WEES NIET BANG ! Hoe vertrouwvol en vreugdevol christen zijn vandaag? Lieve De Sutter
1. Wees niet bang! 1
Er schijnt eens iemand uitgerekend te hebben dat de aansporing ‘Wees niet bang!’ in de Bijbel maar liefst 365 keer (in verschillende bewoordingen en toonaarden) voorkomt, als het ware voor elke dag één keer. Misschien is het inderdaad wel een aansporing die we dagelijks nodig hebben. Er is nogal wat om bang voor te zijn, zowel in het grote wereldperspectief als in ons persoonlijk leven. Elke dag worden we overspoeld met slecht nieuws: natuurrampen, misdaden, ziekte, oorlog, armoede, dreigende werkloosheid, milieuverontreiniging, bankencrisis, het vluchtelingenprobleem…Wie verwacht dat het morgen beter zal zijn? Wie kijkt er niet verontrust en angstig de toekomst tegemoet? Recent onderzoek heeft aangetoond dat het vertrouwen in de toekomst bij de mensen nog nooit zo klein is geweest. Vorige week nog titelde het Nieuwsblad paginagroot: “ De Vlaming wordt alsmaar pessimistischer!” En alsof dit nog niet voldoende zou zijn, is er een onderliggende fundamentele angst. De vraag naar de zin of de zinvolheid van het leven (elke dag maken gemiddeld 7 mensen een eind aan hun leven) , de vraag naar wat als de dood nadert…Vragen zo oud als de mensheid zelf, die we weerspiegeld zien in de eeuwenoude religieuze zoektocht van de mens, telkens opnieuw een antwoord zoekend op de vraag: “ Is er misschien Iemand die mij ondanks alles en doorheen alles blijft dragen?” Angst is op zich een normale menselijke reactie en niet per definitie negatief. Het kan je zelfs helpen om beter te reageren in bepaalde situaties. Zo kan angst om te falen je harder doen werken of kan angst voor een examen je harder doen studeren. Maar angst buiten proportie, angst zonder tegengewicht kan allerlei negatieve gevolgen hebben zoals agressie, verkramping, blokkages, verlamming, het star vast houden aan de eigen overtuiging in een vorm van fundamentalisme. Angst doet mensen wegkruipen in een zelfgekozen isolement en verregaand wantrouwen. Ook in de Kerk spelen angst en onzekerheid vandaag een grote rol. We maken ons zovele zorgen. Ook in onze parochies kijken we vaak met een bang hart naar de toekomst. Wat zal het allemaal worden? En toch zou de Kerk bij uitstek de gemeenschap moeten zijn waar de angst niet het laatste woord krijgt. We moeten door de angst heen gaan en leven in het vertrouwen. Wij mogen niet zijn, zo schrijft Paulus in de eerste brief aan de Tessalonicenzen, zoals de mensen die zonder hoop zijn. (1 Tess 4, 13). Of zoals Augustinus het verwoordt: ‘ Het is alleen de hoop die ons waarlijk tot christenen 2 maakt.’ Volgens Enzo Bianchi, de prior van de oecumenische communauteit in Bose (N.-Italië), is het de voornaamste opdracht van de christenen vandaag: getuigen van de hoop die in ons leeft! “ Het is de enige taak die wij christenen hebben tegenover alle mensen. We moeten tegenover hen getuigen, allereerst met ons leven, dat de dood niet het laatste woord heeft. Vaak matten we ons af met het zoeken van allerlei opdrachten en zendingen die Christus ons niet heeft toevertrouwd. Zo zijn we niet meer het zout der aarde en het licht van de wereld (cf. Mt 5, 1314). Laten we ons niet te snel de mooie omschrijving eigen maken van christenen als ‘experten in humaniteit’. Het ware beter een begin te maken om te delen in ‘de vreugden en de hoop, het verdriet en de angsten van de mensen van deze tijd’. Laten we hen brengen – in de arme en ‘broze vaten’ (2Kor4,7) die we zijn – de grote schat van de zalige hoop: het leven is sterker dan de dood, de liefde is sterker dan de haat, Gods trouw haalt het van onze 3 menselijke ontrouw.”
