomgeving zal beschikbaar komen na de release van DB2 Versie 8.
40
Nieuwe functies in deze release
Hoofdstuk 6. Verbetering van de gebruiksvriendelijkheid Uitbreidingen van DB2 Beheerserver (DAS) In DB2® Versie 8 is DB2 Beheerserver niet langer een subsysteem. Het programma is nu een apart serverproces dat TCP/IP-communicatie ondersteunt. DAS wordt gebruikt om u te helpen bij taken op DB2-servers. DB2 Beheerserver moet actief zijn als u hulpprogramma’s als de Configuration Assistant, het Besturingscentrum, het Replicatiecentrum of het Ontwikkelcentrum wilt gebruiken. DAS biedt ondersteuning voor het Besturingscentrum, Ontwikkelcentrum, Replicatiecentrum en de Configuration Assistant wanneer de volgende beheerstaken worden uitgevoerd: v Mogelijk maken van beheer op afstand van DB2-servers. v Mogelijkheden bieden voor job management, inclusief de mogelijkheid om opdrachtenscripts van zowel DB2 als het besturingssysteem uit te voeren. Het betreft gebruikersgedefinieerde opdrachtenscripts. v Definiëren van geplande taken, bekijken van de resultaten van voltooide taken en het uitvoeren van andere beheerstaken voor taken die zich op afstand of lokaal ten opzichte van DAS bevinden met behulp van het Taakcentrum. v Op Windows- en UNIX-platforms een manier bieden voor het achterhalen van gegevens over de configuratie van DB2-subsystemen, databases en andere DB2-beheerservers in combinatie met het hulpprogramma DB2 Discovery. Deze informatie wordt gebruikt door de Configuration Assistant en het Besturingscentrum om de configuratie van clientverbindingen met DB2-databases te vereenvoudigen en automatiseren. In Versie 8 is DB2 Beheerserver beschikbaar op de platforms zSeries™ (alleen OS/390 en z/OS™) en iSeries™, evenals alle ondersteunde Windows®- en UNIX®-platforms. DAS op zSeries en iSeries kan ondersteuning bieden voor het Besturingscentrum, het Ontwikkelcentrum en het Replicatiecentrum bij beheerstaken in DB2 voor zSeries en iSeries. DAS Versie 8 onder Windows en UNIX biedt een planner voor het uitvoeren van taken, zoals DB2- en besturingssysteemopdrachten die zijn gedefinieerd met het Taakcentrum. Taakgegevens zoals de uit te voeren opdrachten,
© Copyright IBM Corp. 1997, 2002. Alle rechten voorbehouden
41
plannings-, waarschuwings- en voltooiingsacties die verband houden met de taak en de uitvoeringsresultaten worden opgeslagen in een set tabellen, die de toolscatalogus wordt genoemd. Verwante begrippen: v “DB2 Administration Server” in de publicatie Administration Guide: Implementation
Uitbreiding van DB2 Installatiewizard Het is nog nooit zo gemakkelijk geweest om DB2® op Windows®- en UNIX®-platforms te installeren. Nieuw voor Versie 8 op UNIX-platforms is de DB2 Installatiewizard, die voorheen alleen beschikbaar was op DB2 voor Windows-platforms. De DB2 Installatiewizard is een GUI (grafische gebruikersinterface) waarmee u de installatie-instellingen en configuratiewaarden kunt opgeven. De DB2 Installatiewizard vervangt het niet-grafische installatieprogramma db2setup op alle UNIX-platforms. Hieronder volgen een aantal nieuwe onderdelen voor UNIX-platforms voor Versie 8: DB2 Startvenster Met de GUI DB2 Startvenster kunt u toegang krijgen tot de Opmerkingen bij deze release, installatievereisten en de Quick Tour, evenals de DB2 Installatiewizard. Het DB2 Startvenster was voorheen alleen beschikbaar op Windows-platforms. Wizard Configuratie DB2-subsysteem Op UNIX-platforms is nu de nieuwe wizard Configuratie DB2-subsysteem beschikbaar. Hiermee kunt u uw subsystemen beheren nadat DB2 is geïnstalleerd. U kunt met dit GUI-onderdeel nieuwe subsystemen maken of bestaande subsystemen wijzigen. U kunt nu met de DB2 Installatiewizard een responsbestand genereren op zowel Windows- als UNIX-platforms. Met een responsbestand kunt u DB2 op een groot aantal computers in een netwerk tegelijk installeren. Responsbestanden bevatten dezelfde waarden en parameters als de waarden en parameters die tijdens de eerste installatie van DB2 op uw lokale systeem zijn geselecteerd. Zo weet u zeker dat elke op een responsbestand gebaseerde installatie op uw systemen op afstand daarmee overeenkomt.
42
Nieuwe functies in deze release
Nieuwe wizards en GUI-hulpprogramma’s Er zijn verschillende nieuwe wizards toegevoegd om u stap voor stap te begeleiden bij het maken van objecten, bewerken van gegevens of configureren van uw omgeving. v De Memory Visualizer helpt u bij het ontdekken en corrigeren van geheugenproblemen op een DB2-subsysteem. Hierin wordt gebruikgemaakt van afbeeldingen en grafieken om u meer inzicht te bieden in geheugencomponenten en hun onderlinge relaties. U kunt dit onderdeel oproepen vanaf een advies in het Health Center of het zelfstandig gebruiken als bewakingsprogramma. v Met de wizard Redistribute Data kunt u een effectief herdistributieplan maken voor een databasepartitiegroep. U kunt deze wizard gebruiken om gegevens verder te distribueren naar nieuwe databasepartities, gegevens op databasepartities die u wilt verwijderen te verplaatsen naar een andere locatie of een aangepast herdistributieplan te maken. v De wizards Backup en Restore zijn herschreven om het gebruik ervan te vergemakkelijken. Zij bieden ook ondersteuning voor de functies die in Versie 8 zijn toegevoegd voor het maken en terugzetten van backups. v Met de wizard Configure Database Logging kunt u opties configureren voor het vastleggen van gegevens voor een database. U kunt opgeven of u een circulair of archieflogboek wilt bijhouden, en hoe u uw logboekbestanden wilt verwerken (archivering en media). Verder geeft de wizard adviezen, bijvoorbeeld over de grootte van uw primaire en secundaire logboekbestanden en het aantal en de grootte van buffers. v Met de wizard Add Partitions kunt u een partitie maken en deze toevoegen aan een of meer databasepartitiegroepen. Gebruik de wizard om een nieuwe partitie toe te voegen aan uw subsysteem, de partitie toe te wijzen aan een of meer databasepartitiegroepen, de containers voor de partitie in te stellen en het toevoegen van de partitie te plannen. v Met de wizard Alter Database Partition Group kunt u een bestaande databasepartitiegroep wijzigen. U kunt opgeven of u een beschikbare partitie wilt toevoegen aan een databasepartitiegroep, of dat u een bestaande databasepartitie wilt verwijderen uit een databasepartitiegroep. v Met de weergave Storage Management kunt u de opslagstatus van een gepartitioneerde database bewaken. In de weergave Storage Management kunt u momentopnamen van de opslag maken voor een database, een databasepartitiegroep of een tabelruimte. v Met de wizard Load kunt u gegevens laden in een geselecteerde tabel. De wizard Load begeleidt u bij de configuratie van de laadbewerking en de selectie van opties. U kunt de door u gedefinieerde configuratie van de laadbewerking opslaan. Met de wizard Load kunt u ook een bestaande laadtaak kopiëren en de instellingswaarden van de bestaande taak gebruiken voor uw nieuwe laadbewerking. Hoofdstuk 6. Verbetering van de gebruiksvriendelijkheid
43
v Met de nieuwe Design Advisor kunt u de performance van een taak optimaliseren door het maken van een set indexen die zijn aanbevolen door DB2ADVIS. De Design Advisor vervangt de wizard Create Index, die beschikbaar was in eerdere releases. De Design Advisor adviseert welke indexen u moet maken in uw database om de performance voor een bepaalde set SQL-instructies in een taak te verbeteren. v U kunt nu vaststellen welk serviceniveau van DB2 er is geïnstalleerd op een systeem of subsysteem met behulp van de functie Info voor deze objecten. Deze functie biedt dezelfde informatie als de opdracht db2level en kan ook worden uitgevoerd vanaf een client voor een server op afstand.
Nieuwe Configuration Assistant Voorheen werd dit onderdeel Clientconfiguratie genoemd. De nieuwe Configuration Assistant is nauw geïntegreerd met het Besturingscentrum en uitgebreid met een groot aantal nieuwe functies, zoals: v De mogelijkheid om het Besturingscentrum op te roepen vanuit de Configuration Assistant. v De optie om zowel lokale als niet-lokale servers te configureren, inclusief DB2® Connect-servers. v De mogelijkheid om configuratiemodellen te maken zonder dat de lokale configuratie hierdoor wordt beïnvloed. v Import- en exportfuncties voor het uitwisselen van configuratiemodellen met andere systemen. v Verbeterde responstijd voor discovery-opdrachten in combinatie met de optie om de lijst van gevonden objecten op elk gewenst tijdstip te vernieuwen. v De mogelijkheid om van toepassing zijnde configuratieparameters voor database managers en DB2-registervariabelen te bekijken en bij te werken.
Uitbreidingen van Besturingscentrum 390 In Versie 8 is de ondersteuning van Besturingscentrum 390 voor DB2® voor z/OS™ en OS/390® Versie 6- en 7-servers aanzienlijk uitgebreid met ondersteuning voor de specifieke vereisten van dat platform. Besturingscentrum 390 biedt nu de volgende ondersteuning: v Kopiëren van een volledig DB2-subsysteem. De nieuwe wizard Subsystem Cloning die de JCL (Job Control Language) genereert die vereist is voor het homogeen kopiëren (klonen) van een volledig subsysteem naar een doelsubsysteem. v In het Besturingscentrum voor OS/390 is ook ondersteuning toegevoegd voor het DB2-hulpprogramma UNLOAD. Hiermee kunt u gegevens
44
Nieuwe functies in deze release
ophalen uit een bronobject (d.w.z. een tabelruimte) en opnemen in een sequentiële gegevensset in externe indeling. v U kunt meerdere tabelobjecten in dezelfde tabelruimte selecteren. v De uitvoering van hulpprogramma’s is nu geoptimaliseerd door de ondersteuning van parallelle uitvoering. v De functies voor batchverwerking van DB2 voor OS/390 zijn geïntegreerd in het Besturingscentrum: Build JCL, Create JCL en Custom JCL.
Structurele wijzigingen van de HTML-documentatie bij DB2 De HTML-onderwerpen worden geschreven als zelfstandige webpagina’s die alleen de informatie bevatten die u nodig hebt om een concept te begrijpen of een taak te voltooien. Toegang tot de documentatie in HTML-indeling biedt u de volgende voordelen: Gecombineerde inhoudsopgave De volledige set HTML-onderwerpen wordt in één inhoudsopgave weergegeven, dus u hoeft niet langer verschillende publicaties te doorzoeken om het gewenste onderwerp te vinden. In plaats daarvan doorloopt u de gecombineerde inhoudsopgave totdat u het gewenste type informatie hebt gevonden. Als u inzicht wilt krijgen in een concept, begint u bij Concepts/Concepten. Als u een taak wilt uitvoeren, begint u bij Tasks/Taken. Als u de syntaxis van een opdracht wilt bekijken of Help wilt oproepen bij een foutbericht, begint u bij Reference/Naslagmateriaal. Als u snel wilt beginnen met het ontwikkelen van toepassingen, kunt u wat voorbeeldcode bekijken onder Samples/Voorbeelden. Als u de gecombineerde inhoudsopgave uitgebreid en gecomprimeerd wilt kunnen weergeven, moet u een van de volgende browsers gebruiken: v Netscape 6.1 of hoger v Microsoft® Internet Explorer 5.0 of hoger Koppelen De mogelijkheid om verschillende onderwerpen te koppelen is enorm verbeterd. Onder aan bijna elk onderwerp vindt u links, die zijn ingedeeld op basis van het type informatie waarnaar de link verwijst. Onderwerpen kunnen verwijzen naar andere onderwerpen, naar Help bij tools of naar externe websites, waar u de informatie kunt vinden die u nodig hebt om uw taken te voltooien. Hoofdindex
Hoofdstuk 6. Verbetering van de gebruiksvriendelijkheid
45
Er is een hoofdindex in HTML-indeling beschikbaar als alternatieve manier om toegang tot onderwerpen te krijgen.
Afzonderlijk geïnstalleerde documentatie De installatie van DB2’s productdocumentatie vindt nu onafhankelijk van het product zelf plaats. U kunt alle documentatie of een gedeelte daarvan installeren. De HTML-CD beschikt over een eigen installatieprogramma, zodat u kunt kiezen of u de afzonderlijke HTML-documentatie wilt installeren tijdens de installatie van DB2, of op later tijdstip na de installatie van DB2®. Een van de voordelen van een afzonderlijke installatie is dat u nu de documentatie en het Informatiecentrum kunt installeren op een systeem waarop DB2 niet is geïnstalleerd. U kunt deze bijvoorbeeld installeren op de interne webserver van uw bedrijf in plaats van op de indivuele computers van gebruikers, zodat u ruimte bespaart op deze computers en ervoor zorgt dat iedereen toegang heeft tot actuele informatie.
Regelmatig bijgewerkte DB2-documentatie De HTML-versie van de DB2®-informatiebibliotheek wordt nu bijgewerkt bij elk DB2 FixPak. U kunt uw documentatie bijwerken tot de meest recente versie, ongeacht wat het niveau van uw programma is. Alleen documentatie die geïnstalleerd is met behulp van het installatieprogramma voor de documentatie op de HTML-CD kan worden bijgewerkt met behulp van de documentatie-FixPak. Met de documentatie-FixPak wordt HTML die rechtstreeks van de HTML-CD is gekopieerd, niet bijgewerkt. Als u DB2-tools zoals het DB2 Besturingscentrum installleert, wordt de Help voor deze tools tegelijkertijd geïnstalleerd. Als er updates van de Help bij deze tools beschikbaar zijn, worden deze toegepast wanneer u een nieuw DB2 FixPak installeert. Als u de HTML-documentatie bij DB2 installeert, kunt u beschikbare bijgewerkte onderwerpen uit het DB2 Informatiecentrum installeren door Information Center → Update Local Documentation te kiezen uit het menu. Als u uw informatie bijwerkt, wordt de Engelse documentatie evenals de documentatie in andere talen op uw computer ook bijgewerkt. De informatie in alle talen wordt bijgehouden op hetzelfde niveau.
46
Nieuwe functies in deze release
In de navigatiestructuur van het Informatiecentrum is een onderwerp beschikbaar waarin alle nieuwe en bijgewerkte documentatie voor een FixPak wordt vermeld. PDF-versies van de documentatie worden bijgewerkt bij elke puntrelease van DB2. Ze zijn beschikbaar op de site voor DB2-ondersteuning (http://www.ibm.com/software/data/db2/udb/winos2unix/support). Een subset van deze informatie wordt vernieuwd met geselecteerde FixPaks. De PDF-versie van de Opmerkingen bij deze release bevat een overzicht van alle updates sinds de laatste puntrelease.
Verbeterde functie voor het doorzoeken van documentatie Online HTML-documentatie bij DB2® kan nu heel eenvoudig en moeiteloos worden doorzocht. U hebt alleen een Java-browser nodig waarvoor de Java™-ondersteuning is ingeschakeld. U moet beschikken over Netscape 6.1 of hoger, of Microsoft® Internet Explorer 5.0 of hoger, als u de zoekfunctie voor HTML-bestanden wilt gebruiken. Er worden zoekindexen voor alle ondersteunde talen meegeleverd met DB2, zodat u niet hoeft te wachten totdat de indexen zijn gemaakt voordat u een zoekopdracht kunt uitvoeren.
Ondersteuning voor installatie van meerdere talen op Windows-platforms DB2® ondersteunt nu de installatie van meerdere talen in één installatie van DB2 op Windows®-platforms. Wanneer u DB2 installeert in een andere taal dan Engels, moet u zich realiseren dat de Engelse documentatie en Help-informatie ook automatisch geïnstalleerd worden. Als u de standaardtaal van het systeem verandert, verandert ook de taal waarin DB2 wordt afgebeeld, als deze taal tenminste is geselecteerd tijdens de installatie van DB2. Anders wordt DB2 in het Engels weergegeven. Voor deze uitbreiding is het Multilingual User Interface (MUI) Pack voor Windows niet vereist.
Hoofdstuk 6. Verbetering van de gebruiksvriendelijkheid
47
48
Nieuwe functies in deze release
Hoofdstuk 7. Service-uitbreidingen Opdracht INSPECT voor controleren van integriteit van databasearchitectuur De opdracht INSPECT is een nieuwe opdracht in de release van DB2® Versie 8. Met INSPECT kunt u tabelruimten en tabellen controleren op architecturale integriteit terwijl uw database online blijft. Verwante items: v “db2Inspect - Inspect database” in de publicatie Administrative API Reference v “INSPECT Command” in de publicatie Command Reference
Uitbreidingen van DB2 Traceerfunctie Dankzij een uitbreiding van de traceerfunctie van DB2® wordt een betere efficiency geboden. In veel gevallen wordt de degratie van het programma in belangrijke mate tegengegaan. Bovendien is de omvang van de traceerbuffer nu groter, zodat er gemakkelijker informatie kan worden verzameld. Verwante items: v “db2trc - Trace Command” in de publicatie Command Reference
© Copyright IBM Corp. 1997, 2002. Alle rechten voorbehouden
49
50
Nieuwe functies in deze release
Hoofdstuk 8. Uitbreiding van de replicatiefuncties Replicatiecentrum Het DB2® Replicatiecentrum is een nieuw hulpprogramma bij de gebruikersinterface waarmee u uw replicatieomgeving kunt instellen en beheren. Het Replicatiecentrum ondersteunt het beheer voor DB2-naar-DB2-replicatie en het beheer voor replicatie tussen relationele DB2en niet-DB2-databases. Het DB2 Replicatiecentrum maakt deel uit van de reeks hulpprogramma’s bij het DB2 Besturingscentrum. Het Replicatiecentrum omvat alle replicatiefuncties die eerder beschikbaar waren in het DB2 Besturingscentrum en het DB2-hulpprogramma DJRA (DataJoiner® Replication Administration). U kunt met het Replicatiecentrum het volgende doen: v Standaardwaarden definiëren in profielen voor het maken van stuurtabellen, bronobjecten en doelobjecten. v Replicatiestuurtabellen maken. v Replicatiebronnen registreren. v Subscription-sets maken en onderdelen toevoegen aan subscription-sets. v Werken met het programma Capture. v Werken met het programma Apply. v Het replicatieproces bewaken. U kunt met het Replicatiecentrum ook een groot aantal andere taken voor replicatiebeheer uitvoeren. Het Replicatiecentrum bevat een startprogramma waarmee u de basisfuncties voor het instellen van een replicatieomgeving in DB2 kunt uitvoeren. Het startprogramma biedt ook een grafische weergave van de manier waarop de verschillende stappen verband met elkaar houden. U kunt het Versie 8 van het Besturingscentrum van DB2 niet gebruiken om een replicatieomgeving te beheren. Gebruik hiervoor het Replicatiecentrum. Het DB2-hulpprogramma DJRA (DataJoiner Replication Administration) is niet meer beschikbaar in DB2 Versie 8. Verwante begrippen: v “Using the DB2 Replication Center” in de publicatie Replication Guide and Reference
© Copyright IBM Corp. 1997, 2002. Alle rechten voorbehouden
51
Verwante taken: v “Getting started with the Replication Center: Replication Center help” in de publicatie Help: Replicatiecentrum
Nieuwe structuur van replicatiestuurtabellen DB2® slaat alle definiërende en operationele informatie voor replicatie op in de replicatiestuurtabellen. Er zijn in Versie 8 belangrijke wijzigingen aangebracht in de structuur van de stuurtabellen om nieuwe functies te ondersteunen en de gebruiksvriendelijkheid te verbeteren. Er zijn nieuwe tabellen toegevoegd, sommige bestaande tabellen zijn gewijzigd en een paar tabellen zijn niet meer in gebruik. De stuurtabellen die worden gebruikt voor replicatie bieden nu ondersteuning voor tabelnamen van 128 tekens en kolomnamen van 30 tekens voor databases die lange namen ondersteunen. De volgende nieuwe tabellen zijn toegevoegd: v IBMSNAP_APPENQ zorgt dat er slechts één Apply-programma actief is voor één Apply-kwalificatie. v IBMSNAP_CAPENQ zorgt dat er slechts één Capture-programma actief is voor één Capture-schema. v IBMSNAP_CAPMON bevat operationele statistieken voor het bewaken van de voortgang van het programma Capture. v IBMSNAP_CAPSCHEMAS bevat de namen van alle Capture-schema’s. v IBMSNAP_PRUNE_SET coördineert het opschonen van CD-tabellen. v IBMSNAP_RESTART stelt het programma Capture in staat om het vastleggen van gegevens te hervatten vanaf het juiste punt in het logboek of journaal. v IBMSNAP_SIGNAL bevat signalen die worden gebruikt voor het besturen van het programma Capture. De volgende nieuwe tabellen zijn toegevoegd voor de Replication Alert Monitor: v IBMSNAP_ALERTS bevat een historie van alle waarschuwingen die zijn gegeven door de Replication Alert Monitor. v IBMSNAP_CONDITIONS bevat alert-situaties voor elke bewaakte server. v IBMSNAP_CONTACTGRP wijst contactpersonen toe aan groepen. v IBMSNAP_CONTACTS bevat namen en adressen van contactpersonen. v IBMSNAP_GROUPS bevat groepen contactpersonen. v IBMSNAP_MONENQ zorgt dat er slechts één Monitor-proces actief is voor één Monitor-kwalificatie.
