SEPTEMBER
1943
2e JAARGANG - NUMMER 1
RS MAANDBLAD VOOR H OFFICIEEL ORGAAN VAN HET PERS
NDSCHE PERSWEZEN NEDERLANDSCHE KULTUURKAMER
REDACTEUR: J. LEARBUCH, J. P. COENSTRiAT 3, 's-GRAVENHAGE TEL. 720070 ADMINISTRATIE EN ADVERTENTIES: HEKJ'LVELD 15, AMSTERDAM TEL. 38811
De Advertentie-kolommen Het is verwonderlijk, zooals de menschen veranderd zijn. Niemand zou vroeger de moeite en den tijd genomen hebben om een of meer uren zoek te brengen met wachten. Men had altijd haast. Als men echter van* daag den dag door de Torenstraat in Den Haag wandelt, treft men voor een ijszaak een menigte van wel tweehonderd menschen aan, die geduldig en lijdzaam wacht om man voor man aan de beurt te komen voor een ijsje. Nog merkwaardiger belevenis was het, toen ik onlangs in een Haagsche volksbuurt onge* veer vijftien vrouwen, meestal oudere, queue zag maken voor de deur van een psycho* metrist. De houder van deze goed beklante, geestelijke onderneming had blijkens een in erbarmelijk handschrift bevestigde mede* deeling een compagnon, die echter tijdelijk afwezig was. Vandaar wellicht de omstandig* heid, dat de toevloed van weetgierige vrou* wen niet zoo* snel kon worden afgewerkt. Dit bracht mij op de gedachte, hoe enorm veel kwaad vooral de volksbladen vroeger hebben gesticht door onbeperkt alle adver* tenties, welke werden aangeboden, op te nemen. Het is niet zoo heel lang geleden, dat wij, ondanks de papierschaarschte, nog vrij* wel dagelijks de advertenties zagen van horoscooptrekkers, helderzienden en anderezwendelaars. Het zal wel altijd een raadsel blijven, welke moreele afwijking het aan volksbedriegers en oplichters mogelijk maakte hun praktijken gepropageerd te zien, tegen betaling weliswaar, in bladen, die des Zater* dags hun lezers een stichtelijk praatje voor den Zondag voorzetten. Erkende men eener* zijds, dat advertenties van schadelijke „ge* nees'Vmiddelen uit de bladen moesten wor*
den geweerd, zoo liet men anderzijds de meest obscure elementen uit de samenleving hun abortus*middelen, o ja, bedektelijk, maar iedereen wist, wat er achter stak, annon* ceeren. De drama's van den huwelijkszwendel beginnen meestal met een advertentie in de krant, waarin huwelijksbureaux onder snor* kende bewoordingen de meisjes van het plat* teland naar het verderf lokken. De kleine man, die zijn spaarduitjes aan een zooge* naamden effectenmakelaar of een zwendel* bank toevertrouwt, is in negen van de tien gevallen op het hellende vlak gekomen door een advertentie. Wij hebben allen geweten, welk een machtig wapen de krant was; wij hebben ook geweten, dat in de krant de proloog van menige trage* die werd geschreven. Maar het heeft geen zin deze oude koeien uit de sloot te halen, als wij ons daarbij niet bezinnen op datgene, wat in positieven zin gedaan kan worden om de gevaren van de advertentiekolommen tot een minimum te beperken. Er zijn twee documenten, welke ons deze taak opleggen en verlichten: de Kuituur* kamerverordening en het Advertentiebesluit. De eerste zegt, dat het o.m. de taak van de Kultuurkamer is door de samenwerking van allen, die op het terrein van een harer groepen werkzaam zijn, de Nederlandsche Kuituur in het licht van haar verantwoordelijkheid tegenover de volksgemeenschap te bevorde* ren. De Kultuurkamer onderscheidt zes groe* I en, waarvan die der pers er een is. Het is dus de taak van het Persgilde, om door samenwerking van allen, die op het gebied der pers werkzaam zijn, het Nederlandsche perswezen en de kuituur in overeenstemming
1
met de eischen van het volksbelang te bevor* deren, hetgeen wil zeggen, dat het Persgilde die maatregelen beraamt, uitwerkt en con* troleert, welke in de uitoefening van het beroep van belang zijn voor het geheele volk. Het Advertentiebesluit nu geeft in ruime trekken aan, aan welke eischen advertenties moeten voldoen. Zeer positief stelt dit besluit den eisch, dat zij zakelijk zonder kennelijke misleiding of overdrijving dienen te zijn. Zij mogen niets bevatten, dat schadelijk is voor het streven naar gemeenschap van het Neder* landsche volk, voor zijn kuituur of econo* misch leven, noch mogen zij de godsdienstige gevoelens van anderen kwetsen. Verder mogen de eer en het welzijn van een ander niet worden aangetast of diens goede naam geschaad; ook advertenties, welke om andere redenen in strijd zijn met de openbare orde of de goede zeden, zijn verboden. Men kan deze eischen, waaraan de adverten* ties moeten voldoen, beschouwen als de richtlijnen voor den uitgever en den adver* tentiechef. Nu is het echter in vele gevallen verre van gemakkelijk vast te stellen, of een advertentie al of niet voldoet aan de gestelde eischen. De advertentiechef zou op velerlei terrein deskundig moeten zijn, hetgeen niet van hem verwacht, noch verlangd wordt. Ook vroeger heeft men dit bezwaar duidelijk gevoeld en b.v. ten aanzien van de adverten* ties van geneesmiddelen en geneeswijzen een commissie ingesteld, welke de ingezonden teksten keurde. De werkwijze van deze com* missie had bezwaren, waarvan het voor* naamste wel was, dat men niet gedwongen was de autoriteit dezer commissie te erken* nen. En onder hen, die dit wel deden, waren er, die deze autoriteit slechts van toepassing achtten, als dit in hun kraam te pas kwam. Deze commissie is nimmer zoover gegaan in haar eischen als het Advertentiebesluit doet. Vandaar dan ook, dat men op dit gebied nog tallooze advertenties aantreft, welke lijnrecht in strijd zijn met de normen van het Adver* tentiebesluit. Elke advertentiechef kan weten, dat handelaren in haargroeimiddelen niets anders doen dan geld kloppen uit de zakken van ijdele lieden, want elk haargroeimiddel is ordinaire zwendel en de advertenties er van zijn misleidend en overdreven en dus ver* boden. Als een fabrikant van mineraalwater adver* teert, dat zijn product geneeskrachtig is bij maag*, darm* en nieraandoeningen, dan is deze advertentie misleiding, dus verboden, omdat b.v. een maagzweer ongetwijfeld moet worden gerekend tot de maagaandoeningen, doch zelfs niet genezen kan worden door de
