OCTOBER 1943
2e JAARGANG - NUMMER 2
RS MAANDBLAD VOOR
I NJLBJ
OFFICIEEL ORGAAN VAN HET PERSoHfe
NDSCHE PERSWEZEN NEDERLANDSCHE KULTUURKAMER
REDACTEUR: 3. LEARBUCH, J. P. COENSTRAAT 3, VGRAVENHAGE TEL. 720070 ADMINISTRATIE EN ADVERTENTIES: HEKELVELD 15, AMSTERDAM TEL. 38811
OVER TAAK EN ROLVERDEELING Enkele gedachten uit een bijdrage van Rudolf Steinmetz in het Septembernummer van „Nederland"1), maandblad voor het geestesleven in Nederland, Duitschland en elders. Het probleem, ontstaan uit de vraag naar het verschil tusschen het wezen van nieuwsblad en tijdschrift, behoort reeds lang tot het domein der perswetenschappelijke onderzoekingen, waar men bij het registreeren der reeds ondernomen pogingen om tot een in alle opzichten, ook voor practisch gebruik, voldoende definitie te geraken, moest constateeren, dat een oplossing niet mogelijk was gebleken, van welke zijde men het vraagstuk ook had benaderd. Ja, men kwam er zelfs toe bij het kennisnemen van de resultaten, welke het onderzoek ook in geheel buiten het perswezen staande wetenschappelijke kringen als juridische, letterkundige en historische, welke zich direct of indirect met de verschijningsvormen der publiciteit bezig hielden, had opgeleverd, te veronderstellen, dat een scherpe begrenzing der beide begrippen niet mogelijk zou zijn. Toch sloeg de moderne perswetenschap, niet ontmoedigd door dit pessimistisch geluid of door den verwarrenden aanblik der schier onvermijdelijk vastgeloopen pogingen en in onvolkomenheid niet bevredigende uitkomsten, een eigen weg in en begon met de diverse voorhandene uitgaven aan de inmiddels vastgelegde grondbegrippen te toetsen. En al gaf men door toepassing van deze methode stilzwijgend toe, dat een definitie van enkele woorden tot het onmogelijke behoorde, toch slaagde men er in, de tot nu toe vage subjectief te interpreteeren begrippen binnen een scherp coördinatenstelsel te vatten, zoodat tevens een zekere begrenzing der onderscheidene vormen der publiciteit een feit was geworden. Het is juist deze begrenzing, waarover Rudolf Steinmetz in zijn opstel in het Septembernummer van het maandblad „Nederland" spreekt, zij het ook in ander verband en vooral met andere strekking, dan in het kader der perswetenschap aan de
DER TIJDSCHRIFTEN
orde komt. Terwijl deze de bestaande verhoudingen aan een koel onderzoek onderwerpt en tot het wezen der diverse verschijningsvormen poogt door te dringen, onverschillig voor het ethische of aesthetische van hetgeen zich aan zijn vorschend oog voordoet, breekt de schrijver van de bijdrage, welke hier nader zal worden besproken, in een warm en diepgaand betoog, waaruit ondubbelzinnig zijn liefde voor het tijdschrift blijkt, een lans voor het nauwgezet in stand houden der grenzen tusschen de verschillende traditioneele soorten van periodieken, omdat deze welgemotiveerde uiterlijke vormen van het grootste belang zijn. Wat is de aanleiding tot deze uiteenzetting en welke punten, voor het perswezen van belang, worden ter staving der argumenteering er in naar voren gebracht? Na de noodzakelijkheid van het handhaven van een strenge orde bij het onderscheid tusschen de diverse uitgaven, legt de schrijver het euvel bloot, tengevolge waarvan het karakter der traditioneele vormen naar zijn meening dreigt te ontaarden en hij schrijft: „Het verhaast tempo en het bewegelijk karakter onzer dagen mogen er toe hebben bijgedragen, dat de natuurlijke afbakening tusschen dag-, week- en maandorganen veelal en steeds meer over het hoofd gezien wordt. Het ongeduld, hun inzichten ook ten opzichte van het actueele gebeuren te doen gelden — maar al te dikwijls ook geldgebrek of winzucht —• verleidt ook on-actueele denkers en schrijvers er toe, van de dagbladen gebruik te maken, om hun meeningen ten beste te geven. En een onder het overwicht van het actueele verzwakt gevoel van waardigheid hunner distantie doet de redacties der maandbladen bijdragen opnemen, waarvan zij niet eens verwachten, dat deze ook maar een maand lang van waarde en beteekenis zullen blijven. Zij drukken rijp en groen, actueel en beschouwelijk, verzekerde vaststelling en achterhaalbare mededeeling naast elkaar af en stichten aldus verwarring in den geest harer lezers, verwarring ook in de toekomstige archieven en bibliotheken. De dagbladredacteuren van hun kant daarentegen belasten de couranten met on-courante artikelen,
1
verdoen het papier hunner van nature groote oplagen aan uitvoerigheden, die voor een zoo ruime verspreiding niet bestemd en geschikt zijn, en maken zwaar, wat zijn waarde aan zijn beweeglijkheid en lichtheid dient te ontkenen. Evenals het tempo der maandbladen niet voldoet aan de moderne behoefte tot berichten aangaande het actueele gebeuren, is de opeenvol-, ging der dagbladedities nu eenmaal sneller dan met eeningszins dieper gaande beschouwingen strookt. Want al kunnen de schrijvers elkaar daarbij ook aflossen, de lezers moeten het toch alles over zich heen laten gaan en leeren op z'n mooist er in neuzen en er van nippen." De onmiddellijke reactie op het bovenstaande zonder een nauwkeuriger beschouwing en overweging van de in het betoog verwerkte details zal in het algemeen uit een lichtelijke bevreemding bestaan, daar het geponeerde verschijnsel van een vervagen der natuurlijke afbakening tusschen de dag-, week- en maandbladen voortvloeiend uit de dynamische tijdsomstandigheden in tegenspraak is met den tot een minimum gereduceerden omvang der diverse uitgaven, een verschijnsel, hetwelk evenzeer in de huidige constellatie zijn oorzaak vindt. Het ligt immers voor de hand, dat, zooals professor Marz op de persbijeenkomst in Maart van dit jaar reeds constateerde, de schier funeste beperkingen, welke de bladen zich tengevolge van de papierschaarschte moeten getroosten, het verschil tusschen nieuwsblad en tijdschrift meer prononceert, daar deze woekerend met de toegemeten ruimte nauwelijks meer in staat zijn zelfs het meest essentieele van hun natuurlijke functie te verrichten. Indien nochtans de door Rudolf Steinmetz gelaakte tendenz, voor het bestaan waarvan alleszins plausibele motieven aanwezig zijn, dien graad van algemeenheid heeft bereikt, dat een generalisatie gerechtvaardigd zou zijn, dan ware het gewenscht, dat het in de diepte van zijn verder betoog verborgen streven elders, waar men tot een actievere houding geroepen is, weerklank en ondersteuning zou vinden, omdat in deze tijden zeker onaanvaardbaar mag worden genoemd, dat dagbladdirecteuren hun papier zouden „verdoen" aan onactueele en niet voorlichtende beschouwingen. De geschetste houding der redacties van de maandbladen, welke meer voor de hand ligt en eerder te begrijpen zou zijn dan hetgeen de leiding der dagbladen in de huidige omstandigheden hier ten laste wordt gelegd, verdient daarom in nog meerdere mate de aandacht, omdat deze mentaliteit, ook nadat de papierschaarschte tot het verleden zal behooren, een gevaar oplevert, waarop in het kleine aangehaalde fragment van het artikel reeds duidelijk wordt gewezen. Het zal niet zoo funest zijn als Rudolf Steinmetz wel wil doen gelooven, wanneer de nieuwsbladen straks naast een actueele berichtgeving en voorlichting schooner gevormde litteratuur gaan opnemen; er zouden argumenten naar voren gebracht kunnen worden, welke zelfs daarvoor pleiten en berusten op het simpele feit, dat voor breede lagen der bevolking het nieuwsblad
