Nederlands op niveau Methode NT2 voor hoogopgeleide anderstaligen
Docentenhandleiding Berna de Boer Birgit Lijmbach
u i t g e v e r ij coutinho bussum 2007
c
Deze docentenhandleiding hoort bij Nederlands op niveau – Methode NT2 voor hoogopgeleide anderstaligen van Berna de Boer en Birgit Lijmbach.
In deze uitgave is gebruikgemaakt van de volgende pictogrammen: spreekopdracht schrijfopdracht grammatica vocabulaire dvd-fragment leesopdracht Stex-tekst
© 2007 Uitgeverij Coutinho b.v. Alle rechten voorbehouden. Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro). Uitgeverij Coutinho Postbus 333 1400 AH Bussum
[email protected] www.coutinho.nl
Noot van de uitgever Wij hebben alle moeite gedaan om rechthebbenden van copyright te achterhalen. Personen of instanties die aanspraak maken op bepaalde rechten, wordt vriendelijk verzocht contact op te nemen met de uitgever. ISBN NUR
978 90 469 0067 3 624
Inhoud 1
2
3
Theoretische inleiding Voorwoord De taalmethode Nederlands op niveau De onderdelen van het boek Nederlands op niveau Bronvermelding
5 5 7 16
Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk
17
Thema Thema Thema Thema Thema Thema Thema Thema
18 25 34 48 57 67 78 86
1 2 3 4 5 6 7 8
Nieuwsgierig??? Verrassend! Positief Agressief Ongelooflijk Geïntegreerd Verstandig Kritisch
Kopieerbladen 2.9 3.10 4.11 6.16 7
4
4
94
Regels opstellen (4 bladen) Argumenteren – stellingen + argumenten voor en tegen (3 bladen) Scheldwoorden Apenkooien (10 bladen) Teksten bij Aletta Jacobs (3 teksten)
Toetsen Toets Toets Toets Toets Toets Toets Toets Toets
bij bij bij bij bij bij bij bij
119 thema thema thema thema thema thema thema thema
1 2 3 4 5 6 7 8
-
Nieuwsgierig ??? Verrassend! Positief Agressief Ongelooflijk Geïntegreerd Verstandig Kritisch
Nederlands op niveau Methode NT2 voor hoogopgeleide anderstaligen
Docentenhandleiding 1 Theoretische inleiding
u i t g e v e r ij coutinho bussum 2007
c blz. 4
1 Theoretische inleiding
VOORWOORD Op veelvuldig verzoek van cursisten van het Talencentrum Rijksuniversiteit Groningen hebben we na Nederlands in actie een vervolg geschreven, en wel Nederlands op niveau – Methode NT2 voor hoogopgeleide anderstaligen. Deze methode is vanaf september 2005 tot april 2007 in verschillende conceptversies getest en bijgesteld naar aanleiding van opmerkingen van cursisten en docenten.
DE TAALMETHODE NEDERLANDS OP NIVEAU De methode bestaat uit een boek inclusief dvd en een website. Op de website staan deze docentenhandleiding, grammatica-oefeningen en oefeningen luistervaardigheid. Doel Het doel van deze methode is om NT2-leerders te stimuleren en te activeren om hun Nederlandse taalvaardigheid op een hoger niveau (B2) te brengen. Doelgroep Deze methode is ontwikkeld voor hoogopgeleide, zelfstandige en actieve leerders en docenten. We richten ons op studenten die erop durven te vertrouwen dat ook andere manieren van onderwijs kunnen leiden tot kennis en vaardigheden, die gebruik durven te maken van hun al opgebouwde taalintuïtie van het Nederlands en die kunnen reflecteren op hun eigen leerproces. Bewust rekenen we onder de doelgroep ook de actieve docent: de methode vraagt een docent die materiaal kan inzetten en overslaan waar nodig, en die kan inspringen op wisselende behoeften van zijn studenten door ze de ene keer meer aandacht te geven maar ze op andere moment durft los te laten, door expliciet onderwijs te geven of juist af te wachten hoe het natuurlijke leerproces zich ontwikkelt. Zowel de docent als de medestudenten spelen in deze methode een belangrijke rol in het leerproces; voor zelfstudie is dit boek minder geschikt. Voor studenten extra muros (buitenlandse studenten die Nederlands studeren aan een buitenlandse universiteit) is deze methode ook bruikbaar ten behoeve van de taalverwerving; voor de bestudering van het Nederlands op wetenschappelijk niveau zullen aanvullingen noodzakelijk zijn. Niveau In termen van het CEF (Common European Framework, Europees Referentie Kader) leidt dit boek van B1 naar B2. Het boek heeft een per hoofdstuk oplopende moeilijkheidsgraad; dit geldt voor zowel de teksten als de spreek- en schrijfopdrachten en de grammatica (onderwerpen en verwerking). Na dit boek te hebben doorgewerkt, moet een student in principe niveau B2 beheersen, en dat betekent voor de Nederlandse markt dat hij voldoende kennis en vaardigheden heeft om het Staatsexamen NT2 programma-II af te leggen. Staatsexamen NT2-II Veel studenten die in Nederland een cursus Nederlands volgen, bereiden zich voor op het Staatsexamen NT2-II. Dit is het examen dat behaald moet zijn om
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 5 / 93
1 Theoretische inleiding
als regulier student aan een Nederlandse universiteit of hbo te kunnen worden ingeschreven. Dit boek is niet expliciet bedoeld als voorbereidingscursus op dit examen. Er zijn immers ook genoeg studenten (in Nederland en daarbuiten) die geen belangstelling hebben voor dat examen en alleen ‘goed Nederlands’ willen leren. Wel willen we dat studenten na het doorwerken van dit boek zich zeker genoeg voelen om aan dat examen deel te nemen en daarbij een redelijke kans van slagen hebben. Om tegemoet te komen aan studenten die dit boek wel gebruiken met het examen als doel, hebben we op enkele plaatsen opdrachten opgenomen zoals ze op het Staatsexamen ook gegeven worden, bijvoorbeeld • een leestekst met multiplechoicevragen aan het eind van elk hoofdstuk; • spreekopdrachten zoals in deel 1 van het examen, i.c. een situatieschets en de vraag: wat zeg je dan? • schrijfopdrachten: zakelijke teksten zoals die op het examen van de kandidaten worden gevraagd. Tijdsinvestering Deze methode is uitvoerig in de praktijk getest, zowel in individuele als in groepscursussen. Wanneer van een hoofdstuk alle onderdelen worden behandeld, blijken daarmee ongeveer acht klokuren te zijn gemoeid, en met de bijbehorende zelfstudie zo’n acht tot twaalf uur. Didactische uitgangspunten Onze visie op de rol van de student en de docent, op de activiteiten binnen het leerproces en de verwerking van kennis en vaardigheden vinden we terug in het zogenoemd sociaal constructivisme. Het citaat hieronder is overgenomen van de website van StiBCO, Stichting ter Bevordering van de Cognitieve Ontwikkeling, die de uitgangspunten van het sociaal constructivisme heeft vertaald naar de dagelijkse praktijk van opvoeden en begeleiden van leerprocessen. Ons inziens is deze vertaalslag evenzeer van toepassing op het onderwijs aan volwassenen, en we spreken in de tekst hieronder dan ook van ‘studenten’, waar de informatie oorspronkelijk van ‘kinderen’ spreekt. Het sociaal constructivisme is een moderne leertheorie die ervan uitgaat dat mensen zelf betekenis verlenen aan hun omgeving en dat sociale processen hierbij een prominente rol spelen. Kennis wordt door ieder mens op een eigen wijze geconstrueerd, waarbij men sterk wordt beïnvloed door de reacties en opvattingen in de sociale omgeving. In de vertaling van het sociaal constructivisme naar de dagelijkse les- of opvoedingspraktijk vormt ‘leren als een sociaal proces’ het uitgangspunt. (…) Bij het vormgeven van taken en lessen zijn er vijf peilers: 1 de student moet actief zijn: hij moet iets doen om de leerstof te verwerken; 2 de student moet constructief zijn: hij moet de nieuwe kennis zelf construeren, d.w.z. uitdiepen en verbinden met de aanwezige voorkennis. Op deze manier ontstaat nieuwe kennis; 3 de student moet doelgericht met de kennis omgaan: het leren levert succeservaringen op als mensen een (bereikbaar) doel voor ogen hebben; 4 de studenten moeten samen (coöperatief) bezig zijn met het verwerven en verwerken van kennis en het ontwikkelen van vaardigheden. Leren is een sociaal proces. Elkaar uitleg geven blijkt de resultaten te verbeteren;
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 6 / 93
1 Theoretische inleiding
5 de student moet zijn leerproces zelf kunnen reguleren. Sturing kunnen geven aan het eigen leerproces motiveert. (Bron: http://www.stibco.nl/informatie) Onze visie vonden we bovendien ondersteund in een artikel van David A. Souza (How the brain learns. Thousand Oaks: Corwin Press, 2001) waarin beschreven is dat mensen het meest leren van wat ze met anderen hebben besproken en aan anderen hebben uitgelegd – een activiteit die regelmatig terugkeert in Nederlands op niveau. We hebben dit onderzoek bewust opgenomen in ons boek (hoofdstuk 2, opdracht 13), mede om onze studenten te laten zien waarom we op deze manier werken. Overleggen met elkaar, samen tot oplossingen komen: we weten dat docenten daar soms wat huiverig tegenover staan. Zij vrezen dat studenten elkaar dingen verkeerd kunnen uitleggen, dat ze elkaars fouten overnemen of dat studenten alleen uitleg van een docent accepteren. Dit samenwerkend leren is een proces dat ook een docent moet leren en moet durven. Je moet erop vertrouwen dat wat besproken wordt door studenten onderling veel vaker wel juist is dan niet, dat de winst van samenwerking in de meeste gevallen vele malen groter is dan het verlies. Zowel studenten als docenten moeten zien dat de docent niet de enige informatiebron is tijdens de les, dat ook de studenten al kennis van en intuïties over het Nederlands hebben gevormd en dat erkenning van die inzichten in het algemeen het zelfvertrouwen van de student ten goede komt. Voor de docent betekent dit dat hij misschien wat status betreft een stapje terug moet doen: van de alwetende docent naar de stimulerende begeleider.
DE ONDERDELEN VAN HET BOEK NEDERLANDS OP NIVEAU Hieronder volgt een beschrijving van de onderdelen van elk hoofdstuk en algemene aanwijzingen erbij voor gebruik in de les. In deze docentenhandleiding geven we – per hoofdstuk en per opdracht en in de volgorde van het boek – aanwijzingen, voor zover die niet voor zichzelf spreken of duidelijk zijn door de instructie in het boek of onderstaande algemene aanwijzingen. Titel Elk hoofdstuk heeft een adjectief als titel, zoals nieuwsgierig, verrassend, agressief, verstandig. De teksten, luisterfragmenten, oefeningen hebben allemaal een link met het betreffende adjectief. Om de voorkennis van de studenten te activeren, is het goed hen in deze fase een woordweb te laten maken rond het woord. Binnenkomer Elk hoofdstuk opent met een grapje, een cartoon of een tekstje ter introductie van het thema. Aansluitend is er een korte spreekopdracht. Teksten Elk hoofdstuk bevat gemiddeld twee leesteksten. We hebben die enerzijds geselecteerd op bruikbaarheid als startpunt voor schrijf- en spreekopdrachten, anderzijds als bron voor woordenschatverwerving. En, heel belangrijk: het moet een tekst zijn die de lezers lokt, die leuk en interessant is om te lezen en aansluit bij het thema van het hoofdstuk. Hoewel dit natuurlijk subjectief is,
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 7 / 93
1 Theoretische inleiding
hebben de nu opgenomen teksten de toets der kritiek van de studenten doorstaan. De teksten zijn allemaal authentiek en niet ingekort. Ze zijn onder andere afkomstig uit het Dagblad van het Noorden, de UK, de Volkskrant en het NRC. Waar mogelijk hebben we de teksten gekoppeld aan een grammaticaal onderwerp, of delen van de teksten als voorbeeldzinnen gebruikt, maar we hebben hiervan geen halszaak gemaakt. Het is belangrijk dat studenten wennen aan het doornemen van redelijk lange teksten, zonder al te veel te worden opgehouden door het opzoeken van woordbetekenissen. Studenten moeten erop durven vertrouwen dat een tekst voldoende begrijpen niet per se betekent dat alle woorden en constructies tot in detail doorgrond zijn. Om te testen of een tekst voldoende begrepen is, zijn de aan de tekst toegevoegde vragen bruikbaar. Wie deze vragen kan beantwoorden, heeft voldoende begrepen van de tekst en kan ermee verder werken. Voor de teksten met multiplechoicevragen, de zogenoemde Stex-teksten, zijn we minder kritisch geweest op het criterium tekst als uitgangspunt. Bij de selectie daarvan hebben we vooral gelet op het zakelijke karakter van de tekst en op de mogelijkheid er vragen over te stellen die nauwkeurig begrip van de tekst vereisen. Deze Stex-teksten moeten bij voorkeur niet in de les behandeld worden; ze moeten echt beschouwd worden als een individuele training leesvaardigheid voor het Staatsexamen NT2 programma-II. In groepen die niet naar dit examen toewerken, kunnen deze opdrachten zonder probleem worden overgeslagen. Vocabulaire We hebben bij elke leestekst twee blokjes woorden opgenomen: stervocabulaire en vocabulaire. Het stervocabulaire bestaat uit woorden die niet per se in deze tekst voorkomen maar ons inziens wel aansluiten bij het thema. Het zijn woorden waarvan wij vinden dat cursisten alle betekenissen en manieren van gebruik goed in zich op moeten nemen. De andere vocabulairewoorden komen toevallig wel in deze tekst voor en ze zijn interessant genoeg om na te zoeken en bewust bij stil te staan. Het is echter niet noodzakelijk om alle betekenissen en toepassingen van deze woorden te doorgronden. Op deze manier willen we aangeven en leren inzien dat er bij nieuwe woorden meer komt kijken dan betekenis alleen. We willen een actieve woordenschatverwervingshouding aanleren waarbij een leerder goed en zelfstandig leert kijken naar de talige omgeving en implicaties van een woord. De betekenis ervan is maar een van de vele facetten waarop hij moet letten. We willen enerzijds niet te veel aanbieden (zelf ontdekken werkt ons inziens beter, anderzijds kost het in een les erg veel tijd om hetgeen rond een woord gevonden is te verwerken. Dat is een spanningsveld waarmee de docent moet leren omgaan. Een praktische tip is om vooraf een maximale tijd te stellen die aan het bespreken van de nieuwe woorden besteed wordt. Voor de selectie van een woordenschat na de 2000 meest frequente woorden, zoals in het Basiswoordenboek van Nieuwborg en Klein, bestaat geen duidelijke
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 8 / 93
1 Theoretische inleiding
richtlijn. Adviezen daaromtrent komen erop neer dat je op je eigen ervaring moet afgaan. We hebben op basis van onze ervaringen in de cursussen van afgelopen jaren een bestand opgebouwd van woorden die voor studenten in het algemeen lastig zijn in begrip en / of gebruik, en die voor veel studenten onbekend zijn (of maar in een bepaalde betekenis bekend) maar wel redelijk frequent voorkomen in zakelijke teksten. Deze woorden worden expliciet aangeboden: we geven een zin waarin het doelwoord gebruikt wordt en vragen van de student dit woord na te zoeken in het woordenboek op diverse gebruiksaspecten. Daarna zijn er opdrachten met deze woorden, en ze keren terug in andere opdrachten. Daarnaast worden er natuurlijk veel woorden verworven door het boek door te werken. De verwerving van deze woorden is impliciet, en de bewuste kennis omtrent de betekenis en het gebruik ervan eveneens; toch kunnen ook deze woorden tot de verworven woordenschat gerekend worden. Het antwoord op de vraag met hoeveel woorden de woordenschat uitgebreid wordt door Nederlands op niveau, is dus afhankelijk van de interpretatie van het begrip ‘aangeboden woordenschat’. We hebben geprobeerd de woorden zo veel mogelijk te koppelen aan teksten, maar het kan gebeuren dat wij een bepaald woord van belang achten om op te nemen, ondanks het feit dat het betreffende woord niet voorkomt in onze teksten. Het is ook goed mogelijk dat een woord in de woordenlijst staat bij een bepaalde tekst, terwijl datzelfde woord voorkwam in een tekst die eerder in het boek is gepresenteerd. Wij hebben dat niet als een probleem gezien. Het gaat erom dat het woord hier expliciet wordt aangeboden, dat het bewust opgenomen moet worden, en dat het ook geactiveerd moet worden. We verwachten niet dat alle woorden die wij aanbieden helemaal nieuw zijn voor de student; wel gaan we ervan uit dat deze nog niet uitgebreid heeft stilgestaan bij de gebruiksmogelijkheden en betekenissen ervan. In de docentenhandleiding zetten we bij het stervocabulaire de omschrijvingen en de meest frequente betekenissen. We hebben daarbij Van Dale’s Woordenboek NT2 en het Basiswoordenboek Nederlands van Van Dale aangehouden; waar wij dat nodig achtten, zijn we er echter van afgeweken. We geven ook vaak nog aspecten die voortkomen uit het denken over zo’n woord, bijvoorbeeld tegenstellingen, afleidingen, woorden waar het vaak mee verward wordt of bijzondere structuren die noodzakelijk zijn bij het woord. We hebben niet de pretentie hiermee een compleet behandelingsoverzicht te bieden; het is eerder bedoeld als een geheugensteuntje voor de docent. Grammatica In Nederlands op niveau komen de volgende onderwerpen aan de orde, in de hieronder gegeven volgorde: Hoofdstuk 1 – voegwoorden, bijzinsconstructie, verwarring voegwoord / bijwoord Hoofdstuk 2 – passivum + passivum met modale werkwoorden Hoofdstuk 3 – betrekkelijk voornaamwoord + wiens / wier / welke Hoofdstuk 4 – gebruik verleden / voltooide tijd
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 9 / 93
1 Theoretische inleiding
Hoofdstuk 5 – functies zullen / zouden + uitbreiding functies Hoofdstuk 6 – er + prepositie als vooruitwijzer Hoofdstuk 7 – scheidbare en / of reflexieve werkwoorden met er Hoofdstuk 8 – dubbele infinitief in voltooide tijd Enerzijds willen we dat studenten de taal vooral goed gebruiken, anderzijds willen we (en / of willen ze dat zelf) dat ze begrijpen wát ze doen. Om aan beide leerdoelen te trainen, presenteren we het grammaticaonderwerp in de vorm van een oefening met herhaling van wat bekend wordt verondersteld van dit onderwerp. Deze oefening moet worden besproken met medestudenten en daarbij moet ook over dat grammaticale aspect worden gesproken. Studenten moeten elkaar bijvoorbeeld vragen stellen als: hoe ziet dat er uit, een passieve zin? En wat is het verschil tussen was gereserveerd en werd gereserveerd? En wanneer komt er een door-groep bij? Waar komt die te staan? En wanneer begint zo’n zin met Er? Hierdoor herhalen ze voor zichzelf de belangrijkste aandachtspunten van het betreffende onderwerp en komen manco’s in de kennis duidelijk naar voren; daardoor kunnen ze gericht vragen stellen aan de docent. Daarna, later in het hoofdstuk, komt de uitbreiding van dat grammaticale onderwerp. Deze uitbreiding wordt direct gegeven, met andere woorden: die theorie hoeft niet te worden afgeleid. We presenteren de regels zo veel mogelijk met een sterk voorbeeld, zo weinig mogelijk in verbale vorm. Daarna volgen nog oefeningen, en die gaan zoveel mogelijk van technisch en gericht op toepassing van het onderdeel naar een inbedding in gebruikssituaties. Achter in het boek (bijlage 1) presenteren we de regels verbaal, in een zo kort mogelijke vorm. Dit doen we om tegemoet te komen aan studenten die een les gemist hebben, aan diegenen die graag hun vermoedens over grammatica zelf controleren, en aan degenen die meer profijt hebben van een gecombineerde methode, namelijk het zelf uitzoeken in combinatie met ‘het goede antwoord’. Spreekvaardigheid Spreekopdrachten komen in dit boek voor in soorten en maten, van geleid tot vrij en van meer of minder gericht op vorm dan op inhoud. De doelen van de spreekopdrachten zijn ook divers: oefenen van taalhandelingen, zinsconstructies, woordenschat, grammatica, of als voorbereiding op een andere opdracht (vaak een schrijfopdracht). Sommige spreekopdrachten vloeien voort uit bijvoorbeeld een tekst of luisterfragment, andere zijn ingevoegd in het hoofdstuk. Uiteraard hebben we altijd geprobeerd zo veel mogelijk aan te sluiten bij het thema van het betreffende hoofdstuk. Een aantal spreekopdrachten is ontworpen met het oog op het Staatsexamen, bijvoorbeeld een aantal situatieschetsen gevolgd door de vraag Wat zeg je dan?, of de opdracht een monoloog van twee minuten te houden over een gegeven thema. Ook hebben we bij het aanbod van de spreekopdrachten gelet op de beschrijving van B2 in het CEF. Enkele spreekopdrachten zijn aan de hand daarvan ontworpen.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 10 / 93
1 Theoretische inleiding
Spreekvaardigheid komt – hopen we – in deze methode ook op een natuurlijke manier aan bod, doordat we vaak vragen aan de studenten om samen te overleggen over bijvoorbeeld het vocabulaire en de grammatica. Onze ervaring is dat studenten in deze situatie erg hun best doen om elkaar goed te begrijpen en begrepen te worden, omdat hier de noodzaak van wederzijds begrip groot en echt aanwezig is. Schrijfvaardigheid Veel van onze schrijfopdrachten vloeien voort uit leesteksten of luisterfragmenten. Het voordeel daarvan is dat het daardoor voor studenten interessant wordt om te schrijven, maar het gevaar is dat het enthousiasme de aandacht voor de vorm (grammatica, woordgebruik) overschaduwt. Daarom zijn er naast deze inhoudelijk interessante opdrachten ook kortere vormgerichtere opdrachten opgenomen, bijvoorbeeld het completeren van zinnen. Daarmee sluiten we tegelijk aan bij de opdrachten waarmee het Staatsexamen schrijfvaardigheid over het algemeen opent. Ook bij de schrijfopdrachten hebben we rekening gehouden met de beschrijvingen van het CEF en de eisen bij het Staatsexamen. Luistervaardigheid Bij elk thema hebben we een opdracht gemaakt bij een luisterfragment. Dat is altijd een televisiefragment. Bij een aantal opdrachten is het trainen van de luistervaardigheid het doel (luister naar het fragment, beantwoord de vragen), bij andere opdrachten is het luisterfragment startpunt voor een spreek- of schrijfopdracht. Mengvormen bestaan ook, bijvoorbeeld bij het fragment van het programma Lagerhuis. Studenten moeten aangeven wat er precies gezegd is, met welke woorden (verstavaardigheid), maar de vormen die ze kiezen, gebruiken ze weer in een spreekoefening rond argumenteren. Omdat luisteren tijdens de les een tijdrovende bezigheid is, hebben we ervoor gekozen om het boek inclusief dvd uit te brengen. Dat biedt de studenten de mogelijkheid een fragment net zo vaak te herhalen als ze zelf willen. De fragmenten zijn afkomstig uit: Hoe? Zo!, NPS Kort!, Nieuwslicht, Op weg naar het Lagerhuis, RVU, De toekomst van Nederland, Netwerk, Twee Vandaag, Hoofdstad Weesp, De avond van de grote vakantie en Tegenpolen. De meeste fragmenten hebben een lengte van 6 tot 8 minuten, maar er zijn ook twee langere fragmenten, met een lengte van 11 en 13 minuten. Bij elk fragment is het transcript opgenomen (waarbij overigens niet elke oh en ah is uitgeschreven). Er is voor gekozen om de tekst wel leesbaar te houden. Hoewel we van mening zijn dat een luistertekst bedoeld is om luistervaardigheid te trainen en er dus geen geschreven tekst bij moet worden aangeboden, kan er incidenteel voor worden gekozen om als fase in het luisterproces ook het transcript aan te bieden. Om tegemoet te komen aan de wens van veel cursisten die graag meer oefeningen in het trainen van luistervaardigheid willen hebben, zijn op de website aanvullende luisteroefeningen met vragen te vinden.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 11 / 93
1 Theoretische inleiding
Literatuur Elk hoofdstuk sluiten we af met een literatuurfragment. We pretenderen niet een representatieve tekst van de Nederlandse literatuur te hebben gekozen, maar willen enerzijds onze cursisten laten kennismaken met de Nederlandse literatuur zonder een cursus literatuurgeschiedenis te willen geven, en anderzijds de ontwikkeling van hun taalgevoel bevorderen. Dat voor dat laatste het voorlezen van literatuurfragmenten bevorderlijk is, blijkt uit een artikel van Josien Lalleman, getiteld ‘Wie goed doet goed ontmoet, over de voorbeeldfunctie van mooi klinkend Nederlands’. Zij wijst erop dat anderstaligen die het Nederlands op een relatief hoog niveau beheersen vormfouten maken die niet goed door het regelsysteem verklaard kunnen worden. Ook formuleren ze zinnen die op zich wel correct zijn, maar minder mooi. Volgens Lalleman zal het voorlezen van goede Nederlandse teksten bijdragen aan de ontwikkeling van het taalgevoel dat nodig is om dat soort fouten niet meer te maken. Zij schrijft: “Gevoel voor taal, het onderscheid tussen ‘goed’ en ‘fout’, maar ook tussen ‘goed’ en ‘beter’ moet aanvankelijk receptief ontwikkeld worden, en wel door voorlezen: een docent zou vanaf de eerste dag van een beginnerscursus hardop Nederlandse teksten aan zijn studenten moeten voordragen. Al is het maar 5 minuten per les, bijvoorbeeld aan het eind. Geen willekeurig gekozen teksten, maar stukken waarin niet alleen goed, maar ook mooi geformuleerd wordt. Het hardop voorgelezen worden door een moedertaalspreker, is essentieel, want er moet vooral naar de klank worden geluisterd. De tekst hoeft niet woordelijk gevolgd te kunnen worden, enige uitleg over het onderwerp en het verhaalverloop volstaat. Het idee is dat men door veel mooi geformuleerd Nederlands te horen, de klank in zich opneemt, en langzamerhand een smaak ontwikkelt, die losstaat van toepassing van geautomatiseerde vormkennis, maar daar na een bepaalde periode wel onderdeel van uitmaakt. Een waardeoordeel toekennen aan een bepaalde formuleringskeuze is weliswaar subjectief, maar controleerbaar voor anderen. Goede schrijvers geven wat ze beschrijven weer in soepel klinkende zinnen, waardoor een lezer, als hij er regelmatige naar luistert, een gevoel voor taal kan ontwikkelen, ook als hij geen moedertaalspreker is. Een docent zou dus zijn anderstalige studenten regelmatig goed geformuleerd Nederlands moeten voordragen, al is het maar de laatste vijf minuten van de les. Maar welke teksten komen in aanmerking? De teksten moeten kort zijn, goed geformuleerd, makkelijk snel te begrijpen en qua inhoud interessant of amusant, of beide. Er kan uit kranten of tijdschriften worden geput, of uit de Nederlandse literatuur.” Uit: Josien Lalleman (2006) ‘Wie goed doet goed ontmoet, over de voorbeeldfunctie van mooi klinkend Nederlands’, in: Nederlands leren na het Staatsexamen NT2 II. Symposiumbundel ter gelegenheid van het afscheid van Hans Maureau, Amsterdam. Extra Aan het eind van elk hoofdstuk staat een ‘extra’ onderdeel met daarin taalelementen die we wel graag willen aanbieden, maar die we óf niet belangrijk / zwaar genoeg vinden om als (grammaticaal) onderwerp belicht te worden, óf
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 12 / 93
1 Theoretische inleiding
niet echt konden plaatsen onder woordenschat of grammatica. Dit onderdeel kan dan ook daadwerkelijk worden beschouwd als een extra: leuk om te weten, maar als het overgeslagen wordt, is het ook geen ramp. We hebben de volgende onderwerpen onder dit kopje geschikt: 1 om te + infinitief 2 vindplaatsen in een tekst 3 verplicht gebruik van het in Ik heb het nog niet geprobeerd. 4 adjectieven bijzondere gevallen (stofnamen, voltooid deelwoord) 5 gebruik van lidwoorden de / het / een versus geen lidwoord (Daar heb ik het geduld niet voor versus Je moet geduld hebben) 6 afkortingen 7 erop / hiermee / daaraan 8 een paar bijzondere constructies Eindvraag Aan het eind van elk hoofdstuk laten we de studenten nog een keer terugkomen op het thema door er een gerichte vraag over te stellen. Het is de bedoeling dat studenten gestimuleerd worden om bij de beantwoording ervan nieuw verworven woorden of constructies te gebruiken. Reflectie Studenten worden geacht zelf hun leerproces in de gaten te houden en te signaleren wanneer het stokt. De docent kan dan samen met de student kijken wat nodig is om het leerproces weer op gang te brengen, bijvoorbeeld door herhaling van bepaalde opdrachten, of variaties daarop. Als bijlage (bijlage 7) is de beschrijving opgenomen van de vereiste deelvaardigheden om zich een taalgebruiker op B2-niveau te kunnen noemen. Deze beschrijvingen hoeven uiteraard niet alleen aan het eind van de cursus ter sprake te komen – met het oog op vooruitgang in vaardigheden, en als aandachtspunt voor de komende lessen is het juist goed om er regelmatig naar te kijken. Verder wordt als afsluiting opnieuw een woordweb rond het themawoord van het hoofdstuk gemaakt, zoals ook is gebeurd bij de introductie. Op deze manier ervaren de studenten dat ze meer woorden hebben geleerd. Onregelmatige werkwoorden Als bijlage (bijlage 2) is een lijst opgenomen van onregelmatige werkwoorden en de vervoeging daarvan. Deze werkwoorden zijn gepresenteerd in zes frequentieklassen. Klasse 6 is de groep met de meest frequente, klasse 1 met de minst voorkomende werkwoorden. Deze verdeling sluit goed aan bij onze visie op het onderwijs: in de eerste plaats gericht op gebruik. Klasse 6 en 5 worden door de gebruikers van dit boek al direct goed beheerst, ook actief. Dat is in het algemeen onze ervaring met studenten op niveau B1 (het startniveau van Nederlands op niveau). Klasse 4, 3, 2 en 1 worden tijdens de cursus doorgenomen. Er zijn oefeningen toegevoegd om kennis van deze werkwoorden te testen (bijlage 4). Deze oefeningen zijn ook altijd gericht op het gebruik en hebben een communicatief karakter: het gaat steeds om vraag-en-antwoordopdrachten die in tweetallen uitgevoerd moeten worden.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 13 / 93
1 Theoretische inleiding
Spelling / dictee / grammaticadictee Bij elk thema wordt in de docentenhandleiding een korte tekst gevoegd, gekoppeld aan het thema. Deze tekst kan de docent gebruiken als dicteetekst (variaties: tekst met gaten ervan maken, eerst woorden laten raden, dan pas luisteren) of als basis voor een grammaticadictee. Dat werkt als volgt: • Licht de inhoud van de tekst toe en geef eventueel enkele woorden. • Lees het dictee twee keer voor in vlot, normaal spreektempo - niet op dicteersnelheid. De eerste keer luisteren de studenten alleen; de tweede keer maken ze aantekeningen. Laat de cursisten samen in tweetallen of groepjes van drie de oorspronkelijke tekst reconstrueren met behulp van de gemaakte aantekeningen. Het doel is daarbij te komen tot een versie die inhoudelijk overeenkomt met het origineel. Per groepje wordt één gezamenlijke tekst geschreven. In lexicaal en syntactisch opzicht moet de tekst correct zijn. Het eindproduct moet een goedlopend geheel zijn maar hoeft zeker geen exacte kopie te zijn van de oorspronkelijke tekst. Voor de docent zijn er verschillende mogelijkheden om deze teksten te verwerken: • Je kunt de tekst van het groepje innemen. • Je kunt het groepje een kopie van de oorspronkelijke tekst geven. • Je kunt probleemsituaties bespreken. Bron voor het grammaticadictee: F. Kuiken en I. Vedder (2000) Dictogloss. Samenwerkend leren in het tweede- en vreemde-taalonderwijs. Coutinho, Bussum ISBN 978 90 628 3215 6. Toetsen Bij elk hoofdstuk is een toets gemaakt. De toets kan worden gebruikt om te zien of alle studenten de aangeboden stof geleerd hebben, begrijpen en kunnen toepassen. Het is nadrukkelijk een toets voor zowel studenten als voor docenten: laat het een evaluatie- en reflectiemiddel zijn. Stof die nog niet door alle studenten beheerst wordt, dient herhaald en / of op een andere manier aangeboden te worden. Studenten kunnen zien wat ze wel en wat ze niet beheersen, en daar vervolgens hun eigen conclusies uit trekken. De toetsen kunnen op diverse manieren ingezet worden: het is om te beginnen aan de docent om te beslissen of er überhaupt getoetst moet worden, en of dat na elk hoofdstuk gedaan moet worden of zo nu en dan. De toets kan uiteraard individueel gemaakt worden, maar het kan ook zeer verhelderend zijn om de toets in tweetallen te laten maken, eventueel met het boek erbij. Daarbij ontdekken studenten op welke punten ze de stof nog niet beheersen en kunnen ze elkaar helpen om wel tot volledig begrip en beheersing te komen. We realiseren ons dat docenten en studenten het nodig hebben om van tijd tot tijd het leerproces te beoordelen, of liever gezegd: de beoogde winst van het leerproces. We hebben daarom een verdeling in punten aangebracht, om tot een cijfer van 1 – 10 te komen.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 14 / 93
1 Theoretische inleiding
Elke toets is volgens hetzelfde patroon opgebouwd: er is een onderdeel vocabulaire, een onderdeel grammatica en een onderdeel schrijven. De verdeling van de punten over deze onderdelen is 30 – 40 – 30 (maximaal 100 punten dus). Vocabulaire: er zijn vijf woorden gegeven, met als opdracht: schrijf een zin waarin je dit woord gebruikt. Je zin moet duidelijk maken wat het woord betekent. Je moet deze zin zelf bedacht hebben. Dit zijn woorden uit de vocabulaireblokken van het betreffende hoofdstuk: drie woorden komen uit het stervocabulaire, de andere twee uit het overig vocabulaire. Voor elk item zijn zes punten te behalen. Om zes punten te behalen moet de zin volkomen duidelijk, verhelderend en grammaticaal correct zijn. Wijs erop dat de student de zin zelf moet maken – woordenboekvoorbeelden zijn niet toegestaan. Grammatica: hier moeten twee oefeningen gemaakt geworden, met elk vijf items. De eerste oefening is meer gericht op passieve kennis van het grammaticale item, de tweede meer op actieve toepassing. De oefeningen zijn veelal geënt op de opdrachten die in het boek zijn aangeboden. Soms is het mogelijk dat meer antwoorden goedgekeurd kunnen worden; we gaan ervan uit dat docenten dit heel goed zelf kunnen bepalen. Voor elk item zijn vier punten te behalen. Schrijven: tot slot moet er een korte tekst geschreven worden naar aanleiding van het thema van het betreffende hoofdstuk, met als extra opdracht om twee woorden (uit het stervocabulaire) in die tekst te gebruiken. Deze eis kan natuurlijk ook losgelaten worden; ook kan een tweede eis worden toegevoegd, door bijvoorbeeld te vragen een bepaalde grammaticale constructie te gebruiken in de tekst. Met deze toevoeging of weglating van extra eisen kan een docent de toets zwaarder of lichter maken, per toetsgelegenheid, per groep of zelfs per student. Dit onderdeel is ook zeer goed in tweetallen te maken; door het bespreken van mogelijke woorden en zinsconstructies worden problemen zichtbaar en bespreekbaar. Voor dit onderdeel zijn dertig punten te behalen. De docent kan zelf bepalen welke aspecten het zwaarst wegen, hij of zij kan bijvoorbeeld een fout in het grammaticaal onderdeel dat in het betreffende hoofdstuk is aangeboden zwaarder laten wegen dan een ander soort grammaticale fout. Tot slot: we vinden het belangrijk om de toets te beschouwen als een deel van het leerproces, een reflecterend deel, maar geen losse component na de behandeling van de leerstof. Het is ook het moment om studenten de gelegenheid te bieden zichzelf te verbeteren, zichzelf bij te werken waar nodig. De student mag er immers van uitgaan dat de beheersing van de stof van het ene hoofdstuk een voorwaarde is voor het begrijpen van het volgende hoofdstuk. Het kan voor zowel docent als student verhelderend zijn een toets eventueel een tweede keer te laten maken; niet om het cijfer te verbeteren maar om te laten zien dat de stof nu wel beheerst wordt. Dat is tenslotte het uiteindelijke doel van het doorwerken van de methode: verbeteren van de taalvaardigheid.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 15 / 93
1 Theoretische inleiding
BRONVERMELDING - Basiswoordenboek Nederlands, (1987) Van Dale, Utrecht/Anwerpen. - Kuiken, F. en I. Vedder (2000) Dictogloss. Samenwerkend leren in het tweede- en vreemde-taalonderwijs, Coutinho, Bussum. - Lalleman, Josien (2006 ) Wie goed doet goed ontmoet, over de voorbeeldfunctie van mooi klinkend Nederlands, in: Nederlands leren na het Staatsexamen NT2 II. Symposiumbundel ter gelegenheid van het afscheid van Hans Maureau, Amsterdam. - Pocketwoordenboek Nederlands als Tweede taal, (2003) Van Dale, Utrecht/ Antwerpen. - Souza, David A. (2001) How the brain learns, Corwin Press, Thousand Oaks. - www.stibco.nl/informatie
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 16 / 93
Nederlands op niveau Methode NT2 voor hoogopgeleide anderstaligen
Docentenhandleiding 2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk
u i t g e v e r ij coutinho bussum 2007
c blz. 17
1
Nieuwsgierig??? opdracht 2
Laat bij deze opdracht de studenten rondlopen in het lokaal. Op een teken van de docent vormen ze tweetallen. Ze stellen elkaar vragen en proberen elkaars grenzen te ontdekken. Daarna gezamenlijke presentatie aan de groep. Aansluitend of de les erop: stel om de beurt vragen aan de docent. Probeer zijn / haar grens te ontdekken.
opdracht 3 Het doel is om meer achtergrondinformatie van de student te krijgen.