52
Nieuwe functies in deze release
v IBMSNAP_MONSERVERS bevat de meest recente tijd dat de Replication Alert Monitor een Capture- of Apply-besturingsserver heeft bewaakt. v IBMSNAP_MONTRACE traceert de activiteiten van de Replication Alert Monitor. v IBMSNAP_MONTRAIL bevat een historie van de Monitor-activiteiten voor elke Monitor-cyclus. Het merendeel van de reeds bestaande replicatiestuurtabellen is bijgewerkt ter ondersteuning van wijzigingen voor de replicatiearchitectuur van Versie 8. De volgende tabellen uit vorige versies van DB2-replicatie kunnen niet meer worden gebruikt: v IBMSNAP_CRITSEC wordt vervangen door IBMSNAP_SIGNAL. v IBMSNAP_WARMSTART wordt vervangen door IBMSNAP_RESTART. Het hulpprogramma voor migratie (ASNMIG8) zorgt ervoor dat gegevens van stuurtabellen in de bestaande DB2-replicatieomgeving worden gemigreerd naar de replicatieomgeving van Versie 8. DB2-replicatie biedt geen ondersteuning voor de nieuwe stuurtabellen voor z/VM, VSE of Microsoft® Jet-systemen. U kunt het DB2 Besturingscentrum of het hulpprogramma DJRA gebruiken voor het beheer van de stuurtabellen uit Versie 7 voor z/VM, VSE en Microsoft Jet. Verwante items: v “List of tables used at the Apply control server” in de publicatie Replication Guide and Reference v “List of tables used at the Capture control server” in de publicatie Replication Guide and Reference v “Tables at a glance” in de publicatie Replication Guide and Reference v “List of tables used at the Monitor control server” in de publicatie Replication Guide and Reference
Uitbreiding van het programma Capture U kunt de programma’s Capture en Apply in elke gewenste volgorde starten. De nieuwe replicatiestuurtabellen zorgen ervoor dat de programma’s Capture en Apply op doeltreffende wijze met elkaar en met de Replication Alert Monitor communiceren. De standaardwerkstand voor het starten van het programma Capture is gewijzigd. Met deze nieuwe standaardwerkstand voor starten voert het programma Capture een koude start uit wanneer u het programma voor de Hoofdstuk 8. Uitbreiding van de replicatiefuncties
53
eerste keer start. Wanneer u het programma daarna opnieuw start, wordt er alleen een warme start uitgevoerd en wordt niet automatisch overgeschakeld naar een koude start. In eerdere releases kon het programma Capture ofwel gegevens vastleggen of opschonen, maar deze beide taken konden niet tegelijkertijd worden uitgevoerd. In Versie 8 kunnen beide taken wel tegelijk worden uitgevoerd. Er wordt een aparte opschoon-thread geïnitialiseerd bij het starten van het programma Capture en deze blijft actief zolang het programma Capture actief is. Opmerking: Deze verbeteringen kwamen reeds voor in eerdere versies van DB2® DataPropagator™ voor AS/400. Gewone opschoning en opschoning op basis van een bewaartermijn worden uitgevoerd door afzonderlijke threads, zodat de wens om de gegevensopslag zo beperkt mogelijk te houden niet ten koste gaat van de doorvoercapaciteit. Bij het starten van het programma Capture kunt u operationele parameters opgeven. Als het programma Capture al actief is, kunt u de operationele parameters dynamisch wijzigen. Het programma Capture wordt bestuurd door signalen die door u of het programma Apply worden opgeslagen in de Signal-tabel (IBMSNAP_SIGNAL). De signaaltabel biedt een manier om te communiceren met het programma Capture via logboekrecords. Niet alleen zorgt de signaaltabel ervoor dat het programma Apply aan het programma Capture doorgeeft wanneer het moet beginnen met het vastleggen van gegevens, maar het biedt ook mogelijkheden voor de nauwkeurige beëindiging van het lezen van logboekrecords en voor gebruikersgedefinieerde signalen door middel van logboekrecords. Het programma Capture gebruikt deze signalen om te bepalen wanneer het vastleggen van wijzigingen voor een bepaalde tabel moet worden gestart of beëindigd, en of het ’update-anywhere’-replicatie moet uitvoeren. Het kan ook het logboekvolgnummer verstrekken, zodat er een nauwkeurig eindpunt voor Apply-events kan worden ingesteld. Wanneer u een tabel voor replicatie registreert, kunt u de ’row-capture’-regel voor dat object opgeven. Voor elke geregistreerde tabel kunt u opgeven of het programma Capture wijzigingen moet vastleggen voor een rij wanneer een willekeurige kolom van de tabel wordt gewijzigd of alleen wanneer een geregistreerde kolom wordt gewijzigd. Als u bijvoorbeeld een tabel met honderd kolommen wilt registreren voor replicatie, maar u wilt alleen wijzigingen vastleggen voor twee van de kolommen en alleen wanneer deze twee kolommen worden bijgewerkt, dan geeft u de ’row-capture’-regel op bij het registreren van deze twee tabellen. In vorige versies van DB2 kon u de ’row-capture’-regel niet voor elke registratie opgeven. U moest de
54
Nieuwe functies in deze release
’row-capture’-regel opgeven bij het starten van het programma Capture. Daarom werd de ’row-capture’-regel toegepast op alle geregistreerde tabellen, zelfs wanneer u de extra verwerking alleen wilde uitvoeren op een kleine subset tabellen. De opstartparameter is niet beschikbaar in Versie 8. U kunt kolommen toevoegen aan een replicatiebron zonder dat u het programma Capture hoeft te stoppen of starten of opnieuw hoeft te initialiseren. De extra kolomwaarden worden niet toegevoegd aan de CD-tabel (change data). Op UNIX-, Windows- en z/OS™-systemen kunt u ook de CD-tabel wijzigen terwijl het programma Capture actief is. Bij ’update-anywhere’-replicatie wordt een wijziging die is aangebracht in een replicatabel vastgelegd en gerepliceerd naar alle andere tabellen. In geval van een meerlagig scenario of als u replicatabellen hebt die logische partities van de brontabel zijn, wilt u misschien niet dat wijzigingen van de ene replicatabel worden doorgegeven aan alle andere tabellen. In Versie 8 kunt u opgeven dat u wijzigingen opnieuw wilt vastleggen en doorgeven aan andere replica’s, of dat het programma Capture wijzigingen die al vastgelegd zijn door een andere replicatabel moet negeren. In Versie 7 kon u slechts één Windows®-service definiëren voor het werken met al uw Capture- en Apply-programma’s. In Versie 8 kunt u aparte services definiëren voor elk Capture- en Apply-programma en voor de Replication Alert Monitor. Ook kunt u deze afzonderlijk starten en stoppen. Verwante taken: v “Operating the Capture program” in de publicatie Replication Guide and Reference
Meerdere Capture-programma’s U kunt verschillende sessies van het programma Capture uitvoeren op een bepaalde server door het maken van meerdere sets van Capture-stuurtabellen. Alle relevante Capture-stuurtabellen hebben een uniek tabelschema, dat het Capture-schema wordt genoemd. Het standaard Capture-schema is ASN. U kunt alle Capture-programma’s starten met verschillende operationele parameters en elk programma wordt onafhankelijk van het andere uitgevoerd. Mogelijk wilt u meerdere Capture-programma’s op een bepaalde server gebruiken om de volgende redenen: v Ter ondersteuning van meerdere relationele niet-DB2-bronnen op één federatieve server. v Voor z/OS™-besturingssystemen, ter ondersteuning van een combinatie van ASCII-, EBCDIC- en UNICODE-brontabellen.
Hoofdstuk 8. Uitbreiding van de replicatiefuncties
55
v Om een hogere doorvoer en een kortere wachttijd te realiseren. Verwante taken: v “Operating the Capture program” in de publicatie Replication Guide and Reference
Het programma Apply en andere uitbreidingen In Versie 8 zijn Join-instructies tussen replicatiestuurtabellen in bepaalde gevallen verwijderd, wat tot een verbetering van de performance heeft geleid. Bijvoorbeeld: v Gebruikerstabellen kunnen worden gevuld zonder een Join-instructie in de opdracht FETCH. v De kolom IBMSNAP_UOWID wordt vervangen door IBMSNAP_COMMITSEQ in CD-tabellen (change data). De kolom IBMSNAP_COMMITSEQ biedt het programma Apply de mogelijkheid om bepaalde typen doeltabellen te verwerken zonder dat de CD-tabel hoeft te worden samengevoegd met de UOW-tabel. v CD-tabellen die niet betrokken zijn bij replicascenario’s met detectering van conflicten, kunnen worden opgeschoond zonder Join. Als er een Join vereist is tussen de CD-tabel en de UOW-tabel, wordt de Join aangebracht met behulp van de kolom IBMSNAP_COMMITSEQ. U kunt opgeven of het programma Apply wijzigingen per transactie moet vastleggen, in ’commit-sequence’-volgorde voor alle onderdelen van de subscription-set tegelijk, en u kunt opgeven hoeveel transacties het programma Apply moet verwerken voordat de wijzigingen definitief worden vastgelegd. Deze functie is handig in een data warehouse-scenario of als er voorwaarden voor referentiële integriteit van toepassing zijn op de doeltabel. In Versie 7 kon u slechts één service definiëren voor het werken met al uw Capture- en Apply-programma’s. In Versie 8 kunt u aparte services definiëren voor elk Capture- en Apply-programma en voor de Replication Alert Monitor. Ook kunt u deze afzonderlijk starten en stoppen. In Versie 7 bevatte het wachtwoordbestand dat werd gebruikt door het programma Apply en de Replication Analyzer, gewone tekst en geen versleutelde informatie. In Versie 8 zijn de wachtwoorden in het wachtwoordbestand versleuteld en worden er geen wachtwoorden opgeslagen in gewone tekst. Er is een nieuwe opdracht (asnpwd) voor het maken en onderhouden van het wachtwoordbestand. Verwante taken:
56
Nieuwe functies in deze release
v “Operating the Apply program” in de publicatie Replication Guide and Reference
Replicatiebewaking U kunt de replicatieomgeving van Versie 8 op de volgende manieren bewaken: Bewaking instellen zodat u wordt gewaarschuwd wanneer er iets gebeurt De Replication Alert Monitor bewaakt de Capture- en Apply-programma’s voor u op basis van de criteria die u opgeeft bij het instellen van de monitor. In het Replicatiecentrum definieert u alert-situaties voor criteria die u wilt bewaken. Verder geeft u personen op met wie automatisch contact moet worden opgenomen in geval van een dergelijke situatie. Het kan bijvoorbeeld zijn dat u een drempel wilt instellen voor de hoeveelheid geheugen die wordt gebruikt door het programma Capture. Als het geheugengebruik de ingestelde waarde overschrijdt, wordt er door de Replication Alert Monitor een waarschuwing gestuurd aan de door u opgegeven contactpersoon. Wellicht wilt u voor het programma Apply een alert-situatie definiëren, zodat er een waarschuwing wordt gestuurd wanneer een transactie in een ’update-anywhere’-configuratie niet wordt geaccepteerd. U kunt ook opgeven dat u wilt worden gewaarschuwd wanneer er een fout optreedt. U kunt de Replication Alert Monitor starten met het Replicatiecentrum of de opdracht asnmon. U kunt een Monitor-kwalificatie gebruiken om meer dan een sessie van het Monitor-programma te starten. Door het starten van meerdere Monitor-programma’s hebt u de mogelijkheid om de werkbelasting te verdelen over deze programma’s, of een vaste bewakingsfunctie toe te wijzen aan cruciale toepassingen. Query uitvoeren op huidige replicatieprocessen en statistieken U kunt een steekproef uitvoeren om te zien wat de status van de replicatieprogramma’s is: v U kunt een query uitvoeren op de status van elke thread van de Capture- en Apply-programma’s. Dit type bewaking kan bijvoorbeeld worden gebruikt om te bepalen of het programma Capture gegevens vastlegt of inactief is. Status is beschikbaar in het Replicatiecentrum voor elke Capture- of Apply-besturingsserver, of door middel van de opdrachten asnccmd en asnacmd. v U kunt de statistische gegevens die zijn opgeslagen in bepaalde replicatiestuurtabellen afbeelden. Met het Replicatiecentrum kunt u statistieken afbeelden waarmee u problemen kunt oplossen voor
Hoofdstuk 8. Uitbreiding van de replicatiefuncties
57
Capture-schema’s of Apply-kwalificaties. U kunt de query vernieuwen om de statistische gegevens op het scherm bij te werken. Trends en historische gegevens in replicatiestatistieken analyseren U kunt met het Replicatiecentrum een query uitvoeren op historische gegevens om te evalueren hoe uw replicatieomgeving gedurende een bepaald tijdsinterval heeft gefunctioneerd. U kunt rapporten genereren en vervolgens de volgende informatie analyseren: v Berichten: Welke fout- en statusberichten zijn er verzonden door de Capture- en Apply-programma’s? v Capture-doorvoer: Hoeveel rijen zijn er in een bepaalde tijdsperiode gemiddeld verwerkt in de CD-tabel? v Wachttijd Capture-programma: Hoe recent heeft het Capture-programma gegevens vastgelegd in de CD-tabel? v Doorvoer Apply-programma: Hoeveel rijen zijn er in een bepaalde tijdsperiode gemiddeld verwerkt in de CD-tabel? v Totale wachttijd: Hoeveel tijd is er gemiddeld verstreken tussen de tijd dat het programma Capture de wijzigingen heeft gelezen uit het DB2®-logboek en het programma Apply de wijzigingen heeft gerepliceerd naar de doeltabellen? Verwante taken: v “Monitoring replication” in de publicatie Replication Guide and Reference v “Replication Alert Monitor : Replication Center help” in de publicatie Help: Replicatiecentrum
Uitbreiding van DB2 Data Links Manager-replicatie Als er een DATALINK-waarde is die wijst naar een extern bestand, kunt u consistente versies van dat bestand ophalen als de kolom is gedefinieerd met de waarde RECOVERY YES. In eerdere releases repliceerde DB2® de laatste versie van het bestand en was er geen garantie dat het bestand dat werd gerepliceerd consistent was met de gerepliceerde waarden van de databasegegevens. U kunt hetzelfde doelbestand onderhouden bij meerdere wijzigingen in de brondatabase. Met de besturingssystemen AIX®, Windows® en Solaris kunt u een verbinding tot stand brengen met de DB2 Data Links Manager-replicatiedaemon (DLFM_ASNCOPYD), die deel uitmaakt van DB2 Data Links Manager, om gekoppelde bestanden voor replicatie op te halen en op te slaan. U hoeft geen aparte ASNDLCOPYD-daemon te starten en te onderhouden, zoals het geval
58
Nieuwe functies in deze release
was in eerdere releases. Onder OS/400 moet u nog steeds een aparte ASNDLCOPYD-daemon starten en onderhouden. Verwante begrippen: v “Uitbreidingen van DB2 Data Links Manager” op pagina 86
Hoofdstuk 8. Uitbreiding van de replicatiefuncties
59
60
Nieuwe functies in deze release
Hoofdstuk 9. Uitbreiding van Data Warehouse-centrum en Warehouse Manager Warehouse-server (AIX) In Versie 8 zijn de mogelijkheden van DB2® Warehouse Manager uitgebreid met ondersteuning voor de warehouse-server en de bijbehorende programma’s voor logboeken, initialisatie, externe triggers en e-mailberichten op AIX. Dankzij deze ondersteuning is de warehouse-server niet meer afhankelijk van Windows®.
Warehouse-agent (Linux) In Versie 8 zijn de mogelijkheden van DB2® Warehouse Manager uitgebreid met ondersteuning voor de warehouse-agent, programma’s en transformators voor Linux (voor 32-bits Intel-processors). Er wordt ondersteuning geboden voor Linux-versies van de volgende niveaus: kernel 2.4.7, glibc 2.2.4.
