nu
Mo ment in beweging Beleidskader monumenten 2016 – 2019
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1:
Inleiding
pag. 3
Hoofdstuk 2:
Limburg het buitenland dichtbij Een beschrijving van een unieke Nederlandse provincie
pag. 5
Hoofdstuk 3:
Monumenten en de waarde voor Limburg De waarde van monumenten belicht vanuit een economisch perspectief
pag. 10
Hoofdstuk 4:
Monumentenbeleid, een terugblik Een overzicht van de resultaten van het beleid in de voorgaande jaren
pag. 12
Hoofdstuk 5:
Naar een nieuw beleid, het vastleggen van de ijkpunten Een inventarisatie van acties, indrukken en documenten die aan de basis liggen van het nieuwe beleid
pag. 14
Hoofdstuk 6:
Aandacht voor de verschillende monumentgroepen Kerken, kloosters, kastelen, molens, boerderijen en industrieel erfgoed kennen hun eigen aandachts- en knelpunten
pag. 20
Hoofdstuk 7:
Rol van de provincie, meer dan financiële ondersteuning De rol van de provincie is meerderlei en betreft ook het leggen van verbindingen, de zorg voor voldoende vakmanschap, zorgvuldig omgaan met procedures, inzet van kennis en deskundigheid en vergroting publieksbereik
pag. 28
Hoofdstuk 8:
Financiële ondersteuning door de provincie Een beschrijving van de financiële instrumenten die voor het monumentenbehoud worden ingezet
pag. 34
Hoofdstuk 9:
Activiteitenoverzicht
pag. 39
2
Hoofdstuk 1
Inleiding
‘Wie sjoeën ós Limburg is’: het beschermde dorpsgezicht Schweiberg in Gulpen-Wittem
“Wie sjoeën ós Limburg is”.. In de eerste regel uit dit voor ons zo bekende lied klinken trots en passie door. Het Coalitieakkoord “In Limburg bereiken we meer” laat, hoewel minder poëtisch, eenzelfde emotie zien. “In het mooiste decor van Nederland: de landschappelijke, natuurlijke en monumentale kwaliteiten van Limburg. We werken er hard aan om die kwaliteiten te behouden met het oog voor de noodzakelijke vernieuwing en ruimte om te ondernemen, te leven en te genieten.” Monumenten stralen rust en geborgenheid uit. Het zijn gebouwen met een verleden, alsof ze er altijd zijn geweest en er altijd zullen zijn. Er gaat een grote aantrekkingskracht van uit. Men vindt het fijn om in of in de buurt van een monument te wonen en toeristen zoeken deze gebouwen op. Lijkt het behoud van ons monumentaal erfgoed een vanzelfsprekendheid, de inspanning die daarvoor nodig is, is dat niet. Het onderhoud aan een monument is vaak kostbaar, het gebruik ervan aan beperkingen gebonden en het biedt niet altijd de gemakken van een modern gebouw. Kortom een monument geeft veel maar vraagt ook veel. Hier kunnen en willen wij helpen. Wij doen dat door het aanbieden van financiële steun, het ondersteunen van vrijwilligers, het borgen van kwaliteit. Het zijn zaken die in het verleden onze aandacht hadden en dat zullen we voortzetten. Wel zullen er andere accenten worden gelegd waarbij meer oog is voor efficiency en publieksbereik maar ook voor opleiding, kennis delen en social return. Het Coalitieakkoord en de Accentennotitie Cultuur ‘Bloeiend Limburg’ die door Provinciale Staten zijn vastgesteld, vragen dat van ons. Ook zullen we de beschikbare middelen efficiënter inzetten en andere partijen uitdrukkelijker aanspreken om hun deel van de verantwoordelijkheid voor het behoud van ons erfgoed te nemen. Verder zoeken we meer dan voorheen naar de verbinding met parallelle ontwikkelingen. In het POL worden landschap en monumenten al aan elkaar gekoppeld. Maar ook op andere beleidsterreinen zoals toerisme, natuur, duurzaamheid, leegstand en leefbaarheid kunnen verbindingen worden gelegd.
3
We willen de (Lim)burger meer bij de uitvoering van ons beleid betrekken. We staan samen voor een opgave en een goede samenwerking met vrijwilligers, eigenaren en andere belanghebbenden is onontbeerlijk. En als alle inspanningen hun vruchten beginnen af te werpen dan willen we dat natuurlijk ook zoveel mogelijk laten zien en het verhaal van het monumentaal erfgoed vertellen. Vandaar dat we het vergroten van het publieksbereik als bijzonder aandachtspunt in deze notitie willen meenemen. Deze nota is onderdeel van een drieluik dat het hele erfgoedgebied beslaat. De nota gaat over de monumentale gebouwen en bouwwerken en het cultuurlandschap waarin ze staan. In de andere nota’s wordt het beleid voor archeologie en (immaterieel) erfgoed (de tradities, streektaal, gebruiken e.d.) vastgelegd.
4
Hoofdstuk 2
Limburg, het buitenland dichtbij
Het drielandenpunt in Vaals is als toeristische bestemming een sterk merk. Vanaf het Drielandenpunt in Vaals zie je de uitlopers van de Eiffel en de Ardennen en is er een prachtig uitzicht op het Limburgse Heuvelland.
De provincie Limburg is een mooi stuk Nederland, grenzend aan Duitsland en België. Een bezoek aan de provincie geeft je al snel een gevoel dat het buitenland dichtbij is. Dat kan ook niet anders want in het zuidelijkste puntje op het Drielandpunt raken de drie landsgrenzen elkaar. De bourgondische gezelligheid, de schatten van het Rijke Roomse Leven en het heuvelachtige landschap als een groene oase, die je het gevoel geven in een ander land te vertoeven. De Limburgse gastronomie zie je ook op de menukaarten in de restaurants. Noord- en Midden-Limburg is de bakermat van de champignon- en aspergeteelt en in Zuid-Limburg vind je op de glooiende hellingen wijngaarden zoals de Apostelhoeve, een van de bekendste wijngaarden van Nederland aan de rand van Maastricht. Het zijn de prachtige cultuurlandschappen, de nostalgische dorpen met hun vakwerkhuisjes en vele kerken, het prachtige platteland met de kleine rivierdalen, de glooiende heuvels en de authentieke stadjes met prachtige panorama’s dat Limburg bijzonder maakt en je het gevoel geeft dat je op een ontdekkingstocht bent. Limburg is al bewoond vanaf de vroege geschiedenis. De lange uitgestrekte vorm van Limburg is ontstaan door het Congres van Wenen in 1814 waarbij o.a. werd bepaald dat de Duitse grens op minstens een kanonschot afstand moest liggen van de Maas. De strategische ligging maakte Limburg eeuwenlang tot een omstreden gebied voor Europese grootmachten. De Romeinen, Spanjaarden, Duitsers, Oostenrijkers en Fransen zijn heer en meester geweest in onze provincie. Deze verschillende invloeden en culturen hebben een schat aan erfgoed opgeleverd die we nu nog kunnen aanschouwen en waar we nu nog volop van mogen genieten. Zoals de vele kerken in Limburg van voornamelijk Romaanse of Gothische oorsprong en hun bezit aan kerkschatten die indrukwekkend is. Met dank aan het rijke historische verleden onderscheidt Limburg zich van andere provincies. Denk aan het mijnverleden in Parkstad en de monumenten die daar nog aan herinneren, het rijke katholieke leven en de vele kerken, kloosters en kapellen. Of de oorlogsruïnes uit de Tweede Wereldoorlog in Noord- en Midden-Limburg en natuurlijk het kleinschalige boerenleven met de vakwerkboerderijen in Zuid-Limburg.
5
Daarnaast kent onze provincie een hele grote verscheidenheid aan dialecten. Ieder dorp heeft wel een eigen taal. De tongval met de langgerekte klinkers en de zachte g maakt dat ons dialect meer lijkt op een buitenlandse dan op de Nederlandse taal. In Limburg vind je het smalste stukje Nederland waar je binnen een uur kunt wandelen van Duitsland naar België door uitgestrekte bossen, open landschappen en kleine kernen met typische bebouwing. Nostalgie die je ontdekt en beleeft! En dan niet te vergeten de mooie kleine dorpen met hun lieflijke dorpsgezichten zoals Arcen gelegen aan de Maas en Thorn het witte stadje met de abdij en in het uiterste Noorden het stadje Gennep waar de Maas en de Niers samenkomen. De monumenten bepalen voor een groot deel de bijzondere en unieke kenmerken van deze dorpen en stadjes. De hoofdstad Maastricht is na Amsterdam de stad met de meeste monumenten van Nederland. Een van de trekpleisters in het historisch centrum is de Servaasbasiliek, die wordt beschouwd als het oudste kerkgebouw van Nederland.
Sint Servaas Basiliek in Maastricht
Limburg bestaat uit drie prachtige regio’s, elk met een eigen uniek karakter. De regio Zuid-Limburg met de golvende landschappen, nostalgische dorpjes, groene weides en kleurrijke hoogstamboomgaarden heeft een rijke geschiedenis. De kenmerkende en gebiedseigen cultuurhistorische elementen in deze regio zijn naast het reliëf, het groene karakter en de schaalcontrasten van open (plateaus) naar besloten (hellingen en beekdalen), één van de vier kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Zuid-Limburg. In deze regio bevinden zich meer dan een dertigtal karakteristieke beschermde stads- en dorpsgezichten. Typische vakwerkboerderijen, monumentale hoeves en landhuizen liggen te pronken in het landschap. In het Heuvelland tref je een veelheid aan kastelen, kerken en molens aan met allemaal hun eigen bijzondere details. In deze regio zijn de monumenten als het ware verweven met het landschap. Kenmerkend is ook de aaneenschakeling van watermolens in het Geulgebied. De Torenmolen die in Gronsveld staat is een van de vier Torenmolens die Nederland nog heeft. In Hoensbroek kun je één van de grootste kastelen van Nederland bezoeken dat tevens de grootste burcht is gelegen tussen de Maas en de Rijn. En in Kerkrade ontdek je een stukje buitenland in het grootste nog bewaarde abdijcomplex van de Benelux, Abdij Rolduc. In Sittard-Geleen met haar historische binnenstad word je verrast door het kerkelijke en monumentale verleden. Hier staat de St. Petruskerk met de hoogste toren van Zuid-Limburg.
6
Ga je naar het midden van de provincie dan kom je in het smalste stuk van Nederland met uiterwaarden langs de Maas en oudbouwlanden. Wind en water zorgen hier voor de energie die de molens aandrijft. Van windmolen tot watermolen vind je in Midden-Limburg vele variaties. Zoals bijvoorbeeld de Gitstappermolen in het kleine kerkdorp Vlodrop, die op de grens tussen Nederland en Duitsland ligt. Het scheprad van de molen ligt nog precies aan de Nederlandse zijde. De molens zijn een voorbeeld van de verbondenheid van (een aantal) monumenten met onze natuur en het Limburgse landschap. In de monumentenstad Roermond kun je wandelen langs de vele monumenten in de historische binnenstad waaronder een van de oudste begraafplaatsen van Nederland, het ‘Oude Kerkhof’ of de monumentale fabrieksgebouwen van de ECI, het culturele hart van Midden-Limburg. In Weert - gekozen tot groenste regio van de wereld in 2014 - kun je een bezoek brengen aan 20 parels waaronder het monumentale openluchttheater De Lichtenberg.
ECI in Roermond is een voormalige chemische fabriek, die is gerestaureerd en herbestemd als cultuurfabriek met functies als (pop)podium, muziekschool en filmhuis.
Verder naar het noorden in de regio Noord-Limburg, kom je in een voornamelijk agrarisch cultuurlandschap naast landbouw en veeteelt ook tuinbouw met als voornaamste producten vooral glastuinbouw. Kenmerkend zijn de voormalige ontginningsgebieden in de Peel. Het beschermd dorpsgezicht van Griendtsveen is uniek voor Nederland. Veel van het cultuurhistorisch erfgoed herinnert ons aan het van oudsher agrarische grondgebruik. De voor dit gebied typische langgevel boerderijen, de verspreid gelegen windmolens en voorname landgoederen. Hier worden we ook herinnerd aan het oorlogsverleden. Van de kastelen Horst, Geijsteren en Bleijenbeek resteren alleen nog de ruïnes die met zorg zijn geconsolideerd Ook in deze regio bevindt zich veel erfgoed in het stedelijke gebied, de ene plaats meer dan de andere. Venlo is de monumentengemeente van het noorden. Panden zoals de Puddingfabriek gaan terug tot de middeleeuwen. Hoewel in deze plaatsen, net als in de andere plaatsen, de afgelopen jaren flink aan het monumentaal erfgoed is geïnvesteerd, liggen hier nog een aantal opgaves. Voor de kasteelboerderij in Horst, klooster Roepaen in Gennep, het complex St. Anna in Venray en het Spaanse Fort te Venlo liggen concrete initiatieven.
