NA STABILISATIE DAALT DE BEVOLKING WEER IN LIMBURG Etil heeft in opdracht van de provincie Limburg een nieuwe demografische prognose voor Limburg, woonregio’s en gemeenten opgesteld. De prognose geeft een doorkijk van de ontwikkeling van de bevolking, de particuliere huishoudens en de woningvoorraadbehoefte tot 2050. Eerst laten we de historie van de afgelopen jaren zien en daarna de toekomst. Actuele bevolkings- en huishoudensontwikkelingen De Limburgse bevolking is in 2012 gedaald met circa 1.200 personen tot 1.122.000. Deze afname is bijna twee keer zo groot als de afname in de hele periode 2008-2011. De bevolkingsdaling komt vooral voor rekening van de natuurlijke aanwas (-2.000). Zo werden in 2012 minder kinderen geboren en waren er meer sterfgevallen door de kou in februari en griepgolf in maart. Desondanks bleef de afname beperkt door een positief migratiesaldo (+800) dat bestond uit een negatief saldo van de binnenlandse migratie (-2.100) en een positief saldo van de buitenlandse migratie (+2.900). Door de huishoudensverdunning nam het aantal huishoudens nog wel steeds toe in Limburg. In 2011 bedroeg de toename ongeveer 3.000, vooral door een groei van het aantal studentenhuishoudens in Maastricht en een toename van het aantal alleenstaande ouderen.
1.160.000
8.000
1.150.000
6.000
1.140.000
4.000
1.130.000
2.000
1.120.000
0
1.110.000
-2.000
1.100.000
-4.000
1.090.000
-6.000
1.080.000
-8.000 2013
2012
2011
2010
Buitenlands migratiesaldo
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
Binnenlands migratiesaldo
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
1994
1993
1992
1991
1990
1989
1988
Natuurlijke aanwas
Demografische componenten
Bevolking op 1 januari
Een terugblik op de bevolkingsontwikkeling in Limburg Al jarenlang is bevolkingskrimp in Limburg onderwerp van debat. Vaak wordt gedacht dat het zo’n vaart niet zal lopen met de teruggang van de bevolking en dat migratie de bevolkingskrimp kan afremmen of zelfs helemaal kan stoppen1. Vaak speelt onvoldoende inzicht in de onderliggende factoren hierbij een belangrijke rol. In het navolgende blikken we kort terug op de Limburgse bevolkingsontwikkeling vanaf 1988 door een analyse van de natuurlijke aanwas, het binnenlands migratiesaldo en het buitenlands migratiesaldo. Figuur 1 toont de bevolkingsontwikkeling (linkeras) en de onderliggende demografische componenten (rechteras) voor de provincie Limburg vanaf 1988.
Totale bevolking
Figuur 1. Bevolkingsontwikkeling en demografische componenten provincie Limburg; 1988-2013 Bron: Etil
De Limburgse bevolkingsontwikkeling kan ruwweg volgens drie tijdvakken kan worden beschreven: A. veel jaren van bevolkingsgroei (1988-2001); B. een aantal jaren met bevolkingskrimp (2002-2008); C. enkele jaren dat de bevolkingsomvang stabiel blijft (2009-2012). 1
CBS, “Bevolkingskrimp Limburg geremd door toegenomen immigratie”. Persbericht. 28 augustus 2013.
A. Inwonertal Limburg groeit eerst gestaag, maar groei zwakt geleidelijk af In de periode 1988-2001 is er elk jaar sprake van afnemende bevolkingsgroei. Limburg kende toen nog een geboorteoverschot dat vanaf 1992 begon te dalen als gevolg van een daling van het aantal geboorten en een stijging van de sterfte. Ook het buitenlands migratiesaldo was in deze jaren positief, eerst vooral door asielmigratie, maar later ook door arbeids- en huwelijksmigratie. Wel kende Limburg in deze periode een negatief binnenlands migratiesaldo. B. Bevolkingsdaling in Limburg: eerste provinciale bevolkingskrimp is een feit Rond 2002 is er een omslagpunt van groei naar krimp. In de periode 2002-2009 daalt de Limburgse bevolking met ongeveer drieduizend personen per jaar. Hiermee is de provincie Limburg de eerste provincie die met krimp wordt geconfronteerd. In deze periode is de invloed van de natuurlijke aanwas op de bevolkingsontwikkeling beperkt, hoewel er vanaf 2005 voor het eerst sprake is van een (klein) sterfteoverschot. De hoofdoorzaak voor de bevolkingskrimp in deze periode is een negatief saldo van zowel de binnenlandse als de buitenlandse migratie. In deze periode was vooral de emigratie naar het buitenland in Limburg groter dan de immigratie uit het buitenland, een ontwikkeling die in lijn lag met de ontwikkelingen op nationaal niveau. C. Bevolkingsomvang Limburg blijft stabiel door buitenlandse migratie Tussen 2009 en 2013 blijft de omvang van de Limburgse bevolking stabiel. Ondanks een toenemend sterfteoverschot als gevolg van ontgroening en vergrijzing en een structureel negatief binnenlands migratiesaldo, blijft de bevolking op peil door een sterk positief buitenlands migratiesaldo. Het positieve buitenlandse migratiesaldo komt tot stand door een groter aantal arbeidsmigranten en buitenlandse studenten. De afgelopen jaren steeg het aantal immigranten uit de EU-landen en uit Azië, maar ook uit andere werelddelen kwamen meer immigranten naar Limburg.