Uitbreidingen van clean transformer De clean transformer is herschreven in Versie 8. Er zijn verbeteringen aangebracht om te zorgen voor een hogere performance en meer functionaliteit van dit opschoonprogramma. De volgende opschoonregels zijn beschikbaar: v Meenemen (carry over) v Zoeken en vervangen v Onderverdelen in typen bereik v Uitsnijden v Omzetten in hoofd-/kleine letters v Ongeldige waarden coderen De volgende nieuwe uitbreidingen zijn beschikbaar: v Betere ondersteuning van nullwaarden v v v v v
Meer ondersteunde gegevenstypen Alle, eerste en laatste overeenkomsten genereren Fout bij meerdere of geen overeenkomsten Differentiator en sorteerkolommen voor regels Gebruik van automatische overzichtstabellen
© Copyright IBM Corp. 1997, 2002. Alle rechten voorbehouden
61
Hoewel de in Versie 7.2 beschikbare clean transformer aanwezig blijft in het Data Warehouse-centrum ontraden wij het gebruik daarvan. Een aantal van de nieuwe functies en verbeteringen van de performance zijn niet beschikbaar voor de platforms zSeries™ en iSeries™. Verwante begrippen: v “Clean Data transformer” in de publicatie Data Warehouse Center Administration Guide Verwante taken: v “Cleaning data : Data Warehouse Center help” in de Help: Data Warehouse Center
Uitbreidingen van XML-ondersteuning CWM (Common Warehouse Metamodel) CWM (Common Warehouse Metamodel) is een op modellen gebaseerde architectuur met functies die effectief zijn in en kunnen worden toegewezen aan een uitgebreide reeks representatieve warehouseconfiguraties. CWM 1.0 is gepubliceerd in februari 2001 en is overgenomen als OMG-standaard. Metagegevens die in deze indeling worden geëxporteerd of geïmporteerd kunnen worden uitgewisseld met andere programma’s voor warehousing, die de met de CWM-standaard overeenkomende metagegevens interpreteren. U kunt het hulpprogramma CWM nu gebruiken om CWM-objecten te importeren in of te exporteren uit een XML-bestand en deze objecten te converteren naar Data Warehouse-centrum-objecten. Verwante taken: v “Importing MQSeries messages and XML metadata” in de publicatie Data Warehouse Center Administration Guide v “Exporting a tag language file: Data Warehouse Center help” in de Help: Data Warehouse Center v “Importing objects : Information Catalog Center help” in de Help: Data Warehouse Center Verwante items: v “Metadata mappings between the Data Warehouse Center and CWM XML objects and properties” in de publicatie Data Warehouse Center Administration Guide
62
Nieuwe functies in deze release
Uitbreidingen voor toewijzing van kolommen in Data Warehouse-centrum De functie voor toewijzing van kolommen in het Data Warehouse-centrum biedt u nog meer controle over de manier waarop kolommen van bron naar doel en andersom worden toegewezen. In deze release zijn de volgende uitbreidingen beschikbaar: v De vensters voor de bronkolommen en de doelkolommen kunnen apart of gezamenlijk worden doorgebladerd. v U kunt alle kolommen toewijzen per kolomnaam en gegevenstype, alleen per kolomnaam of per positie. v U kunt alle kolomtoewijzingen tegelijkertijd verwijderen. v U kunt nu de namen en typen van nieuwe doelkolommen wijzigen in de pagina voor kolomtoewijzing. v U kunt zoeken naar een kolom in de lijsten met bron- of doelkolommen met behulp van de functie Find Columns. Verwante begrippen: v “Column mapping” in de publicatie Data Warehouse Center Administration Guide Verwante taken: v “Creating a column mapping: Data Warehouse Center help” in de Help: Data Warehouse Center
Gefaseerde processen van Data Warehouse-centrum In DB2® Versie 7.2 had u de beschikking over taakstroomfuncties om een stap uit te voeren die gebaseerd was op het slagen, mislukken of voltooien van een andere stap. In DB2 Versie 8 kunt u een stap initiëren die gebaseerd is op het slagen, mislukken of voltooien van meerdere stappen door het definiëren en activeren van een tijdschema en taakstroom voor de processen waarvan de stappen deel uitmaken. Behalve dat u meer controle hebt over de manier waarop stappen worden uitgevoerd, kunt u ook de voortgang van gefaseerde processen bewaken in het venster Work In Progress. Verwante begrippen: v “Process task flow” in de publicatie Data Warehouse Center Administration Guide Verwante taken: v “Creating a cascade relationship based on success or failure of a publication : Data Warehouse Center help” in de Help: Data Warehouse Center
Hoofdstuk 9. Uitbreiding van Data Warehouse-centrum en Warehouse Manager
63
v “ Creating cascade relationships : Data Warehouse Center help” in de Help: Data Warehouse Center
Ondersteuning voor het wachten op meerdere stappen In Versie 8 kunt u via de gebruikersinterface opgeven dat er moet worden gewacht totdat meerdere andere stappen zijn voltooid voordat de hiervan afhankelijke stap wordt uitgevoerd. Het wachten op meerdere stappen kan worden opgegeven in een boomstructuur voor een gefaseerd proces. De gebruiker kan opgeven dat het gefaseerde proces pas wordt uitgevoerd nadat een ander proces is uitgevoerd, mislukt of voltooid. Verwante begrippen: v “Process task flow” in de publicatie Data Warehouse Center Administration Guide
De stap SQL Select en Update Met deze nieuwe stap kunt u een doeltabel in een data warehouse bijwerken zonder dat u de gehele tabel hoeft te vervangen of extra code hoeft te schrijven. Met de stap SQL Select and Update kunnen de rijen worden bijgewerkt in de doeltabel op basis van de toewijzing van de sleutelkolom. De instructie UPDATE wordt automatisch gegenereerd. Na het genereren van de instructie UPDATE kan deze vóór de verwerking worden gewijzigd, en de update kan meteen worden aangebracht of op verzoek worden uitgevoerd. Verwante begrippen: v “SQL steps” in de publicatie Data Warehouse Center Administration Guide Verwante taken: v “Defining an SQL step” in de publicatie Data Warehouse Center Administration Guide v “Defining an SQL step: Data Warehouse Center help” in de Help: Data Warehouse Center
Uitbreidingen van Information Catalog Manager In de zakenwereld van tegenwoordig is de toegang tot belangrijke bedrijfsinformatie van cruciaal belang. Het verzamelen van relevante informatie is vaak een tijdrovend proces, en brengt het zoeken naar gegevens op verschillende locaties met zich mee. In Versie 8 is de Information Catalog Manager uitgebreid met een nieuwe gebruikersinterface, het Information Catalog Center. Hiermee kunnen de metagegevens van een bedrijf beheerd
64
Nieuwe functies in deze release
worden. Het Information Catalog Center stroomlijnt het zoeken naar zakelijke en technische metagegevens doordat het de mogelijkheid biedt om metagegevensobjecten te ordenen, te doorlopen en te doorzoeken. De Information Catalog Manager bevat nog steeds een webinterface voor eindgebruikers maar deze interface, het Information Catalog Center voor het web, is een Websphere-toepassing die ondersteuning biedt voor de nieuwe Information Catalog Manager. De Information Catalog Manager bevat een Java™-API die door toepassingen van andere leveranciers kan worden gebruikt om metagegevens in de informatiecatalogus te wijzigen. Het Information Catalog Center kan rechtstreeks vanuit Windows® en UNIX of vanuit een van de andere DB2®-onderdelen worden opgeroepen. Het Information Catalog Center implementeert beveiliging op objectniveau, zodat metagegevensobjecten alleen kunnen worden bekeken door gemachtigde gebruikers. Verder biedt het beheerders niet alleen de mogelijkheid om objecttypen te maken, maar ook relatietypen, zodat u metagegevens beter kunt ordenen ten behoeve van eindgebruikers. De hulpprogramma’s van de Information Catalog Manager zijn opgenomen in de DB2 Beheerclient. DB2 Warehouse Manager bevat deze hulpprogramma’s ook en biedt daarnaast de mogelijkheid om een nieuwe informatiecatalogus te initialiseren. Extra uitbreidingen voor beheerders en gebruikers van de informatiecatalogus omvatten een verbeterde zoekfunctie, extra gegevenstypen voor eigenschappen, voorwaarden voor toegestane waarden van eigenschappen en uitbreidingen voor het aanpassen van de gebruikersinterface. Verwante begrippen: v “Information Catalog Center” in de publicatie Information Catalog Center Administration Guide Verwante taken: v “Getting started with the Information Catalog Center” in de publicatie Information Catalog Center Administration Guide
Hoofdstuk 9. Uitbreiding van Data Warehouse-centrum en Warehouse Manager
65
66
Nieuwe functies in deze release
Hoofdstuk 10. Uitbreiding van de functies voor toepassingsontwikkeling Uitbreiding van routines (opgeslagen procedures, gebruikersgedefinieerde functies en methoden) De term routine wordt gebruikt voor opgeslagen procedures, UDF’s en methoden. Dit is in overeenstemming met het feit dat vanaf DB2 Versie 8, de typen parameters, toewijzingen van gegevenstypen en syteemcatalogi voor alle drie typen routines gelijk zijn. Hier volgen de belangrijkste uitbreidingen voor routines: Catalogusviews De catalogusviews voor functies, methoden en opgeslagen procedures zijn samengevoegd. v SYSCAT.ROUTINES beschrijft alle routines die zijn gedefinieerd in de database. v SYSCAT.ROUTINEPARMS beschrijft de parameters voor deze routines (functies en methoden), evenals hun retourinformatie. De eerdere catalogusviews worden nog steeds ondersteund, zodat bestaande toepassingen die afhankelijk zijn van deze views kunnen worden uitgevoerd. Nieuwe machtiging voor het oproepen van routines De machtiging voor de routine EXECUTE is gedefinieerd om expliciet te bepalen wie routines kan oproepen (opgeslagen procedures, UDF’s en methoden). Wanneer de routine wordt gebruikt in een SQL-instructie, moet degene die de routine definieert, beschikken over de machtiging EXECUTE voor alle pakketten die door de routine worden gebruikt. Nieuwe machtigingen voor het registreren van externe routines Er zijn nieuwe machtigingen gedefinieerd om te bepalen wie externe routines kan registreren (opgeslagen procedures, UDF’s en methoden). Voor het registreren van externe routines is de machtiging CREATE_EXTERNAL_ROUTINE vereist. FENCED THREADSAFE-routines kunnen worden uitgevoerd als threads binnen een gemeenschappelijk proces. Alle routines kunnen het geheugen lezen dat wordt gebruikt door andere routinethreads in hetzelfde proces. Het is daarom mogelijk dat de ene threaded routine gevoelige gegevens ophaalt uit andere routines in het threaded proces. Een © Copyright IBM Corp. 1997, 2002. Alle rechten voorbehouden
67
ander risico dat samenhangt met het gemeenschappelijk gebruik van één proces is dat één routinethread met onjuist geheugenbeheer andere routinethreads kan beschadigen, of ervoor kan zorgen dat het gehele threaded proces vastloopt. Wanneer u de machtiging CREATE_EXTERNAL_ROUTINE verleent, houd er dan rekening mee dat de gemachtigde het geheugen van andere FENCED THREADSAFE-routines kan bewaken of beschadigen. Zie ″Threading van Java UDF’s en opgeslagen procedures″ voor meer informatie. Voor het registreren van NOT FENCED-routines is de machtiging CREATE_NOT_FENCED_ROUTINE vereist. NOT FENCED-routines worden in hetzelfde proces uitgevoerd als de database manager. Als gevolg daarvan kunnen er fouten optreden in het gemeenschappelijk geheugen van de database manager of kan de besturingsstructuur van de database worden beschadigd. Beide vormen van beschadiging kunnen zorgen voor het vastlopen van de database manager. NOT FENCED-routines kunnen tevens fouten veroorzaken in een database en de bijbehorende tabellen. Wanneer u de machtiging CREATE_NOT_FENCED_ROUTINE verleent, wees er dan op bedacht dat de gemachtigde onbeperkte toegang heeft tot de database manager en alle bijbehorende resources. Als u beschikt over de machtiging CREATE_NOT_FENCED_ROUTINE, beschikt u ook over de machtiging CREATE_EXTERNAL_ROUTINE. ALTER-instructie voor externe routines Elk type routine beschikt nu over een ALTER-instructie die kan worden gebruikt voor het wijzigen van de EXTERNAL NAME van de routine om te verwijzen naar een nieuwe routinestructuur. In plaats van het verwijderen en opnieuw registreren van een opgeslagen Java-procedure wanneer u de bijbehorende Java-methode moet bijwerken, kunt u de instructie ALTER PROCEDURE gebruiken om ervoor te zorgen dat de routine een nieuwe Java-methode gebruikt in plaats van de oude methode. Uitbreidingen van NOT FENCED-routines v NOT FENCED-routines ondersteunen de functies voor nesten en recursie. Er zijn geen beperkingen voor wat betreft de typen routines die kunnen worden genest. Met FENCED-routines kunnen bijvoorbeeld NOT FENCED-routines worden opgeroepen en vice-versa. v Opgeslagen NOT FENCED-procedures kunnen resultaatsets retourneren. v SQL-procedures worden automatisch geregistreerd als NOT FENCED. Uitbreidingen voor Java-routines Java-routines bieden nu ondersteuning voor recursie. Er zijn geen
68
Nieuwe functies in deze release
beperkingen voor wat betreft de typen routines die kunnen worden genest. Met Java-routines kunnen bijvoorbeeld routines worden opgeroepen die geschreven zijn in andere talen en vice-versa. De introductie van een op threads gebaseerd model voor het implementeren van routines leidt tot een betere performance en schaalbaarheid voor Java-routines. Zie ″Threading van Java UDF’s en opgeslagen procedures″ voor meer informatie. Uitbreidingen van bibliotheekbeheer De library manager van DB2 past de bibliotheekcaching dynamisch aan in overeenstemming met uw werkbelasting. Houd rekening met het volgende voor een optimale performance: v Houd het aantal routines in uw bibliotheken zo klein mogelijk. Als u meerdere routines opneemt in dezelfde bibliotheek, groepeer ze dan alsof ze in dezelfde tijdsperiode zijn opgeroepen. Met een systeem voor bibliotheekcaching hebben verschillende kleinere bibliotheken de voorkeur boven een paar grote bibliotheken. v De laadkosten voor een bibliotheek in het THREADSAFE C-proces zijn slechts één keer verschuldigd voor bibliotheken die consequent worden gebruikt door THREADSAFE C-routines. Nadat de routine de eerste keer is opgeroepen, hoeft de bibliotheek van de routine niet meer te worden geladen wanneer de routine daarna wordt opgeroepen, ongeacht vanaf welke thread in het proces dit gebeurt. SQL in externe, gebruikersgedefinieerde functies en methoden Externe, door de gebruiker gedefinieerde functies en methoden kunnen nu SQL-instructies bevatten met het kenmerk ’alleen lezen’. Er kunnen zowel statische als dynamische SQL-instructies worden gebruikt. Andere routines kunnen worden opgeroepen vanuit een functie of methode. Dergelijke geneste opdrachten kunnen recursieve oproepen van de routine en in andere talen geschreven routines bevatten. De limiet van negentig parameters voor opgeslagen procedures van het type PROGRAM TYPE MAIN is verwijderd. CALL is nu een volledig gecompileerde instructie De instructie CALL is nu een volledig gecompileerde instructie. Dit betekent dat de instructie CALL nu dynamisch kan worden voorbewerkt in CLI, ODBC, ingesloten SQL, JDBC en SQLj. Invoerargumenten voor het aanroepen van een opgeslagen procedure kunnen expressies zijn. Deze argumenten zijn onderworpen aan controle en promotie van gegevenstypen. Wanneer u een procedure oproept vanuit een clienttoepassing, gebruik dan geen hostvariabele als de procedurenaam in de instructie CALL. Dit maakt hergebruik van de pakketcache mogelijk, waardoor in geval
Hoofdstuk 10. Uitbreiding van de functies voor toepassingsontwikkeling
69
van daaropvolgende oproepen van opgeslagen procedures zoekopdrachten en compilatie van de systeemcatalogus worden vermeden. Verwante begrippen: v “SQL in External Routines” in de publicatie Application Development Guide: Programming Server Applications v “Performance Considerations for Developing Routines” in de publicatie Application Development Guide: Programming Server Applications v “Threading van Java UDF’s en opgeslagen procedures” op pagina 29 v “Dynamic SQL in SQL-Bodied Routines” in de publicatie Application Development Guide: Programming Server Applications v “Security Considerations for Routines” in de publicatie Application Development Guide: Programming Server Applications v “Restrictions for Routines” in de publicatie Application Development Guide: Programming Server Applications v “Library and Class Management Considerations for Developing Routines” in de publicatie Application Development Guide: Programming Server Applications Verwante items: v “CALL statement” in de publicatie SQL Reference, Volume 2 v “CREATE FUNCTION statement” in de publicatie SQL Reference, Volume 2 v “CREATE PROCEDURE statement” in de publicatie SQL Reference, Volume 2 v “CREATE TYPE (Structured) statement” in de publicatie SQL Reference, Volume 2 v “GRANT (Database Authorities) statement” in de publicatie SQL Reference, Volume 2 v “REVOKE (Database Authorities) statement” in de publicatie SQL Reference, Volume 2 v “SYSCAT.ROUTINEPARMS catalog view” in de publicatie SQL Reference, Volume 1 v “SYSCAT.ROUTINES catalog view” in de publicatie SQL Reference, Volume 1 v “CREATE METHOD statement” in de publicatie SQL Reference, Volume 2 v “GRANT (Routine Privileges) statement” in de publicatie SQL Reference, Volume 2 v “REVOKE (Routine Privileges) statement” in de publicatie SQL Reference, Volume 2 v “ALTER FUNCTION statement” in de publicatie SQL Reference, Volume 2 v “ALTER METHOD statement” in de publicatie SQL Reference, Volume 2 v “ALTER PROCEDURE statement” in de publicatie SQL Reference, Volume 2
70
Nieuwe functies in deze release
Ontwikkelcentrum In DB2® Versie 8 vervangt het Ontwikkelcentrum de Stored Procedure Builder. Het Ontwikkelcentrum biedt meer functies en mogelijkheden dan de Stored Procedure Builder. Het Ontwikkelcentrum biedt een gemakkelijk te gebruiken interface voor het ontwikkelen van routines, zoals opgeslagen procedures en UDF’s (door de gebruiker gedefinieerde functies). Met behulp van een aantal wizards kunt u heel eenvoudig uw ontwikkeltaken uitvoeren. Het Ontwikkelcentrum biedt één ontwikkelomgeving die ondersteuning biedt voor de gehele serie DB2-producten, variërend van het werkstation tot z/OS. U kunt het Ontwikkelcentrum starten als zelfstandige toepassing vanuit de programmagroep IBM® DB2 Universal Database™ of vanuit een onderdeel van DB2 Universal Database, zoals het Besturingscentrum, het Opdrachtcentrum of het Taakcentrum. Met het Ontwikkelcentrum kunt u de volgende activiteiten uitvoeren: v Maken, bouwen en implementeren van opgeslagen Java™- en SQL-procedures. v Maken, bouwen en implementeren van gebruikersgedefinieerde functies: – UDF’s voor SQL-tabellen en scalaire UDF’s. – UDF’s die MQSeries®-berichten lezen. – UDF’s die toegang hebben tot OLE DB-gegevensbronnen. – UDF’s die gegevens ophalen uit XML-documenten. v Fouten opsporen in opgeslagen SQL-procedures met behulp van het geïntegreerde foutopsporingsprogramma. v Raadpleeg de inhoud van de server voor elke databaseverbinding die deel uitmaakt van uw project of die u hebt toegevoegd aan de serverview. U kunt ook andere databaseobjecten, zoals tabellen, triggers en views, bekijken en hiermee werken. v Routines en projectinformatie exporteren en importeren. Het Ontwikkelcentrum biedt ook een DB2-uitbreiding voor de volgende ontwikkelomgevingen: v Microsoft® Visual C++ v Microsoft Visual Basic v Microsoft Visual InterDev Met deze uitbreidingen kunt u vanuit een Microsoft-ontwikkelomgeving eenvoudig toegang krijgen tot de functies van het Ontwikkelcentrum en van andere DB2-onderdelen, zodat u gemakkelijk opgeslagen procedures en UDF’s kunt ontwikkelen en opnemen in de door u ontwikkelde DB2-toepassingen. Verwante taken: Hoofdstuk 10. Uitbreiding van de functies voor toepassingsontwikkeling
71
v “About the Development Center: Development Center help” in de publicatie Help: Ontwikkelcentrum
Uitbreidingen van SQL Assist Met SQL Assist en enige kennis van SQL kunt u de instructies SELECT, INSERT, UPDATE en DELETE maken. SQL Assist is een hulpprogramma dat gebruikmaakt van een overzicht en vensters met gedetailleerde gegevens om u te helpen bij het ordenen van de informatie die u nodig hebt om een SQL-instructie te maken. Versie 8 biedt onder meer de volgende uitbreidingen: v Een nieuw ontworpen gebruikersinterface voor eenvoudige controle en aanpassing van elementen van SQL-instructies. v Assistentie bij het maken van Join-instructies voor tabellen. v Controle van SQL-syntaxis. v De mogelijkheid om een bestaande SQL-instructie te kopiëren, in de interface van SQL Assist te plakken en vervolgens aan te passen. Hoewel SQL Assist Versie 7.2 aanwezig blijft in het Data Warehouse-centrum ontraden wij het gebruik daarvan. Verwante taken: v “Overview of IBM SQL Assist: SQL Assist help” in de publicatie Help: SQL Assist
Andere SQL-uitbreidingen Ondersteuning voor INSTEAD OF-triggers INSTEAD OF-triggers worden gebruikt voor het transparant uitvoeren van wijzigings-, wis,- invoeg- en selectiebewerkingen op views, zelfs wanneer de view te gecompliceerd is om zelf de wijzigingsbewerkingen te ondersteunen. Het gebruik van dit type trigger kan de toepassingsinterfaces vereenvoudigen. Nieuwe geïntegreerde functies De volgende trigonometrische functies zijn toegevoegd aan het schema SYSIBM: ATANH, COSH, SINH, TANH, ACOS, ASIN, ATAN, ATAN2, COS, COT, SIN en TAN. ATANH, COSH, SINH en TANH zijn nieuw. De andere functies waren beschikbaar in het schema SYSFUN; het feit dat ze nu beschikbaar zijn in het schema SYSIBM biedt een performancevoordeel.