2
geheele wereldproductie van mineraalwater. Als bij een krant een sanitas*advertentie wordt aangeboden, moet deze geweigerd worden, omdat het openlijk of bedektelijk propageeren, uitlokken of aanbevelen van abortus, zooals zij meestal doen, tegen de goede zeden is. Dit zijn eenvoudige gevallen, die een ieder met gebruikmaking van een normaal stel hersenen kan onderkennen. Daarnaast zullen talrijke gevallen komen, waar deskundigheid noodig is en het is vooral de taak van de nieuwe commissie van controle, welke men het beroepsgeweten van den advertentiechef zou kunnen noemen, deze op de toelaatbaar* heid te toetsen. Van den advertentiechef mag men vooral in dezen tijd eischen, dat hij de krant, welke immers een publieke taak heeft, niet maakt tot een propaganda*medium van den zwarten handel. Hij kan weten, dat een paar schoenen nooit ƒ 60.— of meer mag kosten, dat de prijs van ƒ 1000.— voor een horloge schan* delijke prijsopdrijving is. De advertentiechef heeft er wel degelijk op te letten, dat advertenties, waarin kennelijk te hooge prijzen worden gevraagd, worden geweigerd, omdat zij het economisch leven verzwakken en daarom verboden zijn. Hij zal dikwijls voor twijfelgevallen komen te staan, maar hij kan er van verzekerd zijn, dat niet op alle slakjes zout wordt gelegd. En als hij zijn taak gewetensvol opvat, zal hij het eerst die advertenties plaatsen, welke een gezond ruilverkeer van nuttige gebruiksvoorwerpen bevorderen. De advertenties, waarin luxe goederen wor* den aangeboden, zijn minder belangrijk en die, waarin Miep een afspraak zoekt te maken met Jan, kunnen heelemaal achterwege blijven. Voor den advertentiechef gelde het motto: Bij de minste ruimte het grootst aantal lezers van dienst zijn. Als hij in dien geest zijn keus maakt, vervult hij zijn taak op de eenig juiste wijze. J. LEARBUCH. Telefoonnummers
van Het
Persgilde
Gildebestuurder: J. Learbuch Secretaris: W. v. d. Pluym Vakgroep Nieuwsbladen: J. Back Vakgroep Tijdschriften: C. R. Stoelmann Leijsner Lectoraat: C. Radder
720070* 723151
Administrateur: A. Kramer Vakgroep Uitgeverspersoneel: S. Baars
720070* } 723151 720070* 723151
HET RIJKSBUREAU ORGANISATIE, FUNCTIE EN BETEEKENIS VOOR HET PERSWEZEN DOOR E. SPAAN
De uitgevers van nieuwsbladen en tijdschriften zijn als medewerkers aan de weergave, de verspreiding, de instandhouding en het in verkeer brengen van kultuurgoed in het Persgilde, onderdeel van de Nederlandsche Kultuurkamer, georganiseerd, hetwelk voor de behartiging van de vakkundige, economische en sociale belangen dezer uitgevers zorg draagt. Uit het feit, dat bijna geen der andere categorieën kultuurwerkers in die mate aan een technisch apparaat en aan een groot materiaalverbruik gebonden is, vloeit echter voort, dat deze uitgevers als het ware deels kultuurwerker, deels vaak in niet mindere mate industrieel en zakenman zijn: twee functies in een persoon vereenigd. Zoodoende ontstaat er in deze twee-eenheid een onvermijdelijke wisselwerking, welke tenslotte in het product tot uiting komt. De oorlogstoestand en het gebrek aan machines en grondstoffen hebben de grafische industrie niet gespaard en hierdoor wordt zooals uit het bovenstaande volgt de uitgever automatisch ook in de vervulling van zijn cultureele taak belemmerd en aan beperkingen onderworpen. Hier begint de werkingsspheer van het Rijksbureau, hetwelk door zijn bemoeiingen de grafische — sedert 1 Juli 1943 ook de papier- en de papierverwerkende — industrie beheerscht.
^
Het is derhalve niet oninteressant en voor het goede begrip wellicht gewenscht, de organisatie, werkwijze en vooral ook de rol en beteekenis van het Rijksbureau voor het perswezen eens nader te bezien, waartoe hier een desbetreffende uiteenzetting van den Heer E. Spaan volgt.
De plaats van het Rijksbureau in het ecenomisch leven Wanneer we de plaats van het Rijksbureau voor de Grafische Industrie *) in Neerlands economisch bestel willen begrijpen, dan dienen we ons in de eerste plaats bewust te zijn van de plaats, die het economisch leven in dezen oorlog inneemt. Voortbrenging en verbruik zijn sociale verschijnselen. Het gebied, waarbinnen de voortbrenging werd georganiseerd heeft zich van familiehuishouding tot wereldhuishouding ontwikkeld. Deze ontwikkeling was mogelijk door den vooruitgang van de industrieele techniek en het transport- en verkeerswezen in de 19e eeuw. Door het uitbreken van den oorlog in 1939 waren vrijwel alle Europeesche staten gedwongen hun voortbrenging, welke voor een groot deel op de wereldmarkt was afgestemd, om te schakelen in een productie voor de nationale markt.
J
Buitendien waren voortbrenging, ruil en verbruik overwegend kapitalistisch georganiseerd, d.w.z. de prijs bepaalde voornamelijk wat, hoe en hoeveel werd voortgebracht, bepaalde den ruilvoet der goederen, bepaalde ook de grootte van de arbeidsloonen, de grondrente en de kapitaalrente. In tijden van oorlog zou echter handhaving van het prijsautomatisme een economischen chaos hebben beteekend. De regeeringen van vrijwel alle Europeesche staten waren derhalve genoodzaakt de vrije verkeershuishouding om te schakelen in een meer gebonden verkeershuishouding met planmatige voortbrenging en consumptie-beperking. Terwijl de groote Europeesche staten zich in meer of minder sterke mate hadden voorbereid op den tweeden wereldoorlog, door voornamelijk voor de nationale behoeften te produceeren en deze productie in meer geleide banen te voeren, heeft Nederland, dat vooral voor industrieele producten van het buitenland afhankelijk was, tot het laatste zijn plaats in de wereldhuishouding ingenomen.
