Motorische Stoornissen in Beeld WEBstroom project Eindrapportage Juni 2004
Onderwijscentrum VU: Natascha Lubberding (projectleiding) Pieter W. Groen Faculteit der Bewegingswetenschappen: Annick Ledebt Audiovisueel Centrum VU: Nico van Lier Wim van Bergenhenegouwen Hans Wevers
1. INLEIDING Het WEBstroom project Beweging In Beeld van de Faculteit Bewegingswetenschappen aan de Vrije Universiteit Amsterdam is uitgevoerd in de periode februari 2003 – juli 2004. Er is uniek filmmateriaal gedigitaliseerd, geïmplementeerd in het onderwijs bij het vak Motorische Ontwikkelingsstoornissen en gebruikt door docenten en studenten. Het project is geëvalueerd door betrokken medewerkers van het project, de docent en de studenten die gewerkt hebben met het ontwikkelde materiaal. Daarnaast zijn bevindingen van het project gedissemineerd en zijn mogelijkheden tot uitwisseling van materiaal onderzocht. 2. SELECTIE EN AANVRAAG MATERIAAL In het project is er gebruik gemaakt van verschillende soorten videomateriaal. Er is uniek onderzoeksmateriaal (wat verzameld is in de afgelopen 20 jaar) gebruikt van de Faculteit der Bewegingswetenschappen, en daarnaast is er aanvullend materiaal gebruikt van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. 2.1. Beschrijving materiaal Het onderzoeksmateriaal is door Laila de Groot beschikbaar gesteld voor gebruik in het onderwijs en onderzoek. In de zomer van 2003 heeft Annick Ledebt, docent van het vak Motorische Ontwikkelingsstoornissen, al het beschikbare filmmateriaal bekeken en er selecties uitgemaakt. De selecties zijn gedigitaliseerd en waar nodig gecorrigeerd, van titels voorzien en fijngesneden door het AudioVisueel Centrum van de Vrije Universiteit. Er zijn geen nieuwe compilaties gemaakt, maar enkele bestaande compilaties zijn wel opnieuw gemonteerd. Het gaat bij dit onderzoeksmateriaal met name om jonge kinderen met motorische afwijkingen die getest en onderzocht worden door een fysiotherapeut op reflexen, spontane bewegingen en ontwikkeling in de motoriek. Sommige kinderen zijn over de loop van jaren gevolgd in hun ontwikkeling, waardoor een beeld ontstaat van de ontwikkeling van verschillende stoornissen bij jonge kinderen. Tevens is er videomateriaal van kinderen zonder motorische afwijkingen, zodat er een goede vergelijking gemaakt kan worden tussen de normale en afwijkende ontwikkeling. Verder zijn er dia’s van kinderen met normale en afwijkende motoriek gedigitaliseerd en binnen dit project in het onderwijsmateriaal geïmplementeerd. Bij jonge kinderen (van 0 tot 4 jaar) is het moeilijk een diagnose te stellen wat voor een motorische afwijking zij hebben. Door de spontane motoriek en de reflexen van kinderen te testen en te observeren kunnen afwijkingen in de bewegingen wel vastgesteld worden. Hierdoor kan er al wel op jonge leeftijd gestart worden met medische begeleiding, zoals bijvoorbeeld fysiotherapie. Hierdoor kunnen de effecten van de oorzaak beperkt blijven. Daarom is het belangrijk dat alarmsignalen vroeg gesignaleerd worden. Het onderzoeksmateriaal dat binnen dit project gebruikt is, is daarmee niet alleen interessant voor bewegingswetenschappers, maar ook voor verloskundigen, consultatiebureauartsen, gynaecologen en fysiotherapeuten. 2.2. Aanvullend materiaal NIBG Het videomateriaal van Dr Laila de Groot dat voor dit project gebruikt is bevat met name voorbeelden van motorische ontwikkeling bij baby’s. Daarnaast was er behoefte aan materiaal waarbij motorische stoornissen bij ouderen kinderen en tieners worden geïllustreerd. Daarvoor werd de database van het archief van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid (NIBG) geraadpleegd. Het zoeken naar aanvullend videomateriaal was gericht op drie doelen: -
-
Het vinden van beeldmateriaal van patiënten met een specifieke motorische stoornis zoals het syndroom Gilles de la Tourette of Developmental Coordination Disorder. Het materiaal zou vooral de symptomen duidelijk in beeld brengen net zoals de persoonlijke ervaring van de jonge patiënten zelf (in vorm van interviews of reportage). Minder belangrijk was dan een meer wetenschappelijke verhaal over de oorzaken van de ziekte. Beelden geven van patiënten met een syndroom waar de motorische problemen niet het belangrijkste kenmerk is zoals bij ADHD, Down syndroom, autisme en Asperger syndroom. Behandelingen: informatie over motorische behandelingen (aërobe training, psychomotorische therapie) bij kinderen en tieners met stoornissen met specifieke en
2
aspecifieke motorische problemen (zoals bij anorexia). Ook informatie over vroege interventie bij jonge gehandicapte kinderen werd gezocht. 2.2.1. Zoekresultaten NIBG Het resultaat van de zoektocht betreft verschillende documentaires over motorische stoornissen bij jong volwassenen, waarbij de sociaal-psychologische factoren ook aan bod komen. Het materiaal is op VHS-band aangeleverd en door het AudioVisueel Centrum gedigitaliseerd. De volgende ‘keywords’ werden gebruikt bij het zoeken in de database van het NIBG, waarbij de zoekopdracht beperkt werd tot verschillende actualiteitenprogramma’s, het NOS journaal en Jeugdjournaal: -
Namen van verschillende syndromen: Tourette, ADHD, DCD, autisme, Down syndroom, anorexia Deze syndromen werden soms gecombineerd met de zoekopdrachten: ‘AND bewegingstherapie’, ‘AND early intervention’
Veel syndromen (ADHD, autisme, Gilles de la Tourette, Asperger, Down syndroom) werden door het gevonden materiaal goed in beeld gebracht. Soms kon een film in zijn geheel gebruikt worden (b.v. bij een documentaire over het Tourettesyndroom) en soms werden er korte stukken uit het materiaal geselecteerd om te gebruiken in de cursus (b.v. over autisme). De zoekopdracht “Early intervention” heeft slechts één collectie opgeleverd. Het materiaal is bleek bij het bekijken echter toch iets verouderd (uit 1990) en weinig informatief: vroege interventie bij gehandicapte kinderen (met het syndroom van Down) werd alleen maar door middel van discussie gepresenteerd en niet geïllustreerd met beelden van jonge patiënten. De discussie over deze interventie was ook te gerelateerd aan de situatie in Nederland in 1990: de implementatie ervan was toen een punt van discussie terwijl het tegenwoordig uitgebreid wordt gebruikt. De korte beschrijving in de database van Beeld en Geluid gaf op dit punt geen duidelijkheid. Het materiaal is niet gebruikt voor het onderwijs. Het zoeken naar informatie over behandeling van motorische stoornissen heeft weinig collecties opgeleverd. De enige collectie die wij wilden aanvragen ging over bewegingstherapie bij een jonge anorexia nervosa-patiënte. Het programma bleek beschermd te zijn voor gebruik, en hebben wij niet de rechten kunnen krijgen om het matreiaal in het onderwijs te gebruiken. Voor dit onderwerp moet dus nog videomateriaal gezocht worden. Over het algemeen kon een meerderheid van het materiaal dat is besteld bij NIBG goed gebruikt worden voor de cursus. Er waren enkele filmpjes die inhoudelijk tegenvielen bij het bekijken ervan: er waren dan niet genoeg beelden van kinderen of tieners met een bepaalde stoornis. Dit kon niet altijd duidelijk ingeschat worden vanuit de beschrijving die op de website van Beeld en Geluid beschikbaar was. De zoekmogelijkheden zouden geoptimaliseerd kunnen worden en doeltreffender worden gemaakt door de filmen voor de bestelling te kunnen bekijken. Op deze manier zou er ook geld bespaard worden. 2.2.2. Procedure NIBG Via de website van het NIBG zijn de gegevens van het gewenste videomateriaal verzameld, en na telefonisch overleg met de klantenservice van NIBG is er een excelsheet gemaild. De klantenservice zou vervolgens de rechten voor gebruik van het materiaal voor onderwijs en onderzoek op de VU voor ons aanvragen en vastleggen, en het materiaal op een VHS-band opnemen en opsturen. Voor grote delen van het materiaal leverde dat geen problemen op, maar bij enkele programma’s werd ons verzocht zelf contact op te nemen met de betreffende omroepen en productiemaatschappijen. Dit leverde niet alleen veel vertraging op, maar vooral veel onduidelijkheid: omroepen begrepen niet wat we wilden en waarom wij zelf belden, en wat de rol van het NIBG is in dergelijke aanvragen, wij begrepen niet waarom wij de omroepen moesten bellen en wát we precies moesten vragen. Bij de productiemaatschappijen werd het nog onduidelijker: het beheer van de rechten is bij elk programma weer anders geregeld. Werden we door de omroep verwezen naar een productiemaatschappij, dan bleek bij die productiemaatschappij dat zij de rechten hadden overgedragen aan die omroep. De service van NIBG liet hierin te wensen over: juist zij zijn de centrale organisatie die dergelijke dingen moet regelen, maar schuift dat terug op de klant die niet weet wat hij precies moet doen. Uiteindelijk