72
Nieuwe functies in deze release
TRUNCATE, CEILING en FLOOR zijn ook toegevoegd aan het schema SYSIBM. Deze geïntegreerde functies ondersteunen nu decimale waarden. Informatieve voorwaarden In Versie 8 is een nieuw type voorwaarde toegevoegd, de informatieve voorwaarde. Informatieve voorwaarden zijn regels die gebruikt kunnen worden bij het herschrijven van query’s om de performance te verbeteren, maar die niet worden opgelegd door de database manager. Vaak worden voorwaarden opgelegd door de logica in zakelijk toepassingen en het is niet raadzaam om door het systeem opgelegde voorwaarden te gebruiken, aangezien herverificatie van de voorwaarden bij invoeg-, wijzigings- en wisbewerkingen een kostbare zaak kan zijn. In dit geval zijn informatieve voorwaarden een beter alternatief.
Dynamische verwerking van methoden U kunt nu vervangende methoden implementeren–dat wil zeggen dat u een methode kunt opsplitsen in een aantal subtypen, zodat er specifiekere functionaliteit kan worden geboden. DB2® gebruikt tijdens de uitvoering de meest specifieke methode, afhankelijk van het dynamische type van het onderwerp. Dit wordt dynamische verwerking genoemd.
WMI-toepassingen (windows management instrumentation) De WMI-provider van DB2® biedt WMI-toepassingen de mogelijkheid om DB2-serverfuncties te bewaken, databases te maken en een lijst daarvan weer te geven, operationele instellingen te configureren en backup-, herstel- en ROLLFORWARD-bewerkingen uit te voeren voor de database. Verwante begrippen: v “Windows Management Instrumentation (WMI)” in de publicatie Application Development Guide: Building and Running Applications Verwante items: v “Windows Management Instrumentation Samples” in de publicatie Application Development Guide: Building and Running Applications
Nieuwe LOAD-functionaliteit van CLI (Call Level Interface) In DB2® Versie 8 kunt u grote hoeveelheden gegevens importeren in DB2 CLI met behulp van de CLI-functie LOAD. Hoofdstuk 10. Uitbreiding van de functies voor toepassingsontwikkeling
73
CLI LOAD biedt een interface met het hulpprogramma LOAD van IBM® DB2 vanuit CLI. Met deze functie kunt u gegevens invoegen in CLI met behulp van LOAD in plaats van door het invoegen van reeksen. Deze optie kan een belangrijk performancevoordeel opleveren wanneer er een grote hoeveelheid gegevens moet worden ingevoegd. Verwante taken: v “Importing Data with the CLI LOAD Utility in CLI Applications” in de publicatie CLI Guide and Reference, Volume 1
DGTT-uitbreidingen (declared global temporary table) Er worden onder meer de volgende uitbreidingen van DGTT’s (declared global temporary tables) geboden: v Indexondersteuning: de mogelijkheid om indexen te maken met behulp van de instructie CREATE INDEX. v Vastleggen van gegevens in logboeken ongedaan maken, zodat wijzigingen van DGTT-gegevens ongedaan kunnen worden gemaakt. v Ondersteuning voor statistische gegevens: verbeterde performance als gevolg van de opdracht RUNSTATS voor het bijwerken van statistische gegevens over de fysieke kenmerken van een tijdelijke tabel en de bijbehorende indexen. Verwante begrippen: v “Uitbreidingen van opdracht RUNSTATS” op pagina 18
IBM OLE DB Provider voor DB2 Met IBM® OLE DB Provider voor DB2® kan DB2 fungeren als resource manager voor de OLE DB-provider. Met deze ondersteuning kunnen OLE DB-toepassingen gegevens ophalen uit een DB2-database of een query uitvoeren met behulp van de OLE-interface. IBM OLE DB Provider voor DB2 biedt de volgende voorzieningen: v Ondersteuningsniveau 0 van de specificatie voor de OLE DB-provider, inclusief een aantal aanvullende interfaces van niveau 1. v Een gratis implementatie voor threaded providers, waarmee de toepassing componenten kan maken in de ene thread en deze componenten kan gebruiken in een andere thread. v Een service voor het opzoeken van fouten die DB2-foutberichten stuurt.
74
Nieuwe functies in deze release
Als DB2 Connect™ is geïnstalleerd, hebben OLE DB-gebruikers ook toegang tot gegevens op databasebeheersystemen op hosts, zoals DB2 voor MVS, DB2 voor VSE & VM en SQL/400. Verwante begrippen: v “Purpose of the IBM OLE DB Provider for DB2” in de publicatie Application Development Guide: Programming Client Applications v “Application Types Supported by the IBM OLE DB Provider for DB2” in de publicatie Application Development Guide: Programming Client Applications Verwante taken: v “Building ADO Applications with Visual Basic” in de publicatie Application Development Guide: Building and Running Applications v “Building ADO Applications with Visual C++” in de publicatie Application Development Guide: Building and Running Applications Verwante items: v “IBM OLE DB Provider Support for OLE DB Components and Interfaces” in de publicatie Application Development Guide: Programming Client Applications v “IBM OLE DB Provider Support for ADO Methods and Properties” in de publicatie Application Development Guide: Programming Client Applications
Toepassingen voor webservices Webservices bieden een krachtige nieuwe manier van programmeren die de mogelijkheid biedt om losjes gekoppelde toepassingen binnen een bedrijf of in verschillende industrieën te ontwikkelen en te implementeren. Webservices zijn gebaseerd op nieuwe technologieën, waaronder SOAP (Simple Object Access Protocol), WSDL (Web Services Description Language) en UDDI (Universal Description, Discovery, and Integration). Een webservice wordt gemaakt door wrapping van toepassingen, zodat deze toegankelijk zijn met behulp van XML-berichten. Dankzij wrapping van de XML-berichten is het gebruikte transportprotocol niet transparant. De service wordt gepubliceerd in een register met standaardindeling, zodat personen en toepassingen de service via het web kunnen opzoeken en gebruiken. DB2® is toegankelijk als een webserviceprovider, en biedt meestal samen met de serie IBM® WebSphere®-producten een complete structuur voor webservices. Het programmeermodel DADx (document access definition extension) biedt een gemakkelijke manier om gegevensintensieve webservicetoepassingen te ontwikkelen. DADx-bestanden zijn gewoon XML-documenten die verwijzingen naar opgeslagen procedures, verwijzingen naar DB2 XML Hoofdstuk 10. Uitbreiding van de functies voor toepassingsontwikkeling
75
Extender of traditionele SQL-instructies bevatten. Het grootste voordeel is dat DADx-bestanden snel kunnen worden gemaakt zonder dat de programmeertaal Java™ hoeft te worden gebruikt. Een demonstratie van DB2 als een webserviceprovider vindt u in de IBM Video Central for e-business tutorial op http://www.ibm.com/software/data/developer/samples/video/
Verwante begrippen: v “Web Services” in de publicatie Application Development Guide: Programming Client Applications v “Web Services Architecture” in de publicatie Application Development Guide: Programming Client Applications v “Tools for Building Web Applications” in de publicatie Application Development Guide: Programming Client Applications
Uitbreidingen van het stuurprogramma JDBC Er zijn veel nieuwe functies en verbeteringen aangebracht op de JDBC-stuurprogramma’s in DB2® Versie 8. De grootste wijziging is de verbetering van de architectuur, waardoor het codepad tussen het JDBC-stuurprogramma en de DB2-servers wordt verkort. Dit resulteert in een betere performance en stabiliteit voor JDBC en SQLj en voor andere toepassingen die gebouwd zijn met de JDBC-stuurprogramma’s van DB2. De JDBC-stuurprogramma’s in eerdere releases hadden als basis DB2 CLI, een in DB2 opgenomen call level interface gebaseerd op C, die over verschillende andere lagen heen gebouwd was. In Versie 8 is een nieuwe clientlaag toegevoegd, die communiceert met de DB2-server via het protocol DRDA® (Distributed Relational Database Architecture), en die CL en een aantal onderliggende lagen vervangt. Het nieuwe JDBC-stuurprogramma type 4 is gebouwd op deze Java™-clientlaag. Hieronder ziet u wat er nieuw is met betrekking tot JDBC voor Versie 8: v JDBC-stuurprogramma, type 4 Het nieuwe JDBC-stuurprogramma type 4 is een tweelagig, volledig op Java gebaseerd JDBC-stuurprogramma, met behulp waarvan een Java-client rechtstreeks kan communiceren met DB2-servers via het protocol DRDA. Dit stuurprogramma is ontworpen als vervanging van het type-3-stuurprogramma. U moet applets die gebruikmaken van het JDBC-stuurprogramma type 3 migreren naar het type-4-stuurprogramma, aangezien de ondersteuning van het type-3-stuurprogramma op een gegeven moment zal worden beëindigd.
76
Nieuwe functies in deze release
DB2 biedt ook een nieuw programma voor het aanpassen van profielen (dat wil zeggen een nieuwe versie van db2profc) die ondersteuning biedt voor nieuwe JDBC 2.0-functies, inclusief LOB’s en Java-expressies als hostvariabelen. Het nieuwe programma is ontworpen ter ondersteuning van het nieuwe type-4-stuurprogramma, maar werkt ook met type-2- en type-3-stuurprogramma’s. v Uitbreidingen van type-2- en type-3-stuurprogramma’s: – Het JDBC-stuurprogramma type 2 is J2EE-gecertificeerd (Java 2 Enterprise Edition). Dit betekent dat het overeenkomt met de specificatie voor de Enterprise Edition op het Java-2-platform en gecertificeerd is voor gebruik met J2EE-compatibele producten. – De JDBC-stuurprogramma’s zijn beschikbaar op 64-bits platforms. – De ondersteuning voor unicode is uitgebreid. Alle onnodige conversie van codetabellen tussen een DB2-client en een DB2-server die het gevolg is van het totstandbrengen van een verbinding met een unicode-database wordt vermeden. Er treedt geen gegevensverlies op. – Er is ondersteuning toegevoegd voor de OUTPUT LOB-parameter CallableStatement. – Beter geheugenbeheer, wat weer resulteert in een verbetering van de stabiliteit en performance van de stuurprogramma’s. – FetchSize voor ResultSets wordt ondersteund door het JDBC-stuurprogramma type 3. – Ondersteuning voor Datalink als gegevenstype en Datum-, Tijd- en Datum/tijd-waarden die kunnen worden ingesteld of opgehaald voor een bepaalde tijdzone met behulp van een kalender-object. – Betere JDBC-tracering. – Betere performance voor PreparedStatements. v Het gebruik van de JDBC 1.2-stuurprogramma’s wordt ontraden. v Het nieuwe SQLj-vertaalprogramma ondersteunt de typen java.sql.Blob en java.sql.Clob van JDBC 2.0, evenals hostvariabele-expressies. Verwante begrippen: v “Migrating Applications” in de publicatie Application Development Guide: Building and Running Applications v “Application and Applet Support in Java with the Type 4 Driver” in de publicatie Application Development Guide: Programming Client Applications v “JDBC 2.1 Core API Restrictions by the DB2 JDBC Type 4 Driver” in de publicatie Application Development Guide: Programming Client Applications v “JDBC 2.1 Optional Package API Support by the DB2 JDBC Type 4 Driver” in de publicatie Application Development Guide: Programming Client Applications
Hoofdstuk 10. Uitbreiding van de functies voor toepassingsontwikkeling
77
WebSphere Studio en WebSphere Application Server beschikbaar bij DB2 Universal Developer’s Edition WebSphere® Studio en WebSphere Application Server worden beide meegeleverd met DB2® Universal Developer’s Edition. WebSphere Studio is een verzameling hulpprogramma’s waarin alle aspecten van websiteontwikkeling worden samengevoegd in een gemeenschappelijke interface. Dankzij WebSphere Studio is het nog nooit zo gemakkelijk geweest om gemeenschappelijk dynamische interactieve webtoepassingen te maken, samen te stellen, te publiceren en te onderhouden. U kunt Java™-toepassingen schrijven voor ondernemingen die gebruikmaken van WebSphere Application Server om toegang te krijgen tot gegevens in DB2-databases. Wanneer uw gegevensbron wordt gemaakt met WebSphere Application Server, kan de toepassing gebruikmaken van de functie voor pooling van verbindingen die beschikbaar is in WebSphere Application Server. Dankzij deze functie, die voldoet aan de JDBC-core en Optional Package API-specificaties, kunnen beheerders de pool instellen voor een optimale performance en kunnen programmeurs toepassingen schrijven zonder dat zij kennis hebben van veelvoorkomende leverancier-specifieke SQLExceptions. WebSphere biedt tevens ondersteuning voor het versleutelen en decoderen van gegevens, waardoor de veiligheid van uw toepassingen kan worden gewaarborgd. Verwante begrippen: v “WebSphere Studio” in de publicatie Application Development Guide: Programming Client Applications v “DB2 Developer's Edition Products” in de publicatie Application Development Guide: Programming Client Applications
Uitbreiding van XML-ondersteuning in DB2 De DB2®-ondersteuning voor XML is uitgebreid met het volgende: v UDF (user-defined function) voor geldigheidscontrole van XML-schema’s U kunt de UDF schemavalidate gebruiken om XML-documenten te controleren. v REC2XML- en COLLATTVAL-functies U kunt de functie REC2XML gebruiken voor het terugzenden van een met XML-codes ingedeelde reeks die kolomnamen en kolomgegevens bevat. Met de functie COLLATTVAL kan een reeks worden teruggezonden die als kenmerkwaarde de kolomnaam heeft.
78
Nieuwe functies in deze release
Hoofdstuk 11. Federatieve systemen Federatieve systemen Een federatief systeem in DB2® is een speciaal type gedistribueerde DBMS (database management system). Een federatief systeem bestaat uit een DB2-subsysteem dat werkt als een server, een database die werkt als de federatieve database, een of meer gegevensbronnen en clients (gebruikers en toepassingen) die toegang hebben tot de database en de gegevensbronnen. Met een federatief systeem kunt u met één SQL-instructie gedistribueerde opdrachten verzenden aan meerdere gegevensbronnen. De kracht van een federatief DB2-systeem ligt in de mogelijkheden die het biedt om: v Gegevens uit lokale tabellen en niet-lokale gegevensbronnen samen te voegen, alsof het allemaal lokale gegevens zijn. v Te profiteren van de kracht voor de verwerking van gegevensbronnen, door gedistribueerde opdrachten voor verwerking te verzenden naar de gegevensbronnen. v Te compenseren voor SQL-beperkingen bij de gegevensbron door het verwerken van onderdelen van een gedistribueerde opdracht bij de federatieve server. Federatieve databasesystemen bieden de middlewarefunctionaliteit voor uitstekende integratie van informatie. In DB2 Enterprise Server Edition is de mogelijkheid opgenomen om relationele gegevens uit IBM’s databaseproducten, waaronder DB2 en Informix™ IDS, samen te voegen. Hieronder wordt een kort overzicht gegeven van de uitbreidingen van federatieve systemen in Versie 8: v Ondersteuning voor extra besturingssystemen — DB2 voor Linux, DB2 voor HP-UX en Windows® 2000 v Schrijfmogelijkheid voor het uitvoeren van INSERT-, UPDATE- en DELETE-acties op de gegevensbronnen v Mogelijkheid om niet-lokale tabellen voor relationele gegevensbronnen te maken. Verwante begrippen: v “Federated systems” in de publicatie Federated Systems Guide v “The federated database” in de publicatie Federated Systems Guide v “Overview of the tasks to set up a federated system” in de publicatie Federated Systems Guide © Copyright IBM Corp. 1997, 2002. Alle rechten voorbehouden
79
80
Nieuwe functies in deze release
Hoofdstuk 12. Uitbreiding van de functies voor business intelligence Wijzigingen van DB2 OLAP Server en DB2 OLAP Integration Server U kunt DB2® OLAP Server en de uitbreidingsfuncties, zoals DB2 OLAP Integration Server en DB2 OLAP Server™ Analyzer, gebruiken om OLAP-toepassingen (online analytical processing) te maken die gereed zijn voor productie en het web. Deze producten worden afzonderlijk verkocht. Opmerking: DB2 OLAP Starter Kit is niet beschikbaar in DB2 Universal Database™ Versie 8. DB2 OLAP Server voor Versie 8 biedt de volgende belangrijke verbeteringen: v DB2 OLAP Server Miner is een gratis uitbreidingsfunctie van DB2 OLAP Server waarmee automatisch kan worden gezocht naar grote hoeveelheden OLAP-gegevens. Het programma identificeert en brengt verslag uit over specifieke elementen die de meest opmerkelijke en onverwachte informatie vormen. U kunt problemen en kansen aan het licht brengen die eerder verborgen waren en hier snel op reageren. v Hybride analyse is een nieuwe functie van DB2 OLAP Integration Server waarmee u toegang kunt krijgen tot gegevens zonder dat uw OLAP-database hoeft te worden vergroot. Hiermee kan vanuit een OLAP-database een virtuele uitbreiding worden toegevoegd aan de relationele database die de laagste onderdelen van de OLAP-hiërarchie bevat. De gegevens waartoe u toegang krijgt met hybride analyse maken geen deel uit van de OLAP-database; met hybride analyse worden de relationele gegevens toegewezen aan de juiste hiërarchische onderdelen in de OLAP-database. Op de website voor DB2 OLAP Server worden de andere verbeteringen voor Versie 8 beschreven: http://www.ibm.com/software/data/db2/db2olap/
Uitbreidingen van DB2 Spatial Extender Met DB2® Spatial Extender kunt u geografische kenmerken, zoals hoe ver uw klanten van uw kantoor af wonen, opnemen in bedrijfsanalyses. Dankzij deze integratie kunnen geografische gegevens profiteren van de performancevoordelen van een DBMS (databasebeheersysteem). DB2 Spatial Extender voldoet aan de OGS- (OpenGIS Consortium) en ISO-standaarden.
© Copyright IBM Corp. 1997, 2002. Alle rechten voorbehouden
81
De volgende nieuwe uitbreidingen van DB2 Spatial Extender Versie 8 zijn beschikbaar: v Een Index Advisor waarmee u snel en op een efficiënte manier geografische indexen kunt ontwerpen. v Meer geografische functies waarmee u een breder aanbod van informatie kunt verkrijgen op basis van uw geografische gegevens. v Meer mogelijkheden dan in vorige versies om geocoders van gebruikers en leveranciers te integreren in uw geografische omgeving. v Meer voorbeeldcode die u kunt knippen en plakken in uw toepassingen. v Meer mogelijkheden om geografische gegevens te exporteren naar geobrowsers dan in vorige versies. Met geobrowsers kunt u de resultaten van query’s visueel weergeven. v De mogelijkheid om SDE-overdrachtsgegevens te exporteren naar bestanden die kunnen worden geladen in externe gegevensbronnen. Verwante begrippen: v “The purpose of DB2 Spatial Extender” in de publicatie Spatial Extender User’s Guide and Reference
82
Nieuwe functies in deze release
Hoofdstuk 13. Uitbreiding van de serie DB2-producten Multiplatformtools voor DB2 Universal Database In september 2001 introduceerde IBM® met DB2 Web Query Tool voor Multiplatforms, Versie 1.2 en DB2 Table Editor voor Multiplatforms, Versie 4.2 een aantal toepassingstools die zijn ontworpen om DB2® Universal Database geschikt te maken voor de platforms Microsoft® Windows, HP-UX, Solaris Operating Environment, AIX en Linux. Onlangs werden er verbeterde releases van deze producten geannonceerd. Nu voegt IBM drie nieuwe belangrijke tools toe aan zijn multiplatformportfolio. DB2 wordt uitgebreid met de volgende nieuwe en verbeterde mogelijkheden: DB2 Recovery Expert voor Multiplatforms, Versie 1 DB2 Recovery Expert voor Multiplatforms biedt doelgericht, flexibel en geautomatiseerd herstel van database-assets, zelfs wanneer een systeem online blijft. Het programma biedt een gemakkelijk te gebruiken omgeving, die zelfs minder ervaren databasebeheerders de mogelijkheid biedt om zo snel mogelijk zeer geavanceerde en efficiënte functies voor het herstel van gegevens uit te voeren. Geïntegreerde SMART-functies (self-managing and resource tuning) bieden intelligente analyse van gewijzigde, beschadigde, onjuiste of ontbrekende database-assets – waaronder tabellen, indexen of gegevens – en automatisering van de herstelprocedure voor deze assets tot aan een bepaald tijdstip, zonder dat de normale database- of bedrijfsactiviteiten worden onderbroken. Met DB2 Recovery Expert kunnen gebruikers het volgende doen: v Databaseobjecten herstellen zonder dat er gebruik hoeft te worden gemaakt van de resource-intensieve procedure voor herstel bij calamiteiten. v Op nauwkeurige wijze ongewenste wijzigingen van gegevens in een database ongedaan maken. v Intelligente hulp verkrijgen bij het bepalen van de meest efficiënte techniek voor een situatie waarin gegevensherstel vereist is. v Databases (of geselecteerde objecten) opnieuw maken in een nieuwe omgeving. v Meerdere databases ondersteunen op meerdere besturingssystemen en hardwareplatforms.