3
Neerlands eenige economische voorbereiding op dezen oorlog bestond uit het verzamelen van productie en consumptiecijfers en het vormen van voorraden. Reeds jaren voor het uitbreken van dezen oorlog heeft de Nederlandsche regeering de administratieve basis gelegd voor een distributie in den uitgebreidsten zin. Bij het uitbreken van den oorlog tusschen de Europeesche mogendheden in 1939, behoefde Nederland, dank zij zijn neutrale positie en zijn voorraden, de bovengenoemde maatregelen op economisch gebied nog maar in beperkte mate door te voeren, doch toen Nederland in Mei 1940 in den oorlog werd betrokken, zag het zich genoodzaakt maatregelen in meergenoemden zin te nemen. In weinig landen zal de ommekeer, die zich voltrok, zoo groot zijn geweest als in Nederland. Toch geschiedde deze ommekeer voor de nietingewijden geleidelijk en onopvallend. In dit kader werd op 6 Augustus 1940 op grond van de Beschikking Verwerkende Industrieën 1940 nr. 1 van den Secretaris-Generaal van het Departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart de Sectie Grafische Industrie ingesteld als onderdeel van het Rijksbureau voor Verwerkende Industrieën. Kort na deze installatie volgde op 21 November 1940 de Beschikking Verwerkende Industrieën 1940 nr. 2, waarbij verschillende artikelen tot distributiegoederen werden aangewezen, zooals grafische machines, letter en letterwit, stencil-, druk- en bindwerk en andere distributiegoederen, voorzoover deze in de grafische bedrijven worden verwerkt. Aangezien papier reeds in 1939 tot distributiegoed was aangewezen, was de juridische grondslag reeds terstond aanwezig om alle gewenschte beperkingen ten aanzien van het papierverbruik in te voeren. Daar van een direct gebrek aan papier in den grafischen sector toen nog niet veel te bespeuren viel, kon deze grondstof terstond wederom ter verwerking worden vrijgegeven. Lang zou men van deze vrijheid niet profiteeren! Al spoedig bleek, daar de productie door gebrek aan steenkool, houtslijp en cellulose sterk was ingekrompen en bovendien de invoer door de toegenomen gevaren ter zee terugliep, dat met de in Nederland voorradige hoeveelheden papier en carton zeer economisch zou moeten worden omgesprongen. Papierschaarschte De eerste maatregel, welke als gevolg van de ongunstiger wordende papiersituatie werd genomen, was het enqueteeren en vervolgens blokkeeren van alle in de grafische bedrijven aanwezige papiervoorraden. Dit gebeurde op 1 Juli 1941. Terstond daarop, n.1. op 15 Juli 1941, volgden de z.g. Papierbesparingsvoorschriften, welke bepaalden, dat verschillende artikelen niet meer vervaardigd mochten worden, terwijl anderzijds de vervaardiging van vele artikelen werd gebonden aan bepaalde gewichten, formaten en papiersoorten. Dit beteekende een keerpunt in de gan-
4
sene grafische industrie. Mochten voorheen wel eens moeilijkheden bestaan hebben door het gebrek aan hulpstoffen, dan had dit practisch toch nooit geleid tot verlies van orders met als gevolg werkverlies en winstderving. Op den fatalen datum stond allen grafischen ondernemers het spookbeeld van de papierschaarschte helder voor den geest en alle andere problemen vervaagden in het licht van dit vraagstuk. Een ieder besefte, dat men nog in het begin van den oorlog stond en dat de papiersituatie, naarmate de oorlog vorderde, steeds ernstiger zou worden. De leiding van het Rijksbureau heeft dan ook niet geaarzeld terwille van de grafische ondernemers zelf èn terwille van het richtige functionneeren van het bedrijfsleven en de overheid, de meest radicale maatregelen te treffen. Zoo werd na het blokkeeren van de voorraden den eersten tijd niet meer dan 5 % van dien voorraad per maand vrijgegeven, hetgeen korten tijd later nog verminderd werd; thans wordt in de grafische industrie ongeveer 25 % van de hoeveelheid papier verwerkt van hetgeen vóór den oorlog in dezen industrietak werd gebruikt. Dat het niet slechts bij deze beperkingen zou blijven, bleek weldra. In den loop van het jaar 1941 werd door wijlen Commissaris-Generaal Schmidt last gegeven tot stichting van de Commissie voor Persreorganisatie, welke commissie tot taak had te beoordeelen, welke periodieken, dag- of nieuwsbladen, konden verdwijnen, inkrimpen dan wel samensmelten. Als men een blik werpt in het boek „De Pers in Nederland" en ziet hoe rijk wij in het begin van den oorlog waren aan periodiek verschijnende drukwerken, dan begrijpt men terstond, dat deze commissie hier het mes diep in heeft moeten zetten en uiteraard bij de meeste drukkers weinig geliefd was. Niemand ziet gaarne, dat zijn periodiek verboden wordt, waardoor meestal een min of meer belangrijke bron van inkomsten plotseling opdroogt en dat, niettegenstaande de toch reeds zoo vele zorgen, welke hem drukken, nog nieuwe zorgen op zijn schouders worden gestapeld. Niettegenstaande het feit, dat veel is verdwenen, dat ons dierbaar was, gebiedt de oprechtheid ons op te merken dat een sterk doorgevoerde reorganisatie in het Nederlandsche Perswezen, gezien in het licht van de papiersituatie, inderdaad noodzakelijk was. Dat op deze eerste reorganisatie van de pers een tweede en derde zijn gevolgd en dat ook heden nog opheffingen en inkrimpingen van bladen aan de orde van den dag zijn, onderstreept nog eens duidelijk dat de papiersituatie zich nog steeds in ongunstigen zin ontwikkelt. De taak, welke het Rijksbureau bij deze reorganisatie vervulde en nog steeds vervult is in de meeste gevallen een zuiver uitvoerende taak, d.w.z. indien een bepaald blad werd verboden werd het Rijksbureau opgedragen er voor te zorgen, dat hiervoor geen papier, hetzij uit magazijn, hetzij uit aankoop of anderszins zou worden gebruikt. Hierbij stuitte het Rijksbureau op de moeilijkheid,
dat de beschikkingen, waarbij de verwerking van papier geregeld was, uitsluitend het begrip „verwerken" en niet het begrip „doen verwerken" kenden. Een uitgever nu verwerkt zelf geen papier, doch laat dit verwerken; in verband hiermede miste het Rijksbureau iedere juridische basis om een uitgever de verplichting op te leggen een bepaalde uitgave te staken. In alle voorkomende gevallen was het Rijksbureau dan ook verplicht eerst na te gaan wie de drukker was, waarna den drukker het verbod werd opgelegd om voor dat speciaal doel papier te verwerken. Daar toenmaals ook het Rijksbureau nog niet beschikte over een totaaloverzicht van de verschijnende periodieken, was dit verre van eenvoudig, ja dikwijls een vrij onmogelijke opgave. Het valt buiten het bestek van dit artikel de ontwikkeling van de papiersituatie en de daaruit voortvloeiende verscherpte maatregelen op den voet te volgen. Ik meen evenwel, dat het dienstig is hieronder een beknopt overzicht te geven hoe de papiervoorziening voor de dag-, nieuwsbladen en periodieken thans is geregeld. Sedert geruimen tijd is reeds in het papiermagazijn van den drukker en uitgever een splitsing gemaakt in de aanwezige hoeveelheden papier. Hierbij ligt de gedachte ten grondslag, dat elke hoeveelheid reeds vooraf haar bestemming moet hebben. In verband daarmede zijn afzonderlijke voorraden gevormd voor periodiek verschijnende drukwerken, uitgaafwerken, overheidsdrukwerk, handelsdrukwerk etc. De voorraad papier voor periodiek verschijnende drukwerken, zooals dag-, nieuwsbladen en tijdschriften, wordt aangeduid als de z.g. A-voorraad. Voor de uitgave van dagen nieuwsbladen wordt door het Rijksbureau eens per week en voor tijdschriften eens per maand een