Jet Isarin*
Misdaad als straf, straf als misdaad Abolilionisme en sexueel geweld
De internationale conferentie over het afschaffen van de gevangenis: in een sfeertje van liefdadigheid, wereldvreemdheid en burgerlijkheid gingen goed en kwaad in de sorteermachine. De gevangenis is het nieuwe kwaad, 'verkrachting zonder al te veel geweld' behoort bij het middelmatige kwaad als inbraak, fraude en oplichting, aldus de abolitionist Bianchi. Jet Isarin woonde in juni deze conferentie, die aan de VU in Amsterdam werd gehouden, bij. Zij inventariseert hier niet alleen de argumenten van de abolitionisten tegen de gevangenis en tegen het strafrechtstelsel, maar ook de argumenten voor en tegen het gebruik van straffen bij het optreden tegen sexueel geweld. Is justitie een onbetrouwbare, maar onontbeerlijke beschermheer van vrouwen? Heeft strafbaarstelling van sexueel geweld een symbolische betekenis? Isarin geeft geen objectief verslag van het congres, maar discussieert mee, in het bijzonder over haar stokpaarden: enerzijds justitie en sexueel geweld, anderzijds de inschakeling van de psychiatrie in het juridisch proces. Het strafrecht kan de problematiek van het sexuele geweld niet aan, de psychiatrie wordt te hulp geroepen. De dader en laatstelijk ook het slachtoffer worden gepsychiatriseerd, waarbij feministische advocates in de greep van hun strijd tegen de ene vijand een andere tegenstander te hulp roepen in de hoop een onbetrouwbare bondgenoot te overtuigen van de ernst van sexueel geweld. The ballad of Reading Gaol But this I know, that every Law That men hath made for Man Since first Man took his brother's life, And the sad world began, But straws the wheat and saves the chaff With a most evil fan. This too I know — and wise it were If each could know the same — That every prison that men build Is built with bricks of shame, And bound with bars lest Christ should see How men their brothers maim. The vilest deeds like poison weeds, Bloom well in prison-air; It is only what is good in Man That wastes and withers there: Pale anguish keeps the heavy gate, And the Warder is Despair. For they starve the little frightened child TUI it weeps both night and day: And the scourge the weak, and flog the fooi, And gibe the old and grey, And some grow mad, and all grow bad, And none a word may say. Each narrow cell in which we dweil Is a foul and dark latrine, And the fetid breath of living Death 1(1984/5)8
Chokes up each grated screen, And all, but Lust, is turned to dust In Humanity's machine. And never a human voice comes near To speak a gentle word: And the eye that watches through the door is pitiless and hard: And by all forgot, we rot and rot, With soul and body marred. Oscar Wilde Van 24 tot en met 27 juni bezocht ik aan de Vrije Universiteit van Amsterdam een 'International Conference on Prison Abolition'. Een congres georganiseerd door — een discipel alias student-assistent van — professor Bianchi, criminoloog en abolitionist. Een congres over het afschaffen (abolition) van gevangenissen en het terugdringen van strafrechtelijk ingrijpen. Drie dagen lang werd er gepraat over de gevangenis en het strafrecht, over de hindernissen op de weg naar abolitionisme en over mogelijke alternatieven. De aanwezige abolitionisten konden hun kritiek op het betonnen eindpunt van het strafrecht niet beter formuleren dan Oscar Wilde dat in 1897 deed na een verblijf van twee jaar in de gevan-
Jet Isarin is schrijfster van het boek Eigenwaan, psychiatrie als paradox, SUA 1984. Zij is redactrice van AHA, Tijdschrift over alledaagse waanzin. 349
genis van Reading. Terwijl de dichter Wilde ons in de Ballad of Reading Gaol de smerigste hoekjes van het gevang laat zien, toont de prozaschrijver Wilde ons in zijn 'brief' De Profundis de rechtszaak en de omstandigheden die leidden tot zijn gevangenisstraf. Twee onderscheiden kunstvormen, voor twee onderscheiden systemen. Voor de meeste abolitionisten bleek het veel moeilijker om 'de' gevangenis en 'het' strafrecht effectief van elkaar te onderscheiden; 'prison abolition' betekende op het congres zowel afschaffing van de gevangenis, als afschaffing van het strafrecht. Slechts een aantal van de onderwerpen die tijdens het congres aan de orde kwamen, is wat mij betreft de moeite van het bespreken waard; het artikel dat voor u ligt is geen objectief verslag van het gehele congres. Een mens is tenslotte beperkt en heeft zo haar eigen stokpaardjes. Achtereenvolgens schets ik in dit artikel kort en globaal de kritiek van abolitionisten op de gevangenis en het strafrecht, beschrijf ik de discussie over sexueel geweld en strafrecht zoals die in een aantal workshops werd gevoerd en filosofeer ik over abolitionisme en het kwaad, iets waarop — tot mijn stomme verbazing — een kritische bezinning volledig ontbrak. In een vervolgartikel (zie het volgende nummer van AHA) zal ik ingaan op de ambivalente houding van abolitionisten jegens de — forensische — psychiatrie en op enkele alternatieven voor de gevangenis en het strafrecht, voor zover genoemd tijdens het congres. Grof gezegd is de kritiek van abolitionisten op het westerse strafrechtsysteem — met de gevangenis als sanctie bij uitstek — tweeledig. Ten eerste stellen abolitionisten dat de gevangenis een mensonterend instituut is, een instituut dat mensen hun vrijheid, verantwoordelijkheid en mogelijkheden tot rehabilitatie ontneemt: 'by all forgot', they 'rot and rot'. Het strafrecht degradeert de misdadiger en maakt hem** een object van vervolging, een individuele zondebok die zich moet verdedigen tegen 'de' samenleving, een samenleving die spreekt bij monde van de openbare aanklager. Een samenleving die een klassenmaatschappij is en dus de 'sociaal zwakken' berecht en veroordeelt voor crimineel gedrag dat in het groot niet langer strafbaar is. Diefstal is erger dan miljardenfraude, moord erger dan oorlog voeren, het beramen van een aanslag erger dan voorbereidingen treffen voor vernietiging van de mensheid. De armen worden gecriminaliseerd in het belang van de rijken. In half-juridisch, half-psychiatrisch jargon wordt niet de dader berecht, maar de schaduwen achter zijn daad. Via het geweldsdelict wordt agressie veroordeeld en bestraft, via verkrachting wordt perversie gepsychiatriseerd en de zedelijkheid beschermd, via de daad worden de veronderstelde drijfveren van de dader blootgelegd, zijn ziel ontleed, het gevaar voor samenleving en rechtsorde benadrukt, zijn sociale omgeving of 'geestesziekte' verantwoordelijk gesteld en de individuele dader bestraft om hem aldus te genezen of op te voeden. Berechting van individuele daders leidt de aandacht af van sociale 350