© Copyright IBM Corp. 1997, 2002. Alle rechten voorbehouden
83
DB2 Recovery Expert voor Multiplatforms ondersteunt DB2 Universal Database Versie 7 en latere versies. DB2 Performance Expert voor Multiplatforms, Versie 1 DB2 Performance Expert voor Multiplatforms biedt een uitgebreide view waarin advies wordt geboden over wijzigingen van performance-gerelateerde DB2-gegevens, en waarmee deze gegevens kunnen worden samengevoegd en geanalyseerd. DB2 Performance Expert kan de view selectief gebruiken en integreren op basis van alle traceer-, momentopname-, event- en DB2 Versie 8 Health Monitor-uitvoer. Daarnaast biedt het programma online overzichten van momentopnamen en een functie voor het analyseren en weergeven van bufferpoolgegevens. Performancegegevens kunnen selectief worden opgeslagen in het eigen warehouse voor performancegegevens, dat u op een later tijdstip kunt bestuderen, zowel op gedetailleerd als overzichtsniveau. En met de startset van SMART-functies kan DB2 Performance Expert ook aanbevelingen doen voor het instellen van het systeem ten behoeve van optimale verwerking. DB2 Performance Expert biedt een state-of-the-art, op werkstations gebaseerde gebruikersinterface. Omdat DB2 Performance Expert een gemeenschappelijke interface biedt voor DB2-serverplatforms, biedt het zowel een vereenvoudiging van de taken voor databasebeheer als een beperking van de vereisten voor platform-onafhankelijke opleidingen. DB2 Performance Expert kan zelfstandig worden gestart of via een plug-in vanuit het DB2 Besturingscentrum. DB2 Performance Expert voor Multiplatforms biedt ondersteuning voor DB2 Universal Database™ Versie 8. DB2 High Performance Unload voor Multiplatforms, Versie 2.1 DB2 High Performance Unload biedt klanten een snel en efficiënt hulpmiddel voor het ophalen en extraheren van gegevens, teneinde deze te verplaatsen binnen enterprisesystemen of voor interne reorganisatie. Het product biedt een hoog niveau van parallellisme bij het ophalen of extraheren van gegevens in gepartitioneerde databaseomgevingen, zowel voor DB2 Enterprise Server Edition Versie 8 als DB2 Enterprise - Extended Edition (EEE) Versie 7. Er kunnen meerdere SELECT-instructies tegelijk worden verwerkt, waardoor er meerdere opdrachten van DB2 UDB in één zoekbewerking van de tabel worden verwerkt. DB2 High Performance Unload biedt ook de volgende mogelijkheden: v Snelle ontkoppeling van alle typen tabelruimten die door DB2 worden ondersteund.
84
Nieuwe functies in deze release
v Van de uitvoerbestand-set een tape, schijf of named pipe maken, met een indeling die optimaal geschikt is voor reorganisatie of hernieuwd laden van gegevens. v Verschillende opdrachten voor het ophalen van gegevens gelijktijdig uitvoeren door middel van toegang tot dezelfde tabelruimte. v Ophalen van gegevens uit een reservekopie om conflicten met DB2-productiedatabases (de beeldkopie kan de laatste of een volledige kopie zijn) te voorkomen. v Rijen en kolommen ophalen via een SELECT-instructie. v Elke n rijen (bijvoorbeeld elke vijfde rij) ophalen. v LOAD-stuurinstructies genereren voor daaropvolgende instructie voor hernieuwd laden. v Facultatief gegevens ophalen en informatie van een gepartitioneerde tabel verplaatsen naar één bestand-set voor gebruik in een andere databaseomgeving. v DB2 Universal Database-tabelgegevens ophalen uit meerdere databasepartities in één opdracht. DB2 High Performance Unload voor Multiplatforms biedt ondersteuning voor DB2 Universal Database Versie 7 en latere versies. DB2 Table Editor voor Multiplatforms, Versie 4.3 Met DB2 Table Editor kan iedereen directe toegang tot DB2-databases worden geboden voor het maken, evalueren of bijwerken van gegevens. Er kunnen snel taak-specifieke modellen, die beperkt zijn tot specifieke gegevens en acties, worden gemaakt en geïmplementeerd voor nieuwe eindgebruikers. En met een interface voor ervaren gebruikers kunnen bestaande databases worden doorzocht en ad hoc-acties worden genomen. Het enige dat vereist is voor het gebruik van DB2 Table Editor-oplossingen op de clientmachine is een browser met Java-ondersteuning. De DB2 Table Editor voor Multiplatforms biedt ondersteuning voor DB2 Universal Database Versie 7 en latere versies. DB2 Web Query Tool voor Multiplatforms, Versie 1.3 Wanneer voor een gedeelte van uw bedrijfsactiviteiten snellere, creatievere of complexere gegevensbewerkingen vereist zijn, is DB2 Web Query Tool de ideale samenstellingsomgeving. De geavanceerde SQL-functionaliteit van DB2’s Web Query Tool haalt de volledige performance uit DB2-databases, terwijl gebruikers op alle niveaus gemakkelijker toegang wordt geboden tot gegevens binnen de gehele onderneming. Overal waar gegevenstoegang en gegevensintegratie waarde kan toevoegen, kan DB2 Web Query Tool deze waarde bieden.
Hoofdstuk 13. Uitbreiding van de serie DB2-producten
85
DB2 Web Query Tool voor Multiplatforms biedt ondersteuning voor DB2 Universal Database Versie 7 en latere versies.
Uitbreidingen van DB2 Data Links Manager DB2® Data Links Manager is een afzonderlijk te bestellen DB2-functie waarmee uw toepassingen gegevens kunnen bewerken die zich bevinden in zowel ongestructureerde bestanden als in het RDBMS (relational database management system). De bestanden die zijn opgeslagen buiten de database bevinden zich in bestandssystemen die toegankelijk zijn via een netwerk, en worden beheerd alsof ze zijn opgeslagen in het RDBMS. DB2 Data Links Manager biedt de integratie tussen het relationele databasebeheersysteem en de externe bestandsystemen door middel van uitbreidingen van DB2 Universal Database. In Versie 8 zijn de volgende uitbreidingen opgenomen: v DB2 Data Links Manager is nu ook beschikbaar voor het besturingssysteem Windows® 2000, naast Windows NT, AIX en Solaris. v DB2 Data Links Manager biedt nu ondersteuning voor zowel Versie 7 als Versie 8 van het besturingssysteem Solaris. v U kunt nu bestanden bijwerken terwijl deze onder de controle blijven van DB2 Data Links Manager. Bestanden waarover DB2 Data Links Manager de controle heeft, worden gekoppelde bestanden genoemd. Vóór DB2 Versie 8 moest u een bestand ontkoppelen als u er wijzigingen in wilde aanbrengen en het bestand vervolgens weer opnieuw koppelen. v Performanceverbetering bij archiveren, herstellen van gegevens en repliceren van gekoppelde bestanden. Deze verbeteringen beperken de tijd voor het starten van backups waarbij gekoppelde bestanden zijn betrokken, beperken de tijd voor het uitvoeren van het hulpprogramma RECONCILE en verbeteren de verwerkingscapaciteit bij replicatie van gekoppelde bestanden met behulp van DB2-replicatie. v Verbeterde beveiligingsfuncties om het koppelen van bestanden aan gemachtigde gebruikers te beperken. v Er is nu een nieuwe handleiding, de DB2 Data Links Manager Administration Guide and Reference, beschikbaar. Deze nieuwe handleiding beschrijft hoe u toepassingen voor DB2 Data Links Manager beheert, gebruikt en schrijft en hoe u problemen in dit programma oplost. Verwante begrippen: v “DB2 Data Links Manager” in de publicatie Quick Beginnings for Data Links Manager v “Uitbreiding van DB2 Data Links Manager-replicatie” op pagina 58
86
Nieuwe functies in deze release
v “Introduction to Data Links Manager security” in de publicatie DB2 Data Links Manager Administration Guide and Reference Verwante items: v “DB2 Data Links Manager system setup and backup recommendations” in de publicatie DB2 Data Links Manager Administration Guide and Reference
Uitbreidingen van DB2 XML Extender DB2® XML Extender is een totaaloplossing voor het opslaan en ophalen van XML-documenten. DB2 XML Extender biedt gemak bij het werken met XML-documenten doordat u de mogelijkheid hebt om deze gestructureerde documenten op te slaan in DB2-databases. XML Extender biedt u tevens gebruikersgedefinieerde functies die u helpen bij het werken met XML-documenten. Complete XML-documenten kunnen als tekengegevens worden opgeslagen in DB2-databases of worden opgeslagen als externe bestanden die nog wel worden beheerd met DB2. Met de functies voor het ophalen van gegevens kunt u het complete XML-document of afzonderlijke elementen of kenmerken ophalen. Voor e-commerce biedt XML Extender de mogelijkheid om uw essentiële bedrijfsinformatie in DB2-databases optimaal te benutten voor het uitvoeren van B2B-oplossingen (business-to-business) met behulp van uitwisselingsformaten die gebaseerd zijn op XML. Er zijn nieuwe functies toegevoegd aan XML Extender: v XML Extender ondersteunt nu webservices met WORF (Web services Object Runtime Framework), een set hulpprogramma’s voor het implementeren van webservices met DB2. Webservices zijn op XML gebaseerde toepassingsfuncties die kunnen worden gestart vanaf het internet. v MQSeries®-toepassingen worden ook ondersteund door XML Extender. Deze functie biedt gebruikers de mogelijkheid om XML-documenten te verzenden naar, of documenten op te halen uit MQSeriesberichtenwachtrijen.
DB2 Net Search Extender Tekstuele gegevens zijn een uitgebreide en waardevolle bron van ongestructureerde informatie in elke onderneming. Als de mogelijkheid voor het intelligent doorzoeken van tekst aan een database wordt toegevoegd, kunt u nog beter gefundeerde zakelijke beslissingen nemen op basis van uw eigen specifieke behoeften.
Hoofdstuk 13. Uitbreiding van de serie DB2-producten
87
Met Versie 8 van DB2 Net Search Extender heeft IBM de in-memory zoekmogelijkheden van DB2 Net Search Extender Versie 7.2 en de krachtige mogelijkheden voor het doorzoeken van tekst van DB2 Text Information Extender Versie 7.2 samengevoegd in één, gemakkelijk te gebruiken DB2-optie. U kunt zoeken naar woorden, woordcombinaties, globale overeenkomsten, zoeken met booleaanse operatoren en jokertekens, zoeken bij benadering en vrije tekst doorzoeken. Of u kunt met behulp van de thesaurus zoeken in gedeelten van gestructureerde documenten, waaronder XML- en HTML-documenten. In-memory zoekopdrachten zijn onmisbaar voor e-commerce en voor alle toepassingen die een hoge performance en schaalbaarheid vereisen. De samenvoeging van deze twee Extender-programma’s in één product betekent een geïntegreerde oplossing die voldoet aan de industriële standaarden doordat de interface voor het doorzoeken van tekst gebaseerd is op de SQL/MM-standaard (SQL Multimedia). Het integreren van de functie voor het doorzoeken van tekst met DB2’s optimizerprogramma levert een hoge performance op bij het uitgebreid zoeken in SQL-query’s. De geïntegreerde DB2 Net Search Extender-oplossing kan rechtstreeks vanuit het Besturingscentrum van DB2 Universal Database worden beheerd, waardoor basistaken zoals het maken van een tekstindex aanzienlijk worden vereenvoudigd. U kunt DB2 Net Search Extender zelfs gebruiken met DB2’s geïntegreerde federatieve ondersteuning om de tekstuele gegevens die zijn opgeslagen in andere DB2- en IDS-databases (Informix Dynamic Server) te indexeren en te doorzoeken.
Host- en iSeries-toepassingen kunnen wijzigingen vastleggen in twee fasen met TCP/IP Met Versie 8 kunnen host- en iSeries™-toepassingen gebruikmaken van het vastleggen van wijzigingen in twee fasen wanneer er een verbinding tot stand wordt gebracht met DB2® Universal Database via TCP/IP.
88
Nieuwe functies in deze release
Bijlage A. Technische informatie over DB2 Universal Database Overzicht technische informatie voor DB2 Universal Database Technische informatie over DB2 Universal Database is in de volgende vormen beschikbaar: v v v v v
Als boeken (PDF en gedrukt) In een navigatiestructuur (HTML-indeling) Help bij DB2-tools (HTML-indeling) Voorbeeldprogramma’s (HTML-indeling) Help binnen opdrachtvensters
v Informatie voor zelfstudie In dit gedeelte vindt u een overzicht van de beschikbare technische informatie en wordt aangegeven op welke manier deze toegankelijk is.
FixPaks voor DB2-documentatie IBM maakt van tijd tot tijd documentatie-FixPaks beschikbaar. Met behulp van de deze FixPaks kunt u de informatie die u hebt geïnstalleerd vanaf de CD-Rom met DB2 HTML-documentatie bijwerken op het moment dat er nieuwe gegevens beschikbaar komen. Opmerking: Als u de documentatie-FixPaks installeert, bevat uw HTML-documentatie recentere informatie dan zowel de gedrukte DB2-handleidingen als de online PDF-handleidingen.
Categorieën van technische informatie over DB2 De technische informatie over DB2 kan op de volgende wijze worden ingedeeld. v DB2 Basisinformatie v Beheerinformatie v Informatie over toepassingsontwikkeling v Informatie over Business Intelligence v Informatie over DB2 Connect v v v v
Opstartinformatie Zelfstudie Informatie over optionele componenten Opmerkingen bij release
© Copyright IBM Corp. 1997, 2002. Alle rechten voorbehouden
89
In de onderstaande tabellen vindt u voor elk boek in de DB2-bibliotheek de informatie die u nodig hebt om een gedrukt exemplaar ervan te bestellen, en wordt vermeld hoe u de PDF-versie kunt bekijken of afdrukken en in welke directory de HTML-bestanden voor dat boek zich bevinden. Een volledige beschrijving van elk van de boeken in de DB2-bibliotheek is beschikbaar bij het IBM Publications Center op www.ibm.com/shop/publications/order. De CD-ROM met de HTML-documentatie bevat een aparte directory voor elk van de categorieën van de DB2-informatie. htmlcdpad/doc/htmlcd/%L/categorie
waarin: v htmlcdpad de directory is waarin de HTML-CD is geïnstalleerd. v %L de taalaanduiding is. Bijvoorbeeld nl_NL. v categorie de aanduiding voor de categorie is. Bijvoorbeeld core voor de DB2 Basisinformatie. In de kolom PDF-bestand in de onderstaande tabellen is het teken x op de zesde positie van de bestandsnaam een generieke aanduiding voor de taalversie van het boek. De bestandsnaam db2iye80 wordt bijvoorbeeld gebruikt voor de Engelse versie van het Supplement voor installatie en configuratie, terwijl de bestandsnaam db2iyq80 verwijst naar de Nederlandse versie van ditzelfde boek. De volgende tabel geeft een overzicht van de letters die op de zesde positie van de bestandsnamen kunnen worden gebruikt voor de aanduiding van de taalversie: Taal Arabisch Braziliaans Portugees Bulgaars Deens Duits Engels Fins Frans Grieks Hongaars Italiaans Japans Koreaans Kroatisch Nederlands Noors Pools Portugees
90
Nieuwe functies in deze release
Aanduiding w b u d g e y f a h i j k 9 q n p v
Roemeens Russisch Sloveens Slowaaks Spaans Traditioneel Chinees Tsjechisch Turks Vereenvoudigd Chinees Zweeds
8 r l 7 z t x m c s
Geen bestelnummer betekent dat het boek alleen online beschikbaar is en niet in druk is verschenen. DB2 Basisinformatie De informatie in deze categorie omvat DB2-onderwerpen die van belang zijn voor alle DB2-gebruikers. De informatie in deze categorie is zowel nuttig voor programmeurs en databasebeheerders als voor gebruikers van DB2 Connect, DB2 Warehouse Manager of andere DB2-producten. De installatiedirectory voor deze categorie is doc/htmlcd/%L/core. Tabel 1. DB2 Basisinformatie Naam
Bestelnummer
PDF-bestand
IBM DB2 Universal Database Command Reference
SC09-4828
db2n0x80
IBM DB2 Universal Database Glossary
Geen bestelnummer
db2t0x80
IBM DB2 Universal Database Master Index
SC09-4839
db2w0x80
IBM DB2 Universal Database, GC14-5548 Naslagboek bij berichten, Deel 1
db2m1x80
IBM DB2 Universal Database, GC14-5549 Naslagboek bij berichten, Deel 2
db2m2x80
IBM DB2 Universal Database, Nieuwe functies in deze release
db2q0x80
SC14-5547
Beheerinformatie De informatie in deze categorie omvat de onderwerpen die van belang zijn voor het effectief ontwerpen, implementeren en onderhouden van DB2-databases, data warehouses en federatieve systemen.
Bijlage A. Technische informatie over DB2 Universal Database
91
De installatiedirectory voor deze categorie is doc/htmlcd//%L/admin. Tabel 2. Beheerinformatie Naam
Bestelnummer
PDF-bestand
IBM DB2 Universal Database Administration Guide: Planning
SC09-4822
db2d1x80
IBM DB2 Universal Database Administration Guide: Implementation
SC09-4820
db2d2x80
IBM DB2 Universal Database Administration Guide: Performance
SC09-4821
db2d3x80
IBM DB2 Universal Database Administrative API Reference
SC09-4824
db2b0x80
IBM DB2 Universal Database SC09-4830 Data Movement Utilities Guide and Reference
92
db2dmx80
IBM DB2 Universal Database Data Recovery and High Availability Guide and Reference
SC09-4831
db2hax80
IBM DB2 Universal Database Data Warehouse Center Administration Guide
SC27-1123
db2ddx80
IBM DB2 Universal Database Federated Systems Guide
GC27-1224
db2fpx80
IBM DB2 Universal Database Guide to GUI Tools for Administration and Development
SC09-4851
db2atx80
IBM DB2 Universal Database SC27-1121 Replication Guide and Reference
db2e0x80
IBM DB2 Installing and Administering a Satellite Environment
GC09-4823
db2dsx80
IBM DB2 Universal Database SQL Reference, Volume 1
SC09-4844
db2s1x80
IBM DB2 Universal Database SQL Reference, Volume 2
SC09-4845
db2s2x80
IBM DB2 Universal Database System Monitor Guide and Reference
SC09-4847
db2f0x80
Nieuwe functies in deze release
Informatie over toepassingsontwikkeling De informatie in deze categorie is met name van belang voor ontwikkelaars en programmeurs van toepassingen waarin met DB2 wordt gewerkt. Hierin vindt u bijvoorbeeld informatie over de ondersteunde talen en compilers, maar ook documentatie over de toegang tot DB2 voor alle ondersteunde programmeerinterfaces, zoals Embedded SQL, ODBC, JDBC, SQLj en CLI. Als u van deze informatie de online HTML-versie bekijkt, hebt u ook rechtstreeks toegang tot een reeks DB2-voorbeeldprogramma’s in HTML-indeling. De installatiedirectory voor deze categorie is doc/htmlcd//%L/ad. Tabel 3. Informatie over toepassingsontwikkeling Naam
Bestelnummer
PDF-bestand
IBM DB2 Universal Database Application Development Guide: Building and Running Applications
SC09-4825
db2axx80
IBM DB2 Universal Database Application Development Guide: Programming Client Applications
SC09-4826
db2a1x80
IBM DB2 Universal Database Application Development Guide: Programming Server Applications
SC09-4827
db2a2x80
IBM DB2 Universal Database Call Level Interface Guide and Reference, Volume 1
SC09-4849
db2l1x80
IBM DB2 Universal Database Call Level Interface Guide and Reference, Volume 2
SC09-4850
db2l2x80
IBM DB2 Universal Database Data Warehouse Center Application Integration Guide
SC27-1124
db2adx80
IBM DB2 XML Extender Administration and Programming
SC27-1234
db2sxx80
Informatie over Business Intelligence De informatie in deze categorie betreft het gebruik van componenten waarmee de mogelijkheden van DB2 Universal Database op het gebied van data warehousing en gegevensanalyse kunnen worden uitgebreid.