Grammatica – voegwoorden Na de onderlinge bespreking de gevonden informatie plenair samenvatten. Daarna een van de oefeningen (opdracht 6 of 7) mondeling. Opdracht 7 kan ook schriftelijk ingeleverd worden.
opdracht 8 Deze opdracht kan eenvoudiger worden gemaakt door de te gebruiken voegwoorden te geven (en niet te laten kiezen): 1 doordat, 2 zolang, 3 nu, 4 tenzij, 5 alsof, 6 sinds, 7 naarmate, 8 wanneer, 9 zolang, 10 mits. Hierdoor missen studenten weliswaar het eerste doel, i.c. het herkennen en toepassen van voegwoorden op betekenis, maar het andere doel van de opdracht, i.c. het toepassen van de juiste woordvolgorde bij het gebruik van voegwoorden, wordt dan wel bereikt.
Uitbreiding grammatica Wijs op de verschillen in grammaticale waarde (en positie) tussen deze voegwoorden en bijwoorden. Wijs er ook op dat de bijwoorden daarom, daarvoor, daarna vaak gebruikt worden na een komma, waardoor ze op voegwoorden lijken. Strikt genomen is dit fout. Voorbeeld: Mijn broer is lang ziek geweest, daardoor heeft hij veel trainingen gemist. Dit zou moeten zijn: Mijn broer is lang ziek geweest, en daardoor heeft hij veel trainingen gemist. of: Mijn broer is lang ziek geweest. Daardoor heeft hij veel trainingen gemist.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 18 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 1
opdracht 10 De gegeven antwoorden zijn mogelijke antwoorden. Er zijn soms alternatieven. Bespreek dit waar nodig.
opdracht 11 Deze opdracht kan goed in tweetallen gedaan worden. Over deze constructies valt namelijk veel te bespreken en te overleggen.
Onderwijsnieuws Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat deze teksten allemaal en intensief gelezen worden. Het gaat alleen om de vraag: welke titels wekken je nieuwsgierigheid, en was dat (na het lezen van het stuk) terecht?
Roddelpers verliest lezers Stervocabulaire afkeuren
ijverig
matig
nauwkeurig
opnemen
1) iets afkeuren – het ongeschikt of niet goed vinden. Een voorstel, plan, scriptie afkeuren. 2) iemand afkeuren – bij een keuring vastellen dat hij niet aan de eisen voldoet, niet geschikt is. Hij is volledig afgekeurd. tegenstelling: goedkeuren afkeurend kijken de afkeuring zeg je van iemand die met ijver (aandachtig, geconcentreerd bezig zijn) aan iets werkt, iemand die hard werkt. Een ijverig meisje. Ze heeft heel ijverig al haar huiswerk gedaan. adjectief + adverb ijverig = vlijtig tegenstelling: lui niet erg veel, goed, groot, etc. Hij is een matige eter. Ik vond dat maar een matig boek. de mate. Geniet, maar drink met mate. matigen. Snelheid matigen. zich matigen 1) wordt gezegd van iemand die zorgvuldig en precies werkt = nauwgezet, accuraat 2) precies, exact = nauwgezet. Hij vertelde het verhaal niet erg nauwkeurig iemand die te nauwkeurig werkt, noem je een pietje-precies. (nam op – opgenomen) 1) pakken, contact opnemen met iemand 2) tekst opnemen = plaatsen. Wat kun je opnemen? 1 geluiden, beelden opnemen = vastleggen 2 iets opnemen = het oppakken. de telefoon opnemen, een oud beroep opnemen 3 iets goed, kwaad, etc. opnemen = opvatten
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 19 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 1
overdrijven
slordig
vermijden
4 iemand of iets opnemen = hem of het goed bekijken. Iemand van top tot teen opnemen 5 geld opnemen = het van je rekening afhalen (pinnen) 6 iets opnemen = meten hoe groot iets is 7 een bestelling opnemen = noteren 8 iemand of iets ergens in opnemen = het of het er een deel van maken. Ze werd snel in de groep opgenomen 9 iets (vloeibaars) opnemen = opvegen, opdweilen (opzuigen, absorberen) 10 het voor iemand opnemen (uitdr) = hem verdedigen 11 het tegen iemand opnemen (uitdr) = de strijd met hem aangaan 12 iemand in het ziekenhuis opnemen = een plek geven in het ziekenhuis de opname 1) overdrijven (dreef over, overgedreven) = voorbijgaan. De bui is overgedreven. 2) iets overdrijven (overdreef, heeft overdreven) = het groter, mooier, erger voorstellen dan het is. Ze doet altijd heel overdreven. overdreven - aanstellerig 1) niet netjes, onverzorgd. Een slordig kapsel, ze werkt slordig, een slordig handschrift 2) gezegd van een hoog bedrag, waarvan je niet precies weet hoe hoog het is. Hij verdient zo’n slordige € 100.000 per jaar. tegenstelling: netjes, verzorgd iemand die slordig is, alles achter zich laat liggen en niets opruimt, noem je een sloddervos (vermeed – vermeden) iets vermijden = ervoor zorgen dat het niet gebeurt, dat het je niet overkomt. Iemand vermijden = ervoor zorgen dat je iemand niet tegenkomt vermijden = voorkomen een ongeluk, botsing, confrontatie, contact vermijden iets angstvallig vermijden het vermijdingsgedrag
opdracht 15 Deze opdracht kan lastig zijn door de ruime keuze aan woorden en aan mogelijkheden. Als variant kunnen de te gebruiken woorden gegeven worden: 1 danken, 2 doormaken, 3 weerhouden, 4 nauwkeurig, 5 volstrekt, 6 opnemen, 7 streven, 8 matig, 9 wellicht, 10 benaderen, 11 slordig, 12 hechten, 13 overdrijven, 14 neerleggen, 15 afkeuren, 16 ijverig, 17 de kern.
Hoe? Zo!
track 1
Fragment uit Hoe? Zo! (24 januari 2006, 6.33 minuten) Hoe? Zo! is een televisieprogramma over wetenschap waarin je kunt zien dat wetenschap niet alleen leerzaam is, maar ook spannend, grappig, nuttig en vooral ook erg leuk. Zie voor informatie: http://www.teleac.nl/hoezo
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 20 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 1
Hoe? Zo! heeft de vorm van een quiz. In dit fragment zie je twee vragen, met een introductie. Als het fragment thuis bekeken wordt, moeten de vragen van tevoren geïntroduceerd worden en moet men de antwoorden van te voren voorspellen. Er is steeds een vraag die beantwoord kan worden door naar het fragment te luisteren, en de quizvraag zoals die in het programma gesteld is. Introductie van de onderwerpen Onderwerp 1: Auto’s op zonne-energie. Maud en Viggo (de quizkandidaten) mogen een wagentje testen dat rijdt op een windmolen. Bij een race in Australië voor auto’s op alternatieve energie won de Nederlandse inzending Nuna al drie keer. Bij de bouw is er goed op gelet dat het gewicht en de vorm van de auto zo optimaal mogelijk zijn en dat maximaal gebruik wordt gemaakt van de zon. Onderwerp 2: Pijlinktvis. De reuzenpijlinktvis leeft heel diep in de oceaan, op 200 tot 1000 meter diepte. Tot vorig jaar was hij nog niet levend gezien. Pijlinktvis: omdat hij er van boven af gezien uitziet als een pijl. De armen hebben ze niet nodig als voelsprieten, want ze hebben heel goede ogen. Na de introductie de antwoorden laten voorspellen, dan het fragment bekijken, dan de antwoorden bespreken. Variant: Als het fragment tijdens de les bekeken wordt, kan de dvd stopgezet worden op het moment dat de quizkandidaten een antwoord moeten geven. De studenten moeten dan eerst een antwoord geven, daarna wordt verder gekeken. Antwoorden Onderwerp 1: vraag vooraf – c, quizvraag - b. Onderwerp 2: vraag vooraf – a klopt niet (ze hebben ogen), b klopt, c klopt niet (zo lang was de grootste ooit gemeten), quizvraag – a. Transcript Ik wil jullie nu graag – hoogst exclusief – voorstellen aan een prachtig vervoermiddel, dat jullie trouwens ook mogen uittesten. Lopen jullie even mee, Maud en Viggo? En Hester, kan jij misschien vertellen wat dit in godsnaam is? Er komt wind hè, maar dat hoort ook zo, hè? Wat is dit? - Dit is een windkart ontworpen... - Ik voel het. - ... door Wubbo Ockels aan de Technische Universiteit Delft. - Wubbo Ockels, dat is toch die ruimtevaarder? Ja precies. - Hij zet zich in voor duurzame energie. Wat je hier ziet boven op de kart is een kleine windmolen en die zet wind om in elektriciteit en die wordt opgeslagen in een accu. - Zijn jullie bereid tot een proefritje? - Maud, die leest kaart. - Dat is heel goed. Als je in Zandvoort bent, even terugbellen, oké? Daar ga je. Oh, Maud en Viggo, dames en heren, met een windkart. Pas op voor ons decor. Van de Technische Universiteit. Heel goed. - Mogen we er nu uit? - Het decor overleeft het, dus dat is allemaal prachtig.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 21 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 1
- We gaan even… - Ik moet even mijn dingetje… - Ik ben heel goed in evacuatie, echt waar. Geen zorgen tot paniek. - Help nu even. - Op je plek. We gaan nu nog een stapje verder: dit is de Nuna 3. Dat is een wagen die rijdt op zonne-energie, ontwikkeld en gebouwd door studenten van de Technische Universiteit Delft. En het is een hele succesvolle wagen, hè Hester? - Ja, ze hebben dit jaar voor de derde keer de Solar Challenge gewonnen. - Hoe werkt die wagen? - Ze hebben verschillende dingen heel goed gedaan. Om te beginnen hebben ze heel speciale zonnecellen gebruikt die hoog rendement hebben, dus veel van de zon omzetten in energie. Die komen uit de ruimtevaart, daar worden ze gebruikt. Dan hebben ze de vorm zo gemaakt dat de luchtweerstand heel laag is. Daar zijn ze achter gekomen door experimenten te doen in een windtunnel en dan door te rekenen. Laag gewicht is natuurlijk belangrijk. En als laatste hebben ze computerprogramma’s gebruikt om de race zo te plannen dat ze steeds een goede snelheid hadden, afhankelijk van zon en wolken. - Alweer voor de derde keer gewonnen, het is misschien wel de toekomst natuurlijk, die zonne-energie en daarom gaat onze volgende vraag over de Nuna, meer bepaald: wat was de gemiddelde snelheid die de Nuna haalde tijdens die race in Australië? Was dat: A: 80,75 kilometer per uur? B: 102,75 kilometer per uur? C: 20,75 kilometer per uur? - Mag ik nu drukken? - Ja, natuurlijk, doe maar. Wat kan zo’n wagen halen? Hester, wat is het goede antwoord? - Het goede antwoord voor de gemiddelde snelheid is 102,75. - Maud. Dat is antwoord B dus. Eén punt voor Viggo, drie punten voor Maud. - We hadden één vraag allebei fout. - Ik twijfel zelfs een beetje of ik het echt smakelijk vind, wat daar staat in dat ding van je. Maar wat is het? - Dat is een heel mooi ding: het is een pijlinktvis, die hebben we van Naturalis gekregen. Daar moet je toch eens wat vaker heen, want daar staan echt van die hele mooie potten, op sterk water. Hier zie je z’n tentakels, en het is eigenlijk een klein broertje van de reuzenpijlinktvis. - Ja, en die reuzenpijlinktvis, daar gaan we het over hebben. - Ja, daar gaan we het over hebben. Dat is voor zover bekend het grootste ongewervelde dier op aarde. Het is echt ongelooflijk, maar die leeft heel erg diep in de oceaan, echt van tweehonderd tot zo’n duizend meter in de diepzee. En we hebben hem, eigenlijk hadden we hem nog nooit levend gezien. Tot vorig jaar Japanners op negenhonderd meter diepte daar een paar beelden van hebben gemaakt. - Hem gefotografeerd hebben en vereeuwigd hebben voor de eeuwigheid.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 22 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 1
- Ja. - Waarom heet de pijlinktvis eigenlijk pijlinktvis? - Nou, dat kan je zien. Hier is zijn lichaam en hier aan de zijkanten, daar zitten twee vinnen. En als je dan zo van bovenaf zou kijken dan ziet hij eruit als een pijl. Dus dan heeft hij zo’n torpedo-achtig lichaam met aan de voorkant twee van die vinnen en dan… - Je zei dat ze heel diep in het donker… Dat is daar donker, neem ik aan, heel diep in de oceaan. - Ja, het is heel… - Gebruiken ze dat dan als voelsprieten ook? - Nee, ze gebruiken het niet als voelsprieten, want ze hebben namelijk geweldige ogen. Inktvissen hebben sowieso heel mooie, complexe ogen – net als mensen – maar deze hebben, kunnen echt geweldig zien, in het donker daar op duizend meter diepte. - Over die heel speciale ogen van de pijlinktvis, dan hebben we het echt over die reuzendiersoort, die daar op de bodem van de oceaan, gaat de volgende vraag. Hoe groot zijn de ogen van die reuzeninktvis? Zijn die:
A: zo groot als een voetbal? B: zo groot als een handbal? C: zo groot als een softbal?
A, B of C. Jij gaat voor een softbal, want? - Ik dacht dat het A was, maar ik heb het steeds fout als ik denk dat het iets is, dus dan dacht ik: dan doe ik het anders. Dat is eigenlijk de reden. - Dat is een hele verstandige redenering. Louise, hoe zit het? - Reuzenpijlinktvissen, die zijn echt heel groot maar dat kan echt van zes tot twaalf meter zijn om maar zo te zeggen en dan zijn ze van vijftig tot tweehonderd kilo, maar de grootste die gevangen is in Newfoundland dat is eentje van 18,3 meter. Dat is dus net zo groot, zeg maar, als een dubbele bus met zo’n harmonica ertussen, weet je wel? - Je moet er niet aan denken. - En die worden dan gegeten door potvissen en die zijn bijna net zo lang als die hele potvis en dat vinden ze dus in de magen, maar die hebben dus een ogen van 25 centimeter doorsnede. Dus Maud heeft weer gelijk. - Het ging om de voetbal en de tussenstand is nu: één punt voor Viggo en ik geloof wel vier punten voor Maud.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 23 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 1
Grammaticadictee
Universiteit zoekt speelgoed voor varkens Wetenschappers van de Wageningen Universiteit zijn op zoek naar speelgoed voor varkens. Volgens de onderzoekers van de Animal Sciences Group kan speelgoed verveling bij varkens voorkomen, vooral bij dieren die in een stal zonder stro staan. Op dit moment test de universitaire afdeling verschillende soorten ballen uit in een varkensbedrijf in Friesland, zo zegt projectleider Johan Zonderland. Hij denkt dat varkens speelgoed heel leuk vinden. Volgens hem zijn varkens ontzettend nieuwsgierig en zullen ze het speelgoed volledig uitproberen. De speeltjes moeten van robuuste kwaliteit zijn, want een varken heeft iets razendsnel gesloopt. ‘Ze zijn nog erger dan honden’, aldus Zonderland. Bron: Nieuwsservice van Radio Nederland Wereldomroep. Editie: Nederlands Nieuws, 18 mei 2006. http://www.rnw.nl/
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 24 / 93
2
Verrassend! opdracht 3
Wijs op de hulpwerkwoorden worden / zijn en het zelfstandig gebruik hiervan (zin 8 en 17).
opdracht 4 Wijs er in de bespreking vooraf of achteraf op dat alle vormen correct zijn, maar dat de ene vorm wel beter past dan de andere. Het hangt vaak af van het zinsdeel waarop je aandacht wil vestigen: het subject, het object, of de handeling zelf (er wordt gezongen). In nummer 5 b is ze gebruikt als verwijzing naar de redactie. Strikt genomen is dat niet juist; in dagelijks taalgebruik is het echter vrij gewoon om naar een groep te verwijzen met de meervoudsvorm derde persoon.
Schaif staait laif De titel is Gronings voor scheef staat lief. Hier: een niet-symmetrisch gezicht is aantrekkelijk. Voor belangstellenden: zeer veel dialecten zijn te beluisteren op de site van Lowlands: www.lowlands-l.net/anniversary/mission.php
Stervocabulaire aanbevelen
expres
indelen
juist
(beval aan, aanbevolen) iets of iemand aanbevelen: zeggen dat iets of iemand goed is. aanbevelen = aanprijzen van harte aanbevolen tegenstelling: afraden met opzet, opzettelijk. Niet te verwarren met: per expresse = als je met de post iets snel wilt versturen. Ik heb het niet expres gedaan. tegenstelling: per ongeluk. 1) iets indelen: een ordening aanbrengen in iets door het onder te verdelen, te verdelen in stukken. De school is in groepen ingedeeld. 2) iemand of iets ergens bij indelen: iemand of iets ergens een deel van maken. Bij welke groep ben jij ingedeeld? de indeling prepositie: in / bij 1) correct, goed, zoals het moet. Tegenstelling: onjuist. Kruis het juiste antwoord aan. 2) Geeft een tegenstelling aan: Ik vind kip juist lekker.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 25 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 2
misverstand, het elkaar niet goed begrijpen het het berust op een misverstand een misverstand uit de weg ruimen 1) te weten. Er zijn drie lidwoorden, namelijk de, het en een. 2) immers, toch, want. Het geeft uitleg. Logisch dat zijn fiets gestolen is, hij zette hem namelijk nooit op slot. Afgekort als nl. neerkomen (kwam neer op, is neergekomen) 1) op iemand: door hem gedaan moeten worden. De hele organisatie kwam op mij neer 2) op iets: betekenen, inhouden. Vaak met een bijzin: Het komt erop neer dat….. sowieso in ieder geval, hoe dan ook. Samen met überhaupt een van de weinige Duitse woorden die in het Nederlands gebruikt worden. We gaan sowieso met de fiets, of het regent of niet. tendens, de 1) richting waarin iets zich ontwikkelt, trend 2) bedoeling of boodschap van een film, boek enz., strekking tenderen tendentieus: sturen van bepaalde ideeën toestemming, goedkeuring, permissie. Iemand toestemming geven, verlenen, toestemming de krijgen van iemand, voor iets. Werkwoord: toestemmen Heb je toestemming gevraagd om weg te mogen gaan? prepositie: aan
namelijk
opdracht 7 Bij deze stellingen eventueel vooraf de standpunten bepalen: de ene helft van de groep is het ermee eens, de andere helft niet.
opdracht 9 Er zijn vier verschillende situaties waarin een groep samen een aantal regels moet opstellen. Deze opdracht kan ook als schrijfopdracht gegeven worden, of als schrijfopdracht na de spreekopdracht. Zorg ervoor dat iedere deelnemer van een groepje beschikt over een blad met de beschrijving. Alle deelnemers van een groep hebben hetzelfde blad. Deze bladen zijn toegevoegd als kopieerbladen. De situaties zijn: a Studentenhuis – huisregels b Kantoor – regels voor dagelijkse omgang c Sportclub - huisregels d Uitstapje – voorschriften
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 26 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 2
a Studentenhuis Je woont in een studentenhuis. Jullie wonen daar met zijn achten. Jullie hebben besloten huisregels op te stellen: wat mag, wat niet mag, wat moet, wat kan, enzovoort. Stel huisregels op met betrekking tot: • de keuken - de afwas - de koelkast - het fornuis • de douche - haren uit het putje - schoonmaken • de wc - schoonmaken (2 keer per week) - schoonmaakrooster opstellen • de gang - fietsen zetten/stallen - oud papier • de zolder - gebruiken voor logés - feesten geven • de gezamenlijke rekeningen (energie, telefoonkosten) - verdelen onder bewoners - betalen Voorbeeld Wat spreken we af over muziek? Er mag tussen 01.00 en 8.00 uur geen harde muziek gedraaid worden. Wat doen we met het oud papier? Het oud papier mag niet los in de gang gelegd worden.
b Kantoor Je werkt op een kantoor, met in totaal ongeveer dertig mensen. Jullie hebben besloten regels op te stellen voor het ‘dagelijks verkeer’: wat mag, wat niet mag, wat moet, wat kan, enzovoort. Stel regels op met betrekking tot: • het kopieerapparaat - storingen melden - papier aanvullen • roken - niet in de kamers - tijdens vergaderingen – rookpauze inlassen • muziek - let op last voor anderen - niet downloaden • verjaardagen - gezamenlijk cadeau - fles wijn / bos bloemen • verlofdagen - aanvragen bij hoofd van de afdeling - vaststellen in overleg met collega’s • website - secretaresse beheert - geen veranderingen aanbrengen • fietsen - in de fietsenstalling - niet meenemen in de lift Voorbeeld Wat spreken we af over muziek? Er mag alleen muziek gedraaid worden als anderen er geen last van hebben. Wat doen we met de fietsen? Die kunnen in de fietsenstalling gezet worden.
c Sportclub Je zit in het bestuur van een sportclub. De laatste tijd gaat er veel fout, doordat er onduidelijkheid is over de regels en afspraken. Jullie hebben besloten regels
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 27 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 2
op te stellen voor het ‘dagelijks verkeer’: wat mag, wat niet mag, wat moet, wat kan, enzovoort. Stel regels op met betrekking tot: • de trainingen - veranderingen noteren in de clubagenda - niet aanwezig – niet opstellen bij wedstrijd • douchen - verplicht na een wedstrijd - niet langer dan 10 minuten - doucheruimte na afloop dweilen • clubblad - geen anonieme brieven plaatsen - naar huis sturen / uit de kantine meenemen • fietsen - in de rekken plaatsen - buiten de rekken – verwijderen • kantine - geen alcohol aan kinderen verkopen (onder 16 jaar) - roken ontmoedigen - uiteindelijk: roken verboden • clubkleding - bestellen bij de kledingcommissie - teamleider verzorgt de was Voorbeeld Wat spreken we af over het douchen? Er mag niet langer dan 10 minuten gedoucht worden. Wat doen we met de fietsen? Die moeten in de rekken geplaatst worden.
d Uitstapje Je bent betrokken (via je werk, studie of vrije tijd) bij de organisatie van een uitstapje. Jullie moeten beslissen wat voor rechten en plichten alle deelnemers aan dat uitstapje hebben: wat mag, wat niet mag, wat moet, wat kan, enzovoort. Stel regels op met betrekking tot: • deelname - voor 1 september doorgeven aan secretariaat - deelnameformulier volledig invullen • de bus - niet roken - geen warme etenswaren meenemen - schoonmaken na terugkomst • veranderingen - deelnemers: zo vroeg mogelijk melden - organisatie: omroepen in de bus - niet bereikbaar – voicemailbericht inspreken • restaurant - eten – het bedrijf (studierichting, club) - drank – zelf, contant betalen - vegetarisch? van tevoren doorgeven • muziek - mp3-speler gebruiken, anderen geen last bezorgen - cd-speler in de bus, eigen muziek draaien • suggesties - voorleggen aan de organisatie - organisatie bespreekt ze Voorbeeld Zijn er regels voor in de bus? Er mag niet gerookt worden in de bus. Wat doen we als er veranderingen zijn? Die moeten zo snel mogelijk doorgegeven worden.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 28 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 2
‘Ik hoop op een debat met wij-gevoel’ Stervocabulaire bevorderen
gesteld zijn op
neiging, de
stage, de
uitsluiten
welvaart, de
zonde, de
1) iets bevorderen, een gunstige invloed op iets hebben, iets beter laten verlopen 2) iemand bevorderen, iemand een hogere rang geven, iemand naar een hogere groep laten gaan (ouderwets op school: bevorderd naar de volgende klas) bevorderlijk – dat is niet bevorderlijk voor de samenwerking de bevordering 1) gesteld zijn op iemand, iemand aardig vinden, iets prettig vinden. Ik ben gesteld op mijn oma. Ik ben gesteld op mijn privacy. 2) Hoe is het met jou gesteld? – Hoe gaat het me je? 3) Gesteld dat… (stellen dat) - Als je ervan uitgaat dat… Gesteld dat je een reis hebt gewonnen en dat je iemand mag meenemen. begeerte die steeds terugkeert – Ik heb de neiging om te veel te eten. Als ik dat vieze toetsenbord van mijn collega zie dan heb ik de neiging om dat schoon te maken. de neiging hebben, vertonen neigen naar periode waarin een student of leerling onder leiding ergens werkt om de praktijk van een vak te leren. stage lopen de stagiair(e) de stageplaats (sloot uit, uitgesloten) 1) iets uitsluiten - iets niet mogelijk vinden, bijv. niet uitsluiten dat je gaat verhuizen. Vaak gebruikt in dubbele ontkenning: het is niet uitgesloten dat = het is misschien mogelijk. Dat is uitgesloten. Het een sluit het ander niet uit. 2) iemand van deelname uitsluiten, niet toestaan dat iemand meedoet aan iets uitsluiting, de uitsluitend – enkel en alleen prepositie: van toestand van voorspoed in de maatschappij welvarend: een welvarend land in welvaart leven welvaart - welzijn welvaren: hij vaart daar wel bij: hij heeft daar voordeel bij 1) iets wat volgens de regels van de godsdienst niet mag. Vloeken is een zonde. 2) adjectief, jammer, spijtig. Wat zonde dat die cd kapotgegaan is. een zonde begaan zondigen / zich bezondigen aan
opdracht 11 Als variant kunnen de te gebruiken woorden gegeven worden: 1 kritisch, 2 gesteld zijn op, 3 de stage, 4 uitsluiten, 5 de neiging, 6 de welvaart, 7 de zonde, 8 soortgelijk, 9 waarde hechten aan, 10 bevorderen
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 29 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 2
opdracht 13 We leren 10% van wat we lezen 20% van wat we horen 30% van wat we zien 50% van wat we zien en horen 70% van waarover we hebben gediscussieerd met anderen 80% van wat we persoonlijk ervaren 95% van wat we uitleggen aan anderen David A. Souza (2001) How the brain learns. In volgorde van het boek: 30% van wat we zien 80% van wat we persoonlijk ervaren 10% van wat we lezen 70% van waarover we hebben gediscussieerd met anderen 20% van wat we horen 95% van wat we uitleggen aan anderen 50% van wat we zien en horen Vraag wat de studenten verrassend vinden aan de resultaten. Wijs erop dat het volgens dit onderzoek leerzaam en effectief is om elkaar dingen uit te leggen. Dat is een van de redenen waarom in dit boek zo vaak gewerkt wordt met onderlinge uitleg of oplossing van (grammaticale) problemen.
Electriek
track 2
Korte film Electriek. Electriek is het Vlaamse woord voor elektriciteit. Dit fragment wordt met een Zuid-Nederlands accent gesproken; er wordt overigens niet veel in gesproken, je hoort vooral de commentaren van de televisie. De film is bedoeld als input voor een schrijfopdracht. Woorden van activiteiten zouden na het bekijken geïnventariseerd kunnen worden.
Je neus achterna
track 3
Fragment uit het programma Nieuwslicht (29 september 2005, 5.18 min.) Transcript Wetenschappers onderzoeken hoe wij onbewust worden beïnvloed. Niet alleen door beelden zoals eerder in deze uitzending te zien was, maar bijvoorbeeld ook door geur. [gefluit] Geuren beïnvloeden ons zonder dat we het weten. Om dat aan te tonen worden proefpersonen in een ruimte gezet met een lekkere schoonmaakgeur en daarna moeten ze een test doen. De onderzoekers kijken vooral of mensen de ruimte beter schoonhouden omdat ze net schoonmaakmiddel hebben geroken. - Hier, landbouwuniversiteit.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 30 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 2
Wij mogen bij wijze van uitzondering filmen bij dit experiment maar dan mogen de proefpersonen het niet merken, dus installeren we overal verborgen camera’s. Menno weet wel dat hij mee gaat doen aan een proef maar heeft geen idee waarvoor het is, anders zou hij geen goed proefkonijn meer zijn. - Het is voor het eerst dat ik naar opnames ga en dat ik helemaal nergens van weet. Het is heel, ik voel me heel onzeker. - Vermoeden? - Nee, ik weet echt niet… Ja, sociale wetenschappen. Nee, ik weet het echt niet. Wordt m’n hersenpan gelicht of… - Eerste deur rechts. - Hallo, Merel Lambriks. - Menno Bentveld. Proefpersonen gezocht. - Ja, en jij bent er eentje van, dus. We gaan een leuk onderzoekje met je doen. - Oké, nou, zeg het maar. - Kom maar mee. Ik kan je nog niet precies vertellen wat we gaan doen. - Wel spannend hoor. Jullie zijn natuurlijk al de hele dag aan het voorbereiden en ik weet maar van niks. - Hier mag je plaatsnemen. Menno vult een formulier in in het kamertje waar een frisse schoonmaaklucht hangt. Daarna moet hij een test doen in een andere ruimte. - Je mag naar binnen. Succes. - Dankjewel. Hij denkt dat er gekeken wordt hoe hij eet maar ondertussen kijken de onderzoekers hoe vaak hij de kruimels van het beschuit wegveegt. Daarna moet hij figuren op een bord tekenen, die hij ook weer moet uitvegen. Als de zoemer gaat, moet hij stoppen. De onderzoekers kijken nu hoe lang hij doorgaat na de zoemer. -
Dit is het? Dit is het. Wat is het nu toch? Heb je enig idee waar… Nee … van het doel van het onderzoek?
Eindelijk mag Menno weten waar de proef om ging. Op de beelden is goed te zien dat hij de tafel goed schoonveegde maar dat hij kort doorging met het vegen van het schoolbord na de zoemer. - Doen jullie ook proeven zonder dat schoonmaakmiddel en… Is daar al iets van bekend? - Ja, het onderzoek heeft resultaat opgeleverd en inderdaad wat wij dachten: mensen vegen eigenlijk vaker de tafel schoon en gaan langer door op het moment dat een zoemer al gegaan is, blijven vegen. - Als er schoonmaakmiddel gebruikt wordt? - Als er schoonmaakmiddel gebruikt is, ja, ja.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 31 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 2
Om echt goed te kunnen zien of mensen zich onbewust door een frisse geur laten beïnvloeden, wordt bij tientallen proefpersonen de test gedaan. Hier zie je een aantal proefpersonen die de schoonmaakgeur wel hebben geroken. Zij vegen de tafel goed schoon. Ook maken ze het bord net iets langer schoon als de zoemer al is gegaan. En hier zie je een paar proefpersonen die de frisse geur niet hebben geroken: zij vegen het bord minder lang en houden hun tafel veel minder goed schoon. - Maakt hij de tafel schoon of niet, of toch? Nee, nee, nee, nee, nee, hij doet het niet. De uitkomst van het experiment is opmerkelijk. Gemiddeld vegen mensen die een frisse geur hebben geroken – hier links – drie keer langer hun tafel schoon dan anderen. Ook het bord werd beter schoongemaakt door de proefpersonen die een schoonmaaklucht hadden geroken. Gemiddeld vegen die een paar seconden langer na de zoemer dan andere mensen. -
-
Dag Rob. Dag. Ik heb begrepen dat jij, zeg maar, de begeleider bent van dit experiment. Ja, dat klopt. Ik heb gezien wat er gebeurde, maar waarom, waarom doen jullie deze test? Deze test is eigenlijk bedoeld om meer inzicht te krijgen in hoe de waarneming van onze geur, van geuren, invloed kan hebben op ons gedrag, op datgene wat we doen en het is eigenlijk geïnspireerd door studies die gedaan zijn eerder in Amerika waarin werd aangetoond dat puur het waarnemen van iets in je omgeving, bijvoorbeeld een bejaarde persoon, kan leiden tot allerlei associaties in je hoofd die geactiveerd worden. Mensen beginnen ook langzamer te lopen als ze aan een bejaarde denken. Dat is echt zo? Als je een bejaarde ziet, ga je langzamer lopen? Dan ga je langzamer lopen. En als je schoonmaakmiddelen ruikt… Dan ga je iets eerder schoonmaken. En dat principe dat, daar waren wij hier door gefascineerd. En we probeerden dat aan te tonen met geur, dus de waarneming van geur. Het ging ons dus ook niet specifiek om de schoonmaakgeur an sich, het gaat ons meer om de manier waarop geur invloed heeft op ons gedrag.