3
hebben we een deel van het materiaal wel gekregen op VHS-band en dat zelf door het AVC laten digitaliseren om het vervolgens op de SURFnet Video Portal te plaatsen. Een vrij omslachtige werkwijze. Liever zouden we voor de Vrije Universiteit een constructie zien zoals het NIBG hanteert binnen het Davideonproject: onderwijsinstellingen kunnen dan in de online database van het NIBG zoeken naar materiaal en deze bestellen. Het NIBG zorgt er vervolgens voor dat het materiaal binnen maximaal twaalf weken in streaming video op de SURFnet Video Portal staat. In het kader van het IVO-project is de Digitale Universiteit bezig geweest met een dergelijke regeling op DU-niveau. Het NIBG is zelf ook een service voor onderwijsinstellingen op te zetten. 3. RECHTEN Binnen het project zijn we in aanraking gekomen met verschillende rechtenkwesties: bij het NIBG bleek niet al het materiaal aan te vragen te zijn, omdat personen die werden afgebeeld geen toestemming gaven. Voor het eigen onderzoeksmateriaal ligt de kwestie ingewikkelder: er is toestemming gegeven voor gebruik van het materiaal voor onderwijs en onderzoek, maar bovenal betreft het (privacy)gevoelig materiaal met jonge kinderen dat we willen beschermen voor oneigenlijk gebruik. De vraag is vervolgens op welke wijze ervoor gezorgd kan worden dat zo min mogelijk mensen het materiaal kunnen raadplegen: welke gebruikers krijgen toegang tot het materiaal? 3.1. Rechten Het gebruikte onderzoeksmateriaal is in sommige gevallen 20 jaar oud. De ouders van de kinderen hebben destijds toegestemd in het gebruik van het materiaal voor onderwijs en onderzoek. Omdat het in dit geval gaat om jonge patiënten die vaak bloot gefilmd zijn, wilden we een goede afscherming van het materiaal. In feite zouden we dat op gebruikersniveau willen, zodat alleen studenten en docenten die betrokken zijn bij het vak toegang hebben tot het materiaal. Daarnaast hebben studenten ook aangegeven het materiaal thuis te willen kunnen bekijken, nu waren zij beperkt tot de computerdfaciliteiten op de VU-campus. Als het materiaal op persoonsniveau afgeschermd zou kunnen worden, wordt de tijd- en plaatsonafhankelijkheid een stuk groter. SURFnet werkt aan een dergelijke toepassing. Voor het materiaal dat van het NIBG komt hebben we de rechten gekregen voor het gebruik ervan voor onderwijs en onderzoek op de Vrije Universiteit. Op welke manier dat materiaal gebruikt zou worden stond ons daarbij vrij: het digitaliseren en op een afgeschermde wijze (dus alleen binnen het VU-domein) beschikbaar stellen is daarbij één van de opties. 3.2. Afscherming In dit project is gebruik gemaakt van de streaming videofaciliteiten van SURFnet: de SURFnet Video Portal (SVP). Deze biedt de bij SURFnet aangesloten instellingen de mogelijkheid om assets (mediafile en bijbehorende metadata) te plaatsen en beheren op een centrale streaming video server. De SVP maakt het mogelijk om videomateriaal af te schermen op drie niveau’s: op instellingsniveau, op niveau van alle op SURFnet aangesloten instellingen en op open niveau, waarbij het materiaal over de hele wereld toegankelijk is. De afscherming is gebaseerd op ip-domeinen van de instellingen, zoals deze bij SURFnet bekend zijn. Vanwege de rechten over het materiaal en de genoemde privacygevoeligheid van het materiaal is er gekozen voor afscherming op het niveau van de onderwijsinstelling. Er is niet gekozen voor het anonimiseren van het materiaal, omdat dat zo tijdrovend en duur zou zijn, dat de kosten daarvan ver boven het budget van het project zouden uitreiken. Bij het afschermen van het videomateriaal is gedurende het project een fout geconstateerd. Bij het afschermen op het niveau van de VU ("alleen de VU mag het zien") bleek er bij (onderdelen van) de VU geen toegang meer te zijn tot het videomateriaal. Dit probleem wordt onderzocht door SURFnet, en er wordt aan gewerkt. Het probleem is inmiddels hersteld en wordt binnen het IVOS-programma1
1
In 2003 is onder regie van de dienst IT van de VU het programma IVOS-I uitgevoerd. IVOS is de afkorting van ICT-VOorzieningen voor Studenten. IVOS-I was vooral een studieproject. In vele deelprojecten is onderzoek gedaan naar het hoe en wat van nieuwe ICT-services voor studenten. Er wordt een aantal nieuwe ICT-services voor studenten gerealiseerd in de periode 2004-2005. Hiermee is het startsein gegeven voor de uitvoering van het IVOS-II-programma.
4
van de VU verder meegenomen. Het probleem zit in de ip-nummers van de VU: verschillende subdomeinen waren niet bekend bij SURFnet. Vanwege privacyredenen moet het videomateriaal afgeschermd kunnen worden. Bij voorkeur vindt die afscherming plaats op persoonsniveau, maar dat is nu nog niet mogelijk. De SURFnet Video Portal biedt voor de VU als enige de mogelijkheid om af te schermen op instellingsniveau. Hierdoor waren we aangewezen op de SVP, Waarbij alleen MPEG 1, 2 en 4 formaten gebruikt kunnen worden. Andere mogelijke formaten (real, wmv, en dergelijke) vielen daardoor voor ons af. Binnen het project is er dus om technische redenen gekozen voor MPEG-4 als formaat voor het materiaal om op de SVP te plaatsen. 3.3. Metadata Binnen het project is uitgegaan van de metadatavelden die gebruikt worden op de SURFnet Video Portal (SVP). Deze zijn gebaseerd op de Qualified Dublin Core, een metadataset dat ontwikkeld is door bibliotheken en wereldwijd veel gebruikt wordt voor het annoteren van boeken en andere media in grote collecties. Voor streaming video lijkt deze metadataset ook veel gebruikt en wellicht de standaard te worden. SVP maakt gebruik van assets (videofragment én de beschrijving van dat fragment) en collecties (verzameling van assets op bijvoorbeeld onderwerp of instelling). In bijlage 1 staat een overzicht van de velden die binnen het project gebruikt en ingevuld zijn en de richtlijnen die gegeven zijn bij het invullen van die velden. Deze richtlijnen zijn tot stand gekomen in samenwerking met het Onderwijscentrum VU (onderwijskundige en technische expertise), het AVC van de VU en de docent die de filmfragmenten goed kent. Het videomateriaal is door de docent beschreven in de metadatavelden die op de SVP gebruikt worden en in één collectie op de SVP samengebracht. 4. INFRASTRUCTUUR Om het videomateriaal dat op de SURFnet Video Portal staat goed te kunnen afspelen op de netwerk en de computers op de Vrije Universiteit, bleek er in de praktijk een aantal zaken geregeld te moeten worden: -
het installeren van een extra player het specifieke instellen van de streaming videofile (het bronbestand/mediafile) zelf het specifiek instellen van het computernetwerk op de VU (firewall settings)
4.1. Players SVP maakt voor het streamen van MPEG-video gebruik van een "videopomp" van Kasenna. Deze vereist dat voor het afspelen van MPEG-1 de gebruiker een Kasenna broadband player of een Kasenna player plug-in voor de Windows Media Player op zijn PC installeert. Voor het gebruik van MPEG-2 is de MediaMatics StreamExpress software nodig, terwijl voor MPEG-4 de Quicktime player gebruikt kan worden. Dat betekent in de praktijk dat –om streaming video te kunnen gebruiken- er verschillende players geïnstalleerd moeten zijn op computers van docenten, studenten en medewerkers: MPEG – 1
Kasenna broadband player óf Windows Media Player – plugin2 MediaMatics StreamExpress Quicktime player
MPEG – 2 MPEG – 4 Quicktime Real Windows media
Real player3 Windows Media Player
2 beide spelers op één pc installeren levert problemen op met het afspelen van materiaal. Er zal dus een keuze gemaakt moeten worden voor één van beide oplossingen. 3 SURFnet stopt op termijn met het aanbieden van een realserver, maar voor de volledigheid noemen we de real player wel in dit opverzicht. SURFnet en het IVOS-programma van de VU raden het gebruik van Real af: het beleid is er op gericht het niet te gebruiken. Dit neemt echter niet weg dat de speler wel geïnstalleerd moet zijn op gebruikerscomputers voor het gebruik van externe bronnen.