Bijlage A. Technische informatie over DB2 Universal Database
93
De installatiedirectory voor deze categorie is doc/htmlcd//%L/wareh. Tabel 4. Informatie over Business Intelligence Naam
Bestelnummer
PDF-bestand
IBM DB2 Warehouse Manager Information Catalog Center Administration Guide
SC27-1125
db2dix80
IBM DB2 Warehouse Manager Installation Guide
GC27-1122
db2idx80
Informatie over DB2 Connect De informatie in deze categorie betreft de toegang tot de gegevens op hosts en iSeries-systemen met behulp van DB2 Connect Enterprise Edition of DB2 Connect Personal Edition. De installatiedirectory voor deze categorie is doc/htmlcd//%L/conn. Tabel 5. Informatie over DB2 Connect Naam
Bestelnummer
PDF-bestand
APPC, CPI-C, and SNA Sense Codes
Geen bestelnummer
db2apx80
IBM Connectivity Supplement
Geen bestelnummer
db2h1x80
IBM DB2 Connect Quick Beginnings for DB2 Connect Enterprise Edition
GC09-4833
db2c6x80
IBM DB2 Connect, Aan de slag GC14-5544 met DB2 Connect Personal Edition
db2c1x80
IBM DB2 Connect, Gebruikershandleiding
db2c0x80
SC14-5545
Opstartinformatie De informatie in deze categorie is van belang voor de installatie en configuratie van servers, clients en overige DB2-producten. De installatiedirectory voor deze categorie is doc/htmlcd//%L/start. Tabel 6. Opstartinformatie
94
Naam
Bestelnummer
PDF-bestand
IBM DB2 Universal Database, Aan de slag met DB2-clients
GC14-5543
db2itx80
Nieuwe functies in deze release
Tabel 6. Opstartinformatie (vervolg) Naam
Bestelnummer
PDF-bestand
IBM DB2 Universal Database Quick Beginnings for DB2 Servers
GC09-4836
db2isx80
IBM DB2 Universal Database Quick Beginnings for DB2 Personal Edition
GC09-4838
db2i1x80
IBM DB2 Universal Database, Supplement voor installatie en configuratie
GC14-5546
db2iyx80
IBM DB2 Universal Database Quick Beginnings for DB2 Data Links Manager
GC09-4829
db2z6x80
Informatie voor zelfstudie In de documenten voor zelfstudie vindt u beschrijvingen van de DB2-functies en wordt uitgelegd hoe u verschillende taken uitvoert. De installatiedirectory voor deze categorie is doc/htmlcd//%L/tutr. Tabel 7. Informatie voor zelfstudie Naam
Bestelnummer
PDF-bestand
Business Intelligence Tutorial: Geen bestelnummer Introduction to the Data Warehouse
db2tux80
Business Intelligence Tutorial: Geen bestelnummer Extended Lessons in Data Warehousing
db2tax80
Development Center Tutorial for Video Online using Microsoft Visual Basic
Geen bestelnummer
db2tdx80
Information Catalog Center Tutorial
Geen bestelnummer
db2aix80
Video Central for e-business Tutorial
Geen bestelnummer
db2twx80
Visual Explain Tutorial
Geen bestelnummer
db2tvx80
Informatie over optionele componenten De informatie in deze categorie bevat beschrijvingen van het gebruik van optionele DB2-componenten.
Bijlage A. Technische informatie over DB2 Universal Database
95
De installatiedirectory voor deze categorie is doc/htmlcd//%L/opt. Tabel 8. Informatie over optionele componenten Naam
Bestelnummer
PDF-bestand
IBM DB2 Life Sciences Data GC27-1235 Connect Planning, Installation, and Configuration Guide
db2lsx80
IBM DB2 Spatial Extender User’s Guide and Reference
SC27-1226
db2sbx80
IBM DB2 Universal Database Data Links Manager Administration Guide and Reference
SC27-1221
db2z0x80
IBM DB2 Universal Database Net Search Extender Administration and Programming Guide Opmerking: De HTML-versie van dit document kan niet worden geïnstalleerd vanaf de CD-ROM met de HTML-documentatie.
SH12-6740
n.v.t.
Opmerkingen bij release De documenten met opmerkingen bij een release bevatten aanvullende informatie die specifiek is voor de release van het product en het FixPak-niveau. Verder bevatten ze overzichten van de documentatiewijzigingen die bij elke release en elk FixPak worden aangebracht. Tabel 9. Opmerkingen bij release Naam
Bestelnummer
PDF-bestand
Opmerkingen bij deze release van DB2
Zie opmerking.
Zie opmerking.
DB2 Installatie-aanwijzingen
Alleen verkrijgbaar op de CD-ROM van dit product.
Alleen verkrijgbaar op de CD-ROM van dit product.
Opmerking: De HTML-versies van de documenten met opmerkingen bij een release zijn beschikbaar via het Informatiecentrum en op de CD-ROM van het betreffende product. Op een UNIX-systeem kunt u de ASCII-versie hiervan te bekijken via het tekstbestand
96
Nieuwe functies in deze release
Release.Notes . Dit bestand bevindt zich in de directory DB2DIR/Readme/%L. Hierin is %L de locale voor de gewenste taal en DB2DIR is: v /usr/opt/db2_08_01 op AIX v /opt/IBM/db2/V8.1 op alle overige UNIXbesturingssystemen Verwante taken: v “DB2-boeken afdrukken vanuit PDF-bestanden” op pagina 97 v “Gedrukte handleidingen bestellen” op pagina 98 v “Online Help-informatie gebruiken” op pagina 99 v “Productinformatie vanuit de beheertools opzoeken in het DB2 Informatiecentrum” op pagina 103 v “Technische documentatie rechtstreeks online bekijken vanaf de CD-ROM met DB2 HTML-documentatie” op pagina 104
DB2-boeken afdrukken vanuit PDF-bestanden U kunt een DB2-boek afdrukken vanuit het PDF-bestand op de CD-ROM DB2 PDF-documentatie. Met behulp van het programma Adobe Acrobat Reader kunt u een boek in zijn geheel afdrukken of een door u op te geven specifiek aantal pagina’s. Vereisten: Adobe Acrobat Reader moet geïnstalleerd zijn. Dit programma is beschikbaar vanaf de Adobe-website op www.adobe.com. Procedure: Om een DB2-boek af te drukken vanuit het PDF-bestand, gaat u als volgt te werk: 1. Plaats de CD DB2 PDF-documentatie in het CD-ROM-station. Op UNIX-besturingssystemen moet u de CD met de PDF-documentatie mounten. Raadpleeg de publicatie Aan de slag/Quick Beginnings voor details over het mounten van een CD op een UNIX-systeem. 2. Start Adobe Acrobat Reader. 3. Open het PDF-bestand vanuit een van de volgende locaties: v Op een Windows-systeem: De directory x:\doc\ taal , waarin x de stationsletter voor de CD-ROM is en taal de regiocode voor uw taal is (bijvoorbeeld NL voor Nederlands). v Op een UNIX-systeem: Bijlage A. Technische informatie over DB2 Universal Database
97
De directory /cdrom/doc/%L, waarbij /cdrom staat voor het CD-ROM-station en %L de aanduiding is van de gewenste taal. Verwante taken: v “Gedrukte handleidingen bestellen” op pagina 98 v “Productinformatie vanuit de beheertools opzoeken in het DB2 Informatiecentrum” op pagina 103 v “Technische documentatie rechtstreeks online bekijken vanaf de CD-ROM met DB2 HTML-documentatie” op pagina 104 Verwante items: v “Overzicht technische informatie voor DB2 Universal Database” op pagina 89
Gedrukte handleidingen bestellen Procedure: U bestelt als volgt een boek: v Neem contact op met uw IBM-leverancier. U vindt de lokale IBM-vertegenwoordiger via de IBM Worldwide Directory of Contacts op www.ibm.com/planetwide. v Ga naar het IBM Publications Center op www.ibm.com/shop/publications/order. Desgewenst kunt u de afgedrukte DB2-handleidingen verkrijgen door Doc Packs voor uw DB2-product te bestellen bij uw IBM-leverancier. De Doc Packs zijn subsets van de handleidingen in de DB2-bibliotheek en bevatten de informatie die u op weg helpt met het gebruik van het DB2-product dat u hebt aangeschaft. De handleidingen in de Doc Packs zijn hetzelfde als de exemplaren die als PDF-bestanden beschikbaar zijn op de CD DB2 PDF-documentatie en bevatten dezelfde informatie als de documentatie die beschikbaar is op de CD DB2 HTML-documentatie. Verwante taken: v “DB2-boeken afdrukken vanuit PDF-bestanden” op pagina 97 v “Onderwerpen zoeken via het DB2 Informatiecentrum vanuit een browser” op pagina 100 v “Technische documentatie rechtstreeks online bekijken vanaf de CD-ROM met DB2 HTML-documentatie” op pagina 104 Verwante items:
98
Nieuwe functies in deze release
v “Overzicht technische informatie voor DB2 Universal Database” op pagina 89
Online Help-informatie gebruiken In de online Help die bij alle DB2-componenten beschikbaar is, kunnen drie typen informatie worden onderscheiden: v Help bij vensters en instellingenpagina’s v Help binnen een opdrachtvenster v Help bij SQL-instructies De Help bij vensters en instellingenpagina’s bevat uitleg over de taken die u kunt uitvoeren in een venster of een instellingenblok. Deze kan weer worden onderverdeeld in twee typen: v Help via de opdrachtknop Help v Infopops Via de opdrachtknop Help krijgt u algemene informatie en een overzicht van de vereisten. De infopops geven een beschrijving van de onderdelen van een venster of instellingenblok. Help bij vensters en instellingenblokken is beschikbaar vanuit de DB2-componenten die beschikken over een gebruikersinterface. De Help-informatie in een opdrachtvenster bestaat uit informatie over opdrachten en hulp bij berichten. De Help bij opdrachten geeft een beschrijving van de syntaxis van de opdrachten die vanaf de opdrachtregel kunnen worden gegeven. De Help bij berichten bestaat uit beschrijvingen van de oorzaak van een fout plus de actie die ondernomen dient te worden om het probleem op te lossen. Help bij SQL-instructies bestaat uit SQL-informatie en SQLSTATE-informatie. DB2 zendt een parameter SQLSTATE terug waarvan de waarde de status aangeeft na uitvoering van een SQL-instructie. De Help-informatie voor de SQLSTATE bevat een uitleg van de syntaxis van SQL-instructies (SQL-status en klassencodes). Opmerking: De Help bij SQL-instructies is niet beschikbaar op UNIX-platforms. Procedure: U gebruikt de online Help als volgt: v Voor Help bij vensters en instellingenblokken klikt u op Help, of u klikt op het gewenste vensteronderdeel en drukt vervolgens op F1. Als de optie Bijlage A. Technische informatie over DB2 Universal Database
99
Automatically display infopops op de pagina General van het instellingenblok Tool Settings is geselecteerd, wordt de infopop voor een bepaald vensteronderdeel afgebeeld wanneer u de muiscursor op het betreffende veld plaatst. v Voor Help bij opdrachten opent u het opdrachtvenster en typt u: – Voor informatie over een opdracht: ? opdracht
waarbij opdracht zowel de opdrachtnaam kan zijn als de volledige opdracht. Met bijvoorbeeld ? catalog beeldt u de Help-informatie af voor alle CATALOG-opdrachten, terwijl u met ? catalog database de Help-informatie afbeeldt voor de opdracht CATALOG DATABASE. v Voor hulp bij berichten: ? XXXnnnnn
waarbij XXXnnnnn een geldig berichtnummer is. Met bijvoorbeeld ? SQL30081 beeldt u de Help-informatie bij het bericht SQL30081 af. v Voor Help bij SQL-instructies opent u het opdrachtvenster en typt u: ? sqlstatus of ? klassencode
waarin sqlstatus een geldige SQL-status van vijf cijfers is en klassencode de eerste twee cijfers van de SQL-status. Met bijvoorbeeld ? 08003 beeldt u de Help-informatie voor SQL-status 08003 af, terwijl u met ? 08 de informatie voor klassencode 08 afbeeldt. Verwante taken: v “Onderwerpen zoeken via het DB2 Informatiecentrum vanuit een browser” op pagina 100 v “Technische documentatie rechtstreeks online bekijken vanaf de CD-ROM met DB2 HTML-documentatie” op pagina 104
Onderwerpen zoeken via het DB2 Informatiecentrum vanuit een browser Als u het DB2 Informatiecentrum opent vanuit een browser, hebt u toegang tot alle informatie die u nodig hebt om de mogelijkheden van DB2 Universal Database en DB2 Connect volledig te benutten. Het DB2 Informatiecentrum bevat tevens beschrijvingen van de belangrijkste functies en onderdelen van DB2, waaronder replicatie, data warehousing, metagegevens en DB2 Extenders.
100
Nieuwe functies in deze release
In een browser bestaat het DB2 Informatiecentrum uit de volgende belangrijkste elementen: Navigatiestructuur De navigatiestructuur bevindt zich in het linker deelvenster van de browser. Door te bladeren in deze structuur kunt u de subonderwerpen, de woordenlijst en de hoofdindex binnen het DB2 Informatiecentrum afbeelden en weer verbergen. Navigatiebalk De navigatiebalk bevindt zich in het deelvenster rechtsboven in het browservenster. De navigatiebalk bevat knoppen waarmee u onderwerpen binnen het DB2 Informatiecentrum kunt zoeken, de navigatiestructuur kunt verbergen en het huidige afgebeelde onderwerp op kunt zoeken in de navigatiestructuur. Inhoud Het inhoudvenster is het gedeelte van het browservenster rechtsonder op het scherm. In het inhoudvenster worden de onderwerpen van het DB2 Informatiecentrum afgebeeld wanneer u op een link in de navigatiestructuur klikt, een zoekresultaat selecteert of een link volgt vanuit een ander onderwerp of vanuit de hoofdindex. Vereisten: U kunt het DB2 Informatiecentrum vanuit de volgende browsers openen: v Microsoft Explorer, versie 5 of hoger v Netscape Navigator, versie 6.1 of hoger Beperkingen: Het DB2 Informatiecentrum bevat uitsluitend de verzamelingen onderwerpen die u hebt geïnstalleerd vanaf de CD DB2 HTML-documentatie. Als de webbrowser aangeeft dat een bestand niet is gevonden wanneer u een link naar een onderwerp probeert te volgen, moet u een of meer extra sets van onderwerpen installeren vanaf de CD DB2 HTML-documentatie. Procedure: U zoekt als volgt een onderwerp op trefwoord: 1. Klik in de navigatiebalk op Search. 2. Geef in het bovenste invoerveld van het zoekvenster een of meer termen op die verband houden met het onderwerp dat u zoekt en kies Search. In het veld Results wordt een lijst van onderwerpen afgebeeld die
Bijlage A. Technische informatie over DB2 Universal Database
101
gerangschikt zijn op relevantie. Het getal naast een onderwerp geeft een indicatie van de mate van overeenkomst (hoe hoger het getal, hoe groter de match). Als u meer zoektermen opgeeft, verhoogt u de nauwkeurigheid van de query en worden er minder onderwerpen geretourneerd. 3. In het veld Results selecteert u het onderwerp dat u wilt bekijken. De informatie wordt afgebeeld in het inhoudvenster. U zoekt als volgt een onderwerp in de navigatiestructuur: 1. Klik in de navigatiestructuur op het boekpictogram van de categorie die betrekking heeft op het onderwerp waarnaar u op zoek bent. Onder het pictogram wordt een lijst van subcategorieën afgebeeld. 2. Blijf doorklikken op de boekpictogrammen totdat u de categorie gevonden hebt die de onderwerpen bevat waarnaar u op zoek bent. Voor categorieën die gekoppeld zijn aan onderwerpen, wordt de naam van de categorie afgebeeld als een onderstreepte link wanneer u de cursor over deze categorienaam beweegt. In de navigatiestructuur worden onderwerpen aangeduid met een paginapictogram. 3. Klik op de link van het onderwerp. De bij het onderwerp behorende informatie wordt afgebeeld in het inhoudvenster. U zoekt als volgt een onderwerp of een term in de hoofdindex: 1. Klik in de navigatiestructuur op de categorie “Index”. De details van de categorie worden afgebeeld in de vorm van een alfabetisch gerangschikte lijst van links. 2. Klik in de navigatiestructuur op de link die overeenkomt met het eerste teken van de term die betrekking heeft op het onderwerp dat u zoekt. In het inhoudvenster wordt een lijst van termen met het betreffende eerste teken afgebeeld. Termen die meerdere keren in de index voorkomen, worden aangeduid met een boekpictogram. 3. Klik op het boekpictogram bij de term waarin u geïnteresseerd bent. Onder de aangeklikte term wordt een lijst van subtermen en onderwerpen afgebeeld. Onderwerpen worden aangeduid met paginapictogrammen met namen die onderstreept zijn. 4. Klik op de naam van het onderwerp dat u zoekt. De bijbehorende informatie wordt afgebeeld in het inhoudvenster. Verwante begrippen: v “Toegankelijkheid” op pagina 110 v “DB2 Informatiecentrum vanuit een browser” op pagina 113 Verwante taken:
102
Nieuwe functies in deze release
v “Productinformatie vanuit de beheertools opzoeken in het DB2 Informatiecentrum” op pagina 103 v “Op het systeem geïnstalleerde HTML-documentatie bijwerken” op pagina 105 v “Problemen bij zoeken in DB2-documentatie met Netscape 4.x” op pagina 108 v “Zoeken in de DB2-documentatie” op pagina 109 Verwante items: v “Overzicht technische informatie voor DB2 Universal Database” op pagina 89
Productinformatie vanuit de beheertools opzoeken in het DB2 Informatiecentrum Het DB2 Informatiecentrum biedt snel toegang tot informatie over DB2-producten en kan worden gebruikt op alle besturingssystemen waarvoor de DB2-beheertools beschikbaar zijn. Het DB2 Informatiecentrum kunt u vanuit de hulpprogramma’s voor beheer starten en biedt zes typen informatie. Taken Hoofdtaken die u met DB2 kunt uitvoeren. Begrippen Basisbegrippen voor DB2. Naslagmateriaal DB2-naslaggegevens, zoals sleutelwoorden, opdrachten en API’s. Problemen oplossen Foutberichten en informatie die u kan helpen met veel voorkomende DB2-problemen. Voorbeelden Links naar de HTML-bestanden met voorbeeldprogramma’s die bij DB2 worden verstrekt. Zelfstudie Ondersteunende informatie in de vorm van instructies om een bepaalde DB2-functie te leren kennen. Vereisten: Een aantal links in het DB2 Informatiecentrum zijn gekoppeld aan websites op het internet. Om de aan deze links gekoppelde informatie af te kunnen beelden, moet er een verbinding met het internet zijn. Procedure: Bijlage A. Technische informatie over DB2 Universal Database
103
Vanuit de tools zoekt u als volgt naar productinformatie binnen het DB2 Informatiecentrum: 1. Start het DB2 Informatiecentrum op een van de volgende manieren: v Vanuit de grafische tools voor beheer klikt u op het pictogram Information Center op de werkbalk. U kunt het Informatiecentrum ook selecteren in het menu Help. v Vanaf een opdrachtvenster geeft u de opdracht db2ic. 2. Selecteer het type informatie waarbinnen u wilt zoeken. 3. Navigeer door de boomstructuur en klik op het onderwerp dat u wilt afbeelden. Het Informatiecentrum start dan een browsersessie waarin de informatie wordt afgebeeld. 4. Via het pictogram Search rechts van de lijst kunt u ook informatie vinden zonder de lijsten door te bladeren. Nadat vanuit het Informatiecentrum een browser is gestart om de informatie af te beelden, kunt u het pictogram Search op de navigatiebalk gebruiken om de tekst volledig te doorzoeken. Verwante begrippen: v “Toegankelijkheid” op pagina 110 v “DB2 Informatiecentrum vanuit een browser” op pagina 113 Verwante taken: v “Onderwerpen zoeken via het DB2 Informatiecentrum vanuit een browser” op pagina 100 v “Zoeken in de DB2-documentatie” op pagina 109
Technische documentatie rechtstreeks online bekijken vanaf de CD-ROM met DB2 HTML-documentatie Alle HTML-onderwerpen die u kunt installeren vanaf de CD-ROM DB2 HTML-documentatie, kan ook rechtstreeks vanaf de CD worden afgebeeld. Dat betekent dat u de documentatie kunt bekijken zonder deze te hoeven installeren. Beperkingen: Omdat de Help bij de Tools vanaf de product-CD van DB2 wordt geïnstalleerd en niet vanaf de CD DB2 HTML-documentatie, moet u het DB2-product installeren om die Help-informatie te kunnen oproepen. Procedure: 1. Plaats de CD-ROM DB2 HTML-documentatie in het station. Op UNIX-systemen moet u de CD-ROM DB2 HTML-documentatie ook
104
Nieuwe functies in deze release
mounten. Raadpleeg de publicatie Aan de slag/Quick Beginnings voor details over het mounten van een CD op een UNIX-systeem. 2. Start de HTML-browser en open het gewenste bestand. v Op een Windows-systeem: e:\program files\IBM\SQLLIB\doc\htmlcd\%L\index.htm
waarbij e de stationsletter van het CD-ROM-station is en %L de locale voor de gewenste taal van de documentatie, bijvoorbeeld nl_NL voor Nederlands. v Op een UNIX-systeem: /cdrom/program files/IBM/SQLLIB/doc/htmlcd/%L/index.htm
waarbij /cdrom/ de locatie is waar de CD is gemount en %L de locale voor de gewenste taal van de documentatie, bijvoorbeeld nl_NL voor Nederlands. Verwante taken: v “Onderwerpen zoeken via het DB2 Informatiecentrum vanuit een browser” op pagina 100 v “Bestanden kopiëren vanaf de CD met DB2 HTML-documentatie naar een webserver” op pagina 107 Verwante items: v “Overzicht technische informatie voor DB2 Universal Database” op pagina 89
Op het systeem geïnstalleerde HTML-documentatie bijwerken Het is nu mogelijk om updates aan te brengen op de geïnstalleerde bestanden van de CD DB2 HTML-documentatie zodra deze door IBM beschikbaar worden gesteld. Dat kunt u op twee manieren doen: v Via het Informatiecentrum (indien u de GUI-beheertools van DB2 hebt geïnstalleerd). v Door het downloaden en aanbrengen van een FixPak voor de DB2 HTML-documentatie. Opmerking: Hiermee wordt GEEN update aangebracht op het DB2-programma. Alleen de HTML-documentatie die is geïnstalleerd vanaf de CD DB2 HTML-documentatie wordt bijgewerkt. Procedure:
Bijlage A. Technische informatie over DB2 Universal Database
105
Voor een update van de lokale documentatie via het DB2 Informatiecentrum gaat u als volgt te werk: 1. Start het DB2 Informatiecentrum op een van de volgende manieren: v Vanuit de grafische tools voor beheer klikt u op het pictogram Information Center op de werkbalk. U kunt het Informatiecentrum ook selecteren in het menu Help. v Vanaf een opdrachtvenster geeft u de opdracht db2ic. 2. Let erop dat het systeem toegang heeft tot het externe internet. Bij de update wordt zo nodig de meest recente documentatie-FixPak gedownload vanaf de IBM-server. 3. Selecteer vanuit het menu Information Center —> Update Local Documentation om de update starten. 4. Geef uw proxygegevens op (indien vereist) voor de verbinding met het externe internet. Het Informatiecentrum controleert of er een recente documentatie-FixPak aanwezig is en downloadt en installeert deze vervolgens. U kunt een documentatie-FixPak als volgt handmatig downloaden en aanbrengen: 1. Zorg ervoor dat het systeem een actieve internetverbinding heeft. 2. Open de DB2-supportpagina in uw webbrowser op: www.ibm.com/software/data/db2/udb/winos2unix/support. 3. Volg de link voor Versie 8 en zoek naar ″Documentation FixPaks″. 4. Bepaal of de lokale versie van de documentatie bijgewerkt moet worden door vergelijking van het level van de documentatie-FixPak met het geïnstalleerde documentatielevel. Het huidige level van de documentatie op uw systeem is: DB2 v8.1 GA. 5. Als er een recentere versie van de documentatie beschikbaar is, downloadt u de FixPak voor uw besturingssysteem. Er is een FixPak voor alle Windows-platforms en een voor alle UNIX-platforms. 6. Breng het FixPak als volgt aan: v Voor Windows-systemen is de documentatie-FixPak een zichzelf uitpakkend ZIP-bestand. Sla de gedownloade documentatie-FixPak op in een lege directory en voer deze uit. Daarmee wordt een uitvoerbaar setup-bestand gegenereerd, waarmee u de documentatie-FixPak kunt installeren. v Voor UNIX-systemen is de documentatie-FixPak een gecomprimeerd tar.Z-bestand. Decomprimeer en untar het bestand. Er wordt dan automatisch een directory delta_install gemaakt met een script met de naam installdocfix. Voer dit script uit om de documentatie-FixPak te installeren.