2
vrijwel de eenige vorm is, waarin men zijn moedertaal gedrukt onder oogen krijgt. Doch erger zou het zijn, indien die periodieken, welke tot een verdiepende en beschouwende functie geroepen zijn, onder den druk van het dagelijksch gebeuren met onzuiverheid en oppervlakkigheid zouden worden geïnfiltreerd. Bij het bestudeeren van het opstel moet men wel tot deze beide uitersten: dagblad en hoogstaand maandblad komen, omdat om. de handhaving van de schoonheid en duurzaamheid van het laatste in feite alles draait en deze stellig als de drijfveer tot dit diepgaand betoog mag worden beschouwd. Zonder bij de onvermijdelijke vergelijking bewust er van uit te gaan, worden de onderscheidene vormen, waarin het periodiek drukwerk verschijnt, aan enkele der meest belangrijke grondbegrippen van het perswetenschappelijk onderzoek getoetst, zooals bij het hierboven aangehaalde gedeelte reeds de actualiteit en de periodiciteit 2) als maatstaven werden gebruikt. De duurzaamheid van den verschijningsvorm maakt het volgende punt van vergelijking uit. Het maandblad met zijn in langeren tijd gerijpten en met zorg samengestelden inhoud verliest niet zoo snel zijn waarde als het op een enkelen dag berekende nummer van een nieuwsblad, hetwelk veelal reeds denzelfden avond verfomfaaid voor een of ander huishoudelijk doel wordt gebruikt. Het maandblad eischt een duurzamere gedaante, ook vanuit het standpunt van den schrijver bezien! De houding van den publicist ten aanzien van de hem ten dienste staande middelen en de keuze, welke hij op grond van de geaardheid van zijn werk daaruit dient te maken, treedt vervolgens in de beschouwing over de taak en rolverdeeling der tijdschriften sterk naar voren. Niet slechts de redactie moet hetgeen zij tot de kolommen van het aan haar zorg toevertrouwde periodiek toelaat op zijn waarde toetsen, doch ook de schrijver mag niet onverschillig staan tegenover hetgeen er met zijn geestesproduct gebeurt. Rudolf Steinmetz schrijft: „De eigenlijke, diepzinnige, op z'n minst fijn- of scherpzinnige schrijver, die niet op den dag is ingesteld en die zich den tijd neemt, zich den tijd nemen kan, tracht aan zijn werk, ook en juist als hij het multipliceert, een ook in ander, d.w.z. in ieder opzicht duurzamen vorm te geven. En hij doet dat niet alleen om het materieel te bestendigen. Ook de wetten der schoonheid eischen dit. Schoonheid en duurzaamheid van vorm hangen even nauw samen als vorm en inhoud. Daarmee moet zich ook de algeheele opmaak van het blad, waarin hij schrijft, in overeenstemming bevinden." Hoewel het opstel kennelijk niet zoozeer op de practijk van het heden is ingesteld, hetgeen uit het eerst geciteerde gedeelte wel is gebleken, terwijl het bovenstaande aan den consciëntieuzen uitgever een machteloozen zucht zal ontlokken bij de gedachte aan het schamele materiaal, hetwelk zich kwalijk tot schoonheid of duurzaamheid laat dwingen, toch moet Rudolf Steinmetz, zij het onbewust, aan den nood der tijd gedacht hebben,
wanneer hij vervolgens zegt, dat de schoone vorm en diepzinnige inhoud van een artikel wel is waar een overeenkomstige omgeving eischen, doch dat deze niet slechts uit goed papier en een fraaien » omslag bestaan. „Zelfs zijn de zuiver stoffelijke kwaliteiten van het periodiek slechts van zeer relatieve beteekenis. Armoe en nood kunnen de eenvoudigste materie niet alleen rechtvaardigen, maar zelfs voornaam doen schijnen, mits een zorgvuldige behandeling daartegen opweegt." In deze uitlating ligt meer dan enkel een geconstateerd feit. Wie zich dezen gedachtengang eigen maakt, vindt daarin zoowel een aansporing als een troost. Zoo mogen dus de uiterlijke verschijningsvorm en zelfs de opmaak niet met de waardigheid, welke het artikel te bezitten pretendeert, in overeenstemming zijn en den schrijver onbevredigd laten, dan toch moeten inhoud en strekking van de bijdragen te midden waarvan het verschijnt en waarmede het tezamen onder het oog van den lezer komt, althans een zekere mate van gelijkwaardigheid bezitten. Het is een dwaling te meenen, dat iets schoons in een van schoonheid gespeende omgeving beter „uitkomt" en effectvoller afsteekt. Verleidelijk als het is, over dit thema wat algemeen moraliseerend uit te weiden en de nauwe verbondenheid en samenhang van iedere schepping met de omgeving, waarin zij zich voordoet, in het licht te stellen, vergelijkt Rudolf Steinmetz de individualistische instelling, waarbij de enkeling zich niet om zijn milieu bekommert en het hem onverschillig laat of dit al dan niet minderwaardig aan hem is, uit pure en diepe verachting voor die omgeving, met de volksche zienswijze, welke naar een harmonischen samenhang en wisselwerking streeft. Het lijkt gewaagd deze vergelijking op het periodiek toe te passen, doch het kunststuk wordt zeer aanvaardbaar volbracht, door het tijdschrift eveneens als een „gemeenschapswerk van bepaalden innerlijken samenhang" te beschouwen, met een functie naar buiten, welke van geval tot geval, van tijdschrift tot tijdschrift, maar ook van tijdschriftencategorie tot categorie verschillend is en andere eischen stelt. Hier is het betoog weer bij zijn uitgangspunt teruggekeerd: het handhaven van het gegroeide onderscheid tusschen deze verschillende categorieën. Het zou in dit verband te ver voeren, den gedachtengang van den schrijver geheel op den voet te volgen en dat is ook niet noodig. Belangrijk zijn de conclusies, waartoe hij uiteindelijk bij een beschouwing over de, op den grond der omstandigheden in de menschelijke samenleving gegroepeerde literaire verschijningsvormen, komt. Een oorspronkelijk gedicht in de dagbladpers vormt naar zijn gevoel niet minder een wanklank dan een actueel bericht in een maandblad. „En philosophic en geschiedenis hooren evenmin in de courant thuis als weerberichten in een maandblad." Voortgaande het onderscheid tusschen dag- en maandblad uit diverse gezichtspunten te bezien