EXTRA Vindplaatsen in een tekst: gebruik hiervoor een tekst uit dit boek of uit een ander boek. Dit kan goed in kleine groepen met als opdracht: wijs elkaar aan wat wat is. Gebruik deze termen bij latere verwijzingen naar tekstdelen.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 32 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 2
EINDVRAAG Wijs op het gebruik actief / passief bij deze vraag.
Grammaticadictee
Shoppen voor een date Bij Plus Supermarkt De Greef in Almere-Buiten kunnen singles actief op zoek naar een partner. Alleenstaanden kunnen bij De Greef sinds anderhalve week kiezen voor een paars mandje, en zich zo onderscheiden van klanten met een relatie en een gewoon winkelmandje. De opvallende mandjes zijn een succes, zo stelt bedrijfsleider Ed de Greef, die mensen met paarse mandjes gesprekken ziet aangaan en telefoonnummers uitwisselen. De Greef heeft de vrijgezellenmandjes ingevoerd op verzoek van enkele vrouwelijke klanten. Vooral 30-plussers maken gebruik van de nieuwe mandjes; volgens de bedrijfsleider komt dat omdat ze minder naar de kroeg gaan en de supermarkt daarom de aangewezen plek is om contact te leggen. Dat wordt bevestigd door een woordvoerster van het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel; zij zegt dat mensen in andere supermarkten bij elkaar in het mandje kijken om te zien of er veel een-persoonsmaaltijden in liggen. Bron: Nieuwsservice van Radio Nederland Wereldomroep. Editie: Nederlands Nieuws, 26 juni 2006. http://www.rnw.nl/
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 33 / 93
3
Positief
Wereldreizende gezinnen Genoemde positieve punten: je leert je snel inwerken in een samenleving, je leert snel contacten leggen, het is leuk om even weg te zijn uit Nederland, het gezin wordt heel hecht. Genoemde negatieve punten: je ankert niet, je moet steeds afscheid nemen van vrienden, het kan voor onrust zorgen, de werkende partner kan een schuldgevoel krijgen.
Stervocabulaire desnoods fungeren
opgroeien
opzeggen
als het niet anders kan, als het echt niet anders kan iets doen met een bepaalde rol of taak, iemand / iets fungeert als iemand / iets, die functie hebben wordt vaak verward met functioneren je jeugd ergens doorbrengen. Dit woord is niet te combineren met een object. Iets laten groeien = kweken, telen, fokken de opgroeiende jeugd met iets opgroeien – Ik ben met dieren opgegroeid. (zegde / zei op, opgezegd) 1) zorgen dat iets niet doorgaat, verbintenis verbreken: abonnement, lidmaatschap, contract, de huur (eigenlijk de huurovereenkomst) 2) declameren, een tekst uit het hoofd uitspreken
opdracht 4 Als variant kunnen de te gebruiken woorden gegeven worden: 1 in je bloed zitten, 2 aarden, 3 fungeren, 4 de uitdaging, 5 opgroeien, 6 opzeggen, 7 op één hand te tellen zijn, 8 desnoods, 9 opzeggen, 10 vertrouwd, 11 een band hebben, 12 vanwege
Grammatica Na onderlinge bespreking plenair samenvatten en eventueel uitleggen.
Op weg naar het Lagerhuis
track 4 + 5
Fragmenten van Op weg naar het Lagerhuis (van de finale van het seizoen 2005 / 2006). Bij vraag 2 moeten studenten goed luisteren op welke manier iets gezegd werd tijdens de discussie. Wijs erop dat beide varianten correct en passend zijn. Het gaat hier om de nauwkeurige luistervaardigheid met aandacht voor de vorm.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 34 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 3
Met deze vraag heeft de cursist dus ook een lijst variatiemogelijkheden in handen. Stelling 1: 1 a – 2 b – 3 a – 4 a – 5 b – 6 a – 7 b – 8 b – 9 b – 10 b – 11 b – 12 a Stelling 2: 1 a – 2 b – 3 a – 4 a – 5 b – 6 a – 7 b – 8 b Transcript Track 4 - Op weg naar het Lagerhuis (fragment 1) Welkom bij de finale van de grote scholierendebatcompetitie Op weg naar het Lagerhuis. In januari zijn we begonnen met ongeveer tweehonderd scholen. Tweeduizend leerlingen in het hele land debatteerden met elkaar. De leerlingen die hier zitten die hebben achtste finales en kwartfinales en vorige week de halve finale overleefd en hier zitten nu de beste debaters van Nederland. De winnaars, de winnaars mogen uiteindelijk naar Londen, niet alleen voor het pub-bezoek maar ook voor een bezoekje aan het echte Lagerhuis. Zover zijn we natuurlijk niet. We gaan eerst echt debaten. Er moet eerst gepresteerd worden. Ik ga ze eerst even aan jullie voorstellen. Vorige week hebben jullie in een zinderende halve finale kunnen zien dat de ene halve finale gewonnen werd door het Etty Hillesum Lyceum uit Deventer. En ssttt het Etty Hillesum Lyceum uit Deventer is herkenbaar aan de blauwe badge en zij nemen het op tegen het Zernikecollege uit Haren. En zij zijn herkenbaar, zij zijn herkenbaar aan een groene badge. Oké, we debatteren wederom over zaken die de afgelopen tijd in het nieuws waren. Soms krijgt een team een vaste opdracht: dan moet een bepaald team een stelling verdedigen en de ander moet aanvallen. Dat hoort natuurlijk ook bij debatteren. En dat geldt ook gelijk voor ons eerste thema: overgewicht. Jullie worden met z’n allen veel te dik. Ja, dat is echt zo, dat is met alle problemen vandien. Het kost je niet alleen je gezondheid maar het kost ook de samenleving klauwen met geld, dus er moet actie ondernomen worden. Het is tijd voor actie. De stelling luidt: ‘Alle scholieren, studenten en werknemers zouden elke dag moeten beginnen met een verplicht kwartiertje bewegen.’ Deventer is voor deze stelling en begint. Elly Zoals Menno net al zei: overgewicht is een groot probleem in Nederland. Zo wordt vijf procent van alle doodsoorzaken in Nederland in verband gebracht met overgewicht. Het lijkt me duidelijk dat we hier wat aan moeten doen. Nou, hoe wordt overgewicht veroorzaakt? Er zijn natuurlijk veel redenen, het loopt allemaal uiteen maar je kunt het bagatelliseren tot twee redenen: een samenspel namelijk van te weinig beweging en slecht voedsel. Slecht voedsel kun je ook aanpakken maar ja, om mensen nou elke middag een voedzame salade door de strot te duwen gaat wat ver, dus ik zou zeggen laten we een kwartiertje bewegen elke ochtend, dat maakt al een halfuur uit.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 35 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 3
Chris-Jan Ik ben het helemaal met je eens. Overgewicht is een groot probleem, dat moeten we aanpakken, maar met dit plan – we hebben het over scholieren, studenten en werknemers – op deze manier krijgen we dus de scholier die elke ochtend een halfuur naar school fietst, die krijgen we dan, die laten we dan een halfuur fitnessen of whatever, maar de dikke directeur die in zijn Mercedes naar zijn werk rijdt, die laten we lekker achter zijn bureau zitten. Dit werkt niet. Merle Daarom lijkt het mij nou zo leuk als iedereen, met z’n allen, een kwartiertje eerder op school komt, gaan we met z’n allen op het schoolplein met de directeur. De directeur ergens voorop op een verhoging, met z’n allen een kwartier bewegen. Met z’n allen: één en twéé! Dat is toch leuk! Laurens Ja, op zich, het klinkt allemaal heel leuk en we hebben het hier over een kwartiertje maar in de praktijk zal het kwartiertje echt geen kwartiertje zijn. Wat denk je van aankleden, wat denk je van sporten, uitkleden en vervolgens weer je gewone kleren aantrekken? En dan waarschijnlijk ook nog douchen want je zit niet graag met een stel stinkende runderen in een klas. Erol Nee maar kijk, we hebben het hier over een kwartiertje bewegen en ik denk dat je het heel makkelijk kan oppakken, oplossen. Kijk, we hebben van vijf voor zeven tot tien over zeven, heb je Nederland in beweging. Persoonlijk sta ik altijd een kwartier later op want dan hoef ik die kop van Carel Noten en Olga Commandeur niet te zien. Wat we kunnen doen is dat je die twee mensen de laan uitstuurt en dat je Barbara de Loor en Sacha de Boer daar neerzet en dan beweeg ik een kwartiertje per dag hoor. Serieus. Maarten Een kwartiertje bewegen is überhaupt niet effectief, dat is namelijk een veel te korte periode. In die tijd draai je alleen nog maar wat er sowieso in je bloed en spieren opgeslagen wordt. Je reserves worden niet aangesproken, je valt er dus sowieso niet van af en het helpt dus niet tegen overgewicht. Victor Nou, ik denk dat het wel degelijk werkt en ik denk, ik denk dat het namelijk is om twee redenen. Ten eerste is het zo dat je zo mensen gemotiveerd maakt om te gaan sporten. Lekker, ik ga er tegenaan, ik ga leuk sporten. En ten tweede: als je gaat sporten komt er endorfine vrij, voel je je lekker en ga je ook harder werken. Elske De vraag is natuurlijk of iedereen nou ontzettend gemotiveerd raakt van een dagje fitnessen op het schoolplein met alle andere mensen. Ik bedoel, wie wordt daar nou enthousiast van? Een leuke sport promoten, prima. Er zijn heel veel goede manieren waarop we dit probleem kunnen oplossen, maar een kwartiertje bewegen van tevoren… Nee, sorry.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 36 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 3
Floris Nou, ik persoonlijk ben niet zo’n heel fervente sporter, maar ik sport toch liever elke dag een kwartier dan één keer per week vijf kwartier. Echt waar! Kasper Het zal misschien best zijn dat, stel nou dat het kwartiertje wel helpt. Dan nog zijn er een heleboel problemen die we moeten overwinnen. Bij ons op school hebben we achthonderd leerlingen en acht douches. We zullen dus veel douches moeten aanleggen. Er zullen heel veel bedrijven zijn waar veel aangepast moet worden, er moeten schema’s aangepast worden. Dokters, die hebben allemaal vreemde schema’s die door elkaar lopen. Er zijn zo veel problemen, je kunt dit niet goed invoeren. Marlies Ik denk dat het heel goed kan. Ik denk dat het prima kan. We hebben nu al systemen waardoor werknemers, scholieren, allerlei soorten mensen worden gecontroleerd of ze wel aanwezig zijn. Als je nou het eerste uur van iedere leerling, als je die mensen een kwartiertje laat bewegen, dat is hartstikke goed, je zit met je hele klas te bewegen. Dat zorgt ervoor dat je je heel erg verbonden voelt met je klasgenoten. Daarbij wordt inderdaad endorfine aangemaakt, werk je veel harder. Laat mij een kwartiertje bewegen voor wiskunde, een kwartier minder lestijd vind ik ook best, maar ik durf te wedden dat ik twee sommen meer maak. Coen Als je goed naar Kasper geluisterd had, wist je dat hij het over onregelmatige werktijden had, voor bijvoorbeeld mensen die bij de intensive care werken. Daarbij een nieuw punt. Overgewicht ligt helemaal niet alleen aan het bewegen. Er zijn andere zaken, eetpatronen. Daar valt veel makkelijker iets aan te veranderen. Iets, hoe heet dat, iets doen is namelijk moeilijker dan iets niet doen en verder, bovendien het zijn ook hormonen en andere factoren die een rol spelen. Alleen zo’n stukje van het probleem aanpakken is een vinger in de dijk steken terwijl hij één meter ernaast opengebroken is. Diba Coen, wil jij zestien miljoen mensen verbieden om iets te gaan eten? Dat lijkt me heel moeilijk. Het lijkt mij veel makkelijker om andere mensen juist aan te moedigen om dingen te gaan doen. Sander Waar we van afvallen is niet alleen bewegen, wat jullie zeggen, maar ook van goed eten. Het is niet zo dat je die dingen los van elkaar kunt zien, maar je gaat pas afvallen als je én goed eet én beweegt. En alleen met bewegen kom je er niet, mensen. Mischa Sander, ik heb ook helemaal niet gezegd dat ik niet voor een dieet ben, absoluut niet. Ik ben hartstikke voor. Geen enkel probleem. Martijn Weer meer regels. Víér, dríé, twéé, één, stop!
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 37 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 3
Track 5 - Op weg naar het Lagerhuis (fragment 2) Wel, het is wel tijd voor het laatste debat en dat laatste debat gaat over iets waar jullie volgens de onderzoeken urenlang per dag op doorbrengen, namelijk het internet. De afgelopen tijd is er veel ophef geweest over compromitterende foto’s en film op internet. We kennen de vechtende schoolmeisjes, die waren met het mobieltje gefilmd; de schoolmedewerkster die met een scholier in een donker steegje allerlei seksuele oefeningen aan het doen was. En we hebben Lange Frans gezien, die dook het publiek in; die ging matten met iemand uit het publiek. Dat was allemaal op internet. Wij gaan debatteren over normen en waarden op internet. De stelling luidt: ‘Internet moet een vrijplaats blijven, zonder van bovenaf opgelegde regels.’ Wie is daarvoor? Maarten. Maarten Ja, het internet moet een vrijplaats blijven. De situatie zoals ie nu is – waar het internet gewoon gebonden is aan de regels zoals die gelden bij de persoon die achter zijn computer zit – is prima. Op deze manier houden wij namelijk een echte vrije markt in stand, de enige vrije markt die we hebben en dat is goed voor onze economie. Mischa Nou kijk, ik ga op internet, ik zie allerlei dingen: ik zie overheid, pedo’s, spam, en ik zie filmpjes van meneer Surenbroek, ik zie illegale muziekdownloads, illegale films stelen, dit wordt gestolen, dat wordt gestolen. Er moet gewoon een eind aan komen, het is geen vrije marktwerking. Het is gewoon een grote zwarte markt geworden. Coen Ik ben het helemaal met je eens. Internet is een medium namelijk dat de hele tijd door verandert. Daarom moet het niet zo blijven, zoals het is. Je moet geen conservatieve kant op gaan, Maarten. Het beleid moet net als het internet dynamisch zijn en meegroeien met het internet. Blijven zoals het is, stilstand is achteruitgang dus dynamisch beleid is hetgeen wat bij internet past en dat moet je toepassen. Victor Nou, ten eerste wil ik even zeggen: internet is allang geen vrijplaats meer. Je mag al geen broncodes jatten van de auteursrechten van 1912, je mag niet sites na gaan maken, bijvoorbeeld van die internet… banksites mag je niet gaan namaken, dan mag je geen kinderporno mag je laten zien, geen moord. Nou, dit is allemaal heel duidelijk, dit mag niet. Internet is allang geen vrijplaats meer. Martijn Volgens de stelling wel. Daar staat in de stelling dat internet op dit moment een vrijplaats is en dat moet het ook blijven. De huidige regels die zijn gewoon voldoende, alleen het is nu zaak voor de overheid en aan alle burgers zelf om er samen voor te zorgen dat die regels worden nageleefd en dat het een leuke vrijplaats blijft.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 38 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 3
Roosmarijn Dus Martijn, jij vindt dat er maar kinderporno op mag, dat er gewelddadige filmpjes op mogen blijven, want het is allemaal zo vrij en we moeten allemaal zo vrije dingen kunnen blijven zien. Dus dat dat allemaal maar op tv, op internet moet blijven? Laurens Nee dat vindt Martijn niet, want Martijn zegt, want Martijn zegt: een vrijplaats zoals ie die nu is, zoals in de stelling staat. Wij noemen de huidige situatie, noemen we voor de grap even een vrijplaats en daarin is kinderporno helemaal niet toegestaan. Diba Het wordt dan wel niet toegestaan, maar het gebeurt toch nog steeds? En als je kijkt op msn, op msn… Op msn zie je dus dat ook van die ouwe mannen van die mooie, lieve, kleine, schattige meisjes lopen te paaien met ‘ik wil je zien’ en ‘kleed je uit voor de webcam’, dat soort dingen. Dat mag toch helemaal niet en dat hoort toch helemaal niet? Chris-Jan We hebben het nu heel leuk over het principe gehad, maar laten we eens even kijken naar de praktijk: overal ter wereld zijn er surfers, overal ter wereld zetten mensen spullen op het internet. De enige manier om dit aan te pakken is door wereldwijd wetgeving in te stellen. Als je kijkt naar iets als het Internationaal Strafhof, dat werkt gewoon niet. Je zet het gewoon op een Thaise website of zo en dan komt het toch wel op internet. Floris Ik hou niet van dictatuur. Ik hou niet van China. In China is het internet aan veel banden gebonden en juist omdat internet nu nog een soort van vrijplaats is, kunnen mensen die daar het niet met het regime eens zijn, op internet een uitweg vinden voor hun gevoelens en daar ben ik voor. Bart Maar Floris, Floris ik hoop dat je toch wel van politie houdt, want het is net zoiets als met je huis. Je huis dat kan je wel beveiligen, daar kan je wel allerlei bewegingsdetectors neerzetten, dat is heel mooi maar je valt toch altijd weer terug op de politie. Zeg maar de van bovenaf opgestelde regels om je te beschermen als er iets écht goed fout gaat. En dat hebben we hier echt nodig. Elin Kijk, waar ik bang voor ben, is dat er censuur komt, dat mijn privacy wordt geschonden, want wil je echt regels instellen dan moet je de privacygegevens van mensen bijhouden. Nou, wat gebeurt er dan? Ik zit op Google, ik heb natuurkunde of zo, ik wil wat informatie opzoeken over explosie of een bom. Ik typ in Google in: ‘bom’. Blablabla, allemaal links. Typ ik daarna in Google in: kind in bad. Misschien wil ik wel een foto voor een leuk werkstuk maken. Wat gebeurt er dan? Komt er zo’n gast aan in een zwart busje, word ik ingerekend omdat ik naar verboden sites schijn te surfen. Dat wil ik toch niet?
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 39 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 3
Elske Ik wil nog eens terugkomen op die uitvoerbaarheid, want in Australië hebben ze dit geprobeerd, dachten ze nou van dit zit niet goed zo, hebben ze geprobeerd om websites te verbieden: welgeteld honderd websites waren verboden. Kom op, mensen. Dit mag allemaal wel leuk en aardig zijn, maar dit halen we niet. Anne Ja, ik wil me bij Elske aansluiten en even op Diba reageren, namelijk er zijn al regels, die zijn er al wel. En ga eerst eens proberen die regels überhaupt na te leven en uit te voeren in plaats van nog weer meer nieuwe regels op te stellen. Robbin Het probleem is, het probleem is dat de regels die er nu zijn, die kunnen niet worden uitgewerkt en uitgevoerd omdat er geen regels zijn die ervoor kunnen zorgen dat het wel mag. [Víjf, víér, dríé, twéé, één...] En daarom moeten we ervoor zorgen dat die regels er wel komen. [... stop!]
opdracht 9 De zes stellingen kunnen besproken worden zoals ze in het boek staan. Het is ook mogelijk om studenten de argumenten die ze kunnen gebruiken, op papier te geven. Daardoor kunnen ze zich beter concentreren op de vorm waarin ze hun argumenten gieten. Hieronder staat een opsomming van argumenten bij de stellingen, gevolgd door een versie met argumenten-voor en een versie met argumenten-tegen. Studenten kunnen in tweetallen oefenen, elk met een eigen blad (voor of tegen). Ze kunnen ook per stelling kiezen of ze voor of tegen zijn. Deze bladen zijn toegevoegd als kopieerbladen. Argumenteren (stellingen + argumenten voor en tegen) 1 Tegenwoordig worden nieuwe hits vooral met sexy videoclips vertoond. Muziekzenders moeten stoppen met sexy videoclips. Argumenten voor: Jonge kinderen imiteren dit gedrag. Dit soort sexy videoclips heeft niets met muziek te maken. Men geeft het signaal af dat sexy zijn erg belangrijk is. Argumenten tegen: Je kunt een tv ook uitzetten. In Nederland is er vrijheid van meningsuiting. 2 De krant wordt overbodig. Argumenten voor: Alles staat op internet. De maatschappij is erg snel, de krant is een langzaam medium. De kosten zijn relatief hoog. Argumenten tegen: De krant kun je overal lezen. Lezen is een plezierige bezigheid. Een krant geeft meer achtergrondinformatie.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 40 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 3
3 In Nederland moet je alles kunnen zeggen wat je wilt. Argumenten voor: Vrijheid van meningsuiting is een belangrijke verworvenheid. Woorden doen geen pijn, zolang je ze niet omzet in daden. Argumenten tegen: Je hoeft niet alles te zeggen wat je denkt of vindt. Je mag best bepaalde fatsoenlijkheidsgrenzen in acht nemen. 4 Nederlanders moeten geen Engels maar Nederlands tegen buitenlanders spreken. Argumenten voor: Engels is voor geen van beide de moedertaal. Het helpt het Nederlands van de ander te verbeteren. Taal hoort bij een cultuur. Argumenten tegen: Het is efficiënter om Engels te praten. In het Engels kun je je beter uitdrukken. Engels is een internationale taal. 5 Werkgevers moeten mensen makkelijker kunnen ontslaan. Argumenten voor: Werkgevers durven mensen dan ook makkelijker aan te nemen. Als iemand zijn / haar werk niet goed doet, kun je hem of haar niet ontslaan, dan zit je eraan vast. Argumenten tegen: Een werkgever hoeft zich dan niet in te spannen om werk te creëren. Als er een conflict is, probeert men dat misschien niet op te lossen. 6 Roken mag alleen nog op speciale plekken waar andere mensen er geen last van hebben. Argumenten voor: Zo voelen rokers zich schuldig en verslaafd en dan stoppen ze misschien. Het stinkt en het is ongezond voor mensen die passief meeroken. Argumenten tegen: Het kost veel extra tijd om naar zo’n speciale plek te gaan (op het werk). Het is heel bemoeizuchtig om dat zo te regelen. Argumenteren (stellingen + argumenten voor) 1 Tegenwoordig worden nieuwe hits vooral met sexy videoclips vertoond. Muziekzenders moeten stoppen met sexy videoclips. Argumenten voor: Jonge kinderen imiteren dit gedrag. Dit soort sexy videoclips heeft niets met muziek te maken. Men geeft het signaal af dat sexy zijn erg belangrijk is.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 41 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 3
2 De krant wordt overbodig. Argumenten voor: Alles staat op internet. De maatschappij is erg snel, de krant is een langzaam medium. De kosten zijn relatief hoog. 3 In Nederland moet je alles kunnen zeggen wat je wilt. Argumenten voor: Vrijheid van meningsuiting is een belangrijke verworvenheid. Woorden doen geen pijn, zolang je ze niet omzet in daden. 4 Nederlanders moeten geen Engels maar Nederlands tegen buitenlanders spreken. Argumenten voor: Engels is voor geen van beide de moedertaal. Het helpt het Nederlands van de ander te verbeteren. Taal hoort bij een cultuur. 5 Werkgevers moeten mensen makkelijker kunnen ontslaan. Argumenten voor: Werkgevers durven mensen dan ook makkelijker aan te nemen. Als iemand zijn / haar werk niet goed doet, kun je hem of haar noet ontslaan, dan zit je eraan vast. 6 Roken mag alleen nog op speciale plekken waar andere mensen er geen last van hebben. Argumenten voor: Zo voelen rokers zich schuldig en verslaafd en dan stoppen ze misschien. Het stinkt en het is ongezond voor mensen die passief meeroken. Argumenteren (stellingen + argumenten tegen) 1 Tegenwoordig worden nieuwe hits vooral met sexy videoclips vertoond. Muziekzenders moeten stoppen met sexy videoclips. Argumenten tegen: Je kunt een tv ook uitzetten. In Nederland is er vrijheid van meningsuiting. 2 De krant wordt overbodig. Argumenten tegen: De krant kun je overal lezen. Lezen is een plezierige bezigheid. Een krant geeft meer achtergrondinformatie.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 42 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 3
3 In Nederland moet je alles kunnen zeggen wat je wilt. Argumenten tegen: Je hoeft niet alles te zeggen wat je denkt of vindt. Je mag best bepaalde fatsoenlijkheidsgrenzen in acht nemen. 4 Nederlanders moeten geen Engels maar Nederlands tegen buitenlanders spreken. Argumenten tegen: Het is efficiënter om Engels te praten. In het Engels kun je je beter uitdrukken. Engels is een internationale taal. 5 Werkgevers moeten mensen makkelijker kunnen ontslaan. Argumenten tegen: Een werkgever hoeft zich dan niet in te spannen om werk te creëren. Als er een conflict is, probeert men dat misschien niet op te lossen. 6 Roken mag alleen nog op speciale plekken waar andere mensen er geen last van hebben. Argumenten tegen: Het kost veel extra tijd om naar zo’n speciale plek te gaan (op het werk). Het is heel bemoeizuchtig om dat zo te regelen.
‘Het koningshuis is een sprookje’ Stervocabulaire baat hebben voordeel van iets hebben. Ook vaak: gebaat zijn bij bij ten bate van (t.b.v.)
dankzij
invloed, de
ontkennen
de gelegenheid te baat nemen kosten en baten baat het niet, dan schaadt het niet hierna komt de oorzaak van iets positiefs. te danken aan tegenstelling: te wijten aan iets wat een verandering veroorzaakt, effect invloed hebben / uitoefenen op iets of iemand invloedrijk – een invloedrijk persoon iemand beïnvloeden Hij reed onder invloed – Hij reed met te veel alcohol op. zeggen dat een uitspraak niet waar is tegenstelling: bevestigen de ontkenning een ontkennend antwoord
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 43 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 3
verstrekken
geven, leveren (in formelere contexten) verstrekken = verschaffen voedsel, informatie, inlichtingen, gegevens verstrekken verstrekkende gevolgen – komt van ver strekken, ver reiken, niet van verstrekken.
opdracht 11 In elke vraag is een woord van het vocabulaire verwerkt. In de reactie is dat niet nodig.
opdracht 12 Als variant kunnen de te gebruiken woorden gegeven worden: 1 achterhaald, 2 behouden, 3 invloed, 4 ontkennen, 5 dankzij, 6 verstrekken, 7 verprutsen, 8 vooralsnog, 9 baat hebben bij.
Therapeutisch schrijven
track 6
Fragment van de De club van 100, RVU (10 januari 2006, 8.05 min.) Antwoorden De antwoorden op vraag 1, 2 en 3 zijn afhankelijk van de groep / student. De slotvraag: de deelnemers moeten de omdat-zinnen gebruiken als basis voor een verhaal waarin ze geen omdat mogen gebruiken. Transcript Aan een aantal bekende Nederlanders vroegen wij het afgelopen jaar of ze niet eens geheel belangeloos iets voor hun medemens zouden willen doen. Schrijver-columnist Theodor Holman bood een cursus therapeutisch schrijven aan onder de titel: ‘Hoe maak ik van mijn leed een bestseller?’ Er kwamen veel reacties op ons aanbod en drie weken geleden, vlak voor Kerst, was het dan zover: een select clubje van aspirant-schrijvers ging op weg naar het Vossiusgymnasium in Amsterdam om zich door Holman te laten onderwijzen in de kunst van het therapeutisch schrijven. - Nou, welkom in dit schoolse klaslokaal. Ik ben Theodor Holman. Jullie zijn hier voor de cursus creatief, of eigenlijk niet creatief schrijven: therapeutisch schrijven. Dat is heel wat anders. Therapeutisch schrijven, en ja, ik heb eerlijk beloofd, dat maakt van uw leed een bestseller, nou dat hoop ik dan maar. We hebben daar drie uur voor, dus dat betekent dat we heel hard moeten gaan werken. - Ik ben Linda, 27, en mijn interesse gaat eigenlijk, ja, ik ben psycholoog, afgestudeerd, dus ik wilde kijken wat dit in zou houden. - Oké.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 44 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 3
- Ik wil gaan schrijven omdat ik nogal met wat frustraties zit en die wil ik eruit gooien. - Ik ben Hester, ik ben nou goed een typische dagboekschrijfster, en dat is eigenlijk al een beetje therapeutisch schrijven, maar ik zou het leuk vinden als ik daar eens wat leuks mee kan doen. - Ik schrijf zelf redelijk veel en ja vind het gewoon leuk om misschien een keer op een andere manier te schrijven. - Ik vind Theodor Holman een hele goede schrijver dus, en ik wou de kans te baat nemen om eens een keer les van hem te krijgen. - Oké. - Nou, wat we gaan doen, en daar beginnen we al vrij snel mee, is dat ik straks aan jullie ga vragen om te vertellen of om op te schrijven eh, precies waar je last van hebt. En dat geformuleerd eigenlijk in één regel. Want wat is namelijk het probleem vaak met therapeutisch schrijven, is dat je niet goed onder woorden kan brengen wat er nou eigenlijk is, waar heb ik nou eigenlijk last van. Ja, je weet de oppervlakteverschijnselen, ik zal mezelf als voorbeeld nemen: ik heb last van slapeloosheid. Nou, dan begin ik de volgende zin met: ‘omdat’. ‘Omdat’ is een prachtig woord in de Nederlandse taal, dat geeft namelijk een reden aan. Het is gewoon heel simpel, ‘omdat’ geeft een reden aan waarom ik niet slaap. Dus ik ben nou gedwongen in mijn geest te gaan zoeken waarom ik slapeloos ben. Omdat ik nogal veel aan mijn hoofd heb, omdat… Ja, waarom heb ik veel aan mijn hoofd? Omdat er veel dingen gebeurd zijn. En ik wil dat jullie vijftien – en dat is verschrikkelijk moeilijk over je probleem, we gaan hard aan het werk hier, ik zei het al, daarom begin ik ook meteen - vijftien ‘omdat’-regels beginnen. En ik weet het is therapeutisch schrijven, en we moeten met de billen bloot, en het is zwaar. Jullie willen het, jullie zullen het dan krijgen ook. En neem iets eenvoudigs als ik jullie vragen mag, en bidden. Neem iets eenvoudigs, want als jullie het echt doen met je problemen dan zit je hier al bij vijf en bij zes en bij zeven. Dan wordt het zwaar en gaan er vele emoties door jullie heen. - Nog tien minuten. - Wie durft er te vertellen wat hij heeft? Jij Saskia? - Ja hoor. - Oké. Vertel even met alle ‘omdats’ erbij. - Ja, ik heb last van moeite met nee zeggen: omdat ik graag aardig gevonden word omdat ik er last van heb als iemand boos op mij is omdat ik dat een onprettige gedachte vind omdat ik niet wil dat iemand vervelend over mij denkt omdat het prettiger is wanneer mensen je leuk vinden omdat ik soms terug moet denken aan ervaringen uit mijn jeugd omdat ik toen erg gepest ben omdat ik op school een buitenbeentje was omdat ik heel verlegen was
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 45 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 3
omdat ik altijd bang was een rood hoofd te krijgen in de klas omdat ik dacht dat nooit, nooit, nooit iemand mij ooit leuk zou vinden, laat staan verliefd op mij zou worden omdat ik volgens mijn klasgenoten zo ontzettend lelijk was. - Ja, dat is… Wat was je eerste zin ook alweer? - Ik heb last van moeite met nee zeggen. - En de laatste regel is: omdat ik dacht dat ik zo ontzettend lelijk was. - Ja, Ellen. - Ik heb last van vergeetachtigheid: omdat ik vijftig jaar ben omdat ik in de overgang ben en mijn hormonen in de war zijn omdat ik slecht slaap omdat ik lig te piekeren omdat ik een zieke man heb en niet weet wat de toekomst brengen zal omdat ik aan het spitten ben in mijn moeders oorlogsverleden omdat ik dingen te weten kom, waar ik geen weet van had omdat ik verdriet heb dat ik haar niet gekend heb omdat ik kamp Vught heb gezien. - Ik wil dat jullie nu een verhaal gaan maken van die vijftien regels. Dat is heel makkelijk, met diezelfde regels. Dan kan je het namelijk straks goed zien waarbij je dat ‘omdat’ weglaat. Ik geef je nog even als voorbeeld: ik heb last van slapeloosheid. Die regel laat je intact. Ik lig de hele nacht te denken. Er zijn veel dingen gebeurd. Ik ben betrokken geraakt bij een moord. Elke zin is nu – wat je met die ‘omdat’ begint – is nu onderdeel geworden van je verhaal, van jouw verhaal. - Ik zie dat ze enorm hun best doen, fanatisme. Ik zie ook dat ze, sommigen hebben het heel zwaar: het pakt ze aan. Het is voor hun emotioneel moeilijk, dat zie ik ook. Dus daar moet ik wat voorzichtig mee omgaan, maar ik vind het wel boeiend. Er komen echt, ik heb echt gewaarschuwd: neem niet te zware problemen, maar hup, wham… - Maar mensen willen het er ook graag over hebben. - Ja, ze willen het er heel graag over hebben. Ik heb een probleem, nou dat zal de wereld weten ook. - Wil jij beginnen? - Ik word graag aardig gevonden. Ik heb er bijvoorbeeld last van als iemand boos op mij is. Dat vind ik een onprettige gedachte. Ik wil niet dat iemand vervelend over mij denkt. Het is gewoon prettiger wanneer mensen je leuk vinden. Soms denk ik wel eens terug aan ervaringen uit mijn jeugd. Ik ben toen erg gepest, want ik was op school een buitenbeentje. Ik was heel erg verlegen en altijd bang een rood hoofd te krijgen in de klas. Er zaten een paar etterbakken in de klas die dan keihard door de klas riepen: moet je naar Van Loenen kijken. De leraren zeiden dan niets. Op zulke momenten voelde ik me ontzettend alleen en een enorme sukkel en loser. Ik wist het zeker: nooit, nooit, nooit zou iemand mij ooit leuk vinden, laat staan verliefd op mij worden. Ik was volgens mijn klasgenoten immers zo ontzettend lelijk.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 46 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 3
- Ja, ja. Hoor je dat je een verhaal hebt gemaakt? Je hebt een heel consistent verhaal gemaakt, waarbij het eigenlijk vanzelf prettig leest, ook voorleest omdat je, je wordt van de ene stap naar de andere geleid, vanzelf. Ik geef ze een vorm van techniek. Je moet het zien als iemand die pas leert gitaar spelen. En ik leer ze het D-akkoord, het G-akkoord en het A-akkoord spelen. En daar kan je alle liedjes mee doen en voor de rest leer ik ze niets.