1.200.000
10.000
1.150.000
8.000
1.100.000
6.000
1.050.000
4.000
1.000.000
2.000
Demografische componenten
Bevolking op 1 januari
Bevolkingsdaling zet in de nieuwe prognose voort De demografische trends zijn in de nieuwe prognose onveranderd. Het sterfteoverschot is structureel en neemt de komende jaren verder toe, de eerste jaren vooral door een grotere sterfte en na 2025 ook door een daling van het aantal geboorten. Het binnenlands migratiesaldo van Limburg blijft in de periode 2013-2050 naar verwachting negatief. Wel is de afgelopen jaren de immigratie vanuit het buitenland hoger dan de emigratie naar het buitenland. Dit komt enerzijds door de internationalisering van het universitair onderwijs en anderzijds door de toename van de arbeidsmarktmigratie uit Midden- en Oost-Europa. Wel wordt verwacht dat het (positieve) buitenlands migratiesaldo de komende jaren lager zal komen te liggen dan in de afgelopen jaren. Omdat de som van het binnenlands en buitenlands migratiesaldo rond de nul ligt, wordt de toekomstige bevolkingsontwikkeling vooral bepaald door het sterfteoverschot. Hierdoor daalt de Limburgse bevolking van 1.122.000 inwoners in 2013 tot ruim 923.000 inwoners in 2050 (figuur 2).
950.000
0
900.000
-2.000
850.000
-4.000
800.000
-6.000
750.000
-8.000
700.000
-10.000 2048
2044
Buitenlands migratiesaldo
2040
2036
2032
2028
2024
Binnenlands migratiesaldo
2020
2016
2012
2008
2004
2000
1996
1992
1988
Natuurlijke aanwas
Totale bevolking
Figuur 2. Bevolkingsontwikkeling en demografische componenten provincie Limburg; 1988-2050 Bron: Etil
De verwachte bevolkingsdaling voor Limburg is aanzienlijk, vooral door het oplopende sterfteoverschot. De jaarlijkse bevolkingsdaling loopt op van ongeveer 2.500 personen in 2013 tot ruim 7.500 personen in de periode 2040-2050. De vraag dient dan ook te worden gesteld of deze ontwikkeling kan worden geremd of gekeerd. Het is dus belangrijk te weten hoe zeker de veronderstellingen zijn ten aanzien van de prognose van geboorte, sterfte en migratie. Vruchtbaarheid Het totale vruchtbaarheidscijfer lag de afgelopen tien jaar in Limburg op gemiddeld 1,59 kinderen per vrouw, ruim onder het landelijke cijfer van 1,75. In de prognose wordt voor de korte termijn gerekend met een lagere vruchtbaarheid omdat er momenteel, als gevolg van de economische crisis, minder kinderen worden geboren. Voor de middellange en lange termijn wordt echter weer aangesloten bij het gemiddelde van de laatste tien jaar. Als de economische crisis toch langer aanhoudt, kunnen Nederland en Limburg geruime tijd te maken hebben met lagere vruchtbaarheidscijfers analoog aan de jaren tachtig. In dit scenario zal het aantal geboorten lager zijn dan in de huidige prognose. Alleen als het totale vruchtbaarheidscijfer van Limburg naar dat van Nederland beweegt, kan het geboortecijfer zich positiever ontwikkelen dan in de huidige prognose wordt verondersteld. Tot op heden is er nog geenszins sprake van een dergelijke trend. Sterfte Er wordt in de prognose voor het eerst uitgegaan van stabiel dalende sterftekansen. Dit is conform de actuele inzichten van het CBS over de ontwikkeling van de sterfte. Door deze nieuwe aanname is het aantal sterfgevallen na 2030 in de provincie Limburg wat lager dan in de vorige prognose. Het is echter de vraag of de gerealiseerde stijging van de levensverwachting in het verleden ook in de toekomst gehaald gaat worden. Het lijkt in ieder geval niet waarschijnlijk dat de levensverwachting in de prognoseperiode sneller toeneemt dan in het verleden. De sterfteprognose voor Limburg zal daarom naar verwachting voorlopig niet naar beneden worden bijgesteld. Binnenlandse en buitenlandse migratie