7
Een oud beeld van Griendtsveen. De structuur van lanen en huizen, uit de periode van de ontginning van de Peel, zijn beschermd als dorpsgezicht.
Het monumentaal erfgoed vormt de basis van onze Limburgse geschiedenis. Het zijn niet louter objecten. Ze zeggen iets over onze identiteit, over wie we zijn, waar we vandaan komen en wat wij willen koesteren voor een nieuwe generatie. Het helpt om ons verleden en toekomst te begrijpen. Bovendien is het een bron van kennis over het verleden met bruisende achterliggende verhalen. Daarom verdient ons erfgoed het om te worden bewaard, te worden gekoesterd en te worden doorgegeven aan volgende generaties. Onze provincie heeft een breed scala aan erfgoed en de aanwezigheid hiervan maakt dat mensen zich hechten aan een plek en er graag naar toe willen komen.
Het gemeentelijk monument de Puddingfabriek te Venlo is een voorbeeld van de herbestemming van een industrieel complex.
8
Limburgse monumenten, in aantallen
Nederland heeft in totaal 61858 gebouwde rijksmonumenten. Noord Holland is de provincie met het grootste aantal monumenten (14032). Onze provincie heeft 5339 rijksmonumenten (bron: RCE/erfgoedmonitor/2015) en staat hiermee op een vijfde plaats. Hieronder bevinden zich 993 agrarische gebouwen en 580 kerkelijke gebouwen. Het merendeel van de monumenten bestaat uit woonhuizen (2652). De gemeente met het grootste aantal rijksmonumenten is Maastricht (1676). Daarnaast telt de provincie 4603 gemeentelijke monumenten (aantal op basis van enquête erfgoedinspectie 2014). De gemeente Maastricht heeft ook het grootste aantal gemeentelijke monumenten (2800 op basis van de enquête erfgoedinspectie 2014).
9
Hoofdstuk 3
Monumenten en de waarde voor Limburg
Maastricht is de tweede monumentenstad van Nederland. Dit potentieel wordt volop gebruikt in de toeristische vermarkting van de stad Maastricht.
Monumenten verfraaien de omgeving, er gaat een aantrekkingskracht van uit en ze geven een gevoel van trots. Kijken we naar een stad als Maastricht dan zal niemand durven ontkennen dat deze stad haar allure voor een belangrijk deel dankt aan de vele bijzondere monumenten die haar sieren. Deze positieve kenmerken laten zich ook in de economische waarde van het monumentale erfgoed vertalen: “Cultureel erfgoed draagt bij aan de waardeontwikkeling van vastgoed. Uit onderzoek dat is verricht aan de Vrije Universiteit Amsterdam blijken woningeigenaren extra geld over te hebben om in of nabij een gemeente met veel cultureel erfgoed te wonen” (1) In dit onderzoek wordt vastgesteld dat in Zaanstad rijksmonumenten 27% per m2 meer waard zijn dan eenzelfde woning zonder deze status. Ook het wonen in een beschermd stads- of dorpsgezicht blijkt een waarde verhogend effect te hebben; in Zaanstad bedraagt dit 25% per m2. Andere onderzoeken bevestigen dit beeld. Vanuit een toeristisch perspectief concludeert Ruigrok dat de baten de kosten ver overstijgen (2). De voordelen zijn er niet alleen voor de gebruiker. De overheid profiteert hiervan door hogere OZB-waardes, hogere overdrachtsbelasting en andere aan de waarde van het onroerend goed gerelateerde overheidsinkomsten. De renovatiesubsidies die overheden beschikbaar stellen, betalen zich dus terug: “Het blijkt dat renovatiesubsidies inderdaad een positief effect hebben op omliggende woningwaardes. De investeringskosten zijn gemiddeld € 140.000, terwijl de totale stijging in omliggende woningwaardes hierdoor € 160.000 is, een maatschappelijk ‘rendement’ van 14%” (3). Ondernemers die kiezen voor een monument bevestigen dat er sprake is van aanzienlijke inverdieneffecten: Mijn uitdaging en passie als ondernemer is om binnen de vaak beperkte mogelijkheden van een monument een zodanig hotel/restaurantconcept te ontwerpen dat vernieuwend en spraakmakend is en daardoor kan renderen. Die inspiratie vind ik in de haarvaten, geschiedenis en terroir van elk monument dat ik mocht restaureren en herbestemmen. Met een team van enthousiaste en gedreven medewerkers lukt dit al meer dan 35 jaar! Camille Oostwegel
10
Het is zaak voor de overheid om economische trends en ontwikkelingen goed te volgen. Dat is niet anders als het om monumenten gaat. Inspelen op nieuwe concepten en meedenken in nieuwe verdienmodellen zijn nodig om de juiste ondersteuning te bieden. Een voorbeeld hiervan is de herbestemming van een klooster in de wijk Pannesheide in Kerkrade. Het klooster wordt mogelijk herbestemd tot woningen. Het realiseren van alle woningen in een keer vraagt om een aanzienlijke investering. Om de risico’s te verkleinen is een eerste gedachte de bouw gefaseerd uit te voeren en met overheidssteun de eerste woning te realiseren. Met de opbrengst kan de tweede woning worden gefinancierd, enzovoorts. Dit verdienmodel moet nog uitgewerkt worden op de punten van mate van investering van eigenaar en overheid, de kwaliteit van de restauratie en de fasering van de uitvoering. Voor nieuwe concepten kunnen we ons laten inspireren door de ervaringen van anderen. Een mooi voorbeeld van een geslaagde combinatie van verschillende functies zijn de Meilenwerk-projecten in Stuttgart, Düsseldorf en Berlijn waar voor het tentoonstellen van oldtimers naar een passende historische omgeving is gezocht. Deze combinatie slaat aan en er ontstaat een “totaal-concept” waar bezoekers niet alleen komen om naar de oldtimers te kijken maar ook naar mogelijkheden en contacten voor het onderhoud van hun eigen oldtimer zoeken.
Meilenwerk Düsseldorf
Vaststaat dat van een monumentale omgeving een grote aantrekkingskracht uitgaat. Dit vertaalt zich in een beter vestigingsklimaat, hogere onroerend goed prijzen, hogere investeringen en meer bedrijvigheid.
(1) Cultureel erfgoed op waarde geschat, Platform 31 en Vrije Universiteit Twente (2) The three economic values of cultural heritage: a case study in the Netherlands, 2006 (3) Hans Koster op 5 maart 2015 in Economische Statische Berichte
11
Hoofdstuk 4
Monumentenbeleid, een terugblik
In de herbouw van kasteel Schaesberg gaan behoud restauratie, behoud van vakmanschap, toerisme en inzet van vrijwilligers gelijk op. Het project heeft een lange doorlooptijd en zal binnenkort de poorten openen voor bezoekers.
In het provinciale monumentenbeleid van de afgelopen jaren lag de nadruk op de financiële ondersteuning van de restauratie/herbestemming van grotere monumenten, zijnde kloosters, kerken, industrieel erfgoed, molens, kastelen en boerderijen. Hiervoor werden verschillende regelingen vastgesteld en uitgevoerd: de subsidieregels voor de restauratie en stimulering van herbestemming van monumenten en een regeling ter ondersteuning van het behoud van historische buitenplaatsen. Daarnaast werd op incidentele basis aan bepaalde gebouwen en Interregprojecten financiële steun gegeven. In 2011 namen Provinciale Staten een motie aan waarin Gedeputeerde Staten werd opgedragen om gemeenten en rijk op te roepen meer te investeren in monumentaal erfgoed en samen met gemeenten te komen tot een gemeenschappelijke prioritering met extra aandacht voor religieus erfgoed. Het percentage van de provinciale subsidie voor monumenten moest met ingang van 2012 worden gemaximeerd tot 50%. Deze motie was de basis voor twee subsidieregelingen voor restauratie en stimulering van herbestemming van monumenten. Op grond van deze regelingen kon voor zowel gemeentelijke als rijksmonumenten een subsidie worden aangevraagd tot een maximum van € 500.000,00. Voorwaarde was dat de gemeente zelf ook verantwoordelijkheid toonde en direct dan wel indirect in de realisatie van het project bijdroeg. In eerste instantie konden alleen gemeenten een aanvraag indienen. Bij de tweede regeling konden ook eigenaren van monumenten om subsidie vragen. Met de regelingen werden tevens andere doelstellingen nagestreefd: het bestrijden van de crisis in de bouwsector, het stimuleren van leerlingwerkplaatsen en andere vormen van social return on investment. Op basis van deze regelingen is de instandhouding van 113 monumenten veilig gesteld (zie bijlage). In 2012 is als uitvloeisel van het Jaar van de Historische Buitenplaats een subsidieregeling voor buitenplaatsen vastgesteld. Historische buitenplaatsen kenmerken zich door een zeer sterke verwevenheid tussen de aanwezige gebouwen en het omliggende landschap. De regeling richtte zich met name op de instandhouding van het (historisch) groen. In het kader van deze regeling is aan 24 buitenplaatsen subsidie toegekend.
12
Speciaal voor de instandhouding van kerken is de subsidieregeling “Monulisa” in het leven geroepen. Deze regeling wordt jaarlijks vastgesteld en maakt een aanvullende subsidie op de BRIM-regeling van het rijk mogelijk. Hierdoor kunnen de teruglopende inkomsten van kerkbesturen voor een deel worden opgevangen en kan het proces van dreigende leegstand van monumentale kerkgebouwen worden vertraagd. Vanaf 2012 tot en met 2014 hebben 123 kerken hiervan geprofiteerd. We willen hier ook twee Interregprojecten noemen die door de provincie zijn ondersteund: Het Euregionaal project "Sociale Innovatie Instandhouding klein religieus Erfgoed" en het project ‘Bezinnings- en stilteplekken in beeld’. Het eerste project betreft het behoud van klein religieus erfgoed, zoals kruisen, kapellen, heiligbeelden, Lourdesgrotten, kruiswegen, e.d.). Naast het restaureren van objecten is geïnvesteerd in de landschappelijk opwaardering van de directe omgeving, cursussen en educatieve tentoonstellingen en de ontwikkeling van een databank (Erfgoedkompas). Het project is getrokken door de Monumentenwacht Limburg die daarbij nauw heeft samengewerkt met de Stichting Kruisen en Kapellen. Het Euregionaal project ‘Bezinnings- en stilteplekken in beeld’ zet bezinningslocaties in de ‘etalage’ met als doel bezoekers naar Limburg en de Euregio te trekken. In dit project is samengewerkt met een groot aantal partners in Nederland en Vlaanderen. De ondersteuning betreft eveneens de marketing van bezinningstoerisme. Dit helpt de spirituele ondernemer in het beter benutten van hun (neven)bestemming als gastenverblijf. Voor sommige grotere monument-groepen is de provinciale bemoeienis niet beperkt gebleven tot het verlenen van subsidie en is actief deelgenomen aan processen om te komen tot nieuwe ontwikkelingen met name voor wat betreft de mogelijkheden tot herbestemming. Terugkijkend stellen we vast dat vele monumenten van de provinciale inzet hebben geprofiteerd. Vrijwilligers hebben aan dit resultaat bijgedragen en ook gemeenten hebben betrokkenheid getoond. Aandachtspunt daarbij is wel dat gemeenten vaak geen of onvoldoende middelen voor het behoud van monumenten reserveren. Door een gemeentelijke bijdrage verplicht te stellen, blijken gemeenten alsnog over de streep te worden getrokken. Een verder aandachtspunt is de verantwoordelijkheid van gemeenten voor het indienen van een aanvraag. In de subsidieregelingen is die verantwoordelijkheid voor een belangrijk deel bij de gemeenten gelegd. Gemeenten vinden de administratieve lasten te groot en vragen om dit in de toekomst anders te regelen.
13
Hoofdstuk 5
Naar een nieuw beleid, het vastleggen van de uitgangspunten
De windmolen in Meterik is een voorbeeld van de inzet van vrijwilligers bij de exploitatie. Die inzet is onontbeerlijk om de molen draaiende te houden. Dit draagt ook weer bij aan de sociale cohesie in het dorp.