deel uit dezen geblokkeerden A-voorraad vrijgegeven, welke juist voldoende is voor een periode van 1 week resp. 1 maand. Voor dag- en nieuwsbladen wordt deze hoeveelheid telkenmale opnieuw vastgesteld door de Vakgroep Nieuwsbladen, die het Rijksbureau dan een lijst verstrekt waarop deze hoeveelheden nauwkeurig zijn aangegeven; vooralsnog bestaat deze regeling nog niet ten opzichte van de tijdschriften, al ligt het wel in de bedoeling, dat ook de Vakgroep Tijdschriften, zoodra de practische mogelijkheid hiervoor bestaat, deze werkzaamheden zelf ter hand neemt. Verhouding Rijksbureau — Ingeschrevenen Daar het oordeel van diegenen, die in verband met hun beroep vroeger veel met ambtenaren te maken hadden, niet altijd onverdeeld gunstig was, moet hier opgemerkt worden, dat een verbetering te bespeuren valt. Eigenlijk is dit nog te zwak uitgedrukt! Men moet de prettige sfeer kennen, die thans in de meeste gevallen het contact tusschen de ambtenaren van het Rijksbureau en de drukkers en uitgevers kenmerkt, om er zich een beeld van te kunnen vormen hoeveel ook hier in de oorlogsjaren is veranderd en dit terwijl toch voor de hand ligt, dat het Rijksbureau zijn ingeschrevenen
dikwijls ernstige teleurstellingen moet bereiden en een andere geestesverhouding dus zeker een voedingsbodem zou hebben. De reden van deze prettige samenwerking moet dan ook elders worden gezocht. Ik meen dat, nu het ambtenarencorps sedert het uitbreken van dezen tweeden wereldoorlog zeer sterk is uitgegroeid, een voorname oorzaak is gelegen in het feit, dat men thans in nagenoeg alle gevallen te doen heeft met ambtenaren, die zelf sedert kort uit het bedrijfsleven zijn gestapt en in vele gevallen hierin na den oorlog ook weer zullen terugkeeren en zich in verband hiermede dichter bij het bedrijfsleven voelen staan, dan de ambtenaren-van-huis-uit. Een tweede en zeker niet minder belangrijke oorzaak moet gezocht worden in de mogelijkheid, ja zelfs noodzakelijkheid, dat de nieuwe ambtenaar veelal op eigen initiatief besluiten neemt. Dit laatste moet vooral niet onderschat worden. Immers, vroeger kon de ambtenaar, eenige uitzonderingen daargelaten, slechts handelen voorzoover het binnen het kader van zijn groot aantal reglementen en paragrafen mogelijk was, zoodat eigen inzicht veelal reeds in de kiem gesmoord werd. Slotwoord Ik wil mij niet laten verleiden om te trachten datgene te openbaren, wat heden nog in den schoot der goden geborgen ligt. Men hoede zich evenwel voor niet gerechtvaardigd optimisme. De papiersituatie is ernstig, zoo ernstig, dat men zich hierover nauwelijks een helder beeld kan vormen en de gegronde vrees bestaat, dat zeer binnenkort op velerlei gebied nog drastische beperkingen zullen moeten worden ingevoerd. Het Rijksbureau doet hier wat het kan. Regelmatig wordt met de betreffende instanties het contact opgenomen teneinde door invoer van papier of grondstoffen de leemten te vullen, welke in de Nederlandsche productie zijn ontstaan. Daarom is het altijd zeer wel mogelijk, dat op het laatste oogenblik de toestand, welke aanvankelijk zoo zorgelijk werd gezien, toch nog ietWat rooskleuriger wordt door plotselinge lichtpuntjes. Men steune daarom alle maatregelen van het Rijksbureau, welke tot doel hebben het papier zoo economisch mogelijk te gebruiken. Weest ervan overtuigd, dat het Rijksbureau niets nalaat om ook uw bedrijf zoo lang mogelijk als actief lid van het Nederlandsche bedrijfsleven ingeschakeld te laten. Dit is geen humaniteit, doch een noodzakelijkheid voor Nederlands economisch herstel na dezen oorlog. *) Ingevolge de op 1 Juli 1943 in werking getreden Beschikking Papier, Papierverwerkende en Grafische Industrie 1943 zijn het Rijksbureau voor Papier en de sectie Grafische Industrie van het Rijksbureau voor Ver* werkende Industrieën tot één bureau vereenigd onder den naam Rijksbureau voor Papier, Papierverwerkende en Grafische Industrie. Belanghebbenden lezen het artikel van de hand van den Heer C. W. F. Pot in „Grafische Industrie" van 18 Juli 1943.
5
HET ZESTIGJARIGE M A A N D BLAD V A N DE VEREENI GING VOOR H A N D E N ARBEID. Een uitgave gedreven door een paedagogisch ideaal. In Augustus van het jaar 1883 verscheen het eerste nummer van het „Tijdschrift voor Handenarbeid", opgericht en uitgegeven door een zevental ondernemende leden en gedrukt bij de firma Wolters. Het streven was gericht op het bevorderen van het onderwijs in handenarbeid in Nederland en hoe groot de moeilijkheden in den beginne waren, blijkt wel uit het feit, dat na twee en een halven jaargang de uitgave in 1886 reeds moest worden gestaakt. Spoedig zou echter een nieuw orgaan de taak van het oude voortzetten, zij het dan ook in den bescheiden vorm van correspondentieblad voor de bestuurders en leiders van de huisvlijtscholen. In het jubileumnummer kenschetst de redactie deze periode als volgt: „Acht jaren werd zoo voortgesukkeld; de redactie-commissie was weinig eensgezind. De voorstanders van den handenarbeid en de onderwijzers kregen meer en meer invloed. Dit kwam tot uiting op de jaarvergadering van de vereeniging te Nijmegen, waar de heer L. A. de Hollander (Critas) zijn bekende denkbeelden ontwikkelde, waardoor het onderwijs en de handenarbeid naar voren kwamen en aan de huisvlijt een bescheiden plaatsje overbleef. Het periodiek onderging een grondige metamorphose; werd herdoopt in „Tijdschrift voor Onderwijs en Handenarbeid" en waagde zich onder krachtiger leiding op het veel omstreden terrein van de invoering van den handenarbeid als leervak op de scholen. „Jarenlang vormden de twaalf afleveringen een flink boekdeel met degelijke lectuur, waarin aan voor- en tegenstanders van onderwijs met en door arbeid een vrije
6
tribune werd gegund, 't Waren de jaren van de groote wrijving tusschen bekende paedagogen over leervak en leervorm." Na deze periode van grooten invloed kwamen de moeilijkheden in den vorigen wereldoorlog. Het papier werd duur; het ledental liep terug; een algemeene inzinking deed zich voor; en het hoofdbestuur achtte het raadzaam, na het beëindigen van den twee en twintigsten jaargang het maandblad te veranderen in een mededeelingenblad, hetwelk in brochure-vorm driemaal zou verschijnen. Doch een enkele gebeurtenis van buitenaf (nieuwe plannen ten aanzien van het onderwijs in den boezem der regeering) doet het oude vuur weer oplaaien, en sedert 1 November 1919 zijn de zestig jaren zonder onderbreking volgemaakt. „In die vele jaren wisten redacteuren en medewerkers ons vereenigingsbezit te maken tot een graag geziene figuur in de rij van vak- en onderwijsbladen en werd zeer vaak in de groote pers met waardeering gesproken over den inhoud van ons blad." Van de redacteuren mag de heer K. de Vries wel genoemd worden, die niet minder dan twintig jaar zijn krachten aan het maandblad heeft gegeven. De vereeniging zelf is steeds als uitgeefster opgetreden maar de druk werd in den loop der tijden aan diverse drukkers toevertrouwd en wordt thans door de firma Cuperus in De Bilt verzorgd. Het orgaan is thans in omvang en verschijningsfrequentie sterk beknot, doch doordrenkt als het is met een zekeren wil, zijn taak voort te zetten, gedachtig aan de resultaten, welke het reeds mocht boeken bij de opneming van den handenarbeid in de lagere-onderwijswet en bij het betere inzicht ten aanzien van dit opvoedingsmiddel bij uitnemendheid, hetwelk in breede kringen veld wint, zal het ongetwijfeld ook deze magere tijden doorworstelen.