ongelijkheid en schept de illusie van een gemeenschappelijke rechtsorde, een gemeenschappelijke moraal en een gemeenschappelijke definitie van criminaliteit. Ten tweede stellen abolitionisten dat (gevangenis-)straf niet helpt. 'It is only what is good in Man that wastes and withers there', 'and some grow mad, and all grow bad', 'and all but Lust is turned to dust'. In woorden van Bianchi betekent het dat straf zowel individueel als collectief een averechtse uitwerking heeft. Er ontstaat een klasse van uitgestotenen, van verbitterde en verharde mensen die — na hun vrijlating — redenen en vaardigheden in overvloed hebben om zich opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. Meer dan 75 procent van de veroordeelden recidiveert, aldus Bianchi. Een treurige stand van zaken. Voor de meeste abolitionisten echter geen reden tot wanhopen; zij gaan ervan uit dat de mens van nature goed is en dus in principe in staat de eigen conflicten en ruzies op te lossen zonder strafrechtelijk ingrijpen. Schuld en misdadigheid zijn zo verweven met een sociaal-cultureel systeem, dat het onrechtvaardig is om slechts één individu verantwoordelijk te stellen voor een daad alsof deze in een sociaal vacuüm zou hebben plaatsgevonden. De strafresponse moet wat de abolitionisten betreft worden vervangen door een beroep op verantwoordelijkheid, door een streven naar verzoening en herstel van berokkende schade; dit dient de samenleving en is een les in menselijkheid. Gevangenis en strafrecht onmenselijk en ineffectief. Een treurige stand van zaken. Voor mij geen reden tot hopen; de mens is de mens een wolf, het geldt evenzeer voor de misdadiger als voor zijn strafrechtelijke vervolgers. Geweld van de misdadiger leidt tot geweld van de staat, leidt — na het intermezzo achter tralies — vaak tot geweld van de ex-gevangene. Vergelding moet vergolden worden, straf bestraft. Als kind van vadertje staat heeft het strafrecht het monopolie op het definiëren en interpreteren van crimineel gedrag. Onafhankelijk van het directe slachtoffer van de daad wordt een uitspraak gedaan over de ernst van het delict en de straf die er op moet volgen. Die straf speelt zich af ver buiten het gezichtsveld van rechter en openbare aanklager: tussen vier muren van schaamte. Misdaad en straf: een trein van geweld die niet te stoppen lijkt, begin- en eindpunt mijlen van elkaar verwijderd. Het beginpunt voorgoed voorbij, het eindpunt nog lang niet in zicht. Voor het strafrecht is de misdaad het aangrijpingspunt, de straf het tijdelijke eindpunt. Daarmee is het strafrecht per definitie te laat, het kwaad al geschied. Zowel voor de dader als voor zijn slachtoffer is het leven na de misdaad onomkeerbaar anders dan er voor. Verzoening?
Overal waar 'hij' staat, moet 'hij' gelezen worden en niet 'hij/zij'; als dat zo was, dan zou dat er staan. Vrouwen nemen — ook in het strafrecht en de gevangenis — een andere positie in dan mannen, de bespreking van vrouwelijke criminaliteit vereist dus vooralsnog een andere invalshoek. NEMESIS
De mens is de mens een wolf, is het slachtoffer misschien een heilige dan? Abolitionisme en sexueel geweld 'We demand to be protected against all eventualities, (...) We do not recognize that all protection is oppression'. Marilyn French, Beyondpower on women, men and morals, 1985. Bianchi onderscheidt vier soorten conflict.1 De eerste drie soorten zijn hiërarchisch geordend en voor elk ervan geldt dat het 'conflict' tussen dader en slachtoffer 'gereguleerd' moet worden (n en dóór de gemeenschap. Afhankelijk van de zwaarte van het delict kan daarbij de hulp worden ingeroepen van juridische adviseurs of maatschappelijk werkers. Als de emoties zeer hoog oplopen en de dader gevaar loopt, zoals met name het geval zal zijn na zware delicten, dan moet de dader het recht krijgen op 'asiel' totdat de onderhandelingen met zijn slachtoffer en de gemeenschap beginnen. Bianchi begint met de lichte vormen van onrecht (diefstal, belediging, ruzie) en eindigt met de zware delicten (moord, doodslag, 'moorddadige' verkrachting, ernstig geweld, vergiftiging). Tussen deze twee extremen localiseert hij een middencategorie, de 'medium cases of injury'. En hier wordt zijn indeling interessant: het gaat namelijk om inbraak, niet te ernstig geweld, fraude, oplichting, vechtpartijtjes en verkrachting zonder al te veel geweld. Kennelijk beschouwt onze vooruitstrevende hoogleraar verkrachting als een zedendelict, waarbij sprake van geweld kan, maar niet hóeft te zijn. Kennelijk stelt onze criminoloog inbraak in een huis op één lijn met inbraak in een vrouwenlichaam. Kennelijk heeft Nederlands meest vooraanstaande abolitionist nog nooit nagedacht over sexueel geweld. Hij is niet de enige, helaas. Vele abolitionisten met hem zijn niet in staat of bereid zich te verdiepen in de ernst van geweld tegen vrouwen en in de dilemma's waarvoor juist deze vorm van geweld hen stelt.2 Dat is niet echt verbazingwekkend. Abolitionist zijn èn (sexueel) geweld tegen vrouwen serieus nemen lijkt een contradictio in terminis. Abolitionist zijn en stilstaan bij geweld in het algemeen lijkt al haast niet mogelijk; het woord 'geweldsdelict' komt in het vocabulaire van veel abolitionisten niet voor of wordt — in het gunstigste geval — vermeld in een letterlijke of figuurlijke voetnoot. Een voetnoot met de strekking dat het gaat om een klein aantal plegers van zware geweldsdelicten, 'the dangerous few': een klein aantal gevaarlijke mensen dat het bestaan van een gigantisch strafrechtsysteem niet rechtvaardigt en dat bovendien nog zou afnemen wanneer het gewelddadige systeem dat hen bestraft zou worden afgeschaft. Hoewel niet helemaal bevredigend, klinkt de argumentatie redelijk en je kunt je nu eenmaal niet tegen elk gevaar beschermen als je wilt voorkomen dat het middel erger wordt dan de kwaal. Maar nu (sexueel) geweld tegen vrouwen. Hier gaat het niet om een 'dangerous few', maar om een 'dangerous lot'. Terwijl in de beeldvorming rond crimina1(1984/5)8