en zich daarbij, zooals gezegd, houdend aan de grondbegrippen van de perswetenschap, komen vervolgens de populariteit, het verspreidingsgebied en de oplage aan de orde. Daarbij is het zeer te betreuren, dat de schrijver deze grondbegrippen niet zuiver gescheiden heeft gehouden of althans in logisch verband met elkaar heeft gebracht, doch hen al naar gelang het hem te pas kwam, vaak schier onherkenbaar in zijn betoog heeft verwerkt, een betoog, waarin steeds opnieuw een ietwat eenzijdige bescherming van en overdreven waardeering vóór het contemplatief letterkundig maandblad om den hoek komt kijken. 3 ) Behalve de beschouwing over het weekblad, hetwelk volgens Rudolf Steinmetz speciaal ten aanzien van de illustratie een superioriteit bezit, is de rest van zijn artikel meer of minder als een commentaar op het in den aanvang geponeerde te beschouwen. Niettemin is het van belang, hem opnieuw en tot besluit te citeeren, wanneer hij, tot het thema terugkeerend, zegt: „De dichter en philosoof hebben zich van de dagbladpers verre te houden en de journalist, de dagkroniek-schrijver, heeft in het maandperiodiek niets te zoeken. Hij mag als berichtgever, als verslaggever min of meer gespecialiseerd zijn, maar hij is nu eenmaal „onverdiept", is geen vakman, geen denker van professie, integendeel, hij is zuiver publicist, zij het als schrijver, zij het als redacteur. En het is de eerste taak van alle redacties streng over het onderscheid te waken: bij ieder artikel, bij ieder bericht en bij iedere correspondentie na te gaan, of deze werkelijk de vlugge algemeenheid, dan wel den zeldzamen uitzonderlijken diepgang bezitten, dien het karakter van het betreffende orgaan vereischt. Zelfs door ook maar zoo nu en dan philosophische beschouwingen in hun massa-edities op te nemen, met hun litteraire Zondagochtend-bijlagen, geleerde medewerkers e.d. hebben de nieuwsbladen den maandbladen een niet geheel geoorloofde concurrentie aangedaan en hun debiet ver teruggedrongen. Zij maken het daarmee o.a. den maandbladen onmogelijk, hun „betere" auteurs door behoorlijke honoreering voldoende vast en van de couranten verre te houden, terwijl zij het lezerspubliek verhinderen, naar zijn eigen meer varieerende en gespecialiseerde keuze zich door strengere en ter zake kundige tijdschriften verder te doen leiden en deze op hun beurt te steunen: ter uitbreiding weliswaar maar tevens onvermijdelijk ter vervlakking der volksopvoeding. Eerst door zulke overschrijdingen te vermijden, kunnen karaktervaste organen en een eerlijke rolverdeeling ten bate van het maatschappelijk geheel worden geschapen." C. R. S. L. *) Uitgave van de N.V. Algemeene Boek* en Handels» drukkerij v.h. Batteljee & Terpstra, Leiden. 2 ) Zie over de actualiteit No. 10 en over de periode citeit No. 5 van „De Pers". 1) Dat de belangstelling van den schrijver in hevige mate naar het letterkundig maandblad uitgaat en zijn gedachtengang er veelal door wordt beheerscht, blijkt wel uit het artikel van zijn hand in het Octobernummer van „Nederland", getiteld: „Enkele vereischten van het litteraire tijdschrift".
3
Twee nieuwe periodieken Het is geen toeval, dat een droog financieel blad, waarin alles om nuchtere cijfers en getallen draait, hier in één adem moet worden vermeld met een tijdschrift, hetwelk wel in de allerlaatste plaats iets met bankzaken, effecten en deposito's heeft te maken en geheel op een cultureel streven is ingesteld. Want de oorzaak van hun beider ontstaan is gelegen in de moeizame doorworsteling van dezen tijd: eenerzijds de uiterste nooddruftigheid, anderzijds de zich ondanks alle beperking doorzettende ontplooiing van het nieuwe.
het dagblad zijn financieele voorlichting, zorgvuldig ruimte sparend en winnend met een zetspiegel tot aan den rand van het papier. Rond deze uitgave hangt een sfeer van energie, welke reeds voor de beide bladen, waaruit het is voortgekomen, kenmerkend was. Het inleidend woord bij het eerste nummer zegt terecht: „Laat ons hopen, dat de samenwerking, die thans een aanvang neemt, hare nuttige resultaten spoedig moge afwerpen!"
„HET FINANCIEELE DAGBLAD" is, zooals in den kop staat aangegeven, een combinatie van het Amsterdamsch Effectenblad en de Dagelijksche Beurscourant. Daarmede is het ideaal, hetwelk de leider van een dezer bladen reeds jaren koesterde: voor Nederland één groot en goed financieel dagblad, werkelijkheid geworden. En al geschiedde de verwezenlijking op aandrang der autoriteiten en al zal het eerste nummer, groot twee pagina's, niet aan het droombeeld van vroeger beantwoorden, toch is het fundament gelegd, waarop later kan worden voortgebouwd. Zelf schrijft het blad in dit eerste nummer dan ook vol gezond optimisme, dat de leiding van de eene krant zoowel als van de andere heeft ingezien, dat een logische en doeltreffende vereeniging der krachten leiden kan tot resultaten, welke voor ieder der organen afzonderlijk, onbereikbaar zouden zijn. „Dit is dan ook de gedachte, welke ons heeft bezield, toen wij ons zetten aan de taak, welke ons was opgelegd: de samenvoeging der beide bladen. Het is aan géén twijfel onderhevig, dat vorm, inhoud en beteekenis van het nieuwe orgaan in de toekomst door deze samenwerking ten zeerste gediend zullen zijn." Het eenige in Nederland thans nog dagelijks verschijnende tijdschrift is zijn eersten jaargang ingegaan. Onder de stijlvolle, kloeke letters van den kop geeft
„FRANKENLAND", een geheel nieuwe uitgave, kwam eveneens voort uit den drang des tijds, een drang, welke echter boven de noodzakelijkheid der beperking en besparing uit, tot bezinning op het volks- en streekeigene noopt. Zoo is dit periodiek een orgaan van een werkgemeenschap, welke zich een idieel en cultureel doel heeft gesteld, en zoo is deze uitgave onverbrekelijk aan dit doel verbonden en in dienst van de verwezenlijking ervan gesteld. En wanneer in dit eerste nummer de wijze, waarop de Frankische Werkgemeenschap „De Spade" zal functionneeren, wordt uiteengezet, dan wordt in de eerste
4
Het tweede tijdschrift, de aandacht vraagt:
hetwelk
plaats het tijdschrift genoemd als drager van de gedachte aan wat men wil bereiken en als registrator van hetgeen bereikt werd. Bij wijze van programma stelt de redacteur vast: ,.Dit tijdschrift zal, in tegenstelling met andere reeds langer verschijnende tijdschriften, niet alleen wetenschappelijk geredigeerd worden. Naast zuiver wetenschappelijke artikelen zal er ruimschoots gelegenheid zijn ook eenvoudige van belang zijnde volksche wetenswaardigheden te behandelen. De Spade-leden zullen gelegenheid krijgen de resultaten van hun werk in eigen werkgroep te bespreken in hun eigen tijdschrift. Wij willen niet, dat „Frankenland" slechts voorbehouden blijft voor een zekere selecte groep van menschen, die niets begrijpen of willen begrijpen van het volksche standpunt. Het een sluit het andere niet uit en zoo hopen wij een vorm te vinden, die allen kan bevredigen." Uit den geheelen opzet van dit eerste nummer treedt het streven, om ook in de breede lagen der bevolking niet alleen belangstelling voor het volkseigene te wekken, maar zoo mogelijk een passieve waardeering in een actieve medewerking om te schakelen. En hoewel het hier niet de plaats is om nader op de cultureele strekking van dit nieuwe periodiek, en dus van deze werkgemeenschap, in te gaan en
HET FINANCIEELE DAGBLAD. Uitgave: Financieele Periodieken N.V., AmsterdamDruk: Drukkerij Spin en Zn., Amsterdam. ï;r ^
Uil ¥MAM€WBM ® ^ < » A P ™ PG! GNOMEN HET. AMSTERDAMSCH E F K - C T f - N B L A D F..N DE DAGMLUKSCHË BÖJRSCOURANT HOLLRtiöSCHE HYPOTHEEKBANK, N.V.
fiATÏGNAAL GRONDBEZIT N.V.