1
Zie ‘Wees niet bang. Het levensverhaal van bisschop Tiny Muskens, verteld aan Arjan Broers, 2004, p. 358 ev. AUGUSTINUS, De Stad Gods, VI, 9,5: ‘ vita aeterna (…) propter quam unam proprie nos Christiani sumus.’ 3 E.BIANCHI, Aprire un varco alla speranze (Testi di meditazione, 135), Bose, Qiqajon, 2007, 12 met verwijzing naar PAULUS VI, Redevoering voor de UNO, 4 oktober 1965 en Gaudium et Spes, 1. 2
Hoe kunnen wij ons deze grondhouding van hoop en vertrouwen eigen maken, niet alleen rationeel (met ons verstand) maar werkelijk existentieel (in ons leven en beleven)? Hoe kunnen wij mensen worden die leven vanuit het Vertrouwen en niet angstig zijn? En hoe vertaalt zich dat dan in ons leven en onze werking? Enkele jaren geleden schreef Paus Benedictus XVI een heel mooie encycliek: Spe Salvi (gered door de hoop). In die encycliek stelt hij diezelfde vraag op een wel zeer indringende manier: “ Toch moeten wij nu heel uitdrukkelijk vragen: is het christelijk geloof ook voor ons vandaag hoop die ons leven omvormt en draagt? Is het geloof voor ons ‘performatief’, een boodschap die het leven zelf opnieuw vorm geeft, of is het alleen nog maar ‘informatie’, die wij inmiddels 4 aan de kant geschoven hebben en die ons achterhaald lijkt door nieuwere informatie?” Is maw. het christelijk geloof ook voor ons vandaag hoop die ons leven omvormt en ten diepste draagt? Of anders geformuleerd: schenkt ons geloof ons het vertrouwen dat uiteindelijk de angst wegneemt? En zo ja, hoe dan wel? 2. Een Bijbelse verkenning Op zoek naar een antwoord op deze vragen beginnen we – hoe kunnen we anders? – in de Schrift. De oproep om geen angst te hebben klinkt bijna als een refrein doorheen de ganse Bijbel, van het begin tot het einde. Welk houvast biedt de Bijbel ons vandaag om te midden van zovele veranderingen en vragen vertrouwvol te leven? Twee valkuilen moeten we bij deze Bijbelse verkenning vermijden: 1. Een slechte verstaander zou kunnen denken dat we door een Bijbelse verkenning de concrete, versta moeilijke en weerspannige, realiteit uit de weg gaan en dat we met de Bijbelcitaten op zoek gaan naar al te goedkope of al te spirituele troost. Daarmee zouden we de Schrift onrecht aandoen. God laat zich kennen in de geschiedenis, in het leven van mensen. Telkens opnieuw lezen we dus heel concreet menselijke en dus heel herkenbare, zo hoop ik toch, situaties van angst én de ervaring van nieuw vertrouwen. Het gaat dus niet om een vlucht uit de werkelijkheid, maar temidden van het heel concrete leven ervaart de Bijbelse mens angst én vertrouwen. Het gaat om een beproefd vertrouwen: ondanks alles…en toch… 2. Een tweede valkuil zou zijn dat we in de Schrift op zoek zouden gaan naar handleidingen of concrete recepten om om te gaan met de huidige situatie in onze gemeenschappen. Die zullen we er natuurlijk niet vinden. Ik wil samen met u in die concrete ervaringen van de Bijbelse mens op zoek gaan naar bouwstenen voor een gelovige, vertrouwvolle en vreugdevolle grondhouding. Het is mijn diepe overtuiging en geloof dat die Bijbelse bouwstenen ons fundament vormen om vandaag kerk te zijn. Ik geef u slechts enkele voorbeelden. Reeds in het eerste boek van de Schrift, het boek Genesis, klinkt het al tot Abraham: ‘Vrees niet, Abram, Ik zal uw schild zijn.’(Gen 15, 1). Abram was ingegaan op de roepstem van God, hij had zijn thuis en zijn land verlaten (probeer het u eens in te beelden) met als enige “zekerheid” Gods belofte van zegen en een talrijk nageslacht. Ook hij kende evengoed vertwijfeling, angst en onzekerheid. Zo zegt hij op een bepaald moment: ‘ Heer God, wat heb ik aan uw gaven?’ Hij was op weg gegaan, maar van de realisatie van de belofte – een talrijk nageslacht – heeft hij nog niet veel gemerkt. En dan zegt God tegen hem: ‘Vrees niet!’ En een beetje verder in het boek Deuteronomium. Het volk is al 40 jaar onderweg in de woestijn met alle moeilijkheden, vertwijfeling, heimwee en wanhoop. Uiteindelijk komen ze aan bij de Jordaan, waar aan de overkant eindelijk het ‘Beloofde Land’ op hen wacht. Tot hen zegt Mozes: ‘Wees sterk en moedig, wees niet bang en heb geen schrik voor hen, want de Heer uw God trekt zelf met u mee: Hij laat u nooit alleen, Hij laat u niet in de steek.’ Daar stelt Mozes Jozua aan als zijn opvolger, een zware verantwoordelijkheid. Hij zal het volk het nieuwe en onbekende land moeten binnenleiden, hij wordt hun leidsman. Tot hem, in die situatie, spreekt Mozes: ‘De HEER gaat voor u uit, Hij zal met u zijn: Hij laat u niet aan uw lot over en laat u niet in de steek. Wees dus niet bang of bevreesd.’ (Dt 31, 6.8) Een paar voorbeelden uit de Psalmen. Psalm 23 ‘De Heer is mijn herder’ is u wellicht bekend (oa. de gezongen ZJ-versie). Maar klinkt deze psalm niet net een beetje anders, als we voor ogen houden dat het een gebed is van iemand die ziek is en de dood voor ogen ziet? De Heer is mijn herder, Hij heeft mij gebracht waar ik nu ben. Welnu, aan het einde van de samen afgelegde weg bid ik: ‘Al moet ik
4
BENEDICTUS XVI, Spe salvi, p. 17.