TWEE JUBILEERENDE TIJDSCHRIFTEN ^ Er zijn nuchtere zakenlieden, die hun vaak nog kortstondig bestaan niet van jubilea houden en een reeds oogenblikken mee, waarop terugblik schuwen, star als hun de belangstelling rondom op onberekenend oog slechts op de toe- naspeurlijke wijze wegebt en komst en de in haar verborgen slechts een stoer doorzetten van winstmogelijkheden gevestigd is. enkele getrouwen de uitgave voor Doch deze prozaïsch geaarden een volgende bloeiperiode, welke vormen ongetwijfeld slechts een ven raadselachtig als onverkleine minderheid, welke als uitwachts kan volgen, bewaart. Op zondering den regel bevestigt, dat tóulke oogenblikken moeten door men gaarne den afgelegden weg p e n uitgever offers worden genog eens beschouwt, en afgezien bracht en hangt het voortbestaan van den begrijpelijken trots, van het periodiek veelal van zijn welken een terugblik op een suc- ruimeren en meer vooruitzienden cesvolle loopbaan of de instand- blik af. houding van een generatie op Wanneer hier een tweetal uitgeneratie overgeleverd bedrijf bij gaven een eervolle vermelding den jubilaris opwekt, ligt er in dit vindt, dan ligt daarin derhalve in herinnering brengen van de meer besloten dan enkel een moeite en den arbeid, welke aan plichtmatige opsomming van eneen verbeten wil tot doorzetten kele data en namen, doch spreekt ondanks de moeilijkheden ver- daar tevens uit een saluut aan bonden waren, telkens weer een hen, die onder gelijke omstandigles voor hen, die in een vlaag van heden en door even idealistische moedeloosheid tot opgeven ge- motieven gedreven, medewerken neigd zouden zijn. aan de instandhouding van het Talrijke tijdschriften maken in Nederlandsche tijdschrift.
f
^
Een voorbeeld van bewonderenswaardig persoonlijk initiatief, kenmerkend voor onze hoogstaande gespecialiseerde vakpers. Het Nederlandsch Tijdschrift voor Psychologie is zijn elfden jaargang ingegaan en in een „blik achterwaarts" op de tien jaren, welke het periodiek thans bestaat, releveert Dr. Jac. van Essen, de oprichter en leider van deze wetenschappelijke uitgave, met gerechtvaardigden trots allereerst het feit, dat het tijdschrift
zich al dien tijd zonder eenige subsidie van buitenaf heeft weten te handhaven, hetgeen, gezien het specialistische karakter wellicht een unicum genoemd mag worden. Een tijdschrift als dit, vallend buiten de belangstelling zelfs van hen, die zich voor periodieken mteresseeren, heeft een enorme e n enthousiaste stuwkracht noodig, wil het, steunend slechts op een kleinen kring van specialisten, niet vroeg of laat bij het verminderen der belangstelling tengevolge van oorzaken van buitenaf in een kwijnend en moeizaam voortgesleept bestaan vervallen. In het openhartig relaas treden
De laatste oefenen ongetwijfeld vooral op tijdschriften een ongunstigen invloed uit, maar zij kunnen niet de oorzaak zijn van een zoo onmiskenbare verwaarloozing..." Moge het feit, dat de oorspronkelijk voorgeschreven bezuiniging op het papierverbruik voor dit wetenschappelijk blad van overheidswege werd ingetrokken, er toe medewerken, dat het zich uit zijn impasse bevrijdt en als een trotsch voorbeeld van wat persoonlijk initiatief vermag, zijn eervolle plaats onder de hoogstaande Nederlandsche vaktijdschriften blijft innemen.
H E T DOORPLAATSEN VAN LOOPENDE G E N E E S MIDDELEN -ADVERTENTIES
^
HET NEDERLANDSCH TIJDSCHRIFT VOOR PSYCHOLOGIE BESTAAT 10 JAAR
de zorgen en moeilijkheden dan ook naar voren, welke zich vooral in het begin reeds rondom deze uitgave voordeden. En het getuigt niet alleen van een groote liefde voor zijn beroep, maar ook van een onweerstaanbaren litterairen en journalistieken drang, dat de auctor intellectualis, die reeds jaren met het plan om tot de uitgave van een tijdschrift te komen, rondliep, zelf een uitgeverij oprichtte, welke ruim twee jaar in de achterkamer van zijn eigen woning was gevestigd, omdat er niemand anders te vinden was, die het risico wilde dragen. Doch hij zegt over deze periode niet zonder het slaken van een verzuchting: „De daarbij opgedane ervaringen doen mij sedert dien iedereen ten sterkste afraden, op een dergelijke wijze ideëele met materieele zorgen te verbinden!" Naast de administratieve stonden de niet minder moeilijke redactioneele problemen. Met jeugdig vuur en liefde voor de moderne" geesteswetenschap, het eenige wat de oprichter en zijn medewerker volgens zijn bescheiden verklaring in dien eersten tijd bezaten, waren zij in staat de „veelal niet malsche critiek, die meer in het bijzonder van de zijde van het vak zelf kwam, welgemoed te verdragen en er zelfs hun voordeel mee te doen". Zoo worstelde het tijdschrift zich door de moeilijkheden heen, terwijl zich ook in het latere verloop de noodige op en neergang vertoonde, totdat de N.V. Ruys' Uitgeversmaatschappij te Zutphen de uitgave ter hand nam. Ook thans bevindt het tijdschrift zich in een depressie en schijnt naar het oordeel van haar zorgvuldigen behoeder zelfs verschijnselen van ouderdomszwakte te vertoonen. Hij voegt hier echter aan toe: „Nochtans is deze indruk onjuist, zooals het ook onjuist zou zijn hier de tijdsomstandigheden als verontschuldiging aan te voeren.
Uit schriftelijke en telefonische vragen is gebleken, dat velen de bedoeling van Aanwijzing No. 13 van den Gildeleider niet goed hebben begrepen. Zij meenen uit punt 1 van deze aanwijzing te moeten lezen, dat loopende orders na 1 September niet meer mogen worden geplaatst zonder de goedkeuring van de voorloopige commissie. Dit is onjuist. Punt 1 zegt n.1., dat het na 1 September niet meer geoorloofd is advertenties ter plaatsing aan te nemen. Dit betreft dus nieuwe orders. De behandeling van de loopende orders wordt geregeld in de punten 3 en 4 van de aanwijzing. Deze advertenties moeten, ook al waren zij reeds vóór 5 Augustus goedgekeurd, in elk geval aan de voorloopige commissie worden voorgelegd. Tot 1 November kan met de plaatsing van deze loopende orders worden voortgegaan, doch daarna slechts, indien de goedkeuring door het Persgilde is gepubliceerd.