&V. Utrechtsere Hyfjottieskbank
* H 0 « A S r - KOTiEHll*" *
Hypctheekg&Men
« ï P O ' Mt KE» ö f Stt-U J K 6 VOO R W4 A« OE M
UO^atft:
TeoniUttUt ktett%t*<4t>otfKit! ,,& Sjwute*
Q
FRANKENLAND. Uitgave: Frankische Werkgemeenschap ,,De Spade", Sittard. Druk: Nieuwe Venlosche Courant, Venlo.
slechts de verschijningsvorm als tijdschrift temidden van de honderden andere uitgaven een punt van bespreking mag uitmaken, is het voor het goede begrip van dien verschijningsvorm niettemin noodzakelijk nog even den redacteur aan het woord te laten, wanneer hij in enkele woorden het
doel van de werkgemeenschap „De Spade" samenvat: „Wij moeten het volk weer de schoonheid van onze streek, de schoonheid van oude gebruiken en de schoonheid van de volkstaal leeren zien. Wij moeten de menschen zich weer bewust doen worden van hun eigen aard en liefde kweeken voor het erfdeel onzer vaderen. Het is noodig, dat wij werken, hard werken om de historische verbondenheid met den bodem, die ons brood en levensvreugde geeft, niet verloren te laten gaan. De bevolking moet de vruchten kunnen plukken van ons werk en vanzelf door het kennen van onze eigen historie en het streekeigene liefde gaan voelen voor alles wat onze streek betreft en wat eens onze voorvaderen bewoog hun leven te leven zooals zij het gedaan hebben." Het is te begrijpen, dat het tijdschrift, waarin dit hooggericht streven tot uiting zal komen, aan zekere aesthetische voorwaarden moet voldoen, wil het de spiegel kunnen zijn van een schoonheidzoekende en schoonheid-lievende sfeer en wil het de lezers ont-
Ambtelijke mededeelingen en bekendmakingen in dag- en nieuwsbladen Het lectoraat van het Persgilde vestigt nogmaals de aan: dacht van de betrokkenen er op, dat volgens artikel 1 van de beschikking van den algemeenen voorzitter van het Verbond van Nederlandsche Journalisten, houdende richtlijnen tot scheiding van het tekst: en advertentie: gedeelte in nieuwsbladen en tijdschriften, „mededeelin: gen en bekendmakingen van overheidsorganen, Ansteb lingen en Aichamen, beroepsstandorganisaties, vakver: eenigingen enz., advertenties zijn in den zin van artikel 2 van het Advertentiebesluit 1942." Op grond van dit artikel moeten de officieele bekend: makingen van gemeenten derhalve als advertenties wor: den beschouwd. Deze mededeelingen mogen dus niet — zooals tot nu toe bij vele dag: en nieuwsbladen het geval is — onder het redactioneele gedeelte tusschen stads: of plaatselijk nieuws worden verwerkt, doch moe: ten op de advertentiepagina worden ondergebracht. Het spreekt vanzelf, dat de door deze mededeelingen in beslag genomen plaatsruimte in mindering komt van de voor advertenties beschikbare ruimte, in casu een derde gedeelte van den omvang van het blad. Plaatsing van
vankelijk maken voor indrukken van het landschap rondom. Dit eerste nummer kan, tengevolge van den hier en daar mindei fraaien opmaak en bepaald hinderlijke druktechnische gebreken, het goede papier ten spijt, in dit opzicht slechts een poging genoemd worden. Terwijl de Frankische boerderij op den omslag een zeer gelukkige keuze en een belofte voor den overigen inhoud vormt, onderstreept de monsterlijke foto-montage op de achterzijde de bewering, dat het uiterlijk van dit tijdschrift nog niet beantwoordt aan hetgeen het pretendeert te zijn. Zooals in een der vorige nummers van „De Pers" ten aanzien van geheel nieuwe uitgaven werd opgemerkt, rust op deze bladen in hun uitzonderingspositie een zeer groote verantwoordelijkheid en daarom moge hier de hoop worden uitgesproken, dat redactie, uitgeefster, zoowel als drukker, moeite noch kosten zullen sparen om dit tijdschrift, hetwelk zich naar aard en strekking geheel er toe leent, op te werken tot een volmaakt stuk cultuurgoed.
publicaties als bovenbedoeld (dus advertenties) op de voorpagina is verboden ingevolge een beschikking van den Rijkscommissaris d.d. 1 April 1941. Voorts is ten aanzien van de mededeelingen van de plaatselijke distributiediensten bepaald, dat deze dienen te worden opgenomen in een rubriek, welke direct aan: sluit op die der advertenties. De naleving van de bovenvermelde voorschriften zal van heden af streng worden gecontroleerd. Aangezien is gebleken, dat sommige bladen niet precies weten, welke plaatsruimte hun voor het opnemen van advertenties en andere mededeelingen ter beschikking staat, volgt hiervan onderstaand een opgave: a. voor advertenties (inclusief gemeentepublicaties): een derde deel van den omvang van het blad; b. voor mededeelingen van de plaatselijke distributie: diensten: een halve tekstkolom per uitgave (eventueel meerdere in beslag genomen ruimte komt in mindering van die voor de advertenties); c. publicaties van den Recognitiedienst: volgens de door dezen dienst vastgestelde limiet, welke voor de meeste bladen ongeveer een tekstkolom bedraagt. Indien deze limiet niet wordt bereikt, hetgeen evenwel slechts spora: disch het geval zal zijn, dan mag de overgebleven ruimte worden aangevuld met gemeentelijke en andere publi: caties. C. RADDER, A f deeling lectoraat.
