De Grote Stap
De Grote Stap Naar het voortgezet onderwijs in 2009
Dit boek wordt u aangeboden door:
[LOGO VAN DE SCHOOL]
Colofon De Grote Stap is een uitgave van [NAAM SCHOOL] in samenwerking met Cratus Uitgevers. Tekstbijdragen en redactie: Martin Broesterhuizen Fred de Zoete
ISBN [##] © 2008, Cratus Uitgevers Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd dan wel verspreid door middel van druk, kopie, internet en/of enige andere grafische of elektronische technologie zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voorwoord
[DOOR DE SCHOOL ZELF AAN TE LEVEREN]
Inhoud
Voorwoord 5 [DOOR DE SCHOOL ZELF AAN TE LEVEREN] 1
Eigen informatie van de school 9 [DOOR DE SCHOOL ZELF AAN TE LEVEREN]
2
Het jaar van de overstap 19 2.1 Wat maakt de overstap naar het voortgezet onderwijs zo groot? 19 2.2 Wat gaat er (nog) gebeuren in groep 8 van de basisschool? 20 2.3 Wie en wat helpt er bij het kiezen van de juiste school? 20 2.4 Waaruit kunnen ouders en kinderen kiezen? 21 2.5 Hoe neem je samen met je kind de beslissing? 21 2.6 Thuis raken in een andere leer- en leefwereld 22
3
Hoe ziet het voortgezet onderwijs eruit? 23 3.1 De structuur van het Nederlandse onderwijs 23 3.2 De drie schooltypen van het voortgezet onderwijs 23 3.2.1 vmbo 24 3.2.2 havo 26 3.2.3 vwo 27 3.3 Diploma’s, aansluitingen en de verplichte ‘startkwalificatie’ 28
4
Iedere school is tegenwoordig anders 31 4.1 Scholen in soorten, maten en richtingen 31 4.2 Levensbeschouwelijk geprofileerde scholen 32 4.3 Pedagogisch of didactisch geprofileerde scholen 33 4.4 Sport- en cultuurscholen 34 4.5 Wat betekenen visie en missie van scholen voor ouder en kind?
5
Accenten in het onderwijs 37 5.1 Hoe ziet het lesprogramma eruit in het voortgezet onderwijs? 5.2 Schoolboeken, andere leermiddelen, computers 38 5.3 Hoe zit het met overgaan, overstappen en examens? 39 5.4 Extra zorg voor leerlingen die dat nodig hebben 41 5.5 Kwaliteitszorg door de school zelf en door de inspectie 42
34
37
6
Rechten en plichten 45 6.1 Leerplicht tot 18 jaar 45 6.2 Schoolregels en leerlingenstatuut 47 6.3 Beroepsrechten 50 6.4 Privacybescherming 51 6.5 Medezeggenschap 51 6.6 Kosten, vergoedingen en vrijwillige ouderbijdragen 54 6.7 Tegemoetkoming studiekosten 56 6.8 Aansprakelijkheid van de school en van de leerling, verzekeringen
7
De school als organisatie en dienstverlener 59 7.1 Regeling van school- en lestijden 59 7.2 Schoolvakanties 60 7.3 Cursussen na schooltijd, excursies en schoolreizen 62 7.4 Veiligheid op school; voorkomen van pesten, geweld en calamiteiten 64 7.5 Kantine, conciërge en andere dienstverlening 65 7.6 Contact met de ouders, informatievoorziening 67
8
Schoolkeuze en inschrijving 71 8.1 Hoe wegen ouders hun oordelen en bevindingen onderling af ? 71 8.2 Regels omtrent toelating en inschrijving 73 8.3 Beroepsmogelijkheden tegen een onterecht geachte afwijzing 74
56
1
Eigen informatie van de school
[DOOR DE SCHOOL ZELF AAN TE LEVEREN]
2
Het jaar van de overstap 13
N
a a r h e t v o o r t g e z e t onderwijs gaan betekent een grote verandering. Daarnaast worden kinderen rond hun twaalfde levensjaar pubers. Vaak wordt de Cito-toets gebruikt om te kijken naar welk schooltype kinderen kunnen gaan. Maar het advies van de leerkracht van groep 8 is ook van belang. Verder is de schoolkeuze volledig vrij. Op open dagen van scholen voor voortgezet onderwijs kunt u daarover veel te weten komen, maar er zijn ook andere manieren om hulp bij de schoolkeuze te krijgen. Scholen verschillen van elkaar voor wat betreft de levensovertuiging van waaruit zij werken of in de manier waarop zij lesgeven. Verder zijn er scholen waar sport of cultuur een grotere rol spelen. De keuze voor een school zult u meestal samen met uw kind maken. Het is van belang dat uw kind naar een school gaat, waar het zich prettig voelt, maar dit kan soms botsen met diens mogelijkheden. Als de keuze eenmaal gemaakt is, bent u niet klaar. De werkelijkheid kan afwijken van wat uw kind zich ervan voorgesteld heeft. Daarom is blijvende aandacht nodig.