106
Nieuwe functies in deze release
Verwante taken: v “Bestanden kopiëren vanaf de CD met DB2 HTML-documentatie naar een webserver” op pagina 107 Verwante items: v “Overzicht technische informatie voor DB2 Universal Database” op pagina 89
Bestanden kopiëren vanaf de CD met DB2 HTML-documentatie naar een webserver De volledige DB2-informatiebibliotheek bevindt zich op de CD DB2 HTML-documentatie en kan via de installatie op een webserver op een eenvoudige manier toegankelijk worden gemaakt. U kunt simpelweg de documentatie voor de door u gewenste talen naar de webserver kopiëren. Opmerking: In geval van een trage verbinding kan de performance voor het bekijken van de HTML-documentatie op een webserver ontoereikend worden. Procedure: Gebruik voor het kopiëren van bestanden van de CD DB2 HTML-documentatie naar een webserver het juiste bronpad: v Op een Windows-systeem: E:\program files\IBM\SQLLIB\doc\htmlcd\%L\*.*
waarin E de stationsletter van het CD-ROM-station is en %L de taalaanduiding. v Op een UNIX-systeem: /cdrom/program files/IBM/SQLLIB/doc/htmlcd/%L/*.*
waarin cdrom het mountpunt voor het CD-ROM-station is en %L de taalaanduiding. Verwante taken: v “Zoeken in de DB2-documentatie” op pagina 109 Verwante items: v “Supported DB2 interface languages, locales, and code pages” in de publicatie Quick Beginnings for DB2 Servers v “Overzicht technische informatie voor DB2 Universal Database” op pagina 89
Bijlage A. Technische informatie over DB2 Universal Database
107
Problemen bij zoeken in DB2-documentatie met Netscape 4.x De meeste zoekproblemen hebben te maken met de Java-ondersteuning die beschikbaar is in de webbrowsers. Hieronder wordt een aantal mogelijke manieren beschreven om deze problemen te omzeilen. Procedure: Een veel voorkomend probleem met Netscape 4.x heeft betrekking op een ontbrekende of verkeerd geplaatste beveiligingsklasse. Met de onderstaande oplossing wordt dit probleem mogelijk omzeild, met name wanneer het volgende bericht in de Java-console van de browser wordt afgebeeld: Cannot find class
java/security/InvalidParameterException
v Op een Windows-systeem: Kopieer vanaf de CD DB2 HTML-documentatie het bestand x:program files\IBM\SQLLIB\doc\htmlcd\locale\InvalidParameterException.class naar de subdirectory java\classes\java\security\ onder de installatiedirectory van de Netscape-browser. Hierin is x de stationsletter voor de CD-ROM en locale de locale voor de gewenste taal. Opmerking: Het kan zijn dat u de subdirectory java\security\ eerst nog moet maken. v Op een UNIX-systeem: Kopieer vanaf de CD DB2 HTML-documentatie het bestand /cdrom/program files/IBM/SQLLIB/doc/htmlcd/locale/InvalidParameterException.class naar de subdirectory java/classes/java/security/ onder de installatiedirectory van de Netscape-browser. Hierin is cdrom het mountpunt van de CD-ROM en locale de locale voor de gewenste taal. Opmerking: Het kan zijn dat u de subdirectory java/security/ eerst nog moet maken. Als in de Netscape-browser het zoekvenster nog steeds niet wordt afgebeeld, kunt u het volgende nog proberen: v Stop alle sessies van de Netscape-browser om er zeker van te zijn dat er geen Netscape-programma actief is op het systeem. Open een nieuwe Netscape-sessie en probeer de zoekbewerking opnieuw. v Schoon de cache van de browser op. v Probeer een andere versie van Netscape, of een andere browser. Verwante taken: v “Zoeken in de DB2-documentatie” op pagina 109
108
Nieuwe functies in deze release
Zoeken in de DB2-documentatie U kunt de bibliotheek met DB2-documentatie doorzoeken om de gewenste informatie te vinden. Wanneer u vanuit een browser op het zoekpictogram op de navigatiebalk van het DB2 Informatiecentrum klikt, wordt een zoekvenster geopend. De snelheid waarmee een zoekbewerking wordt uitgevoerd is afhankelijk van de snelheid van uw computer en die van het netwerk. Vereisten: Als browser is Netscape 6.1 of hoger of Microsoft Internet Explorer 5 of hoger vereist. Let erop dat de Java-ondersteuning voor de browser is ingeschakeld. Beperkingen: Bij het doorzoeken van de documentatie gelden de volgende beperkingen: v Zoekbewerkingen zijn niet hoofdlettergevoelig. v Booleaanse zoekopdrachten zijn niet mogelijk. v Wildcards en partiële zoekbewerkingen zijn niet mogelijk. Bij een zoekopdracht op java* wordt alleen gezocht op de letterlijke tekenreeks java* en wordt geen match gevonden voor bijvoorbeeld javadoc. Procedure: U doorzoekt de DB2-documentatie als volgt: 1. Klik in de navigatiebalk op het pictogram Search. 2. Geef in het bovenste invoerveld van het zoekvenster een of meer termen op (gescheiden met spaties) die verband houden met het onderwerp dat u zoekt en kies Search. In het veld Results wordt een lijst van onderwerpen afgebeeld die gerangschikt zijn op relevantie. Het getal naast een onderwerp geeft een indicatie van de mate van overeenkomst (hoe hoger het getal, hoe groter de match). Als u meer zoektermen opgeeft, verhoogt u de nauwkeurigheid van de query en worden er minder onderwerpen geretourneerd. 3. In de lijst Results selecteert u het onderwerp dat u wilt bekijken. De bijbehorende informatie wordt dan afgebeeld in het inhoudsframe van het DB2 Informatiecentrum. Opmerking: Wanneer u een zoekopdracht uitvoert, wordt het eerste resultaat (de beste match) automatisch in het inhoudsframe in de browser geladen. Om de inhoud van een ander zoekresultaat te bekijken, selecteert u een nieuw onderwerp in de lijst van resultaten. Verwante taken:
Bijlage A. Technische informatie over DB2 Universal Database
109
v “Problemen bij zoeken in DB2-documentatie met Netscape 4.x” op pagina 108
Problemen in DB2 online oplossen Met de release van DB2 UDB Versie 8 is er niet langer een Troubleshooting Guide beschikbaar. De informatie voor het oplossen van problemen die tot dusver in deze handleiding werd verstrekt, is nu geïntegreerd in de DB2-publicaties. Op die manier kan de meest actuele informatie worden verschaft. U vindt informatie over de hulpprogramma’s en andere voorzieningen van DB2 voor het oplossen van problemen in het DB2 Informatiecentrum dat u vanuit de verschillende tools kunt oproepen. Raadpleeg de informatie op de site voor online DB2-ondersteuning als u problemen ondervindt en hulp nodig hebt bij het zoeken naar mogelijke oorzaken en oplossingen. Op deze site vindt u een grote, permanent bijgewerkte database van DB2-publicaties, TechNotes, APAR-records voor bekende problemen, FixPaks en andere hulpbronnen. U kunt deze kennis database op deze site gebruiken om te zoeken naar oplossingen voor uw problemen. Voor de toegang tot de site voor online ondersteuning opent u www.ibm.com/software/data/db2/udb/winos2unix/support in een browser of u klikt op de opdrachtknop Online Support in het DB2 Informatiecentrum. Informatie die veel aan wijzigingen onderhevig is, zoals het overzicht van de interne DB2-foutcodes, is nu eveneens via deze site beschikbaar. Verwante begrippen: v “DB2 Informatiecentrum vanuit een browser” op pagina 113 Verwante taken: v “Productinformatie vanuit de beheertools opzoeken in het DB2 Informatiecentrum” op pagina 103
Toegankelijkheid Met behulp van voorzieningen ter verhoging van de toegankelijkheid zijn personen met een fysieke handicap, zoals een beperkte motoriek of een verminderd gezichtsvermogen, beter in staat bepaalde softwareproducten te gebruiken. De volgende toegankelijkheidsvoorzieningen zijn beschikbaar in DB2 Universal Database Versie 8: v In DB2 kunnen alle functies behalve met de muis ook met behulp van het toetsenbord worden uitgevoerd. Zie “Invoer en navigatie via het toetsenbord” op pagina 111.
110
Nieuwe functies in deze release
v In DB2 kunt u de groottes en de kleuren van de lettertypen aanpassen. Zie “Toegankelijkheid beeldscherm”. v DB2 kan visuele waarschuwingen of geluidssignalen genereren. Zie “Alternatieve waarschuwingssignalen”. v DB2 ondersteunt toegankelijkheidstoepassingen die gebruikmaken van de Java Accessibility API. Zie “Compatibiliteit met Assistive Technologies”. v Bij DB2 wordt documentatie meegeleverd in makkelijk toegankelijke indelingen. Zie “Toegankelijkheid documentatie” op pagina 112.
Invoer en navigatie via het toetsenbord Invoer vanaf het toetsenbord U kunt de DB2-tools gebruiken met alleen het toetsenbord. U kunt toetsen of toetscombinaties gebruiken voor de meeste bewerkingen die u ook met een muis kunt uitvoeren. Toetsenbordfocus Op UNIX-systemen wordt de positie van het toetsenbordfocus gemarkeerd aangegeven, waarmee duidelijk wordt gemaakt welk deel van het venster actief is en waar de toetsaanslagen worden ingevoerd.
Toegankelijkheid beeldscherm De DB2-tools beschikken over voorzieningen die een uitbreiding zijn op de gebruikersinterface en die de toegankelijkheid vergroten voor gebruikers met een verminderd gezichtsvermogen. Hiertoe behoort ook de ondersteuning voor de aanpassing van de lettertype-eigenschappen. Lettertype-instellingen In de DB2-tools kunt u de kleur, de grootte en het lettertype selecteren voor de tekst in de menu’s en de dialoogvensters met behulp van het instellingenblok voor de tools. Geen kleurafhankelijkheid U hoeft geen kleuren te kunnen onderscheiden om de functies van het product te kunnen gebruiken.
Alternatieve waarschuwingssignalen In het instellingenblok voor de tools kunt u opgeven of er geluidssignalen of visuele waarschuwingen moeten worden gegenereerd.
Compatibiliteit met Assistive Technologies De DB2-toolsinterface biedt ondersteuning voor de Java Accessibility API, waarmee gebruik kan worden gemaakt van schermlezers en andere hulptechnieken voor mensen met een handicap.
Bijlage A. Technische informatie over DB2 Universal Database
111
Toegankelijkheid documentatie De documentatie voor de DB2-producten is beschikbaar in HTML-indeling. Op die manier kunt u de documentatie bekijken met de weergave-instellingen van uw browser. Dat betekent dat u gebruik kunt maken van schermlezers en andere hulptechnologieën.
DB2-documenten voor zelfstudie Met behulp van de DB2-documenten voor zelfstudie kunt u kennismaken met de verschillende aspecten van DB2 Universal Database. Het zelfstudieprogramma bestaat uit lessen met stapsgewijze instructies voor het ontwikkelen van toepassingen, het optimaliseren van SQL-query’s, het werken met data warehouses, het beheer van metagegevens en de ontwikkeling van webservices met behulp van DB2. Vooraf: Om de documenten voor zelfstudie via de onderstaande links te kunnen openen, moet u deze eerst installeren vanaf de CD DB2 HTML-documentatie. Als u de zelfstudiebestanden niet wilt installeren, kunt u de HTML-versies daarvan rechtstreeks vanaf de CD DB2 HTML-documentatie bekijken. PDF-versies van deze documenten te vinden op de CD DB2 PDF-documentatie. Sommige zelfstudielessen maken gebruik van voorbeeldgegevens of een voorbeeldprogramma. Zie de afzonderlijke lessen voor een beschrijving van speciale vereisten voor bepaalde taken. DB2 Universal Database - Zelfstudie: Als u de documenten voor zelfstudie hebt geïnstalleerd vanaf de CD DB2 HTML-documentatie, kunt u op een van de zelfstudielessen in de onderstaande lijst klikken om de betreffende les te bekijken. Business Intelligence Tutorial: Introduction to the Data Warehouse Center Uitvoering van inleidende taken op het gebied van data warehousing met behulp van het Data Warehouse-centrum. Business Intelligence Tutorial: Extended Lessons in Data Warehousing Uitvoering van geavanceerde taken op het gebied van data warehousing met behulp van het Data Warehouse-centrum. Development Center Tutorial for Video Online using Microsoft Visual Basic Ontwikkeling van de verschillende componenten van een toepassing met behulp van de Development Center Add-in voor Microsoft Visual Basic.
112
Nieuwe functies in deze release
Information Catalog Center Tutorial Ontwikkeling en beheer van een informatiecatalogus voor het lokaliseren en gebruiken van metagegevens met behulp van het Information Catalog Center. Video Central for e-business Tutorial Ontwikkeling en gebruik van een geavanceerde DB2 Web Services-toepassing met behulp van WebSphere-producten. Visual Explain Tutorial Analyse, optimalisatie en afstemming van SQL-instructies ter verhoging van de performance met behulp van Visual Explain.
Gezochte onderwerp niet beschikbaar in deze taal Het door u gezochte onderwerp is niet beschikbaar in deze taal. Daarom wordt nu in een afzonderlijk browservenster de Engelstalige informatie voor het onderwerp afgebeeld.