5
CONSTANTE EN VARIABELE KOSTEN In het laatste tiental jaren wordt er ernstig naar gestreefd om de boekhouding zoodanig te voeren, dat zij een bruikbaar beeld van het bedrijf geeft. Het rekeningsysteem kan b.v. zoo worden gekozen, dat het mogelijk wordt intra-comptabel begrootingen op te stellen. Deze zijn onmisbaar voor de beoordeeling van de bedrijfszuinigheid, de geleverde prestaties e.d. Een beschrijving van dit stelsel geven, ligt buiten het terrein van dit orgaan. Wel willen wij hier de aandacht vestigen op het nut van begrootingen en het splitsen daarbij van alle kosten in constante en variabele. Onder constante kosten verstaan
wij die kosten, welke geen verandering ondergaan bij een begrensde stijging of daling van den omzet. Bij het eene bedrijf blijven de constante kosten gelijk, indien de afwijking van den omzet 20 % bedraagt, bij een ander kan een afwijking van 50 % plaats vinden, zonder dat de constante kosten veranderen. Variabele kosten zijn die kosten, welke recht evenredig stijgen of dalen met den omzet. Wij zullen het nut van de splitsing eens illustreeren aan de hand van de hierbij afgedrukte begrooting van een dagbladbedrijf. De uitgever realiseert zich bij het zien van deze begrooting, dat
zijn bedrijf zéér hooge constante kosten heeft. Tengevolge van de splitsing in constante en variabele kosten kan de uitgever snel berekenen, dat een toename van het aantal abonné's met 5 % hem 5 % van ƒ 1.540.000.— of ƒ 77.000 inkomsten oplevert, terwijl de constante kosten gelijk blijven en de variabele kosten 5 % van ƒ810.000.— zullen stijgen of ƒ 40.500.—, zoodat de 5 % toename in abonné's hem een hoogere winst bezorgt van ƒ 77.000.— ƒ 40.500.— of ƒ 36.500.— per jaar. Wanneer de uitgever derhalve het gemiddeld aantal abonné's in het oog houdt, dan is deze begrooting een uitstekend hulpmiddel voor de benadering van het resultaat, ook wanneer het aantal abonné's grooter of kleiner is dan begroot. Constante kosten
Begrooting 1943 U I T G A V E N Papier Drukkosten Cliché's Redactiebedrijf: Salaris en onkosten Correspondenten en medewerkers Illustratiebedrij f: Illustratie Aandeel dienstafdeelingen „ centraal beheer „ afschrijvingen Abonnem entenbedrij f: Administratie Buitendienst: Bezorgloon en verzendkosten . . . . Aandeel dienstafdeelingen „ centraal beheer afschrijvingen Advertentiebedrijf: Administratie Acquisitie Aandeel dienstafdeelingen „ centraal beheer „ afschrijvingen
ƒ
160.000, 420.000, 15.000,
140.000, 15.000,
250.000, 100.000,
250.000, 100.000,
25.000, 40.000.10.000.4.000.-
25.000, 40.000, 10.000, 4.000,
30.000.70.000.380.000.70.000.12.000.3.000.-
30.000, 40.000, 80.000, 70.000.12.000.3.000.-
35.000.90.000.30.000.7.000.2.000.-
35.000.50.000.30.000.7.0002.000.-
ƒ 1.753.000.O N T V A N G S T E N Abonnementen Nummerverkoop Advertenties .. .•
Uitgaven
6
943.000,
ƒ „
160.000, 280.000,
30.000, 300.000,
40.000.—
ƒ
810.000.-
ƒ 1.540.000, 5.000, „ 250.000.-
ƒ 1.540.000, 5.000, „ 250.000,
ƒ 1.795.000.—
ƒ 1.795.000.-
1.753.000.— Winst
ƒ
Variabele kosten
42.000,
JOURNALIST EN RECLAMEMAN Bien étonnés de se trouver Lang heb ik er over nagedacht, voordat ik mij zette tot het schrijven van dit artikel. Immers, er zijn zoovele dingen pas in wording en er verandert aan dat nieuwe dagelijks nog zooveel, dat het wel uiterst moeilijk is de roode draad te vinden, die leidt tot het uiteindelijke doel. Op talrijke plaatsen zitten nieuwe menschen, dikwijls vol idealen, goedwillend en volkomen eerlijk, maar ook hun meening wijkt nog maar al te vaak af van hetgeen in den nieuwen tijd uiteindelijk bereikt zal moeten worden. Verschillende dingen in dit opstel zullen u als revolutionnair voorkomen en in tegenspraak met de gevestigde meening. Dat is niet erg, want bij elke revolutie komt de noodige overdrijving voor. Altijd slaat de weegschaal te sterk naar één richting uit. Het is pas den historicus gegeven, die jaren later in zijn rustige werkkamer de kronieken ter hand neemt, een evenwichtige critiek te geven op het gebeurde. U en ik zitten met onze neus vlak boven op de gebeurtenissen, wij missen de distantie, die ons de mogelijkheid geeft het geheel te overzien. Iemand, die wel eens in een doolholf geloopen heeft, begrijpt niet, hoe hij uit dat eenvoudige systeem van paadjes en heggetjes niet weg kon komen, als hij even later van bovenaf het geheel kan overzien. Directe aanleiding tot dit artikel is het boek „De Pers in Nederland", uitgegeven door de N.V. Uitgeverij Opbouw te Amsterdam. Een voortreffelijk boek voor hen, die zich willen heroriënteeren op het gebied van het Nederlandsche Perswezen. Voor de samenstellers niets dan lof, maar als reclameman kan je niet nalaten af en toe je hoofd te schudden over den heiligen angst, dien de heeren courantenmenschen aan den dag leggen voor het begrip „Reclame". Zelfs een zeer bekend journalist, die van dichtbij de grootste sociale veranderingen heeft bijgewoond, en die meer dan eenig ander Nederlandsch courantenman in staat geweest is de kracht en de draagwijdte der propaganda vlak voor zijn neus te beoordeelen, loopt in dit boek om het onderwerp „Reclame" heen als een poes om de heete brij. Waarom toch die angst? Het is toch maar eventjes een bewijs van groote ondankbaarheid tegenover de „voedster" van het dagbladwezen „De Reclame"! Waar zouden de heeren journalisten blijven, wanneer er geen advertentie-exploitatie-afdeeling aan hun bladen verbonden was? Zij gedragen zich als een passagier op een luxe-schip, die, in een rijk gedecoreerden salon met tapijten, waarin je tot de enkels wegzakt, met schrik tot het besef komt, dat de kracht, die hem voortstuwt over den Oceaan, opgewekt wordt door ruige, vieze, zwarte kerels, ergens in de donkere ingewanden van het $chip!
ensemble?
Journalisten interesseeren zich weinig voor reclame! Wat weet de gemiddelde journalist van reclame? U moet het mij niet kwalijk nemen, dat ik het zeg, maar in den regel een bitter klein beetje! Zij wierpen vroeger een mededeeling, dat een bekend bedrijf, dat jaren lang hun blad met advertenties steunde, een jubileum vierde, met de kolentang in de prullemand. Even later schreven zij kolommen vol over het betoog van den één of anderen populairen professor, die rozijnen of gedroogde appeltjes zoo gezond vond en oh, wat wonder, na een week of twee verschenen er plotseling lappen van advertenties, waarin beide producten met gloed werden aanbevolen bij de argelooze lezers. De journalist had den professor dus niet doorgehad. Of iets anders! Een outsider op de advertentiemarkt had de een of andere prullariavinding. De pers werd er bijgehaald. Resultaat: twee kolommen mét een foto van den trotschen uitvinder. De advertentie-exploitatie-af deeling werd echter spinnijdig, want de betreffende mijnheer was een erkend vijand van adverteeren en maakte liever gebruik van de gastvrije redactiekolommen, die niets