EXTRA Woordgroepen of woorden die het gebruik van een object verplicht stellen; is er geen object, of is het onbelangrijk (of overduidelijk) dan kun je het object vervangen door het. In de laatste twee zinnen is het idiomatisch gebruikt, zo ook in de zinnen 5, 15 en 22 van de opdracht.
EINDVRAAG Variant: neem een krant en laat de cursisten een positief stukje zoeken.
Grammaticadictee
Over de rode loper naar de vuilcontainer Voor inwoners van de Amsterdamse wijk De Baarsjes is het dumpen van vuilniszakken sinds kort een bijzondere bezigheid. Ze lopen over een rode loper naar de vuilcontainer en worden verwelkomd door een portier in uniform. De aankleding van de vuilcontainer is het werk van de Zweedse kunstenares en buurtbewoonster Gunilla Andersson. Zij ergerde zich er al lange tijd aan dat haar buren hun vuilniszakken naast, in plaats van in de container plaatsten. Daarom besloot ze de vuilopslagplaats als kunstproject onder handen te nemen. De ingehuurde portier verwelkomt de bezoekers nu op gepaste wijze en houdt de goud gekleurde container voor ze open. Na deze behandeling hoopt Andersson dat haar buurtgenoten hun vuilniszakken gewoon weer in de container dumpen. Bron: Nieuwsservice van Radio Nederland Wereldomroep. Editie: Nederlands Nieuws, 5 juni 2004. http://www.rnw.nl/
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 47 / 93
4
Agressief
Fiets gestolen! Fietsonderdelen
Wat kan ermee gebeuren?
het frame
is verroest
het wiel
is verbogen, is verroest
de spaak
is geknapt
de band
is lek, is leeg
het ventiel
is lek, dopje is weg
het zadel
is gescheurd, is kapot
het stuur
staat scheef
de bel
doet het niet
de rem
doet het niet, werkt niet
de trapper
is kapot, trapt door
de bagagedrager
is kapot
het licht
doet het niet, is kapot
Stervocabulaire bekeuring, de papier waarop staat dat je geld moet betalen omdat je een overtreding hebt begaan in het verkeer. De bekeuring wordt thuisgestuurd. een bon – ik heb een bekeuring / een bon gekregen een bekeuring van zestig euro Niet in andere situaties: bibliotheekboek te laat: je moet boete betalen. iemand bekeuren: De agent bekeurde de fietser. overgeven (gaf over, overgegeven) 1) eten via de mond weer naar buiten laten gaan, als je ziek bent. Vaak met moeten: hij moest overgeven. Braken, kotsen 2) zich overgeven: erkennen dat je een strijd hebt verloren. De overgave – capitulatie 3) zich aan iets overgeven: er helemaal in opgaan, je er helemaal aan wijden. 4) iets overgeven: het aan God overlaten, erin berusten zich schamen je vervelend voelen omdat je iets raars of verkeerds hebt of hebt gedaan; zich schamen voor iets (wat je hebt), zich schamen om iets (wat je hebt gedaan), zich schamen dat… de schaamte, beschaamd, beschamend, schaamrood op de kaken, schaamteloos, het schaamhaar Ik schaam me dood.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 48 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 4
schuldig
stelen
verdenken
vloeken
verantwoordelijk voor een fout; schuldig zijn aan iets; zich schuldig voelen over iets; je bent iemand iets schuldig (geld, ook: een verklaring, excuus) de schuld, de schuldige (stal – gestolen) iets van iemand anders stiekem meenemen; pikken, jatten, ontvreemden de diefstal Dat kan me gestolen worden – Daar trek ik me niets van aan, dat laat me koud… Ze ziet eruit om te stelen – Ze ziet er heel mooi uit. (verdacht, verdacht) denken dat iemand schuld heeft aan iets, iemand verdenken van iets, iemand ervan verdenken dat… verdacht, een verdachte beweging, de verdachte 1) woorden zeggen waarin de naam van God voorkomt, wanneer je boos bent 2) (van kleuren) niet bij elkaar passen Vloeken in de kerk, vloeken als een ketter, iemand / iets vervloeken. de vloek
opdracht 3 Als hulp bij deze oefening, of als het verhaal stokt, kan de docent gerichte vragen stellen en / of onderstaand voorbeeld geven en / of het verhaal geven met de vocabulairewoorden als invulwoorden. Een gesprek bij deze oefening kan zo gaan: - Ik schaam me dood om wat er gebeurd is. Ik had Claudia’s laptop geleend en hij is gejat! Ik zat in de bieb te werken en toen ik terugkwam van de wc, was ie weg. Ik vloekte ook nog keihard. Ik had ook zo de pest in! - Maar je laat een laptop toch niet achter als je naar de wc gaat? - Ja, maar ik had geen tijd om daarover na te denken, ik moest snel naar de wc, want ik dacht dat ik moest overgeven. - Bah! - Ja, sorry hoor. Nou, ik ben natuurlijk meteen naar de balie gegaan en heb verteld dat mijn computer gestolen was, maar daar konden ze ook niet veel doen. Ik ben naar de portier gegaan en die vertelde dat hij een paar minuten geleden een jongen had gezien die zich verdacht gedroeg. Toen de portier wilde vragen wat hij in zijn tas had, zette die vent het op een lopen. Ja, en als ze eenmaal buiten zijn, kan die portier niks meer doen. Trouwens, portiers mogen toch geen bekeuringen geven of mensen aanhouden, net als de politie. - Nee, maar ze mogen wel iemand vasthouden die ze verdenken, en dan de politie laten komen. - Ja, dat is zo. Nou ja, ik ging naar huis en toen kwam Claudia ineens naast me rijden. Ze peddelde daar zo lekker ontspannen en vrolijk en toen moest ik haar dit ellendige nieuws vertellen. Ik voelde me zo schuldig! - Ja, dat kan ik me voorstellen. me dood om wat er gebeurd is. Ik had Claudia’s laptop - Ik ! Ik zat in de bieb te werken en toen ik geleend en hij is ook nog keihard. Ik terugkwam van de wc, was ie weg. Ik in! had ook zo de
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 49 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 4
- Maar je laat een laptop toch niet achter als je naar de wc gaat? - Ja, maar ik had geen tijd om daarover na te denken, ik moest snel naar de wc, want ik dacht dat ik moest - Bah! - Ja, sorry hoor. Nou, ik ben natuurlijk meteen naar de balie gegaan en heb was, maar daar konden ze ook verteld dat mijn computer niet veel doen. Ik ben naar de portier gegaan en die vertelde dat hij een paar minuten geleden een jongen had gezien die zich verdacht gedroeg. Toen de die vent het op portier wilde vragen wat hij in zijn tas had, Ja, en als ze eenmaal buiten zijn, kan die portier niks een geven of meer doen. Trouwens, portiers mogen toch geen mensen aanhouden, net als de politie. , en - Nee, maar ze mogen wel iemand vasthouden die ze dan de politie laten komen. - Ja, dat is zo. Nou ja, ik ging naar huis en toen kwam Claudia ineens naast daar zo lekker ontspannen en vrolijk en me rijden. Ze ! toen moest ik haar dit ellendige nieuws vertellen. Ik voelde me zo - Ja, dat kan ik me voorstellen.
opdracht 8 Wijs op het gebruik van imperfectum / perfectum.
‘Ik kan niet anders dan bezwijken onder de druk’ Stervocabulaire afleiden
afmaken
behoren
overkomen
1) iemands aandacht op iets anders richten; iets / iemand leidt iemand af (van iets); snel afgeleid zijn; de afleiding – iets leuks om iets vervelends te vergeten 2) conclusie trekken uit iets, iets afleiden uit, afleiding van – wat uit iets is voortgekomen, fantastisch is een afleiding van fantasie de afleiding 1) zo lang aan iets werken totdat het klaar is, voltooien, iemand maakt iets af 2) doden van mensen of dieren 3) negatieve kritiek geven op bijvoorbeeld een boek, cd, film, toneelstuk, afkraken 4) zich ergens van afmaken – het niet zo serieus aanpakken. zich er met een jantje-van-leiden van afmaken 1) (be)horen: moeten volgens (sociale) regels, ethiek, moreel. Dat hoort (nou eenmaal) zo. 2) behoren aan – eigendom zijn 3) (be)horen tot – onderdeel zijn van een groep 4) (be)horen bij – aanvulling zijn op iets groters. Deze cd behoort bij dat boek. Let op: wisseling van woordaccent (scheidbaar / onscheidbaar ww) met betekeniswissel 1) (overkwam, is overkomen) gebeuren - iemand overkomt iets 2) (kwam over, is overgekomen) van elders naar deze plaats, figuurlijk: begrijpen, ontvangen de boodschap komt over
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 50 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 4
verwijten
(verweet, verweten) tegen iemand zeggen dat hij iets verkeerd heeft gedaan, iemand iets verwijten het verwijt te wijten aan verwijtbaar
Extra spreekopdracht (niet in het boek) Het is sterk afhankelijk van de groep of deze opdracht aangeboden kan worden. Om studenten niet onnodig te kwetsen en / of docenten in verlegenheid te brengen, is deze opdracht niet in het boek opgenomen. Daarbij zijn sommige scheldwoorden ook tijd- en / of plaatsgebonden. Kopieer de lijst scheldwoorden. Laat de woorden classificeren in drie groepen: • scheldwoorden voor mannen • scheldwoorden voor vrouwen • algemene scheldwoorden / vloeken Laat in groepjes bespreken welke het sterkst aanvoelen, welke bekend zijn, welke je nooit zou gebruiken, enzovoort. eikel gadver etter hoer kanker klerelijer godver klojo kreng getver kut pokkewijf bosmongool zeikerd
klote potverdrie rotwijf shit klootzak sodemieter op takkewijf lul teef trut tering kutwijf verdomme rotzak
opdracht 12 Deze stellingen zijn besproken en er is over gestemd op de site van Stand.nl (www.Stand.nl). De uitslagen waren: • De antiterreurcampagne wakkert juist angst aan (eens 52%, oneens 48%). • Politici moeten zich genuanceerder uitlaten over de islam (eens 43%, oneens 57%). • Ouders van lastige jongeren moeten verplichte opvoedingssteun krijgen (eens 82%, oneens 18%). • Criminele Antilliaanse jongeren moeten teruggestuurd worden (eens 83%, oneens 17%, 4499 mensen gestemd). • Nederland is veiliger geworden (eens 20%, oneens 80%).
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 51 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 4
De toekomst van Nederland
track 7
Fragment De toekomst van Nederland, Netwerk (5 september ‘05, 10 minuten) Antwoorden 1 kijken wat wel of niet anders zou moeten als we Nederland opnieuw zouden opbouwen, 2 Eerst hebben 100 mensen aangegeven welke problemen zij het belangrijkst vinden; daarna zijn deze problemen voorgelegd aan 750 mensen met de vraag wat zij als het grootste probleem zien, 3 Brinkhorst: voorbeeldwerking (verbeter de wereld, begin bij jezelf), Dittrich: werken aan een goede sfeer, dat biedt perspectief, Verhagen: na alle mooie woorden nu gaan letten op de daden. Transcript Mensen die de problemen dagelijks aan den lijve ondervinden maar naar wie lang niet altijd wordt geluisterd bij het vinden van de oplossing. De bedoeling is dat we over een paar maanden – als we al uw klachten en adviezen op een rijtje hebben gezet – komen met een grote uitzending waarin we Nederland bij wijze van spreken opnieuw gaan opbouwen. Wat houden we dan, wat doen we weg en wat willen we anders? Vanavond brengen we in kaart wat in uw ogen de grootste problemen zijn en waar we in dit land mee kampen en wat u dus het liefst veranderd zou zien in dat nieuwe Nederland. Een land dat de laatste decennia ingrijpend is veranderd. We leven met z’n allen in Nederland op 41.526 vierkante kilometer en die oppervlakte en haar inwoners veranderen dus razendsnel. Zo woonden er begin vorige eeuw vijf miljoen mensen in Nederland. In 1950 waren dat er tien miljoen, nu staat de teller op ruim zestien miljoen. De beroepsbevolking bestaat uit ruim zeven miljoen mensen en de meesten werken in de commerciële en niet-commerciële dienstensector. Van alle Nederlanders woont inmiddels 42 procent in de stad. Het Bruto Binnenlands Product is inmiddels 466 miljard euro. We gingen daarvan achttien miljoen keer op vakantie en ruim vijfentwintig miljoen toeristen bezochten vorig jaar ons land. In totaal legden we 191 miljard kilometer af in de auto, daarvan stonden we in totaal 174.000 uur in de file. Het aantal kilometers file is in tien jaar tijd meer dan verdubbeld. Nederland anno 2005: zes op de tien personen rekent zich tot een kerkelijk gezindte of levensbeschouwelijke groepering. Honderdvijftig jaar geleden maakte vrijwel iedereen daar deel van uit. We vieren acht officiële feestdagen en we gaan dus met 16,3 miljoen mensen de toekomst in. Zoals gezegd: we inventariseren vanavond eerst wat u beschouwt als de grootste problemen in Nederland en dat doen we met de hulp van Intomart, dat eerst aan honderd mensen vroeg om de problemen in hun eigen woorden te beschrijven en vervolgens zijn die problemen weer voorgelegd aan een groep van 750 mensen van achttien jaar en ouder. Het beeld dat uit dat onderzoek naar voren komt, is schokkend, vindt Tom van Dijk, de directeur beleidsonderzoek van Intomart. Ik ben hier erg van geschrokken, ik doe dit vak al een flinke periode, zo’n 25 jaar kijken naar de stemming in het land en dit heb ik niet eerder meegemaakt.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 52 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 4
De onvrede is heel massaal en buitengewoon intens. We hebben hele heftige stellingen voorgelegd en desalniettemin zijn hele grote groepen het telkens met die uitspraken eens. Dat zou je... tien, twintig jaar geleden was je dat gewoon niet tegengekomen. Goed, dan nu de eerste resultaten van ons onderzoek. Vraag één was: ‘Wat vindt u het grootste probleem waarmee Nederland te kampen heeft?’ Hier komen de antwoorden. Kijkt u maar mee. Boven aan het lijstje staat de respectloosheid van mensen voor elkaar: 23 procent vindt dat het grootste probleem. Net zo hoog scoort het geld dat je moet uitgeven om gewoon te kunnen leven, ook 23 procent noemt dit het grootste probleem. Dan de kwaliteit van het regeringsbeleid, genoemd door 13 procent van de ondervraagden. En dan stuiten we op iets waar we het met z’n allen heel veel en heel vaak over hebben: terrorisme, dertien procent. Kennelijk beschouwen we dat niet als het allerbelangrijkste probleem. Criminaliteit dan, centraal thema in menig verkiezingsprogramma, met twaalf procent zeker niet het grootste probleem. Dan de problemen in de zorg. Na jaren van wachtlijsten en met alle veranderingen die straks op stapel staan, noemt – kijkt u maar mee – slechts negen procent van de ondervraagden de zorg het belangrijkste probleem. En dan de problemen met mensen van buitenlandse afkomst. U kunt de krant het afgelopen halfjaar niet opslaan of de radio en de televisie niet aanzetten, en zeker niet na de moord op Theo van Gogh, of het was het gesprek van de dag: de mislukte integratie. Slechts zes procent ziet dit als het grootste probleem van Nederland en dan was er nog een procent dat een ander probleem noemde. Vrijwel niemand, dames en heren, noemde andere, belangrijkere problemen dan die we net hebben gezien en vrijwel niemand kon de vraag niet beantwoorden. Kortom, dit zijn dus de problemen waar we – in uw ogen – in dit land voor staan. Laten we eerst eens stilstaan bij het meest genoemde probleem: de respectloosheid. Dit is wat je zoal kunt meemaken in dit land. Mevrouw Kaptijn – Ik was met de auto in Utrecht, op weg naar een vriendin, maar ik was de weg kwijt. De heer Aalbers – Ik heb een nare ervaring gehad, ik moest destijds naar een aanrijding toe en... er was een man overreden, een oudere man, door een achteruitrijdende vrachtauto. De heer Visser – Ja, een incident in Breda, eens een keer op het station geweest waar ik toen – woon-werkverkeer – met de trein in die tijd reisde. Kaptijn – En het regende nogal buiten enne, ik zag een telefooncel enne, ik stapte uit en liep naar de telefooncel maar daar was al iemand aan het telefoneren. Aalbers – Ja, eigenlijk was niks meer van die man over. Ik wilde mijn jas over het slachtoffer heen leggen omdat het geen gezicht was, maar ik had mijn portofoon, had ik over mijn jas hangen. Dus ik legde eerst de jas, eh of de portofoon eh op de grond neer om mijn jas uit te doen. Terwijl ik daarmee bezig was, leg ik de portofoon neer, leg de jas over het slachtoffer, ik wilde de portofoon weer pakken, toen was die gestolen.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 53 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 4
Visser – En er kwam een jongeman zo van een jaar of twintig, tweeëntwintig naast me staan, schouder aan schouder, zeg maar over mijn schouder kijkend en ik had zoiets van: wat moet die man van mij ofzo? Kaptijn – Dus ik ging een beetje zo draaien rond de cel zodat deze man mij kon zien, dat ik stond te wachten. Maar het was echt zo’n regen dat je binnen één, twee minuten zeiknat bent en het duurde nogal dat telefoongesprek. Dus op een zeker moment dacht ik van: nou, ik zal dan maar even op het raam tikken, want misschien is hij me vergeten. Aalbers – En dat was nou net het middel waarmee ik moest communiceren met de meldkamer waardoor ik m’n collega’s de plaats kon vragen. Ja, ik vind dat weinig respectvol. Visser – En op een gegeven moment raakt hij me aan een beetje of zo, er zo overheen kijkend. Ik had zoiets van: ik kan maar beter een stap opzij doen want… Dus ik vroeg op een gegeven moment wat de bedoeling hiervan was. Nou, hij werd een beetje agressief en nou ja wou bijna, zeg maar gaan vechten, dus ik denk: nou dan maar opzij, beter opzij, beter voorkomen dan genezen in elk geval. Kaptijn – Enne, nou ja, de man bleef mij negeren. En ja, dat was natuurlijk heel vervelend. Op een zeker moment – hij is klaar met zijn gesprek – hij komt de cel uit en begint op mij in te slaan, met name schoppen enne ja, hij schopte mij echt bont en blauw. En het was heel vreemd, ik schrok niet echt, ik werd eigenlijk alleen maar boos. Zo van: wat is er hier aan de hand, wat doet deze man, wat heb ik gedaan? Ja, we hebben zo blijkt ook uit het onderzoek volgens heel veel mensen te maken met – wat je noemt – een massief probleem. Kijkt u maar eens naar de respons op de volgende stellingen: ‘In Nederland gaan we veel te vaak op een respectloze manier met elkaar om.’ De overgrote meerderheid van 81 procent is het daarmee eens, buitengewoon weinig mensen, vier procent, vinden van niet en de rest is er niet uit. Dan de stelling: ‘Als we over en weer wat meer respect voor elkaar zouden hebben, dan zou het veel beter gaan met Nederland.’ Ook hier is een hele ruime meerderheid het mee eens: 78 procent, en vindt vier procent van niet. Visser – Ik denk dat we veel meer respectvol met elkaar om moeten gaan, maar ja de tijd is vrij egoïstisch. Iedereen denkt aan zichzelf. Ja, het komt er niet uit, uit de mensen. Wie wil wie, moet er beginnen. Begin bij jezelf, maar ja als er tientallen mensen het doen en de grote massa doet het niet, verandert de maatschappij niet. De derde stelling dan: ‘Veel jongeren maar ook veel ouderen in Nederland lijken niet meer te weten waar de grens ligt tussen fatsoen en onfatsoen.’ Drie kwart van de ondervraagden, 75 procent, is het daarmee eens. Zeven procent zegt van niet en bijna één op de vijf heeft er geen duidelijke mening over. Kaptijn – Ja, ik zie wel, inderdaad, dat mensen sneller agressief reageren op dingen die het eigenlijk niet waard zijn, op kleine dingen, dat… Ik woon in de
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 54 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 4
grote stad en ik heb het idee, het gevoel dat het daar met name vaker… Ik zie het eigenlijk regelmatig om me heen, ja. Tot slot de stelling: ‘Ik vind de vaak agressieve respectloze manier waarop we in Nederland met elkaar omgaan bedreigend.’ Een meerderheid van zestig procent is het hiermee eens, elf procent niet. Ja, hoe zijn we afgegleden van een volkje dat zichzelf toch heel graag zag als beschaafd, tolerant en respectvol, een voorbeeld voor de wereld. Waarom zijn we nu zo opgefokt, waarom kunnen we niets meer hebben en wat zouden we daaraan kunnen doen? L. Brinkhorst, minister van Economische Zaken: ‘Ik geloof heel erg in voorbeeldwerking. Dit zijn niet dingen die je kunt regelen van bovenaf en we moeten met elkaar zien dat deze samenleving gezamenlijk belangen heeft die boven de belangen van ieder apart uit gaat.’ Verbeter de wereld, begin bij jezelf. U maakt zich zorgen, maar wij ook, maar we kunnen het niet voor u oplossen. Dat moet u toch echt zelf doen. Het is hét adagium van de vice-premier: ‘Het begint met kleine dingen: plassen in het portiek, rotzooi op tafel gooien of op straat overgeven. Als ik uit mijn auto stap raap ik een propje papier op, dat vinden mensen raar en geleidelijk aan zeggen ze: God, misschien is het toch wel goed.’ Maar leidt dat zomaar tot de oplossing? We leven in een tijd dat iedereen onder druk lijkt te staan. We hebben een drukke baan, er wordt veel van ons verwacht en ook thuis is het druk. Het tijdperk van de tweeverdiener, agenda’s op tafel: wie haalt wanneer de kinderen op. 24 uur per dag staan we bloot aan prikkels, volgens sociologen is het een belangrijke oorzaak van veel respectloosheid. We laten ons te veel opfokken. B. Dittrich, fractievoorzitter D66: ‘Ja, logisch dat mensen het zat zijn. Ik reis zelf in het openbaar vervoer en als je ziet wat daar af en toe gezegd wordt en wat er gebeurt. Wat dat betreft is het goed dat we met z’n allen ervan doordrongen zijn dat, ja, een goede sfeer in Nederland mensen ook perspectief biedt. Mensen hebben behoefte aan perspectief en aan die nieuwe solidariteit, dus daar moeten we aan werken.’ Jazeker, Den Haag is het met u eens. Er is inmiddels een campagne voor respect en de zinnen lopen over van woorden als fatsoen. M. Verhagen, fractievoorzitter CDA: ‘We vinden het van groot belang dat je ook gewoon op een normale manier met elkaar omgaat, dat je niet meteen begint te schreeuwen: bemoei je met je eigen zaken, niet meer weet wie je buurman is, nou en het CDA en Balkenende heeft natuurlijk die discussie ook heel nadrukkelijk gestart.’ Maar vooralsnog blijft het zoals dat tegenwoordig heet: management by speech, mooie woorden, maar waar blijven de daden? Ik zei het aan het begin van de uitzending al: we vragen u de komende maanden met ons mee te denken aan oplossingen. Dus heeft u serieuze,
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 55 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 4
haalbare ideeën over hoe wij de intolerantie te lijf kunnen gaan, meldt ze ons dan. U kunt terecht op onze website: www.netwerk.tv/toekomst. Wie weet krijgt uw idee wel zo veel bijval van anderen dat het een grote rol krijgt in de finale uitzending als we Nederland straks opnieuw gaan ontwerpen.
opdracht 15 Voor een groep die het vervelend vindt om anderen (in een rollenspel) uit te schelden, is het een goed alternatief deze opdracht alleen te lezen en daarna opdracht 16 te doen.
opdracht 18 Deze opdracht is met name geschikt voor degenen die zich voorbereiden op het Staatsexamen. Leg uit dat bij een dergelijke opdracht in het examen wordt gelet op volledigheid, grammaticale correctheid, tekstopbouw, samenhang (verbindende woorden), woordenschat, spelling.
Grammaticadictee
School in Maarssen stuurt vier scholieren weg Een leerling van het Niftarlake College in Maarssen wordt van school gestuurd omdat hij met zijn camera in zijn mobiele telefoon vastlegde hoe twee meisjes een klasgenote in elkaar sloegen. Hij had ook nog iets anders op zijn kerfstok, maar daarover wil de school niets zeggen. Een andere scholier die het filmpje op internet zette, wordt ook van school gestuurd. Op het filmpje is te zien hoe andere scholieren de twee meisjes aanmoedigen. De twee daders, die volgens de schoolleiding al eerder betrokken waren bij vechtpartijen, worden binnenkort weggestuurd en zullen voor de kinderrechter moeten verschijnen. Bron: Nieuwsservice van Radio Nederland Wereldomroep. Editie: Nederlands Nieuws, 22 maart 2006. http://www.rnw.nl/
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 56 / 93
5
Ongelooflijk
INTRODUCTIE Bij de introductie: inventariseer reacties op een ongelooflijk bericht. Bijvoorbeeld: Je méént het! Hoe bestaat het! Echt? Nee toch? Wijs erop dat ongelooflijk ook gespeld kan worden als ongelofelijk.
‘Apple werkt hier al 20 jaar aan, wij pas 2’ Stervocabulaire aanvoelen aflopen
gemak, het
opkomen
opslaan
richten
1) begrijpen zonder dat het gezegd wordt, iemand voelt iets aan 2) een gevoel geven, iets voelt op een bepaalde manier aan (liep af, afgelopen) 1) eindigen, voorbijgaan 2) geluid maken om je wakker te maken – de wekker is afgelopen 3) niet helemaal horizontaal zijn, hellen de afloop: op de goede afloop aflopend: een aflopende zaak afgelopen: de afgelopen week Hoe is het afgelopen? 1) gemakkelijke omstandigheid – iets is een groot gemak voor je 2) op je gemak, rustig, ontspannen, op je dooie gemak, gemak refereert hier aan oude betekenis wc 3) op je gemak zijn 4) hou je gemak, hou je stil 5) met gemak, het gemak waarmee (kwam op, is opgekomen) 1) omhoogkomen, zich laten zien 2) in de gedachte komen (iets komt op bij iemand) 3) aansporing: kom op opkomen voor iets of iemand: iemand in bescherming nemen opkomend: een opkomende hoofdpijn, een opkomende partij de opkomst: bij verkiezingen, sportdag, demonstratie tegenstelling (betekenis 1): ondergaan (sloeg op, opgeslagen) 1) in grote hoeveelheden bewaren, ook in een computer 2) een bal met een bepaalde slag in het spel brengen = serveren (tennissen, volleybal) de opslag de opslagplaats 1) in een bepaalde richting sturen, mikken, geweer; een vraag richten tot iemand 2) zich richten op iets of iemand: je aandacht houden bij iets of iemand 3) zich richten tot iemand: je naar iemand toe keren om iets te zeggen of te vragen, zich wenden tot 4) zich naar iets of iemand richten: het of hem tot voorbeeld nemen, je naar de laatste mode richten gericht aan een gerichte vraag de richting: de kant waarheen je gaat; de stroming de richtlijn
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 57 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 5
slagen
toevoegen uitvinden
1) met succes een examen doen. Tegenstelling: zakken voor 2) een succes zijn: zij kon niet slagen in die winkel; een geslaagde foto slagen in: met succes doen; lukken, erin geslaagd zijn om te ergens iets bij doen, toegevoegde waarde. Dat voegt niets toe. (vond uit, uitgevonden) 1) als eerste bedenken of maken 2) het te weten komen de uitvinder de uitvinding Die heeft het buskruit ook niet uitgevonden! Vaak verward met het Engelse find out (Nederlands: erachter komen)
opdracht 2 In elke vraag staat een woord uit het vocabulaire. In de reactie is dat niet nodig.
opdracht 7 Voor groepen die niet op gang komen: laat ze eerst de functies doorlezen onder de opdracht, en daarna alsnog de opdracht bespreken.
Wat zou jij doen?
track 8
Fragment uit Wat zou jij doen?, KRO (6 juli 2006, 10 min.) Antwoorden 1 1 parkeren: Wil bij de supermarkt altijd een bepaalde parkeerplaats hebben, 2 kleding: Draagt tijdens tv-opnames altijd blauwe sokken en een grijze boxershort, 3 koffiezetten: Bij het koffiezetapparaat moet zijn kopje altijd rechts staan en het oor moet ook naar rechts gedraaid zijn, 4 lunchen: Bij de lunch moet hij altijd op een vaste plek zitten. 2 a Als je linkerhand krabt, als die jeukt, komt er geld. b Als je oor suist, praat er iemand over je. c Als je jeuk op je voorhoofd hebt, zie je binnenkort iemand die je een hele poos niet gezien hebt. 3 a onjuist b juist c juist d onjuist e onjuist 4 a 2 b 3 c 1 d 5 e 4 5 Hatic heeft het afkloppen op een boom overgenomen.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 58 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 5
Transcript Goedenavond, welkom bij Wat zou jij doen? De meeste hotelkamers hebben geen kamernummer 13 en als het een hoog hotel is, hebben ze ook geen dertiende verdieping. De hardloopster Ellen van Lange, als zij een wedstrijd won, dan ging ze de volgende wedstrijd altijd dezelfde sokken aandoen, want je weet maar nooit, misschien lag het wel aan de sokken. In het Brabantse plaatsje Molenschot komen ieder jaar busladingen vol met vrouwen. En die vrouwen gaan allemaal naar de kapel van de heilige Anna omdat ze aan de heilige Anna gaan vragen of die ze kan helpen bij het vinden van een man. We hebben het vandaag over bijgeloof. - André, wat heb jij vandaag allemaal al gedaan aan bijgeloof? - Nou, behoorlijk wat. Ik heb boodschappen gedaan en op de parkeerplaats... voor die supermarkt is een parkeerplaats en daar sta ik altijd op hetzelfde plekje. Nou was ik vanmorgen, om acht uur stond ik daar al. Dus ik kon gelukkig op die plek gaan staan. - En als die plek niet vrij is? - Ja, dan heb ik nog een tweede uitwijkmogelijkheid, die is iets minder. En als het niet is, blijf ik rondjes rijden tot die… - Nee, echt waar? Je blijft rijden. Oké. - Ja, dan bel ik even naar huis: het wordt even iets later. Ik heb altijd als er opnames zijn, heb ik blauwe sokken aan, vandaag ook. Dat begon vandaag ook. Ik had zwarte sokken aan, mijn vrouw die heeft allemaal nieuwe sokken gekocht, eergisteren, en die waren heel, die waren zwart maar ik dacht dat het donkerblauw was. Dus ik in die donkere slaapkamer de sokken aan. Ik had de verkeerde sokken aan, toen ben ik terug naar boven gelopen en heb ik de blauwe sokken aangedaan. En ik heb ook een grijze boxershort aan. - Dat moet ook? - Ja, ik heb altijd, ik kan er niks aan… - Altijd of alleen als je een opname hebt? - Nee, als ik opnames heb, heb ik altijd blauwe sokken en een grijze boxershort aan. - Ja, want we kennen jou van het programma Wegmisbruikers. - Ja, dat klopt. En daar hebben we natuurlijk regelmatig draaidagen en ook in de studio en dan heb ik altijd blauwe sokken, altijd grijze boxershorts. - Verder nog dingen? - En als ik dat niet heb dan… Sorry? - Verder nog dingen? - Ja, ik heb een heleboel dingen. Ik heb ook in die hele dag dat die dingen, zoals die blauwe sokken en die grijze boxershort, heb ik ook als… We hebben zo’n koffiezetapparaat met van die kleine pads erin – ik zal het naam, merk niet noemen, maar alom bekend – en daar kan je twee bekertjes onder zetten en nou staat mijn bekertje altijd aan de rechterkant, met het oortje ook naar rechts. - Oh, niet het oortje naar links. - Nee, het oortje naar rechts en altijd aan de rechterkant. Mijn vrouw zegt… - En als het anders? Als ik bij jou kom en ik zeg: zal ik effe koffiezetten en ik zet jouw kopje links? - Ja, dan ga ik dat toch heel snel omwisselen. Ja, dan ga ik dat omwisselen. Dat is heel gek. We hebben ook tijdens lunches voor mijn werk, zitten we vaak met veel mensen, zitten we te eten en dan wordt de tafel voor ons
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 59 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 5
gedekt en dan zit ik altijd op een zelfde plekje. We hadden afgelopen vrijdag, hadden we ook een lunch, en was de tafel gedekt en mijn plek was bezet. Word ik heel ongemakkelijk. Dan ga ik of wat later lunchen of ik ga… - Je gaat terug naar boven of naar je werkplek en dan ga je… - Ja, dan ga ik nog even zitten rommelen. Joh, moet je niet eten? Nee, ik eet zo wel even. Dan vraag ik aan de mevrouw die de lunch verzorgt, ik eet zo wel even, ik moet nog even wat dingen afmaken en dan ga ik wat later zitten. En als het iemand is die ik ken, zeg ik: joh, wegwezen hier, ik zit hier. - Sorry, ik val daar helemaal stil van, maar je bent niet de enige met bijgeloof hoor, dat is misschien een troost want we hebben het op straat gevraagd en er zijn heel veel mensen met bijgeloof. 1 Als ik in het vliegtuig stap, dan geef ik altijd eerst drie kusjes aan de buitenkant van de romp. 2 Ik geloof er niet in, maar ik... ja. Je doet gewoon wel wat je, ja wat een beetje in het gebruik zit. Dus afkloppen dat doe ik wel. 3 Ik woon op een schip, een woonschip en de neiging die je hebt als je iets koopt – ik heb het ooit gekocht – is om het van jezelf te maken, en er dus een naam aan geven. Maar als je de naam van een schip verandert, ja dat brengt ongeluk. 4 Als iemand ziek is of veel aandacht verdient, dan kan ik daar, of er gebeuren spannende dingen in het leven van iemand die ik ken, dan kan ik daar wel eens echt aandacht aan besteden, een kaarsje branden en ja er veel aan denken, op die manier. 5 Ik geloof wel in dingen, bijvoorbeeld als mijn hand moet ik krabben, de linkerhand, dan weet ik zeker dat ik geld binnen zou krijgen. 6 Voordat ik wist dat ik deze kinderen zou krijgen, kocht ik nog niks voor ze, omdat ik gewoon bang was van: als ik nu spullen ga kopen, dan tart ik het noodlot of zoiets. Dus ik wachtte pas totdat ik wist welk kind ik kreeg en toen ging ik pas de kamer inrichten en spullen kopen. 7 Als je oor suist, dat er dan iemand over je praat. En ik heb eigenlijk altijd van huis uit meegekregen dat je nooit schoenen op tafel moet zetten. 5 Als ik hier bijvoorbeeld ook moet krabben, dan weet ik zeker dat ik iemand zou zien, die ik lang niet heb gezien, familie of vrienden. Dat is het. - Je bent in ieder geval niet de enige, dat moet wel een troost zijn, hè? Evert, jij hebt een boekje geschreven over sporters en bijgeloof. - Ik kwam in mijn werk zo veel sporters tegen en naast de gebruikelijke interviews voor en na wedstrijden praat je wel eens gewoon met ze zo, off the record en, ook over dit soort zaken: rituelen en bijgeloven. En op een gegeven ogenblik dacht ik van: ik heb zo veel stof, ik ga eens er een boekje over schrijven. - En noem eens een sterk staaltje bijgeloof dat je bent tegengekomen. - Nou een hele gekke is van Nico Rienks, een befaamd roeier, die op de dag voor de wedstrijd altijd stamppot wil eten en bijvoorbeeld ook bij de Olympische Spelen in Sydney, waar het veertig graden, plus veertig was en ja daar kon je natuurlijk geen stamppot krijgen. Nou dan heeft ie altijd zo’n, zo’n gasstelletje bij zich. Hij koopt ergens op een markt wat groente en aardappelen en husselt dan een stamppot in elkaar. Hans van Breukelen, keeper van PSV en het Nederlands elftal, rijdt altijd dezelfde route naar het stadion. De sportmaaltijd bestaat meestal uit pasta’s, maar hij neemt altijd als toetje een halve liter frambozenvla. - Niet aardbeienvla maar frambozenvla.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 60 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 5
-
-
-
-
-
Frambozenvla, en anders gaat het fout, zegt ie. Leuk hè? Ik heb ook wel eens over Willem van Hanegem, die voetbalde in... Ja, Willem van Hanegem die heeft, had altijd de slip aan, van zijn vrouw. Dat kan toch ook helemaal niet lekker zitten? Nee, nou ja en hele oude voetbalschoenen. Hij kreeg elk jaar kreeg hij een paar nieuwe voetbalschoenen maar hij droeg steeds z’n oude met gaten erin. Daar had ie dan tape omheen, want daar liep ie lekker op en ja, als ie die niet aanhad, ja dan ging het niet goed. En waarom hebben sporters dat? Want het is vooral bij sporters ook. Ja, dat is om ja… Sporters en artiesten, en vaak eenlingen ook. Dat is denk ik om een sterk gevoel te krijgen, iets van onoverwinnelijkheid. Maar het is vaak ook wel weer een geheim, ze willen het soms ook niet prijsgeven. Nee? Ik heb echt aan ze moeten trekken ook en ook gezegd: ik wil het allemaal wel eens opschrijven. En er waren er ook die, bijvoorbeeld Michael Boogerd, wielrenner, nou die is vreselijk bijgelovig en die zou ook aan het boekje meewerken. Ik heb hem een keer of tien benaderd, maar elke keer bleef het erbij, en toen het boekje uit was en hij er niet in stond, zei hij: ja maar, ik had er ook in gewild. Dus ik moet nog een tweede editie schrijven. Zij durven, ze schamen zich er een beetje voor. Ja, het is iets van jezelf, je wilt het niet prijsgeven. Ik heb bij de anderen gehoord dat ze er wel vrij makkelijk over praten, maar voetballers hebben zoiets van: als ik dat vertel dan geef ik m’n geheim prijs en dan word ik misschien wel belachelijk gemaakt of zo. Ze zijn niet bang dat anderen het ook gaan doen? Nou, dat zou ook nog kunnen. En net zo succesvol worden. Dat zou ook nog kunnen.