door de dalen van duisternis en dood, ik ben voor geen onheil bang, want U bent bij mij: uw knots en uw staf geven mij nieuwe moed.’(Ps 23, 4). En Psalm 31 als vertrouwvol gebed van een beproefd iemand die zich omringd weet door vijanden, die bespot wordt, die men probeert te vangen in valstrikken, meer nog tegen wie men plannen smeedt om hem het leven te benemen: ‘ Heer, ik stel mijn vertrouwen in U; Ik houd eraan vast: U bent mijn God.’ (Ps 31, 15). Het is met de woorden uit die psalm dat Jezus vlak voor hij sterft op het kruis, zal bidden: ‘ Vader, in uw handen beveel ik mijn geest. ‘ Ook bij de profeten weerklinkt de oproep om niet bang te zijn, de profeten die door God voor een opdracht worden geplaatst die menselijk gezien alle kracht te boven gaat. In het boek Jesaja alleen al komt maar liefst 10 maal de uitdrukking ‘Wees niet bang’ voor. Slechts één voorbeeld: ‘Maar, zo spreekt de H E E R , uw schepper, o Jakob, die u, Israël, heeft gevormd, wees niet bang want Ik heb u verlost en u bij uw naam geroepen: u bent van Mij.’ (Jes 43, 1). Ook hier kan die oproep maar ten volle klinken als we weten dat dit deel van het boek Jesaja geschreven is tijdens de Babylonische Ballingschap. Alles waren ze kwijt : hun koning, hun tempel, hun land. Alle zichtbare verwijzingen naar God waren verdwenen. Ze waren vreemdelingen geworden in een ver land, elke houvast was weg. Het was een echt kantelmoment – erop of eronder. God zelf leek wel uit hun leven verdwenen. En dan, telkens opnieuw, bij monde van de profeet (woordvoerder van God): Wees niet bang, heb geen angst. En niet alleen bij Jesaja…Hoe herkenbaar begint het boek Jeremia. Jeremia wordt door God geroepen als profeet voor de volken. En de eerste reactie van Jeremia is: ‘Ach Heer GOD, ik kan niet spreken, ik ben veel te jong.’ Maar de HEER antwoordde: ‘ Zeg niet, ‘Ik ben veel te jong.’ Ga naar iedereen tot wie Ik u zend, en alles wat ik u opdraag, moet ge hun zeggen. Wees niet bang voor hen, want Ik ben bij u om u te redden.’ (Jer 1, 6-8). Ik blijf bij u, ook al sta je voor een opdracht waar je jezelf niet tegen opgewassen ziet. Ook in het Nieuwe Testament komt de oproep om niet bang te zijn herhaaldelijk voor. Ik geef u enkele voorbeelden uit het Mc-evangelie, maar ook in de andere evangeliën vinden we diezelfde oproep terug. In het vierde hoofdstuk van het Mc-evangelie zegt Jezus tot zijn leerlingen, te midden van de storm op het meer: ‘Waarom zijn jullie bang? Hebben jullie nog geen vertrouwen?’(Mc 4, 40), nadat zij hem de vraag hadden gesteld: ‘Meester, kan het U niet schelen dat wij vergaan?’ Ook hier klinken de woorden wellicht anders als we voor ogen houden dat Mc zijn evangelie schreef voor een kleine gemeenschap van christenen te Rome, te midden van de multiculturele en multireligieuze wereldstad die Rome toen ook al was. De leerlingen in het bootje te midden van de storm, dat zijn zij. Een kleine kudde, die zich niet kon beroepen op status noch aanzien. Integendeel, vervolgingen werden hun deel. Tot die mensen klinken de woorden: ‘Waarom zijt ge zo bang?’ Hadden ze menselijk gezien niet alle reden om bang te zijn? Twee hoofdstukken verder diezelfde ervaring: de leerlingen zijn in paniek en Jezus zegt hen opnieuw – zoals een moeder of een vader tot zijn kind zegt dat ’s nachts wakker schiet - : ‘Rustig maar, Ik ben het. Wees niet bang.’