2.1 een grote verandering
de grote stap: onvermijdelijk
Van basisschool naar voortgezet onderwijs, dat was en is een grote stap. Naar het voortgezet onderwijs gaan betekent leven volgens een andere dagindeling, nieuwe klasgenoten, een andere manier van les krijgen en leren, (meer) huiswerk, ineens de jongste op school zijn in plaats van de oudste, enzovoort. Vrijwel tegelijk vindt er een verandering van een andere orde plaats. Kinderen komen rond hun twaalfde levensjaar in een nieuwe ontwikkelingsfase. Het worden pubers, die hun eigen identiteit zoeken en zich gaan verzetten tegen de ouders. Ze stoppen ineens met buiten spelen en willen met leeftijdgenoten alleen nog maar hangen of ‘chillen’. Wanneer en hoe heftig kinderen gaan ‘puberen’ verschilt, maar voor de stap naar het voortgezet onderwijs betekent het één ding: ouders zullen samen met het kind de nieuwe school moeten uitkiezen. De grote stap is onvermijdelijk voor de leerlingen van groep 8. Basisscholen laten kinderen waarvan ze menen dat die nog niet toe zijn aan de grote stap, meestal doubleren in groep 7.
Het jaar van de overstap
kinderen worden pubers
Wat maakt de overstap naar het voortgezet onderwijs zo groot?
2.2 Cito-toets
14
persoonlijk advies
voorlichtingsbijeenkomsten
Hoofdstuk 2
afwijken van Cito-score
Wat gaat er (nog) gebeuren in groep 8 van de basisschool? Basisscholen begeleiden hun leerlingen bij het maken van de grote stap. Veruit de meeste scholen nemen in januari de Cito-eindtoets af. Deze bestaat uit tal van vragen en opdrachten. Getest worden onder meer rekenen, taal en begrijpend lezen. Het resultaat van de Cito-toets is een score, een getal tussen 500 en 550. Meestal wordt deze score in de derde week van maart bekendgemaakt. Een deel van het voortgezet onderwijs gebruikt de Citoscore als criterium voor de toelating. Daarop wordt nog wel eens kritiek gegeven, want een toets is een momentopname. Door ziekte of een black-out kan een leerling onder zijn of haar niveau scoren. Om die reden geeft de leerkracht van groep 8 altijd ook een persoonlijk advies. Dit is gebaseerd op de ervaring met de leerling tijdens het verblijf op de basisschool. Het advies is dus geen momentopname. Ook persoonlijkheidskenmerken (gedrag in de groep, concentratie, leervermogen) worden in het advies meegenomen. De groepsleerkracht geeft aan welk schooltype het meest geschikt lijkt voor de leerling en spreekt dit ook met de ouders door. Veel basisscholen verzorgen voor de ouders en leerlingen van groep 8 speciale voorlichtingsbijeenkomsten over de stap richting voortgezet onderwijs. Vaak worden de scholen waar veel leerlingen naartoe gaan uitgenodigd om zich daar te presenteren. Ten slotte kan de leerkracht van groep 8 een rol vervullen, wanneer ouders met een school voor voortgezet onderwijs in een soort onderhandelingssituatie terechtkomen bij de toelating. De leerkracht kan dan bijvoorbeeld toelichting waarom het advies afwijkt van de Cito-score.