- Het valt mij… Nou is het zo dat vrijdag de dertiende dat wij dat dus allemaal een beetje verbergen in Nederland, ons er misschien een beetje voor schamen. Dat zal ongetwijfeld met onze nuchtere volksaard te maken hebben. Maar er zijn heel veel andere landen waar bijgeloof iets heel normaals is. Carla, jouw familie komt uit Portugal, kom d’r ook even bij staan. Hoe bijgelovig ben jij? - Ik ben niet extreem bijgelovig maar er zijn wel een aantal dingen waar ik wel heilig in geloof. Ik zal ook nooit onder een ladder lopen bijvoorbeeld. - Nee. - In Portugal wordt niet met water geproost, dus dat doe ik ook. - Met water geproost? - Dus als je water drinkt en niet dat je effe gezellig proost. - Dus jij drinkt een wijntje, ik drink Spa en dan wil ik proosten met jou. - Dan zeg ik heel hard nee. - Oh, echt waar? - Ja, ik zelf doe dat dus ook nooit als ik water heb. In Portugal heb je ook het geloof dat als je over slangen droomt dat iemand in je familie of vriendenkring zwanger kan zijn. Dat is bij mij een keer overkomen, een paar jaar geleden. Had ik over een slang gedroomd en een week erna kwam ik erachter dat een nicht van mij zwanger was. - Het is geen bijgeloof, het is echt.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 61 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 5
- Het is echt, ja. En er wordt ook gezegd dat je nooit aan een hoek van een tafel moet gaan zitten, want dan trouw je nooit. Daar geloof ik ook heel heilig in want ik zit altijd aan een hoek van een tafel en ik ben al 32 en ik ben nog niet getrouwd. - Kijk. En Hatic, jij bent een vriendin van Carla. - Ja. - Jouw familie komt uit Portugal, eh uit Turkije. Wat zou een Turk nooit doen? - Brood eten in bed. - Dat is gewoon vervelend vanwege de kruimels. - Nee, want dan zeggen ze dat de duivel ’s avonds naar je toe zal komen. - Om de kruimels op te eten. - Ja, dat is echt, dat zal een Turk nooit doen, op bed eten. En wat wij ook echt, wat typisch Turks is, is ook dat als iemand met de auto op reis gaat dat we er dan een kan met water erachter gooien, dat ze dan vlekkeloos zullen gaan reizen en weer vlekkeloos zullen terugkomen. - En doe jij dat ook? - Ja, ik heb dat altijd gedaan. - Wat doe je nog meer, zo in het dagelijks gebruik? - Ja, pantoffels, een omgekeerde pantoffel daar kan ik niet tegen. Dat moet gelijk omgedraaid worden. Ook m’n kleren, als ik ’s avonds naar bed ga, dan trek ik nooit m’n kleren zo uit, dat moet echt altijd gewoon netjes uit, dat het op de goede zijde staat. - Want? - Ja, dat brengt ongeluk, dan kan alles verkeerd gaan als het omgekeerd om staat. - En steken jullie elkaar ook aan? Zeg maar, dat als zij iets doet dat je dan denkt: oh, dat moet ik, ik moet eigenlijk ook niet meer met water proosten. - Nou ja, niet met water zozeer, maar wat ik wel heb van haar is dat ik echt, dat ik af ga kloppen met een boom. Dat hebben wij niet in het Turks, maar dat doet zij wel. - Je krijgt het daar nog enorm druk mee. - Als we op straat lopen, dan moet ze ook echt een boom vinden. Dat heb ik wel van haar. - Ongelooflijk.
Biografie van M.C. Escher Stervocabulaire aanschaffen
ontbreken
ontwerpen
kopen, meestal met grotere aankopen. Tegenstelling: wegdoen. afschaffen – lijkt tegenstelling, maar is het niet: afschaffen heeft te maken met abstracte zaken (een regeling), aanschaffen juist met concrete. (ontbrak, ontbroken) 1) kwijt zijn, missen, iets / iemand ontbreekt 2) ontbreken aan, het ontbreekt iemand aan iets – er niet zijn terwijl dat wel nodig is. Het ontbreekt hem aan geld, tijd, geduld, energie, leidinggevende capaciteiten, ervaring (ontwierp, heeft ontworpen) bedenken en tekenen hoe iets eruit gaat zien kleding, gebouwen ontwerpen
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 62 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 5
ophouden
in de war
het ontwerp de ontwerper 1) (hield op, is opgehouden) met iets stoppen, niet meer doorgaan 2) (hield op, heeft iets / iemand opgehouden) zorgen dat iets langzamer gaat of stopt 3) zich ergens ophouden: ergens zijn, zich ergens bevinden 4) zich met iets ophouden: daar tijd aan besteden, zich ermee bezighouden Hou op! Kun je het nog ophouden? (wc) je hand ophouden - bedelen 1) in de war zijn: niet goed weten waar je bent en wat je moet doen, je vergissen, proces: in de war raken (van iets) 2) in de war zitten: door elkaar zitten, vol knopen (haar) 3) in de war schoppen: zorgen dat iets niet lukt verward in verwarring iemand in verwarring brengen
opdracht 16 Bij deze opdracht zijn veel mogelijkheden, afhankelijk van de fantasie / creativiteit van de studenten. Wijs erop dat in gesproken taal de intonatie van zinnen met zullen ook een rol speelt bij de interpretatie.
Mobiele telefoon
track 9
Fragment uit Twee Vandaag (14 april 2005, 8 minuten) Antwoorden 1 Er zijn in Nederland meer dan 16 miljoen simkaarten verkocht; dat wordt vergeleken met het aantal inwoners. 2 De autotelefoon was voor zakenlieden. De mindere goden hadden een pieper. 3 Mobiele telefoons ontlokken grote gesprekken die persoonlijk of via een brief hadden kunnen worden afgehandeld. Er wordt mobiel veel geleuterd, wel 80% van de tijd. Mobiel bellen levert dus tijdvertering en verarming op. 4 Hij gaat ervan uit dat ze hem wel te pakken krijgen via zijn gewone telefoon of via zijn antwoordapparaat. Tot nu toe gaat dat goed, hij heeft genoeg opdrachten. 5 1995: half miljoen 2000: bijna 7 miljoen 2005: meer dan 16 miljoen 6 Belgedrag proberen te veranderen door o.a. speeltjes om zo meer belminuten te verkopen. 7 Hij is atechnisch, heeft een bril nodig voor zo’n klein ding en daar wordt hij nerveus van. Hij heeft altijd zonder geleefd. Niets is zo belangrijk dat het niet een uurtje kan wachten.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 63 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 5
Transcript Zijn ze er nog? Mensen zonder mobiele telefoon? Je zou zeggen van niet. Kort geleden werd bekend dat het aantal simkaarten de zestien miljoen is gepasseerd. Er zijn dus meer simkaarten in Nederland dan Nederlanders. Toch is er die piepkleine halsstarrige minderheid die weigert zich over te geven aan de terreur van het mobieltje. Zijn dat hopeloze achterblijvers of doen ze iets wat we allemaal eigenlijk wel zouden willen? - Ik heb geen mobiele telefoon. - Daar heb ik niets aan. Wie moet mij nou bellen? Dat moet u mij eens vertellen. Wie moet mij nou bellen? Ik heb alles geregeld. - Mobiele telefoon is makkelijk op bepaalde momenten maar over het algemeen wordt hij gebruikt voor anderen die bellen. - Een brief, gewoon brief. Tikken. Brief. Tikmachine. Weet je wel, daar moet je het mee doen. - De manier dat ze me kunnen bereiken, is via een fax. - Ik zou bij wijze van spreken liever emigreren naar een heel rustig dorpje in Noorwegen dan dat ik daaraan mee zou moeten doen. Een wereld zonder mobiele telefoon. Het is voor de huidige generatie jongeren haast niet voor te stellen. Het mobieltje is alomtegenwoordig, onvermijdelijk en voor de meesten onmisbaar. En dat terwijl pas elf jaar geleden het eerste gsmnetwerk in gebruik werd genomen. Er waren wel voorlopers maar die zijn vandaag de dag alleen nog maar in het museum te bewonderen. Dat is de eerste autotelefoon van PTT, uit 1980, de Pollux. Deze zat dus echt nog vast in de auto, dus je zat helemaal nog gebonden aan het automobiel. - Met Aaldring bv. Goedemiddag. - Anja, met Van Dijk. Wil jij voor mij Van Schaik even oppiepen en vragen of hij mij op mijn autotelefoon terugbelt? Aanvankelijk was de autotelefoon alleen weggelegd voor drukke zakenlieden. Zij waren ook de enige doelgroep voor de mobiele telefoon. Wie echt meetelde, had er een. De mindere goden kregen een pieper. Ondanks de hoge kosten werd de autotelefoon razendsnel populair en dat kwam niet zozeer door de zakelijke gesprekken. - Hai, waar ben je? - Ik ben op dit moment bij Den Haag en ik probeer, over een halfuurtje ben ik dus thuis. - Oké, tot straks. Daag. K. Havelaar, conservator Museum voor Communicatie: ‘De ‘carfox’, ook een autotelefoon, maar die kon je dus meenemen naar buiten en als je op, naar een restaurant ging, zette je hem op tafel en kon je gaan zitten bellen en dan was je dé man.’ Dit toestel is al wat compacter, het is uit 1992, met een uitklapbare display. Martin Ros is ook zakenman, zijn tweemansuitgeverij Aspect publiceert per jaar zo’n honderdveertig boeken, maar van een mobiele telefoon moet hij tot op heden niets hebben.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 64 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 5
- Ik zie er voornamelijk nadelen in. Ik heb een natuurlijke afkeer, ik doe het niet graag. Wat moet ik nou met een telefoon? Want dat ontlokt óf een groot gesprek, nou dat had ik per brief of persoonlijk kunnen doen, ófwel het is geleuter, want de mensen verleuteren tachtig procent van hun tijd in een telefoon, ha, ha. Lachend met zo’n… de hele avond gaat het door. - En het heeft volgens u niets handigs opgeleverd? - Dat heeft niets, nee, verarming, tijd verteren, weer afspraken maken, je tijd vermorsen. Er is nooit iemand die haastig naar de bibliotheek loopt en nog eens een boek leent en dat dit weekend gaat lezen. Daar wordt ie een stuk wijzer van. Martin Ros is ’s ochtends tussen tien en elf te bereiken op zijn vaste telefoon, voor de rest zweert hij bij de brief. Hij schrijft er zo’n dertig per week. Ze worden allemaal bewaard, maar Martin Ros, zou je kunnen zeggen, dat is een excentrieke, oude uitgever die nu eenmaal leeft van het geschreven woord. Toch zijn er ook in het hippe Amsterdamse uitgaansleven mensen die het mobieltje weigeren, zoals deejay Brad Philips. Wat drijft hem? Brad Philips: Omdat ik het liefst met rust wordt gelaten, als ik met rust gelaten wil worden. Daar komt het op neer. - Ben je nooit bang dat je een boeking mist of een afspraak? - Eh nee, dat heb ik van meerdere deejays gehoord inderdaad van: ja, sinds ik een boeking heb gemist, heb ik ook een mobiele telefoon. Maar ik ga ervan uit dat als mensen mij echt willen boeken dat ze me wel te pakken zullen krijgen, of via de telefoon of via mijn antwoordapparaat. Het klinkt heel verstandig, maar de rest van Nederland ging wél massaal aan de mobiel. Het begon eigenlijk pas goed in 1994, toen werd het gsm-netwerk geïntroduceerd. Gsm staat oorspronkelijk voor Groupe Spécial Mobile, een opmerkelijk succesvol initiatief van de Europese Commissie. Zij zorgde voor één standaard in Europa en daarna ging het los: van een half miljoen in 1995 tot bijna zeven miljoen in 2000. En dit jaar werd de grens van zestien miljoen overschreden. Havelaar: Dan hebben we hier de eerste gsm-telefoon, die is van 1994. Hoewel geen enkele uitvinding zo razendsnel is geaccepteerd als de mobiele telefoon, is er vreemd genoeg nooit wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de gevolgen ervan. Wel is er veel gemopper over hinderlijk belgedrag en er komen berichten over gezondheidsklachten door de straling. Onderzoek levert tot op heden geen duidelijke conclusies op. Maar niets van dit alles kan de opmars van het mobieltje tegenhouden. - Maar als u nou onderweg bent en u krijgt een lekke band en u denkt van: tja... Ros: Nou, dan ga je toch naar, het stikt van de huizen hier. Er zijn veel te veel huizen. Nou, daar kan je heen gaan en daar kan je opbellen. Het is niet nodig, het was nooit nodig meneer. Waarom is het dan nu nodig? Omdat het aantal abonnees niet meer kan stijgen, moet de groei nu komen uit het belgedrag van de consument. Moderne mobieltjes hebben daarom steeds meer speeltjes, vooral om het aantal belminuten verder op te krikken.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 65 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 5
Brad Philips: Vooral de laatste maanden merk ik dat heel sterk, het laatste halfjaar, dat het bijna omslaat, naar een soort agressie. De mensen komen ergens, kijken eerst van: wat doe ik hier, hoe ga ik hiermee om, kan ik mezelf een plek geven? En dan gaan ze maar sms’en of bellen of foto’s van elkaar maken. En dat geeft zo’n ontzettende ontevredenheid geeft dat weer, voor mij. Het zijn er nog maar weinigen die zonder mobiele telefoon kunnen. Bij de pausverkiezing was te zien dat ook de geestelijk leiders deze nieuwe techniek volledig omarmd hebben. Pas als je het niveau van de gewone sterveling ruimschoots bent ontstegen, kun je je het kennelijk permitteren om onbereikbaar te zijn. Cruijff: Ten eerste ben ik atechnisch, dus tegenwoordig heb ik ook een bril nodig, dus als je zo’n klein ding hebt en je weet toch niet wie er belt, dan word je er alleen maar nerveus van. Dus, ik heb altijd geleefd zonder zo’n ding en over het algemeen is het zo: d’r is niets zo belangrijk dat het geen uurtje kan wachten. - En klaagt uw omgeving wel eens over van: Johan, we kunnen je niet bereiken? - Ja, dat is nou precies wat ik bedoel. Dat is precies dat ik niet wil hebben. Als ik ze wil bereiken, dan zoek ik wel een telefoon op en dan bel ik wel. En dan kan iedereen wel zeggen: ja, je kan hem afzetten, je kan dit, je kan dat. Maar goed, ik vind het heerlijk als ze me niet lastigvallen.
EXTRA We gaan hier bewust niet in op de bepaling of een woord de of het krijgt. Het gaat erom of er een lidwoord gebruikt wordt of niet, en zo ja, of dat een bepaald of een onbepaald lidwoord is.
Grammaticadictee
Piano-minnende inbreker verraadt zichzelf Een 20-jarige inbreker uit Tiel heeft het de politie wel heel gemakkelijk gemaakt. De man was in de nacht van woensdag op donderdag een huis binnengeslopen via het badkamerraam. Daarop haalde hij de woonkamer overhoop en stak hij allerlei kostbare spullen in zijn zakken. Wat de inbreker vervolgens bezielde, is een raadsel, maar hij nam plaats achter de piano en begon te spelen. Dat maakte de bewoner wakker, die de politie belde. Toen agenten bij het huis aankwamen, zat de insluiper nog steeds achter de piano. Hij kon zo makkelijk worden ingerekend. Bij een verhoor donderdagochtend verklaarde de inbreker dat hij zich door overmatig drankgebruik niets meer kon herinneren van de gebeurtenissen. Bron: Nieuwsservice van Radio Nederland Wereldomroep. Editie: Nederlands Nieuws, 28 september 2006. http://www.rnw.nl/
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 66 / 93
6
Geïntegreerd opdracht 1
Om helemaal mee te doen in een andere cultuur en in een andere taal, is het belangrijk dat je ook kunt meekletsen over iets wat toevallig voorhanden is. Small talk: in tweetallen, de een leest, de ander reageert, op de helft beurt wisselen. Plenair bespreken – wat is normaal bij zulke gesprekken? Bijvoorbeeld: je gaat geen echte discussie aan, je reactie is meestal instemmend. Je kunt de oefening ook klassikaal doen en dan de verschillende mogelijkheden bespreken. Een aanvulling of variant hierop: maak een bankje van drie stoelen naast elkaar, wijs iemand aan om daarop te gaan zitten, en noem een locatie (het station, het park, de wachtkamer bij de dokter). Wijs een ander aan die erbij gaat zitten en laat ze zo’n ‘small talk’-gesprek voeren. Wijs een derde aan die erbij komt, en laat dan de eerste vertrekken, die weer een volgende mag aanwijzen.
Boekentempel wordt cultureel centrum Stervocabulaire betreuren overnemen
pleiten
verhouding, de
voornaam
iemand betreurt iets, jammer vinden, iemand betreurt het dat + bijzin treurig, betreurenswaardig (nam over, overgenomen) 1) een taak van iemand anders gaan doen 2) iets kopen van een ander 3) ook gaan doen (een gewoonte) de overname (bedrijven) verdedigen, een betoog houden om iets gedaan te krijgen. Iemand / iets pleit voor iets. Werk van een advocaat. Dat pleit (niet) voor hem – Dat is (niet) in zijn voordeel. Dat pleit ervoor om… - goed argument. prepositie: voor relatie tussen mensen, landen, dingen, manier waarop ze met elkaar omgaan, manier waarop ze met elkaar te maken hebben, betrekking, relatie de verhouding tussen x en y, de verhouding met x naar verhouding, in verhouding tot – relatief een verhouding hebben: (geheime) liefdesaffaire accentwisel met betekenisverschil 1) zelfstandig naamwoord: de voornaam, naam die je ouders hebben bedacht en gegeven; doopnaam, volledige voornamen (formulieren) 2) adjectief: belangrijk (meestal: voornaamste), uit een goede familie, met status, voornaam bezoek
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 67 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 6
Grammatica In de eerste zinnen komen de volgende functies van er / daar terug: - er + passivum - er + prepositie - er + indefiniet subject - er = plaats - er + telwoord
opdracht 3 Verklaring gebruikte er: Ik deed er zes uur over om Zwolle te bereiken: er + prepositie – een tijd doen over iets maar er is een kleine kans: er + indefiniet subject dat er later op de avond weer treinen gaan rijden: er + indefiniet subject Er rest niets anders dan te wachten op de storm: er + indefiniet subject Sommige mensen slagen erin vervoer te regelen: er + prepositie – slagen in iets “Is er al nieuws!”: er + indefiniet subject er rijden definitief geen treinen meer: er + indefiniet subject Er is noodopvang geregeld: er + indefiniet subject Ineens is de aardigheid eraf: er + perpositie – de aardigheid is af van iets Mogelijke andere er-plaatsen: In de restauratie heerst er een licht opgewonden stemming. Die wordt jolig als er na de koffie wordt overgeschakeld op wijn en bier. Het is half elf en ineens roept er iemand naar een spoorbeambte:
Goed inburgeren Stervocabulaire inkomen (het) 1) het inkomen, het salaris, inkomsten (uit werk of elders), 2) zich voor-
leiden
stellen, met kunnen: Ik kan erin komen dat… 3) Daar komt niets van in = dat gaat niet door, dat houd ik tegen het inkomen / de inkomsten 1) besturen - een bedrijf leiden, een vergadering leiden 2) iemand of iets leiden: hem of het het een bepaalde richting uit laten gaan - Hij leidde ons de weg 3) in een bepaalde richting gaan – Alle wegen leiden naar Rome 4) zich door iets of iemand laten leiden: door iets of iemand laten bepalen hoe je handelt 5) een leven leiden: leven 6) bij een wedstrijd vooropgaan of bovenaan staan de leider, de leiding (ook: gasleiding, waterleiding), de leidinggevende
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 68 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 6
staat (de)
voortaan
1) toestand, in goede staat 2) (deel van een) land, Verenigde Staten 3) zoeklijst, tabel 4) in staat zijn tot iets Provinciale Staten, Staten-Generaal, Staatsbedrijf, staatsbezoek in alle staten zijn vanaf dit moment. Kan ook in de verleden tijd gebruikt worden.
opdracht 7 Antwoorden inburgeringstoets: 1 Europa, 2 België, 3 Marokko, 4 laag land, 5 staat Nederland onder water, 6 Utrecht, 7 veel mensen, 8 Amsterdam, 9 in Den Haag, 10 in Den Haag, 11 bij Rotterdam, 12 een dijk, 13 Schiphol, 14 bij Amsterdam, 15 mijn partner, 16 nat, 17 ja, 18 druk, 19 veel, 20 fietsen, 21 binnen, 22 katholiek, 23 tachtig jaar, 24 vierhonderd jaar, 25 handel, 26 ja, 27 Duitsland, 28 ze schreef een dagboek, 29 Indonesië, 30 Turkije, 31 leren, 32 Suriname, 33 Argentinië, 34 Willem-Alexander, 35 ja, 36 Grondwet, 37 minister-president, 38 Willem van Oranje, 39 vanaf twaalf jaar.
Uitbreiding grammatica ad 1. Ook als vraagwoorden als betrekkelijk voornaamwoord zijn gebruikt: Ik weet niet welke bomen er in het park staan. Ik weet niet wat er fout is gegaan. ad 2. er + passief – geen vervanging door daar mogelijk, tenzij je echt op een plaats wijst. Daar wordt veel vergaderd, meer dan hier. ad 3. Vervanging door daar mogelijk, maar niet als er een vooruitwijzende functie heeft.
opdracht 11 Als het onderwerp van de hoofdzin en bijzin hetzelfde zijn, kan er een (beknopte bij)zin met (om) te van gemaakt worden: zin 3, 6 en 8: We verlangen ernaar te kunnen zwemmen in zee. Ik heb er behoefte aan een paar dagen vrij te hebben. Ik heb er moeite mee me te verontschuldigen.
In zin 10 komt er tweemaal voor: Ik reken erop dat er niets ontbreekt.
Vooroordelen
track 10
Fragment uit Hoofdstad Weesp, Geen post voor Ahmed (14 november ‘06, 8.44 min.) Antwoorden 1 Als we automatisch reageren op een mens of groep mensen zonder dat we ze kennen. 2 Grijze mensen zijn wijs. Polen werken hard.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 69 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 6
3 Omdat we hiermee de wereld snel kunnen indelen. Het is efficiënt in de informatieverwerking. 4 - scheelt belangrijke denktijd - we zijn op onze hoede 5 gemaakt aardig 6 - niet betrouwbaar - zal wel zwart werken - is (te) goedkoop - zal wel niet verzekerd zijn. - hij zal er wel iets naast doen - hij is speciaal gericht op allochtonen 7 Omdat hij mens is en er niets aan kan doen dat zijn ouders toevallig in Marokko zijn geboren. 8 Dat Brabanders minder zuinig zijn dan de rest van Nederland. Transcript - Zal ik de tafel nog even voor u opruimen? - Nee, laat maar zitten, doe ik later wel even. - Ga ik nog even mijn handen wassen. -
Goed dat ze geweest is. Dat was hard nodig. Ze is hartstikke goed. Nou, meneer Westerveel. Blijf lekker liggen, rust goed uit. Dankjewel. Daag.
- Hoelang ken ik haar al? Ik denk twee jaar. Ja, echt zo’n huisarts. Vrouwen met hoofddoeken maken schoon. Blondjes die zijn dom. Mannen mogen niet huilen. Marokkanen zijn crimineel. Hollanders benne zuunig. Vrouwen kunnen niet achteruit inparkeren. Loodgieters dat zijn mannen. Verpleegkundigen dat zijn vrouwen.
Het zijn vooroordelen, stereotyperingen en of je rijk of arm bent, zwart of wit, groot of klein, geschoold of ongeschoold: iedereen heeft vooroordelen. Ik ook, en ik ben best een geëmancipeerde man. Maar bijvoorbeeld bij een beroep zie ik al heel snel een beeld van een man voor me of juist een vrouw. Ik heb dat niet alleen bij beroepen, maar ook bij namen of bij een type mens. We zijn geneigd mensen in hokjes in te delen, dat doen we onbewust, daar kunnen we niets aan doen, maar waarom doen we dat? Wat zijn vooroordelen en waar komen ze vandaan? WAT ZIE IK We spreken van een vooroordeel of een stereotype als we automatisch reageren op mensen of een groep mensen zonder dat we ze kennen. We denken dat we ze kennen, tenminste we hebben voor onszelf het plaatje ingevuld. We scheren dan alle groepsleden over één kam.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 70 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 6
Bij vooroordelen denken we meestal aan discriminatie, onwetendheid, kortzichtigheid. Negatief dus, maar vooroordelen hoeven niet altijd negatief te zijn. Denk maar aan het idee dat grijze mensen wijs zijn, dat Polen goedkoop en hard werken. Ook positieve vooroordelen zijn kortzichtig, en of een positief vooroordeel positief klinkt of positief uitpakt zijn nog twee verschillende dingen. De particulier met verbouwingsplannen beoordeelt Polen positief omdat ze hard werken, maar de bouwvakker beoordeelt diezelfde Pool negatief omdat ze concurrent zijn. Als het gaat om specifieke beroepen zoals dé autoverkoper, dé dameskapper dan zien we vaak typische vooroordelen. De dameskapper is een kletskous, die het liefst urenlang over het Songfestival praat; hij is verwijfd. - Nee, dat valt wel mee, nou daar wen je aan. Als je goed je rijbewijs haalt, dan kun je ook goed inparkeren, hè? We denken dat de autoverkoper je misschien wel een slechte auto probeert aan te smeren; hij is slinks, maar dat hoeft natuurlijk helemaal niet. Wat we hier in feite doen is het koppelen van uiterlijk aan gedrag en aan persoonlijkheid. Iemand die een auto aan je wil verkopen met zo’n pak en zo’n glimlach; die probeert je te bedonderen. We denken dus dat we al van alles weten over iemands persoonlijkheid en bedoelingen. Bovendien denken we ook nog eens dat iedereen met zo’n pak en zo’n lach de boel wel zal belazeren. Dat is dus een vooroordeel. WAT ZIE IK Waarom denken we in stereotypen? Mensen onthouden opvallende kenmerken. Bepaalde groepen mensen vallen op omdat ze er anders uitzien, anders spreken. Wanneer een aantal leden van zo’n groep zich positief of negatief gedraagt, dan wordt dat gedrag gekoppeld aan hun opvallende verschijning. Vooroordelen zijn hulpmiddelen waarmee we de wereld snel kunnen indelen in categorieën, in hokjes. We gaan daarmee nog wel eens kort door de bocht, maar het is ook noodzakelijk. We kunnen nou eenmaal niet alle informatie verwerken die op ons afkomt. Vooroordelen, stereotypen schelen ons tijd, belangrijke denktijd. Vooroordelen zorgen er ook voor dat we op onze hoede zijn, denk maar aan het voorbeeld van de autoverkoper. Als we al denken dat autoverkopers onbetrouwbaar zijn, zullen we meer op onze hoede zijn als we een auto willen kopen. Vooroordelen helpen ons om situaties in te schatten. Sommige onguur uitziende types ga je liever uit de weg. Het is dan ook niet zo dat vooroordelen nooit kloppen, maar het is wel wenselijk om ze bij te stellen door ervaring: de punker met die hanenkam is gewoon een vriendelijke jongen. INTERVIEW (SAMIR RAHMOUNI EN HEDWIG UIT-TEN-BOOGERT) - Mijn man die kreeg een hartinfarct en toen stond onze auto voor de deur. Ja, iedereen wil je brengen met alle liefde maar je bent zo afhankelijk van een ander. Toen dacht ik: het wordt eigenlijk wel eens tijd dat ik rijlessen ga nemen, maar ja toen was ik wel 51. Toen had ik me eigen laten inschrijven bij een andere rijschool, maar het duurde weer een paar maanden en toen dacht ik van: nou, dan ga ik helemaal niet meer. Mijn vriendin die was toen op mijn verjaardag en die
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 71 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 6
zei: Waarvoor moet je zo lang op een wachtlijst, waarvoor ga je niet naar Samir? Ja, Samir, een Marokkaan, wat moet ik daarmee hè, dacht ik? Nou, zegt ze, ik ga bellen en toen heeft ze voor me gebeld, nou twee dagen later stond ie voor de deur. - We gaan hier met de bocht mee naar rechts. - Als ik aan het begin denk, dat ze eigenlijk wel open was, maar op een andere manier. Een beetje, als ik dat eerlijk mag zeggen, een beetje gemaakt. Dat gemaakte aardigheid. Ik moet zeggen dat de Nederlander daar goed in is, hoor. Dat geldt niet alleen voor haar, is ook een vooroordeel misschien. Maar dat was heel snel over, op het moment dat ze dus op een gegeven moment vertrouwen kreeg in je als persoon, als mens, niet zozeer denk ik als rij-instructeur, maar meer als mens. Want daar zit eigenlijk de achterliggende gedachte. - Nou heel rustig aan. Maak je niet druk. Juist. Goed zo. - Nou, mensen zeiden: bij Samir? Nou, daar heb ik toch niet van die hele goede verhalen over, hij is niet betrouwbaar en hij laat je wel eens zitten en ja nou, toch maar niet doen. Ja nou. Ik was natuurlijk best wel oud, tenminste om rijlessen te nemen, dan heb je natuurlijk ook veel meer rijlessen nodig. Dan zeiden ze: nou, je bent een lekkere melkkoe voor hem. - Wat natuurlijk iets nieuws was, zeker in zo’n kleine plaats als Weesp, dat ik op zondags ook leste, dat was nieuw. En het eerste wat bij mijn mensen opkwam, van: ja, hij zal het wel zwart doen, hij zal wel niet goed verzekerd zijn, hij zal wel andere dingen doen daarnaast. Waarom is hij zo goedkoop? Ik was destijds ook goedkoop, je bent natuurlijk nieuw, je probeert natuurlijk klanten te verwerven. Dan druk je ook je prijs. Plus dat je iets van haar krijgt: het is een allochtone rijschool, als Nederlander heb je daar niets te zoeken want hij is speciaal gericht op allochtonen. Nou, als er iemand keihard roept dat hij geen allochtoon is, dan ben ik het. Ik ben in eerste plaats een mens, beschouw mij ook als een mens. Ik zie u ook als mens en dat andere dat is toevallig. Toevallig dat mijn ouders dan uit Marokko komen, kan ik toch niets aan doen. Maar ga dan.. Trek je oordeel nadat je me hebt leren kennen, kom niet met vooroordelen. - Je bent geslaagd, zie ik. - Ja, goed hè? - Hartstikke mooi. Gefeliciteerd. Ze zeggen wel eens Nederlanders zijn krenterig, met de caravan nemen ze pindakaas mee, noem maar op. Dat kan wel waar zijn, maar het gekke is als er een actie komt op tv dan zijn ze ontzettend vrijgevig. Tegelijkertijd kom je bij hun thuis, met een hongervoel, bakje koffie en dat koekje blijft maar weg. Godzijdank, dan komen ze, met zo’n grote doos, smakkend kijk ik ernaar, ja hoor: één koekje, doosje gaat dicht. En ik denk: kom terug, ik zeg het dan niet. Maar dat is typisch Nederlands. Overigens is dat ook niet helemaal waar, want als je dus in het zuiden van
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 72 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 6
Nederland komt, in Brabant, dan heb je een heel andere mentaliteit. Dus alsjeblieft Samir, hou op met die vooroordelen.