Beleid komt niet zomaar uit de lucht vallen. Richting gevende uitspraken van Provinciale Staten geven sturing. De signalen die we krijgen van belanghebbenden, eigenaren, e.d. zijn eveneens belangrijk en natuurlijk willen we inspelen op gevallen uit de praktijk. Beleid mag immers geen theoretisch verhaal zijn en moet praktische oplossingen bieden. Hieronder geven we een overzicht van een aantal ontwikkelingen waarmee we rekening hebben gehouden. Op basis hiervan hebben we de uitgangspunten voor het beleid geformuleerd dat in de volgende hoofdstukken verder wordt uitgewerkt. Voor deze nota hebben we ons laten leiden door: Het Coalitieakkoord 2015-2019: In Limburg bereiken we meer; Accentennotitie ‘Bloeiend Limburg’; Voorjaarsnota 2015; Rijksbeleid, inclusief convenant Rijk-IPO inzake restauratie rijksmonumenten; Reacties op brief gedeputeerde van 23 juli 2015 over kansrijke plannen en suggesties voor initiatieven; Bijeenkomsten van 29 en 30 september 2015 met deskundigen en belanghebbenden; Ervaringen vanuit de werkbezoeken in Noord-, Midden- en Zuid-Limburg.
Het Coalitieakkoord 2015-2019 gaat uit van een nieuw elan, een nieuwe visie op de toekomst van Limburg. In deze visie staan woorden zoals “samen, ”ruimte voor waardevolle, innovatieve initiatieven”, “zorgen voor zowel continuiteit als vernieuwing”, “meer maatwerk” en “een zakelijke financiële investeringsstrategie met oog voor efficiency en effectiviteit “ centraal. Het coalitieakkoord stuurt aan op het leggen van verbindingen tussen ontwikkelingen op het gebied van natuur, toerisme, landschap en monumenten en op het leggen van verbindingen aan weerszijden van de grens. Meer specifiek voor monumenten zegt het Coalitieakkoord:
14
“De provincie stimuleert alternatieve bestemmingen en nieuwe concepten voor leegstaande monumentale panden en boerderijen, industriecomplexen en natuurlijk erfgoed, waarbij aanbevelingen van de Commissie Homburg inzake het Limburgs industrieel erfgoed, de mijngeschiedenis en het manifest voor Limburgs Erfgoed tot inspiratiebron dienen.” Voor het beleid houden we vast, dat samenwerking moet worden bevorderd; het vernieuwend moet zijn, oog moet hebben voor efficiency en effectiviteit en ruimte moet laten voor maatwerk. Verder is in dit verband van belang het besluit van Provinciale Staten om de Accentennotitie Cultuur ‘Bloeiend Limburg’ de status te geven van beleidskader voor cultuur voor de periode 2015-2019. In dit beleidskader is het vergroten van het publieksbereik en het vernieuwen van het subsidieinstrumentarium vastgelegd. Daarbij hoeft de subsidie niet uitsluitend het gebouw zelf te betreffen maar kan zij ook gericht zijn op de functie c.q. exploitatie van het gebouw. Dit moet ertoe leiden dat stichtingen, ondernemers en/of medeoverheden gestimuleerd worden om zich vaker te vestigen in een monument. Het is de bedoeling dat bijvoorbeeld door middel van het aanpassen van subsidiepercentages of het stellen van voorwaarden richting eigenaar of gemeenten de waardering voor het Limburgs erfgoed wordt vergroot. Ook wordt uitgesproken dat het in bepaalde gevallen voor bepaalde monumenten de voorkeur verdient om uit te gaan van een programmatische aanpak. Als voorbeeld wordt de programmatische aanpak bij kerken genoemd, waar samen met het Bisdom wordt gewerkt om het religieuze erfgoed in de provincie te bewaren. Tenslotte wordt in de Accentennotitie uitgesproken dat het streven erop gericht moet zijn om monumenten zoveel mogelijk in hun maatschappelijke context te plaatsen. Het gaat niet alleen om het object maar om het object in zijn omgeving, om de inzet van vrijwilligers, de kansen voor toerisme e.d. Voor het nieuwe beleid houden we vast, dat het publieksbereik moet worden vergroot; de gemeenten een belangrijke rol spelen bij het vergroten van de waardering voor erfgoed; middelen efficiënter moeten worden ingezet; samenwerking tussen erfgoedorganisaties moet worden bevorderd; digitalisering als instrument wordt ingezet om het Limburgse verhaal te vertellen; een programmatische aanpak waar nodig wordt voorgestaan; monumenten in hun maatschappelijke context moeten worden geplaatst.
In de Voorjaarsnota 2015 wordt het belang van het leggen van verbindingen en het ondersteunen van nieuwe concepten en nieuwe initiatieven nog eens onderstreept. Waar kansen zich voordoen, zetten wij in op het aanjagen van innovatieve combinaties van functies of herbestemmingen van gebouwen of locaties waarbij wij de toekomstige gebruiks- en bestemmingsmogelijkheden van het gebouw evenzeer wegen als de monumentale status, aldus de Voorjaarsnota. Voor het nieuwe beleid houden we vast, dat bij nieuwe functies gebruiks- en bestemmingsmogelijkheden evenzeer wegen als de monumentale status. Het Rijk speelt een belangrijke rol bij het behoud van met name de rijksmonumenten. Het stelt kennis beschikbaar, stuurt op basis van de wet in nieuwe ontwikkelingen en geeft financiële steun voor het behoud van monumenten. De financiële ondersteuning gebeurt op verschillende manieren. Voor woningen kan gebruik worden gemaakt van belastingaftrek. Voor andere monumentgroepen zijn extra voorzieningen getroffen in de vorm van subsidieregelingen en leningen.
15
Als het gaat om de restauratie van monumenten is op 20 mei 2015 tussen het IPO en de Minister van OCW een nieuw convenant gesloten. Op basis hiervan ontvangt Limburg op jaarbasis een bedrag van € 1.777.234,00. Van de provincie wordt verwacht dat zij het rijksbudget matchen. In het convenant is afgesproken dat Rijk en provincies nauw samenwerken om aan een gebiedsgerichte aanpak voor monumenten invulling te geven. In het convenant wordt ingezet op het borgen van de kwaliteit bij restauraties. Voor het nieuwe beleid houden we vast, dat voor woningen en onderhoud gebruik kan worden gemaakt van financiële ondersteuning door het rijk; er een provinciale taak ligt waar het gaat om de restauratie van monumenten; er sprake moet zijn van matching van rijksmiddelen bij restauratie van rijksmonumenten; de kwaliteit bij restauraties moet zijn geborgd. Op 23 juli 2015 is aan gemeenten en andere belanghebbenden gevraagd om kansrijke en haalbare plannen aan ons voor te leggen en te komen met suggesties voor initiatieven. Het zijn vooral de gemeenten die hebben gereageerd. De meeste reacties betreffen overzichten van monumentale gebouwen die gerestaureerd en/of herbestemd moeten worden. Het gaat dan in bijna alle gevallen om grotere monumenten zoals kerken, kloosters, kastelen e.d. De gemeenten SittardGeleen, Roermond en Maastricht hebben ook een beleidsinhoudelijke reactie gegeven. De gemeente Sittard-Geleen vindt het belangrijk en ondersteunt de keuze voor een gebiedsgerichte en ontwikkelingsgerichte aanpak. Er moeten verbindingen worden gelegd tussen monument, de natuur, het landschap en toerisme. Verder werkt men momenteel aan een verkenning van het kerkelijk vastgoed. Samen met de betrokken dekenaten beoogt men te komen tot een kerkenplan dat de basis moet vormen voor de afwegingen bij leegstands- en herbestemmingsvragen. Bij de totstandkoming van een nieuw provinciaal monumentenbeleid is speciaal aandacht gevraagd voor de volgende categorieën: - Het groene erfgoed: de landschappen met hun karakteristieken, monumentale stadsparken en tuinen; - De kerken en kloosters die geen religieuze functie kunnen behouden maar wel bepalend zijn voor de skyline van de stad of het dorp; - ‘Altstadt’ Sittard, waarbij historische structuren en gebouwen de basis vormen voor de economische ontwikkeling en revitalisering. De gemeente Roermond vraagt om de problemen rondom kerken samen met parochies en bisdom op te pakken. Volgens de gemeente zijn er mogelijkheden om het onderhoud van kerken efficiënter en dus kosten-effectiever te organiseren. Zij vraagt om in de toekomst anders om te gaan met de verplichte bijdrage van de gemeente. Als een van de redenen worden de beperkte financiële middelen genoemd. De gemeente wil wel geld voor monumenten reserveren maar dat niet koppelen aan projecten die door de provincie worden ondersteund. Dit leidt tot een ongewenste concentratie van overheidsmiddelen waar andere projecten nadeel van kunnen ondervinden. Tenslotte vraagt zij om het systeem waarbij de gemeente voor een particulier provinciaal subsidie moet aanvragen, los te laten. De administratieve lasten voor de gemeente zijn te groot. Voor de gemeente Maastricht zijn leegstand en duurzaamheid inhoudelijk twee belangrijke speerpunten waarvoor zij ook in het provinciale beleid om aandacht vraagt. Daarnaast vraagt zij om aandacht voor het digitaliseren van erfgoed. Zij wil de eigenaar van een monument met behulp van een applicatie helpen in de keuzes die hij voor zijn monument maakt. Een dergelijke aanpak wordt door Amsterdam al toegepast (Groene Menukaart).
16
Voor het nieuwe beleid houden we vast, dat gemeenten zich het belang van erfgoed aantrekken; monumenten in hun context moeten worden geplaatst en verbindingen met natuur, landschap, monument en toerisme moeten worden gelegd; speciale aandacht wordt gevraagd voor religieus erfgoed, met name kerken; een flexibele opstelling richting gemeenten als het gaat om cofinanciering wordt gevraagd; leegstand en duurzaamheid moeten worden meegenomen evenals de inzet van digitale hulpmiddelen. Op 29 en 30 september jl. hebben we met deskundigen en belanghebbenden uit het veld van gedachte gewisseld over het toekomstige erfgoedbeleid. Daarmee een begin makend met de doelstelling in het Coalitieakkoord om meer te luisteren naar initiatieven en ideeën van externe partners. Een lijst van deelnemers is bijgevoegd. Het waren bijzondere bijeenkomsten waarin de provincie vooral is gevraagd om meer de samenwerking op te zoeken en beter te faciliteren bij het samenbrengen van partijen, het informeren van partijen, het borgen van kwaliteit e.d. We zullen hier niet alle opmerkingen weergeven en ons beperken tot de meest in het oog springende. Aandacht wordt gevraagd voor verjonging in de erfgoedwereld. Het onderwijs zou hierin een rol kunnen spelen door in het curriculum meer aandacht te hebben voor lokaal erfgoed. Dit moet door de provincie worden gefaciliteerd. Wat opvalt is het belang dat wordt toegekend aan het bijeenbrengen van de verhalen over Limburg (“story-telling”). Niet zozeer de erfgoedobjecten maar de verhalen die deze objecten vertellen, blijken te boeien. Het verzamelen en verspreiden van deze verhalen wordt als een van de belangrijkste opgaven gezien De provincie wordt gevraagd om meer en beter steun te verlenen. Daarbij ligt de nadruk niet op subsidiëren maar op faciliteren: organiseer een erfgoedloket, investeer in een fonds, breng erfgoedorganisaties bij elkaar, leg verbindingen (tussen natuur, toerisme, landschap, met organisaties, onderwijs, rijk), zorg voor een goede digitale ontsluiting, etc. Suggesties zijn gedaan om oud (erfgoed) en nieuw (nieuwe technieken, nieuwe objecten) beter met elkaar te verknopen. Ook is de suggestie gedaan om hedendaagse bouwwerken van bijzondere kwaliteit bij het beleid te betrekken en te zien als monument van de toekomst. De provincie wordt gevraagd om in probleemsituaties met name bij gemeentegrens overstijgende projecten de regie te nemen en steun te bieden als het gaat om de harmonisatie van gemeentelijk beleid. De kwaliteit van monumenten is eveneens een aandachtspunt. Hier mag de zorg voor voldoende vakmanschap niet ontbreken. Als het om de herbestemming van monumenten gaat is meegegeven om te letten op de mate van reversibiliteit van een ingreep en in bepaalde gevallen zou ook sloop moeten kunnen overwogen. Leg waar mogelijk verbindingen met andere ontwikkelingen zoals op het gebied van duurzaamheid. Wees flexibel niet alleen voor wat betreft monumenten maar ook als het om de inpassing van een nieuwe functies gaat. Zo zou een herbestemming tot wonen in een monument altijd mogelijk moeten zijn. Voor het nieuwe beleid houden we vast, dat samenwerking meer moet worden ondersteund en er oog moet zijn voor wat de burger vraagt; de provincie verantwoordelijkheid moet tonen met name in moeilijkere situaties; flexibiliteit en oplossingsgerichtheid nodig zijn (wat soms ten koste kan gaan van bepaalde monumentale waarden); er een verbinding moet worden gelegd tussen oud en nieuw.