2.3 informatie verzamelen
toelating
hulp bij de schoolkeuze
extra steun voor leerlingen
levensovertuiging en schoolkeuze
pedagogische filosofie
topsport
De schoolkeuze begint met het verzamelen van een grote hoeveelheid informatie. Scholen voor voortgezet onderwijs adverteren meestal in de regionale dag- en weekbladen voor hun open dagen, vaak op een zaterdag in januari of februari. Ze verspreiden brochures over hun aanbod en werkwijze. Vaak kan op een open dag ook de schoolgids van het lopende jaar worden ingezien of meegenomen. Die bevat veel informatie over de dagelijkse gang van zaken op de school.
15
Welke school voor voortgezet onderwijs het gaat worden, is een volledig vrije keuze. De enige beperking kan liggen in de toelating. Een gymnasium zal een leerling met een havo-advies doorgaans niet aannemen. Een brede scholengemeenschap heeft voor iedere leerling een passende leerroute beschikbaar en zal slechts leerlingen weigeren wanneer de maximale capaciteit bereikt is. Hoe prettig een volledig vrije keuze ook kan aanvoelen, zo lastig kan deze ook zijn. Steun bij het maken van de schoolkeuze is gelukkig beschikbaar. De rol die de leerkracht van groep 8 kan vervullen, is al beschreven. Verder zijn er diverse bureaus en instanties die op basis van tests een nader advies kunnen geven. Leerlingen die vanwege beperkingen (bijvoorbeeld een fysieke handicap of een beperkt leervermogen) extra steun nodig hebben, kunnen deze aanvragen bij een regionale verwijzingscommissie. Over de geboden steun en (vrij langdurige) procedure wordt in paragraaf 5.4 uitleg gegeven.
Waaruit kunnen ouders en kinderen kiezen? In de tijd van opa en oma ging de keuze niet veel verder dan christelijk, katholiek of openbaar onderwijs. Nu is de keuze veel breder. Scholen die uitgaan van een bepaalde levensovertuiging, zijn er nog steeds. Wat er veranderd is, is dat zij hun geloofsbeleving meer dan vroeger concreet proberen te ‘vertalen’ in hun manier van lesgeven en begeleiden. Naast de confessioneel gekleurde instellingen zijn er scholen die een pedagogische filosofie in de praktijk brengen, bijvoorbeeld Montessori, Jenaplan of Dalton. Deze scholen bereiden de leerlingen voor op de landelijke examens. Ze onderscheiden zich in de manier van lesgeven, hetgeen soms ook is te zien aan de inrichting van het gebouw. Voor leerlingen die topsport beoefenen is er inmiddels in iedere regio een school die speciale faciliteiten aanbiedt. Vaak kunnen leerlingen op hun
Het jaar van de overstap
2.4
Wie en wat helpt er bij het kiezen van de juiste school?
cultuurscholen
16
Hoofdstuk 2
2.5
trainingen aangepaste lestijden krijgen en worden proefwerken en inleverdatums van werkstukken afgestemd op wedstrijden of toernooien. Momenteel groeit het aantal ‘cultuurscholen’ sterk. Deze scholen geven extra aandacht aan culturele vakken en/of hebben voorzieningen voor leerlingen die veel moeten oefenen of repeteren omdat zij acteren, dansen of zingen.
Hoe neem je samen met je kind de beslissing?
samen een keuze maken
De nieuwe school zal moeten passen bij de ideeën en wensen van ouders én kind. Anders dan bij de keuze voor een basisschool, heeft nu ook het kind zeggenschap. Dat betekent samen een vergelijking en een keuze maken. Overleggen, onderhandelen en argumenteren hoort daarbij. Dat is niet altijd gemakkelijk met pubers, maar de eigen zin doordrijven is voor beide partijen onverstandig. Een puber naar een school sturen die hij of zij niet ziet zitten, heeft een groot risico van verzet en problemen. Meegaan in een keuze voor een school die niet begeleiding kan bieden die het kind nodig heeft, is evenmin verstandig.
de invloed van groep 8
De voorkeur van kinderen wordt nogal vaak bepaald door de sfeer in een groep. Pubers kijken welke klasgenoten uit groep 8 naar welke school gaan. Een school waar veel vriendjes of vriendinnetjes heen gaan, kan alleen om die reden populair zijn. De toekomstige school van een klasgenoot waarmee nu steeds ruzie is, zal worden gemeden. Wat ouders beter beseffen dan kinderen, is dat de klasgenootjes uiteenlopende capaciteiten en dus ook verschillende behoeften hebben. Een kind dat qua capaciteiten thuishoort in het vmbo, kan niet met vriendjes en vriendinnetjes mee naar de havo. Een
oplossing voor eventuele conflicten zal gevonden moeten worden in een gesprek.