kosten en in attentie-waarde een kapitaaltje vertegenwoordigen! Aan den anderen kant werden daardoor tientallen adverteerders gevoelig op de teentjes getrapt. U ziet, ik heb deze zinnen opzettelijk „in den verleden tijd" geschreven, omdat door de nieuwe bepalingen voor journalisten het allerergste op dit gebied voorkomen is. Dat neemt echter niet weg, dat de gemiddelde journalist (om met dit woord samen te vatten: hoofdredacteuren, redacteuren, verslaggevers e.d.) de reclame met een scheef oog blijft aankijken. Eerst kwam de advertentie, toen de courant! Laat ik niet onbillijk zijn tegenover hen, die ervoor zorgen, dat het „andere" gedeelte van de courant als wij reclamemenschen verzorgen, in orde komt! Want er zijn wel degelijk oorzaken voor de afzijdigheid, die de journalist ten aanzien van de reclame aan den dag legt! Daar kom ik straks op terug. In dit verband wil ik echter eerst een blik werpen op de ontwikkeling van de advertentiepagina. Dan zien wij tot onze verbazing (en misschien tot spijt van velen!), dat eerst de advertentie bestond en pas later de courant! De courant immers werd geboren uit de brieven, die de kooplieden elkander toezonden, teneinde op de hoogte te blijven van de verschillende gebeurtenissen. In het interessante boek „De Pers in Nederland", waarover ik hiervoor reeds schreef, vindt men een goed gedocumenteerde beschrijving van het ontstaan van ons Perswezen en ik beveel U de lezing daarvan ten sterkste aan. We lezen bijv, op pag. 11 van bovengenoemd
7
boek, dat in 1581, als de oorlog uitbreekt tusschen Frankrijk en Spanje, een zekere Claes Adriaensz. uit Amsterdam zijn factor in Danzig waarschuwt met een brief van navolgenden inhoud: „Te vermoeden staet, dat het Spaens sout wel rijzen mocht. Waerdeur mij belast aan UE. te scriven, indien 't sout van Maerten Ariens ende Willem Michielsz., nog niet vercoft en is, dat ghij 't selffde wilt houden leggen, totdat ick U anders scrijff." Het was de behoefte aan zakelijk nieuws, dat de couranten deed ontstaan. Het waren financieele drijfveeren, die de ontwikkeling van de berichtgeving forceerden. Nog steeds is de band tusschen handel, technische verkeersontwikkeling en berichtgeving uiterst sterk. Dat is ook volkomen logisch en daarom is het des te wonderlijker, dat de hedendaagsche journalist met zooveel afkeer blijkbaar de ontwikkeling van het reclamegedeelte van de pers gadeslaat. Die advertentiepagina's vormen niet alleen de levensader van zijn courant, maar zijn bovendien de normale voortzetting van de allereerste aanleiding om überhaupt een courant uit te geven; n.1. een economisch doel! Natuurlijk is het goed, dat er een scherpe scheiding is tusschen de menschen, die de courant „schrijven" en de lieden, die het advertentiegedeelte exploiteeren. Niets is ergerlijker, dan een redactie, die een slaaf is van het adverteeren. Geen weldenkend zakenman zal wel ooit een dergelijken toestand wenschen. Maar die „scheiding" mag toch niet de oorzaak zijn, dat de beide buren elkander niet uitstekend zouden verdragen! In zekeren zin heeft de journalist gelijk, als hij benauwd is voor de advertentie. Laten wij eens een oogenblik nagaan, hoe de advertentie zich in de laatste 50 jaren ontwikkeld heeft en dan komen wij al heel gauw feiten tegen, die om maar eens een bekend citaat van Willem Kloos te verbasteren, waren „de allerindividueelste uitingen van allerindividueelste kapitalistische gevoelens". Steeds heeft immers de reclame den commercieelen grondslag voor het publiciteitsbedrijf gevormd en hoe typisch is die grondslag! De courant — Een economisch wonderdier. De courant moet eiken dag zijn geld opbrengen. Nieuws is alleen wat waard, wanneer het heetgloeiend is, een minuut later heeft het zijn waarde reeds verloren. Een fabrikant heeft de mogelijkheid om de winsten en verliezen over een
Telefoonnummers
van Het
Persgilde
Gildebestuurder: J. Learbuch Secretaris: W. v. d. Pluijm Vakgroep Nieuwsbladen: C. R. Stoelmann Leijsner (wnd.) Vakgroep Tijdschriften: C. R. Stoelmann Leijsner Lectoraat: C. Radder } Administrateur: A. Kramer Vakgroep Uitgeverspersoneel: S. Baars
8
720070* 723151
zekere periode te verdeelen, omdat hij iets tastbaars fabriceert, dat hij desnoods maanden of jaren op voorraad kan laten liggen. Stel daartegenover eens de courant! Overal waar handel is, zijn couranten en niet omgekeerd! De zakenman heeft belang bij een courant en de oprichters van groote bladen waren dan ook in verreweg de meeste gevallen zakenlieden uit een geheel andere branche, die belang hadden bij snelle en betrouwbare vergaring en verspreiding van nieuws, o f . . . . er zekere politieke en meestal zeer winstgevende „idealen" mee op het oog hadden. Met de beteekenis en den omvang van de courant, steeg ook de aantrekkelijkheid voor de adverteerders. Nu kan ik mij maar niet voorstellen, dat er ook maar één journalist zou zijn, die er bezwaar tegen zou maken, dat een adverteerder voor de gastvrijheid, die de redactie hem verleent, en de kosten, die hij veroorzaakt door het zetten, drukken en vooral het extra kwantum papier, dat door de advertentie noodzakelijkerwijs gebruikt moest worden, ook een behoorlijke vergoeding betaalt. En als de adverteerder, die „gastvrijheid" nu als welopgevoed mensch gebruikt om zijn doel te bereiken en figuurlijk althans gesproken, niet met zijn beenen op tafel gaat zitten of in zijn overhemd in den salon zit te rooken, of om de vergelijking voort te zetten: volkomen salonfahige advertenties maakt met fraaie illustraties of teksten, die onopgesmukt een goed artikel aanbevelen, wat kan de weldenkende journalist dan tegen advertenties hebben? Nu zal men mij antwoorden, dat de courant tot voor kort wel eens advertenties bevatte van een minder fraai allooi en dat een rechtgeaard journalist er zich terecht voor schaamde, dat zijn directie dergelijke annonces temidden van zijn geestelijke producten dorst te plaatsen. Dat willen wij reclamemenschen ook heelemaal niet ontkennen, maar wij doen er al jarenlang hard ons best voor om daarin verbetering te brengen. Ik noodig iederen journalist, die daaraan twijfelt, gaarne uit, eens een vergelijking te maken tusschen hetgeen de adverteerders, geholpen door deskundige bureaux, in de jaren 1936 tot 1940 hebben gepresteerd, tegenover datgene, wat in de jaren 1910 en vroeger in de Nederlandsche bladen met den weidschen naam van „advertentie" werd betiteld. Het is een groote onbillijkheid van de zijde der journalisten, als zij de enorme hoeveelheid werk, die de reclamemenschen in de afgeloopen jaren hebben verzet, en de talrijke ernstige pogingen om tot een verbetering van het gehalte en de ethiek van het reclamewezen te komen, trachten te kleineeren, doordat zij het advertentiegedeelte van hun courant trachten te verdoezelen.
720070*
De lezer maakt weinig onderscheid redactie en advertentie.
