Ministerie van VROM > staat voor ruimte, wonen, milieu en rijksgebouwen. Beleid maken, uitvoeren en handhaven. Nederland is klein. Denk groot.
VROM 7295 / Mei 2007
Dit is een publicatie van: Ministerie van VROM Rijksgebouwendienst > Rijnstraat 8 > Den Haag > www.rijksgebouwendienst.nl
Jaarverslag 2006
Meer informatie
Voor meer informatie of contact met de Rijksgebouwendienst > Rijksgebouwendienst-Infofoon: Telefoon: 0800 – 8991103 > Bezoekadres Rijnstraat 8 > Postadres Postbus 20952 2500 EZ Den Haag > E-mail
[email protected] > Internet www.rijksgebouwendienst.nl www.rijksbouwmeester.nl
Colofon > Concept & realisatie C&F Report Amsterdam B.V. > Fotografie Picture Report, Amsterdam en anderen
Inhoudsopgave
Voorwoord
02
Toekomst
28
Algemene informatie over de Rijksgebouwendienst Profiel Missie Kernactiviteiten Doelstellingen
04 04 04 05 05
Directieraad
29
Interview met Mels Crouwel
31
Projecten
34
Kerngegevens
06
Organisatie
49
Jaarkalender 2006
08
Financiële gegevens
50
Interview met Kees Bodewes
13
Meer informatie
Ontwikkelingen bij de Rijksgebouwendienst Integriteit Versterking leidinggevend kader Themagericht kennismanagement
16 16 16 16
De Rijksgebouwendienst in het Rijkshuisvestingsstelsel Sturing Doelmatigheid Vereenvoudiging
17 17 17 17
Voorbeeldfunctie en maatschappelijke relevantie Maatschappelijke thema’s die bijzonder actueel zijn Efficiënt omgaan met de vastgoedportefeuille van het Rijk Stimuleren van innovatie PPS Zorg voor gebouwde omgeving Herbestemming overtollige rijksgebouwen Veiligheid Monumentenzorg
18 18
Interview met Peter Hennephof en Peter Jägers
22
Voorbeeldfunctie en maatschappelijke relevantie (vervolg) Bijdragen aan duurzaam huisvestingsbeleid Duurzaam geproduceerd hout
27 27 27
18 18 19 20 20 20 21
02
Voorwoord
De Rijksgebouwendienst kijkt terug op een bewogen jaar. Het rapport van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid over de Schipholbrand en het daaropvolgende aftreden van twee bewindslieden, onder wie onze eigen minister, waren ingrijpende gebeurtenissen. De Rijksgebouwendienst heeft zich de kritiek zeker aangetrokken. We zijn direct aan de slag gegaan met verbetering van onze dossiervorming, de ontwikkeling van een standaard brandveiligheidsscan, verdergaande functiescheidingen en de opstelling van een gebruikshandleiding voor elk gebouw. Wij zijn ons ervan bewust dat er meer nodig is. Veiligheid in de breedste zin moet onderdeel worden van ons denken en doen. Om dat te bereiken zijn wij een bewustwordingsprogramma gestart voor alle medewerkers. Het abstracte begrip veiligheid wordt een levend begrip, dat toetsbaar en meetbaar gemaakt wordt. Zowel in het bouwproces, het huurproces als in het inspectieproces. Elders in dit verslag wordt uitgebreider toegelicht hoe wij dit aanpakken.
Wij zijn ook tot de conclusie gekomen dat klantvriendelijkheid ruimer opgevat kan worden dan klantgerichtheid. Als uitvoeringsorganisatie hebben we de afgelopen jaren gewerkt aan een klantvriendelijke opstelling. Op zich was dat al een behoorlijke omslag in denken voor onze mensen. Soms hebben we daarbij onze professionaliteit een lagere prioriteit gegeven. Ook daarin willen wij ons evenwicht hervinden. Wij zijn de partij met kennis van zaken van huisvesting en moeten binnen de grenzen van onze professionaliteit klantgericht handelen. Dit kan betekenen dat wij met onze klanten in gesprek gaan wanneer zij bepaalde eisen stellen, die conflicterend zijn met de rijksbrede kaders op het gebied van de rijkshuisvesting. Als huisvester moeten wij nog nauwkeuriger toezien op de geldende normen ten aanzien van veilige huisvesting in de breedste zin van het woord. Ons uitgangspunt hierbij is altijd het wettelijke kader. Van deze norm willen wij niet afwijken. Vanuit die professionele zelfbewustheid blijven wij een klantgerichte organisatie die duurzame relaties opbouwt met haar klanten en zakenpartners.
03
Duurzaamheid is een thema dat ook in huisvesting een steviger plaats moet krijgen, zeker gezien de ambities van het nieuwe kabinet. Samen met de Rijksbouwmeester ontwikkelen wij in 2007 een visie op duurzaamheid en in hoeverre het Rijk met zijn gebouwen daarin een voorbeeldrol kan spelen. Waar vroeger voornamelijk architectonische aspecten van belang waren, zijn duurzame aspecten nu actueel. Innovatieve energieoplossingen, klimaatbeheersing, materiaalgebruik, hergebruik van grondstoffen, het zijn thema’s die passen in deze tijd. Die visie zal worden voorgelegd aan het Rijkshuisvestingsberaad. Door rijksbrede kaders te formuleren ook voor dit onderwerp kunnen wij samen met klanten op een eenduidige manier werken aan duurzame rijkshuisvesting.
Ook met het afsluiten van innovatieve contracten blijven wij ons inzetten om financiële voordelen voor de klant te bereiken op de lange termijn, met inachtneming van de vereiste kwaliteit. Wij zien echter ook dat de complexiteit van geïntegreerde contracten een beperking kan vormen voor het aantal publiekprivate samenwerkingsprojecten (PPS). Onze ambitie is om de stroom geïntegreerde contracten te laten groeien door ook te kijken naar alternatieve samenwerkingsverbanden die zich uitstrekken van ontwerp tot oplevering. Het nieuwe pand voor de Ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken is daar het eerste voorbeeld van.
Ondanks alle commotie zijn we gewoon ons werk blijven doen. In 2006 hadden we ruim achthonderd projecten onder handen waar onze mensen zich met hun kennis en kunde voor hebben De oprichting van het Rijkshuisvestingsberaad is een van de ingezet. De Rijksgebouwendienst staat bekend om zijn uitkomsten van de stelselevaluatie die samen met klanten is uitgevoerd. Er zijn concrete afspraken gemaakt die voortvarend technische kennis en prachtige, kwalitatief hoogwaardige, toonaangevende gebouwen. Die naam willen wij hoog houden. ter hand zijn genomen. Zo is in 2007 de regeling taakverdeling beheer ingevoerd, waarin is afgesproken dat de Rijksgebouwen- Wij zijn vastbesloten om het vertrouwen te herwinnen en met dienst beheertaken van klanten overneemt. Op termijn heeft dat nieuw professioneel elan de buitenwereld tegemoet te treden. financiële voordelen voor de klant. Peter Jägers Directeur-Generaal
04
Algemene informatie over de Rijksgebouwendienst
Profiel
Missie
De Rijksgebouwendienst is een agentschap van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM). Wij beheren de huisvestingsportefeuille van het Rijk, die bestaat uit bijna tweeduizend gebouwen en objecten, van eeuwenoude monumenten tot moderne kantoorpanden. De vastgoedportefeuille bestaat verder uit gevangenissen en gerechtsgebouwen, de onderkomens van de rijksmusea, opslagloodsen, archiefruimte en laboratoria. Verspreid over het hele land beheren wij een totaal vloeroppervlak van ongeveer zeven miljoen m2. Dit maakt ons een van de grootste vastgoedorganisaties van het land. Ruim 45% van onze gebouwen heeft een kantoorfunctie. Daarmee nemen wij 10% van de totale kantorenmarkt in Nederland in.