2.6 de werkelijkheid kan afwijken
blijvende aandacht
Thuis raken in een andere leer- en leefwereld Hoe het werkelijk zal zijn, als het kind straks naar de favoriete school gaat, valt aan de hand van brochures en open dagen natuurlijk niet volledig te bepalen. De scholen presenteren hun manier van lesgeven en begeleiden, maar of een leerling zich thuis voelt, wordt ook bepaald door de klasgenoten, de leraren en de mentor, die verantwoordelijk is voor de individuele begeleiding. Ouders en kind staan in groep 8 voor de uitdaging samen een keuze te maken, die voor beiden goed aanvoelt.
17
Als na de zomervakantie de grote stap daadwerkelijk gemaakt wordt, is het verhaal nog niet af. De vele veranderingen die het kind meemaakt, vragen om aandacht, om zorg, om mogelijkheden zich te uiten. Brugklassers hebben, ondanks hun puberale houding vol verzet, nog steeds volop behoefte aan zorg, begrip en veiligheid.
Het jaar van de overstap
3
Hoe ziet het voortgezet onderwijs eruit? 19
E
3.1 het Nederlandse onderwijsbestel
De structuur van het Nederlandse onderwijs Het Nederlandse onderwijsbestel ziet eruit als in figuur 1. Kinderen gaan vanaf hun vierde verjaardag naar de basisschool en verlaten deze doorgaans als ze twaalf jaar oud zijn. Vervolgens gaan ze naar het voortgezet onderwijs, dat drie schooltypen kent: het vmbo (voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs), havo (hoger algemeen voortgezet onderwijs) en vwo (voorbereidend wetenschappelijk onderwijs). Voor kinderen die door
Hoe ziet het voortgezet onderwijs eruit?
r z i j n d r i e s c h o o l t y p e n voor voortgezet onderwijs: vmbo, havo en vwo. Daarnaast is er het praktijkonderwijs. Na het voortgezet onderwijs word je geacht verder te leren op het mbo, het hbo of aan een universiteit. Er zijn scholen die maar één type onderwijs aanbieden; scholengemeenschappen hebben er meer. Sommige scholen hebben in het eerste jaar combinatieklassen: vmbo/havo of havo/vwo; de keuze wordt dan uitgesteld. Het vmbo duurt 4 jaar en kent 4 leerwegen: de basis- en de kaderberoepsgerichte, de gemengde en de theoretische leerweg. Na het behalen van een diploma moet je in ieder geval tot je 18e doorleren voor een beroepskwalificatie. De eerste 2 jaar krijg je les in 15 vakken. Bij de theoretische en gemengde leerweg kies je 6 examenvakken. Afhankelijk van het niveau kun je doorstromen naar mbo of havo. Bij een beroepsgerichte leerweg kies je na de derde klas een beroepsrichting. Het havo duurt 5 jaar. Het diploma is toegangsbewijs voor een hbo-opleiding. De eerste 3 jaar krijg je les in 15 vakken. Daarna moet je kiezen tussen 4 profielen, bedoeld als voorbereiding op een vervolgstudie. Het vwo duurt zes jaar en bereidt leerlingen voor op een studie aan een universiteit. Ook hier is er een ‘onderbouw’ van drie jaar en een ‘tweede fase’ met vier profielen. Alle diploma’s in het voortgezet onderwijs worden in heel Europa erkend en zijn onbeperkt geldig. Wie na het havo naar de universiteit wil, hoeft niet per se twee jaar vwo te gaan doen: het examen na het eerste studiejaar op een hogeschool geeft toegangsrecht tot een verwante universitaire studie. Een mbo-diploma op niveau 4 geeft toegang tot een verwante hbo-opleiding, met vrijstellingen.
een beperking niet naar het reguliere voortgezet onderwijs kunnen is er het praktijkonderwijs.