(Mc 6, 50b) Hier wil ik ook het vervolg even aan toevoegen: ‘ Ze raakten helemaal buiten zichzelf, want ze hadden (van de broden) niets begrepen; hun hart was versteend.’ (Mc 6, 51-52). Het zijn slechts enkele voorbeelden van de vele Schriftteksten waarin de oproep om geen angst te hebben weerklinkt. Wat leren zij ons? Wat bieden zij als antwoord op, als tegengewicht voor onze menselijke angst? Het is opvallend hoe in de Schrift de oproep om geen angst te hebben telkens opnieuw, zowel in Oud als in Nieuw Testament, wordt beantwoord door de aanwezigheid van God of Christus. Mozes tot het volk: ‘Wees niet bang en heb geen schrik, want de Heer uw God trekt zelf met u mee: Hij laat u nooit alleen.’. Mozes tot Jozua: ‘Hij laat u niet aan uw lot over en laat u niet in de steek.’. Jezus tot zijn leerlingen: ‘ Rustig maar, Ik ben het. Wees niet bang.’ Het antwoord op onze menselijke angst, of misschien beter gezegd de tegenhanger – het tegengewicht ervan, is dus blijkbaar het vertrouwen, het geloof in de aanwezigheid van God. Geloof, vertrouwen, hoop heeft altijd te maken met de ontmoeting, de levende aanwezigheid van God. (Het valt trouwens op hoe in de Schrift de woorden geloof, vertrouwen en hoop onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, meer nog, hoe ze op verschillende plaatsen inwisselbaar zijn: geloof is vertrouwen is hoop.) “De bron van onze hoop ligt in God, die enkel kan liefhebben en onophoudelijk naar ons zoekt. Onze hoop schiet wortel in het heden van God.” (Frère Roger van Taizé). “ God is het fundament van de hoop, niet zomaar een god, maar de God die een menselijk gelaat heeft en die ons tot het uiterste toe heeft liefgehad: ieder van ons en de mensheid als 5 geheel.”
5
Spe Salvi, p. 37-38
De aanwezigheid van God ervaren, God leren kennen (in de zin van kennis hebben, een relatie hebben) dat betekent hoop ontvangen, dus leven zonder angst. Maar zo schrijft de Paus in de hogervermelde encycliek: “ voor ons, die altijd geleefd hebben met het christelijk godsbesef en er ongevoelig voor geworden zijn, is het hebben van de hoop die uitgaat van een waarachtige ontmoeting met deze God, bijna niet meer waarneembaar.” 6 Zouden we ons misschien opnieuw moeten bekeren? Zouden we mogen stellen dat, net zoals bij de leerlingen in het Mc-evangelie, ons hart versteend is? Zou het kunnen waar zijn dat we te bezorgd en te angstig zijn? Iemand zei me bij de voorbereiding van deze vormingsdag: ‘Lieve, het heeft allemaal met geloof te maken.’ Hoe langer hoe meer raak ik ervan doordrongen dat hij gelijk heeft. Durven of kunnen wij nog geloven? Niet als een goedkoop excuus, als een uitvlucht in de zin van ‘ Als je maar hard genoeg gelooft, dan komt alles wel goed!’. Dan verstaan we geloven weer als onze eigen prestatie, onze eigen verdienste. Wel in de zin van wat ik hierboven al aanhaalde: het eerste wat ons te doen staat, is ons bekeren, leven vanuit die verbondenheid met God. Of anders gezegd: leven in, met en vanuit God. Dan worden we of zijn we hoopvolle en vreugdevolle mensen! Durven, kunnen wij nog geloven dat ook vandaag God naar ons toekomt, dat hij ook vandaag toekomst mogelijk maakt? Kunnen wij in de wereld van vandaag sporen van zijn komst ontdekken? Of wissen onze angst en onze zorgen Zijn sporen uit? Om zo vertrouwvol te kunnen leven en werken, moeten we goed begrijpen wat christelijke hoop en vertrouwen eigenlijk inhouden. Dat willen we verkennen in een volgende stap.