DB2 Informatiecentrum vanuit een browser Via het DB2 Informatiecentrum hebt u toegang tot alle informatie die u nodig hebt om de mogelijkheden van DB2 Universal Database en DB2 Connect in uw onderneming volledig te benutten. Het DB2 Informatiecentrum bevat tevens beschrijvingen van de belangrijkste functies en onderdelen van DB2, waaronder replicatie, data warehousing, Information Catalog Center, Life Sciences Data Connect en DB2 Extenders. Bij gebruik van de browsers Netscape Navigator 6.1 en hoger of Microsoft Internet Explorer 5 en hoger bestaat het DB2 Informatiecentrum uit de onderstaande onderdelen. Voor een aantal onderdelen is ondersteuning voor Java of JavaScript vereist. Actuele documentatie Up-to-date houden van de informatie door HTML-bestanden te downloaden waarin wijzigingen zijn aangebracht. Zoeken Doorzoeken van alle op het werkstation geïnstalleerde onderwerpen via de knop Zoeken op de navigatiebalk. Geïntegreerde navigatiestructuur Zoeken van onderwerpen in de DB2-bibliotheek binnen één navigatiestructuur. De navigatiestructuur is als volgt ingedeeld op informatietype:
Bijlage A. Technische informatie over DB2 Universal Database
113
v Taken met stapsgewijze instructies die ertoe moeten leiden dat een bepaald doelstel wordt bereikt. v Begrippen die samenhangen met een bepaald onderwerp. v Naslagmateriaal met gedetailleerde informatie over een onderwerp, inclusief de syntaxis van instructies en opdrachten, Help bij berichten en de bijkomende vereisten. Hoofdindex Toegang vanuit de hoofdindex tot de informatie die vanaf de CD DB2 HTML-documentatie is geïnstalleerd. De index is alfabetisch gerangschikt op onderwerp. Verklarende woordenlijst De verklarende woordenlijst bevat de definities van de termen die in het DB2 Informatiecentrum worden gebruikt. De woordenlijst is alfabetisch gerangschikt op term. Verwante taken: v “Onderwerpen zoeken via het DB2 Informatiecentrum vanuit een browser” op pagina 100 v “Productinformatie vanuit de beheertools opzoeken in het DB2 Informatiecentrum” op pagina 103 v “Op het systeem geïnstalleerde HTML-documentatie bijwerken” op pagina 105
114
Nieuwe functies in deze release
Bijlage B. Kennisgevingen Verwijzing in deze publicatie naar producten (apparatuur of programmatuur) of diensten van IBM houdt niet in dat IBM deze ook zal uitbrengen in alle landen waar IBM werkzaam is. Neem contact op met uw IBM-vertegenwoordiger voor informatie over de producten en diensten die momenteel beschikbaar zijn in uw land of regio. Verwijzing in deze publicatie naar producten en diensten van IBM houdt niet in dat uitsluitend IBM-producten of -diensten kunnen worden gebruikt. Functioneel gelijkwaardige producten of diensten kunnen in plaats daarvan worden gebruikt, mits dergelijke producten of diensten geen inbreuk maken op intellectuele eigendomsrechten of andere rechten van IBM. De gebruiker is verantwoordelijk voor de samenwerking van IBM-producten of -diensten met producten of diensten van anderen, tenzij uitdrukkelijk anders aangegeven door IBM. Mogelijk heeft IBM octrooien of octrooiaanvragen met betrekking tot bepaalde in deze publicatie genoemde producten. Aan het feit dat deze publicatie aan u ter beschikking wordt gesteld, kan geen recht op licentie of enig ander recht worden ontleend.
Online publicaties Met betrekking tot online versies van dit boek bent u gerechtigd: v de documentatie die zich op de gegevensdrager bevindt te kopiëren, te wijzigen of af te drukken voor gebruik binnen uw onderneming, mits u de auteursrechtenvermelding, alle waarschuwingen en andere verplichte verklaringen op elke kopie of gedeeltelijke kopie reproduceert; en v het oorspronkelijke, ongewijzigde exemplaar van de documentatie over te dragen bij overdracht van het betreffende IBM-product (machine of programma) dat u gerechtigd bent over te dragen. Bij overdracht dient u alle kopieën van de documentatie te vernietigen. U bent verantwoordelijk voor alle belastingen die voortvloeien uit deze autorisatie. ER WORDEN GEEN UITDRUKKELIJKE OF STILZWIJGENDE GARANTIES GEGEVEN, WAARONDER BEGREPEN DE GARANTIES VAN VERKOOPBAARHEID OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL.
© Copyright IBM Corp. 1997, 2002. Alle rechten voorbehouden
115
In bepaalde rechtsgebieden kunnen stilzwijgende garanties niet worden uitgesloten. In dat geval is de bovenstaande uitsluiting niet op u van toepassing. Niet-nakoming van de bovengenoemde voorwaarden houdt beëindiging in van deze autorisatie. Bij beëindiging van de autorisatie dient u de voor een machine leesbare documentatie te vernietigen.
Merken De volgende benamingen zijn merken van International Business Machines Corporation in de Verenigde Staten en andere landen en zijn in ten minste één van de documenten in de DB2 UDB-documentatiebibliotheek genoemd: ACF/VTAM AISPO AIX AIXwindows AnyNet APPN AS/400 BookManager C Set++ C/370 CICS Database 2 DataHub DataJoiner DataPropagator DataRefresher DB2 DB2 Connect DB2 Extenders DB2 OLAP Server DB2 Universal Database Distributed Relational Database Architecture DRDA eServer Extended Services FFST First Failure Support Technology IBM IMS IMS/ESA iSeries
116
Nieuwe functies in deze release
LAN Distance MVSMVS/ESA MVS/XA Net.Data NetView OS/390 OS/400 PowerPC pSeries QBIC QMF RACF RISC System/6000 RS/6000 S/370 SP SQL/400 SQL/DS System/370 System/390 SystemView Tivoli VisualAge VM/ESA VSE/ESA VTAM WebExplorer WebSphere WIN-OS/2 z/OS zSeries
De volgende benamingen zijn merken van andere ondernemingen en zijn in ten minste één van de documenten in de DB2 UDB-documentatiebibliotheek genoemd: Microsoft, Windows, Windows NT en het Windows-logo zijn merken van Microsoft Corporation in de Vereningde Staten en/of andere landen. Intel en Pentium zijn merken van Intel Corporation in de Vereningde Staten en/of andere landen. Java en alle op Java gebaseerde merken zijn merken van Sun Microsystems, Inc. in de Vereningde Staten en/of andere landen. UNIX is een merk van The Open Group in de Vereningde Staten en andere landen. Andere genoemde namen van bedrijven, producten of diensten kunnen merken van derden zijn.
Bijlage B. Kennisgevingen
117
118
Nieuwe functies in deze release
Trefwoordenregister A afrondingsprogramma uitvoeren op databases voor onderhoud 17 anticiperend ophalen blokgebaseerde bufferpools 28 API db2Inspect() 49 API db2Load uitbreidingen 11 Apply-programma bewaking 57 één service per subsysteem van programma 56 wachtwoorden versleuteld in wachtwoordbestand 56 wijzigingen per transactie vastleggen 56 asynchrone I/O, performance opschoonprogramma voor geheugenpagina’s 28
B backupfunctie XBSA-ondersteuning 15 berichtenlogboek voor beheersactiviteiten 16 vervangt db2alert.log 3 bestellen, DB2-handleidingen 98 Besturingscentrum performance monitor verwijderd 3 Besturingscentrum voor OS/390 en z/OS 43 bewaking replicatie 57 block on log disk full (blk_log_dsk_ful), configuratieparameter 14 bufferpools blokgebaseerd, performance voor anticiperend ophalen 28 opdracht AUTOCONFIGURE 25
C caching gepartitioneerde databases 29 CALL-instructies dynamisch voorbewerken 67 Capture-programma bewaking 57
Capture-programma (vervolg) één service per subsysteem van programma 56 meerdere subsystemen van 55 uitbreidingen 53 CC/390 (Control Center 390), uitbreidingen 44 centers Health Center 19 Replicatiecentrum 51 clean transformer, uitbreidingen 61 Clientconfiguratie naam gewijzigd in Configuration Assistant 1 codetabellen euro-valutateken 25 nieuwe ondersteuning 3 configuratieparameters mirrorlogpath 14 online configureerbaar 35 Configuration Assistant (CA) uitbreidingen 44 configureerbare online configuratieparameters 35 containers DMS, online beheer 37 Control Center voor OS/390 en z/OS 44 CWM-functie (Common warehouse metamodel) XML-ondersteuning 62
D DAS (DB2 Administration Server) uitbreidingen 41 Data Links Manager DATALINK-kolommmen bewaken 58 performance 86 platformbeschikbaarheid 86 Data Warehouse-centrum CWM-objecten (common warehouse metamodel) converteren 62 doeltabelkolommen bijwerken 64 performance van clean transformer 61 SQL Select en Update, stap 64
© Copyright IBM Corp. 1997, 2002. Alle rechten voorbehouden
Data Warehouse-centrum (vervolg) uitbreidingen voor toewijzing van kolommen 63 database manager-configuratie opdracht AUTOCONFIGURE 25 databasebeheer Tivoli Manager voor DB2 23 databaseconfiguratie opdracht AUTOCONFIGURE 25 databasepartitiegroepen wizard Alter Database Partition Group 43 wizard Redistribute Data 43 databases afrondingsprogramma uitvoeren voor onderhoud 17 DATALINK, gegevenstype replicatie 58 DB2 Administration Server (DAS) uitbreidingen 41 DB2 Besturingsserver gepartitioneerde databaseomgevingen 40 DB2 CLI LOAD-functionaliteit 73 DB2 Data Links Manager bestanden bijwerken 86 uitbreidingen 86 DB2-documentatie zoeken met Netscape 4.x 108 DB2 Enterprise Edition samengevoegd met Extended Enterprise Edition 1 DB2 High Performance Unload voor Multiplatforms, hulpprogramma 83 DB2 Informatiecentrum 113 DB2 Installatiewizard uitbreidingen 42 DB2 OLAP Integration Server uitbreidingen 81 DB2 OLAP Server uitbreidingen 81 DB2 Performance Expert voor Multiplatforms, hulpprogramma 83 DB2 Recovery Expert voor Multiplatforms, hulpprogramma 83
119
DB2 Relational Connect uitbreidingen 79 DB2 Table Editor voor Multiplatforms, hulpprogramma 83 DB2 Universal Database Enterprise Server Edition 1 installatie van meerdere talen op Windows-platforms 47 multiplatformhulpprogramma’s 83 naam Workgroup Edition gewijzigd 1 product- en pakketwijzigingen 1 Tivoli-ready 23 verouderde functie 3 DB2 Warehouse Manager AIX-server 61 Linux-ondersteuning 61 naam Information Catalog Manager gewijzigd 64 DB2 Web Query Tool voor Multiplatforms, hulpprogramma 83 DB2-zelfstudieprogramma’s 112 db2alert.log 3 deadlocks eventmonitoring van 22 DMS (database managed space) online beheer van containers 37 doorzoeken HTML-documentatie bij DB2 47 dynamische verwerking, methoden 73
E euro-valutateken ondersteuning 25 ondersteuning voor 3 eventmonitors controle over tijd- en datum/tijdgegevenselementen 22 voor deadlocks 22 wegschrijven naar SQL-tabellen 21
F federatieve systemen uitbreidingen 79
G gebiedsaanduidingen nieuwe naam voor landaanduiding 2
120
Nieuwe functies in deze release
gedeclareerde tijdelijke tabellen indexeren 74 statistieken 74 vastleggen in logboek ongedaan maken 74 gedrukte boeken bestellen 98 gefaseerde processen, Data Warehouse Center 63 gegevens controleren op vereiste reorganisatie per schema 18 gecomprimeerde nullwaarden en standaardwaarden 25 wizard Load 43 geïntegreerde functies trigonometrische 72 gepartitioneerde databaseomgevingen wizard Add Partitions 43 wizard Alter Database Partition Group 43 wizard Redistribute Data 43 gepartitioneerde databases caching van catalogus 29 caching van machtigingen 29
H handicaps 110 Health Center overzicht 19 herstelfunctie andere codetabel instellen voor database 15 HTML-documentatie bij DB2 doorzoeken 47 gecombineerde inhoudsopgave 45 hoofdindex 45 installeren 46 links tussen onderwerpen 45 ondersteunde browsers 45 updates 46 hulpprogramma’s multiplatform 83
I indexen naam wijzigen 25 online reorganisatie van 34 van type 2 24 online reorganisatie van tabellen 33 informatieve voorwaarden 72 Information Catalog Center 64
Information Catalog Manager naam gewijzigd in Information Catalog Center 64 installeren DB2 Universal Database meerdere talen op Windows-platforms 47 HTML-documentatie bij DB2 46 INSTEAD OF-triggers 72 instructie ALTER BUFFERPOOL 36 instructie CREATE BUFFERPOOL 36 IPX/SPX niet ondersteund 3
J JDBC stuurprogrammauitbreidingen 76 JDBC 1.2-stuurprogramma waarvan het gebruik wordt ontraden 76
K knooppuntgroepen gewijzigd in databasepartitiegroepen 2 kolommen toewijzingsuitbreidingen, Data Warehouse Center 63
L landaanduidingen (gewijzigd in gebiedsaanduiding) 2 Load, hulpprogramma aan te roepen vanuit CLI 73 incrementeel onderhoud van opgebouwde querytabellen tijdens LOAD/APPEND 37 uitbreidingen 11 logboeken geen gegevens vastleggen wanneer schijf vol is 14 onbeperkt actief logboek 14 tweevoudig vastleggen configuratieparameter mirrorlogpath 14 wizard Database Logging 43
M methoden dynamische verwerking van 73 vervangen 73 momentopnamen controle over tijd- en datum/tijdgegevenselementen 22
momentopnamen (vervolg) ophalen via SQL 23 MQT (materialized query tables) Design Advisor 43 incrementeel onderhoud met een stagingtabel 30 incrementeel onderhoud tijdens LOAD/APPEND 37 met niet-samengevoegde Joins 30 onderhouden door de gebruiker 30 op roepnamen 30 multidimensionale clustering (MDC) 27
N naam wijzigen indexen 25 NUMA-Q 3
O OLE DB-provider voor DB2 overzicht 74 onbeperkt actief logboek 14 online help, toegang tot 99 laden van tabellen 33 online indexreorganisatie gewijzigd in online indexdefragmentering van geheugenpagina’s 2 Ontwikkelcentrum beschrijving 71 opdracht AUTOCONFIGURE 25 opdracht INSPECT 49 opdracht REORG INDEXES 34 opdracht REORG TABLE 33 opdracht REORGCHK 18 opdracht RUNSTATS globale tijdelijke tabellen 74 uitbreidingen 18 opdracht SELECT ophalen momentopnamen 23 opgebouwde querytabellen Design Advisor 43 incrementeel onderhoud met een stagingtabel 30 incrementeel onderhoud tijdens LOAD/APPEND 37 met niet-samengevoegde Joins 30 onderhouden door de gebruiker 30
opgebouwde querytabellen (vervolg) op roepnamen 30 opgeslagen procedures wijzigen 67 opschoonprogramma voor geheugenpagina’s asynchrone I/O, performance 28 OS/2 (niet ondersteund) 3
P pakketcache leegmaken 13 pakketten cache leegmaken 13 meerdere versies 17 performance Data Links Manager 86 Design Advisor 43 indexen van type 2 24 MDC-tabellen (multidimensionale clustering) 27 online reorganisatie van tabellen 33 probleemoplossing berichtenlogboek voor beheersactiviteiten 16 DB2-documentatie zoeken 108 gegevens traceren 49 Health Center 19 online informatie 110 PTX niet ondersteund 3
R replicatie bewaking 57 Capture-programma meerdere subsystemen van 55 uitbreidingen 53 DATALINK-kolommen 58 performanceverbetering 56 Replicatiecentrum 51 stuurtabellen 52 Replicatiecentrum Capture- en Apply-programma bewaken 57 overzicht 51 Replication Analyzer wachtwoorden versleuteld in wachtwoordbestand 56 responsbestanden maken DB2 Installatiewizard 42 routines catalogusviews 67
routines (vervolg) geïmplementeerd met behulp van threadmodel 29 maken met Ontwikkelcentrum 71 SQL-instructies 67 runtime-client, verwijderde functies 1
S satellietbeheer DB2CTLSV-subsysteem ondersteuning voor gepartitioneerde databaseomgeving 40 geen ondersteuning voor generaliseren van replicatie-subscriptions 3, 40 satellietbeheer samengevoegd in DB2 Personal Edition 1 SQL (Structured Query Language) machtiging externe routines 67 uitbreidingen van SQL Assist 72 SQL Assist uitbreidingen 72 statistieken uitbreidingen van opdracht RUNSTATS 18 Storage Management, hulpprogramma 12 Stored Procedure Builder, vervangen door Ontwikkelcentrum 1, 71 SUNLINK SNA, niet ondersteund 3
T taalondersteuning euro-valutateken 3 ondersteuning van nieuwe codetabellen 3 uitbreidingen 3 tabellen doel, bijwerken met Data Warehouse Center 64 gewijzigd, replicatie 52 integriteit controleren met INSPECT 49 nieuwe, replicatie 52 online reorganisatie 33 opgebouwde query 30 incrementeel onderhoud tijdens LOAD/APPEND 37 tabelruimte niet vergrendeld tijdens laadbewerkingen 33
Trefwoordenregister
121
tabellen (vervolg) voor multidimensionale clustering 27 voor wegschrijven van eventmonitors 21 wizard Load 43 tabelruimten controleren integriteit, met INSPECT 49 niet vergrendeld tijdens laadbewerkingen 33 taken DB2-advisor 43 Design Advisor 43 Taakcentrum, batchverwerking in DB2 voor OS/390 43 threads routines geïmplementeerd met behulp van thread-gebaseerd model 29 Tivoli Storage Manager (TSM) met behulp van 23 toegankelijkheid voorzieningen 110 toepassingen vastleggen van wijzigingen in twee fasen voor host en iSeries 88 web DB2 OLAP Server 81 verbindingsconcentrator 30 WebSphere Studio 78 traceerfuncties uitbreidingen 49 triggers INSTEAD OF-activering 72 trigonometrische geïntegreerde functies 72 tweevoudig vastleggen configuratieparameter mirrorlogpath 14 type 2, indexen beschrijving 24 online tabelreorganisatie 33 type 2, JDBC-stuurprogramma uitbreidingen 76 type 3, JDBC-stuurprogramma 76 type 4, JDBC-stuurprogramma DB2-ondersteuning 76
V
U
XML CWM-ondersteuning (common warehouse metamodel) 62 DB2 XML Extender 87 REC2XML- en COLLATTVAL-functies 78
UDF’s (user-defined functions) tabelfuncties voor momentopnamen 23
122
Nieuwe functies in deze release
vastleggen van wijzigingen in twee fasen host- en iSeries-toepassingen 88 vensters beheertools 73 verbindingen verbindingsconcentrator 30 verbindingsconcentrator 30 versieniveaus migratie naar Versie 8 6 vervangen methoden 73 voorwaarden informatieve 72
W wachten op meerdere stappen Data Warehouse-centrum 64 warehouse-agents Linux 61 warehouse-server AIX 61 warehousing door de gebruiker onderhouden querytabellen 30 webservices DB2-ondersteuning 75 DB2 XML Extender 87 WebSphere Application Server 78 WebSphere Studio 78 webtoepassingen verbindingsconcentrator 30 wijzigingen terugzetten, hulpprogramma voor ROLLFORWARD-bewerking op basis van lokale tijd 15 Windows beheertools 73 Windows 95, niet ondersteund 3 wizard Add Partitions 43 wizard Alter Database Partition Group 43 wizard Database Logging 43 wizard Load 43 wizard Redistribute Data 43 wizard Subsystem Cloning 43
X
XML (vervolg) UDF voor geldigheidscontrole van schema 78 XML Extender MQSeries-toepassingen 87 uitbreidingen 87
Z zelfstudieprogramma’s
112
Contact opnemen met IBM Voor informatie over hoe u wereldwijd contact opneemt met IBM gaat u naar de IBM Worldwide-site op www.ibm.com/planetwide. In de Verenigde Staten kunt u de volgende nummers bellen: v 1-800-237-5511 voor klantenservice v 1-888-426-4343 voor informatie over beschikbare serviceopties v 1-800-IBM-4YOU (426-4968) voor DB2-marketing en sales In Canada kunt u IBM via de volgende telefoonnummers bereiken: v 1-800-IBM-SERV (1-800-426-7378) voor klantenservice v 1-800-465-9600 voor informatie over beschikbare serviceopties v 1-800-IBM-4YOU (1-800-426-4968) voor DB2-marketing en sales
Productinformatie Informatie met betrekking tot de producten van DB2 Universal Database is beschikbaar via het internet op www.ibm.com/software/data/db2/udb. Deze site bevat de meest recente informatie over de technische bibliotheek, de bestelling van publicaties, downloads voor gebruikers, nieuwsgroepen, FixPaks, nieuws en links naar andere websites. Binnen de Verenigde Staten kunt u een van de volgende nummers bellen: v 1-800-IBM-CALL (1-800-426-2255) voor bestellingen van producten of het verkrijgen van algemene informatie. v 1-800-879-2755 voor het bestellen van publicaties.
© Copyright IBM Corp. 1997, 2002. Alle rechten voorbehouden
123
IBM
Printed in Denmark
IBM Nederland N.V. Postbus 9999 1006 CE Amsterdam Verkoopafdelingen & Informatie 020-5135151
SC14-5547-00