Hoofdstuk 3
20
voortgezet onderwijs is geen eindonderwijs
Het voortgezet onderwijs is niet bedoeld als eindonderwijs. Leerlingen uit het vmbo worden geacht een beroepskwalificatie te behalen in het mbo (middelbaar beroepsonderwijs, vier niveaus, duur 1, 2, 3 of 4 jaar). Vanuit het havo kunnen leerlingen gaan studeren aan het door hogescholen verzorgde hbo (hoger beroepsonderwijs). Het vwo-diploma geeft toegang tot het door universiteiten verzorgde wo (wetenschappelijk onderwijs). Samen vormen hbo en wo het hoger onderwijs, dat sinds enkele jaren een internationaal erkende structuur met bachelor- en mastertitels kent.
andere leerroutes
De kolommen in figuur 1 geven de meest voor de hand liggende leerroutes weer. Er bestaan echter veel meer mogelijkheden. Een deel van de leerlingen van het vmbo kan bijvoorbeeld na enkele tussenstappen nog altijd een universitaire studie volgen. De verschillende diploma’s en hun doorstroomrechten worden in de volgende paragraaf beschreven.
figuur 1 Het Nederlandse onderwijsbestel
3.2 drie schooltypen
De drie schooltypen van het voortgezet onderwijs Na de basisschool kunnen leerlingen als gezegd kiezen uit de drie schooltypen van het voortgezet onderwijs. Deze geven elk een voorbereiding op een bepaalde soort vervolgonderwijs. Deze schooltypen zijn: ¨ voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo, 4 jaar), ¨ hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo, 5 jaar), ¨ voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo, 6 jaar). Er zijn scholen die maar één schooltype aanbieden. Dit zijn ‘categoriale scholen’. Steeds vaker bieden instellingen voor voortgezet onderwijs twee of meer schooltypen aan. We spreken dan van een ‘scholengemeenschap’. De benaming ‘brede scholengemeenschap’ gebruiken we voor instellingen die alle drie de schooltypes aanbieden.
andere namen schooltypes
Andere namen die nog voorkomen zijn atheneum en gymnasium, beide behorend tot het vwo. Op het gymnasium krijgen de leerlingen de vakken Latijn en Grieks. Bij ieder schooltypen horen keuzemogelijkheden en bepaalde soorten vervolgonderwijs. Deze worden hieronder beschreven. Ten slotte komt ook de naam ‘mavo’ voor, die nog mag worden gebruikt voor de theoretische leerweg in het vmbo.
3.2.1 vier leerwegen
mavo beschikbaarheid leerwegen en sectoren
extra ondersteuning
vmbo Het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs duurt vier jaar. Het vmbo wordt onderverdeeld in vier ‘leerwegen’: ¨ basisberoepsgerichte leerweg, ¨ kaderberoepsgerichte leerweg, ¨ gemengde leerweg, ¨ theoretische leerweg. De theoretische leerweg is vergelijkbaar met het vroegere mavo. Scholen die dit willen, mogen deze oude naam blijven gebruiken. Een vmbo-school biedt niet noodzakelijkerwijs alle vier de leerwegen aan. Er bestaan veel scholengemeenschappen hvo-vwo die ook alleen de theoretische leerweg aanbieden. Op vmbo-scholen met beroepsgerichte leerwegen kan meestal gekozen worden uit verschillende sectoren. Niet altijd zijn alle beroepsrichtingen op een school beschikbaar. Sommige leerlingen hebben extra ondersteuning nodig om een vmbodiploma te halen. Er zijn ook leerlingen met beperkingen, voor wie het
Hoe ziet het voortgezet onderwijs eruit?
categoriale school/scholengemeenschap
21
vmbo-diploma te hoog gegrepen is. De zorg en voorzieningen van deze leerlingen worden in paragraaf 5.4 behandeld.
22
combinatieklassen
Officieel beginnen de leerwegen van het vmbo al in de eerste klas. Veel scholen kiezen ervoor deze keuze één of twee jaar uit te stellen. Ze werken dan met combinatieklassen, vaak aangeduid als het ‘dakpansysteem’. Ook combinatieklassen havo/theoretische leerweg komen voor. Plaatsing in de combinatieklassen vindt plaats op basis van het advies van de basisschool en de score van de Cito-toets. Voor zogenaamde ‘laatbloeiers’ kan de uitgestelde keuze vaak positief uitwerken.