3. Op zoek naar een omschrijving van hoopvol en vertrouwvol leven: wat is de christelijke hoop? 7 3.1 Niet optimistisch maar hoopvol Bijbelse hoop is geen naïef optimisme. Het is niet “na regen komt zonneschijn” of “achter de wolken schijnt de zon”. Bijbelse hoop is ook geen vlucht uit de realiteit. Ze richt zich niet in de eerste plaats op een verre toekomst in een 'hiernamaals', maar is heel aards en concreet. Het is in deze wereld dat Gods toekomst binnenbreekt. Het is deze schepping die moet omgevormd worden naar Gods droom en bedoeling. De hoop plaatst christenen ook voor hun verantwoordelijkheid. Christelijke hoop moet ook geloofwaardig zijn. Het Bijbelse visioen moet hier en nu reeds gestalte krijgen. Wachten en verwachten is geen passief 'afwachten'. De periode waarop een vrouw ‘in verwachting’ is, is voor haar en haar omgeving een heel actieve en intense periode. Tegelijk blijft Gods liefde natuurlijk gratuïte gave en overstijgt Gods toekomst ontelbare malen ons zwoegen en pogen. De Bijbel houdt steeds het visioen levend van iets nieuws, iets ongedachts. Hoe intens en actief de periode van het ‘in verwachting zijn’ voor een gezin ook is, het is ook een stap in het onbekende. Het leven dat zo zorgvuldig gekoesterd wordt is helemaal nieuw. Op deze manier leven wij christenen in de ruimte van het onverwachte. Onze logica is die van de 'ruimte voor het onverwachte', van vertrouwen in Gods werkzame aanwezigheid. Niet ik, maar God maakt leven mogelijk. Daarom zijn christenen hoopvolle mensen. Zij leven ‘in verwachting’ . Christenen zijn uitkijkmensen. Hun leven is ‘advent’, niet alleen de komende weken maar altijd. Wij leven in de verwachting van Gods toekomst. Nogmaals, niet als een naïef optimisme -de storm en de problemen zijn ingecalculeerd-, noch als een makkelijke vlucht. Het is een vertrouwen dat gegrond is in hun luisteren en zoeken naar God. 3.2 Drie componenten van de hoop 3.2.1 Kritische component: hoop als protest Geloven brengt een onrust teweeg. De belofte van het beloofde land maakt alert voor alles wat mensen verknecht. Voor wie zich laat drijven door de Geest, is niets in deze wereld definitief, absoluut of ideaal. Hopen is de gevestigde orde ontmaskeren als onvolmaakt, als nog niet het definitieve Rijk Gods. Hopen is het status quo niet aanvaarden. Het is protesteren tegen elke vorm van onrecht, zelfgenoegzaamheid, onderdrukking… Hopen is daarom nooit hetzelfde als berusten. Het is geen rustig en passief afwachten van het ons toch aangekondigde Beloofde Land. Laffe passiviteit is geen kenmerk van de christen. Die vlucht de wereld niet. Wie hoopt, spreekt een veelvuldig neen uit tegen al wat onmenselijk is. 6 7
Spe Salvi, p. 7. ste School voor Geloofsverdieping 2009-2011, 1 jaar, bijeenkomst 17, Leven in de kracht van de Geest.
Dergelijke cultuur van wakkere ontevredenheid en ‘rusteloos neen-zeggen’, is evenmin een teken van wereldverachting. De christen kijkt niet op deze wereld neer. Het rusteloze protest veronderstelt een positieve keerzijde van intensieve inzet. Dat brengt ons bij onze tweede component. 3.2.2 Positieve component: hoop als engagement en inzet Het protest van de hopende christen is geen negativiteit. Het impliceert een positieve zijde. Het is ook een zending vooruit, een opdracht die te doen is, hier-en-nu. Gods belofte maakt niet alleen kritisch, maar roept ook op tot onophoudelijke inzet voor een menswaardige samenleving. Geestdriftige hoop protesteert, maar ontwerpt tegelijk alternatieven, daad-werkelijk, enthousiast en vindingrijk. Gods belofte is geen opium, geen droombeeld, geen vrijgeleide voor beate passiviteit. De toekomst is ons toegezegd, maar wij krijgen ze te doen. God heeft geen andere handen dan de onze. 3.2.3 Gratuit moment: hoop als vertrouwen op de Belofte Wie zich engageert en zich positief inzet ‘heeft’ hoop. De Franse filosoof Gabriel Marcel (18891973) noemt dat espoir. De 'hoop' van de actieve is concreet en steunt op inzet, prestatie, berekening of voorzorg. Zoals de rentenier die 'hoopt' op een goede belegging, maar eigenlijk ijverig op de mechanismen van de markt speculeert. Tegenover zulk 'ik hoop dat' stelt Gabriel Marcel het 'ik hoop', in absolute zin. Dit noemt hij ware hoop, espérance. Die is van de orde van het 'zijn', en niet van