liteit de aantallen, de ernst en de gevaarlijkheid sterk worden uitvergroot onder invloed van de media, is er in de beeldvorming rond geweld tegen vrouwen precies het omgekeerde aan de hand. Pas de laatste jaren komt een topje van de ijsberg van dergelijk geweld boven water. Zeker wat betreft sexueel geweld binnen huwelijk, relatie of kennissenkring staan we nog maar aan het begin van een lange rij beerputten. In delen van de wet en in nog grotere delen van het dagelijkse leven is de vrouw het — meer of minder expliciete — eigendom van haar man. Verhuld en openlijk geweld tegen vrouwen in de privé-sfeer is maatschappelijk nog redelijk geaccepteerd. Verkrachting binnen het huwelijk bestaat nog niet voor de wet, vrouwenmishandeling wordt vaak nog gezien als een echtelijke ruzie tussen twee partijen: waar twee kijven hebben twee schuld. Verkrachting, zo het al als zodanig erkend wordt, is een zedendelict, het gaat minder om de bescherming van vrouwen, dan om bescherming van de goede zeden en het burgerlijk fatsoen. Oppervlakkig gezien is er de laatste tijd een ontwikkeling gaande in de richting van justitiële afkeuring van geweld tegen vrouwen. De vraag rijst echter of oude belangen niet in zakken gaan die nieuw, maar slechts in naam feministisch of 'vrouwvriendelijk' zijn. Als een van de apparaten van de staat weerspiegelt het strafrecht de normen en waarden van de samenleving, zoals de samenleving op haar beurt de normen en waarden van het strafrecht reflecteert. Geweld is een maatschappelijk gegeven, het bedreigende en tegelijkertijd bindende element van een samenleving; bedreigend door het gevaar voor individu en rechtsorde, bindend door het wij-gevoel dat dankzij een gemeenschappelijke vijand ontstaat. Het strafrecht functioneert als scheidsrechter tussen deze twee tegenstrijdige aspecten. De scheidsrechter is niet neutraal, hij is een uiterst repressieve macho die uit is op het handhaven van de status quo. Niet de meest voor de hand liggende bondgenoot dus in de strijd tegen (sexueel) geweld tegen vrouwen, een strijd tegen onderdrukking, tegen sexisme en tegen de status quo. Toch wordt het strafrecht door delen van de vrouwenbeweging als een onbetrouwbare, maar onontbeerlijke bondgenoot in spé beschouwd. Bij gebrek aan een betere beschermheer moet de staat worden aangesproken op de plicht vrouwen te beschermen tegen geweld van mannen, of deze nu in het echtelijk bed liggen, of ergens in de bosjes zitten. Behalve dat er door de arrestatie en veroordeling van een mishandelaar of verkrachter — tijdelijk — een einde komt aan de uitgeoefende terreur, heeft een doeltreffend optreden van justitie ook de betekenis van officiële afkeuring van geweld tegen vrouwen. Toch zal interventie van het strafrecht nooit voldoende zijn om een einde te maken aan geweld tegen vrouwen; een actief opsporings- en vervolgingsbeleid van justitie tast de wortels van het kwaad niet aan, die liggen dieper dan de armen van justitie reiken kunnen. Daarover zijn voor- en tegenstanders van inschakeling van het strafrecht in de strijd tegen (sexueel) geweld tegen vrouwen het eens. Geweld tegen vrouwen is te zeer verbonden met een cultureel-maatschappe-
351
lijke context waarin vrouwen ondergeschikt zijn aan of zelfs eigendom zijn van mannen, om door één van de instituten uit die context effectief bestreden te kunnen worden. Binnen de vrouwenbeweging verschillen voor- en tegenstanders van het strafrecht hartgrondig van mening over de waarde die kan worden toegekend aan de 'symbolische functie' van dat strafrecht. Die symbolische, educatieve of ideologische functie houdt in dat strafrechtelijke definities van criminaliteit en strafrechtelijke afkeuring — uitgedrukt in de strafmaat — via de media bepalend zijn voor de maatschappelijke oordelen over wat mag en wat niet.
stelling dat het strafrecht neutraal is en zich uiteindelijk op morele gronden zal voegen naar de gerechtvaardigde eisen van de vrouwenbeweging. En dat, stellen de tegenstanders, is een illusie, een gevaarlijke illusie die voorbijgaat aan het belang dat de staat heeft bij de criminalisering van geweld tegen vrouwen en aan de uiteindelijke — voor vrouwen — negatieve gevolgen van toenemend strafrechtelijk ingrijpen. Toenemende criminalisering, uitbreiding van de bevoegdheden van justitie, een versterkte roep om 'law and order', uitbreiding van celcapaciteit en verlenging van de strafduur zijn ontwikkelingen die in volle gang zijn. De grenzen van het toelaatbare worden aan de aarzelende hand van een progressieve beweging centimeter voor Voorstanders van een kritisch gebruik van juridische centimeter verlegd in de richting van een uiterst remogelijkheden benadrukken de symbolische bete- pressief en hard strafklimaat. De aanrander met de hond en zijn slachtoffers zijn effectieve pionnen gekenis van de afkeuring die justitie uitspreekt, wanneer zij optreedt tegen sexueel geweld. Goed voor- bleken in het spel van justitie: meer cellen, nauwelijks verzet. Niet voor niets is de staat zeer geïntebeeld doet goed volgen en juridische afkeuring kan resseerd in feministische strijdpunten, de inzet is het begin zijn van een algemene veroordeling van geweld tegen vrouwen. Consequente strafrechte- meer controle op de privé-sfeer, de noemer is aanlijke en maatschappelijke afwijzing van mishande- dacht voor slachtoffers en bescherming van vrouling en verkrachting zal potentiële daders afschrik- wen. Justitieel optreden tegen vrouwenmishandeken en vrouwen steunen in hun verzet tegen de ling opent de deur naar meer en meer interventie positie van individueel slachtoffer. Erkenning van in de privé-sfeer. Dezelfde staat die zegt dat mijn de ernst van het