Gezien de veronderstellingen ten aanzien van geboorte en sterfte is er weinig reden aan te nemen dat de natuurlijke aanwas zich in de toekomst gunstiger ontwikkeld dan nu wordt voorzien. Om de bevolkingsdaling af te remmen moeten er dus jaarlijks meer migranten naar Limburg toekomen dan er vertrekken uit Limburg. Voor de korte termijn gaat het dan om 2.000 migranten per jaar. Dit loopt op tot ruim 7.500 migranten per jaar in de periode 2040-2050. Het werkelijke migratiesaldo kan overigens iets lager zijn als de migranten ook voor nageslacht zorgen. De praktijk wijst echter uit dat een groot deel van de jonge migranten weer vertrekt uit Limburg voordat er kinderen worden geboren, zij het naar het buitenland of naar de rest van Nederland. Ondanks grote schommelingen in het migratiesaldo in het verleden is er geen indicatie dat migratie de oplossing is voor de bevolkingsdaling in Limburg. Het binnenlands migratiesaldo was in de periode 1988-2012 in alle jaren negatief met een gemiddeld saldo van ongeveer -1.200 per jaar. In dezelfde periode bedroeg het buitenlands migratiesaldo gemiddeld jaarlijks +1.100 personen. Met dit saldo is Limburg alleen in staat geweest om het binnenlands migratiesaldo te compenseren. Opmerkelijk is de ontwikkeling van het buitenlands migratiesaldo in de afgelopen vijf jaar waarmee het negatieve binnenlandse migratiesaldo volledig werd gecompenseerd plus een deel van het sterfteoverschot. Het buitenlands migratiesaldo heeft de bevolkingsdaling in de afgelopen vijf jaar daarmee afgeremd, maar niet gestopt. Om in de toekomst de bevolkingsdaling te kunnen blijven afremmen dient de buitenlandse migratie naar Limburg verder toe te nemen door de komst van internationale studenten en/of buitenlandse werknemers. Of dit realistisch is valt te betwijfelen, ook gelet op het feit dat deze migratie zeer regiogebonden is en de bevolkingsdaling in de meeste gemeenten nauwelijks beïnvloedt. Het is dus belangrijk om de huidige bevolking en de toekomstige migranten aan de eigen regio te binden door het bieden van voldoende perspectieven voor wonen, leven, leren en werken.
Regionale verschillen in bevolkingsontwikkeling Binnen de provincie Limburg zijn er soms grote verschillen in bevolkingsontwikkeling. kkeling. Figuur 3 laat zien hoe de gemiddelde jaarlijkse ontwikkeling per gemeente verliep in de periode 2000-2012 en zal verlopen in de periode 2013-2025. 25. Uit deze figuur blijkt dat Roermond in beide perioden nog groeit met gemiddeld 0,45% % per jaar. Hiermee wijkt de bevolkingsontwikkeling van Roermond af van de omliggende gemeenten Maasgouw, Leudal, Roerdalen en Beesel die in de periode 2013-2025 2013 in omvang gaan afnemen. Wat at verder opvalt is dat alle gemeenten in Zuid-Limburg Limburg zich linksonder bevinden en dus in beide perioden te maken hebben met een negatieve bevolkingsontwikkeling. Een andere constatering is dat vrijwel alle gemeenten onder de diagonaal zijn gepositioneerd. gepositioneerd Dit betekent dat de bevolkingsdaling in de periode 2013-2025 sneller zal verlopen dan in de periode 2000-2012 of dat de bevolkingsgroei kingsgroei afzwakt of omslaat in een krimp. 0,6
RMD
Procentuele jaarlijkse bevolkingsontwikkeling ( 2013-2025)
0,4
0,2 HOR NED VNY
0,0 -0,8
-0,6
-0,4 0,4
-0,2
0,0
0,2 PEE
MAA
GEN
0,4
0,6
BSL
VNL WEE
-0,2
EIJ
LEU NUT
ECH BER
-0,4 MOO BRU SIT
VOE
OND
MSG GUL
HEE
RDN SIM
MEE
-0,6 BEE KER
STE
LAN SCH
-0,8 VAL
-1,0
Procentuele jaarlijkse bevolkingsontwikkeling (2000-2012)
Figuur 3. Gemiddelde jaarlijkse bevolkingsontwikkeling van Limburgse gemeenten in procenten pr voor twee tijdvakken, namelijk 2000-2012 2012 en 2013-2015 2013 Bron: Etil Afkortingen in figuur 3: BEE
Beek (L.)