beroepskwalificatie
Het vmbo-diploma wordt niet beschouwd als een einddiploma. De leerplicht is onlangs uitgebreid tot een ‘kwalificatieplicht’, die geldt tot de achttiende verjaardag. Tot die leeftijd zijn leerlingen verplicht te werken aan een ‘beroepskwalificatie’. Voor vmbo-leerlingen betekent dit dat zij doorstromen naar een Regionaal Opleidingscentrum (roc) voor een vervolgopleiding. Dit kan ook een opleiding zijn waarbij het grootste deel van de week wordt gewerkt op een stageplaats en nog maar één of twee dagen per week lessen op school worden gevolgd.
aantal vakken
In de eerste twee jaren van het vmbo volgen alle leerlingen lessen in vijftien vakken. Het aanbod van vakken en het aantal lessen per vak per week kan van school tot school enigszins verschillen. Bij de overgang naar het derde leerjaar van het vmbo moeten alle leerlingen een keuze maken. In de theoretische en de gemengde leerweg, die tot het algemeen voortgezet onderwijs behoren, worden zes examenvakken gekozen. In de theoretische leerweg moet in alle vakken op het hoogste niveau examen worden gedaan.
Hoofdstuk 3
theoretische en gemengde leerweg
Met dit diploma kan een opleiding op de twee hoogste niveaus (3 en 4) van het middelbaar beroepsonderwijs worden gevolgd. Ook is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk door te stromen naar het havo. De diploma’s van mbo-niveau 4 geven net als het havo toegang tot hbo-opleidingen aan een hogeschool. beroepsrichting kiezen
eindexamens
diploma-eisen landelijke regels
3.2.2 geen eindonderwijs
In de beroepsgerichte leerwegen van het vmbo moet na de derde klas worden gekozen voor een beroepsrichting binnen één van de volgende vier sectoren: ¨ Zorg en Welzijn (onder meer verzorging), ¨ Techniek (onder meer elektrotechniek, bouw, metaal), ¨ Economie (onder meer handel en administratie), ¨ Landbouw (diverse richtingen). Op het vmbo wordt eindexamen gedaan in zes vakken, waarvan twee vakken verplicht zijn voor elke leerling, namelijk Nederlands en Engels. In de beroepsgerichte leerwegen moeten twee vakken gekozen worden binnen de sector. De overige twee vakken zijn naar vrije keuze. De vmbo-examens bestaan uit een landelijk deel in het laatste, vierde jaar (centraal examen) en een deel dat door de school wordt georganiseerd (schoolexamen, voorheen schoolonderzoek). Deze twee delen bepalen ieder voor de helft het eindcijfer voor een vak. Voor sommige vakken bestaat er alleen een schoolexamen. Het afnemen van het schoolexamen hoeft niet te wachten tot het laatste schooljaar. Scholen kunnen bepaalde onderdelen al in het derde jaar van het vmbo afsluiten. Er mogen maximaal twee onvoldoendes gehaald worden, hooguit één vier en één vijf. Er is dan wel compensatie nodig, dus twee zevens of één acht. Voor het schoolexamen gelden landelijke regels. Er moet worden gewerkt met een examendossier, waarin toetsen zitten (met gesloten en open vragen), praktische opdrachten, een handelingsdeel en een sectorwerkstuk. Het handelingsdeel omvat praktische opdrachten die moeten worden uitgevoerd, maar niet met een cijfer worden beoordeeld.
havo Het hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) duurt vijf jaar en is in principe niet bedoeld als eindonderwijs. Het havo-diploma is bedoeld als toegangsbewijs voor een studie aan een hogeschool (hoger beroepsonderwijs, hbo). Feit is dat een deel van de leerlingen na het examen kiest voor werken of een bedrijfsopleiding volgen. Een andere mogelijkheid is om na het havoexamen door te stromen naar het vijfde leerjaar van het vwo om daarna een
Hoe ziet het voortgezet onderwijs eruit?