geweld waaronder zij lijden van echtgenoot mij niet mag mishandelen of verkracheen gezaghebbend maatschappelijk apparaat als ten, verplicht mij ertoe door hem te worden onderjustitie, zal het voor vrouwen makkelijker maken houden na de scheiding. Dezelfde staat die mij bezichzelf serieus te nemen en hun kracht in plaats schermt tegen verkrachting door een kennis, drijft mij in een financiële afhankelijkheidsrelatie met die van hun zwakte uit te buiten. Doordat op dit moment de juridische symbolen en definities bijna volledig kennis, omdat er toevallig twee tandenborstels in samenvallen met de symbolen en definities van mis- de badkamer lagen. Dezelfde staat die mij behandelaars en verkrachters, wordt geweld tegen schermt tegen geweld van mannen, ziet het gezin vrouwen gelegitimeerd en zelfs gestimuleerd. Niet als hoeksteen van de samenleving en mij als huisafkeuren van geweld tegen vrouwen betekent het sloof en kinderopvoedster. Geweld tegen vrouwen, binnen en buiten het gezin, zal uiteindelijk wellicht goedkeuren, wie zwijgt stemt toe. Volgens de voorstanders kan het strafrecht tevens leiden tot staatsinterventie, echter niet omdat vroueen middel zijn om geweld tegen vrouwen in de wen gevaar lopen, maar omdat het gezin in gevaar is. Met enkele feministische motto's hoog in het openbaarheid te brengen; strafzaken worden door de schrijvende pers op de voet gevolgd, publiciteits- vaandel wordt het gezin nieuw leven ingeblazen, de gevoelige zaken kunnen het publiek mobiliseren en controle verscherpt en de sociale en economische de aanleiding vormen voor acties die ook de aan- afhankelijkheid van vrouwen vergroot. Geweld tedacht vestigen op de boven-individuele kanten van gen vrouwen blijft bestaan en uiteindelijk zullen de de zaak. Concrete gevallen spreken nu eenmaal armen van de staat zover reiken, dat vrouwen er meer tot de verbeelding dan abstracte discussies alleen nog aan kunnen ontsnappen door zich terug te trekken binnen de muren van hun onveilige gezin. over sexueel geweld in het algemeen. Naast een principiële, is de strijd tussen voor- en Tegenstanders van het strafrecht hechten weinig of tegenstanders van het strafrecht er één van prioriteigeen waarde aan de symbolische functie ervan. 'De ten. Tegenstanders zien vooral de negatieve effecsymbolen van het strafrecht zijn de onze niet', zij ten van een bondgenootschap op de lange termijn. zijn per definitie patriarchaal en onderdrukkend. Bo- Voorstanders daarentegen zien vooral de onmogevendien heeft een symbool nog nooit iemand tegen lijke en gevaarlijke situatie waarin veel vrouwen zich geweld beschermd. Symbolische afkeuring is een nu bevinden. Het zal een vrouw die dagelijks door lege dop, leidt niet tot het verdwijnen van geweld haar echtgenoot mishandeld wordt nauwelijks intetegen vrouwen, daarentegen wél tot het kanaliseren resseren of de symbolen van het strafrecht de hare van verzet tegen dat geweld. Van de straat naar de wel zijn. Het zal haar vrij koud laten of justitie via rechtszaal, van de eigen definities en symbolen naar zaken als de hare probeert een staatsvinger in de die van het strafrecht. Een bondgenootschap met gezinspap te krijgen. Zelfs de onzorgvuldige wijze justitie houdt de verplichting in voortaan te denken waarop zij behandeld wordt, zal nauwelijks afdoen en te handelen in termen van de staat, te strijden aan het feit dat iets beter is dan niets. binnen de marges die de schijnbare bondgenoot Voorlopig zal de strijd tussen voor- en tegenstanders stelt. Van concessie tot concessie. Inschakeling van van het strafrecht onbeslist blijven. Hebben niet het strafrecht gaat ten onrechte uit van de veronderbeide partijen volstrekt gelijk? 352
NEMESIS
Goed of kwaad, norm of afwijking Daar waar het inzicht ontbreekt maakt het niet uit of je martelt of lijdt men doodt de tijd Freek de Jonge De wereld wordt steeds groter en onoverzichtelijker. Dagelijks nemen we grote hoeveelheden informatie tot ons. We zien, horen en lezen berichten over oorlog, honger, geweld en onderdrukking. Ondanks dat leven we gewoon door. We zullen wel moeten. Hoe maken we van dat moeten een kunnen? Hoe maken we onszelf onkwetsbaar voor het kwaad dat ons omringt, hoe houden we het kwaad buiten de poorten van ons persoonlijk leven, van onze identiteit? Zonder ons ervan bewust te zijn, hanteren we de grove sorteermachine van goed en kwaad om de wereld in te delen en haar zo begrijpelijk en beheersbaar te maken. We stellen de schuldvraag, beantwoorden deze en we verschaffen ons aldus de orde, de rust en de zekerheid die we nodig hebben om te kunnen overleven. Het denken in termen van goed of kwaad fungeert als ordeningsprincipe, als oriëntatiemiddel in de chaotische wereld die ons omringt en waarvan we deel uitmaken. We leven temidden van de terreur van het 'of-of' en we raken in de war wanneer we merken dat een 'en-en' eigenlijk toepasselijker zou zijn. Verwarring kunnen we ons veelal niet permitteren. Goed en kwaad beschouwen we als de absolute, elkaar uitsluitende eigenschappen van staten, ideologieën en individuen. Zelf zijn wij altijd de verpersoonlijking van het absoluut goede, de dragers van eigenschappen die we eerst zelf als goed hebben gedefinieerd. Het goede is de norm, het dienen ervan stellen we gelijk aan het uitroeien van zijn negatieve tegenvoeter. Het kwaad localiseren we elders; buiten onze culturele, ideologische of persoonlijke grenzen. Het kwaad is de afwijking van de norm, een afwijking die moet worden verklaard en gecorrigeerd. In relatief vreedzame samenlevingen is de gevangenis hèt symbool van het gevaar dat de maatschappelijke orde bedreigt, symbool van de scheiding tussen goed en kwaad. Elke maatschappij heeft haar percentage misdadigers, haar percentage gevangenen nodig. Hoe zouden definities van het kwaad kunnen bestaan, zonder misdadigers die er de belichaming van vormen? Hoe zou goedheid gedefinieerd kunnen worden, zonder haar negatieve tegenpool? Tussen muren van schaamte zitten de misdadigers, zij die afwijken van de norm, zij die de verpersoonlijking zijn van het kwaad. Zij worden door ons uitgestoten en opgesloten, omdat we boos en bang zijn. Niet boos op of bang voor hen — veelal kennen we ze niet —, maar boos op en bang voor dat wat ze vertegenwoordigen: het kwaad, de tastbare bedreiging van ons gevoel van rust en veiligheid. Het kwaad dat ons geluk in de weg staat. 1(1984/5)8