GUL
Gulpen-Wittem Wittem
MEE
Meerssen
RDN
Roerdalen
VAL
Valkenburg aan de Geul
BER
Bergen (L.)
HEE
Heerlen
MOO
Mook en Middelaar
RMD
Roermond
VNL
Venlo
BRU
Brunssum
HOR
Horst aan de Maas
MSG
Maasgouw
SCH
Schinnen
VNY
Venray
BSL
Beesel
KER
Kerkrade
NED
Nederweert
SIM
Simpelveld
VOE
Voerendaal
ECH
Echt-Susteren
LAN
Landgraaf
NUT
Nuth
SIT
Sittard-Geleen
WEE
Weert
EIJ
Eijsden-Margraten
LEU
Leudal
OND
Onderbanken
STE
Stein (L.)
GEN
Gennep
MAA
Maastricht
PEE
Peel en Maas
VAA
Vaals
Daling van het aantal particuliere huishoudens in Zuid-Limburg De demografische prognose laat zien dat alleen Parkstad Limburg op korte termijn wordt geconfronteerd met een huishoudensdaling en een afnemende woningvoorraadbehoefte. In Westelijke Mijnstreek is de ontwikkeling van de huishoudens en de woningvoorraadbehoefte stabiel, terwijl in Maastricht en Mergelland het aantal particuliere huishoudens en de woningvoorraadbehoefte tot 2020 nog beperkt toenemen. Na 2020 daalt het aantal huishoudens en de woningvoorraadbehoefte in alle woonregio’s in Zuid-Limburg. Noord- en Midden-Limburg laten tot 2030 nog wel enige groei zien als gevolg van het huishoudensverdunningsproces (figuur 4).
105 100 95 90 85 80 75
Noord-Limburg
Midden-Limburg
Zuid-Limburg
Westelijke Mijnstreek
Parkstad Limburg
Maastricht en Mergelland
2050
2048
2046
2044
2042
2040
2038
2036
2034
2032
2030
2028
2026
2024
2022
2020
2018
2016
2014
2012
Huishoudensontwikkeling in indexcijfers (2012=100)
110
Figuur 4 Ontwikkeling particuliere huishoudens in Limburg indexcijfers; 2012-2050 (2012=100). Bron: Etil.
Huishoudenssamenstelling verandert sterk in Limburg De huishoudenssamenstelling naar grootte en leeftijd gaat de komende jaren sterk veranderen in de provincie Limburg. Het aantal huishoudens in de leeftijdsgroep tot 65 jaar neemt in de prognoseperiode af, terwijl het aantal huishoudens met een 65-plusser blijft toenemen, vooral door een toename van het aantal eenpersoonshuishoudens. Ook de relatieve samenstelling naar grootte verandert. Het aandeel gezinnen (huishoudens met meer dan 2 personen) neemt de komende jaren af. Rond 2025 is het aandeel gezinnen gedaald tot ongeveer 25%. Het aandeel tweepersoonshuishoudens blijft de komende tien jaar nog toenemen, maar zal daarna ook gaan dalen. Het aandeel eenpersoonshuishoudens neemt tot 2050 jaarlijks toe. In 2050 bedraagt het aandeel eenpersoonshuishoudens bijna 45%. Deze ‘huishoudensverdunning’ wordt vooral veroorzaakt door de vergrijzing waardoor er steeds meer alleenstaande ouderen zijn. De veranderende huishoudenssamenstelling zal de aard van de woningen waaraan behoefte is beïnvloeden: zo zal de behoefte aan woonruimte voor alleenstaande ouderen in de toekomst toenemen. Daarnaast veranderen wellicht ook de woonwensen. Bij sloop, en zeker bij (vervangende) nieuwbouw, zal dus rekening gehouden moeten worden met de veranderende kwalitatieve behoefte in de Limburgse samenleving. _______________________________________________________________________________ Noot voor de redactie, niet voor publicatie: Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met professor dr. Hans Kasper of dr. Lolke Schakel, telefoon 043 3506280