De Rijksgebouwendienst draagt bij aan het succesvol functioneren van zijn klanten door het bieden van efficiënte en effectieve huisvestingsoplossingen. Met het in stand houden van monumenten draagt de Rijksgebouwendienst bij aan het behoud van ons cultureel erfgoed.
De Rijksgebouwendienst opereert binnen de afspraken van het rijkshuisvestingsstelsel. Wij adviseren de departementen en denken mee in huisvestingsoplossingen die passen bij de klant. Tot onze klantenkring behoren ook de Hoge Colleges van Staat, het Ministerie van Algemene Zaken en het Koninklijk Huis. De huisvesting van deze speciale klanten en de kosten die daarmee samenhangen, vallen buiten het Rijkshuisvestingsstelsel en worden rechtstreeks uit de begroting van VROM gefinancierd. Bij de Rijksgebouwendienst werken 1.023 medewerkers verdeeld over 985 fte’s, het merendeel vanuit de centrale vestiging in Den Haag. Daarnaast heeft de Rijksgebouwendienst vier vestigingen in Arnhem, Eindhoven, Groningen en Haarlem, dicht bij de klant.
05
Kernactiviteiten
Doelstellingen
De Rijksgebouwendienst ontwikkelt zich binnen het Rijkshuisvestingsstelsel tot brede dienstverlener en kenniscentrum voor alle huisvestingsvragen van de rijksoverheid. Tot onze kernactiviteiten behoren naast het vinden en verwerven van passende huisvesting voor klanten: > Het management van bouwprojecten en de inrichting van de objecten. > Zorgdragen voor een voortgang van het bedrijfsproces als beheerder en aanspreekpunt voor technische zaken in het pand. > Contractmanagement van onderhoudsbedrijven. > Advies over huisvestingsbeleid en de inrichting of vernieuwing van gebouwen. > Bouwkundige en technische adviezen. > Ondersteuning bij verwerving van vastgoed op de meest geschikte locaties. > Beoordelen van de gebouwen op de functionele eisen met bijzondere aandacht voor veiligheid, klimaat, duurzaam bouwen en innovatie.
> Wij bieden optimale dienstverlening, passend bij de opdracht en het karakter van onze klanten, zowel de individuele klanten als het collectief aan klanten. > Klanten werken graag met ons samen omdat wij hun huisvestings- en werkplekgebonden processen begeleiden en uitvoeren. In doelmatigheid kunnen wij ons meten met de markt. > Wij gaan op een zakelijke, betrouwbare en integere manier met huisvestingsvraagstukken om en spelen adequaat in op veranderingen in onze omgeving. > Wij spelen een voortrekkersrol om tot innovatieve oplossingen te komen waar onze klanten voordeel bij hebben. > Wij waarderen onze medewerkers als het belangrijkste kapitaal en handelen daarnaar.
06
Kerngegevens
Personeelsomvang Deze kengetallen geven de bezetting weer van medewerkers die op 31 december 2006 een dienstverband binnen de organisatie hebben. Het vaste personeelsbestand is gegroeid van 974 naar 1.023 medewerkers. Deze groei heeft de gemiddelde leeftijdsopbouw niet beïnvloed. 2005 2006 mutaties vast/tijdelijk vast tijdelijk vast/tijdelijk vast tijdelijk in 2006 930 854 76 979 895 84 5% fte’s 974 895 79 1.023 937 86 5% aantal Leeftijdsopbouw 2005 lftcat. man vrouw eindtotaal 2006 man vrouw eindtotaal
20-24 1 3 4
25-29 25 34 59
30-34 59 62 121
35-39 56 68 124
40-44 83 64 147
45-49 93 54 147
50-54 130 30 160
55-59 146 23 169
2 5 7
25 35 60
56 67 123
62 82 144
80 63 143
97 56 153
128 31 159
144 28 172
60-65 eindtotaal 41 634 2 340 43 974 56 6 62
650 373 1.023
Verdeling naar type objecten (in m2 van het totaal bruto vloeroppervlak)
Verdeling van bruto vloeroppervlak per provincie (in m2)
Groningen 257.342 Friesland 160.056
paleis
overig 109.122
archiefgebouw 135.037
bedrijfsruimte 143.101
bibliotheek
90.000
civieltechnisch werk 281
gerechtsgebouw 534.737
jeugdinrichting 33.430
kantoorgebouw 3.226.045
laboratorium 156.532
ministerie kern 608.449
museum
opslag
316.008
onderwijsgebouw 43.459
sportgebouw 8.653
stallingsruimte 924
tbsinrichting 48.953
75.806
Drenthe 230.372 Noord-Holland 925.280 Overijssel 254.463 Flevoland 145.079 Utrecht 719.535 Gelderland 646.311 Zuid-Holland 2.739.628
96.734
Noord-Brabant 517.568 Zeeland 87.516 Limburg 300.218
parkeer- penitentiaire politie terrein inrichting en douane 25.940 1.215.405 85.385
woning 29.367
07
Instroom en uitstroom (onderverdeeld per leeftijdscategorie) De kengetallen geven aan hoeveel medewerkers (met vast en tijdelijk 19-24 25-29 30-34 35-39 40-44 2005 1 5 8 3 4 4 18 2 16 man 2 3 4 3 4 5 2 9 5 12 vrouw 3 3 9 11 7 9 6 27 7 28 eindtotaal 2006 7 11 6 7 4 12 2 11 1 man 5 7 1 2 4 8 6 19 6 19 vrouw 5 8 8 13 10 15 10 31 8 30 eindtotaal
dienstverband) zijn in- en uitgestroomd. 60-65 65+ 55-59 45-49 50-54 24 1 17 1 2 6 1 6 5 1 2 30 1 22 1 3 8 1 3 1 4
9 2 3 2 12
2 2 4
2
2
10
2
2
10
34 55 25 60 59 115 Instroom Uitstroom
Ziekteverzuim Het ziekteverzuim is licht toegenomen en blijft de aandacht houden. totaal man vrouw 2005 4,8% 3,9% 6,8% incl. verzuim > 1 jaar 4,2% excl. verzuim > 1 jaar 2006 5,1% 3,8% 7,7% incl. verzuim > 1 jaar 4,5% excl. verzuim > 1 jaar
Verdeling van bruto vloeroppervlak naar stad boven 100.000 m2
1.800.000 2.575 2.587
3.000
1.725.852
Bruto vloeroppervlak (bvo) in 1.000 m2
eindtotaal 59 54 29 34 88 88
1.500.000
2.000
1.200.000
1.500
900.000
0 ns defe
ie
0 buz
2006
2005
niet . sd rijk
. st . b leeg .sys. rh h / ve
lnv
bzk
v&w
ocw
fin
just
t g eer arden arlem hoven wolle boschijswijk uizen lystad Breda eiden echterdamldoornningenrnhem Haa erdam Z gen L UtrR R eenh Le A o e te r m uw Ha Bilt ot Ape Gro D e n A m st V Z Lee e r to ’s-H
105.589
106.164
110.708
110.024
111.848
129.153
126.786
136.494
146.126
143.744
147.041
186.145
179.386
266.708
300.000
320.790
422 451
355 368
265 250
vws
150 156
ez
219 228
vrom
221 219
119 121
szw
205 207
112 118
a
145 154
84 84
500
284.589
600.000 630 636
1.000
463.761
1.097 1.111
2.500
08
Jaarkalender 2006
> Januari
Maart (vervolg) > Smedinghuis RWS Op 12 januari heropent minister Peijs van Verkeer en Waterstaat het herbouwde Smedinghuis in Lelystad, dat drie jaar geleden werd getroffen door een brand.