'Ordnung muss sein' en misdadigers bedreigen en schenden die orde. Zij stellen de norm van het goede, dat wil zeggen van gezagsgetrouwheid, fatsoen, christelijke naastenliefde, recht op eigendom — ongewild, onbedoeld — ter discussie. Die discussie wordt niet aangegaan. Integendeel. Als afwijking van de norm moet de misdaad verklaard worden, de oorzaak blootgelegd en de interventie dienovereenkomstig worden vastgesteld. Daarmee wordt de afwijking geneutraliseerd, het onbegrijpelijke begrijpelijk gemaakt; het gevaar is weer onder controle, opnieuw geïntegreerd in de één- dimensionale wereld van goed of kwaad. De gevangen misdadiger steunt en versterkt de maatschappelijke orde; veilig achter tralies is hij het levende bewijs van onze veiligheid en goedheid. Wij weten zeker dat het kwaad achter slot en grendel zit; het kwaad is iets buiten ons, iets van en in de ander. Wij zijn goed bij de gratie van de slechtheid van de ander. Wij zijn wij omdat we een gemeenschappelijke vijand hebben. Laten we ons nu even verplaatsen in de positie van de abolitionisten. Zij zijn boos noch bang voor het kwaad in de vorm van misdadigers. Hun woede en angst richten zich op de gevangenis, een nieuwe vijand. Een nieuwe wij. Wij — geen misdadigers, geen ex-gevangenen — wij met al onze liefdadigheid, ons modern abolitionisme, wij willen niet straffen maar verzoenen. Niet spreken van schuld, maar van maatschappelijke factoren. Wij vermoeden het goede in de mens, nee, wij gaan ervan uit. Onder invloed van ongunstige sociale omstandigheden manifesteert de misdadiger het maatschappelijke kwaad van ongelijkheid, uitbuiting en vervreemding. Maar wij, abolitionisten, wij manifesteren het niet, zelfs niet om de misdadiger te straffen. Wij zijn goed, wij kennen geen wraakgevoelens, wij zijn voorbij de barbarij. Misschien dat een enkele abolitionist, eentje die gelukkig wel eens twijfelt, zich 's avonds in bed soms afvraagt of we met al onze goedheid het verschil tussen misdadiger en niet-misdadiger niet juist vergroten. Of we, als we allemaal gelijk, allemaal goed zijn, niet een stap achter lopen op hen die aan maatschappelijk onrecht reeds individueel uitdrukking hebben gegeven. In de één-dimensionale wereld van goed of kwaad is geen plaats voor de erkenning dat het toepassen van geestelijk of lichamelijk geweld een algemeen menselijke potentie is. Toch is het kwaad wel degelijk een sluimerend vermogen dat zeer gevoelig is voor maatschappelijke oproepen het te doen ontwaken. Het is daar gevoelig voor, juist doordat we de latente aanwezigheid ervan stelselmatig ontkennen. Het is een verontrustende constatering dat het uiteindelijk tot de verantwoordelijkheid van individuen behoort om het eigen latente kwaad al dan niet te laten activeren. Zolang we het kwaad consequent buiten ons plaatsen, zullen we een ambivalente houding innemen ten opzichte van manifeste vormen van geweld. We consumeren geweld en we worden heen en weer geslingerd tussen gruwel en lust, tussen angst en amusement, tussen verzet en verlan353
gen. Terwijl ons dagelijks leven doordrenkt is van het kwaad in allerlei gedaantes, blijven we het beschouwen als afwijking van de norm. Abolitionisten trachten deze beschouwingswijze te overwinnen door elke misdaad te plaatsen in een maatschappelijke context. Ook zij blijven echter gevangen in het één-dimensionale wereldbeeld, waarin uiteindelijk alleen het goede een plaats heeft.
Is de 'oorzaak' van de schuld de kwade wil van de dader, dan wordt hij ervoor verantwoordelijk gesteld en gestraft. Ligt de 'oorzaak' daarentegen in een psychische afwijking, dan wordt hij ontoerekeningsvatbaar verklaard en behandeld. De dematerialisering van de daad en de differentiatie van de schuld zijn componenten van een strafsysteem dat van elke wetsovertreding een psychiatrisch gedefinieerde normoverschrijding maakt. PsyDe dader gepsychiatriseerd chiatrische deskundigen verdiepen zich in de psyche van de verdachte, verklaren de misdaad met 'In tact, the calling of experts has now come to be behulp van de gezinscontext, speculeren over de regarded as the signal tor a display of forensic py- mate van toerekeningsvatbaarheid en doen vage rotechnics, beneath whose smoke and lurid glare, voorspellingen over de kans op recidive. 'Een (Amelaw, common sense and unalloyedjustice, areswept rikaanse) specialist op het gebied van geweld bij away in a whirlwind of muddy metaphysics...' geestesziekten zegt dat de beste aanwijzing voor gewelddadig optreden in de toekomst het gewelddaJohn Ordronaux (1874) in: Thomas Szasz, The age dig optreden in het verleden is (...).'5 Psychiaters of madness. en psychologen leveren het 'psychodynamisch bewijs'8 op grond waarvan de verdachte veroordeeld Als vertegenwoordigers van het kwaad komen zij kan worden tot behandeling. De psychiatrische diagdie de norm overschrijden terecht in een strafsys- nose vervangt hoe langer hoe vaker de gerechtelijke teem dat zich presenteert als dienaar van het goede. uitspraak. De veroordeling geldt als een therapeuEnige eeuwen geleden was dat strafsysteem de tisch voorschrift. plaatsvervanger op aarde van een wrekende god In de één-dimensionale wereld van goed of kwaad die kwaad met kwaad vergold, een god die van het kunnen (op vergelding gericht) toerekenen en (op straffen een spektakel maakte vol geweld, pijn en heropvoeding gericht) verklaren niet samengaan. gruwel. Het spektakel moest de toeschouwers op Er ontstaat een kloof tussen de tegenstrijdige ophet rechte pad houden door middel van afschrikking. drachten van het strafsysteem, een kloof die schijnToen de publieke terechtstelling aan het einde van baar overbrugd wordt door psychiatrische deskundide 18de eeuw geïdentificeerd werd als potentiële gen. In de lege woorden van het persoonlijke en brandhaard van nieuw geweld vanuit de opge- het pathologische