5
4.2. Installatie computers Bovennoemde players zullen dus als standaard opgenomen moeten worden in de installaties voor computers op de universiteit: waaronder de computers in de computerzalen voor studenten. Daarnaast is het nodig om geluidskaarten in de computers te plaatsen en te installeren, zodat studenten het filmmateriaal daadwerkelijk kunnen gebruiken. Binnen dit project bleek het installeren van de players en de geluidskaarten op de studentenpc’s een obstakel te zijn: de systeembeheerder van de faculteit vreesde bijvoorbeeld voor overlast bij het ter beschikking stellen van geluid op de computers. Vanuit het project hebben we veel moeite moeten doen om de players en de geluidskaarten alsnog geïnstalleerd te krijgen. Bij een volgend project is het van belang om de voorzieningen op de studentencomputers vroeg te bekijken en de betreffende beheerders direct bij het project te betrekken. 4.3. Firewall settings Als de juiste player is geïnstalleerd en een link naar een video op de SVP wordt aangeklikt, start de player vanzelf op. Het is dan echter nog niet vanzelfsprekend dat de video bij het opstarten van de player afspeelt. Hiertoe moet op het locale computernetwerk een aantal instellingen worden gerealiseerd door het locale systeem- c.q. netwerkmanagement. Om de videostromen afkomstig van de streaming server binnen de faculteit te ontvangen moest er een aantal poorten opengezet worden in de firewall. De firewall kan echter niet zomaar opengezet kan worden. Een goed beveiligde netwerkomgeving betekent dat een actief beheer van de infrastructuur noodzakelijk is en dat regelmatig aanpassingen nodig zijn om nieuwe dreigingen af te weren en gewenst verkeer toe te laten. MPEG streaming verkeer behoort tot deze laatste groep. In de SURFnet Knowledge Base is uiteen gezet hoe de videostromen van de SURFnet Video Portal (SVP) doorgelaten kunnen worden (http://kb.surfnet.nl/index.php?page=index_v2&id=52&c=10). De kern hiervan is dat SVP servers als trusted host worden opgenomen. In het netwerk van SURFnet zijn voorzieningen getroffen om IP address spoofing (het nadoen van een host door zijn IP adres te gebruiken) tegen te gaan. Wat hun betreft is er dus geen enkele reden om het verkeer van (en naar) de SVP servers niet toe te staan. De volgende SURFnet streaming servers kunnen in de firewallsoftware als te vertrouwen adressen worden opgegeven: -
videosearch.surfnet.nl videostream.surfnet.nl stream1.surfnet.nl
De volgende machines en poorten moeten daarbij doorgelaten worden: -
videosearch.surfnet.nl: TCP poort 80 videostream.surfnet.nl: UDP en TCP poort 554 TCP en UDP poorten 1024 en hoger
4.4. Onderwijszalen Nadat de streaming problemen op het netwerk waren verholpen, bleken er ook nog wel wat struikelpunten te zijn in de onderwijszalen. In de collegezaal was het problematisch om toegang te krijgen tot internet, en dus ook tot de streaming files en de digitale leeromgeving die bij de cursus is ontwikkeld. Verschillende laptops van de faculteit bleken niet aansluitbaar op het “evenementennetwerk”4 van de VU. Alleen laptops van het AVC bleken te werken. Een duidelijke instructie over instellingen ontbrak in de collegezaal. De videofiles zijn tijdens de hoorcolleges dan ook niet door middel van streaming technieken getoond, maar vanaf cd-rom. Dit beperkte de mogelijkheid om de digitale leeromgeving en de (uitsnedes van) streaming files tijdens de hoorcolleges te gebruiken.
4
Ook wel “feestnet” genoemd: dit netwerk is niet aangesloten op het kantoornetwerk van de VU en is speciaal voor onderwijszalen en evenementen. Er zit geen firewall op en alle poorten staan open voor al het internetverkeer, waardoor o.a. streaming files goed doorgegeven kunnen worden.
6
De toegang tot de computerzalen voor de studenten was buiten het werkcollege zeer beperkt door het intensieve gebruik van deze zaal door andere cursussen van de faculteit. Slechts één computerzaal was geschikt om de video’s te kunnen bekijken, omdat de computers in andere zalen verouderd waren. Aangezien de video’s vanwege afscherming alleen toegankelijk zijn op de VU-campus is het te wensen dat ook de andere computerzalen de mogelijkheid bieden om de video’s (ook met geluid) te bekijken. Inmiddels is de faculteit bezig met het herinrichten van een aantal computerzalen waarbij verouderde computers vervangen worden. Eén van de activerende opdrachten was een samenwerkingsopdracht dat buiten de collegetijd moest worden uitgevoerd. Dit bleek voor de studenten moeilijk te organiseren omdat de computerzaal eigenlijk niet geschikt is om in groepen van 2 tot 3 studenten te werken: de zaal is zodanig ingericht dat het vooral voor individuele studenten te gebruiken is. Het zou wenselijk zijn dat elke computerzaal een afgesloten ruimte heeft waar 1 of 2 computers staan om in groepjes te kunnen werken zonder de andere gebruikers te storen. 4.5. Technische ondersteuning Een project als deze kan niet worden uitgevoerd zonder technische en onderwijskundige ondersteuning. Wij hebben problemen ervaren met de technische ondersteuning op de universiteit en de faculteit om de computers in de juiste configuratie en met de nodig players te krijgen. De samenwerking tussen docenten en technische ondersteuning moet beter geregeld worden, en meer gericht zijn op onderwijs. 5. DIGITALISEREN MATERIAAL Al het materiaal is opgeslagen in MPEG2 formaat. MPEG-2 wordt op de VU in ieder geval gebruikt als digitale mastercopy van het materiaal. Dat formaat kan dan naar verschillende formaten overgezet worden voor gebruik in de praktijk. Na diverse tests op het netwerk en bij de faculteit Bewegingswetenschappen bleken MPEG-1 formaten niet goed te stromen. MPEG-2 deed het redelijk goed, maar is te groot van formaat om met 30 files gelijktijdig te laten stromen. MPEG-4 deed het echter technisch wel goed. De keuze voor het MPEG-formaat viel samen met de keuze voor het gebruik van de SURFnet Video Portal, vanwege de noodzaak het materiaal af te schermen. De SVP werkt alleen met MPEGbestanden en biedt voor de VU als enige de mogelijkheid om af te schermen op instellingsniveau. Daarbij kunnen dus alleen MPEG 1, 2 en 4 formaten gebruikt worden. Andere mogelijke formaten (real, wmv, en dergelijke) vielen daardoor af. De VHS-tapes werden door het Audiovisueel Centrum van de VU gedigitaliseerd en ingelezen in Adobe Premiere. Het materiaal werd fijngesneden, van titels voorzien en zonodig gecorrigeerd op kleur en helderheid. Via de Matrox RTX100 kaart werd het materiaal geëncodeerd naar MPEG - 2 systemfiles (M2V) welke zijn bewaard op DVD-rom schijfjes. Om niet nog eens vanuit Premiere te hoeven exporteren naar AVI bestanden ten behoeve van het beoogde MPEG - 1 bestandsformaat, is gekozen voor een aanmerkelijk snellere conversie van de M2V-files via DVD2AVI en VFAPIconverter. De aldus verkregen bestanden konden als AVI worden geïmporteerd in VirtualDub. Hierin werden filters voor cropping, gammacorrectie en unsharp mask toegepast om de bestanden verder te optimaliseren voor gebruik op PC’s. De uiteindelijke encodering werd gedaan in TMPGenc-Plus volgens de video-CD norm, maar met aangepaste buffergrootte. 5.1. Problemen Ondanks dat aan de instellingseisen was voldaan zijn er in verschillende lopende streaming videoprojecten aan de Vrije Universiteit, inclusief dit project, toch nog problemen geconstateerd, namelijk: 5.1.1. Hicks Het eerste probleem was de aanwezigheid van zogeheten "hicks": willekeurige pauzes in beeld en geluid. Dit bleek gerelateerd aan netwerkproblemen tussen SURF en de VU. De hicks werden geconstateerd bij het afspelen van meerdere video's die wel aan de instellingseisen voldeden. De problemen verschilden per computer, maar het algemene beeld was dat het beeld schokkerig was. Al gauw bleek dat de MPEG – 1 bestanden op het netwerk van de VU niet goed zouden streamen via de SURFnet Video Portal. Experimenten met MPEG – 4 en MPEG – 2 gaven evenmin een goed
7
resultaat. MPEG – 2 leek aanvankelijk beter te streamen dan MPEG – 1, ondanks de grotere beeldmaat, maar beide formaten waren niet volledig vrij van hick-up’s. Binnen het IVOS-programma is samen met SURFnet gewerkt aan oplossingen van de problemen die binnen het Streaming Video Service deelproject én het WEBstroom project naar voren kwamen. Het productteam Netwerk Infrastructuur (NIS) van de Dienst IT heeft het oplossen van de netwerkproblemen samen met SURFnet op zich genomen. De problemen die zich voordeden hadden te maken met het netwerk tussen de SURFnet Video Portal en de VU. Deze problemen waren drieledig: -
Er zaten bugs in de core van SURFnet waardoor packages werden gedropt. Hierdoor ging informatie dat over het netwerk ging, verloren. Er was een probleem met de (SURFnet) interfacekant van de Gigabit link. Bij het testen op het kantoornetwerk moest de beveiliging dermate worden teruggebracht (poorten opengezet) om met Kasenna te kunnen werken, dat besloten is dit niet te doen. Tests zijn derhalve alleen op het zogenaamde "feestnet" (open net) uitgevoerd. In IVOS is dus niet centraal uitgezocht hoe te werken met opening van poorten, firewalls, proxyservers en dergelijke.