723151
Hoe geheel anders gedragen de journalisten zich in dit opzicht dan hun lezers, voor wie het advertentiegedeelte een minstens even belangrijke informatiebron vormt als het redactioneele gedeelte! De heeren moeten maar eens gaan kijken op de
720070* 723151
tusschen
administratie-afdeeling v a n h u n b l a d e n ! D a n kunn e n zij zich eerst een beetje ergeren, om zich later t e b e z i n n e n . W a n t d a a r zien wij p a s , h o e tweezijdig m e n d e c o u r a n t b e s c h o u w t . Brieven over v e r k e e r d e bezorging v a n d e c o u r a n t a d r e s s e e r t m e n rustig a a n de redactie. I n g e z o n d e n m e d e deelingen w o r d e n g e a d r e s s e e r d aan d e afdeeling A d m i n i s t r a t i e . A d v e r t e n t i e s w o r d e n door nijvere lieden aan den h e e r R e d a c t e u r g e z o n d e n ! Heusch, h e t publiek m a a k t niet zoo'n s c h e r p e scheiding tusschen die b e i d e n u t t i g e s t u w k r a c h t e n v a n d e
NIEUWE VOORWAARDEN ÏN HET OPLAGEBOEK Daar de bestaande voorwaarden, voorkomende in het oplageboek, niet meer voldeden aan de eischen, welke daaraan worden gesteld, zijn deze gewijzigd en aangevuld. Teneinde deze gewijzigde voorwaar= den in de oplageboeken te kunnen aanbrengen, wordt den uitgevers van dag= en nieuwsbladen en tijdschrif= ten verzocht d e n o m s l a g van hun oplageboek voor 15 November 1943 te zenden aan het Persgilde, dat voor een spoedige terugzending zal zorgdragen. Hieronder volgen de nieuwe aan» wijzingen: 1. De uitgevers van nieuwsbladen en tijdschriften zijn verplicht de ta= bellen nauwkeurig en geheel naar waarheid in te vullen. 2. De uitgevers van nieuwsbladen zijn verplicht vóór den lOen van elke maand de tabellen der afge= loopen maand aan het Persgilde toe te zenden. 3. De uitgevers van tijdschriften zijn verplicht eenmaal per kwartaal en wel vóór 20 Jan., 20 April, 20 Juli en 20 October de tabel van het afgeloopen kwartaal aan het Pers= gilde toe te zenden. 4. Indien een uitgever meer dan één nieuwsblad of tijdschrift uitgeeft, dient voor elke uitgave een afzon= derlijke tabel te worden gebruikt. 5. Indien van een nieuwsblad een of meer edities verschijnen, welke onder een anderen naam worden uitgegeven of in omvang, formaat, verschijningsfrequentie of verschijs
c o u r a n t : h e t n i e u w s en h e t a d v e r t e n t i e w e z e n ! „ W a a r h e b j e d a t gelezen?", v r a a g t men. „In d e c o u r a n t " , luidt h e t a n t w o o r d . I n d e r d a a d „het s t a a t in d e c o u r a n t " is n o g altijd d e b e s t e bevestiging van een gerucht of een bericht. D e o n d e r s c h e i d i n g : „ H e t s t a a t in een a d v e r t e n t i e " e n „het s t a a t in h e t redactioneele g e d e e l t e " valt in verreweg de m e e s t e gevallen v o l k o m e n weg. En h i e r m e d e r a a k ik t e v e n s één der belangrijkste punten v a n mijn b e t o o g ! H i e r o v e r in h e t v o l g e n d e nummer. W . N . v. d. S L U I S Jr.
ningsdata verschillen, of geheel of gedeeltelijk elders worden ge* drukt, dan dient voor elk van deze edities een afzonderlijke tabel te worden gebruikt. 6. Alle uitgevers zijn gehouden zich te onderwerpen aan maatregelen ter controle der door hen ver; strekte gegevens. Het is in enkele gevallen gebleken, dat de cijfers in de oplagestaten niet overeenstemmen met de werkelijk: heid. Met nadruk worden de uifc gevers er op gewezen, dat dit niet alleen strafbaar is, hetgeen enkelen reeds moesten ondervinden, maar tevens het werk van het Persgilde, hetwelk in de huidige omstandig* heden toch al niet eenvoudig is, ons noodig bemoeilijkt. Het is speciaal in de verhouding van het Persgilde tot de uitgevers noods zakelijk, dat er een toestand van wederzijdsch vertrouwen blijft be= staan, zonder welke een behartigen van de uitgeversbelangen een bijna niet te vervullen taak zou worden.
VAKGROEP TIJDSCHRIFTEN
Oplagestop. In h e t begin v a n deze m a a n d is in overleg m e t de uitgevers v o o r alle t h a n s nog in N e d e r l a n d verschijnende, tijdschriften een nieuwe m a x i m u m o p l a g e vastgesteld, welke, zooals b e k e n d (zie h e t J u n i - n u m m e r v a n „ D e P e r s " ) op
het gemiddelde aantal gedrukte e x e m p l a r e n in h e t eerste k w a r taal v a n 1943 is gebaseerd. T e r vermijding v a n ieder misvers t a n d en speciaal t e n b e h o e v e van uitgevers, die zich eerst k o r t op h e t gebied v a n h e t p e r s w e z e n bewegen, zij er n o g m a a l s op gewezen, d a t dit a a n t a l g e d r u k t e e x e m p l a r e n (dus z o n d e r inschiet en m i s d r u k ) niet mag worden overschreden. A l l e e n h e t „Referat Z e i t s c h r i f t e n " van h e t Rijkscommissariaat k a n een oplageverhooging of een algeheele dispensatie verleenen, hoewel m e n v a n z e l f s p r e k e n d verz o e k e n d a a r t o e k a n laten l o o p e n via een instantie, op h e t gebied w a a r v a n h e t tijdschrift zich beweegt, en welke instantie, over de w a a r d e v a n h e t p e r i o d i e k t o t o o r d e e l e n b e v o e g d zijnde, bij v o o r b a a t r e e d s k a n n a g a a n , of een oplageverhooging i n d e r d a a d zoo g e w e n s c h t is. In h e t algemeen w o r d t slechts bij hooge u i t z o n d e r i n g aan h e t verzoek voldaan, terwijl d a n nog m e e s t a l een i n k r i m p i n g v a n d e n o m v a n g als v o o r w a a r d e w o r d t gesteld. I n h o u d s r e g i s t e r s en dergelijke H e t is noodzakelijk gebleken, er n o g m a a l s de a a n d a c h t o p te vestigen, d a t h e t niet is geoorloofd om z o n d e r speciale t o e s t e m m i n g van h e t Persgilde een i n h o u d s register op den afgeloopen jaargang of een d a a r m e d e overeenstemmend drukwerk te verspreiden. (Zie rondschrijven T.8 van 12 D e c e m b e r 1942). H e t mag t h a n s niet meer voork o m e n , d a t zooals verleden j a a r werd g e c o n s t a t e e r d , geheele vellen van de i n h o u d s r e g i s t e r s enkel voor h e t mooi o n b e d r u k t w e r d e n gelaten!
9
EEN OMSLAG MET LOUTER ADVERTENTIES ZELFS VOOR D E N N A A M BLEEF G E E N HOEKJE OVER Wat motiveert dezen
VAN RIJEN
'Irmo H. P M T •
WEGENBOUW
IfjftWiWJ
r. • °:?.-^ „-J
w. étöÈftëV *
opmaak?
De omslag van een periodiek en moet leiden,'dat de zakelijkheid vooral de voorzijde, is het „ge- zoo ten top wordt gevoerd als bij zicht" er van. Daaruit moet de het waterbouwkundig tijdschrift aard van de uitgave blijken en „Otar" geschiedt, is nog de daarin moet een aantrekkelijk- vraag. heid gelegen zijn, welke het ter De schier funeste beperkingen, hand doet nemen. waaraan de tijdschriften onderHierover zijn reeds min of meer worpen zijn, maken het den uitdiepgaande verhandelingen ge- gever inderdaad niet gemakkelijk, schreven, doch afgezien van maar of er in het geval van „De iedere theoretische beschouwing Vuurtoren Immanuel" geen anstaat vast, dat de vormgeving dere oplossing mogelijk zou zijn van den omvang van het tijd- geweest, dan een fantasielooze schrift, het vakblad niet uitge- ineenschrompeling van het titelzonderd, van groot belang is en beeld op den omslag tot een tusdat een uitgever, die niet al het schen de advertenties in het niet ideëele van zijn beroep ter wille verzinkend plaatje, staat evenvan het winstbejag over boord eens te bezien. heeft gegooid, aan de gestalte van De gang van zaken, welke in de eerste pagina van den omslag beide gevallen tot dezen uiteinalle zorg zal besteden en geen delijken opmaak heeft geleid, ligt kosten of moeiten zal sparen om voor de hand, hoewel het te er iets goeds van te maken. hopen is, dat op het hier gelaakte Nu is het een feit, dat onder van de zijde der uitgevers een de huidige omstandigheden en plausibel verweer ter rechtvaardide energieverlammende papier- ging zal volgen. schaarschte andere maatstaven Bij „De Vuurtoren Immanuel" is moeten worden aangelegd dan het al zeer eenvoudig: gelijkelijk vroeger, doch of dit er nu toe met de voorgeschreven weglating
Het MeUnummer van „Otar". De advertentieiopbrengst bovenal!