schoolexamen
23
doorstroming naar vwo
24
onderbouw
tweede fase
Hoofdstuk 3
profielen
universitaire studie te kunnen volgen. Overigens kan dat ook met een hbodiploma. Sinds de invoering van ‘de tweede fase’ is het lastiger geworden om het vwodiploma te halen en wordt er minder doorgestroomd dan voorheen. Overigens zijn er ook scholen die aan havo-gediplomeerden een mogelijkheid bieden om in één jaar een vwo-diploma te behalen. Dit is alleen weggelegd voor gemotiveerde, hardwerkende leerlingen die op het havo goede cijfers haalden. In de eerste drie jaren van het havo (de ‘onderbouw’) volgen alle leerlingen lessen in een vijftiental vakken. Het aanbod van vakken en het aantal lessen per vak per week kan van school tot school enigszins verschillen. Sommige scholen werken in de onderbouw met combinatieklassen, bijvoorbeeld havo/ vmbo of havo/vwo. De definitieve keuze voor een schooltype wordt zodoende uitgesteld. In het vierde leerjaar van het havo begint de eerder genoemde ‘tweede fase’. Leerlingen kiezen voor één van de vier profielen, die bedoeld zijn als een voorbereiding op de vervolgstudie. De vier profielen zijn: ¨ Cultuur en maatschappij, ¨ Economie en maatschappij, ¨ Natuur en gezondheid, ¨ Natuur en techniek. In elk profiel zijn er zowel verplichte vakken als keuzevakken. De vier havoprofielen kennen een gemeenschappelijk deel dat voor alle leerlingen gelijk is (onder meer Nederlands, Engels, stukje wiskunde). Elk profiel kent daarnaast op de gekozen richting gerichte, verplichte vakken (het ‘profieldeel’).
Ten slotte is er een ‘vrij deel’ waarin de leerling ook vakken kan kiezen die bij een ander profiel horen. Scholen kunnen in het vrije deel ook extra keuzevakken aanbieden, bijvoorbeeld management en organisatie, filosofie, Spaans en Russisch. eindexamens
schoolexamen
diploma-eisen landelijke regels
vervolgonderwijs
gymnasium
onderbouw
bovenbouw
vwo Het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) bereidt leerlingen voor op studie aan een universiteit. Ook een hbo-opleiding aan een hogeschool of een bedrijfsopleiding behoren tot de mogelijkheden. Direct na het vwo gaan werken is een keuze die maar vrij weinig jongeren maken. Het vwo wordt ook verzorgd onder de namen atheneum en gymnasium. Op het gymnasium krijgen de leerlingen les in Latijn en Grieks. Ze moeten in ten minste één van deze klassieke talen eindexamen doen. In de eerste drie jaren van het vwo (de ‘onderbouw’) volgen alle leerlingen lessen in een vijftiental vakken. Het aanbod van vakken en het aantal lessen per vak per week kan van school tot school wat verschillen. Ook vwo-leerlingen kunnen beginnen in een combinatieklas, meestal havo/vwo. In het vierde leerjaar moeten de leerlingen kiezen voor één van de vier profielen, die aansluiting geven op een categorie vervolgstudies. De vier profielen van het vwo zijn: ¨ Cultuur en maatschappij, ¨ Economie en maatschappij,
25
Hoe ziet het voortgezet onderwijs eruit?
3.2.3
De havo-examens bestaan uit een landelijk deel in het laatste, vijfde jaar (centraal examen) en een deel dat door de school wordt georganiseerd (schoolexamen, voorheen schoolonderzoek). Deze twee delen bepalen ieder voor de helft het eindcijfer voor een vak. Voor sommige vakken bestaat er alleen een schoolexamen. Het afnemen van het schoolexamen hoeft niet te wachten tot het laatste schooljaar. Scholen kunnen bepaalde onderdelen al in het vierde jaar van het havo afsluiten. Om het diploma te behalen, moeten er voldoendes gehaald worden voor de vakken van het profieldeel. Bij de overige examenvakken mogen maximaal twee onvoldoendes gehaald worden, hooguit één vier en één vijf. Voor het schoolexamen gelden landelijke regels. Er moet worden gewerkt met een examendossier, waarin toetsen zitten (met gesloten en open vragen), praktische opdrachten, een handelingsdeel en een profielwerkstuk. Het handelingsdeel omvat praktische opdrachten die moeten worden uitgevoerd, maar niet met een cijfer worden beoordeeld. Het profielwerkstuk gaat over een onderwerp dat betrekking heeft op twee vakken van gekozen profiel.
¨ ¨
profielen
26
eindexamens
Hoofdstuk 3
schoolexamen
Natuur en gezondheid, Natuur en techniek.