> Februari
> Maart
PPS KV7 In februari kiezen de Rijksgebouwendienst en het Ministerie van Financiën het Consortium Safire als preferred bidder voor de renovatie van het Ministerie van Financiën aan het Korte Voorhout 7.
Rijksmuseum Architect Antonio Ortiz presenteert het definitieve ontwerp voor het hoofdstedelijke Rijksmuseum. Belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de eerdere plannen zijn de verplaatsing van de entree en de verlaging van het nieuwe studiecentrum. Op basis van dit definitieve ontwerp wordt de bouwaanvraag ingediend.
> Agentschap Telecom Het Agentschap Telecom, dat in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken het radiofrequentiespectrum beheert, betrekt het nieuwe futuristische kantoorpand in Amersfoort. Het nieuwe onderkomen bestaat naast vijftig kantoorplekken uit een monitoringsruimte en een assemblageruimte waar de dienst opsporingsmiddelen ontwikkelt. Gerechtsgebouw Haarlem Minister Donner opent op 13 maart het Haarlemse gerechtsgebouw De Appelaar.
> April
Historisch Centrum Overijssel In Zwolle opent het Historisch Centrum Overijssel officeel zijn deuren. Het gebouw huisvest het Rijksarchief van die provincie en het plaatselijke gemeentearchief. Museumdepot Arnhem Staatssecretaris van Defensie Cees van der Knaap opent op vrijdag 7 april het nieuwe museumdepot op landgoed Bronbeek in Arnhem.
09
> Mei
Juni (vervolg) > Opening Ministerie van SZW Het hoofdgebouw van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) is na een vier jaar durende renovatie heropend. Raad voor de Rechtspraak Koningin Beatrix opent dinsdag 16 mei het nieuwe gebouw van de Raad voor de Rechtspraak in Den Haag.
> Juni > Muiderslot Koningin Beatrix opent op 27 juni het vernieuwde Muiderslot, waar loopbruggen de verschillende compartimenten beter op elkaar hebben aangesloten. Daardoor is het nu mogelijk voor het publiek om het hele slot beter te bekijken. Vijfentachtig procent van het kasteel in Muiden is nu te bezichtigen. 200 jaar Rijksbouwmeester Op 20 juni vindt het jubilieum van 200 jaar Rijksbouwmeester plaats.
Start nieuwbouw RACM / KADE 7 juni, staatssecretaris Medy van der Laan (OCenW) verricht de eerste bouwhandeling voor de nieuwbouw van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) en cultureel expositiecentrum Kunst aan de Eem (KADE) op het Meursingterrein in Amersfoort. > Dag van de Architectuur Op 24 juni vindt de Dag van de Architectuur plaats met als thema Verboden Terrein. De Dag van de Architectuur trekt in dit weekend meer dan 150.000 bezoekers. In het kader van de Dag van de Architectuur heeft de Rijksgebouwendienst verschillende rijksgebouwen opengesteld voor het publiek. Onder meer de bunker Diogenes in Arnhem, het gerechtsgebouw in Eindhoven, de Ministeries van VROM en OCenW en het Walterbos Complex in Apeldoorn zijn toegankelijk voor het publiek.
10
> Juli
Nieuwbouw OM Zutphen Het Openbaar Ministerie (OM) in Zutphen krijgt een nieuw onderkomen. Dat is 21 juli bekendgemaakt tijdens de ondertekening van het convenant door de Rijksgebouwendienst, het OM, ROC Aventus en de gemeente Zutphen. Defensie Architect Ellen Sander tekent voor de renovatie van het Ministerie van Defensie in Den Haag.
> Augustus
> Trompenburgh Op maandag 28 augustus hebben Peter Jägers en Jan Willem Sieburgh, zakelijk directeur van het Rijksmuseum, officieel het contract ondertekend waarmee het Rijksmuseum landhuis Trompenburgh in ’s-Graveland in bruikleen krijgt.
> September > Ridderzaal Op 6 september opent minister Dekker de gerenoveerde Ridderzaal op het Binnenhof in Den Haag. Tijdens Prinsjesdag wordt de nieuw ingerichte Ridderzaal voor het eerst officieel in gebruik genomen. OM Lelystad De bouw van het nieuwe pand van het Openbaar Ministerie in Lelystad is donderdag 7 september officieel gestart. Open Monumentendag Op 9 september vindt de 20ste Open Monumentendag plaats met als thema Feest! Ruim 16.000 mensen uit het hele land bezoeken dit weekend de vernieuwde Ridderzaal. Ook landhuis Trompenburgh in ’s-Graveland is erg in trek. Kraanbrug Naarden Na restauratie is de Kraanbrug bij Fort Ronduit in Naarden geopend. Van dit soort monumentale bruggen zijn er nog slechts drie in Nederland.
11
> Oktober
Edwin Oostmeijer Projectontwikkeling bv met de inzending: appartementencomplex Het Bolwerk in Utrecht wint de Gouden Piramide 2006.
> Opening crèche Tweede Kamer De Tweede Kamer heeft een crèche voor medewerkers van de Tweede Kamer.
> November
Introductie Menukaart Veiligheid Met de Menukaart Veiligheid wordt informatie beschikbaar gesteld over veiligheidsthema’s in de bouw. Deze informatie is te bereiken op het Rijksweb.
> December
PPS Doetinchem Bij de publiek-private aanbesteding van het nieuwe belastingkantoor in Doetinchem zijn drie consortia geselecteerd voor de volgende fase van de onderhandelingen. > Paleis Soestdijk 15 december opent Paleis Soestdijk zijn deuren voor het publiek.
Interview
13
> Interview met Kees Bodewes
Verhogen van het veiligheidsbewustzijn binnen de Rijksgebouwendienst is de belangrijkste opdracht die Kees Bodewes, directeur Integriteit & Veiligheid, ziet voor de komende periode. Door de Schipholbrand en het rapport daarover van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid dat leidde tot het aftreden van twee bewindslieden, heeft dit topprioriteit gekregen bij de Rijksgebouwendienst. Het bureau Coördinatie Integriteit & Veiligheid stond al in de steigers toen de Schipholbrand plaatsvond. De intentie was om binnen de Rijksgebouwendienst kennis en kunde te bundelen op beide gebieden. Kennis waar klanten en medewerkers van de Rijksgebouwendienst op terug konden vallen. Die taakopvatting is na de Schipholbrand en de nasleep daarvan aangepast. ‘Het gaat nog steeds om veilige huisvesting in de breedste zin, dus behalve brand ook fysieke en sociale veiligheid of informatiebeveiliging,’ vertelt Kees Bodewes. ‘Maar door deze calamiteit zijn wij met de neus op de feiten gedrukt dat het veiligheidsbewustzijn van onze organisatie en van onze mensen nog onvoldoende ontwikkeld is. Het is noodzakelijk dat wij onze cultuur op dat punt versterken. Dit bureau gaat dat proces aanjagen en monitoren.’