17
In de afgelopen maanden zijn werkbezoeken gebracht aan Noord-, Midden- en Zuid-Limburg. Daarbij zijn vele monumenten bezocht. Over knelpunten is gesproken en oplossingen zijn aangedragen. Vaak blijkt extra geld nodig maar niet zelden worden ook oplossingen van heel andere aard voorgesteld. Als voorbeeld willen we hier de herbestemming van een carréboerderij tot zorgwoningen beschrijven. Het dak van deze boerderij moet worden aangepast zodat ook de bovenste verdieping voor de nieuwe functie kan worden gebruikt. Dat betekent dat in het dak nieuwe dakkapellen moeten worden aangebracht. Vanuit monumentaal oogpunt kan tegen deze aanpassing kritisch worden aangekeken. Maar om het gebouw voor de toekomst te kunnen behouden zijn dergelijke concessies wellicht nodig. In het verlengde hiervan ligt het aanbrengen van een nieuwe voorziening aan de buitenkant van een monument waardoor het aanzicht van het monument kan veranderen. De aanpassing is nodig om een functieverandering mogelijk te maken en de exploitatie van het gebouw veilig te stellen. Natuurlijk mag je als overheid verlangen dat een dergelijke ontwikkeling met de grootst mogelijke zorg gebeurt. Maar hier is “meedenken” met een ontwikkeling in plaats van “tegendenken” gevraagd. Zeker als het om een aanpassing gaat die niet voor eeuwig hoeft te gelden en dus reversibel is.
De windmolen ‘De Grauwe Beer’ in Beesel is in 2014 verplaatst en compleet gerestaureerd. De verplaatsing was noodzakelijk in verband met hoogwaterveiligheid.
De restauratie en herbestemming van de Puddingfabriek in Venlo laat zien hoe belangrijk de gemeentelijke rol is. De gemeente heeft hard aan dit project getrokken en het met behulp van een provinciale bijdrage tot een goed einde gebracht. Rolduc is een van onze belangrijkste en grootste monumenten. Het vinden van een rendabele bestemming is geen sinecure. Daarbij worden allerhande mogelijkheden verkend zoals de ontwikkeling van een golfbaan bij het complex. Alleen al vanwege de omvang is het reguliere onderhoud hier een constante zorg. Dit onderhoud vraagt om vakmensen. Onderhoud en de opleiding tot restauratie-vakman worden in Rolduc aan elkaar gekoppeld. Eigenaar, bedrijfsleven en onderwijs hebben zich hier gevonden en leer-werkplaatsen gecreëerd waarmee een stukje continuïteit in de opleiding en het onderhoud van Rolduc zijn gediend. Tenslotte willen we een bezoek aan de molen in Meterik niet onvermeld laten. We noemen dit project omdat het ons leert dat het behoud van een monument in veel gevallen alleen maar met de inzet van vrijwilligers mogelijk is. De passie van deze mensen kan niet anders dan worden toegejuicht en verdient te worden gesteund. Een bijkomend voordeel is dat deze activiteiten een belangrijke bijdrage vormen aan de sociale cohesie. Wat een molen ons verder nog laat zien, is dat een dergelijk object niet alleen mooi maar ook in de huidige tijd functioneel kan zijn. Het zijn immers van oudsher kleine
18
energiecentrales die in voorkomende gevallen ook vandaag de dag nog als zodanig kunnen worden ingezet. Ook zijn molens direct verbonden met onze natuurwaarden en het Limburgse landschap. Voor het nieuwe beleid houden we vast, dat: - provinciale ondersteuning niet persé financiële ondersteuning hoeft te betekenen en dat het meedenken in mogelijkheden en kansen even belangrijk zijn; - leer-werkbedrijven niet alleen zorgen voor vakmensen in de toekomst maar tegelijkertijd kunnen bijdragen aan het behoud van een monument; - de vraag of een aanpassing aan een monument reversibel is of niet bij de afweging moet worden betrokken; - we als overheid kunnen leren van de oplossingen die de dagelijkse praktijk ons laten zien; - de rol van de gemeente bij het behoud van erfgoed moet worden ondersteund en gemeentelijk erfgoedbeleid moet worden bevorderd; - er extra aandacht moet zijn voor de inzet van vrijwilligers.
Resumerend komen we tot de volgende ijkpunten voor het nieuwe beleid:
1. De intrinsieke waarde van het monument is belangrijk waarbij niet alleen naar het gebouw wordt gekeken maar ook naar het verhaal dat het gebouw vertelt en zijn plaats in de Limburgse geschiedenis. 2. Een monument moet een toekomstvaste functie/bestemming hebben. 3. Van belang is dat bijzondere aspecten zoals duurzaamheid, de Ladder van duurzame verstedelijking en plattelandsontwikkeling in het beleid worden meegenomen. 4. Financiële ondersteuning moet gericht zijn op het hoogst mogelijke (maatschappelijk) rendement. 5. Het beleid betreft niet alleen het monument zelf maar ook zijn omgeving. 6. Lokale betrokkenheid wordt gestimuleerd. 7. Waar mogelijk worden verbindingen gelegd met natuur, recreatie, toerisme, sport, cultuur, leefbaarheid e.a. 8. Binnen het beleid moet ruimte zijn voor maatwerk en flexibiliteit.
19
Hoofdstuk 6
Aandacht voor de verschillende monumentgroepen
Het Clementskerkje in Merkelbeek (Brunssum) is in 2014 zowel aan de buiten- als de binnenzijde volledig gerestaureerd. De plek is onlangs landelijke uitgeroepen tot meest spirituele plek.
Wij stellen vast dat de restauratieopgave bij de grotere monumenten nog steeds voor aanzienlijke problemen zorgt. We maken daarbij onderscheid tussen verschillende monumentcategorieën. Iedere categorie heeft zijn eigen specifieke kenmerken, kent zijn eigen knelpunten en in veel gevallen zijn eigen “achterban”. Op de volgende categorieën wordt hieronder nader ingegaan: -
kloosters kerken boerderijen kastelen industrieel erfgoed molens.
Kloosters de Verreweg de meeste kloostergebouwen in Limburg dateren van eind 19 eeuw (de Kulturkampf kloosters) en begin twintigste eeuw. De kloostergebouwen zijn een fysieke weerslag van de katholieke traditie. De kloostergemeenschappen waren veelal actief in het onderwijs, de zorg en de missie. Veel van de kloostergemeenschappen waren zelfvoorzienend, dit zie je terug in de samenstelling van de gebouwen. De volgende onderdelen zijn hierin minimaal te herkennen: een vleugel met kloostercellen, de refter (eetzaal), een kapel, een kloostertuin en in een enkel geval een Mariagrot in die tuin. Veel bekende Limburgse architecten hebben hun sporen achter gelaten in de Limburgse kloostergebouwen. We noemen hier Dom Van der Laan (klooster Mamelis) en Jos Wielders (Gemmaklooster – Sittard, Dominicanenklooster Overhoven - Sittard). Er zijn 145 klooster gerelateerde objecten rijksbeschermd. Naast de kloostergebouwen zelf kunnen het afzonderlijke onderdelen zijn zoals een Mariagrot of een kapel. Een bijzondere constellatie is het kloosterdorp Steyl. Alleen al hier bevinden zich 65 rijksbeschermde kloosteronderdelen. De gebouwen hebben door hun omvang vaak hoge kosten in de exploitatie. Inzet op innovatie van energievoorzieningen biedt kansen de exploitatie te verduurzamen.
20
Karakteristiek bij dit erfgoed zijn de kloostertuinen. In stedelijk omgevingen (zoals Maastricht en Steyl) zijn dit parels die nog niet ontdekt zijn. Bij herbestemmingen zal in de plannen ook aandacht moeten zijn voor het behoud en het toegankelijk maken van dit onderdeel van religieus erfgoed.
Het rijksmonumentale kloostergebouw Loreto is een groot 19de eeuws Kulturkampf klooster. Het is één van de vele kloosters in Limburg die hun religieuze functie hebben verloren en die vragen om een herbestemming.
Kloosters zijn stilteplekken die veelal ook toegankelijk zijn voor de geïnteresseerde bezoeker. Een aantal kloosters in Limburg biedt mogelijkheden voor gastenverblijf aan. Er wordt tussen deze en andere bezinningslocaties samengewerkt om het toerisme in het kader van stilte en onthaasten te promoten. Zie hiervoor de site: www.onthaasten.eu. In dit project is eerder samengewerkt met een groot aantal partners in Nederland en Vlaanderen. We zetten in op een vervolg van het Euregionaal project ‘Bezinnings- en stilteplekken in beeld’ maar dan aan de Duitse kant van de grens. Gezien het onverminderd afnemen van het aantal kloostergemeenschappen zullen we waar mogelijk in overleg met de kloostergemeenschappen (en de koepelorganisatie Konferentie Nederlandse Religieuzen) anticiperen op de leegstand van kloostergebouwen. Ook zullen we inzetten op het leggen van verbindingen internationaal. Voor de grotere complexen Rolduc en kloosterdorp Steyl zullen we structureel aandacht geven aan de majeure instandhoudings- en herbestemmingsopgaven op beide kloostercomplexen. Kerken Limburg telt momenteel 307 rooms-katholieke en 23 protestantse kerken, die in gebruik zijn voor de openbare eredienst. Hiervan hebben ca 200 kerkgebouwen de status van beschermd monument. Veel parochies en kerkelijke gemeenten staan er financieel gezien slecht voor en bijna 70% van de parochies kent een tekort in de exploitatie. Leegstand vormt een grote bedreiging voor de kerken in Limburg. Sinds 2010 zijn in Limburg gemiddeld 4 kerken per jaar gesloten. In alle gevallen ging het om niet-monumentale kerken. Het is een proces dat zich over vele jaren zal voltrekken. De verwachting is dat de ontkerkelijking doorzet en dat navenant het gebruik van kerkgebouwen voor de eredienst zal afnemen. Het is zaak om dit met de direct betrokken partijen af te stemmen en tot een meerjarige aanpak te komen. Het bisdom Roermond heeft voor de periode van 2016 tot en met 2019 een restauratieprogramma voor monumentale kerken in Limburg opgesteld (dit mede naar aanleiding van het gestelde in de
21
Accentennotie ‘Bloeiend Limburg’). Bij het opstellen van dit uitvoeringsprogramma hebben als belangrijkste uitgangspunten gediend de bouwkundige noodzaak van de kerkrestauratie, zoals die blijkt uit een actueel rapport van de Monumentenwacht Limburg of van een restauratiearchitect; de zekerheid, dat het kerkgebouw na restauratie minstens gedurende 6 jaar bestendig in gebruik blijft én de financiële haalbaarheid van de restauratieplannen op basis van een globale financiële toets. De totale investering van dit uitvoeringsprogramma wordt geraamd op ruim € 12,6 mln.
De Norbertus kerk in Horst aan de Maas is een gemeentelijk monument dat is herbestemd tot brede maatschappelijke voorziening, inclusief een basisschool.