5.1.2. Mpeg-1 MPEG-1 had naast willekeurige pauses in het beeld ook een regelmatig patroon van schokken, doordat de framerate op een 12 tot 15 frames per seconde bleef steken. Dit probleem is niet overgegaan nadat SURF het grote Hick-probleem had opgelost. Het heeft waarschijnlijk te maken met de methode van encoderen. Het leek erop dat de op de SVP geplaatste streams van het NOB er geen last van hadden. Maar ook een stream die door de transcoding service van SURF was gegaan had er last van. Blijkbaar was Kasenna heel gevoelig voor de encoding van MPEG-1 en dit is ook de voornaamste reden dat het gebruik van het MPEG-1 formaat afviel, en er voor dit project gekozen is voor MPEG-4. 5.1.3. Synchroniciteit Het derde probleem was het wegvallen van synchroniteit tussen beeld en geluid na scrollen bij MPEG1 materiaal. Waarschijnlijk is dit probleem gerelateerd aan het vorige punt. Na het scrollen -het door de video heen en weer spoelen met de "slider" van de player- van MPEG-1 materiaal bleek dat het beeld en geluid niet meer synchroon liep. De verwachting is dat dit te maken had met de verlaagde framerate. In het verdere traject van IVOS is de Kasenna server oplossing ook nog vergeleken met de situatie waarbij een (tijdelijk) lokale videopomp van Jet-Stream (Darwin -Apple- Quicktime pomp) werd ingezet. Deze tests deden netwerk problemen vermoeden en niet-server problemen. Maar de Darwin server gaf ook te zien wat de voordelen waren van hinted MPEG-4 movies, namelijk dat ze gescrolled konden worden met beeld. Alle keyframes zijn direct benaderbaar. Dit werd niet ondersteund door Kasenna. Inmiddels is bekend geworden dat Kasenna deze functionaliteit in een nieuwere versie ook zal bieden. 5.1.4. Conclusies De reeds vervaardigde MPEG – 1 bestanden werden met behulp van QuickTime Pro omgezet naar MPEG – 4. Inmiddels heeft het AVC van de VU we Cleaner XL in gebruik kunnen nemen, waardoor het encoderen van grotere partijen en naar meerdere formaten sneller te realiseren is. De enige tot nu toe geconstateerde bug bij Cleaner is het niet aanbrengen van de benodigde hinted tracks. Dit probleem kan vrij snel worden omzeild door de gecodeerde bestanden te openen in QuickTime Pro en de tracks alsnog toe te voegen. Er is in dit project ervoor gekozen te werken met MPEG-4. Deze beslissing is vanwege de tijdsplanning van het project genomen voordat de netwerkproblemen waren opgelost. De hinted streams leveren ook voordelen op voor de toekomst, omdat MPEG onafhankelijk is van de verschillende players die er op de markt zijn. MPEG –1 stroomt nog altijd niet goed binnen het VUnetwerk door de codecs en de Kasennaspeler. MPEG – 2 is te groot om voor meerdere streams tegelijkertijd te kunnen gebruiken. MPEG – 2 is wel interessant voor projectie in (college)zalen en goed als opslagformaat. MPEG – 4 stroomt technisch beter en is niet te groot van formaat. Tijdens het werkcollege in de cursus liepen sommige streaming files vast of startten pas na enkele pogingen op,
8
met name in de eerste 5 minuten van het werkcollege traden dit soort problemen op, daarna stroomden de files op de diverse computers over het algemeen probleemloos. De player is allesbepalend in de keuze van het formaat: loopt een file er wel of niet op vast? Welke features worden er geboden (de Kasenna Broadband Player bijvoorbeeld is te kaal om te kunnen gebruiken)? Er zijn veel verschillen tussen de players. In het deelproject Streaming Video Service van het IVOS-programma (van de VU) zijn deze problemen centraal en samen met SURFnet aangepakt. Hierbij is tot een gezamenlijke oplossing gekomen voor een aantal problemen. 6. VIRTUELE SNIJMACHINE Volgens het projectplan zouden studenten die het vak Motorische Ontwikkelingsstoornissen volgden in activerende opdrachten werken met de Virtuele Snijmachine. In het najaar van 2003 was het echter niet mogelijk om deze MPEG-4 files te snijden met de Virtuele Snijmachine, waardoor de opdrachten voor de studenten aangepast moesten worden. Wel hebben we voor André Roosendaal (ontwikkelaar van de Virtuele Snijmachine) gekeken naar een bétaversie van de nieuwe snijmachine en hem feedback gegeven op de mogelijkheden daarvan in combinatie met MPEG-4. Bij afronding van het project kan de tool al wel gebruikt worden om uitsnedes te maken uit streaming MPEG-4 files, dus bij het komende jaar kan de virtuele snijmachine wel ingezet worden bij de cursus Motorische Ontwikkelingsstoornissen. 7. UITWISSELING VAN MATERIAAL Binnen het vak Motorische Ontwikkelingsstoornissen hebben verschillende gastdocenten een college gegeven. Deze docenten hebben eigen videomateriaal ter beschikking gesteld aan de docent van Motorische Ontwikkelingsstoornissen om te gebruiken in haar vak. Om dat materiaal in de toekomst ook werkelijk te kunnen gebruiken is er in sommige gevallen een conversie van het materiaal nodig naar een bestandsformaat dat op de SVP gebruikt kan worden en op de VU goed afspeelt. De docent –en docenten in het algemeen- hebben hiervoor richtlijnen nodig: hoe en waar kunnen docenten materiaal omzetten naar een ander bestandsformaat? Welk formaat hebben zij nodig? Bij wie kunnen docenten terecht voor ondersteuning? Het probleem dat bij het uitwisselen van materiaal is de vraag waar het materiaal is gedocumenteerd, waar de ‘master’-copy is. Het beste kan er gevraagd worden om een MPEG-2 formaat, waarbij de instelling zelf nog een conversie doet naar een bestandsformaat dat op de eigen instelling goed stroomt. De vraag die steeds gesteld moet worden is hoe hoog de kwaliteit van het materiaal moet zijn: hoe hoger de eis die daaraan gesteld wordt, hoe belangrijker het is om een goede masterfile te krijgen. Het AudioVisueel Centrum van de VU gebruikt Quicktime Pro om MPEG-2 materiaal te saven naar een MPEG-4 hinted movie. Met een goede handleiding zouden docenten dit ook zelf moeten kunnen doen, het AVC biedt daarvoor ook DoeHetZelf editing studios voor docenten. 8. ONDERWIJS In het project is de cursus Motorische Ontwikkelingsstoornissen van de Faculteit der Bewegingswetenschappen van de Vrije Universiteit herontworpen. Hierbij is de opbouw van de collegestof onder de loep genomen, zijn er activerende opdrachten ontworpen, is er een matrix en een lexicon ontwikkeld en is alles geïntegreerd in een digitale leeromgeving. Bij alle elementen is er gezocht naar een zinvolle inpassing van het videomateriaal in het onderwijs. 8.1. Opbouw cursus en colleges Binnen het project is er een inhoudelijk vernieuwde opbouw gemaakt van de cursus. De eerste weken van de cursus Motorische Ontwikkelingsstoornissen waren gericht op de motorische ontwikkeling en het herkennen van afwijkingen die daarbij kunnen plaatsvinden in het eerste levensjaar van kinderen. Vervolgens werd er aandacht besteed aan verschillende specifieke syndromen (van Down Syndroom tot ADHD), de latere ontwikkeling en de mogelijke behandelingen daarbij. Vervolgens zijn de laatste colleges gewijd aan motorische afwijkingen bij adolescenten en jong volwassenen (zoals Gilles de la Tourette en Autisme). Verschillende keren hebben gastdocenten een college verzorgd.
9
8.2. Rooster In de digitale leeromgeving vormt het rooster een soort “skelet” van de hele cursus: het geeft een overzicht van de loop van de cursus met de inhoud van de colleges, er staan links naar de PowerPoint presentaties die door de docent en gastdocenten worden gebruikt en de links naar het videomateriaal dat tijdens de colleges werd gebruikt. Het rooster is nu een erg lange lijst van alle colleges: de docent wil voor het komende cursusjaar graag een rooster maken waarbij er voor elk college een aparte link is opgenomen in de leeromgeving, zodat de navigatie naar het laatst gegeven college sneller gaat. Het filmmateriaal dat tijdens de colleges is gebruikt zijn dus terug te vinden via het rooster. Tijdens de hoorcolleges geeft de docent commentaar op de beelden. Het gebruik van korte video’s, of fragmenten uit video’s, als illustratie van onderdelen uit de cursusstof. Langere stukken video zijn tijdens deze cursus wel getoond, maar zullen in het volgende jaar in kleinere onderdelen opgedeeld worden en in presentaties worden opgenomen. Hierbij kan de virtuele snijmachine ingezet worden. 8.3. Matrix Het videomateriaal is in een digitale leeromgeving geïmplementeerd. Na selectie en digitalisering van het beeldmateriaal is het materiaal geïmplementeerd in een matrix waarin een overzicht staat van de normale grofmotorische ontwikkelingsstadia in het eerste levensjaar van kinderen. De matrix is opgebouwd uit plaatjes en beschrijvingen van de normale ontwikkeling, welke zijn aangevuld met foto’s en filmfragmenten uit het onderzoeksmateriaal. Daarnaast zijn er verschillende voorbeelden in de matrix opgenomen van afwijkingen in de motorische ontwikkeling. De matrix biedt ondersteuning aan de opdrachten en de colleges. Het gebruik van de korte voorbeelden in video en foto’s versterken het begrip van de aspecten die van belang zijn. Aanvankelijk was de matrix een structuur om de video’s te kunnen organiseren in de digitale leeromgeving. Gedurende het verder ontwerp van de cursus en de activerende opdrachten werd het ook duidelijk dat de matrix zelf (ook zonder de video’s) ondersteuning voor de colleges gaf. Het geeft een goed overzicht van de ontwikkeling van het jonge kind en studenten hebben de matrix ook gebruikt tijdens de werkcolleges om de opdrachten te maken. De docent wil de matrix verder uitbreiden in twee richtingen: door meer informatie en materiaal van de ontwikkeling vanaf 1 jaar toe te voegen en door meer video- en fotomateriaal te verzamelen om verschillende voorbeelden van normale en afwijkende ontwikkeling te hebben, voor (bijna) elke cel van de matrix. 8.4. Lexicon Er is een eenvoudige lexicon ontwikkeld met beschrijvingen van verschillende onderwerpen en afwijkingen die gedurende het vak aan de orde komen, en met verwijzingen naar websites met extra informatie over die onderwerpen. Er staan nu twee typen informatie in de lexicon: de stof die tijdens de hoorcolleges aan de orde komt (b.v. Cerebrale Parese); en achtergrondinformatie over behandelingen die niet echt uitgebreid worden uitgelegd tijdens de colleges (b.v. ‘Botuline toxine’). De wens is om het lexicon verder uit te breiden in de toekomst. Een uitbreiding van het eerste type leidt echer tot een soort online tekstboek van de cursus wa het volgen van de hoorcolleges minder motiverend en interessant zou kunnen maken. Het aanvullen van het lexicon met meer informatie van het tweede type ondersteunt de colleges zonder een replicatie te zijn van wat tijdens de colleges wordt gegeven. Tevens kan het lexicon verder aangevuld worden met videomateriaal en foto’s ter illustratie.