‘Vertrouwen herwinnen is topprioriteit’
Eens maar nooit weer ‘Het vertrouwen van onze klanten in ons en het elan binnen onze eigen organisatie hebben een behoorlijke deuk opgelopen. Waar we nu voor staan is dat vertrouwen en dat professionele zelfbewustzijn te herwinnen. We gaan met voortvarendheid dingen verder oppakken vanuit het principe: dit was eens maar nooit weer.’ Naar aanleiding van het rapport van de Onderzoeksraad is tussen de Tweede Kamer en de minister van VROM een harde doelstelling op het gebied van brandveiligheid geformuleerd. ‘Die doelstelling zullen wij waarmaken. Dat is gewoon een must,’ aldus Bodewes. Een van de eerste zichtbare dingen die is opgepakt is een grootschalig inspectieprogramma op brandveiligheid van alle rijksgebouwen. ‘Wij merken al in de wijze waarop we het programma brandveiligheid nu opzetten dat het de gebruikers houvast geeft en een zekere mate van vertrouwen.’ Andere programma’s staan op stapel, zoals fysieke beveiliging van gebouwen of het project toegangspas Rijk. Lopende programma’s worden voortgezet zoals legionella- en asbestbestrijding en sociale veiligheid rondom Den Haag CS dat wordt uitgevoerd met de gemeente Den Haag. >
14
Gevoelde verantwoordelijkheid ook belangrijk Vertrouwen herwinnen heeft ook te maken met verantwoordelijkheid nemen. De vraag is wat de grenzen zijn van de verantwoordelijkheid die de Rijksgebouwendienst kan nemen en de verantwoordelijkheid van de klant. Het rapport van de Onderzoeksraad geeft daar richting in aan en ook het COT, Instituut voor Veiligheid en Crisismanagement, doet daar uitspraken over. Formeel is het zo dat de Rijksgebouwendienst in de bouwfase integraal verantwoordelijk is voor het leveren van een veilig gebouw. Zodra het gebouw is overgedragen aan de gebruiker, wordt hij verantwoordelijk. ‘Dat ontslaat de Rijksgebouwendienst niet van zijn verantwoordelijkheid voor het onderhoud en beheer van dat gebouw,’ stelt Bodewes. ‘In die fase praat je over een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Minstens zo belangrijk is dat je een verschil moet maken tussen de formele verantwoordelijkheid die je volgens de wet hebt en de gevoelde verantwoordelijkheid. Dat heeft direct te maken met het bewustzijn van mensen, zij moeten daar alert op zijn. Wij gaan erop sturen dat wij daarbij vertrouwen op onze eigen professionaliteit.’
toegerust. In 2006 zijn er op het gebied van integriteit al initiatieven gestart in de vorm van workshops en een sterktezwakteanalyse die hebben geleid tot een Kwaliteitsprogramma 2007. In het verlengde daarvan krijgt het veranderingsproces rondom veiligheid vorm. Recent is een start gemaakt met rondetafelgesprekken. In de eerste ronde met de directeuren en sleutelfiguren in aanwezigheid van een panel bestaande uit de minister van VROM, de SG Financiën en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding. Bodewes: ‘Ieder van de deelnemers nodigt weer acht nieuwe deelnemers uit voor de volgende ronde, zodat we in heel korte tijd meer dan de helft van de organisatie spreken over veiligheid, klantgerichtheid en kwaliteit.’
Opleidingen en instrumenten Maar ook van onderop wordt de bewustwording gestimuleerd. Er wordt een groot opleidingsprogramma gestart zodat mensen op alle niveaus en in alle rollen om leren gaan met vragen die te maken hebben met veiligheid. Ook het kennismanagement wordt niet vergeten, bijvoorbeeld door online de Menukaart Veiligheid in Rijksgebouwen beschikbaar te stellen aan onze klanten. De omslag in denken heeft ook gevolgen voor de Klantgericht grenzen stellen inrichting en beschrijving van de primaire processen. ‘Onze Daarmee roert Bodewes direct een andere kwestie aan, namelijk hoever de Rijksgebouwendienst moet gaan bij het vervullen controller moet in staat zijn om te beoordelen hoe veiligheid in onze processen is verankerd,’ verklaart Bodewes. ‘Hij moet zijn van klantwensen. Ook de beantwoording van die vraag past toegerust voor zijn nieuwe rol als procesauditor.’ in het totale traject van bewustwording, aldus de directeur Integriteit & Veiligheid. ‘We dragen actiever uit dat klantgericht- Het bureau Coördinatie Integriteit & Veiligheid gaat verder stimuleren dat er allerlei risicomodellen worden ontwikkeld heid iets anders is dan klantvriendelijkheid. Wij moeten nee zoals een veiligheidsscan, een eindopleveringsscan en een durven zeggen als de consequenties van een beslissing onvoldoende op hun effect worden gewogen. De risicobeoordeling tussentijdse toetsing bij een vergunningsaanvraag. ‘We gaan voortaan via een eindopleveringsscan van gebouwen in aanbouw die aan de orde is bij klantvragen moet nadrukkelijker in kaart een toetsing vragen van de brandveiligheid. Dat doen wij zo veel gebracht worden. Op die manier zijn we ook bezig met ontzormogelijk in samenspraak met de brandweer die namens de gen, hoewel de klant dat in eerste instantie niet zo zal ervaren. Als je met argumenten probeert duidelijk te maken dat iets niet gemeente opereert en de gebruiker. Die samenspraak is nodig omdat gebouw en organisatie onlosmakelijk met elkaar verzo verstandig is, zul je de druk moeten weerstaan. Dat is nogal bonden zijn. Als we het veiligheidsniveau van een gebouw willen een cultuurverandering, omdat we juist in de afgelopen jaren waarborgen, moeten we die twee aspecten in samenhang vrij nadrukkelijk op die klantvriendelijkheid hebben gestuurd. beoordelen,’ vertelt Bodewes. Het aspect veiligheid wordt Het begrip is wel eens te soepel gehanteerd.’ standaard meegenomen in de reguliere inspectierondes op de bestaande voorraad. Verder wordt eraan gedacht om via een Grootscheeps bewustwordingsprogramma APK-keuring bepaalde uitspraken te doen over de veiligheidsHet Bureau Coördinatie Integriteit & Veiligheid gaat als regiscondities van essentiële functies, en dan met name in relatie seur, maar ook controleur en monitor een bewustwordingstot organisatie en techniek. Bodewes: ‘Al doende ontwikkelen programma faciliteren om aan deze verandering in mentaliteit wij de komende periode een breed risicomodel op het gebied te werken. Allereerst wordt het leidinggevend kader beter van veiligheid.’
15
‘Ons doel is dat we een organisatie hebben staan die alert is op veiligheid en daar adequaat op kan inspelen’
Geïntegreerd in het primaire proces Voor nieuwe projecten gaat de Rijksgebouwendienst voortaan anders te werk. Veiligheid wordt integraal onderdeel van dat primaire proces. Elk project start met een risicoanalyse waarin wordt bekeken wat veiligheid betekent voor het proces van de klant, zijn organisatie, het gebouw en de huisvesting. Die analyse wordt in alle fases herhaald. ‘We bouwen het in ons eigen proces van huisvesting in en helpen daarmee ook de klant om zijn veiligheidsbewustzijn te vergroten,’ aldus Bodewes. Een veiligheidsmanagementsysteem zal dat ondersteunen. Het beleid voor huurpanden is eveneens aangescherpt. Elk te huren pand wordt vooraf gescand op brandveiligheid. ‘Is dat onvoldoende dan worden eerst de maatregelen getroffen volgens de normen die wij verantwoord achten, alvorens er wordt ingetrokken. Datzelfde doen we met huurcontracten die verlopen en waarvoor we voor een lange duur een vervolgcontract willen afsluiten.’
Door deze maatregelen wordt volgens Bodewes duidelijk dat de Rijksgebouwendienst voortaan scherpe grenzen zal trekken in wat wel en niet aanvaardbaar is in het belang van de klant. ‘Ons doel is dat we een organisatie hebben staan die alert is op het thema veiligheid en daar adequaat op kan inspelen. Klanten moeten dat echt merken. Daarmee willen we het vertrouwen van de klant hebben herwonnen.’