bevredigen zij de nieuwsgierigzweepte en zich met de dader vereenzelvigende heid naar de identiteit van de dader en mystificeren menigte, betekende dat het begin van een ontwikke- zij de vraag naar schuld en verantwoordelijkheid. ling naar het strafrecht zoals wij het nu kennen.3 Als handlangers van het systeem versluieren zij boHet strafrecht van onze tijd neemt niet langer in het vendien het maatschappelijk karakter van zowel de openbaar de verantwoordelijkheid voor het geweld misdaad als de uitstoting die erop volgt. dat noodzakelijk met haar praktijken samenhangt. Een misdaad waarvan de oorzaak eenmaal als De straf heeft het terrein van het alledaagse verlaten geestesziekte van de individuele dader is benoemd, en is het meest verborgen deel van het strafproces geworden. Zij speelt zich af te midden van de 'bricks heeft per definitie geen maatschappelijke betekenis meer; dader en daad zijn gediskwalificeerd. Het — of shame' van Oscar Wilde. De wrekende god is sinds lang vervangen door een onbedoeld — kritische element van criminaliteit is normerende god die zijn interventies richt op de geneutraliseerd. Nog minder dan de misdaad wordt 'geestesziekte' beschouwd als uitdrukking van ververbetering en resocialisatie van misdadigers. Met de misdaad is de norm overschreden; de daad wordt zet tegen maatschappelijke normen of als signaal geclassificeerd als afwijking van de norm, de dader dat de noodzaak van maatschappelijke verandering als deviant individu, als belichaming van de afwij- aangeeft. Inspelend op de tijdgeest lijkt de psychiatrie de king. Van het kwaad is een persoonlijke eigenschap maatschappelijke context waarbinnen het delict zich gemaakt. Daarmee heeft de schuldvraag een andere inhoud gekregen; wat in de sfeer van de vergel- afspeelde, in de rechtszaal te introduceren. Niet ding met een simpel 'schuldig-onschuldig' beant- voor niets echter beperkt die context zich tot het woord kon worden, kan in de sfeer van de heropvoe- gezin. Binnen het gezin doen maatschappelijke nording slechts tot nieuwe vragen leiden. Een schuld- men zich voor als de alledaagse en niet-repressieve vraag die met ja beantwoord is, roept onmiddellijk gewoontes, gewoontes die niet als norm herkend de vraag op naar de oorzaak van die schuld en naar worden en dus het normaliseringskanaal bij uitstek de identiteit van de dader. Een voorzitter van de vormen. De bron van elke normoverschrijding wordt strafkamer in Amsterdam vraagt zich af: 'Hoe heeft gezocht in het gezin; moeder, vader of echtgenote zoiets kunnen gebeuren, wat is er misgegaan met hebben zich onvoldoende van hun taak gekweten. de dader?'4 Zij de schuld, hij de ziekte. De misdadiger wijkt af van de norm en dat is een zo fundamentele onvolOmdat de aard van de overtreding niet langer een komenheid dat hij nog slechts als zieke beschouwd criterium is voor het karakter van de straf, wordt op kan worden. Door de dader als geesteszieke te dishet strikt individuele niveau van de persoonlijke eikwalificeren, wordt het feit dat de misdaad de maatgenschap getracht de schuldvraag te differentiëren. schappij in haar kern ter discussie stelt, verhuld. 354
NEMESIS
Onder invloed van het psychiatrisch betoog treedt een dergelijke verhulling op ten aanzien van de uitstoting van misdadigers. Het klinkt humaan om daders te behandelen in plaats van te bestraffen, hen te plaatsen in inrichtingen in plaats van in gevangenissen. Toch worden zij in beide gevallen opgesloten en uitgestoten. Toch worden zij in geen van beide gevallen in positieve zin hervormd, geresocialiseerd of behandeld. Hervorming betekent in de praktijk steeds verbittering en verharding. Resocialisatie is in het a-sociale milieu van opsluiting, categorisering en onderdrukking een contradictio in terminis. Behandeling van iets dat geen ziekte is vormt een principiële onmogelijkheid. Het is opvallend dat de spaarzame kritiek die geuit wordt op de psychiatrisering van het strafsysteem zich met name richt op het veronderstelde humane karakter van psychiatrische interventies. Er wordt tegen geprotesteerd dat de dader er 'gemakkelijk' afkomt; dat hij ten onrechte niet voor zijn daden boet. Er wordt met andere woorden gesuggereerd dat een gepsychiatriseerde dader wordt vrijgesproken, wanneer hij is veroordeeld tot een psychiatrische behandeling. Dat is opvallend, omdat de gepsychiatriseerde dader in feite veel zwaarder gestraft wordt dan zijn toerekeningsvatbare tweelingbroer. De rechtspositie van 'geesteszieken' is nog veel slechter dan die van gevangenen. Niet in staat zijn wil te bepalen, wordt de 'psychopathische crimineel' gereduceerd tot het ziektebeeld dat hij kreeg toebedeeld, van zijn menselijkheid ontdaan, van schuld en verantwoordelijkheid ontslagen en vervolgens toch gestraft. Ook hij wordt opgesloten en in tegenstelling tot de normale deviant weet hij niet hoe lang zijn straf zal duren. De straf houdt pas op als hij genezen verklaard wordt en wat dat betreft is hij volledig afhankelijk van de willekeur van — met veel macht en weinig deskundigheid beklede — psychiaters. De psychiatrische expertise is niets meer dan een magisch ritueel. Psychiaters wekken de schijn dat de daad in een maatschappelijke context wordt geplaatst en dat de psychiatrisch-juridische uitstoting met vergelding niets te maken heeft. De werkelijkheid die onder de illusie schuilgaat is die van een uiterst effectief normaliseringssysteem. Een systeem dat criminaliteit opvat als een maatschappelijk geïsoleerde activiteit, als een individuele afwijking waarop met individu-gerichte interventies gereageerd moet worden. Opsluiting in een cel van een gevangenis is niet anders dan opsluiting in een cel van een (TBR-)inrichting. Praten met de gevangenispredikant verschilt niet wezenlijk van een gesprek met de inrichtingspsychiater. Een ochtend zakjes plakken is niet minder hervormend dan een middag arbeidstherapie. Het enige wezenlijke verschil tussen de gevangenisstraf en de inrichtingsstraf is het verschil tussen het tellen van een eindig en een oneindig aantal dagen. Voor abolitionisten is het niet eenvoudig deze werkelijkheid onder ogen te zien. Hoewel in de congresbundel enkele malen wordt uitgeroepen dat de psychiatrie voor het moderne abolitionisme geen 1(1984/5)8