10
8.5. Activerende opdrachten Tijdens het project is een aantal activerende opdrachten ontworpen waarbij het videomateriaal gebruikt wordt om afwijkingen inde motoriek te leren herkennen bij jonge kinderen, en om verschillende signalen te leren zien. Eén van de ontworpen activerende opdrachten is een werkcollege waarbij studenten in twee- of drietallen een film bekijken van een kind met een motorische afwijking dat standaard testen op reflexen en motoriek ondergaat. Bij jonge kinderen is het vaak moeilijk een diagnose te stellen, maar zijn verschillende afwijkingen in de beweging al wel waar te nemen. De studenten werd gevraagd het kind te vergelijken met het videomaterial dat in de matrix staat: op welke punten loopt het kind uit de film voor of achter op de normale ontwikkeling, en hoe is het kind te vergelijken met de verschillende afwijkingen die te zien zijn in de matrix? De studenten werd gevraagd de alarmsignalen te beschrijven en de ontwikkeling van het betreffende kind te beschrijven. Studenten konden zelf beslissen op welke manier zij het materiaal en de matrix gebruikten.
Voorbeeld opdracht werkcollege: Jabu Bekijken de filmpjes van Jabu op 12 en 18 weken oud. Kijk naar de afwijkingen bij het kind. Let op houding en verschillende reacties. 1. 2. 3.
Beschrijf de alarmsignalen Zie je verschillen met de normale ontwikkeling? Welke signalen zijn sterker geworden bij 18 weken in vergelijking met 12 weken?
Vergelijk Jabu met IRBA op 12 weken en 18 weken, en met de ontwikkelingsstadia die je in de matrix kan vinden.
Na afloop werd het materiaal met de hele groep nogmaals bekeken en nabesproken. Vervolgens heeft de docent videomateriaal van de betreffende kinderen laten zien op latere leeftijd, en verteld over hun uiteindelijke diagnose en latere ontwikkeling. Een andere activerende opdracht gaat over verschillende symptomen bij Gilles de la Tourette. Studenten krijgen drie documentaires tot hun beschikking en krijgen de opdracht om in kleine groepjes aan de hand van dit materiaal een indeling te maken van de verschillende symptomen. Een dergelijke indeling bestaat nog niet in de literatuur, en de studenten zijn met verschillende indelingen en schema’s teruggekomen. De docent heeft het gebruik van activerende opdrachten als het meest geslaagde onderdeel van de nieuwe cursus ervaren. Vooral de opdracht die tijdens het werkcollege door de studenten werd gedaan werkte heel activerend. Het werken in kleine groepen vind zij een belangrijk aspect en in een volgende cursus wil zij meer van dergelijke werkcolleges inroosteren waarbij korte activerende opdrachten in kleine groepen worden gemaakt waarbij aan het eind direct plenaire feedback door de docent wordt gegeven.
Voorbeeld opdracht 2: Gilles de la Tourette Bekijk de drie films over Gilles de la Tourette in het rooster en maak een indeling van de symptomen die je ziet bij deze patiënten. Geef aan op welke criteria deze indeling is gebaseerd. De indeling is niet terug te vinden in de literatuur. Het gaat erom dat je zelf een indeling maakt. Maak de opdracht in kleine groepjes, met maximaal 3 personen. Iedereen levert zijn eigen opdracht in! Maak de opdracht in een Word-file en lever het in als attachment bij deze assignment. Geef aan met wie je de opdracht hebt gemaakt.
9. DISSEMINATIE Bij de cursus is een Blackboardomgeving ontwikkeld. Een demoversie daarvan is beschikbaar op http://bb.vu.nl/webapps/portal/frameset.jsp?tab=courses&url=/bin/common/course.pl?course_id=_985 3_1. Het betreft een kale versie van de omgeving waarin de matrix, het rooster, het lexicon en de opdrachten te bekijken zijn. De filmpjes zijn niet te bekijken, foto’s en dergelijke wel. Gegevens van studenten zijn uit de cursus verwijderd. 9.1. Presentaties Er zijn op verschillende momenten presentaties gegeven over de resultaten en producten van het project: - Conferentie voor fysiotherapeuten – november 2003 - GrassRoots seminar VU - februari 2004 - SURF/JISC bijeenkomst – februari 2004 - DIVERSE workshop – juni 2004 10. HERHAALBAAR IDEE Het verzamelen en structureren van videomateriaal over een specifiek onderwerp in een matrix levert een onderwijsmiddel op dat ingezet kan worden als naslagmiddel voor tijdens colleges of zelfstudie,
11
en dat tevens een ondersteunend middel kan zijn voor activerende opdrachten. Zo kunnen studenten analyses of diagnoses stellen met behulp van een dergelijke matrix of ander materiaal vergelijken met materiaal uit de matrix. Een andere mogelijkheid is om studenten te vragen de matrix aan te vullen of zelf samen te stellen met behulp van videomateriaal en de virtuele snijmachine. 11. TOEKOMST Het project werd voor de docent en de Faculteit der Bewegingswetenschappen van de VU mogelijk gemaakt door de ondersteuning van het AVC en de begeleiding door het Onderwijscentrum VU. De docent heeft aangegeven dat het voor haar onmogelijk zou zijn geweest om dit project alleen uit te voeren: het samenwerken met het AVC gebeurde met name tijdens de voorbereidingsfase om het videomateriaal te bewerken en in het juiste streaming formaat om te zetten; en de begeleiding door het Onderwijscentrum VU was heel belangrijk in de ontwerpfase van de cursus en tijdens de cursus zelf. De begeleiding omvatte zowel technisch als onderwijskundige aspecten: technische aspecten waren het toegankelijk maken en implementeren van het materiaal in de digitale leeromgeving en de ondersteuning tijdens de colleges. De onderwijsmaterialen die zijn ontwikkeld (zoals de matrix, het lexicon, de activerende opdrachten) zijn de uitkomst van de interactie tussen docent en de onderwijskundige van het Onderwijscentrum VU. De docent wil de digitale leeromgeving in de toekomst verder gebruiken voor ondersteuning van de informatievoorziening aan studenten (rooster, verspreiding van collegesheets en dergelijke) maar vooral als middel in het leerproces. Het gebruik van activerende opdrachten gebaseerd op de observatie van het videomateriaal wil ik uitbreiden om de studenten nog meer actief te krijgen. Het geconfronteerd worden met beelden die de stof van de colleges illustreren lijkt zeer geschikt voor dit vak en ook zeer motiverend voor de studenten. Voor het volgend jaar zal de matrix verder worden uitgebreid en zal het videomateriaal worden aangevuld. Dit wordt vooral mogelijk gemaakt door de samenwerking met collega’s vanuit het VU Medisch Centrum en andere universiteiten (b.v. Groningen) waarmee videomateriaal wordt uitgewisseld. Het gebruik van meer klinisch materiaal moet een breder spectrum van normale en afwijkende motorische ontwikkeling illustreren. Daarnaast zal er ook meer onderzoeksmateriaal moeten worden geïntegreerd omdat de cursus vanaf augustus 2004 in de masteropleiding is opgenomen. In september 2004 start er een facultairbreed project als vervolg van dit project. Het doel van dit project is de zelfstandigheid te bevorderen bij de verdere implementatie van activerend onderwijs in combinatie met een digitale leeromgeving. De docent die betrokken is bij het WEBstroomproject is initiatiefnemer van het volgende project en krijgt samen met andere docenten van de faculteit, en twee medewerkers van de facultair afdeling Technische Ondersteuning, begeleiding om de technische vaardigheden te leren om het gemaakte en nieuw materiaal bij te kunnen werken. Hierbij worden door het AVC workshops gegeven aan docenten om zelf video te kunnen bewerken en online te plaatsen en zal er onderwijsgerichte begeleiding worden gegeven door het onderwijscentrum VU. Doordat er bij dit project meer docenten van de faculteit betrokken zijn, kunnen zij ideeën uitwisselen en samen met de technische ondersteuning op de faculteit zorgen voor de juiste infrastructuur en omstandigheden voor het didactisch gebruik van streaming video op de faculteit. Op deze manier wordt streaming video verder geïmplementeerd in het onderwijs en doet de faculteit breder ervaring op met streaming video toepassingen. 12. STUDENTENEVALUATIE De technische, projectmatige en onderwijskundige evaluatie van het project staat vooral hierboven te lezen. De projectmedewerkers hebben ieder hun bevindingen beschreven en dit is door het Onderwijscentrum VU tot een algehele rapportage verwerkt. Er is gedurende de cursus door het Onderwijscentrum VU een studentenevaluatie gedaan door middel van vragenlijsten naar het gebruik van video door studenten in activerende opdrachten. De studenten die het vak Motorische Ontwikkelingsstoornissen hebben gevolgd zijn op twee momenten bevraagd naar hun mening over het gebruik van streaming video in het vak. De vragenlijsten die daarbij gebruikt zijn staan in de bijlagen. De eerste vragenlijst is afgenomen na het werkcollege waarbij de eerste activerende opdracht is gemaakt. 40 studenten hebben deze vragenlijst ingevuld. De tweede vragenlijst is afgenomen na de tweede activerende opdracht, over Gilles de la Tourette. Deze vragenlijst is door 23
12