Leegstand van een kerkgebouw is maatschappelijk ongewenst, omdat het verval, verloedering en onveiligheid in de omgeving van het gebouw veroorzaakt. Het draagvlak voor het behoud van dit cultuurhistorische en beeldbepalende erfgoed blijkt groot te zijn. Met kerkgenootschappen, gemeenten, maar ook met organisaties, die plaatselijk actief zijn, zoals dorpsraden, wordt gezocht naar passend medegebruik of naar een nieuwe bestemming voor het kerkgebouw. Uitgangspunt hierbij is dat deze kerken (neven-)functies krijgen, die maatschappelijk zinvol zijn, maar ook een wezenlijke bijdrage leveren aan de exploitatie van het gebouw. In het stedelijk gebied met verhoudingsgewijs meer kerkgebouwen op korte afstand van elkaar, wordt daarbij gekozen voor een projectmatige en integrale aanpak. Deze gezamenlijke aanpak, waarmee we de afgelopen jaren al enige ervaring hebben opgedaan (o.a. in Kerkrade-West en Schaesberg), laat zien hoe in een samenhangend gebied met dit gebouwd religieus erfgoed wordt omgegaan. Het resulteert in een weloverwogen keuze ten aanzien van de toekomst van de kerkgebouwen. Duidelijk wordt welke kerken in die gebieden hun religieuze functie zullen behouden, welke kerkgebouwen een nieuwe bestemming of nevenbestemming krijgen en welke kerken, als het echt niet anders kan, worden gesloopt. Tevens zullen wij breed gedragen initiatieven vanuit de samenleving ondersteunen, waarbij een nieuwe her- of nevenbestemming voor een kerkgebouw wordt onderzocht of gerealiseerd. Daarbij gaat onze aandacht, zeker in dorpen of kleine kernen, ook uit naar niet-monumentale, karakteristieke of beeldbepalende kerkgebouwen, die bijvoorbeeld hun oorsprong ontlenen aan de geschiedenis van de streek zoals De Peel of de Mijnstreek. Waar dit mogelijk is, wordt aangesloten bij het programma van IBA-Parkstad. Tevens zullen we conform het “Manifest voor het Limburgse Erfgoed”, dat in het coalitieakkoord 2015-2019 een prominente plek heeft gekregen, bijzondere aandacht schenken aan de wederopbouwkerken uit de naoorlogse periode. Deze kerkgebouwen vormen het sluitstuk van een eeuwenlange kerkbouwtraditie. Markante kerkgebouwen blijven zo beschikbaar en behouden voor de gemeenschap, ook al vindt er geen of nog maar incidenteel een religieuze viering plaats.
22
Er moet voor worden gewaakt dat de onderhoudstoestand van de kerken goed blijft. Met de teruglopende inkomsten is dat geen sinecure. De Monulisa-regeling zorgt hier voor extra steun. De Limburgse kerkgebouwen zijn rijk aan roerend religieus erfgoed c.q. kerkelijke kunst, waaronder diverse topstukken. Deze religieuze voorwerpen maken een essentieel deel uit van het culturele erfgoed van Limburg. Samen met het bisdom Roermond, de Protestantse Kerk in Nederland, de Joodse geloofsgemeenschap in Limburg willen wij de komende jaren van dit religieuze erfgoed een actueel en helder beeld krijgen alsmede een waardering van de meest belangrijke religieuze kunstvoorwerpen. Voor dit onderzoek, waarbij ca. 330 kerken of gebedshuizen in Limburg betrokken zijn, is een periode van ruim 3 jaar ingepland. Het is een samenwerkingsproject van professionals en vrijwilligers. Voor de uitvoering van dit onderzoek wordt € 400.000 geraamd.
In de monumentale H. Cunibertuskerk in Wahlwiller komen monumenten en kunst samen. De muurschilderingen van Aad de Haas zijn onlangs gerestaureerd en voorzien van een nieuwe belichting.
Boerderijen De bijna 1000 rijksmonumentale boerderijen zijn belangrijke identiteitsdragers in Limburg. Ze bepalen mede het beeld van Limburg, voor bezoekers en inwoners. Ook bij boerderijen is sprake van dreigende leegstand. De monumentale hoeves hebben voor een moderne agrarisch bedrijfsvoering beperkingen in gebruik (b.v. geringe poorthoogte en diepte van stallen). Door de trend van schaalvergroting in de landbouw verliezen veel monumentale boerderijen dan ook geheel of gedeeltelijk hun agrarische functie. Door deze ontwikkelingen verandert het karakter van het boerenerf sterk. De historische uitstraling van de monumentale hoeve kan onder druk komen te staan door de toevoeging van bouwmassa op het erf. In die herontwikkeling vragen we om aandacht voor een kwalitatieve inpassing in het landschap. We zoeken daarbij aansluiting op initiatieven “van onderop”. Het behoud van dit erfgoed borgen we verder door onze rol in ruimtelijke afwegingen (POL) en ons adviesrecht bij omgevingsvergunningen Zodra er functieverlies is voor de gebouwen is de kans groot op geleidelijke verwaarlozing. Volgens de monitor van de Monumentenwacht Limburg (2015) vertoont 54% van de rijksmonumentale boerderijen tekenen van gebrekkig onderhoud. Daarbij komt het toch regelmatig voor dat hoeves in verval raken. In die gevallen plegen de eigenaar (of bijvoorbeeld de gedeelde erven) jaren achtereen geen onderhoud. Zodra wind en water vrij spel krijgen blijft ook van een rijksmonumentale hoeve na een aantal jaren niet veel meer over dan ruïne.
23
De monumentale carréboerderij De Genoenhof in Swalmen is met hulp van gemeente en provincie gerestaureerd en herbestemd. In de nieuwe bestemming wordt de hoeve gebruikt door de stichting Emaus voor maatschappelijke re-integratie.
Veel karakteristieke boerderijen hebben de laatste decennia reeds een herbestemming gevonden als recreatiewoning. Herbestemming van hoeves voor recreatie doeleinden blijft een reële economische drager. Naast recreatie heeft de herbestemming in het segment zorg ook aandacht bij initiatiefnemers. Door kleinschalige zorg initiatieven in dorpen kan zorg dichter bij de mensen plaatsvinden. De realiteit van deze optie is sterk afhankelijk van de ontwikkelingen in de zorg en met name de bekostigingsstructuur. We zien op veel plekken in het Heuvelland dergelijke initiatieven in onderzoek. De gebiedsafspraken die in het kader van POL voor het Nationaal Landschap Zuid-Limburg gemaakt worden zijn ook van belang voor het behoud van de monumentale hoeves. Ze geven richting aan hoe we in samenwerking de kwaliteit van het landschap voor dit gebied gaan behouden. Kastelen Limburg telt 131 kastelen, waarvan 50 zijn betiteld als historische buitenplaats, variërend van onbewoonbare ruïnes als de kastelen Schaesberg, Bleijenbeek, Horst en Montfort tot riante buitenhuizen als chateau St. Gerlach en de kastelen Neubourgh en Amstenrade. Kastelen vormen een onmiskenbaar element van onze geschiedenis. Bij kastelen gaat het niet alleen om het hoofdgebouw, maar om het geheel van de hoofd- en bijgebouwen en het landschap eromheen. Dit cultuurlandschap heeft vaak een belangrijke groenstructuur met een tuin- of parkaanleg en andere tastbare restanten van het kasteeldomein, zoals molens en boerderijen. De verschijningsvorm van dit erfgoed en zijn omgeving wordt alom gewaardeerd. De verbindingen met andere beleidsvelden als natuur/landschap, leisure, economie en burgerparticipatie zijn sterk aanwezig. Daar liggen ook de kansen. Sprake is van een gezamenlijk belang dat het noodzakelijk maakt om voor het in stand houden van dit erfgoed tussen deze beleidsvelden verbindingen te leggen. Overigens zijn kastelen en buitenplaatsen vaak niet of slechts zeer beperkt opengesteld. Als provinciale middelen worden gebruikt om de restauratie en herbestemming van een kasteel te ondersteunen dan vragen wij wel om de toegankelijkheid voor het publiek te vergroten. De economische betekenis van kastelen en buitenplaatsen voor de directe omgeving kan aanzienlijk zijn, niet alleen voor recreatie en toerisme, maar ook voor de waarde van nabijgelegen huizen en ander onroerend goed. Daar staan de lasten van onderhoud tegenover die zich niet beperken tot de gebouwen maar ook het vaak omvangrijke historisch groen. Voor onderhoud kan worden teruggevallen op de BRIM-regeling van het rijk. Maar deze regeling blijkt niet altijd een oplossing te kunnen bieden. Door de eigenaren worden de spelregels van deze regeling vaak als onwerkbaar ervaren met name ingegeven door de hoge kosten gekoppeld aan het indienen van een aanvraag en
24
de onzekere toekenning van de subsidie. Het ligt niet voor de hand om dit probleem met provinciale middelen te bestrijden maar onze inzet kan er wel op gericht zijn om samen met het rijk te kijken of niet kan worden toegewerkt naar simpelere procedures die meer waarborgen bieden. Monumentenwacht Limburg monitort de staat van de monumenten in Limburg. Op basis van de steekproeven 2013/2014/2015 concluderen zij dat van 90 % van de kastelen het casco in goede staat is, maar dat de staat van onderhoud bij bijna de helft van de kastelen gebreken vertoont. Dit betekent dat bij ca. 26 kastelen een restauratieopgave ligt. Voorbeelden hiervoor zijn kasteel Rivieren te Voerendaal en kasteel Borgharen te Maastricht.
Kasteel Hoensbroek is één van de grootste te bezoeken kastelen in Nederland. Het is een belangrijke toeristische trekpleister in Parkstad.
Bij kastelen denken we in de eerste plaats aan het gebouw, de buitenkant. Maar ook de binnenkant, het interieur, is vaak van uitzonderlijke kwaliteit. Vanuit de Kastelenstichting is hiervoor aandacht gevraagd. We willen samen met de stichting onderzoeken wat er gedaan moet worden om kwalitatief hoogwaardige interieurs te beschermen en welke rol de provincie daarin kan spelen. Industrieel erfgoed De omslag van industrie naar dienstverlening is een proces dat zich in Limburg geleidelijk en soms met schokken (de mijnsluitingen) de afgelopen 50 jaar heeft voltrokken. Vele vrijkomende industriële gebouwen hebben in de loop der jaren een beschermde status gekregen. In verhouding tot andere monumenten is er relatief veel industrieel erfgoed verloren gegaan. Hier speelt ook de tijdgeest een rol; grote delen van het (mijn)verleden zijn voorgoed verdwenen om zo snel mogelijk door te schakelen naar nieuwe ontwikkelingen. Op dit moment heeft industrieel erfgoed een positieve connotatie; industrieel erfgoed inspireert. Voor de categorie Industrieel erfgoed wordt veelal een brede definitie gehanteerd; relicten van productieprocessen en producten van industriële ondernemingen. We beperken ons als provincie tot de onroerende zaken en tot gebouwen met een duidelijk industrieel karakter. Bedrijfswoningen, postkantoren e.d. worden hierin dus niet meegenomen. De laatste grote inventarisatie van industrieel erfgoed heeft plaats gevonden eind jaren tachtig; de studie van Starmans / Daru-Schoemann. In 2014 heeft de provincie een inventarisatie naar industrieel
25
rijksmonumentaal erfgoed laten uitvoeren door de Universiteit van Maastricht*. Hiermee is een redelijk beeld verkregen van de huidige toestand van industrieel erfgoed in Limburg. Er blijkt sprake te zijn van aanzienlijke (dreigende) leegstand en het verlies van gebouwen is geenszins denkbeeldig.
De stoombierbrouwerij De Keyser is gerestaureerd en herbestemd als microbrouwerij en stadsappartementen. Dit industrieel erfgoed blijft als brouwerij toegankelijk voor publiek. Bij de exploitatie zijn veel vrijwilligers betrokken.
Prioriteit hebben gebouwen die leegstaan. De gebouwen dienen de rijks of gemeentelijk beschermde status te hebben. Door behoud van industrieel erfgoed willen we bijdragen aan gebiedsontwikkelingen, stedelijk en landelijk. In het behoud van industrieel erfgoed is duurzaamheid van belang in relatie tot de exploitatie van de gebouwen. Het cultureel erfgoed kan dienen als toeristische trekpleister. We noemen hierbij de aanpak van de sluizen van Meijel en omgeving. De mijnkolonien in de Parkstad waren geen onderdeel van de UM studie, maar hier is wel een gebiedsopgave te herkennen. Veel van deze wijken zijn rijksbeschermde stads- en dorpsgezichten. Te onderzoeken is in hoeverre industrieel erfgoed een plaats kan krijgen binnen het provinciale programma stedelijke ontwikkeling en het project IBA-Parkstad.. Molens Limburg telt meer dan 110 molens, waarvan ruim de helft watermolens. Er zijn 38 complete windmolens en nog een groot aantal molenrestanten en verdwenen windmolens. De collectie windmolens in Limburg is gedifferentieerd. Van standaardmolen tot torenmolen. Al deze molens zijn vaak zeer herkenbare bakens in het landschap en bepalend voor hun omgeving. Monumentenwacht Limburg monitort de staat van de monumenten in Limburg. Op basis van de steekproeven 2013/2014/2015 concluderen zij dat van bijna 90 % van de molens het casco in goede staat is, maar de staat van onderhoud bij het merendeel van de molens gebreken vertoont.