opdracht 15 Van elke soort brief werden er 100 verspreid, 400 in totaal dus. Wat bleek? Zakelijke post: 68% van de brieven aan Natuurmonumenten kwam aan. 47% van de brieven aan de Vereniging voor Multicultureel Nederland kwam aan. Liefdesbrieven: 59% beide brieven. Conclusie: bij zakelijke post speelt etniciteit een rol, bij persoonlijke post niet. Dit kan goed worden begrepen vanuit de sociale psychologie, waar duidelijk is aangetoond dat als mensen als individu worden gepresenteerd, zelfs als hun groepslidmaatschap duidelijk is, stereotypering een minder sterke rol speelt. Van de brieven die aankwamen waren de liefdesbrieven bijna twee keer zo vaak opengemaakt als de zakelijke brieven. Het lijkt er dus op dat men vooral de ‘interessante’ brieven opengemaakt heeft.
opdracht 16 Apenkooien: activiteit in een gymnastiekles waarbij alle toestellen worden gebruikt; leerlingen klauteren van het ene naar het andere en doen overal een paar oefeningen. Wordt vaak de laatste les voor een vakantie gedaan als leuke afsluiting. Kopieer onderstaande opdrachten elk op een los (gekleurd) papier. Leg de papieren verspreid door het lokaal. Verdeel de groep in tweetallen. Deze tweetallen beginnen met een willekeurige opdracht. Spreek van tevoren een tijd af (5 minuten is reëel). Na 5 minuten moet iedereen stoppen en een nieuwe partner zoeken. Met deze partner gaat hij een volgende opdracht doen, ook weer 5 minuten. Zo gaat het door tot iedereen alle spelletjes heeft gedaan – het is daarbij onvermijdelijk dat er een paar keer met dezelfde partner gespeeld wordt of dat er een spelletje voor de tweede keer gespeeld wordt. Je kunt ook na een afgesproken tijd stoppen. Deze bladen zijn toegevoegd als kopieerbladen. Extra Het is mogelijk alle cursisten een papier te geven waarop ze aantekeningen kunnen maken, en waarop ze kunnen noteren met wie ze al gespeeld hebben en welke opdrachten ze hebben gedaan. Dit blad kunnen ze ook thuis gebruiken om nog eens na te denken wat ze hiervan hebben geleerd.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 73 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 6
spel 1 Sneltekenen Hieronder zie je zestien lege vakjes. Om de beurt verander je een vakje in een ander voorwerp, bijvoorbeeld een kop koffie of een ladenkastje. Terwijl de een tekent, probeert de ander te raden wat het is. (zie kopieerblad) N.B. Het is handig om voor elk stel deelnemers een apart blad te hebben. Maak dus voldoende kopieën van deze opdracht. spel 2 Hoe zou het zijn als… Bedenk samen hoe het leven eruit zou zien als: • we niet in huizen zouden wonen, maar in koelkasten. • we elkaar voorwerpen konden toesturen via een soort telefoonlijnen. • er naast vrouwen en mannen nog een derde geslacht zou bestaan. • de wereld zou worden overgenomen door bromvliegen. Probeer samen zo veel mogelijk consequenties te bedenken. Probeer met elkaar eventueel ook nog andere omstandigheden te vinden zoals die hierboven. spel 3 Favoriet woord Noteer je favoriete Nederlandse woord. Leg aan de ander uit waarom je dit woord zo bijzonder vindt. spel 4 Hoeveel dingen kun je bedenken die… Bedenk samen zo veel mogelijk dingen bij deze beschrijvingen. Zoek dingen • die klein genoeg zijn om in een luciferdoosje te doen • waarop je kunt zitten • die gemaakt zijn van glas • die je kunt oprollen • die de meeste mensen leuk vinden om te zien spel 5 Belangrijke getallen Noteer drie getallen die voor jou belangrijk zijn. Schrijf de cijfers achter elkaar, zodat het niet duidelijk is dat het een datum is, of een telefoonnummer, of een bankrekeningnummer of iets dergelijks. De ander probeert eerst te raden waarom dit belangrijk is voor jou, wat voor nummer het is. Als het raden niet lukt, leg je het uit. spel 6 Allebei – geen van beide Vergelijk met elkaar wat je gemeenschappelijk hebt. Zoek minimaal vijf overeenkomsten. Formuleer de overeenkomsten in positieve zin (we hebben allebei) of in negatieve zijn (we hebben geen van beide). Bijvoorbeeld: We hebben allebei een partner; we werken geen van beide fulltime. Maak het niet te gemakkelijk voor jezelf! (bijvoorbeeld: We hebben allebei twee handen.)
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 74 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 6
Jullie overeenkomsten en verschillen kun je bijvoorbeeld zoeken op de volgende gebieden: • kleuren • reizen • boeken • dieren spel 7 Waar hebben ze het over? Je ziet hier steeds een zin uit een gesprek. Bedenk samen waar het gesprek over gaat, wie er aan het woord zijn, en hoe ze praten (boos, zeurderig, bang, zijn ze aan het roddelen of iets dergelijks). Je ziet 5 zinnen en het gaat dus om 5 verschillende gesprekken. -
Idioot! Die krijgen we nooit meer terug! Het zit vast. Kun je me even helpen? Ik kan me dat niet meer veroorloven, na wat er gebeurd is. Dat had je eerder moeten bedenken. Als je vijf minuten later was gekomen, was het heel anders afgelopen.
spel 8 Laat je sleutels zien Pak allebei de sleutels die je bij je hebt en leg ze op tafel. Kies een van de sleutels van de ander en raad wat voor sleutel het is. Vraag de ander om er wat meer over te vertellen. Wissel daarna van rol. spel 9 Overeenkomsten en verschil Kies uit deze lijst twee voorwerpen / personen. De ander noemt van dat paar minstens twee overeenkomsten en twee verschillen. Daarna wissel je van rol. Je mag zelf weten uit welke rij je kiest; allebei de woorden uit de eerste rij, of allebei uit de tweede rij, of een uit de eerste en een uit de tweede rij. potlood blad wc-rolletje bloeddrukmeter mixer handtas trein
Linda de Mol Leonardo da Vinci Maxima Zwarte Piet de burgemeester van Amsterdam Cees Notenboom Superman
spel 10 Maak een verhaal Pak de kaartjes en trek er (blind) drie uit. Vertel een verhaal waarin de afbeeldingen voorkomen die op deze drie kaartjes staan. Maak een set kaartjes met diverse afbeeldingen. Een memoryspel kan ook dienstdoen.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 75 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 6
EXTRA Dit zijn aanvullingen die ook nog behandeld zouden kunnen worden bij de bespreking van de afkortingen. Politieke partijen PvdA – Partij van de Arbeid CDA – Christen Democratisch Appel D66 – Democraten ‘66 VVD – Volkspartij voor Vrijheid en Democratie Wetten WAO – Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering CAO – Collectieve Arbeidsovereenkomst AOW – Algemene Ouderdomswet Tv- en radio-omroepen VARA – Vereniging Arbeiders Radio Amateurs KRO – Katholieke Radio-omroep NCRV – Nederlands Christelijke Radio Vereniging NOS – Nederlandse Omroep Stichting VPRO – Vrijzinnig Protestantse Radio Omroep EO – Evangelische Omroep titels mr. - meester drs. - doctorandus dr. - doctor ir. - ingenieur BA – Bachelor of Arts BSc – Bachelor of Science MA – Master of Arts MSc – Master of Science (de bachelor- en mastertitels komen achter de naam)
EINDVRAAG Een leuke vorm is een spelletje: Je bent pas echt geïntegreerd als… Voorbeelden uit eerdere cursussen: -
als je een beetje zenuwachtig wordt als je Sinterklaas ziet als je Belgenmoppen vertelt als je bij een andere pomp gaat tanken omdat je daar zegeltjes krijgt bij de benzine
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 76 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 6
Grammaticadictee
Nederlanders missen kroketten en kaas Nederlanders in het buitenland missen vooral de Nederlandse kroketten en frikadellen. Dat blijkt uit onderzoek van de internetsite wereldexpat.nl van de Wereldomroep. Op de internetsite werd aan expats en emigranten gevraagd welk Nederlands voedsel ze het meeste missen. Naast de snacks werd ook Goudse kaas en drop vaak genoemd. Daarna volgden de hagelslag en rookworst. Veel mensen nemen hun lievelingsproducten mee vanuit Nederland. Ook wordt vaak aan bezoekers gevraagd om de etenswaren mee te nemen. Driekwart van de ondervraagden gaat in het buitenland de keuken in om typisch Nederlandse gerechten zelf te bereiden. Het gaat dan om bijvoorbeeld poffertjes, chocolademelk of een kerststol. Bron: Nieuwsservice van Radio Nederland Wereldomroep. Editie: Nederlands Nieuws,
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 77 / 93
7
Verstandig
INTRODUCTIE Verschil tussen verstandig, wijs, slim, intelligent.
Nijmegen - student moet uren maken Stervocabulaire gemiddeld
indienen opknappen
schade, de
uitrekenen
1) gemiddeld getal, de waarde van het opgetelde geheel, gedeeld door het aantal 2) niet bijzonder groot of klein, veel of weinig, modaal, een gemiddeld salaris de gemiddelde Nederlander, de doorsnee-Nederlander het gemiddelde middelmatig – subjectief oordeel: niet echt goed laten weten bij een officiële instantie, iemand dient iets in bij, een voorstel / een klacht / een aanvraag / ontslag indienen 1) mooier maken, herstellen (een huis) 2) doen, uitvoeren, iemand knapt een karwei op 3) gezond worden. Daar knap je van op! jezelf opknappen: jezelf opfrissen (vaak na een reis) nadeel door een vervelende gebeurtenis Wat is de schade? (grappig) Wat moet ik betalen? een schade van (bedrag), schadelijk, de schadevergoeding schaden - baat het niet dan schaadt het niet schade aanrichten door schade en schande wijs worden door rekenen bepalen, berekenen Wanneer is ze uitgerekend? (bij zwangerschap) Dat hij nou uitgerekend op mijn vrije dag die vergadering wil afspreken! (precies, toeval)
Grammatica Hier komen de constructies aan bod waarbij het lastig is om er op de juiste plaats in te voegen.
opdracht 5 Wijs erop dat er / daar zo ver mogelijk naar voor gaan in de zin; de prepositie gaat naar achter maar komt voor het werkwoord of een deel van het werkwoord (een prefix bijvoorbeeld). Om dat laatste gaat het hier:
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 78 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 7
Ik ga er zeker mee door: mee = prepositie (doorgaan met), door = prefix Ter aanvulling – aan elkaar of niet? er + prepositie kunnen hier vaak aan elkaar. De er komt niet aan een prefix vast, ook niet als ze naast elkaar terecht komen.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Mogelijke antwoorden Dat hangt ervan af. Nee, ga er maar mee door. Hij moedigt ertoe aan. Daar ga ik niet van uit. Ja, daar doe ik ook aan mee. Ja, ik zie ertegen op. We moeten er goed over nadenken. Ik kom daar straks op terug. Nee, ik voeg er nog wat aan toe. Ik ga er nu niet op in. Uitbreiding me er – er me: volgorde er-reflexief wisselt, mag allebei.
opdracht 7
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Mogelijke antwoorden: Ja, ik moet me haasten. Nee, ik verveel me. Ik herinner het me niet / me het niet. Ik heb me verslapen. Dank je, ik red me wel. Die bevindt zich op de derde verdieping. Misschien vergis ik me. Ja, maar ik heb me bedacht. Ik ga me nog even verkleden. Dat realiseer ik me.
opdracht 8
1 2 3 4 5 6 7 8
In korte zinnen lijkt de volgorde er – reflexief vnw niet passend. Wijs erop dat zinnen met Daar… natuurlijker klinken als reactie, omdat dan als eerste het gespreksonderwerp genoemd wordt. Nee, ik interesseer me er / er me niet voor – Nee, daar interesseer ik me niet voor. Ik erger me eraan. – Daar erger ik me aan. Ik bemoei me er / er me niet mee. – Daar bemoei ik me niet mee. Ik schaam me ervoor . – Daar schaam ik me voor. Ja, ik verheug me erop. – Daar verheug ik me op. Ja, ik verbaas me er / er me ook over. – Daar verbaas ik me ook over. Ja, ik verontschuldig me er / er me dan ook voor. – Daar verontschuldig ik me voor. Nee, ik heb me erop geabonneerd. – Daar heb ik me op geabonneerd.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 79 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 7
9 Ja, ik heb me erop gebaseerd. – Daar heb ik me op gebaseerd. 10 Ja, ik houd me er altijd aan. – Daar houd ik me altijd aan. 11 Ik heb me er / er me nog niet echt in verdiept. – Daar heb ik me nog niet in verdiept. 12 Je hebt je er dus op verkeken. – Daar heb je je dus op verkeken.
opdracht 9 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Daarom heb ik me er (er me) niet voor opgegeven. ik me eraan aangepast had. je je inschrijft voor 1 maart zij legt zich er niet bij neer ik me er goed op heb voorbereid. zich ertegen af te kunnen zetten. / te kunnen afzetten. u zich ervoor ingeschreven hebt. Hij sluit zich ervoor af. ik me er nu erg voor inspan. wond hij zich erover op.
Dr. Aletta H. Jacobs (1854-1924) Stervocabulaire afleggen
afronden
iets ligt je niet / wel opstand, de
terugkomen
1) doen, iemand legt iets af (examen, verklaring, bezoek) 2) gaan, een afstand / een weg afleggen 3) een dode wassen en aankleden het moeten afleggen tegen iemand – verliezen 1) iets op een goede manier beëindigen, afsluiten, een cursus, opleiding, gesprek 2) groter of kleiner maken tot een gemakkelijker getal afronden tot twee cijfers achter de komma een afgerond bedrag passen bij iemand verzet, meestal van een groep in opstand komen opstandig (kwam terug, is teruggekomen) 1) weer komen waar je eerder vandaan bent gegaan 2) terugkomen op iets: nogmaals spreken of nadenken over iets, toch iets anders doen dan wat je eerder hebt gezegd 3) terugkomen van iets: anders gaan denken over iets (door ervaring)
opdracht 10 In elke vraag is een woord van het vocabulaire verwerkt. In de reactie is dat niet nodig.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 80 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 7
opdracht 12 De andere teksten over Aletta Jacobs zijn toegevoegd als kopieerbladen.
opdracht 14 Deze gesprekken zijn geschikt om op te nemen en te laten beluisteren door de cursisten zelf.
De avond van de grote vakantie
track 11
Fragment uit De avond van de grote vakantie (september 2005, 7.57 min.) Antwoorden 1 Omdat we vakantiegeld en vakantiedagen krijgen. Het is gewoon zo geregeld. 2 Weekje kamp, weekje logeren. Veel minder mensen gingen toen op vakantie. 3 De meerderheid van de mensen (81%) gaat op vakantie, dus het is juist bijzonder als je niet gaat, daar kun je je veel meer mee onderscheiden. 4 De combinatie van mooi weer, met gezin / relatie. 5 Autopech, ze vervelen zich, slecht weer, kinderen zeuren, eten valt tegen, allerlei stress. Het blijkt dat mensen deze stress gauw en graag vergeten. 6 Klamer: we doen ons best, vrouw komt met een idee. In Amerika gewoond, geen sprake van vakantie, veel rustiger om gewoon bij iemand op bezoek te gaan. 7 Leedverhalen worden in de media uitvergroot. 8 Valt wel mee, als je ziet hoeveel mensen er op vakantie gaan. 9 verkeerd rijden, in een file 10 strand, zand, zon, het brandt, je zweet, onaangenaam, zout water dat aan je kleeft Tot slot: het zwart-witfilmpje dateert uit 1951. Je ziet hier mensen rennen om een plaats te reserveren waarop ze deze zomer hun tenten willen opzetten. Waarom laten ze in dit programma dit filmpje zien? Vakantiestress is van alle tijden. Transcript We schuiven aan bij de twee profs als het gaat om vakantie. Arjo Klamer is professor en ik mag hem maar even ‘econoom kunst en cultuur’ noemen. En de hoofdredacteur van het blad Reizen, de heer Theirlynck. - Waarom gaan we op vakantie, meneer Klamer? - Omdat we vakantiegeld krijgen, vakantiedagen. Het zit er gewoon een beetje ingebakken. - Maar het is als het ware geregeld door de werkgever, door het land? - Ja, zegt u. - Ja, want – wat is nou ja – dertig jaar geleden gingen we nauwelijks op vakantie en nu móéten we op vakantie. - Wat deden we toen eigenlijk? Dertig jaar geleden? Vijfentwintig, veertig... - Gewoon werken. - Werken. Er was nooit een weekje dat we zeiden: nu doen we niets?
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 81 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 7
- Dan ging je een weekje op een kamp of je ging een weekje bij je oom logeren of je ging een weekje naar het strand. Dat werd nog wel eens gedaan, maar op een veel beperktere schaal dan nu. Vakantie is een heel recent fenomeen, en ook een heel Nederlands fenomeen. Ik heb jarenlang in Amerika gewoond en daar kende ik dat fenomeen vakantie niet. - Er klinkt iets in door dat het lichtelijk belachelijk is, wat u betreft? - Nou belachelijk. Kijk, ik zie ook wel de voordelen ervan maar het is wel een heilig moeten, de vakantie, en ik heb er eens wat kritische geluiden over geuit en dan blijkt het toch ook wel een heilig huisje te zijn. Dus waar je dan stevig tegenaan kan trappen en dat is dan ook een taboe want de vakantie is iets wat moet. En je kan natuurlijk ook niet aankomen met een verhaal van wat heb je gedaan deze vakantie en als je zegt: niets. Dan ben je helemaal weg. - Meneer Theirlynck. Je mag niet zeggen dat je niet op vakantie bent geweest, je mag ook niet zeggen dat hij teleurstellend is geweest. Je mag ook niet zeggen dat je maar een week bent geweest en je moet vooral veel geld uitgegeven hebben. - Nou, ik geloof er niets van, hoor. Ik denk dat… - Hij zegt het. Hij is een professor en u bent maar hoofdredacteur, hè? - Nee, ik denk dat het tegenwoordig bijna zo is omdat zo veel mensen op vakantie gaan dat de vakantieparticipatie in Nederland is 81-82 procent, twaalfenhalf miljoen mensen gaan op vakantie – dat het veel chiquer is om niet op vakantie te gaan. Als je zegt dat je thuisblijft, dan kun je je veel meer mee onderscheiden. Ik geloof niet zo in de status van vakantie, ik geloof niet zo in dat heilige moeten. - Wie is er niet op vakantie geweest? - Ik. - Dat is dus iemand die net niet zichtbaar is. Waarschijnlijk iemand van de technische ploeg. Zo zie je toch maar weer: ze schamen zich. - Nee, maar het is toch teleurstellend als je moet zeggen: ja, ik ben niet op vakantie geweest omdat ik niet kon, niet mocht, of wat dan ook. - Nee, ik denk dat het echt wel meevalt, hoor. Het is zo dat veel mensen... die vakantieparticipatie zal nog groeien. Het is zelfs zo dat van de vijftien procent die niet gaat, die gaan door omstandigheden niet omdat ze een baby hebben gekregen, of een hypotheek, of even geen geld of wat dan ook. Er zitten ergens twee procent echte vakantiehaters, een daarvan is Maarten ’t Hart, de schrijver, en de ander is meneer Klamer. - Nu weet u dat. - Dat gun ik ze echt van harte, want op vakantie is geen moeten meer. Ik denk dat je je niet meer kunt onderscheiden als iedereen op vakantie gaat. - U gaat nu een pleidooi houden voor de vakantie maar u ziet er ook uit alsof u zojuist van de cruise bent gevallen. - Nou ja, dat is alweer tweeënhalve week geleden. - Dus u heeft tweeënhalve week dezelfde kleren aan? U houdt echt van vakantie? - Ik vind vakantie ongelooflijk leuk. Ik weet eigenlijk niet waarom dat zo is. Je hebt trekvogels en je hebt standvogels, maar ik denk dat het een combinatie is, voor de meeste mensen: het is mooi weer, je bent met je gezin of je relatie of een groep die je erg leuk vindt en dit is toch de tijd om dat nog te verdiepen.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 82 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 7
- Meneer Klamer, laten we hem afbreken. Hij heeft het over mooie relaties en met je kinderen in de zon. Maar wat is de werkelijkheid? Schetst u die even. - Nou de werkelijkheid is dus dat als je echt gaat kijken, dat mensen als ze terugkomen van vakantie een mooi verhaal hebben, maar als je ze gaat vragen tijdens de vakantie dan is het vaak kommer en ellende. Dan hebben ze pech, autopech, of ze vervelen zich te pletter. Of de kinderen. - Of het is slecht weer. - Slecht weer of de kinderen zijn, zitten, zijn aan het zeuren, ze weten niet wat ze ’s avonds moeten doen. Het eten valt tegen, het appartement stelt niets voor. Het is moeilijk om... je komt met allerlei stress in het eigen gezin dus het is ook wel eens vervelend. Maar het is aardig dat als mensen terug zijn dan blijken ze dat gauw en graag vergeten. - Tijdens de vakantieperiode is het heel vaak toch wel teleurstellend. - Kunst. Een goede vakantie vieren, dat is een kunst. - En hoe doe je dat, volgens u? Want hoe doet u het? Als u het al doet? - Nou, ik ben niet een goede vakantievierder, laten we dat voorop stellen. - Dat laat u aan uw vrouw over? - Nou, we doen ons best. - Dat laat u aan uw vrouw over, vraag ik. - We doen het samen. En we proberen het samen te doen. Maar het is… - Hoe zorgt zij er dan voor dat u een goede vakantie krijgt? - Nou, zij heeft altijd ideeën van wat we moeten doen. Ik wil graag een boekje lezen, maar dat is niet leuk. Dus dan moeten we ergens naartoe en dan zit je veel te lang in de auto, vind ik dan. En dan is het te heet en dan kunnen we niet iets leuks vinden waar we kunnen eten, enne… Het is maar hoe je ernaar kijkt natuurlijk. Maar goed, het is... - Meneer Klamer, wat is… U gaat maximaal twee, drie dagen het land uit en dan holt u weer snel terug? Wat is uw vakantiebestemming afgelopen jaar geweest? - Ik ben dit jaar met mijn dochters – mijn vrouw had er dit jaar niet zo’n zin in – zijn we, ben ik met de dochters naar Parijs geweest. Daarvoor zijn we naar Sicilië geweest, maar nogmaals, toen ik in Amerika zat, toen was er gewoon geen sprake van. Dan werkte je lekker door of je ging even bij iemand op bezoek. Dat vond ik veel rustiger. - U noemt nou rust, maar het probleem in vakantie kan zijn, toch, stress. Stress op de weg, stress op de plek. Hebben mijn kinderen het wel naar de zin? U houdt een mooi pleidooi voor de vakantie, maar stress is wel degelijk veel aanwezig op vakantie. - Is aanwezig, ook wel. Uit de meeste onderzoeken, van de goede onderzoeken tot de flut-onderzoeken die je meestal in de krant ziet rond de vakantie, blijkt wel dat de meeste mensen uitgerust thuiskomen. Het is alleen folklore in de media om de leedverhalen, vooral de kleinleedverhalen – opa die z’n kunstgebit in de wc-pot laat vallen en dat soort dingen – om die uit te vergroten. Klein leed is mooi. - Maar er komen toch, twee-, driehonderd mensen per jaar worden letterlijk gerepatrieerd. Die komen nog net niet in een bodybag terug, zal ik maar zeggen. - Maar het is wel zo, twaalfenhalf miljoen mensen die gaan op vakantie en er gaan ongeveer, er zijn zeventien miljoen buitenlandse vakanties. Dus als er twee- tot driehonderd mensen gerepatrieerd worden, is dat niet veel natuurlijk.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 83 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 7
- Wanneer krijgt u stress op vakantie trouwens? - Nou, als je verkeerd rijdt of zo. Of in een file, dan kan je wel stress krijgen, maar voor de rest valt het wel mee. Wij zijn een geolied team. - Oké. Wanneer krijgt u dat? Dat u denkt: oh, hier krijg ik dat nare vakantiegevoel weer. Ik wil er vanaf maar het komt op me af. - Strand. - Ja. - Ja, ik vind strand… - Ja, u lijkt me ook iemand die graag de kleding aan houdt. - Ja, strand, dat is zand, dat is zon, het verbrandt, het is... je zweet. Het is vrij onaangenaam, en dat zoute water dat aan je kleeft. - Toch kan ik... Uw vrouw is niet meegeweest naar Parijs, waar inderdaad geen strand is, dus wat dat betreft klopt uw verhaal, maar, nou ja, misschien is er hier één vrouw die zegt: nou, ik wil in godsnaam wel een keer met meneer Klamer mee als zijn vrouw niet meegaat naar Parijs. - Ik moet u eerlijk zeggen: ik heb met mijn dochters een heel leuke tijd gehad. - Oké. Overigens is die stress waar we het nu over hebben niet alleen van nu maar het bestond vroeger ook al. Kijkt u maar eens even naar een filmpje uit 1951. We wilden met z’n allen naar Bakkum. Dit is de start voor de vreemdste veldloop die Nederland kent. Al deze mensen rennen namelijk om het hardst om de plaats te veroveren waarop ze van de zomer graag letterlijk hun tenten willen opslaan. Het kampeerterrein in Bakkum moet telkenjare op deze wijze worden verdeeld, omdat er anders ruzie gemaakt wordt over de plaatsen. Wie een nummer heeft veroverd, is er nog niet. Hij moet direct bezit nemen van het terrein en dat kan op vele manieren gebeuren. Hij moet er in ieder geval een eigendom neerpoten. Er zijn er die al een heel zomerhuisje hebben meegenomen en die dat meteen maar beginnen op te bouwen. Er zijn er ook – en dat zijn de echte kampeerders – die met een paar handgrepen de tent opzetten en meteen blijven. Over enkele weken hebben ze datzelfde plaatsje onder de zon, in de buitenlucht, ver van de grote stad. En dat betekent gezondheid.
opdracht 16 Mensen worden niet eenzamer door internet - Warna Oosterbaan De vooropdracht biedt begeleiding bij het maken van een samenvatting van deze tekst. Deze opdracht is met name geschikt voor degenen die Stex willen afleggen. Beoordeling: beoordeel apart op inhoud en op taalgebruik. Op inhoud: ga na of alle vragen beantwoord worden, en of daar niet te veel omheen verteld wordt. Op taalgebruik: als altijd: zinsbouw, woordgebruik.
EXTRA Een veel gemaakte fout is het gebruik van van die, met deze, over het in zinnen als: Ik had nog nooit van die gehoord. Zie je die knop? Met deze kun je het volume veranderen. Ik heb iets over het gelezen.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 84 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 7
We hebben deze foute zinnen bewust niet opgenomen in het boek, maar het is vaak wel inzichtelijk en verhelderend om zo’n constructie te laten zien en dan direct aan te geven hoe je deze constructies correct maakt: Er + prepositie = de Nederlandse variant van prepositie + lidwoord / voornaamwoord: Ik heb lang nagedacht over jouw idee. Ik heb lang nagedacht over het Ik heb lang nagedacht over er er over Ik heb er lang over nagedacht.
opdracht 17 In opdracht 17 staan de elementen uit combinaties steeds naast aan elkaar. Wijs erop dat ze ook uit elkaar kunnen staan: 5 Let goed op met ziektes waar deze dieren vatbaar voor zijn,… 11 Waar bestaat de studiefinanciering uit?
Grammaticadictee
Advies: maak strijd tegen zee tot prioriteit De Nederlandse politiek negeert het probleem van de stijging van de zeespiegel. Dat zegt het Milieu- en Natuurplanbureau, MNP, in een advies aan de regering. Zo heeft nog geen enkele grote partij gezegd of het drooghouden van Nederland een zaak moet zijn van de overheid of van marktwerking. Als de zeespiegel stijgt met meer dan anderhalve meter, moet er een kostbare tweede duinenrij langs de kust komen, zegt het MNP. Zo’n waterstijging kan zich binnen een eeuw voordoen als het ijs op Groenland en Antarctica steeds sneller blijft smelten, zoals de afgelopen jaren is gebeurd. Het bureau raadt het kabinet aan nu al plannen te gaan maken, inclusief een schatting van de kosten. Bron: Nieuwsservice van Radio Nederland Wereldomroep. Editie: Nederlands Nieuws, 3 november 2006. http://www.rnw.nl/
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 85 / 93
8
Kritisch
‘Ik blijf Mercedes rijden’ Stervocabulaire aannemelijk
zeer waarschijnlijk, goed aan te nemen, aanvaarden aannemelijk = geloofwaardig, plausibel, acceptabel doordringen (drong door, is doorgedrongen) 1) met moeite verder komen in een gebied, 2) een bericht echt beseffen, echt opnemen 3) tot iemand doordringen: met veel moeite contact met iemand krijgen. Hij wist door te dringen tot de hoogste politieke kringen. Ik zat televisie te kijken maar er drong niets tot me door. doordringend geluid, geur, een doordringende stem Het dringt niet door. prepositie: tot ongehinderd zonder tegenwerking, zonder dat iemand je stopt, terwijl dat eigenlijk wel zou moeten. We konden ongehinderd doorlopen bij de ingang, niemand controleerde onze tassen. tegenstelling: constructie met verhinderen. Hij verhinderde dat we doorliepen. opgeven (gaf op, opgegeven) 1) niet meer kunnen / willen doorgaan met iets 2) noemen wat gevraagd wordt (een adres, een code) 3) zich opgeven voor, je aanmelden 4) denken dat iemand niet meer beter wordt, een patiënt kan opgegeven zijn 5) als opdracht geven, huiswerk Stoppen met raden: ik geef het op. Medisch: bloed opgeven Iets bij de belasting opgeven, opgaveformulier veroorzaken de oorzaak zijn van iets, vaak negatieve associatie. Iets / iemand veroorzaakt iets verwaarlozen = iets of iemand nauwelijks of slecht verzorgen verwaarloosbaar – je kunt het verwaarlozen, je hoeft het niet te verzorgen, mee te tellen. Er is een verschil maar dat verschil is verwaarloosbaar, we kunnen zeggen dat ze hetzelfde zijn. een verwaarloosd dier, kind voorzorg, de wat je doet om problemen te voorkomen uit voorzorg de voorzorgsmaatregel
opdracht 4 In elke vraag is een woord van het vocabulaire verwerkt. In de reactie is dat niet nodig.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 86 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 8
opdracht 7 De woorden in deze opdracht komen uit de vocabulaireblokken van eerdere hoofdstukken.
Recensies De eerste tekst is negatief, de tweede positief. Negatieve woordgroepen in de eerste tekst: helaas pakt het niet goed uit, sterk gekleurd, kluchtig, verdwaald voelt in een komedie, dik aangezet, vervalt in, dichtgeplaveid met muziek, eendimensionale karakterisering, wringt, oppervlakkige benadering, wordt geen eer aangedaan, te vrij, te kluchtig, te oppervlakkig. Positieve woordgroepen in de tweede tekst: onderhoudende film, meer dan verdienstelijk, niet slecht voor de film, goed voor de lachspieren, een overtuigende Herman Brood, een van de leukste scenes, fantastisch, op overtuigende wijze, onderhoudend, meeslepend.
Grammatica De volgorde van de werkwoorden onderling: 1 hebben / zijn als hulpwerkwoord 2 willen, kunnen, moeten, mogen, laten, hoeven, durven, behoren 3 blijven, gaan, komen 4 liggen, zitten, hangen, staan, lopen 5 het werkwoord waar het om gaat: het zelfstandig werkwoord.
opdracht 14 Deze spreekopdracht is vergelijkbaar met de eindopdracht in het Staatsexamen spreekvaardigheid. Beoordeel de uitvoering aan de hand van de volgende criteria: uitvoering van de opdracht (beide plannen beschrijven, voor- en nadelen, keuze presenteren), grammaticale correctheid, woordgebruik, tekstopbouw, samenhang, vloeiendheid van spreken.