7
Vernieuwing Wenn auch die Welt in Wehen liegt und sich in wilden Schmerzen windet, mit jedem Atemzuge bindet die Hoffnung Licht, und nie versiegt der Quell, der alles Leben speist, der Neues weckt, wenn Altes schwindet und nichts ist, das nicht Lösung findet, Wenn Wunsch und Wille Richtung weist! ERNST KR AU SS. In het Juni-nummer van „De Pers" stond een critiek over mijn laatste brochure „Reclame in Schaarschtetijd" en onder de vele prettige dingen, die mijn geachte criticus omtrent dit boekje schrijft, is hem o.a. opgevallen, dat ik „voorspelde", dat in het jaar 1948 de advertentie-pagina's meer van redactie-pagina's weg zullen hebben. Elke advertentie zal dan op zichzelf meer op „voorlichting" dan op reclame ingesteld zijn. Mijn criticus schrijft er dan bij: „De Heer Van der Sluys baseert zich daarbij op de gedachte, dat ook na den oorlog een geleide economie zal blijven voortbestaan." Laat ik eens een oogenblik aannemen, dat de oorlog in 1948 inderdaad afgeloopen is en dat er geen sprake meer is van een zoo stevig gebonden economie, zooals in oorlogstijd nu eenmaal onvermijdelijk is in het belang der volksgemeenschap, dan nóg geloof ik, dat de advertenties meer den vorm van „voorlichting" dan van „reclame" zullen hebben. Die voorspelling staat dus geheel los van den oorlog en alles wat ermee samenhangt, zooals b.v. gebonden economie, maar wordt gebaseerd op een langzame, maar wonderlijke metamorphose, die zich in de reclame voltrekt. Zooals deze tijd revolutionnair werkt op velerlei gebied, men denke eens aan totaal nieuwe richtingen op het gebied van schilderkunst, architectuur en wetenschap, die tijdens het revolutionnair gebeuren na 1933 in Duitschland zijn ontstaan, laat deze periode ook op het gebied der reclame diepe sporen achter. Sporen, die de aarde stevig en diep omwoelen, waardoor nieuwe lagen naar boven komen van voor bevruchting rijp gemaakte aarde! Het is de eeuwige kringloop involutie-evolutierevolutie, die nadat de menschheid van den eersten schok en de eerste verwondering bekomen is, tot diep nadenken stemt. Als ik dit artikel schrijf, zit ik voor mijn boekenkast en laat mijn oogen zoo eens glijden langs de talrijke boeken over reclame en alles wat ermee samenhangt, die ik in de laatste tien jaren in binnen- en buitenland bijeengegaard heb. Als ik die tientallen eens op den keper beschouw, wat is daarvan dan nog bruikbaar in dezen tijd? Al deze boeken en die honderden tijdschriftartikelen zijn geschreven in een anderen tijd, ze pasten op totaal andere toestanden en verhoudingen. De theorieën, die in deze werken verkondigd werden, waren goed voor dien tijd, maar veel ervan wordt nu voor ons waardeloos. In
8
dezen tijd van Umwertung aller Werte rest ook den reclamemenschen niet veel anders dan opnieuw op verkenning uit te gaan. En daarbij zullen zij er goed aan doen, de gebaande wegen van tijd tot tijd te verlaten en hun oogen en ooren den kost te geven op nieuwe gebieden. Wij zullen niet meer ja en amen moeten zeggen op theorieën, die overgeleverd worden uit een tijdperk, dat afgesloten is en achter ons ligt. Wij moeten zelf weer aan het experimenteeren slaan. H e t is volkomen begrijpelijk, dat talrijke volksgenooten zich krampachtig vastklampen aan hetgeen achter hen ligt en alleen nog op die herinneringen „leven" met als rose verschiet, dat (hoe, daarvan hebben zij geen besef!) dat zelfde leven wel weer eens terug zal komen als de oorlog voorbij is. Dat deze menschen in het jaar 1943 reeds heel wat verstandiger denken over talrijke zaken, die voor hen in 1940 eenvoudig onbestaanbaar waren, daaraan worden zij maar niet al te graag herinnerd. De reclame-man, die de mentaliteit terdege dient te kennen, heeft er echter maar rekening mee te houden. Men mag dit geen prettigen tijd vinden, maar het is een geweldig dynamische tijd, waarin op allerlei gebied (ook op dat der reclame) zulke machtige verschuivingen plaats vinden, dat slechts de geschiedschrijver dat over een jaar of tien in een rustige studeerkamer kan overzien. Wij zitten er met den neus te dicht op en maken aan den lijve soms te onprettige dingen mee, dan dat ons oordeel objectief kan zijn. Voor de ouderen in het reclame-vak zal het niet altijd even eenvoudig zijn om zich weer om te stellen op deze nieuwe era. Leeftijd zegt echter niets, want in menig ouder collega zit dikwijls meer pit dan in een verwenden jongeman. Ik voor mij geloof, dat wij een tijd van vele nieuwe mogelijkheden en ontdekkingen op reclamegebied tegemoet gaan en dat iedereen, die den ondergang der reclame predikt, een verbazend onverstandige zwartkijker is! Maar dan moeten wij het gareeltje uit, dan moeten wij iets revolutionnairs aandurven op reclame-gebied, d a n . . . . zullen wij moeten beginnen ons iets van den geest eigen te maken, die 'ons volk in de eerstkomende tien jaren zal bezielen. En dat beteekent, dat men niet als individualist, maar als gemeenschapsmensch het Nederlandsche publiek tegemoet moet treden, ook in de reclame. Ja, juist in de reclame, want die doorwroet het heele volksleven als zuurdeesem! Daarvan komt de actie, die zet de drijfveeren iri beweging en die geeft, als het erop aan komt, den laatsten stoot! Als het oorlogsonweer voorbij is en we schuiven de ramen open en ruiken de frissche atmosfeer, dan zullen wij aan dien vreeselijken bliksem en dien ver'schrikkelijken donder niet zoo lang meer denken. H e t is toch menschelijk om onaangename dingen snel te vergeten. Maar, blijf dan niet te lang mijmeren over dit wonder, neen, grijp meteen de kansen, w a n t . . . . wat u in de eerste zes maanden na den oorlog zult bereiken, dat zal den doorslag geven voor hetgeen u in de eerstvolgende tien jaren zult zijn!
En nu heb ik voorspeld, dat de advertenties in 1948 meer op een stuk van de redactie dan op „reclame" zullen gelijken en daarvoor zal ik argumenten moeten aanvoeren. Welnu, laat ik dan volstaan met dit eene: Als u als gemeenschapsmensen het publiek tegemoet treedt, dan blijven al die overdreven, dikopgelegde verhalen, zooals wij die kennen uit den tijd der hooge-drukverkoopen, vanzelf al achterwege. Het hoogste doel van een bedrijf is dan niet meer om uitsluitend winst te maken, want tegen dien tijd zullen wij geleerd hebben, dat er nog andere waarden zijn, die het leven waard maken om geleefd te worden. De reclame zal tegen dien tijd wel zoo grondig gesaneerd zijn van alle schadelijke en bedriegelijke voorstellingen en overdrijvingen, dat de adverteerder van den ouden stempel „er niets meer aan zal vinden". Alle smeuiigheid (lees: eenzijdige overdrijving ten koste van anderen!) zal dan achterwege moeten blijven, totdat op een gegeven moment een schrandere adverteerder ontdekt, dat het publiek nergens zooveel waarde aan hecht als aan het eenvoudige krantenrelaas. Het voorbeeld ziet u dagelijks bij de recensies van tooneelstukken, concerten en boeken. Wat de krant schrijft, vormt de publieke opinie. Lichtenberg heeft over de „publieke opinie" eens raak gezegd: „Die öffentliche Meinung lasst sich definiëren als das Klappern der Bretter vor den Köpfen" en waarschijnlijk was hij er niet ver van af. En zoo zal men zien en beleven, dat de adverteerder in de naaste toekomst veel dichter bij de redactie kruipt, dan hij nu wellicht zal durven droomen! Niemand, behalve een gewetenlooze schurk, zal den oorlog verwelkomen, maar nu hij er eenmaal is en nu wij langzaam gaan inzien, dat deze oorlog een geestelijke revolutie is van zoo'n ontzaggelijk grooten omvang, nu kan men er in zeker opzicht dankbaar voor zijn, dit geweldig tijdgebeuren mee te mogen maken. De naaste toekomst kan
'
zijn als een lange St. Nicolaasavond, de eene verrassing na de andere. Alles wat zich thans afspeelt op sociaal en geopolitiek terrein, dat is toch wel een veeg teeken, dat de oude wereld bezig is te verdwijnen en dat de menschheid in werkelijkheid al lang niet meer gelooft aan de theorieën op velerlei gebied, die ze jarenlang zonder nadenken geslikt heeft. Het is het tredmolentje van de publieke opinie dat verstoord is, het zijn de reactionnaire krachten, die bezig zijn den stroom van als-een-os-voor-den-bijl steeds maar in één richting doordenkende massa, te keeren. En afwisselend deel van de massa en dan weer in zeker opzicht leider van een deel der massa, kan ook de reclame-man zich op den duur niet aan deze geestelijke revolutie onttrekken. Het heeft geen doel erom heen te praten of met fraaie vergelijkingen te werken, maar wij dienen de waarheid onder het oog te zien van het aloude spreekwoord: „De tijden veranderen en wij met hen". Men kan dat trachten tegen te gaan, angstvallig zich vastklampend aan stroohalmen van geruchten en voorspellingen, of aan dikke woorden en leege beloften, onverzettelijk nemen de gebeurtenissen hun loop en wie niet mee komt, die komt ten achter. Maar daarvoor zijn de Nederlandsche krantenman en zijn collega, de Nederlandsche reclame-man, immers te pienter! Want daarvan ben ik zeker: Dezelfde krachten, die de Nederlandsche reclame in de afgeloopen 25 jaren hebben gebracht tot een hoogte en ontwikkeling, die door de internationale vakpers algemeen werd erkend, zullen straks hun beste krachten geven om, bouwend op nieuwe principes, de Nederlandsche reclame weer tot vollen bloei te brengen. En ik mag hier misschien eindigen, waarmede ik begon, en wel met het woord van Ernst Krauss: Und nichts ist, das nicht Lösung findet, Wenn Wunsch und Wille Richtung weist! W. N. V A N DER SLUYS Jr.