In elk profiel zijn er zowel verplichte vakken als keuzevakken. De vier vwoprofielen kennen een gemeenschappelijk deel dat voor alle leerlingen gelijk is (onder meer Nederlands, Engels, stukje wiskunde). Elk profiel kent daarnaast op de gekozen richting gerichte, verplichte vakken (het ‘profieldeel’). Ten slotte is er een ‘vrij deel’ waarin de leerling ook vakken kan kiezen die bij een ander profiel horen. Scholen kunnen in het vrije deel ook extra keuzevakken aanbieden, bijvoorbeeld management en organisatie, filosofie, Spaans en Russisch. De vwo-examens bestaan uit een landelijk deel in het laatste, zesde jaar (centraal examen) en een deel dat door de school wordt georganiseerd (schoolexamen, voorheen schoolonderzoek). Deze twee delen bepalen ieder voor de helft het eindcijfer voor een vak. Voor sommige vakken bestaat er alleen een schoolexamen. Het afnemen van het schoolexamen hoeft niet te wachten tot het laatste schooljaar. Scholen kunnen bepaalde onderdelen al in het vierde of vijfde jaar van het vwo afsluiten.
diploma-eisen
landelijke regels
3.3 diploma’s
27
Diploma’s, aansluitingen en de verplichte ‘startkwalificatie’ Het slagen voor het eindexamen van vmbo, havo of vwo wordt beloond met een diploma. De diploma’s van het Nederlandse voortgezet onderwijs zijn in heel Europa erkend, geven toegang tot allerlei vervolgopleidingen en zijn onbeperkt geldig. Scholen houden bij wie er geslaagd zijn voor de examens. Leerlingen die hun diploma zijn kwijtgeraakt, kunnen bij de administratie van de school een gewaarmerkte kopie aanvragen. Doorleren na het voortgezet onderwijs kan in het middelbaar en hoger beroepsonderwijs, aan een roc of een hogeschool en in het wetenschappelijk onderwijs (aan een universiteit). Ook is het nog steeds mogelijk door te leren in het voortgezet onderwijs. Dit zogenaamde ‘stapelen’ vraagt sinds de invoering van ‘de tweede fase’ wel een zwaardere inspanning dan voorheen. Leerlingen met een havo-diploma kunnen instromen in het vijfde leerjaar van het vwo en moeten dan een extra examenvak kiezen. Het vmbo-diploma van de theoretische leerweg geeft toegang tot het vierde leerjaar van het havo.
naar hogeschool of universiteit zonder havo/vwo
Wie na het havo universitair wil studeren of na het vmbo naar een hogeschool wil, heeft tegenwoordig snellere alternatieven voor het ‘stapelen’, waarmee altijd twee schooljaren gemoeid zijn. De propedeuse (eerste studiejaar, met een examen afgesloten) van een hbo-opleiding aan een hogeschool geeft toegangsrecht tot een verwante universitaire studie. Wie na het vmbo een mbo-opleiding op niveau 4 afrondt, heeft toegang tot een verwante hboopleiding en krijgt meestal vrijstelling voor diverse onderdelen daarvan.
startkwalificatie
Binnen de Europese Unie is afgesproken dat de lidstaten ernaar streven dat zo veel mogelijk jongeren binnen het onderwijs een ‘startkwalificatie’ voor de arbeidsmarkt behalen. Met een diploma havo of vwo is dat doel behaald. Het vmbo-diploma wordt niet beschouwd als startkwalificatie. Tot hun achttiende verjaardag zijn vmbo’ers daarom verplicht door te leren in het mbo en daar een diploma te halen op minimaal niveau 2.
Hoe ziet het voortgezet onderwijs eruit?
aansluitingen
Om het diploma te behalen, moeten er voldoendes gehaald worden voor de vakken van het profieldeel. Bij de overige examenvakken mogen maximaal twee onvoldoendes gehaald worden, hooguit één vier en één vijf. Voor het schoolexamen gelden landelijke regels. Er moet worden gewerkt met een examendossier, waarin toetsen zitten (met gesloten en open vragen), praktische opdrachten, een handelingsdeel en een profielwerkstuk. Het handelingsdeel omvat praktische opdrachten die moeten worden uitgevoerd, maar niet met een cijfer worden beoordeeld. Het profielwerkstuk gaat over een onderwerp dat betrekking heeft op twee vakken van het gekozen profiel.