van den gekleurden omslag en de daarop volgende beperking van den omvang is het titelblad klakkeloos verkleind, zonder naar een betere oplossing, b.v. een kop over de breedte van de geheele pagina, te zoeken. Bij „Otar" is het anders gesteld. Het Mei-nummer verscheen nog met een prachtig grijs houtvrij 203 grams omslag, zij het ook geheel bedrukt met advertenties. In een klein hoekje stond Otar, uitgegeven door A. C. de Haan. Vermelding van jaargang of nummer kostte ook toen blijkbaar
Het titelbeeld over de geheele voorpagina fantasieloos ineengeperst tot een tusschen de advertenties verloren plaatje fehHK*
'
GEBR. BLOK
*w««
'
V
B B S S -""
W~-:t.- -•-• •''
KÏO'TÓR! N.V. MOTOBENfABftlEK
DEUTZ ROTTïROAM
8»*ï saw»
c 10
ICCf?$T)VUMMEi?
1
BRONS!
fcEBS, COOPS
• : : • •:::•••• E '
'..
Nu is de omslag vervallen en verschijnt alleen het binnenwerk zonder eenige verandering van de eerste twee pagina's en levert daarmede een aanblik, welke een tijdschrift onwaardig genoemd kan worden.
..
f\
T*
--«••-»
A
Ffr HoüandWrte Selon Maatschappij N.V.
" — * . - - . W. Ba&er Tzn **~„ZAND Sm • " ^ ^ X ^ T H l „DEMÊRWEDE"
... Welgelegen ' ^ t p t ^ ^ t ^
1
&Z£*
?SÏ» DIKEMA & CHABOTS
firma Gebr. van Rijswijk i £>g j<0OY j*C. VAM UNT
-M
„ VAN DUHÊH • AANNEMER
Eerst op pagina 5 een niet onaardige kop.
reeds te veel ruimte. Pagina 2 van d e n omslag b e s t o n d evenals pag. 1 en 2 v a n h e t b i n n e n w e r k uit louter a n n o n c e s , terwijl eindelijk de volgende p a g i n a eerst een behoorlijk beeld v e r t o o n d e .
Z o o a l s b e k e n d , mogen op de v o o r p a g i n a ' s v a n de nieuwsblad e n geen a n n o n c e s w o r d e n gep l a a t s t en deze b l a d e n zijn o o k v e r d e r ten aanzien van h e t advertentie-volume a a n s t r e n g e bepalingen g e b o n d e n . D e p e r i o d i e k e n zijn d a a r e n t e g e n geheel vrijgelaten; ook het verb o d voor diapositieve a d v e r t e n ties geldt bijvoorbeeld alleen voor de n i e u w s b l a d e n . Maar, w a n n e e r dergelijke s m a k e l o o z e excessen, welke m e t talrijke, zij h e t m i n d e r ernstige, v o o r b e e l d e n z o u d e n k u n n e n w o r d e n aangevuld, h e t gevolg v a n deze vrijheid z o u d e n zijn, m a g het geen verw o n d e r i n g w e k k e n , indien de overheid niet zou s c h r o m e n , bij de r e e d s zoo vele voorschriften
WK
...OLST"
.
RIJNSTAAL - ARNHEM L t W
"
'
, . „,„ '—
£S=r™l™l <; '•'«•«"H»**»*,,
Jv
^LnH""
FILTERGRINT«..«~-.w'*
H3T^.Ï PB*
__-
M,;™.I...,:.., KCopijn >. zun Albert te Stepe's ;'•• . .'.."^M'?*. r*'""^'.v?^-. r^.t""T ™f**"' Aannemersbedrijf '"'"
- . " ' 3- '••»* *,"x.. ,:•—.: — , . . ï " * r " ; i ; ' ™ " f«.M,Hai,je™8,Zo».n <"• * f , i l W B t 1 £ ^ & « C W « :w ^ M . ANTON KRC^-.R '• •
Zoo ziet het waterbouwkundig tijd-, schrift er tegenwoordig uit. (Ter vermijding van misverstand: dit is pag. 1 van den omslag.)
en bepalingen er nog een p a a r te voegen in h e t belang v a n h e t aanzien v a n h e t N e d e r l a n d s c h e tijdschrift.
CARTONNAGEFABRIEK
„HESKON" Ruyschstraat 85-87 - Tel. 51110 - A'dam Alle soorten verpakkingen, zoowel luxe als gewone
Voor spoedige indiensttreding gevraagd:
een geroutineerde kracht voor abonné-administratie in Uitgeversbedrijf van Dag- en Nieuwsbladen. Br. No. A. 5918, bur. v. d. bl., Hekelveld 15, A'dam
Uitgeverij of Drukkerij
Uitgeverij zoekt
ter overname
TIJDSCHRIFTEN OP ELK GEBIED Geheimhouding verzocht en verzekerd. Brieven onder no. A 6006, bur. v. d. blad, Hekelveld 15, A'dam
VERGROOTINGEN in elk
Uitgever (Ned.) vraagt
ter overname een vakblad, een uitgeversmaatschappij, een drukkerij met eigen uitgaven of aandeelen daarin. Aanbiedingen onder No. 100497 Adv.Bur. „ B O L R E K " , Amsterdam (C)
Archief-foto's Keuze
Foto-af Hekelveld
deeling
u i t y2
N.V.
15, Amsterdam-C.
formaat beschikbaar millioen
De
Arbeiderspers
- Tel. 38811, toestel 63
11
Vlugger verzending van Periodieken Wij zijn speciaal ingericht voor h e t
drukken van periodieken, DEN
hebben een ruime gelegenheid voor postexpeditie, terwijl door de ligging van Zeist in het centrum des lands een snelle postbestelling en andere expeditie gewaarborgd wordt
HAAG
DRUKKERIJ VAN LONKHUYZEN • ZEIST
Enveloppen - en Kantoorboekenfabriek Papieren se h r ij f war eng root handel
MONTAUBANSTRAAT 13 -
TEL. K 3404/2441
MAG-LACO Prins Hendrikkade 34
—
Amsterdam-C.
MAN-Rotatiepersen •
Wij vertegenwoordigen de meest vooraanstaande Fabrieken op Drukkerij machine gebied.
l
r moral oeel gesproken
immer beslissend.
MAN-Snelgietwerken •
LINOTYPE-Zetmachines
en gesenreoen over de senoonneid
Hl)e kraciil oan iS>dirifiguss crealies is, dal naar eigenschappen
dal algemeene, blijvende waardeering is^mriftguss
SPRINGER
oan tellers. VV\aar de praclijk is
werk internationaal
&MÖLLER
N.V.
zóó grool zijn
nimmer uitbleef. LJan letter lot letter
bekend en begeerd.
/QmshJa,„.WorW0«s/raa(2-4-6-s
P 1086 4. Verantwoordelijk redacteur: J. Learbuch te 's-Gravenhage. Verantwoordelijk voor de advertenties: A. H. Lammers te Amsterdam. Uitgever en drukker: N.V. De Arbeiderspers te Amsterdam. K 113. Verschijnt eenmaal per maand. Abonnementsprijs ƒ5.— per jaar. Prijs per nummer f 0.60.
12