16
Ontwikkelingen bij de Rijksgebouwendienst
Integriteit In hun werk hebben de medewerkers van de Rijksgebouwendienst te maken met grote (financiële) belangen en gevoelige informatie. Het is voor de Rijksgebouwendienst cruciaal dat integriteit als kernwaarde in de organisatie verankerd is. In 2006 is daar de nodige energie in gestoken. Om het belang te benadrukken is een tijdelijke eenheid integriteit & veiligheid ingesteld. De activiteiten waren het afgelopen jaar op drie aspecten gericht: de integriteit van de interne werkprocessen, de integriteit van de medewerkers en de integriteit van de relatie met onze externe zakelijke partners. Om de interne werkprocessen te optimaliseren en integriteitsrisico’s te verkleinen, voerde de Rijksgebouwendienst in 2006 onder andere een auditprogramma uit. Binnen dat programma is zowel onze inkoopfunctie als de financiële taak onder de loep genomen en is de volwassenheid van de organisatie op het terrein van het beheersen van de integriteit in kaart gebracht. Dat laatste gebeurde met het instrument SAINT, dat door het Ministerie van Binnenlandse Zaken is ontwikkeld. Als voortvloeisel van het auditprogramma is de functiescheiding verder doorgevoerd zodat in aanbestedingstrajecten het opstellen van het programma van eisen en de daadwerkelijke beoordeling van de offertes nog duidelijker gescheiden zijn. Verder zijn onze aanbestedingsregels concreet vormgegeven in standaardinkoopbrieven en -procedures. Dat alles niet alleen om de efficiency, maar vooral ook om de integriteitsrisico’s via organisatorische maatregelen het hoofd te bieden. Bij de integriteit van de medewerkers gaat het om het vergroten van het integriteitsbewustzijn. Om dat te bereiken, is in 2006 een eigen workshopprogramma ontwikkeld. Alle leidinggevenden en hun teams hebben zich ingezet om het begrip integriteit in de eigen werkpraktijk handen en voeten te geven en concrete dilemma’s van het werk te bespreken. In totaal zijn er zo’n zeventig dagworkshops gehouden, waaraan de gehele organisatie heeft deelgenomen. Als resultaat daarvan zijn en blijven integriteitsvraagstukken in de dagelijkse praktijk beter bespreekbaar, zijn op afdelingsniveau afspraken gemaakt en is een gedragscode ontwikkeld. Die code wordt geïntroduceerd in 2007 en biedt medewerkers houvast als zij worden geconfronteerd met situaties waar de integriteit mogelijk in het
gedrang komt. Wij willen er als opdrachtgevende organisatie van overtuigd zijn alleen zaken te doen met integere partijen. Dat is het derde aspect waaraan in 2006 praktisch invulling is gegeven. In 2006 is een protocol gemaakt voor het werken met geheimhoudingsverklaringen bij inhuur van derden. In de werkoverleggen wordt mogelijke belangenverstrengeling besproken, waardoor medewerkers hier extra alert op zijn. Daardoor is het voor onze zakelijke partners duidelijk dat wij onze eigen integriteit hoog achten en dat ook van hen verwachten. Versterking leidinggevend kader De Rijksgebouwendienst streeft naar een bedrijfscultuur waarin consistente besturing, verantwoordelijkheid nemen en toegevoegde waarde willen leveren, innovatie en een externe oriëntatie gewoon zijn. Om onze ambities te realiseren, investeren wij de komende jaren in de ontwikkeling van een bij de gewenste ontwikkelingsrichting passend leiderschap. In 2006 is het traject Versterking Leidinggevend Kader gestart dat hieraan invulling geeft. Dit traject bevordert de sturende kwaliteiten van het leidinggevende kader vanuit hun voorbeeldfunctie in het veranderproces. Themagericht kennismanagement Er is veel hoogwaardige kennis binnen de organisatie aanwezig op allerlei fronten die huisvesting raken. Om de kennisontwikkeling te ondersteunen, is ervoor gekozen om vanuit een op de praktijk afgestemde cultuur (al doende leren en innoveren) kennismanagement te realiseren. Dit willen wij bereiken door de Rijksgebouwendienst te zien als kenniscentrum. Om de verbinding tussen de verschillende directies en kennisvelden te kunnen leggen, is gewerkt aan kennisthema’s die door de hele dienst lopen of waar medewerkers vanuit verschillende vakdisciplines mee te maken hebben. Een voorbeeld hiervan is het thema Veiligheid. Via kennistrefdagen is een basis gelegd voor een netwerk van medewerkers die zich op een relevant deelgebied deskundig kunnen noemen.
17
De Rijksgebouwendienst in het Rijkshuisvestingsstelsel
Bij invoering van het huidige rijkshuisvestingsstelsel in 1999 is direct besloten de werking ervan na vijf jaar te evalueren. Op basis van deze evaluatie stemde het kabinet in met de handhaving en gelijktijdige verbetering van het huidige stelsel. Het kabinetsstandpunt over de evaluatie van het rijkshuisvestingsstelsel is uitgewerkt in een actieprogramma. De uitwerking is gericht op de verbetering van de sturing van het stelsel, het verhogen van de efficiency van het stelsel en de vereenvoudiging van het stelsel. Er is een plan van aanpak gemaakt dat in 2006 voortvarend ter hand is genomen. Sturing Tot voor kort kreeg de Rijksgebouwendienst veel verschillende rollen toebedeeld waardoor de verdeling van de verantwoordelijkheden tussen rijksopdrachtgevers en de dienst als opdrachtnemer onvoldoende helder was vastgelegd. Daarom is besloten een Rijkshuisvestingsberaad (RHB) in te stellen, waarin een groep vertegenwoordigers van de departementen op hoog ambtelijk niveau zitting heeft. Het Rijkshuisvestingsberaad adviseert de minister van WWI op strategisch niveau welke rijksbrede kaders door het kabinet zouden moeten worden vastgesteld voor de participanten in het rijkshuisvestingsstelsel. Het RHB wordt voorgezeten door de secretarisgeneraal van het Ministerie van Financiën. De directeurgeneraal Rijksgebouwendienst maakt als adviserend lid deel uit van het Rijkshuisvestingsberaad. Met deze scheiding van verantwoordelijkheden wordt meer helderheid geschapen in de rol van de Rijksgebouwendienst als uitvoerder van het rijksbeleid. De kaders waarover het Rijkshuisvestingsberaad adviseert, kunnen betrekking hebben op de doelmatigheid van de huisvesting, maar ook op hoe het regeringsbeleid moet worden toegepast. Doelmatigheid is bijvoorbeeld uit te drukken in een ruimte- of kostennormering. Beleidsaspecten hebben onder andere betrekking op veiligheid en gezondheid, duurzaamheid, locatiebeleid of Publiek-Private Samenwerking.
Doelmatigheid De doelmatigheid van rijkshuisvesting is met de invoering van het rijkshuisvestingsstelsel al beter inzichtelijk geworden door de prikkels op de juiste plek te leggen. Het kan echter nog beter, zo bleek uit de evaluatie. Jaarlijks gaat het Rijkshuisvestingsberaad zich een oordeel vormen over de doelmatigheid van de rijkshuisvesting. In het kader hiervan wordt onder meer gewerkt aan een overkoepelende portefeuillestrategie met het doel om het klantbelang op de lange termijn op een zo efficiënt mogelijk manier te borgen. Eén van de eerste concrete producten is de Regeling Taakverdeling Beheer. Deze is per 1 januari 2007 in werking getreden. De Rijksgebouwendienst gaat een aantal beheertaken die nu bij de klant liggen, overnemen en regisseren. Doordat de klanten profiteren van schaalvoordelen, behalen zij op den duur financieel voordeel. Vereenvoudiging Er zijn verschillende voorstellen gedaan om de werking van het stelsel te vereenvoudigen. Het plan is om meer risico’s bij de Rijksgebouwendienst neer te leggen door over te gaan op ‘fixed prices’. Een voorbehoud wordt gemaakt voor projecten waarbij een eenduidig programma van eisen niet mogelijk is. In dat kader wordt onderzocht wat een norm voor het eigen vermogen van de Rijksgebouwendienst zou kunnen zijn op basis van het nieuwe risicoprofiel. Ten slotte is het doel om de administratieve lasten te verlagen. Dit kan door vereenvoudiging aan te brengen in de wijze waarop de gebruikersvergoeding wordt bepaald en de detaillering in de administratie van de Rijksgebouwendienst.