studenten ingevuld. De vragenlijsten bestaan hoofdzakelijk uit vijfpuntsschalen en uit enkele open vragen. 12.1. Opdracht 1 Ter voorbereiding op de eerste opdracht heeft 78% van de studenten de informatie in het rooster in de digitale leeromgeving gebruikt, 70% heeft de matrix al bekeken, 40% heeft naar de bijbehorende literatuur gekeken, 33% naar de presentaties van de voorafgaande colleges, een enkeling (10%) bekeek het filmmateriaal in het rooster en 5% heeft het lexicon geraadpleegd ter voorbereiding op de eerste opdracht. Bij de eerste opdracht werd met name de matrix gebruikt, en deze is in de colleges voorafgaand aan die opdracht al enkele keren getoond. De studenten zijn van mening dat deze eerste opdracht veel bijdraagt aan het leren toepassen van de stof (gemiddelde waardering: 4,05 op een vijfpuntsschaal). Studenten hebben de matrix veel gebruikt bij het maken van de opdracht (3,9), waarbij zij aangeven het vooral te gebruiken als vergelijkingsmateriaal om de achterstand van de motorische ontwikkeling vast te stellen door het te vergelijken met de normale ontwikkeling van kinderen. Daarnaast werd de matrix gebruikt om de ontwikkelingsleeftijd te bepalen bij kinderen en diende de matrix als naslagwerk. De matrix wordt positief gewaardeerd als instrument bij de opdracht: de matrix is handig, ondersteunend en overzichtelijk, zo zeggen de studenten. Het gebruik van video draagt veel (4,48) bij aan de eerste opdracht. Het zelf bekijken van het filmmateriaal draagt veel (4,3) bij aan het leren toepassen van de stof. Studenten worden in de opdracht gedwongen om zelf te observeren en te beslissen welke motorische afwijkingen zij waarnemen bij het kind in de film. Studenten moeten afwegen welke gedragingen en reacties wel en niet belangrijk zijn en hoe deze zich verhouden tot de normale motorische ontwikkeling. Het zelf controle hebben over de filmpjes (stop kunnen zetten, herhalen) draagt wel bij aan het toepassen van de stof (3,98) maar scoort dus minder hoog dan het zelf kunnen bekijken van het materiaal. Studenten zijn na het maken van de eerste opdracht gevraagd op welke manier zij video graag nog meer zouden willen gebruiken bij opdrachten, en daar kwam weinig respons op. Enkele studenten geven aan de opdracht goed te vinden, en video vooral goed vinden als illustratie van de stof, bij opdrachten, en om de kinderen in de video te kunnen vergelijken met elkaar. Enkele studenten geven daarbij aan behoefte te hebben aan meer voorbeelden van kinderen en motorische afwijkingen. Het gebruik van video bij de nabespreking van de opdracht aan het einde van het werkcollege draagt veel (4,6) bij aan de opdracht. De docent heeft bij deze nabespreking de gebruikte video’s opnieuw getoond en haar commentaar erbij gegeven, en vervolgens met ander videomateriaal laten zien hoe de kinderen uit de video zich later hebben ontwikkeld. Deze follow-up vergroot het inzicht bij de studenten in de motorische ontwikkeling van de kinderen (4,25). De studenten geven aan dat het videomateriaal wel helder maakt wat belangrijk is om te leren in deze cursus (3,78), maar dat kan dus duidelijker. 12.2. Opdracht 2 Ter voorbereiding op de tweede opdracht, over Gilles de la Tourette, heeft 78% de beschrijving in het rooster bekeken, 52% het filmmateriaal in het rooster bekeken en 43% informatie over de colleges in het rooster gelezen. De literatuurverwijzingen, het lexicon, de matrix en de presentaties van voorgaande colleges zijn niet of nauwelijks gebruikt ter voorbereiding op deze tweede opdracht. In principe konden de studenten de opdracht maken zonder verdere voorbereiding. Een enkele student heeft aangegeven zelf extra literatuur te hebben gezocht en gevonden over het onderwerp. Het videomateriaal draagt veel bij aan de tweede opdracht (4,35), hoewel het zélf bekijken van het materiaal minder bijdraagt (3,7) aan het leren toepassen van de stof. Het zelf controle hebben over de filmpjes draagt daar ook niet veel aan bij (3,48).De opdracht zelf wordt niet als motiverend ervaren, maar ook niet als niet motiverend (3,17), maar het gebruik van video bij de opdracht is wel weer motiverend (4,09). De docent heeft zelf ook al aangegeven niet helemaal tevreden te zijn over deze tweede opdracht. Ze wil graag meer opdrachten ontwerpen zoals de eerste activerende opdracht.
13
Tot slot is de studenten gevraagd of zij meer activerende opdrachten zouden willen bij dit vak, en daarover zijn ze redelijk positief (3,74). Ook over meer activerende opdrachten waarbij video gebruikt wordt zijn zij redelijk positief (3,61). 12.3. Hoorcolleges Het gebruik van het videomateriaal tijdens de hoorcolleges werkt motiverend (4,08) voor de studenten, en vult de gelezen literatuur aan (4,17). De video’s op zich maken nog niet duidelijk en helder wat de te leren stof is voor de cursus (3,57), en de videos geven ook niet veel nieuwe informatie en stof aan de cursus (3,22). Het videomateriaal is in de hoorcolleges dan ook vooral ter illustratie, verduidelijking en beeldvorming gebruikt. Studenten vinden de video’s dan ook zeer illustratief (4,3), in redelijke mate verhelderend voor de gelezen literatuur (3,87), maar studenten vinden dat de video’s niet zoveel terugkoppeling geeft over de gelezen literatuur (3,43). 12.4. Matrix Studenten vinden de matrix informatief (3,87), redelijk verhelderend voor de te leren stof (3.52), zinvol (3,70) en ondersteunend voor het vak (3,78). Toch hebben de studenten de matrix buiten de eerste opdracht nauwelijks meer gebruikt (1,96), dus als naslagwerk is de matrix niet meer gebruikt. Nu is de inhoud van de matrix vooral gericht op het eerste deel van de cursus, waar de eerste opdracht ook onder valt, dus studenten waren niet genoodzaakt de matrix te gebruiken. In hoeverre de matrix gebruikt is ter voorbereiding van het afsluitende tentamen is niet bekend. De matrix op zich wordt niet als motiverend beschouwd (maar ook niet als niet motiverend) (2,96). Het gebruik van video in de matrix voegt zeker iets toe aan de matrix (3,91) en studenten hebben veel behoefte aan meer voorbeelden van motorische afwijkingen in de matrix (3,70). 12.5. Infrastructuur Studenten zijn niet te spreken over de beschikbaarheid van het videomateriaal op internet (2,43). Het materiaal is alleen op de faculteit zelf te zien vanwege de afscherming van het materiaal, en dan washet materiaal ook alleen maar te bekijken in één computerzaal vanwege de verouderde computers in de andere zalen. Studenten willen graag het materiaal overal op de VU kunnen bekijken (4,22) maar nog veel sterker is hun behoefte om het materiaal op één of andere manier thuis te kunnen bekijken (4,83). Studenten hebben in de evaluatie dus duidelijk te kennen gegeven er behoefte aan te hebben het materiaal te kunnen raadplegen op de plaats waar zij studeren. In veel gevallen is dat buiten de VU-campus. 13. CONCLUSIES Er is binnen dit project ervoor gekozen te werken met MPEG-4, voornamelijk vanwege technische redenen: MPEG-4 stroomde beter over het netwerk van de VU dan andere MPEG-formaten, en andere streaming formaten (bijvoorbeeld .wma of .mov) kunnen niet afgeschermd worden op het niveau van de VU-campus. Onderwijskundig leverde deze keuze een beperking op: ten tijde van de cursus Motorische Ontwikkelingsstoornissen was de virtuele snijmachine nog niet geschikt om te kunnen werken met MPEG-4. Daardoor kon er minder interactiviteit plaatsvinden in de opdrachten dan binnen de cursus en binnen het project gewenst was. Het project heeft zowel technische als onderwijskundige problemen aan het licht gebracht waar al dan geen oplossingen voor gevonden zijn. Technische problemen worden verder meegenomen in het IVOS-ll-project van de VU, onderwijskundige wensen worden in een vervolgproject verder uitgewerkt. Hieruit blijkt dat het project een brede waarde heeft voor het onderwijs en het gebruik van streaming video, ook al zijn enkele doelstellingen en wensen vanuit het oorspronkelijke projectplan niet gerealiseerd (deze houden met name verband met het gebruik van de virtuele snijmachine). Eén van de belangrijkste didactische uitkomsten is dat de docent enthousiast is geraakt over activerend onderwijs en het gebruik van streaming video in combinatie met activerende opdrachten in haar onderwijs. Studenten zijn positief over de opdrachten, het gebruik van video in de cursus en het onderwijsmateriaal dat ontwikkeld is. Zowel docent als studenten zien nog wel mogelijkheden tot uitbreiding en verbetering van de opdrachten, het videomateriaal en het onderwijsmateriaal. Over de beschikbaarheid van het videomateriaal zijn studenten minder te spreken: graag willen zij overal en altijd toegang hebben tot het materiaal, dus ook thuis en op andere studieplekken op de VU. De noodzaak voor een betere afschermingsmethode waardoor de toegankelijkheid beperkt (want niet iedereen kan er bij) én verbreed (want rechthebbenden kunnen er overal bij) mag duidelijk zijn.