* In 2014 heeft de provincie een inventarisatie naar industrieel erfgoed laten uitvoeren door de Universiteit van Maastricht. De opdracht is uitgevoerd door de commissie Homburg. Deze commissie wordt voorgezeten door professor Ernst Homburg. De commissie bestond verder uit een aantal wetenschappers van de UM. In juni 2015 heeft de commissie de eindrapportage opgeleverd; Verkenning van de toestand van de industriële Rijksmonumenten in Limburg.
26
Molens zijn onderhoudsgevoelig en vergen veel zorg en specifieke aandacht. Achterstallig onderhoud kan snel leiden tot een omvangrijk restauratie behoefte. Voor de instandhouding is het wenselijk dat molens operationeel zijn (“dat ze kunnen draaien”). Hier staan tal van eigenaren en vrijwilligers voor aan de lat. De mogelijkheid om met molens inkomsten te genereren zijn beperkt. We zullen daarom de Monulisa-regeling uitbreiden zodat die ook voor het onderhoud van molens kan worden ingezet. Eind jaren zeventig is voor windmolens het begrip molenbiotoop geïntroduceerd: een afgebakend gebied waarbinnen de ruimte vrij genoeg moet zijn om een goede windvang te garanderen. De Molenstichting Limburg en de Monumentenwacht Limburg ronden in 2015 een onderzoek af waarin de actuele staat van de windmolenbiotopen wordt geschetst. Bij watermolens is juist een discussie ontstaan over de waterverdeling ten behoeve van de watermolen enerzijds en de natuurdoelen anderzijds. In 2015 wordt een inventarisatie afgerond van de watermolenlandschappen. De resultaten vormen een basis voor het stuwregime binnen met name de betreffende Natura 2000 gebieden, die in 2016 als uitwerking van de beheerplannen wordt vastgesteld. Wij benoemen 2016 tot het provinciaal Jaar van de Molens. Aan deze monumentcategorie zal bijzondere aandacht worden geschonken. In dat jaar willen we samen met de Molenstichting Limburg werken aan een programma voor het behoud van molens voor de langere termijn. Voor bijzondere activiteiten willen we € 100.000 reserveren.
De watermolen de Frankenhof in Vaals is één van de oudste voorbeelden van industrieel erfgoed in Limburg. De molen is in eigendom van het Limburgs Landschap.
27
Hoofdstuk 7
Rol van de provincie, meer dan financiële ondersteuning
De historische buitenplaats Bleijenbeek in Afferden (gemeente Bergen) wordt behouden door de consolidatie van de ruïne. De ruïne is één van de vele oorlogsruïnes in Noord-Limburg.
De provincie als makelaar Van de provincie wordt niet alleen financiële steun verwacht. Ook voor andere zaken wordt naar de provincie gekeken. Ondersteuning in het proces bij een herbestemming, aandacht voor vakmanschap, zorg voor goede basisgegevens, het leggen van verbindingen (tussen beleidsvelden en tussen partijen) om er een paar te noemen. Dit vraagt om een andere invulling van onze rol. Van adviseur naar makelaar, van deelnemer naar gids, van actief bijdragen naar actief sturen. Platteland in Ontwikkeling Op de eerste plaats leggen we een verbinding met de eigen provinciale programma’s, zoals Platteland in Ontwikkeling (PIO). In het kader van het programma PIO worden straks een aantal gebieden samen met partners, die daar energie in willen steken, verder ontwikkeld. De focus ligt op de realisatie van doelen op het gebied van natuur en water maar ook breder op het vlak van toerisme recreatie, landbouw en monumenten. Monumenten die in de gebieden liggen waar een integrale gebiedsontwikkeling gaat plaatsvinden, krijgen voorrang zodat de belevingswaarde van natuur en landschap ten behoeve van toerisme, recreatie e.a. wordt vergroot. Ontwikkelingen zoals de bouw van moderne stallen bij monumentale hoeves die deze belevingswaarde kunnen aantasten, worden gefaciliteerd om de inbreuk op het landschap te verkleinen. PIO is gericht op het verkrijgen van draagvlak, en waar mogelijk het bereiken van inverdieneffecten door meerdere doelen met elkaar te verbinden. De lokale gemeenschap en de eigenaren in het gebied (veelal agrariërs) worden hierbij betrokken. Via PIO kunnen erfgoedprojecten ondersteund worden en erfgoedprojecten kunnen bijdragen aan de uitvoering van PIO. IBA-Parkstad Een ander voorbeeld is IBA-Parkstad. Binnen IBA-Parkstad is ruim aandacht voor de instandhouding en/of herbenutting (door transformatie) van erfgoed. Dit past bij de demografische ontwikkeling in Parkstad. Eerst kijken naar bestaand vastgoed, voordat sprake kan zijn van nieuwbouw. Door middel van een voor dit doel in het leven geroepen ontwikkelraad Erfgoed en Monumenten wordt binnen IBAParkstad de problematiek van de herbestemming van monumentale kloosters en kerken nader onderzocht. Met deze ontwikkelraad wordt tevens kennis en kunde uitgewisseld en nieuwe netwerken
28
gecreëerd en bestaande netwerken versterkt. Dit zal resulteren in herbestemmingscasus die elders in Limburg of landelijk als voorbeeld kunnen dienen.
In de herbouw van kasteel Schaesberg gaan behoud restauratie, behoud van vakmanschap, toerisme en inzet van vrijwilligers gelijk op. Het project heeft een lange doorlooptijd en zal binnenkort de poorten openen voor bezoekers.
Duurzaamheid Verder willen we hier de relatie met duurzaamheid noemen. Monumenten zijn energievreters en als het om duurzaamheid gaat, is hier veel winst te halen. Niet alleen het klimaat profiteert hiervan maar ook de gebruiker zelf die door lagere exploitatiekosten een hoger rendement kan bereiken. De provincie ondersteunt dit streven naar duurzaamheid, ook financieel. We zullen nagaan of voor monumenten aanvullende maatregelen nodig zijn en zo nodig voor afstemming tussen de verschillende financieringsbronnen zorgen. Archeologie De relatie tussen archeologie en monumenten ligt voor de hand. Grofweg kun je zeggen dat archeologie de cultuurhistorie onder de grond en dat monumenten de cultuurhistorie boven de grond betreft. Beide beleidsvelden vertellen het verhaal van Limburg en vullen elkaar dus aan. Voor beide beleidsvelden geldt dat we het publieksbereik willen vergroten. Vanuit monumentenbeleid willen we voor de invulling van deze ambitie ook waar het om archeologie gaat voor de gehele periode een bedrag van € 500.000,00 reserveren. Adviesrecht
De provincie wil zich inzetten voor een kwalitatief goede monumentenzorg. Een belangrijk instrument dat ons de mogelijkheid biedt om op kwaliteit te sturen, is de wet. We noemen de Wet ruimtelijke ordening en de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO). Laatstgenoemde wet geeft ons een adviesrecht bij ingrijpende wijzigingen aan een monument als dat buiten de bebouwde kom is gelegen. We maken tot nu toe van dit recht een terughoudend gebruik. Het rijk heeft immers ook een adviesrol en we willen de deskundigheid van het rijk zoveel mogelijk respecteren. Als wij het adviesrecht inzetten, zal zich dat richten op de grotere context (herbestemming, omgeving, uiteindelijk te behalen resultaat) en ons streven om door het leggen van verbindingen met andere ontwikkelingen tot een win/winsituatie te komen. Als voorbeeld noemen we de hiervoor beschreven casus betreffende herbestemming van een carréboerderij tot zorgwoningen.
29
Relatie rijk Het rijk is hiervoor al meerdere malen genoemd en is een belangrijke partner waar het gaat om het behoud van het monumentale erfgoed. Het rijk stelt voor de restauratie van Limburgse rijksmonumenten jaarlijks een bedrag van € 1.777.234 beschikbaar. Waar mogelijk zullen we ook van andere financieringsbronnen bij het rijk gebruik maken, bijvoorbeeld bij gebiedsontwikkeling of bij restauraties van uitzonderlijke omvang. Als partner zullen we samen blijven optrekken wat niet wil zeggen dat wij het rijksbeleid kritiekloos zullen volgen. Er zijn knelpunten waarover we met het rijk van gedachte willen wisselen. We stellen vast dat een voor het erfgoed in Limburg zeer belangrijke partij zoals het Limburgs Landschap tot op heden de POM-status (Professionele Organisatie voor Monumentenbehoud) wordt onthouden. We zullen het rijk vragen dit standpunt te heroverwegen omdat hierdoor subsidies worden misgelopen. Deze status geeft immers voorrang op rijkssubsidies in het kader van het Besluit Rijkssubsidiëring Monumenten (BRIM)*. Verder bereiken ons signalen dat de administratieve lasten voor eigenaren bij het indienen van een subsidieaanvraag in het kader van de BRIM (te) groot zijn en ook hier zullen we met het rijk over praten. Uitvoering POL Wat het ruimtelijk instrumentarium betreft, laten we ons leiden door het POL. Cultuurhistorie is een van de kernkwaliteiten van het Nationaal landschap Zuid Limburg en de bronsgroene landschapszone. Monumentaal erfgoed moet zoveel mogelijk (her)gebruikt worden met aandacht voor de landschappelijke inbedding. De Omgevingsverordening verplicht gemeenten om bij bestemmingsplannen voor de bronsgroene zone en het Nationaal landschap Zuid Limburg met cultuurhistorisch erfgoed rekening te houden. Verder moet op basis van de Omgevingsverordening bij nieuwe ontwikkelingen aan de herbenutting van leegstaande monumentale gebouwen prioriteit worden gegeven. We willen het POL inzetten om de kwaliteit van monumenten in het landschap te borgen. Het POL onderstreept het belang van het cultuurhistorisch landschap en vraagt waar nodig om dit te beschermen. Gewenste ontwikkelingen zullen we bevorderen. Bij ongewenste ontwikkelingen zullen we bijsturen dan wel in het uiterste geval hieraan geen medewerking verlenen. Wanneer deze situatie zich voordoet zal van geval tot geval moeten worden bekeken. Sommige locaties kunnen meer hebben dan andere, sommige monumenten kunnen meer hebben dan andere. Hier is maatwerk gevraagd. Een goede inventarisatie van de in het geding zijnde cultuurhistorische waarden mag daarbij niet ontbreken. Inzet van het POL-instrumentarium vraagt verder om een goede afstemming met de andere overheden, zijnde het rijk en de gemeenten. Hiervoor zal het door het Steunpunt Archeologie en Monumenten georganiseerde planoverleg worden ingezet. De in het kader van Expeditie Ruimte ontwikkelde aanpak willen we in de praktijk brengen. Dat betekent op een zo vroeg mogelijk tijdstip kunnen sturen. Projecten zoals “Modern boeren op oude hoeves”, het organiseren van werkateliers en de inzet van de Ladder van duurzame verstedelijking kunnen dit proces ondersteunen. Kwaliteit bij de planvorming is belangrijk. Planvorming kan niet zonder goede basisgegevens. We stellen vast dat de huidige Cultuurhistorische Waardenkaart gedateerd is en daarom moet worden aangepast. Om inzicht in de basisgegevens op projectniveau te bevorderen, willen we de kosten van het noodzakelijke bouwhistorisch onderzoek bij de subsidieverlening betrekken.
*Het BRIM is een rijkssubsidieregeling die financiële steun biedt voor de instandhouding van een monument. Eigenaren moeten daarvoor instandhoudingsplannen indienen met een looptijd van 6 jaar.
30
In het project Modern boeren op Oude Hoeves zijn via ontwerpend onderzoek en in dialoog de mogelijkheden voor agrarische ontwikkeling onderzocht in monumentale boerderijen.