alternatief kan zijn, werd de enige workshop over psychiatrisering begeleid door een warm pleitbezorger van het psychiatrisch alternatief. De Smit, forensisch psychiater en — naar zijn eigen zeggen — strafrechthervormer, pleitte ervoor zoveel mogelijk gevangenen over te plaatsen naar psychiatrische inrichtingen, zodat zij daar behandeld zouden kunnen worden. Hij uitte er zijn bezorgdheid over dat in strafzaken vaak ten onrechte geen psychiatrische expertise plaatsvindt. Tengevolge daarvan zouden mensen die eigenlijk ziek zijn en in inrichtingen thuishoren, terechtkomen in gevangenissen die op hun psychische afwijkingen niet zijn ingesteld. Het achterwege laten van de psychiatrische expertise zou de belangen schaden van zowel de dader — die zijn kans op behandeling misloopt — als de rechtbank — die het zonder 'psychodynamisch bewijs' moet stellen. Bovendien zou ook het streven naar abolitionisme eronder lijden: 'de beïnvloeding van het strafrecht door ggz-opvattingen zal de abolitionistische optiek ondersteunen'. Te gek voor woorden? 'We are confronted with so-called medical authorities who regard "the permanent stay of a woman in a closed institution as absolutely essential" because all her "symptoms indicate that her husband refuses to pay the dress-maker's bills"; who testify under oath, that head-scratching is a sign of psychological degeneration — even though they know that the patiënt suffers from a skin ailment. (...) What should one do with such "experts"? Lock them up?'7 Het slachtoffer gepsychiatriseerd 'Die gangige psychiatrische Praxis funktionierte doch langst als Normalisierungsagent und unterstützte die Macht der Familie, des Mannlichen und der Hetero-sexualitat.' M. Foucault, Mikrophysik der Macht. Enige tijd geleden adviseerde de rechtbank van Amsterdam een slachtoffer van sexueel geweld zich psychiatrisch te laten onderzoeken. De psychiatrische rapportage zou de enige mogelijkheid zijn om de bewijsvoering tegen een van verkrachting verdachte therapeut rond te krijgen. Het was een noodsprong in een zaak, waarin verscheidene vormen van machtsongelijkheid, juridische imcompetentie en psychiatrisch denken samenkwamen. De verdachte — die geen erkend psycholoog of therapeut was — bekende dat hij 'sexueel verkeer' had gehad met zijn cliënte. Dat hem verkrachting ten laste was gelegd, vond hij niet terecht, omdat 'vrouwen die een verkrachting hebben meegemaakt, worden geholpen met een "verkrachting door de therapeut'".8 De verkrachting van zijn cliënte behoorde met andere woorden tot zijn therapeutische repertoire en zou bovendien met toestemming van de vrouw hebben plaatsgevonden. Met behulp van hulpverleningstaal werden de principiële onvrijwilligheid van verkrachting en de onverenigbaarheid van therapie en sexueel contact aan het oog onttrokken. De rechtbank slaagde er niet in de mystificerende argu355
menten van de verdachte te weerleggen en nam — op zoek naar bewijs — haar toevlucht tot de mystificerende 'deskundigheid' bij uitstek. Ook de feministische advocate van de aangeefster raakte in het psychiatrische bos verdwaald. In de civiele procedure rond deze zaak legde zij een verklaring over van een psychiater, waaruit moest blijken dat de vrouw tijdens het gebeurde 'niet in staat was haar wil te bepalen'. Op formeel-juridische gronden kon de verklaring in de strafzaak niet als bewijsmateriaal worden opgevoerd. Waarschijnlijk was het bestaan ervan voor de rechtbank de aanleiding voor het verzoek om een psychiatrische rapportage. Een dergelijke rapportage zou het mogelijk maken om de 'ontoerekeningsvatbaarheid' van het slachtoffer alsnog een rol te laten spelen in de strafzaak. Met de introductie van de psychiatrische verklaring werd het (on-)vermogen van de vrouw om haar wil te bepalen het beslissende moment in zowel de civiele als de strafrechtelijke procedure tegen de verdachte therapeut. Zou een psychiater beweren dat de aangeefster tijdens het gebeurde niet in staat was haar wil te bepalen, dan zou de therapeut schuldig zijn. Zou uit het psychiatrisch onderzoek daarentegen blijken dat zij de volledige beschikking had over haar geestvermogens, dan zou de schuld van de therapeut onbewezen blijven. In het psychiatrische proces werd de principiële machtsongelijkheid van therapeut en cliënt, van verkrachter en verkrachte, onzichtbaar gemaakt. De feministische advocate zag het psychiatrisch onderzoek als de 'enige juridische oplossing'.9 Zij vergat dat een dergelijk onderzoek geen oplossing is en zeker geen juridische. Haar opstelling kan gedeeltelijk worden toegeschreven aan een onvergefelijke naïviteit en een rotsvast vertrouwen in psychiatrische diagnostiek. Voor een ander deel speelt wellicht een rol dat het doel — de veroordeling van een verkrachter — in haar ogen de middelen — psychiatrisering van het slachtoffer — heiligt. Haar opstelling wijst er in elk geval op dat ook de feministische advocatuur verstrikt geraakt is in het psychiatrisch-juridische oplossingsdenken van ons strafsysteem. Het is niet de eerste keer dat verklaringen van medicijnmannen een doorslaggevende betekenis krij-