VAN DE VAKGROEP TIJDSCHRIFTEN
Tijdschriftenruil. Reeds ongeveer een jaar geleden heeft de Vakgroep in samenwerking met de betreffende Duitsche instantie een begin gemaakt met het tot stand brengen van een uitwisseling van tijdschriften tusschen Nederlandsche en Duitsche uitgevers. Zoo hebben ook talrijke firma's exemplaren van hun periodieken ingezonden met een opgave van de gelijksoortige Duitsche uitgaven, waarvan zij de toezending op
V—-/
prijs zouden stellen. Ook aan gene zijde van de grens werden de wenschen naar voren gebracht, zoodat niets een regelmatig ruilverkeer meer in den weg zou hebben gestaan, indien niet de opheffing en combinatie van vele bladen, zoowel hier als in Duitschland, haar belemmerenden invloed hadden doen gelden. Aangezien tenslotte het „Referat Zwischenstaatlicher Zeitschriftenaustausch" zijn werkzaamheden had gestaakt en het ruil-
verkeer met het buitenland aan den „Ausland-Zeitungshandel GmbH", te Keulen was opgedragen, werd het noodzakelijk tot een nieuwe regeling over te gaan. De Nederlandsche uitgevers, die den ruil met bepaalde Duitsche periodieken op prijs zouden stellen, kunnen zich thans rechtstreeks met de betreffende uitgevers-firma's hierover verstaan. Indien men aldus tot overeenstemming is gekomen, moet de genoemde „Ausland-Zeitungshandel" van de voorgenomen uitwisseling in kennis worden gesteld, welk lichaam dan het ruilverkeer verder zal regelen. Het adres luidt: Ausland-Zeitungshandel GmbH, Köln, Stolkgasse 25—31.
9
DE BETEEKENIS VAN DE PERS VOOR FABRIEKSARBEIDERS In „Zeitungswissenschaft" verscheen een studie van Dr. Friedrich Schiller over een onderzoek, dat deze in de jaren 1938 en 1939 heeft ingesteld bij een groep fabrieksarbeiders, teneinde vast te stellen op welke wijze en in hoeverre pers, radio en film op deze bevolkingsgroep inwerken. Aan deze uitvoerige studie ontleenen wij het volgende: De samenstelling van de te onderzoeken groep arbeiders kwam in groote trekken overeen met die van het geheele bedrijfspersoneel voor wat betreft beroepsopleiding, leeftijd, familie-omstandigheden, arbeid en woonplaats. Voorts werd er voor gezorgd, dat bij de te onderzoeken groep de aantallen wissel- en dagploegarbeiders in dezelfde verhouding stonden als bij het geheele personeel; hierdoor kon worden aangenomen dat de te onderzoeken groep de verhoudingen bij het personeel van het geheele bedrijf op de juiste wijze weerspiegelde. Het onderzoek geschiedde zoowel door middel van rechtstreeksche ondervraging als door vragenlijsten, waarbij met verschillende factoren rekening moest worden gehouden. Allereerst werd het vraagstuk inzake indeeling en duur van den vrijen tijd der arbeiders nader bezien. Het personeel van de wisselploegen beschikte vanzelfsprekend over meer vrijen tijd overdag, dan het personeel van de dagploegen, hoewel deze vrije tijd door de vele veranderingen der werktijden niet zoo doelmatig te gebruiken was. De arbeidsuren van de dagploegarbeiders lieten geschiktere tijdsruimten voor geestelijke ontwikkeling: a) omdat hier de mogelijkheid bestond vergaderingen en bedrij f sappèls bij te wonen, waarbij de wisselploegarbeiders dan dikwijls dienst hadden; b) omdat ook de middagpauze kon worden gevuld met lectuur en het luisteren naar de radio; c) omdat deze tijdsruimten regelmatig terugkwamen en ook de
10
weekeinden en feestdagen omvatten. Tengevolge van de ongunstige ligging van het bedrijf moesten dagelijks 2J a 3 uren van den beschikbaren vrijen tijd worden afgetrokken voor het heen en weer reizen. Inzake de economische positie van den arbeider kon worden vastgesteld, dat het bruto inkomen hem in staat stelde zijn geestelijke ontwikkeling voldoende te bevorderen, hoewel hier en daar nog gevolgen van langdurige werkloosheid (1935/'38), ziekten, etc. te zien waren. Als laatste van de factoren, belangrijk voor het onderzoek, wordt tenslotte genoemd de politieke en algemeene interesse van de onderzochte arbeiders, welke wordt bepaald door de volgende feiten: a. Door zijn maatschappelijke positie is de arbeider wel gedwongen zich politiek te orienteeren. b) Bij het te onderzoeken bedrijf had deze politieke interesse tot groote politieke activiteit geleid. c) Ongeveer VB deel van het aantal arbeiders stond in 1938 reeds in dienst van partij en volk. d) Bij het personeel konden vele verschillende individuen met veelzijdige belangstelling worden opgemerkt, terwijl liefhebberijen als sport, muziek en fotografeeren niet zelden voorkwamen. Bij het meerendeel der arbeiders was de krant de eenige bron van de kennis der dagelijksche gebeurtenissen. Hoewel dagelijks in contact komend met radio, film of tijdschriften, heeft het dagblad niets van de beteekenis voor den arbeider ingeboet. Uit het onderzoek bleek o.a. dat van de 166 arbeiders er slechts 5 de krant niet lazen. 13 lazen haar af en toe en 148 regelmatig en dat ondanks het feit dat 68 % van de op een dagblad geabonneerde arbeiders bovendien radio bezat. Op de vraag, om welke redenen men op een krant geabonneerd was, werd geantwoord, dat de krant als geestelijk voedsel on-
misbaar werd geacht. Bij de keuze van een dagblad was bij een vierde van het aantal arbeiders de politieke wereldbeschouwing van het blad bepalend; twee arbeiders vonden den abonnementsprijs den voornaamsten factor en twee anderen voerden andere redenen aan, terwijl de rest provinciale en locale bladen prefereerde. Het viel daarbij op, dat bij de oudere arbeiders de neiging naar het blad van hun woonplaats sterker was dan bij de jongeren. Voorts bleek dat het politieke gedeelte en het plaatselijke nieuws van een blad met de meeste interesse gelezen werden. Eerst daarna volgden advertenties, ontspanningslectuur, sportnieuws, economisch en technisch nieuws. Voornamelijk waren er dus twee factoren, die de betrokken arbeiders zich op een blad deden abonneeren. Men zou wellicht denken, dat, als gevolg van de groote politieke belangstelling een industriearbeider zich zou abonneeren op een groot landelijk blad; dat was echter niet het geval. Zelfs de politiek meest geïnteresseerden waren geabonneerd op een blad, dat de beste plaatselijke berichten over hun woonplaats verstrekte. Bij onderzoek naar de belangstelling voor arbeidersbladen en vakladen bleek, dat bijna 50 % op dergelijke bladen geabonneerd was. De rest kon geen steekhoudende redenen voor het nietlezen dezer bladen aanvoeren. Aan het bedrijfsblad komt in een groot bedrijf een belangrijke plaats toe; de streng doorgevoerde arbeidsverdeeling en -ordening is oorzaak, dat arbeiders, die jarenlang in hetzelfde bedrijf werkzaam zijn, dikwijls niets van een andere afdeeling weten en dag in dag uit in denzelfden sleur naar hun plaats gaan, zonder andere afdeelingen te mogen betreden. Het is de taak van de bedrij f scourant den arbeider begrip voor het doel van zijn werk en inzicht in den samenhang der verschillende afdeelingen bij te brengen. 27 % van de ondervraagde personen verklaarde de bedrijfscourant van a tot z door te lezen; de overige arbeiders interesseerden zich slechts voor gedeelten er van. Voorop stond de belang-