Flexibiliteit en maatwerk Hiervoor gebruikten we reeds het woord “maatwerk”. Maatwerk is ook aan de orde als we keuzes moeten maken in ontwikkelingen die met elkaar op gespannen voet staan. Als voorbeeld noemen we het realiseren van woningen in monumentale gebouwen. Op zichzelf een ontwikkeling die aansluit op het POL en het daarin vastgelegde principe van duurzame verstedelijking. Toch kan het toevoegen van woningen op een markt die verzadigd is tot fricties leiden. Dit vraagt om een zorgvuldige regionale afweging waarbij rekening wordt gehouden met de schaal van de ontwikkeling, de lokale omstandigheden, de mogelijkheid om te compenseren e.d. Samenwerking Kwaliteit is niet alleen een zaak van de overheid. De vele organisaties die dagelijks voor het behoud van onze monumenten in de weer zijn, spelen hier een zeker zo belangrijke rol. Hieronder volgt een opsomming van de organisaties die door de provincie al dan niet direct worden ondersteund: - Stichting Monumentenwacht Limburg - Stichting Restauratieatelier Limburg - Huis voor de Kunsten Limburg - Steunpunt Archeologie en Monumentenzorg Limburg - Stichting Limburgse Kastelen - Boerderijenstichting Limburg - Bond Heemschut Limburg - Molenstichting Limburg - Monumentenkontakt Midden-Limburg - Stichting behoud Mijnhistorie - Stichting funerair erfgoed - Stichting Kruisen Kapellen - Stichting ondergrondse werken - Werkgroep industrieel erfgoed Limburg Een aantal van deze organisaties is - mede daartoe aangezet vanuit de Accentennotitie ‘Bloeiend Limburg’ - bezig om de samenwerking te versterken. Onder de naam Erfgoedplatform Limburg wil men met de provincie meedenken over beleid en meewerken aan het behalen van gezamenlijke doelen. De samenwerking kan leiden tot een efficiëntere aanpak waar ook de provincie van kan profiteren. Deze ontwikkeling zal worden meegenomen in het transitieproces dat eveneens in de Accentennotitie is aangekondigd en dat van de door de provincie ondersteunde organisaties vraagt om tot meer en betere resultaten te komen. Dit transitieproces zal verder worden uitgewerkt in de nota over (immaterieel) erfgoed.
31
Kwaliteit en deskundigheid Het restaureren van monumenten vereist deskundigheid. We kunnen terugvallen op de eigen deskundigheid en die van de Monumentenwacht, de Stichting Restauratieatelier Limburg (SRAL), het Steunpunt Archeologie en Monumenten (SAM) en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Gemeenten hebben voor de uitvoering van de wet ook deskundigheid nodig. Dit is een belangrijk thema in de bijeenkomsten die we periodiek organiseren en waarin deskundigheidsbevordering en beleidsuitwisseling centraal staan (Beleidsplatform erfgoed Limburg) en waarvoor een website is ingericht. Wat het vakmanschap en de deskundigheid bij bedrijven betreft, is in 2010 op nationaal niveau de Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg opgericht waarin overheden en bedrijfsleven participeren. Deze stichting certificeert bedrijven die aan een bepaalde kwaliteitsnorm voldoen. Gebleken is dat het verkrijgen van een dergelijk certificaat met name voor kleinere bedrijven vanwege de daarmee gepaard gaande kosten en administratieve lasten niet interessant is. Met andere woorden de drempel ligt te hoog. Door provincies zoals Gelderland, Drenthe, Groningen, Friesland e.a. is daarom aan een laagdrempeligere aanpak gewerkt. Daarmee worden in deze provincies goede resultaten geboekt. We willen onderzoeken of deze aanpak ook voor Limburg een meerwaarde heeft. e ERM is opgericht o
Zelf kunnen we bijdragen aan een verbetering van de kwaliteit door bij subsidies kwaliteitseisen te stellen en erop toe te zien dat deze worden nageleefd. Daarbij kan aansluiting worden gezocht bij de kwaliteitseisen van het rijk. In het monumentale complex van abdij Rolduc is met steun van de provincie het Leerwerkbedrijf Abdij Rolduc opgericht. Mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt en jongeren in opleiding krijgen zo de mogelijkheid om zich in een monumentale omgeving te bekwamen in het restauratievlak. Samen met opleidingsbedrijven in de bouw- en restauratiebranche zullen wij ons inzetten om ook elders in de provincie in relatie tot de Sociale Agenda leerwerkplekken te creëren. Het vergroten van het publieksbereik Erfgoed en zeker het monumentale erfgoed geeft een omgeving extra cachet. Het is niet alleen maar mooi maar het wekt ook nieuwsgierigheid op. Hoe zag die ruine er vroeger uit? Wie hebben hier gewoond, gewerkt, vergaderd? We willen zoveel mogelijk op die behoefte inspelen en met ons erfgoed een zo groot mogelijk publiek bereiken. Of het nu de inwoners zelf zijn of de mensen die onze provincie bezoeken.
In Venlo is op het voormalig kazerne terrein een gedeelte van een Spaans fort opgegraven. Dit fort vormt een inspirerend onderdeel in de ontwikkeling van dit gebied.
32
Inzet subsidievoorwaarden Bij de subsidieverlening zal door middel van de subsidievoorwaarden aan het vergroten van het publieksbereik worden bijgedragen. Rekening houdend met de functie van een monument willen we via de subsidievoorwaarden het publiek de mogelijkheid geven om een monument te bezichtigen. Erfgfoedloket Tijdens de bijeenkomsten “met het veld” is de provincie gevraagd om meer hulp te bieden bij vragen die organisaties, vrijwilligers, eigenaren e.a. in deze provincie hebben. Het gaat om vragen van uiteenlopende aard: inhoudelijke vragen, procesvragen, vragen over regelgeving, etc. De term erfgoedloket is daarbij gevallen. We zullen nagaan of een dergelijk loket waarin archeologie, monumenten en immaterieel erfgoed worden samengebracht, een geschikt middel is om aan het toenemende interesse van de samenleving voor erfgoed tegemoet te komen. Hierbij zullen we de eerder genoemde monumentorganisaties betrekken. In de nota over (immaterieel) erfgoed zal dit idee verder worden uitgewerkt. Digitalisering We stellen vast dat de inzet van digitale middelen beter kan. De digitale ontsluiting van onze monumenten heeft onvoldoende structuur. Er is een veelheid aan websites die geen samenhang laten zien. Wij zien het als onze taak om die structuur aan te brengen. Dit zal verder worden uitgewerkt in de nota over (immaterieel) erfgoed. Jaar van … We vestigen jaarlijks de aandacht op bijzondere monumenten of monumentcategorieën. 2016 wordt het Jaar van de Molens. Voor 2017, 2018 en 2019 denken we aan respectievelijk het Jaar van de Kruisen en Kapellen, het Jaar van het Industrieel Erfgoed en het Jaar van het Limburgs Monument. We vragen aan het Erfgoedplatform Limburg om dit samen met ons uit te werken en hiervoor programma’s op te stellen. Open Monumentendag Ieder jaar wordt de Open Monumentendag gevierd. Dit evenement trekt in Limburg duizenden bezoekers. De organisatie heeft ons gevraagd om in de organisatiekosten bij te dragen. Concreet is ons (en ook de andere provincies) om een bijdrage van € 15.000,00 per jaar gevraagd. Gelet op het belang van deze dag voor monumenten en de populariteit die het evenement ook in onze provincie geniet, zullen we aan dit verzoek gevolg geven. Nieuwe monumenten Een gebouw kan om meerdere redenen de status van monument hebben. Het gaat dan altijd om een ouder gebouw. Nieuwe gebouwen hebben die status (nog) niet. Toch kan ook een nieuw gebouw of de aanpassing aan een bestaand gebouw (transformatiearchitectuur) van zodanige bijzondere kwaliteit zijn dat het een bijzondere status verdient. Om dat te onderstrepen, zullen we 4-jaarlijks een prijs uitloven voor het beste nieuwe monument. Een in die periode gereed gekomen gebouw of bouwdeel dat zich qua schoonheid, functionaliteit en inpassing in de omgeving duidelijk onderscheidt van andere gebouwen. Met de prijs vestigen we niet alleen de aandacht op dat nieuwe gebouw maar ook op alle andere prachtige gebouwen die onze provincie sieren.
33
Hoofdstuk 8
Financiële ondersteuning door de provincie
Het beschermd dorpsgezicht kloosterdorp Steyl in Tegelen heeft een grote opgave in de herbestemming van gebouwen. Zo wordt de voormalige drukkerij herbestemd tot educatief centrum met oriëntatie op niet-westerse culturen.
We gaan onze inspanningen voor de hiervoor beschreven grote monumenten continueren. Met name voor deze monumenten is sprake van een zodanig grote maatschappelijke opgave dat steun van de overheid (ook in financiële zin) noodzakelijk is. We gebruiken daarvoor niet alleen het subsidieinstrument maar bieden ook een leningsfaciliteit aan. Voor de hieronder genoemde bedragen die we willen inzetten, geldt - net zoals voor de andere in deze nota genoemde bedragen - dat ze door ons kunnen worden gewijzigd als de uitvoering van het beleid hierom vraagt. Programmatische aanpak Voor één categorie van monumenten kiezen we voor een programmatische aanpak, namelijk de kerken. Het is met name dit religieuze erfgoed, waarmee Limburg zich onderscheidt. Kerken zijn opvallende oriëntatiepunten in het Limburgse landschap. De skyline van een stad wordt in veel gevallen door kerktorens gedomineerd en dikwijls staat een kerk letterlijk in het midden van een dorp of wijk. Kerken zijn vaak ook architectonisch en cultuurhistorisch waardevolle gebouwen. Zij dragen bij aan de aantrekkelijkheid van Limburg. Het zijn tevens gebouwen, waarmee veel mensen een hechte band hebben. Mensen beschouwen het gebouw als een gemeenschappelijke eigendom. De kerken zijn dan ook in hoge mate bepalend voor onze provincie. Zij dragen in belangrijke mate bij aan de identiteit van Limburg. Dat betekent dat we bij kerken met meer dan alleen de monumentale waarde rekening houden. We zullen met het bisdom Roermond alsook met andere kerkgenootschappen in Limburg afspraken maken over de inzet van middelen, de doelen en te bereiken resultaten m.b.t. de restauratie van monumentale kerken, eventueel in combinatie met een her- of nevenbestemming. Dit biedt dan inzicht in de aanpak van de kerkrestauraties in Limburg voor de periode van 2016 tot en met 2019. Hiervoor reserveren we een bedrag van € 5,2 mln. De verwachting is dat de ontkerkelijking doorzet en dat het proces van kerksluitingen zich ook de komende jaren in versterkte mate zal voortzetten. Dat zal in Limburg monumentale maar zeker ook
34
niet-monumentale kerken treffen. Met het bisdom Roermond en andere betrokken partijen zullen we verkennen, waar zich deze problematiek voordoet om de dreigende leegstand beheersbaar te maken door het over de tijd uit te spreiden en door duidelijkheid te geven over de voorgestane aanpak. Vanuit het provinciale beleid op het gebied van het erfgoed, de leefbaarheid en de stedelijke ontwikkeling zullen we daarbij initiatieven vanuit de samenleving, die op een passende her- of nevenbestemming van een kerkgebouw betrekking hebben en die op breed maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak kunnen rekenen, financieel ondersteunen. In het bijzonder gaat daarbij onze aandacht uit naar beeldbepalende kerken in dorpen of kleine kernen, waar het kerkgebouw dikwijls nog de enige openbare gemeenschapsvoorziening is. Als voorbeeld moge dienen de herbestemming van de kerk van de Vredepeel, gemeente Venray, tot multifunctionele accommodatie. Vanuit het monumentenbeleid wordt hiervoor € 0,8 mln. gereserveerd. Subsidieregeling Het subsidie-instrument zetten we in om eigenaren in de restauratiekosten tegemoet te komen. Restauratiekosten zijn de kosten die moeten worden gemaakt om een monument terug te brengen in een goede staat van onderhoud. Het rijk heeft hiervoor richtlijnen opgesteld (Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten 2013). Wij zijn voornemens om voor het bepalen van de subsidiabele kosten deze richtlijnen te volgen. Met de nieuwe subsidieregeling willen we niet alleen de restauratie van monumenten ondersteunen maar ook een duurzame bestemming veilig stellen. Er zal dus geen restauratiesubsidie worden gegeven als er sprake is van (dreigende) leegstand. Verder willen we met de regeling andere maatschappelijke ontwikkelingen bevorderen. Zo zal er aandacht zijn voor de inzet van vrijwilligers, het aspect duurzaamheid zal er een plaats krijgen en de kwaliteit van de restauratie moet worden geborgd. Waar mogelijk willen we met de regeling het leggen van verbindingen met andere beleidsvelden zoals natuur, landschap, toerisme, duurzaamheid en leefbaarheid ondersteunen. Voor de subsidie wordt gebruik gemaakt van rijksmiddelen en we zetten provinciale middelen in. Ook de gemeente heeft een verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de omgeving en ook van haar verwachten wij een bijdrage. Vaak gaat een restauratie gepaard met een herbestemming. Herbestemmingskosten zijn niet in de subsidieregeling begrepen. Hiervoor wordt een andere voorziening (een leningsmogelijkheid) in het leven geroepen. Zoals in voorgaande jaren beperken we ons niet tot alleen rijksmonumenten maar ondersteunen we ook gemeentelijke monumenten. Gemeentelijke monumenten dragen immers bij aan de kwaliteit van de omgeving en het unieke karakter van Limburg. De overheidslaag die daarvoor in eerste instantie de verantwoordelijkheid draagt zijn de gemeenten zelf. Ook hier verwachten wij van gemeenten dat zij bereid zijn om aan de kosten van een restauratie bij te dragen. De subsidiëring zal gebeuren op basis van een nog door ons college vast te stellen tenderregeling. Een tenderregeling heeft als voordeel dat verschillende aanvragen naast elkaar kunnen worden gelegd en met elkaar kunnen worden vergeleken. Er kan dan op de meest gewenste ontwikkeling worden gestuurd. Voor de coalitieperiode willen we voor de uitvoering van deze regeling een bedrag van € 13 miljoen vrijmaken. Dit bedrag zal in meerdere tranches worden ingezet. Revolverend en renderend fonds Het tegengaan van leegstand en dus het faciliteren van een herbestemming is belangrijk want alleen een goed functionerend gebouw kan met een gerust hart de toekomst tegemoet zien. De afgelopen jaren hebben we een groot aantal projecten ondersteund waarin met name de herbestemming centraal stond. Deze steun was nodig om de hoge lasten van de herbestemming te kunnen opvangen.