14
14. AANBEVELINGEN De mogelijkheid om filmmateriaal at te schermen op het niveau van specifieke gebruikers is zeer wenselijk. Binnen dit project is dat met name van belang geweest vanwege privacyredenen. Tot nu toe kon het materiaal alleen afgeschermd worden tot het niveau van de VU-campus. Door firewall settings viel het in de praktijk nog mee vanuit hoeveel werkplekken er daadwerkelijk toegang verkregen kon worden tot het materiaal, maar de toewijzing op het huidige niveau is te beperkt: aan de ene kant kunnen teveel gebruikers bij het materiaal, en aan de andere kant kan de doelgroep (de studenten van de cursus) het materiaal alléén op de VU-campus zelf bekijken. Studenten hebben in de evaluatie duidelijk te kennen gegeven er behoefte aan te hebben het materiaal te kunnen raadplegen op de plaats waar zij studeren. In veel gevallen is dat buiten de VU-campus. Er zijn nog veel onduidelijkheden over instellingen en codecs die nodig zijn om MPEG files goed te laten samenwerken met het VU-netwerk en de SURFnet Video Portal. Goede richtlijnen over formaten en instellingen zijn zeer gewenst. Niet alleen de professionals moeten de juiste files kunnen maken, ook docenten moeten in staat zijn een goede MPEG-file aan te maken die zonder problemen werkt op de SVP. Voor het uitwisselen van materiaal zijn een goede ondersteuning en duidelijke richtlijnen voor docenten erg belangrijk. Docenten binnen en buiten één instelling zien elkaars werk en materiaal en zijn bereid dit materiaal te delen met elkaar. Dit is zeer nastrevenswaardig, maar docenten komen vervolgens allerlei praktische problemen tegen die zij vaak niet zonder professionele audiovisuele hulp kunnen oplossen: tenzij docenten het materiaal gewoon rechtstreeks in een digitale leeromgeving (en dus niet streaming) plaatsen. Docenten kunnen vaak niet het materiaal openstellen voor andere gebruikers, mediafiles op een server plaatsen, of mediafiles converteren naar een ander formaat. Binnen instellingen of bij de SVP zal er een service moeten komen waar docenten met dergelijke problemen ondersteuning kunnen krijgen. Tot slot is er een sterke behoefte aan een eenvoudige toegang tot en ontsluiting van het materiaal dat het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid tot haar beschikking heeft. Docenten moeten eenvoudig materiaal kunnen selecteren, bestellen en implementeren in hun onderwijs. Het NIBG is bezig met een dergelijke service. Voor de gebruikers van onderwijsinstellingen is het belangrijk dat er een service komt waarbij docenten niet individueel hoeven te onderhandelen met het NIBG, maar dat er een instellingsbrede overeenkomst komt voor het gebruik van het materiaal en de bijbehorende rechten.
15
15. FINANCIEËN Het WEBstroom project is een samenwerking van de Faculteit der Bewegingswetenschappen van de Vrije Universiteit, het Audiovisueel Centrum VU en het Onderwijscentrum VU. Voor het WEBstroom project is er een begroting opgesteld in het projectplan voor 20.000 euro, waarvan 15.000 euro via WEBstroom gefinancierd wordt. De overige 5000 euro wordt door de faculteit bekostigd. Voor de werkzaamheden van het AVC is er een subsidie aangevraagd en toegezegd door het Fonds Onderwijsondersteunende AV-producten. Daarnaast heeft het Onderwijscentrum VU een project binnen de ICTO-projectenronde gedaan ter aanvulling van onderwijskundige en technische ondersteuning binnen het project. Deze uren zijn als p.m. opgenomen in de totale begroting. UIT (in €) AVC VU Productiekosten Digitaliseren Begeleiding Projectmedewerking Subsidie fonds onderwijsondersteunende AV-producten FBW Projectkosten (0,025 fte) Digitaliseren dia’s Herontwerp onderwijs Projectmedewerking Bijdrage FBW aan project Onderwijscentrum VU Projectkosten (0,05 fte) Projectleiding Technische ondersteuning Onderwijskundige ondersteuning Evaluatie Disseminatie Matching project ICTO ronde (0,2 fte) NIBG Filmmateriaal WEBstroom/SURF Subsidie WEBstroomproject Totaal
16
IN (in €)
6800
3400 5000
5000 11250
p.m.
p.m.
409,36 23459,36
15000 23400
BIJLAGEN 16.
METADATA
16.1. Sectie De sectiebeheerder van de VU (Pieter W. Groen) beheert alle streaming files op de SVP voor de VU. Hij kan collecties aanmaken en specificeren welke andere instellingen hieraan assets mogen toevoegen. Hij kan ook accounts aanmaken voor informatieleverenciers. Informatieleverenciers kunnen files uploaden, van afscherming voorzien en metadata toevoegen. Hij kan ook de assets binnen voor hem beschikbare collecties plaatsen. 16.2. Collectie Een collectie is een map waarin meerdere assets kunnen staan. De collectie heeft ook metadatavelden welke de assets erven, hierdoor kan het invullen van bepaalde velden (uitgever, rechten, beschikbaarheid, en dergelijke) in de assets worden gestandaardiseerd. De metadata uit de assets overrulen de metadata uit de collectie, zodat er binnen een asset wijzigingen voor de betreffende asset aan de collectie kunnen worden gemaakt. Een collectie kan alleen aangemaakt worden door de sectiebeheerder van de instelling. In onderstaand overzicht staan alle velden van de collectie weergegeven. De grijze velden zijn gebruikt binnen het project. Veld
Aanwijzing
1
Titel
Van collectie
2 3
Ondertitel Maker
4
Onderwerp
Van collectie Verantwoordelijke voor de inhoud van de collectie Trefwoorden
5
Beschrijving
Beschrijving van de inhoud van de collectie
Beschrijven in asset
-
6
Samenvatting
Beschrijven in asset
-
7 8
Uitgever Bijdrage
9 10
Aanmaakdatum Beschikbaarheid sdatum
11 12 13 14
Geldigheidsdatu m Mediatype Tijdsduur Bron
15
Taal
16
Locatie
17
Tijdsvak
18
Rechten
Samenvatting van de inhoud van de collectie Verantwoordelijk rechtspersoon Persoon of organisatie die een bijdrage heeft geleverd aan de inhoud van de collectie Releasedatum Datum waarop asset beschikbaar is en bekeken kan worden Datum tot wanneer asset bekeken kan worden Mediatype van de asset Tijdsduur van de collectie Bron waarop collectie is gebaseerd Taal die binnen de inhoud van de collectie gebruitk wordt Locatie of terreinkenmerken van de collectie Periode waarbinnen de inhoud van de collectie zich afspeelt Wat zijn de rechten die aan de collectie verbonden zijn?
19
Hosts
20
Gebruikersgroep en
Wie mag de collectie benaderen? Vanuit welke secties mogen de informatieleveranciers assets toevoegen aan de collectie?
Richtlijn
Wie vult het veld? Pieter Pieter Pieter Pieter
Pieter Pieter
-
-
17
Motorische ontwikkelingsstoornissen Bewegingswetenschappen VU Annick Ledebt Voorbeelden van motorische ontwikkeling en afwijkingewn Voorbeelden van motorische ontwikkeling en afwijkingen bij gezonde kinderen en kinderen met een (neurologische) afwijking AVC VU Laila de Groot Annick Ledebt
Pieter Pieter
1 september 2003
Pieter
1 maart 2004
Pieter Pieter
MPEG-1 Onderzoeksmateriaal FBW VU
Pieter
Nederlands
-
-
Pieter
Pieter
Jaren ’80 Jaren ‘90 Toestemming van gebruik is beperkt. Gebruik van het filmmateriaal is expliciet toegestaan voor onderzoek en onderwijs, voorlopig met name op de vrije Universiteit. Vrije Universiteit Amsterdam
Pieter
Onderwijscentrum VU, FBW, AVC
Pieter
Instellingen die het materiaal mogen zien Wie mogen het materiaal uploaden en verwijderen?
voorbeeld
16.3. Asset In onderstaand overzicht staan alle velden van de asset weergegeven. De grijze velden zijn gebruikt binnen het project. Veel andere velden worden geërfd uit de collectie. Hierdoor hoeft de docent uiteindelijk per film slechts enkele velden te beschrijven. Veld
Aanwijzing
Richtlijn
1
Titel
Van asset, door maker/sectiebeheerder aan de asset gegeven
Inhoudelijke titel, Onderscheid makend naar verschillende filmpjes
2 3
ondertitel maker
4
onderwerp
Van asset Verantwoordelijke voor de inhoud van de asset Trefwoorden
5
beschrijving
Beschrijving van de inhoud van de asset
6
Samenvatting
7
Uitgever
8
Bijdrage
9
Screenshot
10 11
Aanmaakdatum beschikbaarheids datum
12
geldigheidsdatum
13 14
uitzenddatum mediatype
Samenvatting van de inhoud van de asset Verantwoordelijk rechtspersoon Persoon of organisatie die een bijdrage heeft geleverd aan de inhoud van de asset Gif of jpg, max 200X220 pixels Releasedatum Datum waarop asset beschikbaar is en bekeken kan worden Datum tot wanneer asset bekeken kan worden Mediatype van de asset
15
Bron
Bronbestand waaruit asset afkomstig is
16
Taal
17
verwijzing
18
locatie
19
Tijdsvak
20
Rechten
Taal die binnen asset gebruikt wordt Verwijzing naar een andere asset waarvan deze asset onderdeel uitmaakt Locatie of terreinkenmerken in de inhoud van de asset Tijdsvak of periode waarbinnen de inhoud van de asset zich afspeelt Informatie over de rechten die Toestemming van met de asset verbonden zijn gebruik is beperkt. Gebruik is expliciet toegestaan voor onderzoek en onderwijs (op FBW/VU). Voor 1 vak, 1 opleiding, 1 faculteit of breder? Navragen bij Laila en Annick.