Ook voor het perswezen van beteekenis *) In het vorig nummer kon nog net gewag gemaakt worden van het verschijnen van dit nieuwe tijdschrift, hetwelk door zijn even typisch als origineel uiterlijk geen twijfel omtrent de in het binnenwerk behandelde onderwerpen laat bestaan. Het algemeen tijdschrift voor de grafische vakken zal dan ook in perskringen meer dan de gewone aandacht, welke men aan een willekeurige nieuwe uitgave schenkt, getrokken hebben, omdat een hoog ontwikkeld perswezen zonder een vervolmaakte typografie niet denkbaar is en omdat eên ieder, op eenigerlei wijze — doch vooral met zijn hart — aan het uitgeversbedrijf verbonden niet onverschillig kan en mag blijven voor hetgeen in het grafisch bedrijf omgaat, met welke problemen het worstelt en tot welke prestaties het tenslotte komt! Het tijdschrift „Algrafica" is daarom alleen al als periodiek, als typografisch product, merkwaardig, omdat het al theoretiseerend de practijk beoefent. Bij een beschouwing over het artistieke element in de typografie —• een der artikelen uit dit eerste nummer — kan de strekking, de sfeer van het betoog alleen reeds door de wijze waarop het in zwart of in kleur op papier wordt gebracht, kracht bijgezet of afbreuk gedaan worden. In dit tijdschrift is het daarom mogelijk, dat, zooals bij de bepaling van doel en streven reeds werd uitgesproken, de twee kampridders „Theorie en Practijk" hun fonkelend tournooi zullen houden; en dat niet slechts, zooals wellicht bedoeld, in het geschreven woord, doch vooral door de wisselwerking tusschen den geestelijken inhoud en den vorm, waarin deze door knappe vakmenschen als sprekend en lichtend voorbeeld werd gegoten.
stelling in artikelen over technischen vooruitgang en fabricage van nieuwe producten. Veel aandacht werd ook gewijd aan de reisberichten van „Kraft durch Freude" en de artikelen „Uit het Leven der Bedrij f sgemeenschap". Een niet gering deel las de beschrijvingen over oorlogservaringen, artikelen over bedrijfsspionnage, woningvraagstukken en raadgevingen inzake bedrijfsveiligheid. Het behoeft dus verder geen betoog dat de bedrij f scourant in een
Dan kan het niet anders, of het doel, hetwelk met deze uitgave wordt beoogd, zal met ieder nummer meer worden benaderd. Hoewel het uitgeversbedrijf het zwaartepunt van zijn belangstelling voor dit nieuwe periodiek ongetwijfeld zal leggen op de vaktechnische resultaten, welke er uit spreken, enkel en alleen terwille van die resultaten en hun toepassing, moet hier toch met een enkel woord het streven vermeld worden, hetwelk onafscheidelijk aan de reeds besproken doelstelling verbonden wil zijn: het opwekken van de vakeer in een ware beroepsgemeenschap, waarbij, zooals het tijdschrift vaststelt, de werkgever zoowel als de werknemer een gemeenschappelijk belang hebben. Het grafische vak moet weer op een „kunst"-peil gebracht worden. „Een peil, waarvan wij met trots gewagen kunnen, zoo goed als wij er dan weer trotsch op zullen zijn tot de werkers van het grafisch vak te behooren!" Dit geluid uit een aan.het perswezen zoo inhaerent gebied moge in wijde kringen begrip en weerklank vinden." *) Uitgave: N.V. Uitgeversmaatschappij „Werkend Volk", Amsterdam. Druk: N.V. De Arbeiderspers, Amsterdam.
bestaande behoefte voorziet. Dit onderzoek dat uit 1938 dateert wees herhaalde malen uit, dat de pers onontbeerlijk is voor de ontwikkeling en opvoeding van den arbeider. Het feit dat van de 104 radiobezitters er vijftien niet op een krant waren geabonneerd, zou wellicht den indruk wekken dat de radio de pers verdringen gaat. Dat een dergelijk argument nauwelijks steek houdt, bleek bij nader onderzoek; zeven
van deze vijftien lazen toch regelmatig een krant, terwijl vijf andere arbeiders, hoewel niet regelmatig, toch dikwijls een krant ter hand namen. Slechts drie der proefpersonen vergenoegden zich met het luisteren naar de radioberichten. Met één uitzondering lazen deze drie geen krant, omdat zij naast de kosten van hun radiotoestel een courantabonnement niet konden betalen. Van een concurrentie tusschen pers en radio kan dus geen sprake zijn.
11
Vlugger verzending van Periodieken Wij zijn speciaal ingericht voor het
d r u k k e n van periodieken, hebben een ruime gelegenheid voor postexpeditie, terwijl door de ligging van Zeist in het centrum des lands een snelle postbestelling en andere expeditie gewaarborgd wordt
DEN EnveloppenPapier-
en
HAAG
DRUKKERIJ VAN LQNKHUYZEN • ZEIST
Kantoorboekenfabriek
en schrijf
MONTAUBANSTRAAT 13 -
warengroothandel
TEL. K 3404/2441
MAG-LACO Prins Hendrikkade 34
—
Amsterdam-C.
MAN-Rotatiepersen •
Wij vertegenwoordigen de meest vooraanstaande Fabrieken op Drukkerijmachine gebied.
MAN-Snelgietwerken •
LINOTYPE-Zetmachines
Super-Grotesk
Thannhaeuser
odppdd
Splendor
Bodoni-Antiqua
Minister-Antiqua Een indrukwekkende rij meesterprestaties zag de
ZlrWuQOA
laatste jaren het licht. Het zijn mijlpalen die de
Gladiator
weg naar het hart van alle grafici afbakenen
Klinker-Type
S P R I N G E R & M U L L E R N.V. Amsterdam, Warmoesstraat 2-4-Ó-8
Patria
Gedrukt van Galvano
P 1086 4 Verantwoordelijk redacteur: J. Learbuch te '' s-.Gravenhage. Verantwoordelijk voor de advertenties: A. H. hammers te Amsterdam. Uitgever en drukker: N.V. De Arbeiderspers te Amsterdam. K 113. Verschijnt eenmaal per maand. Abonnementsprijs ƒ5.— per jaar. Prijs per nummer f 0.60.
12