35
Ook nu zijn er nog steeds objecten die om een herbestemming vragen en waarvoor de financiering een knelpunt is. Als voorbeeld noemen we de kerk Vrieheide in Heerlen of de dakpannenfabriek in Echt. We zetten de steun aan dit soort ontwikkelingen voort waarbij we onderscheid maken tussen herbestemmingskosten en restauratiekosten. Een van de redenen om restauratie- en herbestemmingskosten niet gelijk te schakelen, is het met het rijk gesloten convenant. De door het rijk aan de provincie gevraagde matching van rijksmiddelen ziet uitsluitend op subsidie in de restauratiekosten en niet op herbestemmingskosten. Een ander verschil met herbestemmingskosten is dat restauratiekosten sober en doelmatig moeten worden gehouden en beperkt zijn tot de kosten die noodzakelijk zijn voor het behoud van het gebouw. Hiervoor kan de leidraad van het rijk worden gebruikt. Bij een herbestemming gaat het vaak om bouwkosten die voor de functie en exploitatie van het gebouw nodig zijn maar het behoud van het monument verder niet dienen. Voor dit soort kosten achten wij een lening het meest geschikte instrument. Verder moeten we er rekening mee houden dat bij herbestemmingskosten anders dan bij restauratiekosten eerder sprake zal zijn van staatssteun. Tenslotte is natuurlijk een niet onbelangrijk voordeel dat bij een lening de middelen terugvloeien in de provinciekas. Het is moeilijk om vooraf te ramen hoe groot de omvang van het hiervoor vrij te maken budget moet zijn. Vooralsnog gaan we uit van een budget van € 5 miljoen. Waar mogelijk leggen we een koppeling met andere door de provincie in het leven geroepen leningsfaciliteiten – zoals het Energiefonds en het Transitiefonds Limburgse Woningmarkt. Samen met de treasury zullen we de intentie om te komen tot een fonds of andere vorm van financiering nader uitwerken en dit vervolgens ter finale besluitvorming aan Provinciale Staten voorleggen. Aangezien het om revolverende middelen gaat, stellen we voor het fonds te voeden vanuit de immunisatiereserve. We gaan de Stichting Nationaal Restauratiefonds vragen om het fonds uit te voeren. Zij heeft ruime ervaring met het verstrekken van leningen voor monumenten en heeft een organisatie die hierop is ingericht. De uitvoeringskosten van het fonds zullen ten laste van het monumenten-budget worden gebracht. Voor de goede orde, het is de bedoeling dat voor een en hetzelfde project zowel een lening als een subsidie kan worden gegeven. Een combinatie van beide instrumenten bij een project is dus mogelijk. Om een project niet uitsluitend van provinciale middelen te laten afhangen, is het voorstel het totaal van lening en subsidie te maximeren tot 75% van de projectkosten.
De baseliek in Meerssen is een fraai voorbeeld van Maasgothiek en één van de plekken in het internationale project onthaasten. De kerk bevat glas-in-loodramen van de Roermondse glazenier Charles Nicolas en de gebrandschilderde ramen van Charles Eyck.
36
Interreg In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op een aantal Interreg-projecten waar wij als provincie aan hebben meegewerkt. We zullen deze lijn bestendigen en daar waar de mogelijkheid bestaat om de samenwerking over de grens te bevorderen, zullen we hieraan steun geven. Hiervoor is een bedrag van € 500.000,00 beschikbaar. Incidentele activiteiten We realiseren ons dat niet alle ontwikkelingen op een subsidieregeling of leningsfaciliteit zullen aansluiten. Soms zal er sprake zijn van zodanige urgentie dat meteen moet worden gehandeld en een beoordeling in het kader van een tender niet kan worden afgewacht. Soms zal er meer maatwerk of flexibiliteit worden gevraagd dan de regeling biedt. In bepaalde gevallen zal het noodzakelijk zijn om financiële steun te geven voor een activiteit waarin de regeling niet voorziet. In dit soort situaties willen we de helpende hand kunnen bieden. We hebben hiervoor een bedrag van € 3 miljoen gereserveerd. Monulisa De kerken hebben in ons beleid een voorkeurspositie in die zin dat zij naast een restauratie-subsidie als enige monumentcategorie ook een onderhoudssubsidie kunnen krijgen (Monulisa). Wij zullen deze lijn bestendigen. De Monulisa-regeling is feitelijk een aanvulling op de rijkssubsidie voor de instandhouding van monumenten (BRIM). De regeling bestaat al meerdere jaren en werd in het leven geroepen omdat eigenaren aangaven de BRIM-subsidie onvoldoende te vinden. In 2012 is besloten deze regeling alleen nog voor kerken te laten gelden. De reden hiervoor was dat de provincie zich ging concentreren op restauratiekosten en niet langer op instandhoudings- cq. onderhoudskosten. Voor kerken werd een uitzondering gemaakt vanwege hun bijzondere problematiek. Als gevolg van dalend kerkbezoek namen en nemen de inkomsten van de kerkbesturen af en er zijn geen of onvoldoende mogelijkheden om dit te compenseren.
Het argument van teruglopende inkomsten en onvoldoende verdienmogelijkheden is nog steeds valide. Ondertussen hebben we wel moeten vaststellen dat dit zich niet alleen tot kerken beperkt. Ook voor molens gaat dit argument op. In veel gevallen worden molens beheerd en onderhouden door vrijwilligers en worden zij niet commercieel geëxploiteerd. Vandaar dat we de Monulisa-regeling voor molens in de nieuwe regeling van toepassing willen verklaren. Dit past ook goed in de bijzondere status die molens in 2016 (het Jaar van de Molens) hebben. Het door ons voor de Monulisa-regeling in te zetten budget bedraagt € 2,4 miljoen. Voor volgende jaren zullen we nagaan of ook andere monumentcategorieën met een vergelijkbare problematiek (zoals ruïnes) onder de werking van Monulisa kunnen worden gebracht. Erfgoed en de gemeente Een keuze voor de grote monumentcategorieën betekent niet dat we voor het karakteristiek Limburgs erfgoed dat vaak in kleine objecten zoals kruisen, kapellen, typische bakhuisjes e.d. zijn weerslag vindt, geen aandacht hebben. Ook dit erfgoed verdient bescherming. Maar omdat het om zaken gaat die kleinschalig van aard zijn en zich op het lokale vlak afspelen, achten wij dit meer een verantwoordelijkheid van gemeenten. Als provincie hebben we daar niet direct een rol. Als je tenminste deze ontwikkelingen als geheel losstaand van elkaar wil zien. Natuurlijk is er een samenhang in die zin dat de inzet van vrijwilligers, het behoud van ons erfgoed, het bijeenbrengen van de verhalen, het wekken van interesse bij de jeugd bij elkaar genomen wel een provinciaal belang betreft. Om die reden gaan we gemeenten stimuleren om voor het meer kleinschalige en landschappelijk georiënteerde erfgoed beleid te ontwikkelen en uit te voeren waarbij de hiervoor genoemde doelen centraal staan.
37
We zullen hiervoor voor de komende 4 jaar een bedrag van € 1 miljoen reserveren. Iedere gemeente kan hier een beroep op doen en het bedrag zal worden toegekend naar rato van het aantal inwoners. De provinciale bijdrage zal nooit hoger kunnen zijn dan 25% van de door de gemeente beschikbaar gestelde middelen.
Wegkruisen en kleine kapellen zijn klein religieus erfgoed dat het buitengebied in heel Limburg karakteriseert
Platteland in ontwikkeling In het programma Platteland in ontwikkeling (PIO) wordt de synergie gezocht met andere beleidsvelden om gezamenlijk natuur- en landschapsdoelen te realiseren. Als het om het platteland gaat is cultuurhistorie een factor van betekenis. De inrichting van het gebied, het grondgebruik, de aard van de bebouwing zijn een gevolg van de keuzes die onze voorouders hebben gemaakt. Cultuurhistorische waarden worden dan ook in één adem genoemd met de landschappelijke kernkwaliteiten. Om de aansluiting met cultuurhistorie een juiste plaats te geven en verbindingen mogelijk te maken stellen we een bedrag van € 3 miljoen beschikbaar. Dit bedrag zal worden gebruikt om waar mogelijk ontwikkelingen op het gebied van landschap, natuur, water en monumenten aan elkaar te koppelen. Voorbeelden zijn natuur- en landschapsontwikkeling bij historische buitenplaatsen, het functioneren van watermolens in relatie tot natuur- en waterdoelen en – zoals eerder genoemd – het oprichten van moderne stallen bij monumentale hoeves. Fondsen Een aantal fondsen levert op ad hoc basis steun aan monumenten, zoals het Prins Bernhard Cultuurfonds, Stichting Elisabeth Strouven (Maastricht e.o.) , Bouwcultuurfonds Zuid-Nederland, Stichting Bonhomme Tielens (interieurs). Er is op ad hoc-basis soms overleg met deze fondsen maar verder opereren deze geheel buiten de provincie om. We zullen de mogelijkheid om intensiever met deze en andere fondsen samen te werken, onderzoeken.
38
Hoofdstuk 9
Activiteitenoverzicht
Activiteit
Resultaat
Tijdpad
Onderzoek religieus roerend erfgoed
Actueel beeld van de meest belangrijke religieuze kunstvoorwerpen Standpunt provincie inzake provinciale rol vastgesteld Verbinding is gelegd tussen landschap, natuur, water en monumenten Voor een aantal monumenten is aangesloten op IBAParkstad Vergroting publieksbereik Bevorderen van een wenselijk geachte (gebieds)ontwikkeling Knelpunten BRIM verholpen Borgen van cultuurhistorische waarden (landschap en monumenten) Actuele Cultuurhistorische Waardenkaart
2016, 2017, 2018
Certificering bedrijven is ingevoerd Activiteiten die bijdragen aan het behoud van en het vergroten van het publieksbereik bij molens Open Monumentendag voor Limburg behouden Prijs is uitgereikt
2016, 2017
Meerjarige afspraken zijn gemaakt Restauratieopgave grote monumenten is afgenomen
2016
(dreigende) leegstand monumenten is afgenomen Erfgoedlocaties zijn beter ingericht voor bezinningstoerisme
2016 e.v.
Bepalen provinciale rol in behoud kasteelinterieurs Aansluiting PIO
Aansluiting IBA-Parkstad
Verbinding archeologie Inzet adviesrecht
Overleg RCE inzake BRIM Inzet POLinstrumentarium
Actualisatie Cultuurhistorische Waardenkaart Onderzoek certificering bedrijven Invulling geven aan Jaar van de Molens
Ondersteuning Open Monumentendag Organiseren prijs beste nieuwe monument Ontwikkelen meerjarenaanpak kerken Ontwikkelen en uitvoeren tenderregeling monumenten Ontwikkelen en uitvoeren revolverend fonds Vervolg project ‘Onthaasten’
2016 2016 e.v.
2016 e.v.
2016 e.v. 2016 e.v.
2016 2016 e.v.
2016
2016
2016 e.v. 2018
2016 e.v.
2016, 2017, 2018
39
Uitvoeren Monulisaregeling Ondersteunen gemeentelijk erfgoedbeleid Onderzoeken afstemming fondsen
Kerken en molens verkeren in een betere staat van onderhoud Borgen cultuurhistorische waarden, vergroten publieksbereik Waar mogelijk is afstemming bereikt
2016 e.v.
2016 e.v.
2016, 2017
40