18
Voorbeeldfunctie en maatschappelijke relevantie
Het Rijk wil met zijn huisvesting een voorbeeldrol vervullen. Het kabinet hecht sterk aan de inpassing van zijn doelen op verschillende beleidsthema’s in de rijkshuisvesting. Dit gaat verder dan het voldoen aan wet- en regelgeving waaraan ook het Rijk zelf is gehouden. Zo geeft het rijksbeleid op overheidsterreinen die verwant zijn aan huisvestingsvraagstukken ook uitgangspunten en harde randvoorwaarden die consequenties hebben voor de huisvesting van de rijksoverheid zelf. Hierbij valt te denken aan milieubeleid, monumentenbeleid en architectuur. Maatschappelijke thema’s die bijzonder actueel zijn De Rijksgebouwendienst heeft vanoudsher een voorbeeldfunctie voor de vastgoedsector en de bouwmarkt in zijn rol van publieke opdrachtgever in de bouw en van uitvoerder van algemeen regeringsbeleid op het vlak van rijkshuisvesting. Aandacht voor milieu, architectuur en monumentenbeleid, en samenwerking met de markt in complexe binnenstedelijke projecten hebben al tot de nodige innovaties in de sector geleid. Als uitvoerder van het Rijkshuisvestingsbeleid kan de Rijksgebouwendienst die kennis en ervaring benutten om de voorbeeldrol goed in te vullen. Om de brede rol van rijkshuisvester krachtiger te kunnen vervullen, is besloten de onderzoeks- en innovatieactiviteiten van de Rijksgebouwendienst centraler aan te sturen. Ook de Rijksbouwmeester draagt bij aan de vormgeving van de voorbeeldfunctie van het Rijk. In de Visie Architectuurbeleid 2008+ richt de Rijksbouwmeester zich naast het landelijk stimuleren van architectuur in brede zin specifiek op dat aspect van rijkshuisvesting. Duurzaamheid, kwaliteit van beeldende kunst en architectuur bij publiekprivate samenwerking (PPS) en stimuleren van ontwerpend onderzoek zijn bijvoorbeeld belangrijk thema’s. Met deze visie heeft de Rijksbouwmeester een initiërende rol om de rijkshuisvesting op dit vlak steviger neer te zetten als voorbeeld voor andere partijen. De maatschappelijke relevantie van rijkshuisvesting en de bijdrage van de Rijksgebouwendienst daaraan zijn uit te drukken in economische, sociale en duurzame thema’s. Efficiënt omgaan met de vastgoedportefeuille van het Rijk De vastgoedportefeuille die de Rijksgebouwendienst beheert, moet goed aansluiten op de huisvestingsvraag van het Rijk. Deze vraag is aan verandering onderhevig als gevolg van huidige en toekomstige ontwikkelingen in onze omgeving.
De recente dynamiek in politiek, economie en maatschappij en de gevolgen die dit mede heeft voor de rijkshuisvesting, hebben geleid tot een aanpassing van de portefeuillestrategie. Om blijvend passende huisvesting te kunnen bieden tegen aantrekkelijke prijzen betrekken wij bij het samenstellen van de portefeuille de huisvestingsvraag van zowel individuele klanten als van het collectief. We kijken daarbij naar ontwikkelingen op zowel korte als lange termijn. Onze doelstelling is om de portefeuille tegen lagere kosten te exploiteren en te beheren en over meer flexibiliteit te kunnen beschikken. Om tot deze gewenste situatie te komen zal de portefeuillestrategie vanuit een programma worden uitgewerkt langs de volgende uitvoeringslijnen: door afstemming en bundeling van de verschillende huisvestingsbehoeften van individuele klanten creëren wij een passende, toekomstbestendige portefeuille. Door standaardisering dalen de kosten. De jaarlijks door de departementen op te stellen huisvestingsplannen zijn daarbij cruciale instrumenten. Op basis van een rijksbreed gedeeld beeld van waar het Rijk in de toekomst gevestigd wil zijn, zetten wij in op het verwerven van strategische posities of de afstoot en herontwikkeling van objecten. Stimuleren van innovatie De Rijksgebouwendienst beschouwt de stimulering van innovaties in de bouw als een bijzondere taak. Wij participeren actief in een aantal kennisnetwerken op gebieden die ons werkterrein raken. Het mes snijdt daarbij aan twee kanten. De actieve participatie geeft ons de mogelijkheid om op de hoogte te zijn van de laatste ontwikkelingen. Bovendien draagt het ertoe bij om, zeker wanneer de Rijksgebouwendienst meestuurt in de programmering, gezamenlijke innovatieve oplossingen te realiseren en ten gunste van onze klanten in te zetten. In 2006 is gewerkt aan het organiseren van innovatie in de branche. Mede op initiatief van de Rijksgebouwendienst is het Nederlands Opdrachtgeverforum opgericht dat momenteel een innovatieprogramma uitvoert. Verder zijn wij als actief lid betrokken bij de Regieraad bouw en bij het onderzoeksprogramma Proces- en Systeeminnovaties in de bouw (PSIBouw). Internationaal is er nauwe samenwerking op het vlak van revaluing construction en kantoor- en werkplekinnovatie. De Rijksgebouwendienst participeert in een programma dat PSIBouw heeft opgezet om een bouwinformatiesysteem te ontwikkelen. De beschikbaarheid van eenduidige informatie,
19
die toegankelijk is voor alle partijen in het bouwproces, leidt tot besparingen en kan veel kwaliteit- en tijdwinst betekenen. Heldere en praktisch hanteerbare regelgeving en het gebruik van standaardformats bij de totstandkoming van contracten moeten ook efficiencywinst opleveren. Verder worden processen, kosten en risico’s door monitoring en benchmarken inzichtelijk en vergelijkbaar gemaakt. PPS De meest pregnante vernieuwing is PPS, ofwel de ontwikkeling van geïntegreerde contracten. Met deze relatief nieuwe manier van aanbesteden bereikt de Rijksgebouwendienst een betere prijs-kwaliteitverhouding bij nieuwe huisvestingsprojecten (van renovatie tot nieuwbouw). Een ander voordeel is dat wij optimaal gebruikmaken van de creativiteit van de markt. Haalbaarheidsonderzoeken De Rijksgebouwendienst voerde in 2006 ook haalbaarheidsonderzoeken uit naar PPS. Hiervoor is de publiekprivate comparator (PPC) ontwikkeld, een beslisinstrument dat de voor- en nadelen van PPS voor een specifiek project in kaart
Renovatie hoofdzetel Ministerie van Financiën Voor de renovatie van de hoofdzetel van het Ministerie van Financiën sloten de Rijksgebouwendienst en het ministerie in 2006 een geïntegreerd contract met één marktpartij. Het consortium verwierf de opdracht voor het ontwerp, de renovatie, de financiering en herinrichting inclusief het beheer en onderhoud van het gebouw en een aantal facilitaire diensten voor een periode van vijfentwintig jaar. De voordelen van deze contractvorm zijn groot. Ten eerste is het afgesloten contract 15% goedkoper dan wanneer traditioneel aanbesteed zou zijn. Daarnaast kent het ontwerp een zeer hoge kwaliteit. Dit wordt zichtbaar in het innovatieve en flexibele karakter van het vernieuwde pand. De gebruiker, het Ministerie van Financiën, kan straks profiteren van een gebouw met slimme oplossingen voor minder (belasting)geld, en heeft minder omkijken naar gebouwbeheer en facilitaire diensten. Zo blijft er meer capaciteit over voor de kerntaak van Financiën.