het 'hebben'. Hier zegt men niet 'ik heb hoop', maar 'ik ben hopende'. Ware hoop richt zich niet op een precies object. "Men spreekt niet van hopen als men het voorwerp van zijn hoop al ziet" (Rom 8,24). Ware hoop bouwt of verzekert de toekomst niet, maar blijft ontvankelijk voor iets nieuws dat van elders komt. Elk engagement valt onder het criterium van de Belofte. Het Rijk Gods overtreft elk mensenwerk. Er moet een groot voorbehoud gemaakt worden tegen mensen die hun eigen werk ‘vergoddelijken’. Onze prestatie en inzet put nooit de rijkdom van Gods liefde uit. God is oneindig veel groter dan onze voorstellingen of realisaties. Dat vraagt een sprong, want van jongs af aan leren we dat we vooral hard moeten werken als we iets willen bereiken. Het vraagt dus een sprong om te geloven en te vertrouwen dat een Ander ons met leven in overvloed tegemoetkomt. Die sprong kan ons echter ook vrij maken van krampachtig activisme. Hoop bevrijdt ons van hectische drukte, overspannen dadendrang of de eisen van onze zelfgeschreven agenda (letterlijk: de dingen die gedaan moeten worden). Wat een geluk dat de toekomst niet alleen van mij afhangt! God zij dank! 4. Hoe hoopvol leven? 4.1 Vanuit het gebed: gebed als leerschool van hoop en vertrouwen De Bijbelse verkenning leerde ons dat te midden van zovele situaties van angst en vertwijfeling, het de ervaring van de aanwezigheid van God is die rust en vertrouwen brengt. Ook wij moeten dus op zoek gaan naar een (ver)nieuwde ontmoeting met God/Christus willen ook wij vol vertrouwen zijn. Een heel belangrijke plaats om dat te leren is het gebed, maar dan moeten we het gebed/bidden goed begrijpen. “ Het is dus duidelijk dat het authentieke gebed ontkiemt daar waar geluisterd wordt. ‘Spreek, Heer, want uw dienaar luistert. (1 Sam 3,9). Dit is de eerste handeling van het gebed, die wij – helaas – voortdurend geneigd zijn om te keren in: ‘Luister, Heer, want uw dienaar spreekt. (…) We kunnen het niet genoeg herhalen: waar het niet zonder meer duidelijk is dat het luisteren naar God voor alles komt, heeft het gebed de neiging een louter menselijke activiteit te worden. We zoeken dan dwangmatig naar gebaren en formules om het gebed gestalte te geven, waarin het individu dan vooral eigen genoegdoening en geruststelling zoekt. In het beste geval wordt het gebed een soort discipline tot concentratie, die misschien wel de verstrooiing aanpakt, maar die de mens niet echt ontvankelijk maakt voor een biddende
aandacht voor de Heer die spreekt en die liefheeft: een God die spreekt omdat Hij ons 8 liefheeft.” Het eerste wat ons dus te doen staat is luisteren. Onze traditie heeft daar een mooi begrip voor: de oboedientia of de gehoorzaamheid. Ik geef toe: het is een woord dat bij ons moderne mensen niet echt goed in de oren klinkt. Als het woord ‘gehoorzaamheid’ googelt, dan kom je terecht bij allerlei trainingen voor honden en hun baasjes. Gehoorzaamheid als een kwaliteit voor de hond of voor het baasje…Gehoorzaamheid roept misschien ook de associatie op van ‘braaf en gehoorzaam zijn’. Of met andere woorden zonder al te veel vragen te stellen, uitvoeren wat iemand (vaak een meerdere) van u vraagt. De geschiedenis heeft ons aangetoond dat welke weinig fraaie resultaten dit kan leiden. En toch is het begrip gehoorzaamheid zo wezenlijk voor ons, voor ons geloof! Alles begint bij het luisteren…Het is niet toevallig dat het gebed van de gelovige Jood tot op de dag van vandaag 3 maal per dag begint met de oproep: ‘Luister, Israël’. (cfr. Deut 6, 4 ev) Laat mij toe een kleine taalkundige beschouwing te maken bij dit woord. Gehoorzaamheid in het Latijn is oboedientia (afgeleid van het werkwoord oboedire (ob-audire: met grote aandacht luisteren naar, uw oor neigen naar…). Zonder te luisteren, zonder ge-hoor-zaamheid blijven mensen doof voor God. Het Latijnse woord voor doof is surdus; volkomen doof zijn wordt dan vertaald als ‘absurdus’. Al onze inspanningen, al ons werken wordt absurd als het niet vertrekt 9 vanuit een gelovig luisteren, vanuit een gehoor geven aan God. Het klinkt misschien evident, misschien onschuldig, eenvoudig zelfs. En toch is het dat niet: want hoe moeilijk is het om echt te luisteren! Je moet immers iets of iemand/Iemand nieuw toelaten, misschien anders gaan denken, verder