Film/bron: Laila Compilatie: Annick Korte steekwoorden: test, leeftijd kind, afwijking/reflex/reactie die gegeven wordt Welke test, bij welk kind, wat is het doel van de film?
Wie vult het veld? Annick
Voorbeeld
Erven uit collectie Annick
-
Luba, 1 jaar
-
-
Leeftijd kind Test Reactie Afwijking Deze film gaat over een test bij een kind van 12 maanden oud. Doel van de film is te laten zien hoe kinderen kunnen reageren op de test -
AVC VU
Pieter
Erven uit collectie
AVC, Annick, Laila
Annick
Annick Ledebt Leila de Groot
Een representatieve screenshot uit de film Automatisch Start van collegereeks, oktober 2003
Natascha
Einde collegereeks, dec/jan 2003 Nvt Video, image (voor de dia’s) Origineel materiaal Laila, onderzoeksmateriaal uit 19.. van FBW/VU In geval van voiceover wel invullen. Bij gebruik van virtuele snijmachine: Verwijzen naar volledige film Ziekenhuis, school… nvt (close-up) jaren tachtig middeleeuwen
18
Annick
Automatisch Erven uit collectie
-
Erven uit collectie Erven uit collectie Erven uit collectie
-
Erven uit collectie
-
Erven uit collectie Erven uit collectie
-
Erven uit collectie
-
16.4.
Invulasset
De docent heeft onderstaand tabel gekregen om het videomateriaal te beschrijven. Ierbij moesten de grijze velden worden ingevuld. De witte velden worden alleen ingevuld als ze afwijken van de waarden in de Collectie. Veld Bestandsnaam film: 1
Titel
2 3 4
ondertitel maker onderwerp
5
beschrijving
6 7 8
Samenvatting Uitgever Bijdrage
9
Screenshot
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Aanmaakdatum beschikbaarheidsdatum geldigheidsdatum uitzenddatum mediatype Bron Taal verwijzing locatie Tijdsvak Rechten
Tekst Collectie -
Annick Ledebt
-
AVC VU Annick Ledebt Leila de Groot
-
1 september 2003 1 februari 2004 MPEG-1 Onderzoeksmateriaal VU Nederlands Jaren ’80 en ‘90 (…)
-
-
19
17.
VRAGENLIJST STUDENTENEVALUATIE
Vragenlijst 1 1. Welke informatie in Blackboard heb je bekeken ter voorbereiding op het werkcollege? (kruis aan. Meerdere antwoorden mogelijk)
informatie in het rooster over de colleges literatuurverwijzingen in het rooster filmmateriaal in het rooster presentaties van de colleges in het rooster ontwikkelingsmatrix lexicon 2.
Hoeveel draagt de opdracht in zijn geheel bij aan het leren toepassen van de stof uit de cursus? (1=niets, 5=veel)
1
2
3
4
5
3.
Hoe vaak heb je de ontwikkelingsmatrix gebruikt bij het maken van de opdracht? (Geef aan op een schaal van vijf: 1=nooit, 5=vaak)
1
2
3
4
5
4.
Op welke manier heb je de ontwikkelingsmatrix gebruikt bij het maken van de opdracht?
5.
Wat vind je van de ontwikkelingsmatrix als instrument bij het maken van de opdracht?
6.
Hoeveel draagt het gebruik van video bij aan de opdracht? (1=niets, 5=veel)
7.
1
2
3
4
1 2 3 4 Hoeveel draagt het zelf bekijken van de filmpjes bij aan het leren toepassen van de stof?
5
5
(1=niets, 5=veel)
8.
Hoeveel draagt het zelf controle hebben over de filmpjes bij aan het leren toepassen van de stof? (1=niets, 5=veel)
9.
Op welke manier zou je video graag (nog meer) willen gebruiken bij opdrachten?
1
2
3
4
5
10. Hoeveel draagt het gebruik van video bij aan de nabespreking van de opdracht? (1=niets, 5=veel)
1
2
3
4
5
11. In hoeverre maakt het videomateriaal voor jou duidelijk en helder wat belangrijk is om te leren in deze cursus? (1=niet, 5=veel)
1
2
3
4
5
20
12. In hoeverre wordt jouw inzicht in de motorische ontwikkeling bij kinderen vergroot door de follow-up van de kinderen uit de opdracht te zien? (1=niet, 5=veel)
1
2
3
4
5
4
5
Vragenlijst 2 13. Welke informatie in Blackboard heb je bekeken ter voorbereiding op opdracht twee? (kruis aan. Meerdere antwoorden mogelijk)
beschrijving opdracht in het rooster informatie in het rooster over de colleges literatuurverwijzingen in het rooster filmmateriaal in het rooster presentaties van de colleges in het rooster ontwikkelingsmatrix lexicon 14. Hoeveel draagt het gebruik van video bij aan de opdracht? (1=niets,
1
2
3
5=veel)
1 2 3 4 15. Hoeveel draagt het zélf bekijken van de filmpjes bij aan het leren toepassen van de stof?
5
(1=niets, 5=veel)
16. Hoeveel draagt het zelf controle hebben over de filmpjes bij aan het leren toepassen van de stof? (1=niets, 5=veel)
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
19. In hoeverre maakt het gebruikte videomateriaal tijdens de hoorcolleges voor jou duidelijk en helder wat belangrijk is om te leren in deze cursus? (1=helemaal niet; 5=heel duidelijk)
1
2
3
4
5
20. In hoeverre is het gebruik van video tijdens de hoorcolleges voor jou motiverend? (1=helemaal niet; 5=heel motiverend)
1
2
3
4
5
21. In hoeverre vult het gebruik van video tijdens het hoorcollege de gelezen literatuur aan? (1=helemaal niet; 5=heel aanvullend)
1
2
3
4
5
22. In hoeverre geven de gebruikte video’s nieuwe informatie en stof aan de cursus? (1=geen; 5=veel)
1
2
3
4
5
23. In hoeverre geeft het gebruik van video tijdens het hoorcollege terugkoppeling of feedback over de gelezen literatuur? (1=geen;
1
2
3
4
5
24. In hoeverre geeft het gebruik van video tijdens het hoorcollege verheldering aan de gelezen literatuur? (1=geen; 5=veel)
1
2
3
4
5
25. In hoeverre zijn de video’s in het college illustratief aan de stof?
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
17.
In hoeverre vindt je de opdracht zelf motiverend? (1=niet, 5=heel erg)
18. In hoeverre vindt je het gebruik van video in deze opdracht motiverend? (1=niet, 5=heel erg)
5=veel)
(1=niet; 5=zeer illustratief)
26. Wat zou je vinden van meer activerende opdrachten bij dit vak? (1=heel negatief; 5=heel positief)
21
27. Wat zou je vinden van meer activerende opdrachten met gebruik van video bij dit vak? (1=heel negatief; 5=heel positief)
28. In welke mate vind je het belangrijk dat je videomateriaal buiten de colleges nogmaals kan bekijken? (1=niet belangrijk; 5=zeer belangrijk)
1
2
3
4
5
29. In welke mate vind je de matrix informatief? (1=niet; 5=zeer informatief)
1
2
3
4
5
30. In welke mate vind je de matrix verhelderend voor de te leren stof?
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
32. In welke mate vind je de matrix zinvol? (1=niet zinvol; 5=zeer zinvol)
1
2
3
4
5
33. Hoe vaak heb je gebruik gemaakt van de matrix buiten de eerste opdracht? (1=nooit; 5=vaak)
1
2
3
4
5
34. In welke mate vind je de matrix motiverend? (1=niet; 5=zeer motiverend)
1
2
3
4
5
35. In welke mate voegt het gebruik van video iets toe aan de matrix?
1
2
3
4
5
36. In hoeverre heb je behoefte aan meer voorbeelden van motorische afwijkingen in de matrix? (1=geen; 5=heel veel)
1
2
3
4
5
37. Wat vind je van de beeldkwaliteit van het videomateriaal? (1=slecht;
1
2
3
4
5
38. Wat vind je van de beschikbaarheid van het videomateriaal op internet? (1=slecht; 5=goed)
1
2
3
4
5
39. In welke mate heb je behoefte om op meer plekken op de VU het materiaal te kunnen kijken? (1=geen; 5=veel)
1
2
3
4
5
40. In welke mate heb je behoefte om thuis het videomateriaal te kunnen kijken? (1=geen; 5=veel)
1
2
3
4
5
(1=niet; 5=zeer verhelderend)
31. In welke mate vind je de matrix ondersteunend voor het vak? (1=niet; 5=zeer ondersteunend)
(1=niets; 5=heel veel)
5=goed)
41. Nog verdere opmerkingen die je kwijt wilt aangaande de infrastructuur:
22