Tegenpolen
track 12
Fragment uit Tegenpolen, NCRV (18 februari 2007, 14 min.) Dit is een beschouwende tekst. Antwoorden zijn niet altijd uit een of twee woorden te halen. Het gaat erom te zien of je de gedachtegang van een spreker kunt volgen. De vragen volgen het verloop van de tekst. Tussen de tekstdelen waarmee vraag 4 en 5 beantwoord kunnen worden, zit wat meer tijd dan tussen de andere vragen.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 87 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 8
Transcript - Goedenavond. Dit is Tegenpolen vanuit Tate’s Art Gallery in Zaandam. Wie een beetje doordenkt, die weet dat God een verzinsel van mensen is, zegt filosoof en schrijver Bas Haring. Maar gelauwerd hoogleraar moleculaire biofysica Cees Dekker ziet dat heel anders. Hij is heel erg slim en ook erg gelovig. Bas Haring, begrijp je iets van die combinatie? - Ja hoor, ik kan het prima begrijpen, maar dat wil nog niet zeggen dat ik ook denk dat het waar is. Als je dingen begrijpt, ik denk het geloof te kunnen begrijpen als een menselijk verschijnsel inderdaad en het geloven in iets als het goddelijke. Dat kan ik wel begrijpen, maar daarmee kan ik nog niet, denk ik nog niet dat het goddelijke ook echt bestaat. Dat is iets anders. - Maar wat van Cees Dekker begrijp je niet? - Wat ik moeilijk vind om te begrijpen is, is dat mensen ook echt denken dat datgene waar ze in geloven, ook echt bestaat. Kijk, wij weten dat deze tafel bestaat, dat die wijn hier bestaat, dat jij bestaat. Daar mogen wij van uitgaan. Maar dat er ook een richting aan het universum gegeven wordt van buitenaf, door iets goddelijks – dat is toch ongeveer wat God betekent volgens mij, niet zozeer een man met een baard – maar wel een bedoelde richting in de ontwikkeling der dingen, ja ik denk dat dat een beetje God is. Ja, dat is iets wat, wat volgens mij, waarop we hopen. Het zou mooi zijn als het er was. Maar meer dan hoop is het, denk ik, niet. - Dus het zekere weten daarvan, dat is iets wat je niet begrijpt? - Nou ja, ik begrijp het wel. Ik begrijp wel dat er mensen zijn die in God geloven, maar ik kan van alles begrijpen. Ik kan ook begrijpen dat mensen naar de hoeren gaan. Maar daarmee – niet dat ik dat hetzelfde vind – maar daarmee, daarmee zeg ik nog niet dat het goed is om naar de hoeren te gaan. Dat is iets anders. - Reageer eens. - Ja, deze vergelijking, ik weet niet hoever je die wilt doortrekken, maar Bas zegt dat hij het kan begrijpen. Bas zegt dat hij het kan begrijpen. Ja, ik weet het niet. Ik probeer ook de werkelijkheid te begrijpen en ik zou het heel moeilijk vinden om de werkelijkheid te begrijpen zonder God. Dus ik vind een wereldbeeld vanuit mijn christelijk wereldbeeld, de wereld te bekijken door die bril van het christendom, is voor mij veel natuurlijker dan – waar ik ook heel diep over heb nagedacht – om de wereld te bekijken vanuit een atheïstisch standpunt of zo. Dus het standpunt dat alleen tafels en glazen bestaan, vind ik eigenlijk heel arm want daarmee mis ik iets van de menselijkheid tussen mensen, van de betekenis der dingen en al dat soort zaken, dus ik die zin. Ik begrijp dat Bas dat vanuit zijn gezichtspunt zo probeert te zien maar ik vind het zelf een wat arm wereldbeeld. - Een beetje arm, ja. - Maar dat is voor mezelf in zekere zin. Als ik dat voor mezelf tegen elkaar afweeg, dan… Als ik mijn geloof zou verliezen, de zin der dingen niet meer zou zien, dan zou ik een heel erg hopeloos gevoel hebben. Dus in die zin heb je gelijk als je zegt van dat geloof ook hoop geeft. Maar je hebt helemaal gelijk om de vraag te stellen: Is het daarmee ook waar? - Ja. - Ik denk dat het waar is, het is waar of het is niet waar. Dus één van ons tweeën heeft daarin gelijk. Maar ja, ik denk, ik meen in de werkelijkheid
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 88 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 8
zoals ik die om me heen zie, die waarheid bevestigd te zien. Als ik naar Jezus kijk, dan ontmoet ik daar de waarheid. - En is dit het punt bij jou ook in dat denken? Ik zei aan het begin: wie een beetje doordenkt die weet dat God gewoon toch een verzinsel van mensen is. Nooit op één niveau te zetten met die tafel die je vast kan pakken. - Sorry? - Nooit op één lijn te zetten met de tafel die je vast kan pakken. - Nee. - Is het een kwestie van denken om daarachter te komen? - Nou, het is een kwestie van de mens beschouwen. Dat is wat ik zelf graag doe. Ik neem net als Cees, kijk ik graag nieuwsgierig de wereld rond en verbaas ik mij over de dingen om me heen en word ik daar vrolijk van en weer nog nieuwsgieriger. Maar ik word ook nieuwsgierig en verbaasd van de mens zelf. En die zie ik toch als een wezen wat de eigenschap heeft dat het blijkbaar in iets kan geloven wat vermoedelijk niet bestaat. En dat vind ik curieus, en dat vind ik interessant maar ik ga daar niet… Het verschijnsel wat mij, wat verklaring behoeft is het verschijnsel dat die wezens in dat, in die entiteit geloven. Datgene wat verklaring behoeft, is mijns inziens niet die entiteit. - Nee. - Hier kan je door na te denken en verbaasd te zijn, zijn dit de thema’s waar ik dan over nadenk. - Ja, maar je hoort het wel vaak hè, van: hoe kun je nou zo slim zijn en toch nog gelovig? Alsof het zeg maar, alsof er een soort omslagpunt is bij een bepaald IQ is het echt niet meer, is het niet meer helemaal te begrijpen eigenlijk dat je dan ook nog gelooft. - Flauw. Nee hoor, dat lijkt me niet terecht. - Nee, er zijn natuurlijk heel veel mensen die gelovig geweest zijn, ook in het verleden. Einstein was ook iemand die, waarvan gezegd wordt dat hij geloofde. Het is niet helemaal duidelijk of hij dat ook echt deed, maar… - Antiïst, spinoïst. - De vraag is: wat is het belang dat je aan dat geloof hecht? Als je het geloof ziet als een hoop, dan kan iedereen, hoe slim hij ook is, kan altijd blijven geloven, als het een soort hoop is. Het wordt anders wanneer je ook een soort waarheid aan het geloof gaat toekennen. Wanneer hij echt denkt: het is echt een man met een baard, stel je voor dat je zou geloven in een man met een baard. En wranger en ook voor mij pijnlijk wordt het, als je vanuit je geloof dingen gaat concluderen die wat mij betreft niet per se waar zijn, bijvoorbeeld onaardig worden jegens homoseksuelen en zo. Dan vind ik het allemaal niet prettig worden. - Vermoed je dat soort neigingen bij Cees Dekker? - Nee, helemaal niet, tenminste ik hoop het niet. Nou, ik moet zeggen: ik heb wel een keertje een tekst van jou gelezen die begon over bescheidenheid, wat ik een heel, ik vind dat een heel belangrijk thema. - Ja. - In dat boek van jou over dingen waarin je wel gelooft maar die je niet zeker weet. Toen nam je wel de stelling in dat je ervan uitging dat wij het enige wezen waren in het universum wat intelligent is. Dat vind ik een vorm van onbescheidenheid die te maken heeft met geloof die ik, waar ik nerveuzig van word.
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 89 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 8
- Oeh, het is een aardig thema om op door te gaan. Ik wou nog even teruggaan op wat Bas net zei, maar ik wil best hier wel even op reageren. In dat boek wordt gesproken over waarheden waarin je gelooft maar die je niet kunt bewijzen. Ik geloof dat wij de enigen zijn in dit universum, maar als ik morgen van het tegengestelde wordt overtuigd, dan word ik van het tegengestelde overtuigd. Dat zal me niet schokken of zo. Maar ik geloof eigenlijk dat wij de enigen zijn in dit universum, ja. Dat denk ik ja, omdat ik, gewoon op basis van de kansrekeningen waarbij je leven kunt creëren voor zover we dat kunnen inschatten, het mij zeer, ik niet erg overtuigd ben van het feit dat dat op vele plaatsen in het heelal zal gebeuren. - Oké. - Dat is de achtergrond van die gedachte. Terug naar het geloof: het is wel belangrijk om te definiëren waar we het dan over hebben. Hebben we het over het geloof in de God van het christendom bijvoorbeeld, of hebben we het over een levensovertuiging waarmee je de wereld beschouwt, want dan heeft iedereen een geloof in dat laatste geval. Dan heb jij ook een geloof. Je hebt bepaalde fundamentele gedachten die je niet kunt terugwerpen op iets anders. En die heb ik ook en die hebben we allemaal. Alleen waar we het over hebben: of je ook rationeel, verstandelijk kunt nadenken over dat perspectief. Voor mij is geloven dus, eigenlijk is mijn geloof… De diepste kern van mijn geloof is mijn relatie met Jezus, mijn relatie met God. En daar zit al de aspecten van mijn mens-zijn in, daar zit iets in van mijn beleving, van mijn emotie. Daar zit ook in: mijn denken, dus ik kan mijn geloof ook rationeel plaatsen maar dat wil niet zeggen dat geloof alleen maar dat rationele is. Het is voor mij dat totaalpakket van mens-zijn en een relatie met de Ander hebben – en de Ander hier met een hoofdletter. - Ben je er nog? - Ja, ik ben er wel, maar voor mij heeft het natuurlijk wat minder betekenis omdat ik die relatie niet ken. Ik ken die relatie niet, dus ik kan ook niet… - Zou je kunnen leren kennen, natuurlijk, hè? - Natuurlijk kan je die leren kennen maar daar voel ik op dit moment geen behoefte toe. - Nee, precies. - Nee. - Het begint dus bij willen, inderdaad om eventueel de wil te hebben om open te staan voor levensovertuigingen die andere inzichten hebben. - Ja. - Maar laten we eens kijken of we iets dichter kunnen komen bij dat verschil in geloven in de wat meer brede zin. Voor jou is dat de invulling tot God. - De levensovertuiging, wereldbeschouwing. - En voor jou is misschien die invulling een andere, hè? Want ik zag je net knikken, een levensovertuiging heeft iedereen. - Nou ja, dat is niet gezegd hoor, maar wel veel mensen, ja. - Iedereen. - In je inaugurele rede bedankte je hè – de meeste mensen bedanken hun vrouw, hun ouders voor de kans enzovoort, enzovoort… - Heb ik gedaan. - Heb je ook allemaal gedaan en je bedankt je Schepper. - Ja, dat vond ik wel mooi. Ik bedankte, ik heb een hele beschouwing gehouden over nanotechnologie en het grote van het hele kleine op de
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 90 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 8
moleculaire wereld. En in dat geheel, als je naar mijn grondslagen kijkt, dan kan ik er niet omheen dat ik die Schepper wil bedanken voor het mooie dat hij gemaakt heeft, waarover ik me kan verwonderen zoals Bas net mooi verwoordde: het nieuwsgierige, het kijken naar die wereld die zo mooi in elkaar zit. - Ja, kun je dat begrijpen? - Ja, maar ik geloof niet dat er een Schepper is. Ik geloof – dat is een fundamenteel verschil, een verschil in inzicht – ik geloof dat de natuur zichzelf organiseert en dat er niet vanbuiten nog iets is dat daar richting aan geeft. En dat is een heel, een fundamenteel ander uitgangspunt. - Ben je dan een pure materialist, dat in zekere zin alles op materie terug te voeren is? - Materie vind ik ook, materie is ook eigenlijk een idee, wat ook maar een vereenvoudiging is van de werkelijkheid. - Waar komen dan die zelforganiserende principes vandaan? - Die zijn er. Waar ze vandaan komen… - Mag ik eens bij jou? Want jij bent al zo lang als jij je kunt herinneren, volgens mij, geïnteresseerd in de evolutie. - Ja, dat schijnt, dat is iets wat ik wel vergeten ben. Ik heb begrepen dat… - Maar wat je ook weer gezegd hebt in interviews. - Ja, dat klopt, ja. - Dus daar haak ik nu even dankbaar bij aan, zeg maar. - Ja, ik was het wel weer vergeten, maar je hebt wel gelijk. - Ja, en wat is dat dan? Waar ben je dan nieuwsgierig naar? - Naar de ontwikkeling der dingen, wat ik intrigerend vind en wat ik echt boeiend vind van het proces van evolutie is dat een eenvoudig en kristalhelder, duidelijk richtingloos riedeltje is wat zichzelf, wat gewoon loopt als een soort van draaiorgel waar je, je stopt er een rol papier in met gaatjes en er komt muziek uit. En dat riedeltje draait in de wereld en er komen de prachtigste organismen uit als waren ze ontworpen en dat is heel tegen-intuïtief maar zeer eenvoudig te doorgronden wanneer je er even over nadenkt en het is verbazingwekkend omdat het zo’n eenvoudig mechanisme is wat van die prachtige dingen oplevert. Een haast universele theorie over het ontstaan of de ontwikkeling vooral van allerlei, van het leven. En dat vind ik intrigerend. Ik vind het vooral spannend dat het lijkt dat het dingen oplevert waarover nagedacht is terwijl je kan laten zien dat er niet over nagedacht is. - Ik deel je fascinatie maar waarom stop je bij die vraag? Waarom stel je dan niet de vraag: waar komt die orgelmachine dan vandaan, waar je dat stuk papier in komt en al die gaatjes en dergelijke. Ik bedoel dan kan je toch een vervolgvraag stellen. Waar komt dan het ontwerp van die hele machinerie vandaan? - Ja, dat is een vraag die je jezelf kunt stellen maar die ik wel buiten mijn domein van expertise acht. - Nou, dat vind ik een beetje flauw. Je bent filosoof! Ik bedoel. - Nee, dat kan je flauw vinden maar... En bovendien ieder antwoord wat je op die vraag zal geven… - Waarom stopt je nieuwsgierigheid dan? Je geeft nu een politiek correct antwoord. - Nee, dat is geen politiek correct antwoord. - Nou, een beetje wel natuurlijk. Ik bedoel: waarom stop je daar dan? Je kan toch doorvragen? Omdat het je expertise niet is?
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 91 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 8
- Nee, omdat ik bedoel expertise… - Nee, dat vind ik flauw. - ... in brede zin, bedoel ik. Omdat ik nu eenmaal een mens ben wat in dit universum leeft en niet de gelegenheid heeft om bijvoorbeeld allerlei andere werelden te beschouwen die ik niet ken. - Oké, dus wat je daarmee eigenlijk zegt, is: mijn verstand is te klein om dat hele grote te doorzien. Daar kan ik, daar haak ik ook bij aan. Mijn verstand is te klein om dat van de Schepping te doorgronden. - En ook concepten als… - En is jullie houding als wetenschapper het proberen te doorgronden van die evolutie of die Schepping? - Ja, natuurlijk, ja. Je probeert de werkelijkheid te doorgronden in bepaalde aspecten en te kijken wat de grotere verbanden zijn, hoe dat in elkaar zit. Absoluut, ja. - Ja, alleen, we stoppen op een ander moment. Jij stopt, als jij moet stoppen noodzakelijkerwijs en zegt: nu kan het niet meer, dan schakel jij een externe entiteit in, die God heet en ik denk dan van: ja dat kan ik nu even niet meer begrijpen. Straks komt er wel een andere wetenschapper die knapper is dan wij en die bedenkt dan… - Dat wil ik even nuanceren. Het is niet zo dat mijn geloof start waar mijn wetenschap ophoudt, dat is helemaal niet zo. - Ja, dat begrijp ik. - Wetenschap is voor mij een methode om de werkelijkheid te doorgronden, een hele krachtige methode, maar die kan alleen iets zeggen over deze materiële werkelijkheid, over de structuur van dat glas, enzovoort. - Nou ja. - En nog veel meer, maar ik geef maar een voorbeeld. Maar dat is toch de materiële werkelijkheid en dat plaats ik in het kader van een veel breder perspectief. En daar, als ik dan kijk naar de hele wereld om me heen dan is voor mij een christelijke levensovertuiging operationeel veel overtuigender dan een atheïstische levensovertuiging. - Voel jij je eigenlijk altijd degene die zich moet verdedigen, in dit soort discussies? - Nou, meer foute beelden weghalen dus mensen hebben een soort – nou waarmee je ook begon in je inleiding – een soort idee van dat als je wetenschapper bent dat je dus ongelovig wordt, of zo. Of als je heel goed nadenkt dat je dan moet concluderen dat God niet bestaat. Nou, dat slaat nergens op. In die zin wil ik die verkeerde denkbeelden bij mensen wel graag weghalen, ja.
EXTRA Let op betekenisfunctie van deze woorden. Dat betekent dat je bij gebruik van deze woorden een heleboel ander woorden overbodig maakt: bijvoorbeeld nog maar net verdwijnt in het woord nauwelijks. -
Al sla je me dood! = Ik zou echt geen antwoord kunnen geven, ook al zou je me doodslaan!
Deze al kun je versterken: zelfs al, ook al
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 92 / 93
2 Extra informatie en tips voor docenten per hoofdstuk – Thema 8
- zowel… als: persoonsvorm mag enkelvoud of meervoud. Zowel Robert als zijn zus is in Duitsland geboren.
- Ook bij noch…. noch zijn beide pv’s toegestaan. - zowel… als… en noch… noch… kunnen met zinnen, maar ook alleen met woorden; Het is zowel duur als lelijk. Hij is noch rijk, noch aantrekkelijk.
- In plaats van noch… noch… kan ook met éénmaal worden volstaan. Hij is rijk noch aantrekkelijk.
- Let op de woordvolgorde bij deze constructies, vooral bij die met Hoe… hoe en Hoe… des te… Hoe…, hoe… onderwerp-persoonsvorm Hoe…, des te… persoonsvorm – onderwerp Hoe ouder hij werd, hoe meer hij vertelde over vroeger. / hoe meer hij over vroeger vertelde. Hoe ouder hij werd, des te meer vertelde hij over vroeger.
Zie hiervoor ook: taalunieversum: http://taaladvies.net/taal/advies/vraag/1238/
EINDVRAAG Dit is een serieus verzoek, en ook bedoeld voor docenten.
Grammaticadictee
Rotterdam: geef niet aan bedelaar De gemeente Rotterdam is een campagne begonnen om het geven van geld aan bedelaars te ontmoedigen. Winkel- en uitgaanspubliek in het centrum van de Maasstad krijgen kaartjes uitgereikt met argumenten tegen giften. Op het kaartje staat de tekst: ‘Wist u dat bedelaars tussen de 90 en 150 euro per dag ophalen, en dat ze een uitkering krijgen van 500 tot 600 euro per maand?’ De gemeente wijst er ook op dat bedelaars het geld meestal niet gebruiken voor een warme slaapplaats, maar om er alcohol of drugs voor te kopen of het te vergokken. Overigens geldt in Rotterdam al sinds 2003 een bedelverbod, maar dat wordt door menig dakloze overtreden. Bron: Nieuwsservice van Radio Nederland Wereldomroep. Editie: Nederlands Nieuws, 13 december 2006. http://www.rnw.nl/
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau – blz. 93 / 93
Nederlands op niveau Methode NT2 voor hoogopgeleide anderstaligen
Docentenhandleiding 3 Kopieerbladen
Bij opdracht 9 van thema 2 - Verrassend! Bij opdracht 10 van thema 3 - Positief Bij opdracht 11 van thema 4 - Agressief Bij opdracht 16 van thema 6 - Geïntegreerd Extra teksten over Aletta Jacobs bij thema 7 - Verstandig
u i t g e v e r ij coutinho bussum 2007
c blz. 94
Bij opdracht 9 van thema 2 - Verrassend! STUDENTENHUIS Je woont in een studentenhuis. Jullie wonen daar met zijn achten. Jullie hebben besloten huisregels op te stellen: wat mag, wat niet mag, wat moet, wat kan, enzovoort. Stel huisregels op met betrekking tot: • de keuken
- de afwas - de koelkast - het fornuis
• de douche
- haren uit het putje - schoonmaken
• de wc
- schoonmaken (2 keer per week) - schoonmaakrooster opstellen
• de gang
- fietsen zetten / stallen - oud papier
• de zolder
- gebruiken voor logés - feesten geven
• de gezamenlijke rekeningen (energie, telefoonkosten) - verdelen onder bewoners - betalen Voorbeeld Wat spreken we af over muziek? Er mag tussen 01.00 en 8.00 uur geen harde muziek gedraaid worden. Wat doen we met het oud papier? Het oud papier mag niet los in de gang gelegd worden.
Kopieerblad bij Nederlands op niveau
Bij opdracht 9 van thema 2 - Verrassend! KANTOOR Je werkt op een kantoor, met in totaal ongeveer 30 mensen. Jullie hebben besloten regels op te stellen voor het ‘dagelijks verkeer’: wat mag, wat niet mag, wat moet, wat kan, enzovoort. Stel regels op met betrekking tot: • het kopieerapparaat - storingen melden - papier aanvullen • roken
- niet in de kamers - tijdens vergaderingen – rookpauze inlassen
• muziek
- let op last voor anderen - niet downloaden
• verjaardagen - gezamenlijk cadeau - fles wijn / bos bloemen • verlofdagen
- aanvragen bij hoofd van de afdeling - vaststellen in overleg met collega’s
• website
- secretaresse beheert - geen veranderingen aanbrengen
• fietsen
- in de fietsenstalling - niet meenemen in de lift
Voorbeeld Wat spreken we af over muziek? Er mag alleen muziek gedraaid worden als anderen er geen last van hebben. Wat doen we met de fietsen? Die kunnen in de fietsenstalling gezet worden.
Kopieerblad bij Nederlands op niveau
Bij opdracht 9 van thema 2 - Verrassend! SPORTCLUB Je zit in het bestuur van een sportclub. De laatste tijd gaat er veel fout, doordat er onduidelijkheid is over de regels en afspraken. Jullie hebben besloten regels op te stellen voor het ‘dagelijks verkeer’: wat mag, wat niet mag, wat moet, wat kan, enzovoort. Stel regels op met betrekking tot: • de trainingen - veranderingen noteren in de clubagenda - niet aanwezig – niet opstellen bij wedstrijd • douchen
- verplicht na een wedstrijd - niet langer dan 10 minuten - doucheruimte na afloop dweilen
• clubblad
- geen anonieme brieven plaatsen - naar huis sturen / uit de kantine meenemen
• fietsen
- in de rekken plaatsen - buiten de rekken – verwijderen
• kantine
- geen alcohol aan kinderen verkopen (onder 16 jaar) - roken ontmoedigen - uiteindelijk: roken verboden
• clubkleding
- bestellen bij de kledingcommissie - teamleider verzorgt de was
Voorbeeld Wat spreken we af over het douchen? Er mag niet langer dan 10 minuten gedoucht worden. Wat doen we met de fietsen? Die moeten in de rekken geplaatst worden.
Kopieerblad bij Nederlands op niveau
Bij opdracht 9 van thema 2 - Verrassend! UITSTAPJE Je bent betrokken (via je werk, studie of vrije tijd) bij de organisatie van een uitstapje. Jullie moeten beslissen wat voor rechten en plichten alle deelnemers aan dat uitstapje hebben: wat mag, wat niet mag, wat moet, wat kan, enzovoort. Stel regels op met betrekking tot: • deelname
- voor 1 september doorgeven aan secretariaat - deelnameformulier volledig invullen
• de bus
- niet roken - geen warme etenswaren meenemen - schoonmaken na terugkomst
• veranderingen - deelnemers: zo vroeg mogelijk melden - organisatie: omroepen in de bus - niet bereikbaar – voicemailbericht inspreken • restaurant
- eten – het bedrijf (studierichting, club) - drank – zelf, contant betalen - vegetarisch? van tevoren doorgeven
• muziek
- MP3-speler gebruiken, anderen geen last - cd-speler in de bus, eigen muziek draaien
• suggesties
- voorleggen aan de organisatie - organisatie bespreekt ze
Voorbeeld Zijn er regels voor in de bus? Er mag niet gerookt worden in de bus. Wat doen we als er veranderingen zijn? Die moeten zo snel mogelijk doorgegeven worden.
Kopieerblad bij Nederlands op niveau
Bij opdracht 10 van thema 3 - Positief ARGUMENTEREN (STELLINGEN + ARGUMENTEN VOOR EN TEGEN) 1 Tegenwoordig worden nieuwe hits vooral met sexy videoclips vertoond. Muziekzenders moeten stoppen met sexy videoclips. Argumenten voor: Jonge kinderen imiteren dit gedrag. Dit soort sexy videoclips heeft niets met muziek te maken. Men geeft het signaal af dat sexy zijn erg belangrijk is. Argumenten tegen: Je kunt een tv ook uitzetten. In Nederland is er vrijheid van meningsuiting. 2 De krant wordt overbodig. Argumenten voor: Alles staat op internet. De maatschappij is erg snel, de krant is een langzaam medium. De kosten zijn relatief hoog. Argumenten tegen: De krant kun je overal lezen. Lezen is een plezierige bezigheid. Een krant geeft meer achtergrondinformatie. 3 In Nederland moet je alles kunnen zeggen wat je wilt. Argumenten voor: Vrijheid van meningsuiting is een belangrijke verworvenheid. Woorden doen geen pijn, zolang je ze niet omzet in daden. Argumenten tegen: Je hoeft niet alles te zeggen wat je denkt of vindt. Je mag best bepaalde fatsoenlijkheidsgrenzen in acht nemen. 4 Nederlanders moeten geen Engels maar Nederlands tegen buitenlanders spreken. Argumenten voor: Engels is voor geen van beide de moedertaal. Het helpt het Nederlands van de ander te verbeteren. Taal hoort bij een cultuur. Argumenten tegen: Het is efficiënter om Engels te praten. In het Engels kun je je beter uitdrukken. Engels is een internationale taal. 5 Werkgevers moeten mensen makkelijker kunnen ontslaan. Argumenten voor: Werkgevers durven mensen dan ook makkelijker aan te nemen. Als iemand zijn / haar werk niet goed doet, kun je hem of haar niet ontslaan, dan zit je eraan vast. Argumenten tegen: Een werkgever hoeft zich dan niet in te spannen om werk te creëren. Als er een conflict is, probeert men dat misschien niet op te lossen. 6 Roken mag alleen nog op speciale plekken waar andere mensen er geen last van hebben. Argumenten voor: Zo voelen rokers zich schuldig en verslaafd en dan stoppen ze misschien. Het stinkt en het is ongezond voor mensen die passief meeroken. Argumenten tegen: Het kost veel extra tijd om naar zo’n speciale plek te gaan (op het werk). Het is heel bemoeizuchtig om dat zo te regelen.
Kopieerblad bij Nederlands op niveau
Bij opdracht 10 van thema 3 - Positief ARGUMENTEREN (STELLINGEN + ARGUMENTEN VOOR) 1 Tegenwoordig worden nieuwe hits vooral met sexy videoclips vertoond. Muziekzenders moeten stoppen met sexy videoclips. Argumenten voor: Jonge kinderen imiteren dit gedrag. Dit soort sexy videoclips heeft niets met muziek te maken. Men geeft het signaal af dat sexy zijn erg belangrijk is. 2 De krant wordt overbodig. Argumenten voor: Alles staat op internet. De maatschappij is erg snel, de krant is een langzaam medium. De kosten zijn relatief hoog. 3 In Nederland moet je alles kunnen zeggen wat je wilt. Argumenten voor: Vrijheid van meningsuiting is een belangrijke verworvenheid. Woorden doen geen pijn, zolang je ze niet omzet in daden. 4 Nederlanders moeten geen Engels maar Nederlands tegen buitenlanders spreken. Argumenten voor: Engels is voor geen van beide de moedertaal. Het helpt het Nederlands van de ander te verbeteren. Taal hoort bij een cultuur. 5 Werkgevers moeten mensen makkelijker kunnen ontslaan. Argumenten voor: Werkgevers durven mensen dan ook makkelijker aan te nemen. Als iemand zijn / haar werk niet goed doet, zit je er anders aan vast. 6 Roken mag alleen nog op speciale plekken waar andere mensen er geen last van hebben. Argumenten voor: Zo voelen rokers zich schuldig en verslaafd en dan stoppen ze misschien. Het stinkt en het is ongezond voor mensen die passief meeroken.
Kopieerblad bij Nederlands op niveau
Bij opdracht 10 van thema 3 - Positief ARGUMENTEREN (STELLINGEN + ARGUMENTEN TEGEN) 1 Tegenwoordig worden nieuwe hits vooral met sexy videoclips vertoond. Muziekzenders moeten stoppen met sexy videoclips. Argumenten tegen: Je kunt een tv ook uitzetten. In Nederland is er vrijheid van meningsuiting. 2 De krant wordt overbodig. Argumenten tegen: De krant kun je overal lezen. Lezen is een plezierige bezigheid. Een krant geeft meer achtergrondinformatie. 3 In Nederland moet je alles kunnen zeggen wat je wilt. Argumenten tegen: Je hoeft niet alles te zeggen wat je denkt of vindt. Je mag best bepaalde fatsoenlijkheidsgrenzen in acht nemen. 4 Nederlanders moeten geen Engels maar Nederlands tegen buitenlanders spreken. Argumenten tegen: Het is efficiënter om Engels te praten. In het Engels kun je je beter uitdrukken. Engels is een internationale taal. 5 Werkgevers moeten mensen makkelijker kunnen ontslaan. Argumenten tegen: Een werkgever hoeft zich dan niet in te spannen om werk te creëren. Als er een conflict is, probeert men dat misschien niet op te lossen. 6 Roken mag alleen nog op speciale plekken waar andere mensen er geen last van hebben. Argumenten tegen: Het kost veel extra tijd om naar zo’n speciale plek te gaan (op het werk). Het is heel bemoeizuchtig om dat zo te regelen.
Kopieerblad bij Nederlands op niveau
Bij opdracht 11 van thema 4 - Agressief SCHELDEN DOET GEEN PIJN Classificeer de woorden in drie groepen: 1 scheldwoorden voor mannen 2 scheldwoorden voor vrouwen 3 algemene scheldwoorden / vloeken
eikel
klote
gadver
potverdrie
etter
rotwijf
hoer
shit
kanker
klootzak
klerelijer
sodemieter op
godver
takkewijf
klojo
lul
kreng
teef
getver
trut
kut
tering
pokkenwijf
kutwijf
bosmongool
verdomme
zeikerd
rotzak
Kopieerblad bij Nederlands op niveau
Bij opdracht 16 van thema 6 - Geïntegreerd APENKOOIEN spel 1 Sneltekenen Hieronder zie je zestien lege vakjes. Om de beurt verander je een vakje in een ander voorwerp, bijvoorbeeld een kop koffie of een ladenkastje. Terwijl de een tekent probeert de ander te raden wat het is.
Voorbeeld
Kopieerblad bij Nederlands op niveau
Bij opdracht 16 van thema 6 - Geïntegreerd APENKOOIEN spel 2 Hoe zou het zijn als… Bedenk samen hoe het leven eruit zou zien als: • we niet in huizen zouden wonen, maar in koelkasten. • we elkaar voorwerpen konden toesturen via een soort telefoonlijnen. • er naast vrouwen en mannen nog een derde geslacht zou bestaan. • de wereld zou worden overgenomen door bromvliegen.
Probeer samen zo veel mogelijk consequenties te bedenken. Probeer met elkaar eventueel ook nog andere omstandigheden te vinden zoals die hierboven.
Kopieerblad bij Nederlands op niveau
Bij opdracht 16 van thema 6 - Geïntegreerd APENKOOIEN spel 3 Favoriet woord Noteer je favoriete Nederlandse woord.
Leg aan de ander uit waarom je dit woord zo bijzonder vindt.
Kopieerblad bij Nederlands op niveau
Bij opdracht 16 van thema 6 - Geïntegreerd APENKOOIEN spel 4 Hoeveel dingen kun je bedenken die… Bedenk samen zo veel mogelijk dingen bij deze beschrijvingen. Zoek dingen: • die klein genoeg zijn om in een luciferdoosje te doen
•
waarop je kunt zitten
•
die gemaakt zijn van glas
•
die je kunt oprollen
•
die de meeste mensen leuk vinden om te zien
Kopieerblad bij Nederlands op niveau
Bij opdracht 16 van thema 6 - Geïntegreerd APENKOOIEN spel 5 Belangrijke getallen Noteer drie getallen die voor jou belangrijk zijn. Schrijf de cijfers achter elkaar, zodat het niet duidelijk is dat het een datum is, of een telefoonnummer, of een bankrekeningnummer of iets dergelijks.
De ander probeert eerst te raden waarom dit belangrijk is voor jou, vervolgens wat voor nummer het is. Als het raden niet lukt, leg je het uit.
Kopieerblad bij Nederlands op niveau
Bij opdracht 16 van thema 6 - Geïntegreerd APENKOOIEN spel 6 Allebei – geen van beide Vergelijk met elkaar wat je gemeenschappelijk hebt. Zoek minimaal 5 overeenkomsten. Formuleer de overeenkomsten in positieve zin (we hebben allebei) of in negatieve zijn (we hebben geen van beide). Voorbeeld We hebben allebei een partner; we werken geen van beide fulltime.
Maak het niet te gemakkelijk voor jezelf! (We hebben allebei twee handen.) Jullie overeenkomsten en verschillen kun je bijvoorbeeld zoeken op de volgende gebieden: • kleuren
• reizen
• boeken
• dieren
Kopieerblad bij Nederlands op niveau
Bij opdracht 16 van thema 6 - Geïntegreerd APENKOOIEN spel 7 Waar hebben ze het over? Je ziet hier steeds een zin uit een gesprek. Bedenk samen waar het gesprek over gaat, wie er aan het woord zijn, en hoe ze praten (boos, zeurderig, bang, zijn ze aan het roddelen of iets dergelijks) Je ziet 5 zinnen en het gaat dus om 5 verschillende gesprekken. 1 Idioot! Die krijgen we nooit meer terug!
2 Het zit vast. Kun je me even helpen?
3 Ik kan me dat niet meer veroorloven, na wat er gebeurd is.
4 Dat had je eerder moeten bedenken.
5 Als je vijf minuten later was gekomen, was het heel anders afgelopen.
Kopieerblad bij Nederlands op niveau
Bij opdracht 16 van thema 6 - Geïntegreerd APENKOOIEN spel 8 Laat je sleutels zien Pak allebei de sleutels die je bij je hebt en leg ze op tafel. Kies een van de sleutels van de ander en raad wat voor sleutel het is. Vraag de ander om er wat meer over te vertellen. Wissel daarna van rol.
Kopieerblad bij Nederlands op niveau
Bij opdracht 16 van thema 6 - Geïntegreerd APENKOOIEN spel 9 Overeenkomsten en verschil Kies uit deze lijst twee voorwerpen / personen. De ander noemt van dat paar minstens twee overeenkomsten en twee verschillen. Daarna wissel je van rol. Je mag zelf weten uit welke rij je kiest; allebei de woorden uit de eerste rij, of allebei uit de tweede rij, of een uit de eerste en een uit de tweede rij.
potlood
Linda de Mol
blad
Leonardo da Vinci
wc-rolletje
Maxima
bloeddrukmeter
Zwarte Piet
mixer
de burgemeester van Amsterdam
handtas
Cees Notenboom
trein
Superman
Kopieerblad bij Nederlands op niveau
Bij opdracht 16 van thema 6 - Geïntegreerd APENKOOIEN spel 10 Maak een verhaal Pak de gele kaartjes en trek er (blind) drie uit. Vertel een verhaal waarin de afbeeldingen voorkomen die op deze drie kaartjes staan.