denken, of misschien alles van vooraf aan opnieuw doordenken en mogelijk heeft dat grote gevolgen…. Maw. luisteren getuigt van een grondhouding die het zwaartepunt buiten onszelf legt en ruimte maakt voor de ander/Ander. “Het is moeilijk. Want het vraagt om een houding waarbij je de ander laat binnenkomen tot in het centrum van je persoon, om hem daar te laten spreken, daar de gevoelige plaatsen te laten aanraken, daar zicht te geven op veel wat je liever in het duister laat. (…) De ander binnenlaten in de ruimte waar je leven zijn eigenlijke 10 vorm krijgt, dat is gevaarlijk en roept verzet op. Luisteren naar God is ook niet vrijblijvend, het is met Gods blik naar de wereld en de mensen leren kijken. Dit vraagt de bereidheid om je eigen zekerheden in vraag te stellen en mogelijks los te laten. Dit leert ons een enorme bescheidenheid en behoedt ons voor overdreven activisme en/of zelfredzaamheid. Maar het schenkt ons ook een enorme bevrijding: Hij draagt ons…Het bevrijdt ons van angst. 4.2 In vreugde In de brief aan de christenen van Filippi schrijft Paulus in het vierde hoofdstuk de volgende woorden: ‘ Laat de Heer uw vreugde blijven; ik zeg u nogmaals: wees altijd verheugd. Laat iedereen u kennen als vriendelijke mensen. De Heer is nabij. Wees over niets bezorgd, maar vraag God wat u nodig hebt en dankt Hem in al uw gebeden. ’ (Fil 4, 4-6). Hij had het ook al geschreven eerder in de brief: ‘ (…) toch ben ik vol vreugde, samen met u allen. Wees dus ook vol vreugde, samen met mij.’ (Fil 2,17b18). Merkwaardige woorden van iemand die menselijkerwijs gesproken niet veel redenen tot vreugde had: hij zit in de gevangenis en zal mogelijks ter dood gebracht worden. Bovendien 8
E. BIANCHI, Perché pregare, come pregare, Milaan, 2009. Uit het Italiaans vertaald door Anne Dewaele, Hoe bidden, waarom bidden?, Lannoo, 2010, p. 35-37. 9 Zie R. KÖRNER, De tijd is rijp. Vijf stappen naar een nieuwe wijze van christen zijn, Carmelitana, p. 64 ev. 10 H.NOUWEN, Met open handen. Notities over het gebed, Lannoo, 1993.
bereiken hem alarmerende berichten vanuit de kerk van Filippi. En toch klinkt telkens weer de oproep tot vreugde. Paulus moet ongetwijfeld een blij man geweest zijn, iemand met veel humor. Hij leert ons dat de Blijde Boodschap verkondigen zonder vreugde in het hart eigenlijk 11 niet kan. Hoe kunnen wij vandaag die vreugde in het geloof bewaren of terugvinden? Vreugde is een algemeen menselijk aanvoelen, het is geen christelijke exclusiviteit. Vaak zijn het tijdelijke en voorbijgaande dingen die ons blij maken, en dat is goed en erg belangrijk. Ze geven ons een goed gevoel. Dat dreigt echter wel eens even snel te verdwijnen als dat het ontstaan is. De vreugde waar Paulus het dus over heeft, is veel meer dan de louter menselijke vreugde. Het is de vreugde je bemind en gedragen te weten door Iemand, zelfs over de grens van de dood heen. Christenen, zo maakt Paulus ons duidelijk, zouden dus bij uitstek blije mensen moeten zijn, niet omdat we nooit tegenslagen of moeilijkheden kennen maar wel omwille van de Heer, die ons altijd nabij is nu al en ooit eens voorgoed. Die aanwezigheid – denk aan wat ik in het begin bij mijn Bijbelse verkenning zei – schenkt vertrouwen en bevrijdt ons van angst. En dat vertrouwen vervult ons ook met diepe en onverwoestbare vreugde. Het is, hoeft het nog herhaald, de blijheid en de hoop door de ontmoeting met God, met Christus. Het is de vreugde van de vrouwen bij het graf (Mt. 28), het is de vreugde van de Emmaüsgangers, het is de vreugde van de leerlingen wanneer de Heer aan hen verschijnt in hun midden. Telkens opnieuw een situatie van angst en vertwijfeling die door de ontmoeting met de Heer verandert in de ervaring van diepe vreugde: ‘ Was het niet hartverwarmend zoals hij onderweg met ons sprak en de Schriften voor ons opende? (Lc 24, 32). Het is voor ons, geëngageerde kerkmensen, zo ontzettend belangrijk vreugdevolle mensen te zijn. Ja, lachen is gezond. Het leven is aan de lachers: volgens een Noorse studie zouden zij gemiddeld zeven jaar langer leven. Zij verbranden meer calorieën, laten hun bloed beter stromen, trainen hun buikspieren, verbeteren hun immuniteitssysteem en verminderen de stress. Op zich al redenen genoeg om vreugdevol door het leven te gaan. Maar er is