brengt. Zo’n haalbaarheidsonderzoek biedt goed inzicht in alle gegevens, reikwijdte, risico’s en aandachtspunten van een project. Met deze inzichten kan een project een vliegende start maken, ongeacht of voor traditioneel aanbesteden of voor PPS wordt gekozen. Dit jaar heeft de Rijksgebouwendienst drie PPC’s afgerond: voor het Nederlandse Vaccin Instituut, voor het Justitieel Incasso Bureau en voor het Internationaal Strafhof (verkenning). De kennis en ervaring uit de renovatie van het Ministerie van Financiën zijn direct uitgebreider toegepast in drie nieuwe projecten zodat ook daar efficiency- en kwaliteitswinst geboekt kunnen worden. Er is bijvoorbeeld een modelcontract ontwikkeld waarmee veel kosten en tijd bespaard worden. In april is de aanbesteding van een nieuw belastingkantoor in Doetinchem aangekondigd, daarna volgden een detentiecentrum op Rotterdam-Airport en een rijkskantoor in Groningen.
20
Focus op functionaliteit, kwaliteit en transparantie Met deze geïntegreerde contractvorm heeft de markt de ruimte gekregen om te innoveren. Het project renovatie Ministerie van Financiën heeft een voorbeeldfunctie voor een oriëntatie op de hele levenscyclus van gebouwen. In die benadering staat ketenintegratie centraal door ontwerp, uitvoering en beheer met elkaar te verbinden. Vooral het meetbaar kunnen maken van outputspecificaties is daarbij een doorbraak geweest. Deze systematiek is mede door de Rijksgebouwendienst ontwikkeld. Ook zijn kostenmodellen tot stand gekomen, waarbij investering en exploitatie beide zijn opgenomen en onderling zijn gerelateerd. Door de focus op functionaliteit – ofwel de prestaties van gebouwen ten dienste van de gebruiker – heeft ook de aandacht voor kwaliteit een impuls gekregen. Kwaliteit wordt naast prijs meer en meer een criterium in het beoordelingsproces tijdens de aanbesteding. Kwaliteit van de werkplek en van kantoorinnovatie toegesneden op het gebruik wordt opgepakt in nauwe samenhang met de ICT-voorzieningen. Kwaliteitsborging is tevens een actueel onderwerp. Zorg voor gebouwde omgeving De Rijksgebouwendienst heeft primair tot doel op doelmatige wijze onderdak te bieden aan de verschillende onderdelen van de rijksoverheid. De realisatie van de rijkshuisvesting staat echter niet op zichzelf. Zij speelt zich af binnen het geheel van politiek-maatschappelijke omstandigheden en ontwikkelingen. Vanuit de Rijkshuisvesting worden in samenwerking en samenspraak met departementen huisvestingsprojecten uitgevoerd die indirect een uitstraling hebben op de ontwikkeling van stedelijke binnengebieden, de economische versterking en leefbaarheid van steden. Herbestemming overtollige rijksgebouwen Het herbestemmingsbeleid van de Rijksgebouwendienst is gericht op verantwoord hergebruik van het overtollige bezit, waaronder soms monumenten. In de overwegingen spelen maatschappelijke en economische aspecten mee. Wij zijn ons ervan bewust dat woonbestemming gezien het woningtekort een goede optie kan zijn. Die optie ligt economisch gezien soms ook meer voor de hand vanwege de hogere verkoopopbrengst dan een kantoorbestemming in deze verzadigde kantorenmarkt.
Met het herbestemmingsbeleid wil de Rijksgebouwendienst adequaat blijven reageren op de mogelijke ontwikkeling van de gewenste leegstand binnen de rijkshuisvesting. Als een gebouw leeg komt te staan, bestudeert de Rijksgebouwendienst altijd eerst of het gebouw voor rijkshuisvestingsvoorraad behouden dient te blijven. De verwachting kan bijvoorbeeld zijn dat er later wel vraag naar komt. Bovendien is een zeker leegstandspercentage nodig om over een flexibele voorraad te beschikken. Indien duidelijk is dat binnen de rijksoverheid geen vraag meer is naar het gebouw wordt het overtollig verklaard en klaargemaakt voor de verkoop. De herbestemmingsmogelijkheden van nieuw te vervreemden overtollige rijksgebouwen worden in goed overleg getoetst door de Rijksgebouwendienst (als bedrijfseconomisch eigenaar van rijksgebouwen) en Domeinen (vertegenwoordiger van het Rijk in de hoedanigheid van privaatrechtelijk beheerder bij verkoop van het gebouw en de bijbehorende grond). Hierbij is voor het Rijk de verkoopopbrengst primair de maatstaf. Daarnaast wordt ook als maatstaf het maatschappelijke rendement in de afweging betrokken, zoals de ombouw tot woningen en de daaraan gerelateerde verdere ontwikkeling van het gebied. In dat kader kunnen in overleg met de gemeente randvoorwaarden en uitgangspunten voor de herbestemming worden opgesteld. Dit dient als eerste opzet voor de ontwikkeling van de nieuwe woonbestemming. Hierna kan het gebouw in de verkoop worden gezet met deze opzet. Daarna kan de gemeente het object aankopen. Indien de gemeente niet geïnteresseerd is, kunnen via openbare inschrijving ontwikkelaars uitgedaagd worden. De rol van de Rijksgebouwendienst strekt zich niet verder uit dan tot het aanwijzen van een herbestemming. Zelf woningen ontwikkelen in leegstaande rijksgebouwen valt buiten de opdracht van de Rijksgebouwendienst, omdat wij als onderdeel van de rijksoverheid geen marktactiviteiten mogen en willen verrichten op dit gebied. Dit betekent dat de daadwerkelijke ombouw naar woningen in opdracht van andere partijen moet plaatsvinden. Veiligheid De Rijksgebouwendienst heeft in 2006 veel activiteiten ontplooid om veiligheid in de breedste zin binnen de eigen organisatie en bij klanten goed op de agenda te zetten. Het is immers bij
21
Herbestemming gevangenis Roermond In Roermond is de Rijksgebouwendienst een procedure gestart die na een voorselectie tot de verkoop van het voormalig justitieel complex aan de Pollartstraat moet leiden. Het is de eerste keer dat de Dienst Domeinen een rijksmonument verkoopt en daarbij kwalitatieve voorwaarden stelt over de herontwikkeling. Het gevangeniscomplex is nog in gebruik. Het complex is echter niet meer berekend op de nieuwe eisen die Justitie stelt aan cellen. Het complex is evenmin geschikt voor gebruik door een andere rijksdienst. Daarom wil het Rijk het gebouw verkopen. Bij de voorbereidingen zijn de gemeente Roermond, de Dienst Domeinen en de Rijksgebouwendienst nauw betrokken. In de samenwerking van de drie partijen zit een spanningsveld. De gevangenis ligt in het centrum van Roermond en de gemeente heeft uiteraard een opvatting over de invulling van zo’n belangrijke plek. De Dienst Domeinen heeft de taak te waken over een voldoende hoge opbrengst. Hij wil minimaal de boekwaarden verzilveren. De Rijksgebouwendienst heeft een taak vanuit het Rijksmonumentenbeleid. Aan de
uitstek een onderwerp dat gezamenlijk aangepakt dient te worden. Het standpunt van het kabinet naar aanleiding van het rapport van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid is daarbij leidend. > De Rijksgebouwendienst gaat nadrukkelijker aandacht besteden aan het verhogen van (brand)veiligheidsbewustzijn en aan het stipt uitvoeren van de brandveiligheidseisen volgens de bouwregelgeving. > De uit incidenten en onderzoek opgedane kennis wordt voortaan meegenomen bij het ontwerp, de inrichting en het gebruik van vergelijkbare gebouwen. > Bij oplevering van een gebouw vindt een gezamenlijke controle plaats door de Rijksgebouwendienst en de gebruiker en brandweer. > Elk nieuw project wordt gestart met een analyse van de veiligheidsrisico’s op basis waarvan de (specifieke) besturing van het betreffende project wordt vastgelegd. > Wij maken een gebruikshandleiding per afgerond project waarin de prestaties en de specifieke (kwalitatieve) kenmerken van het gebouw zijn vastgelegd. Ook staat daarin aan welke (brand)veiligheidseisen het bouwwerk voldoet en
verkoop hangt een aantal belangrijke voorwaarden. De belangrijkste is dat de koper van het complex het rijksmonument moet restaureren.