Kopieerblad bij Nederlands op niveau
Bij opdracht 16 van thema 6 - Geïntegreerd APENKOOIEN Spel 1
NAAM:
Sneltekenen
met: mening: spel 2
Hoe zou het zijn als…
met: mening: spel 3
Favoriet woord
met: mening: spel 4
Hoeveel dingen kun je bedenken die…
met: mening: spel 5
Belangrijke getallen
met: mening: spel 6
Allebei – geen van beide
met: mening: spel 7
Waar hebben ze het over?
met: mening: spel 8
Laat je sleutels zien
met: mening: spel 9
Overeenkomsten en verschil
met: mening: spel 10 Maak een verhaal met: mening:
Kopieerblad bij Nederlands op niveau
Extra teksten over Aletta Jacobs bij thema 7 - Verstandig Naast thema: ‘opleiding en studie’ zijn op www.alettajacobs.org/thema.html ook de volgende thema’s te vinden: ‘medische zorg’, ‘wetgeving’ en ‘vrouwenkiesrecht’.
THEMA’S: MEDISCHE ZORG Voorbehoedsmiddelen Nadat dr. A.H. Jacobs zich in 1879 als praktiserend arts had gevestigd aan de Amsterdamse Herengracht, bleef zij zich beroepsmatig ontwikkelen. Tijdens haar gratis consulten aan arme volksvrouwen in de Jordaan, constateerde zij dat een overmatig aantal opeenvolgende zwangerschappen een verwoestend effect hadden op een vrouwenlichaam. Via een correspondentie met de Duitse arts Mensinga ontving zij in 1882 enkele pessaria. Enkele patiëntes waren bereid dit voorbehoedsmiddel in de praktijk uit te testen. De uitkomst was gunstig en dr. Jacobs besloot op medische gronden het pessarium voor te schrijven. Met haar lidmaatschap van de NieuwMalthusiaansche Bond, die een voorstander was van geboorteperking, onderstreepte ze ook het morele belang ervan. Terwijl behoudende personen morden over deze ontwikkeling of haar persoonlijk belasterden, constateerde de dokter op haar spreekuur dat er herhaaldelijk om het pessarium gevraagd werd. Zelfs medici, die in het openbaar haar tegenstander waren, vroegen haar op om informatie. Het “willekeurig moederschap”, zoals Aletta Jacobs het noemde, zou een belangrijk thema blijven in haar leven. Naarmate voorbehoedsmiddelen maatschappelijk meer aanvaard werden, werd zij in de loop der jaren een gewaardeerd spreekster op nationale en internationale congressen. Tegenspraak: “Een vrouw hoort toch niet…” Strikt genomen werkte dr. Aletta Jacobs in een ‘vrouwelijk’ veld: zij zorgde als arts voor anderen. De manier waarop zij haar functie opvatte, streek velen tegen de haren in. Het werd ongehoord geacht, dat een vrouw hardop sprak over lichamelijkheden. Zo werd een werkelijk beschaafde vrouw geacht zich te houden, alsof zij niet wist wat prostitutie was. Maar de innerlijke beschaving van heren werd door dergelijke kennis nooit aangetast. Dat Aletta Jacobs door in het openbaar over prostitutie te spreken te ver was gegaan, liet men haar dan ook weten, openlijk en in het geheim. Ze ontving anonieme brieven waarin zij persoonlijk beledigd en gekwetst werd. Aletta Jacobs maakte kennis openbaar die tot dan toe overwegend tot het domein van de medische stand had behoord of die volgens de dwang der etiquette voor vrouwen onbespreekbaar was. Dat is haar verdienste geweest en in de ogen van haar tegenstanders juist datgene wat haar als vrouw en arts omlaag haalde. Overigens heeft de geschiedenis Aletta gelijk gegeven. De behoefte aan kennis en voorlichting van de gemiddelde patiënt is tegenwoordig groot. Vrouwen in de medische stand Dat Aletta Jacobs in de medische sfeer wilde werken, was op zich niet bijzonder. Wel dat zij een bij uitstek mannelijke positie wenste te bezitten, die van arts. Op de dag dat Aletta als zodanig beëdigd werd, brak het medische glazen plafond voor vrouwen. Dat wil zeggen: er kwam de eerste barst in. Pas in onze eeuw feminiseert de gezondheidszorg ook op de hogere functies en zal binnen enkele decennia de dokter in de regel een vrouw zijn. Ten tijde van Aletta’s studiejaren (1871-1878) waren van oudsher veel vrouwen werkzaam in de medische sfeer. Veelal werden zij slecht betaald, bezaten ze weinig
Kopieerblad bij Nederlands op niveau
gezag en hadden ze verschillende soorten scholing genoten. Sommige vroedvrouwen hadden hun vak geleerd tijdens een training on the job, in ziekenhuizen kregen verpleegsters een beperkte opleiding en vrouwen die in de zogeheten alternatieve sector werkzaam waren als ‘strijkster’ beriepen zich op een gave. Mede dankzij de onvermoeibare inzet van jonkvrouwe Jeltje de Bosch Kemper (1836-1916) kregen vrouwen die werkzaam waren in ziekenhuizen een betere opleiding. Zo werd het ook voor vrouwen die afkomstig waren uit de midden- en hogere klasse mogelijk een beroep als verpleegster te kiezen. Voorlichting Een patiënt, man of vrouw, hoorde zich te onderwerpen aan het gezag van de arts, diens adviezen op te volgen en de voorgeschreven medicijnen te slikken. De mondige en assertieve patiënt moest nog uitgevonden worden. Dr. Aletta Jacobs was haar tijd dan ook ver vooruit met het publiceren van een boek getiteld De vrouw, haar bouw en haar inwendige organen (1899). Vrouwen konden hieruit leren hoe hun eigen lichaam in elkaar zat en hoe het werkte. Het was een begrijpelijk boek, zonder een overmaat aan de Latijnse termen die de schijnbaar onaantastbare medische stand toen bezigde. Tijdens haar lezingen en in haar publicaties sprak dr. Jacobs ook over andere misstanden, zoals de dubbele moraal ten aanzien van de prostitutie, het gebruik van voorbehoedsmiddelen en het belang van geboortebeperking. Dat een vrouw in het openbaar over al deze zaken sprak, was nieuw. Velen dachten, dat zij dus onfatsoenlijk moest zijn en wederom waren spot en hoon haar deel. Gelukkig ontving ze ook bijval, zoals van de bekende Helene Mercier (1839-1910) die haar schreef: “Het is toch al te gek, dat de vrouw zóólang zich heeft gehouden buiten zaken, die haar juist als vrouw en moeder rechtstreeks aangaan.”
THEMA’S: WETGEVING Arbeidsomstandigheden Dokter Jacobs constateerde op haar spreekuren dat veel jonge vrouwen die in winkels werkten gynaecologische klachten kregen doordat zij vele uren achtereen moesten staan. Toen in 1886 een onderzoek werd ingesteld naar de toestand in fabrieken en werkplaatsen, verwachtte Aletta Jacobs ook een verbetering van de werkomstandigheden voor winkeljuffrouwen. Maar uit een gesprek met de commissie van onderzoek bleek iets anders. Aletta ondervond: “dat het de heeren niet te doen was om inlichtingen aangaande de arbeidsvoorwaarden in winkels en magazijnen, doch dat zij hoopten van mij gegevens te krijgen, die het toen reeds zichtbare streven, om vrouwen zooveel mogelijk uit fabrieken en werkplaatsen te weren, meer kracht kon bijzetten. Dat ik voor dit doel mijne medewerking niet wenschte te verleenen, behoeft geen betoog.” Aletta Jacobs had een andere mening: de vrouwen waren geschikt, maar de arbeidsomstandigheden deugden niet. Via publicaties en oproepen vestigde zij de aandacht op dit laatste. Vrouwencomités in het land steunden haar maar medici en winkeliers keerden zich tegen haar. Door de publiciteit raakte evenwel het grote publiek op de hoogte. Daardoor veranderde geleidelijk de publieke opinie en onder die druk zorgden meer winkeliers geleidelijk voor zitgelegenheid. Pas in 1902 werd het een wettelijke verplichting.
Kopieerblad bij Nederlands op niveau
Tegenspraak: “Zo is het nu eenmaal.” Veranderingen roepen altijd weerstand op, en degenen die het hardste schreeuwen hebben in de regel het meeste te verliezen. Tegen de gevraagde ontwikkelingen in de wetgeving, kwamen vooral van mannen veel protesten. Regelmatig betoogden zij dat de bestaande wetgeving en maatschappelijk orde juist de vrouw beschermden, en dat verandering dus in haar nadeel was. De inmiddels klassieke argumenten werden van stal gehaald. Religieus: dit was de door God gewilde orde, waarbij naar uiteenlopende bijbelteksten werd verwezen. Juridisch: juist door de bestaande wetgeving werd de vrouw beschermd tegen de man. Moreel: de zwakke vrouw was niet geschikt voor een zelfstandig leven temidden van de slechte maatschappij. En daar kwamen de gebruikelijke suggesties over onvrouwelijkheid bij, meestel met vermeende humor gebracht. Al zijn de meeste wetten nu gericht op gelijkwaardigheid tussen man en vrouw, de maatschappelijke moraal blijft achter. Prostituees worden nog altijd eerder gearresteerd dan hun bezoekers, grapjes over ‘pantoffelhelden’ weerspiegelen de angst voor een gelijkwaardige vrouw die wel eens sterker zou kunnen zijn dan haar echtgenoot en onderzoek wijst altijd uit dat hier en daar voor hetzelfde werk vrouwen minder betaald krijgen dan mannen. Nooit andersom. “Er is nog zooveel te doen op de wereld,” schreef Aletta Jacobs in 1926 en menigeen zegt het haar nog altijd na. Positie gehuwde vrouwen In de tijd dat de vriendschap tussen Aletta Jacobs en Carel Victor Gerritsen inniger werd, dwongen de huwelijkswetten de vrouw in een ondergeschikte positie. De belofte van gehoorzaamheid die zij aan de echtgenoot moest afleggen, de wettelijke zeggenschap over eventuele kinderen en eigendom, en andere regelingen maakten de gehuwde vrouw afhankelijk van haar echtgenoot. Romans als Hilda van Suylenburg beschreven tot welke pijnlijke situaties dat kon leiden. Aletta noch haar geliefde Gerritsen konden zich vinden in deze wetten. Ze schreef dat zij van mening waren “dat een vrouw die zichzelve respecteert, onder de bestaande huwelijkswetten geen huwelijk kan sluiten.” Toch trouwde Aletta in 1892, maar uit praktische overwegingen: zij verlangde naar het moederschap. De wetten waartegen Aletta protesteerde, waren in 1838 uitgevaardigd: mannen werden officieel het hoofd van de echtvereniging. Een vrouw die haar echtgenoot ongehoorzaam was, kon met het rechtboek in de hand gedwongen worden zijn wil te doen. Deze constructie van de ‘hoeksteen der samenleving’ is lang zo gebleven, vele decennia van protesten ten spijt. Pas in 1957 werd de belofte van gehoorzaamheid uit de wetgeving geschrapt en verloor de man de zeggenschap over de gemeenschap van goederen en daarmee de ‘martiale macht’. Prostitutie Eind 19de eeuw werd het bestaan van prostituées voor mannen noodzakelijk geacht. Mannen moesten altijd seksuele bevrediging kunnen vinden, meende men, anders werd hun gezondheid aangetast. Maar de vrouwen die als prostituée werkten en volgens deze redenering behoedsters van de mannelijke gezondheid waren, ontvingen voor hun werk alleen maatschappelijke verachting. Aletta Jacobs zag al tijdens haar studententijd de onrechtvaardigheid van deze dubbele moraal. Een professor die beweerde dat prostitutie bestond opdat de man zijn driften kon uitleven, antwoordde ze dan ook: “Indien dat werkelijk uwe meening is, zijt ge zedelijk verplicht uw dochters voor dit doel beschikbaar te stellen.” De gezondheidstoestand van veel prostituées liet te wensen over. In ziekenhuizen konden de vrouwen eerder rekenen op minachting dan op een zorgvuldige medische behandeling. Geslachtsziekten werden slecht of niet behandeld, waardoor de klant
Kopieerblad bij Nederlands op niveau
besmet raakte. Hij infecteerde zijn echtgenote, die onwetend als zij was vaak onbehandeld bleef zodat de ziekte ook een effect had op de kinderen die zij ter wereld bracht. Het was een probleem dat de volksgezondheid betrof, constateerde Aletta Jacobs. Voorlichting moest hierin verandering brengen. Als arts wist zij, dat een man zonder seksuele bevrediging niet ziek werd of dood ging. Onthouding was dus mogelijk. Omdat zij als vrouw over een dergelijk taboe durfde te spreken, vond men haar onzedelijk en hysterisch. Van andere zijden, zoals van vrouwenverenigingen, kwam bijval. Gesteund daardoor, maar vooral gedreven door haar overtuiging, zou Aletta jaren lang op nationale en internationale congressen over prostitutie spreken.
THEMA’S: VROUWENKIESRECHT Verenigingsband Anno 1882 waren vrouwen volgens de letter van de wet niet uitgesloten van het kiesrecht: zij mochten kiezen en konden gekozen worden. Maar Aletta’s verzoek aan de gemeenteraad van Amsterdam om haar op de kieslijst te plaatsen, werd geweigerd. Opeens heette ‘de geest der wet’ belangrijker te zijn. Wel werd in de nieuwe grondwet van 1887 voor de zekerheid alleen gesproken over mannelijke ingezetenen van Nederland, waardoor de vrouwelijke volgens geest en letter van de wet geen kiesrecht bezaten. Snel zag Aletta Jacobs de voordelen in van het strijden voor vrouwenkiesrecht in verenigingsverband. Vrouwen uit het hele land bundelden hun krachten. In 1894 werd de Vereniging voor Vrouwenkiesrecht opgericht, afgekort tot VVK. In 1895 werd ze presidente van de afdeling Amsterdam, in 1903 presidente van het landelijke bestuur. Dat was een zware functie. Zij was het gezicht van het vrouwenkiesrecht en diende dus overal aanwezig te zijn. Met anderen trok ze het land door om propagandalezingen te geven, ze schreef in kranten en tijdschriften om de redelijkheid van het vrouwenkiesrecht nogmaals uit te leggen, ze organiseerde congressen en bijeenkomsten en onderhield internationale contacten. In 1922 werd de jarenlange strijd beloond. Voor het eerst gingen vrouwen naar de stembus, omdat sinds 1919 de wet dat toestond, naar de letter èn de geest. Tegenspraak: “Het aanrecht is haar recht!” Mannen hadden de wet gemaakt die vrouwen buitensloot, en mannen moesten diezelfde wet weer veranderen. Daar hadden zij moeite mee. Sinds de Vereniging voor Vrouwenkiesrecht in 1894 was opgericht, bestond daarmee de discussie over het recht op kiezen en gekozen worden. Behoudende naturen in de politiek deden wat zij konden om de vooruitgang tegen te houden. Alle argumenten en strategieën werden weer eens van stal gehaald, inclusief doorzichtige cirkelredeneringen. Kiesrecht zou onvrouwelijk zijn en dus zou een ‘echte’ vrouw nooit kiesrecht willen bezitten, de man zou van nature verstandiger zijn dan de vrouw of was alzo geschapen door God en veelal was het enige tegenargument een hartelijk gelach. Tegenstanders bedachten dat ‘de Nederlandse vrouw’ tevreden was zonder kiesrecht. En het Algemeen Handelsblad wist zeker “dat een vrouw, die op kiesrecht aanspraak maakte, eerst moest beginnen de wet te eerbiedigen”. Zou het heus? Want volgens die wet werd zij juist uitgesloten van het kiesrecht. De antieke opvatting heerste: het recht van de vrouw bevond zich met het aanrecht in het huiselijke domein. Toch wonnen andersdenkenden. In 1922 trokken vrouwen naar de stembus en sindsdien wordt de aanrecht-opvatting alleen nog verkondigd in plaatsen waar nooit een helder licht schijnt.
Kopieerblad bij Nederlands op niveau
Redes en publicaties De redes en publicaties van dr. Aletta Jacobs liggen verspreid in talloze kranten en tijdschriften. Geluidsopnamen zijn er voorzover bekend niet. Wel is er een aantal bronnen bekend, die veel informatie leveren over haar werkzaam bestaan en in mindere mate haar persoonlijke leven. De belangrijkste bron is haar autobiografie Herinneringen verschenen in 1924. Haar omvangrijke tweedelige Reisbrieven uit Afrika en Azië beneevens eenige brieven uit Zweden en Noorwegen (1913), bevatten haar indrukken van de wereldreis die ze in 1911 en 1912 met Mrs Carrie Chapman Catt maakte. Degene die meer wil weten, vindt een goed beginpunt in het Aletta Jacobs Archief dat bij het IIAV is. Dit bevat veel over de grote thema’s uit het leven van Aletta Jacobs, evenals een groot aantal brieven aan haar gericht. Tegelijkertijd is het aanwezige materiaal een uitgangspunt voor verder onderzoek. Zo is inventarisnummer 408 een kopie van Aletta’s artikel ‘De strijd tegen facultatieve steriliteit’, dat gepubliceerd werd in het Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde van 1898, deel 1, pagina’s 656-663. Het is aannemelijk dat het Tijdschrift meer van haar hand gepubliceerd heeft. Iedere zoektocht naar redes of publicaties van Aletta Jacobs dient dan ook hier te beginnen; de inventaris is opvraagbaar. Internationale connecties Als presidente van de landelijke Vereniging voor Vrouwenkiesrecht (VVK) maakte Aletta Jacobs deel uit van een mondiaal netwerk. Steeds meer landen c.q. vrouwen verenigden zich in de Wereldbond voor Vrouwenkiesrecht, ofwel de International Woman Suffrage Alliance. (IWSA) Zij waren verbonden door idealisme, en een aantal van hen ook door innige vriendschap. De Amerikaanse dominee Anna Shaw en haar vriendin Lucy B. Anthony gelden als een mooi voorbeeld daarvan. Zij deelden werk, idealisme en liefde door samen te werken voor de National American Women Suffrage Association (NASWA), onderdeel van de Wereldbond. Uiteraard kenden zij de doortastende VVK-presidente Jacobs van congressen, wederzijdse bezoeken en uiteraard gemeenschappelijke vriendinnen. Tot hen behoorde zeker Rosa Manus die zo’n dertig jaar lang bij de vele congressen en bijeenkomsten vaak functioneerde als de vrouw achter de schermen, alles organiserend, alles overziend, maar niet als degene die de belangrijkste toespraak hield. Ook met Aletta Jacobs onderhield zij vriendschapsbanden. Aletta Jacobs werkte ook voor de IWSA. Met de Amerikaanse voorzitster Carrie Chapman Catt ging ze in 1906 naar Oostenrijk en Hongarije om daar het vrouwenkiesrecht te propaganderen.
Kopieerblad bij Nederlands op niveau
Nederlands op niveau Methode NT2 voor hoogopgeleide anderstaligen
Docentenhandleiding 4 Toetsen
Elke toets is volgens hetzelfde patroon opgebouwd: er is een onderdeel vocabulaire, een onderdeel grammatica en een onderdeel schrijven. De verdeling van de punten over deze onderdelen is 30 – 40 – 30 (maximaal 100 punten dus). Vocabulaire: 5 items, elk 6 punten. Grammatica: 2 x 5 items, elk 4 punten. Schrijven: 30 punten Benodigde tijd: 30 tot 45 minuten is redelijk. De benodigde tijd is echter afhankelijk van de groep en het doel van de toets: als je als docent wilt weten in hoeverre de stof beheerst wordt, kan een ruimere tijd gegeven worden dan wanneer de toets als controlemiddel wordt gebruikt.
u i t g e v e r ij coutinho bussum 2007
c blz. 119
Toets bij thema 1 - Nieuwsgierig ??? NAAM: A
VOCABULAIRE
Schrijf een zin waarin je het gegeven woord gebruikt. Door je zin moet duidelijk zijn wat het woord betekent. 1 matig
2 vermijden
3 afkeuren
4 streven
5 benaderen
B
GRAMMATICA
B 1 Welk woord past in de zin? Kies uit: omdat / want / zodra / voordat / maar / nadat / als / doordat / terwijl / hoewel / doordat / sinds / wanneer / nu / zolang / alsof / naarmate / indien / ofschoon / opdat / mits / tenzij / daarom / daardoor / daarvoor / daarna 1 ___________ hij de folder had gelezen, besloot hij deze reis te boeken. 2 Hij gaat steeds meer op zijn vader lijken, _________ hij ouder wordt. 3 Oscar is ontslagen bij dat tijdschrift. Hij gaat ________ als zelfstandig journalist werken. 4 Ik begrijp veel meer van astrologie, _________ ik deze cursus gevolgd heb. 5 Kasper had al vijf jaar gewerkt _________ hij aan zijn studie begon.
Toets 1 bij Nederlands op niveau – 1
B 2 Maak de zin compleet. Laat zien dat je begrijpt wat de woorden betekenen. Let ook op de volgorde van de woorden. 1 Ik zorg voor de katten van de buren zolang
2 Jasmine is deze winter twee maanden ziek geweest. Daardoor
3 Ik woon nu alleen in een flat maar
4 Hoewel ik politiek belangrijk vind,
5 Ik heb een abonnement op dat tijdschrift sinds
Toets 1 bij Nederlands op niveau – 2
C
SCHRIJFOPDRACHT
Schrijf een tekst bij een van de volgende titels: • Als mensen té nieuwsgierig zijn… • Elke wetenschapper moet nieuwsgierig zijn. Je tekst moet 75 – 100 woorden bevatten. Gebruik in je tekst de volgende woorden: nauwkeurig / overdrijven
Toets 1 bij Nederlands op niveau – 3
Toets bij thema 2 - Verrassend! NAAM: A
VOCABULAIRE
Schrijf een zin waarin je het gegeven woord gebruikt. Door je zin moet duidelijk zijn wat het woord betekent. 1 aanbevelen
2 juist
3 gesteld zijn
4 kritisch
5 scheef
Toets 2 bij Nederlands op niveau – 1
B
GRAMMATICA
B 1 Welke van deze zinnen zijn passieve zinnen? Zet daar een P voor. 1 2 3 4 5
Waardoor wordt de vorm van een gezicht bepaald? Dit examen zal in zaal 108 plaatsvinden. In principe moeten alle kwesties openlijk besproken kunnen worden. Ik was dat incident al lang vergeten. Bij binnenkomst van het team werd er hard geklapt en gejuicht.
B 2 Maak van deze zinnen passieve zinnen. 1 De studenten moeten een samenvatting van een tekst schrijven.
2 Je mocht de rekening ook later betalen.
3 De architect heeft dit gebouw ontworpen in 1974.
4 Ze hadden de folders bij de ingang neergelegd.
5 Ze maken veel reclame op die radiozender.
Toets 2 bij Nederlands op niveau – 2
C
SCHRIJFOPDRACHT
Schrijf een tekst bij een van de volgende titels: • Een onaangename verrassing….. • Wat een verrassing! Je tekst moet 75 – 100 woorden bevatten. Gebruik in je tekst de volgende woorden: expres / namelijk
Toets 2 bij Nederlands op niveau – 3
Toets bij thema 3 - Positief NAAM: A
VOCABULAIRE
Schrijf een zin waarin je het gegeven woord gebruikt. Door je zin moet duidelijk zijn wat het woord betekent. 1 opgroeien
2 invloed
3 ontkennen
4 vooralsnog
5 uitdaging
B
GRAMMATICA
B 1 Vul het juiste betrekkelijk voornaamwoord (relatief pronomen) in. Dat zijn woorden als: die / dat / wat / waarover / waarmee / met wie / van wie / waar / welke. 1 Het is een camera _________ je ook filmopnames kunt maken. 2 We gaan eerst naar de afdeling _________ jij gaat werken. 3 In de hoek staat een kastje _________ ik erg gesteld ben. 4 Er zijn mensen _________ altijd negatief denken over anderen. 5 De man ___________ ik de auto had gekocht, was verhuisd.
Toets 3 bij Nederlands op niveau – 1
B 2 Combineer steeds de twee zinnen tot één zin, met die / dat / van wie / met wie / waarover / waarmee enzovoort. Let ook op de volgorde van de woorden. 1 De nieuwste mededelingen staan op het bord. Het bord hangt bij de hoofdingang.
2 Bij mij in huis wonen twee studenten. Ze komen ook uit Griekenland.
3 In het café wordt vaak gevochten. We hebben gisteren iets gedronken in het café.
4 Ik wil je even voorstellen aan Wim. Ik heb je vaak over Wim verteld.
5 Heb jij de code? Ik kan het programma openen met de code.
Toets 3 bij Nederlands op niveau – 2
C
SCHRIJFOPDRACHT
Schrijf een tekst bij een van de volgende titels: • Een positief gebaar • Positief denken: kun je dat leren? Je tekst moet 75 – 100 woorden bevatten. Gebruik in je tekst de volgende woorden: desnoods / dankzij
Toets 3 bij Nederlands op niveau – 3
Toets bij thema 4 - Agressief NAAM: A
VOCABULAIRE
Schrijf een zin waarin je het gegeven woord gebruikt. Door je zin moet duidelijk zijn wat het woord betekent. 1 stelen
2 zich schamen
3 afleiden
4 de pest in hebben
5 beledigen
B
GRAMMATICA
B 1 Bepaal welk vervolg het beste is bij de zin. Zet ja voor een vervolg dat je goed vindt passen; zet nee ervoor als je het niet goed vindt passen. Als je beide keuzes mogelijk vindt, zet je twee keer ja. 1 Ik baalde ontzettend toen
ik ontdekte dat mijn laptop gestolen was. ik heb ontdekt dat mijn laptop gestolen was.
2 Ik ben vroeg naar huis gegaan want
ik heb het geen leuk feest gevonden. ik vond het geen leuk feest.
3 Hij had de auto in de garage gezet voordat
hij binnenkwam. hij was binnengekomen.
4 Ik sliep nog niet want
ik was nog maar net naar bed gegaan. ik ging nog maar net naar bed.
5 Ik schrok van de bel want
ik heb niemand verwacht. ik verwachtte niemand.
Toets 4 bij Nederlands op niveau – 1
B 2 Schrijf het vervolg van de zin. Gebruik daarbij de gegeven woorden tussen haakjes. 1 Anita woonde in Londen omdat (haar vriend – werken – daar)
2 Harry heeft nog steeds een goede conditie, want (als kind – veel aan sport doen)
3 Ik vond het vreemd dat (zo raar - reageren)
4 Nadat hij alle aanwezigen had begroet, (openen - de vergadering)
5 Ik herkende het eiland, omdat (drie jaar geleden – ook - op vakantie zijn)
Toets 4 bij Nederlands op niveau – 2
C
SCHRIJFOPDRACHT
Schrijf een tekst bij een van de volgende titels: • Kunnen we het geweld nog stoppen? • Mijn ervaring met agressie Je tekst moet 75 – 100 woorden bevatten. Gebruik in je tekst de volgende woorden: behoren / verwijten
Toets 4 bij Nederlands op niveau – 3
Toets bij thema 5 - Ongelooflijk NAAM: A
VOCABULAIRE
Schrijf een zin waarin je het gegeven woord gebruikt. Door je zin moet duidelijk zijn wat het woord betekent. 1 uitvinden
2 gemak
3 in de war
4 voldoen
5 beroemd
B
GRAMMATICA
B 1 Vul een vorm van zullen / zouden in. 1 Ik heb nu echt geen tijd, maar ik ___________ je zo snel mogelijk terugbellen. 2 Jij ___________ me toch van de trein halen? Waarom was je niet op het station? 3 In dat restaurant _________ wel plaats zijn. Het is daar altijd heel rustig. 4 Je ___________ dit boek ook eens moeten lezen. Het is fantastisch! 5 Deze kruidenthee ____________ goed zijn voor je denkvermogen.
Toets 5 bij Nederlands op niveau – 1
B 2 Reageer en gebruik zullen / zouden. Gebruik daarbij de gegeven woorden tussen haakjes. 1 Wat zou je doen als je een dief in je huis zag? (heel hard gillen)
2 Ik voel me steeds zo moe. Heb je een advies voor mij? (vroeger naar bed gaan)
3 Wat reageert Robin agressief! Weet jij wat er aan de hand is? (problemen hebben met zijn chef)
4 Ik wil mijn kamer veranderen, maar ik weet niet hoe. Heb jij een idee? (de bank bij het raam zetten)
5 Dag meneer / mevrouw. Kan ik u helpen? (100 euro wisselen)
Toets 5 bij Nederlands op niveau – 2
C
SCHRIJFOPDRACHT
Schrijf een tekst bij een van de volgende titels: • Je gelooft je ogen niet! • Dit verhaal gelooft niemand: Je tekst moet 75 – 100 woorden bevatten. Gebruik in je tekst de volgende woorden: toevoegen / ontbreken
Toets 5 bij Nederlands op niveau – 3
Toets bij thema 6 - Geïntegreerd NAAM: A
VOCABULAIRE
Schrijf een zin waarin je het gegeven woord gebruikt. Door je zin moet duidelijk zijn wat het woord betekent. 1 voorlichting
2 betreuren
3 de staat
4 eveneens
5 voornaam
B
GRAMMATICA
B 1 Voeg in deze zinnen er / daar toe waar je dat nodig vindt. 1 Wat voor vruchten zijn in dit seizoen?
2 Ik schaam me voor dat mijn partner zulke flauwe grapjes maakt.
3 Kun je me precies vertellen wat is gebeurd?
4 Ik ken die methode wel, maar ik heb geen ervaring mee.
5 Ik houd niet van die films want wordt zo veel gevochten in die films.
Toets 6 bij Nederlands op niveau – 1
B 2 Combineer de zinnen tot één zin met er als vooruitwijzer. Pas ook de woordvolgorde aan. 1 Ik houd niet van [mensen over anderen roddelen]
2 Hij is gewend aan [mensen staren naar hem]
3 Je kunt rekenen op [alles wordt goed geregeld]
4 Ze zijn verantwoordelijk voor [de kinderen ontwikkelen zich goed]
5 De advocaat wijst op [de dader is in de war]
Toets 6 bij Nederlands op niveau – 2
C
SCHRIJFOPDRACHT
Schrijf een tekst bij een van de volgende titels: • Toen voelde ik me ook echt Nederlander. • Een basisschool in een bejaardenhuis: een goed idee? Je tekst moet 75 – 100 woorden bevatten. Gebruik in je tekst de volgende woorden: verhouding / voorlichting
Toets 6 bij Nederlands op niveau – 3
Toets bij thema 7 - Verstandig NAAM: A
VOCABULAIRE
Schrijf een zin waarin je het gegeven woord gebruikt. Door je zin moet duidelijk zijn wat het woord betekent. 1 gemiddeld
2 opknappen
3 opstand
4 pesten
5 uitzonderlijk
B
GRAMMATICA
B 1 Let op de woordvolgorde in het tweede deel van deze zinnen. Is de zin correct of niet? Zet een C voor de correcte zinnen. 1 Het is wel heel gek wat hij gedaan heeft, maar
ik verbaas me er niet over. ik er verbaas me niet over.
2 Volgende maand heb ik examen en
ik zie heel erg ertegen op. ik zie er heel erg tegen op.
3 Je moet die brief nog niet versturen omdat
Hans er nog iets aan wil toevoegen. Hans eraan nog iets wil toevoegen.
4 Hij weet dat er kritiek is maar
hij gaat gewoon niet daarop in. daar gaat hij gewoon niet op in.
5 Dat kun je niet forceren dus
daar moet je niet op aandringen. daar moet je niet aandringen op.
Toets 7 bij Nederlands op niveau – 1
B 2 Gebruik de gegeven woorden om de zin aan te vullen. Gebruik in je zin ook er / daar. 1 Ik vind zo’n hardloopwedstrijd voor een goed doel een geweldig idee, dus (zich opgeven voor)
2 George is heel enthousiast over zijn studie, dus (doorgaan met)
3 Ik vind het vervelend dat jullie ruzie hebben, maar (zich niet bemoeien met)
4 Hij vindt zijn studie wel interessant maar (zich niet willen inspannen voor)
5 Pubers hebben moeite met al die regeltjes, dus (zich afzetten tegen)
Toets 7 bij Nederlands op niveau – 2
C
SCHRIJFOPDRACHT
Schrijf een tekst bij een van de volgende titels: • Verstand komt met de jaren. • Dat was een verstandige keuze. Je tekst moet 75 – 100 woorden bevatten. Gebruik in je tekst de volgende woorden: verhouding / voorlichting
Toets 7 bij Nederlands op niveau – 3
Toets bij thema 8 - Kritisch NAAM: A
VOCABULAIRE
Schrijf een zin waarin je het gegeven woord gebruikt. Door je zin moet duidelijk zijn wat het woord betekent. 1 opgeven
2 ongehinderd
3 veroorzaken
4 voorzorg
5 aannemelijk
B
GRAMMATICA
B 1 Zet deze zinnen in het perfectum. 1 We stonden een halfuur te wachten.
2 Ik kon nooit goed zingen.
3 In die tijd leerde ik programmeren.
4 Hij kwam in 2006 bij ons werken.
5 Hij ging boodschappen doen.
Toets 8 bij Nederlands op niveau – 1
B 2 Vul de dialogen aan. Gebruik een dubbele infinitief en de gegeven woorden. 1 - Is de voorstelling uitverkocht? - Ja, u _____________ (moeten - kaarten bestellen)
2 - Wat is jullie kamer mooi geworden! Hebben jullie dat zelf gedaan? - Nee, ______________ (vloer - laten opknappen)
3 - Wat is André veranderd! Ik herkende hem haast niet! - Ja, hij _____________ (zijn baard – laten staan)
4 - Hoe reageerde de docent toen een van de studenten flauwviel? - Hij _______________ (meteen – hulp – gaan halen)
5 - Is je broer gistermiddag al vertrokken? - Nee, ______________ (’s avonds - blijven eten)
Toets 8 bij Nederlands op niveau – 2
C
SCHRIJFOPDRACHT
Schrijf een e-mail aan een vriend of vriendin. Vertel daarin over een film die je hebt gezien. Laat goed merken hoe goed / slecht je de film vond. Vertel ook waarom je dat vond (de acteurs, de muziek, het verhaal). Neem een extreem standpunt in. Vul een van deze mails aan: • Hoi… Ik ben gisteren naar de film ______________ geweest. Dat had ik beter niet kunnen doen! Wat een slechte film!… • Hoi… Ik ben gisteren naar de film ______________ geweest. Die moet je ook zien! Wat een fantastische film!…
Toets 8 bij Nederlands op niveau – 3