gen in rechtszaken rond sexueel geweld. Het lijden en de angst van verkrachte vrouwen, hun behoefte aan veiligheid en rust, hun mogelijke belang bij een veroordeling van de verkrachter, bij het toekennen van een schadevergoeding of straatverbod, worden pas 'bewezen' geacht wanneer zij een verklaring dienaangaande van een deskundige kunnen overleggen. Beter dan de vrouwen zelf zouden de deskundigen kunnen beoordelen of en in hoeverre vrouwen schade hebben ondervonden van sexueel geweld. Feministische advocaten spelen het spel — noodgedwongen en naïef — mee. In de greep van hun strijd tegen de ene vijand, wordt een andere tegenstander te hulp geroepen in de hoop een onbetrouwbare bondgenoot te overtuigen van de ernst van sexueel geweld. Misschien is deze strafzaak voor vrouwen een aanleiding om het strafrecht en daarmee een deel van de psychiatrie, definitief de rug toe te keren. Hoewel ik het strafrecht als bondgenoot in een maatschappelijke strijd steeds ondubbelzinniger afwijs, ben ik geen abolitionist. Hoe graag ik me ook met hart en ziel aan de goede zaak zou willen wijden, er is van alles wat me tegenhoudt. Ik wantrouw het vaak naïeve idealisme, het sfeertje van liefdadigheid, de wereldvreemdheid en de burgerlijkheid. Op het congres waren welgeteld twee ex-gevangenen aanwezig; er werd óver, niet mèt hen gepraat. Hoewel ik vind dat mensenrechten niet — en dus nooit — geschonden mogen worden, dat ieder mens recht heeft op een menswaardige behandeling (wat dat ook moge zijn), kan ik me niet echt opwinden over het leed dat gevangen berokkend wordt. Tenminste, niet over het leed van sommige van die gevangenen. Ik voel geen medelijden met veroordeelde verkrachters of mishandelaars. 'We rot and rot', schrijft Oscar Wilde, well, let them rot. Ik voel niet de behoefte voor of met hen te streven naar hulp, rehabilitatie of verzoening. Ik voel die behoefte nog minder in het gezelschap van keurige, vriendelijke en gestudeerde abolitionisten. De gegoede burgerij vindt een levenstaak; welk belang heeft zij bij de afschaffing van de gevangenis en het strafrecht? Waarom wordt er op zo vaak superieure wijze gepraat over misdadigers, over anderen met wie 'wij' in feite niets ge-
Tot slot nog dit. Velen zeggen, dat deze vraagstukken „maar een klein onderdeel" raken. Zij raken in werkelijkheid een niet zoo héél klein percentage der menschheid. Maar al was dit niet zoo — om de quantitatieve hoeveelheid gaat het hier niet. De heerschende opvattingen over misdaad en straf zijn een schandvlek van achterlijkheid, grofheid, oppervlakkigheid en hardheid; een beweging, die gaat in de richting van een waarlijkmenschelijke samenleving, zou een schuld op zich laden, als zij niet ook de loutering van de opvattingen omtrent de misdaad op zich nam. Maart igao 356
CLARA MEIIER-WICHMANN
NEMESIS
meen hebben? Waarom wordt sexueel geweld tegen vrouwen door veel abolitionisten niet serieus genomen? Hoe kan het dat veel abolitionisten de psychiatrie nog zien als een redelijk alternatief voor het strafrecht? Abolitionisme: een vat vol tegenstrijdigheden. Filosoferen over de gevangene, het levende resultaat van een eindeloos proces van objectivering, juridisering en psychiatrisering. Van strijder in verzet tegen de burgerlijke moraal en sociale ongelijkheid, tot slachtoffer van een onmenselijk systeem en verklaarde vijand van de samenleving. En dan omgekeerd, van vijand van staat en samenleving tot slachtoffer ervan. Een romantisch plaatje, waarbinnen de misdadiger steeds de ander blijft, iemand die door 'ons' gered, geholpen en gerehabiliteerd, in plaats van gestraft en vernederd, moet worden. De tegenstelling tussen hem en ons, tussen kwaad en goed, blijft onaangetast.
Noten 1
H. Bianchi, The strategies of abolitionism, in: bundel bij het internationale congres 'On Prison Abolition', juni 1985. 2 De uitzonderingen op deze regel ontmoetten elkaar in de werkgroep 'The ambivalent relationship between social minorities and criminal justice'. De bijdragen voor deze werkgroep van de hand van Howard Davidson en Jack Jan Wirken zijn elders in dit nummer afgedrukt. 3 Zie M. Foucault, Discipline and punish, 1977. 4 Nemesis 1985, nr. 7, pag. 319. 5 Volkskrant, 'Dé meest geruchtmakende krankzinnigverklaring van deze eeuw', 14 augustus 1982. 6 Uitspraak van prof. N.W. de Smit tijdens het congres. 7 Karl Kraus, Madness and morality, in: Thomas Szasz, The age of Madness, 1975. 8 Trouw, 21 september 1985. 9 Ibidem.
Jacquelien Soetenhorst*
Méér dan een belangenstrijd Zeden en straffen ter discussie
Clara Wichmann typeerde aan het begin van deze eeuw het strafrechtelijk stelsel als een gewelddadig systeem, een systeem dus dat dient te worden teruggedrongen. Jacquelien Soetenhorst treedt in haar voetspoor. Zij constateert dat de beweging die het terugdringen van het straffen voorstaat en de vrouwenbeweging lijnrecht tegenover elkaar staan. Toch richten beide bewegingen zich op het doorbreken van bestaande machtsrelaties. Er is een traditie ontstaan, waarbij men een sociaal probleem, zodra dit op het niveau van de wetgever wordt geformuleerd, denkt op te lossen door een strafbaarstelling, zeker als het gaat om moreel geladen onderwerpen, zoals sexueel geweld. Parlementsleden weten zich gesteund door de publieke opinie als zij criminalisering bevorderen. Ook justitie geeft haar beschermingsfunctie een strafrechtelijke vorm. Elke overheidsbureaucratie is uit op versterking van de eigen positie door legitimatie en door de uitbouw van de activiteiten. Toch is het strafrechtelijk systeem beperkt van omvang gebleven. Soetenhorst beschrijft de mechanismen die de uitbreiding remmen en plaatst de vrouwenbeweging in dit krachtenveld. Om het kritisch potentieel, dat de vrouwenbeweging in zich draagt, op te sporen en te versterken is allereerst nodig om ons — naar voorbeeld van Wichmann — uit de innige omhelzing van het strafrechtelijk apparaat te bevrijden. De inbedding van de sexuele verhoudingen in recht en religie zorgt voor sociale stabiliteit. Wie deze aantast — en dat gebeurt door de machtsverhouding tussen de sexen ter discussie te stellen — raakt de kern van de gemeenschap. Wie de geldende praktijk van het straffen ter discussie stelt raakt eveneens aan de sociale stabiliteit. Dit is bedreigend en roept weerstanden op. 'S; nous nous sommes forgés nous-mêmes un destin aussi étrange, c'estpourrendre visibles simultanément ce qu'il en a toujours été de la culture humaine et la seule voie qui désormais nous reste ouverte, celle d'une réconciliation qui n'excluera personne et ne devra plus rien a la violence.' René Girard, Des choses cachées depuis la fondation du monde, Grasset, Paris 1978, pag. 467. 1(1984/5)8
Begin dit jaar organiseerden de NVSH en het COC een studiedag over het onderwerp Zeden en straffen. Aanleiding was het verschijnen van een discussienota, vervaardigd door een werkgroep van deze Jacquelien Soetenhorst is hoogleraar Andragologie bij de Universiteit van Amsterdam 357