natuurlijk meer dan dat. Het getuigt van een manier van in het leven staan: lachen, humor, het speelse omgaan met de dingen, leidt af en relativeert, het brengt op andere gedachten, schept verbondenheid, werkt pijnstillend en geeft de kans stoom af te blazen. Vreugde schept ruimte, angst doet ons inkrimpen. Zolang mensen er nog kunnen om lachen, is het nog allemaal doenbaar en niet uitzichtloos. Te ernstig zijn is fout. Humor maakt het mogelijk om om te gaan met mislukkingen en tegenslagen zonder eraan ten onder te gaan. ‘Lachen is heilig’, zei G.K. Chesterton. Waar gelachen wordt, waar vreugde is, daar breekt Gods Rijk door, waar geen 12 traan en geen rouw meer zijn. Ik keer nog even terug naar de brief van Paulus aan de christenen van Filippi. Want Paulus leert ons nog veel meer over de vreugde. Vreugdevolle mensen zijn vriendelijke mensen. ‘Laat iedereen u kennen als vriendelijk mensen’, zegt Paulus tot de Filippenzen. De Latijnse vertaling kiest hier voor het woord ‘modestia’: bescheidenheid, gematigdheid ipv vriendelijkheid. Als je leeft in vertrouwen en vreugde, dan hoef je niet per se op de eerste rij te staan, of de beste plaatse te hebben. En een ander gevolg van de vreugde is de onbezorgdheid. Als christenen zouden we ons leven niet mogen laten beheersen door een angstige bezorgdheid (Marta en Maria: Marta, Marta, je maakt je druk en bezorgd over alles…). Blijmoedig en vol vertrouwen, met een dankbaar hart. Natuurlijk moeten we blijven doen wat we doen, maar vanuit deze gezindheid. Werken alsof alles van ons afhangt, bidden alsof alles van God afhangt. Tot slot wil ik bij dit element van de vreugde nog de volgende bedenking maken. Vreugde werkt aanstekelijk. Vreugde heeft in zich een overtuigingskracht. Een vreugdevolle gemeenschap is uitnodigend. 11 12
Zie S. LAMBERIGTS, Wees altijd blij! De brief van Paulus aan de Filippenzen, Halewijn, 2011; Zie voetnoot 7, p. 58-64
“Christenen die blijk geven van deze diepe en onverwoestbare vreugde, zelfs en vooral in momenten van pijn en smart, kunnen niet anders dan opvallen en nieuwsgierige vragen oproepen. Hun andere manier van leven zal spontaan aansteken en uitnodigen om toe te treden tot hun gemeenschap, die bestaat uit respectabele en vooral vreugdevolle mensen, die met elkaar in vrede leven en een bevrijdend antwoord hebben op de meest fundamentele levensvragen.”13 Dat was het ook wat Nietzsche bedoelde wanneer hij zei: “ Ze zouden mij betere liederen moeten zingen, eer ik aan hun verlosser zou geloven. Zijn leerlingen zouden er meer verlost moeten uitzien. “ Zonder vreugde geen overtuigingskracht! 4.3 Open op de wereld en verbonden met allen Mijn jongste zoon heeft een gerbil, een woestijnrat. Haar naam is Pippa. Van zodra Pippa onraad ruikt, kruipt ze in haar holletje, helemaal opgerold veilig in een bolletje, zichzelf wegstoppend en beschermend tegen de gevaarlijke buitenwereld, in casu Plato de kat. De Bijbelse uitspraak ‘Wees niet bang!’ roept ons niet op om op onze beurt en op onze manier Pippa te spelen. Wees niet bang betekent in de Schrift niet: ‘Sluit je op in je veilig holletje, verstop je voor die boze buitenwereld en bescherm je zelf’. Wel integendeel, het wordt gezegd aan profeten die een zending krijgen, aan de apostelen zwoegend op het meer temidden van de storm, aan de leerlingen die gezonden worden, aan een kleine groep christenen in een grote wereldstad… Te midden van en volop in de wereld van vandaag worden wij gezonden om vertrouwvolle en hoopvolle mensen te zijn. Dit is niet vrijblijvend (dat zagen we in punt 3 bij de verkenning van de christelijke hoop), dat is ook niet spiritualistisch (dat zagen we bij onze Bijbelse verkenning). Het is door onze concrete levenswijze in de wereld van vandaag getuigen van ‘de hoop die in ons leeft’. Ik wil eindigen met de woorden van D. Bonhoeffer: “ Ons christen zijn vandaag zal in deze tijd bestaan uit slechts twee dingen: bidden en aan de mensen het goede doen. Elk denken en 14 spreken en organiseren van christenen moet herboren worden uit dat bidden en dat doen. “
13
Zie voetnoot 8, p. 62-63. D. BONHOEFFER, Verzet en overgave. Brieven en aantekeningen uit de gevangenis. Verzameld en ingeleid door E. BETGHE. Uit het Duits vertaald door L.W. Langendijk, Baarn, Ten Have, 2003, p. 295 14