waar de gebruiker in dat verband (compenserende) maatregelen moet treffen. De Rijksgebouwendienst heeft een Menukaart Veiligheid samengesteld die gepubliceerd is op het intranet van de rijksoverheid. Deze site geeft een totaalbeeld van alle denkbare maatregelen die de Rijksgebouwendienst kan treffen op veiligheidsgebied, van toegangsbeveiliging tot informatiebeveiliging. De Menukaart Veiligheid is de etalage van het Kenniscentrum Veiligheid dat intern de rol heeft de gewenste kwaliteitsverbetering in de breedste zin te faciliteren. Het gaat dan om projectevaluaties, veiligheidsscans, kennis toegankelijk maken en beschikbaar stellen. Om nog beter voorbereid te zijn op mogelijke calamiteiten stelt de Rijksgebouwendienst crisisbeheersingsteams in die regelmatig oefenen. Monumentenzorg De Rijksgebouwendienst bezit een groot aantal gebouwen en objecten en ruim tweehonderd monumenten. Voor de Rijksgebouwendienst is het beheer van die monumenten een bijzondere taak, die verder reikt > lees verder op pagina 26
Interview
> Interview met Peter Hennephof en Peter Jägers
‘Meer eenheid in rijkshuisvestingsbeleid’
In de zomer van 2006 is het Rijkshuisvestingsberaad officieel van start gegaan. In dit adviesorgaan zitten onder meer PSG’s van de departementen en de Directeur-Generaal van de Rijksgebouwendienst als adviseur. Een goede zaak dat er meer eenheid komt in het rijkshuisvestingsbeleid, vindt Peter Hennephof, plaatsvervangend secretaris-generaal van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Sinds de stelselvoorziening zijn alle departementen zelf verantwoordelijk voor hun huisvesting en kunnen zij daarover autonome beslissingen nemen. De Rijksgebouwendienst kreeg in dat stelsel verschillende rollen toebedeeld, van kadersteller tot uitvoerder. Dat werd als onzuiver ervaren, zo bleek uit de stelselevaluatie. Vandaar dat de besturing anders is ingericht. Strategie en uitvoering zijn nu helder gescheiden. Het Rijkshuisvestingsberaad adviseert de minister van WWI en de ministerraad over de kaderstelling. De Rijksgebouwendienst voert uit. ‘Het is goed en
transparant om dat uit elkaar te trekken,’ aldus DirecteurGeneraal Rijksgebouwendienst Peter Jägers. ‘Wij kunnen wel adviseren op basis van onze kennis, maar niet onze eigen kaders stellen.’ Kaderstellend en adviserend Het Rijkshuisvestingsberaad doet voorstellen aan de ministerraad over (de aanpassing van) strategische kaders. Dat kan regelgeving zijn, zoals de Regeling Taakverdeling Beheer, waarover het beraad aan de ministerraad geadviseerd heeft. Maar ook kunnen het richtinggevende indicatoren zijn over vierkantemetergebruik per werkplek of afspraken over hoe we gezamenlijk energie kunnen besparen. Daarnaast gaat het Rijkshuisvestingsberaad zich jaarlijks een oordeel vormen over de doelmatigheid van de rijkshuisvesting, mede aan de hand van de inzichten van de Directeur-Generaal Rijksgebouwendienst. Dat betekent niet dat het Rijkshuisvestingsberaad functioneert als een raad van toezicht op de Rijksgebouwendienst, stelt Jägers. ‘De eigenaar van de Rijksgebouwendienst is immers de secretaris-generaal van VROM. Onze bedrijfsvoering staat daarom niet op de agenda, dat blijft een zaak tussen de Rijksgebouwendienst en de secretaris-generaal van VROM. Omdat de doelmatigheid van het stelsel wel besproken wordt, kan de rol die wij daarin spelen ook aan de orde komen.’ Eén portefeuillevisie Dat het doelmatiger moet, is duidelijk volgens Peter Hennephof. De eigen verantwoordelijkheid van de departementen leidde tot een groter kostenbewustzijn, maar heeft ook negatieve kanten, vindt hij. Daarom is hij blij met het Rijkshuisvestingsberaad. ‘We hebben in het verleden een aantal zaken die efficiënt werkten overboord gezet. Het overzicht van de doelmatigheid van rijkshuisvesting ontbreekt bijvoorbeeld. Momenteel zijn er vijf departementen in Den Haag met een renovatie bezig. Ieder maakt zijn eigen afweging hoe dat moet worden opgevangen met tijdelijke huisvesting. Dat levert een enorme hoeveelheid aan tijdelijke vierkante meters op die straks niet meer nodig is. De vraag was of wij dit niet handiger konden organiseren.’ Was het niet aan de Rijksgebouwendienst >
om hier een coördinerende rol in te spelen? ‘Dat wilde de Rijksgebouwendienst wel, maar als uitvoeringsorganisatie heb je toch onvoldoende gezag,’ meent Hennephof. ‘Het Rijkshuisvestingsberaad kan dit wel op zich nemen waardoor er een overkoepelend portefeuillebeleid tot stand kan worden gebracht. De Rijksgebouwendienst zal zich ook meer gesteund voelen om die efficiëntie te bereiken. Zaak is wel dat de Rijksgebouwendienst die efficiëntie in de uitvoering ook daadwerkelijk realiseert. De praktijk leert dat dat nog niet vlekkeloos verloopt.’ ‘Door zijn samenstelling is het Rijkshuisvestingsberaad een zeer gezaghebbend orgaan,’ beaamt Jägers. ‘De minister zal altijd aan de Rijksgebouwendienst vragen wat hij ervan vindt. Natuurlijk komen veel ideeën over de gewenste kaderstelling van ons vandaan, wij zitten in dat vak. Daarom ben ik ook als adviseur verbonden aan het beraad.’ Rode draden en rijksbrede afspraken ‘Het Rijkshuisvestingsberaad kan over alle departementen heen analyses maken en voorstellen doen voor rijksbrede afspraken. Er moet dus vanuit het belang van het Rijk als geheel worden gedacht en niet vanuit individuele belangen van departementen. Dat dwingt de departementen de hand in eigen boezem te steken en niet altijd de zwarte piet bij de Rijksgebouwendienst te leggen,’ aldus Hennephof. ‘Het gaat ons zeker helpen bij de invulling van onze rol,’ bevestigt Jägers. ‘De participanten van het stelsel stellen nu gezamenlijk de strategische kaders vast. Die rolverdeling past veel beter dan de situatie van voorheen, waarbij de Rijksgebouwendienst kaders voorstelde, terwijl de klanten ervoor moesten betalen.’
Het beraad gaat een interessant jaar tegemoet omdat allerlei rode draden uit de diverse huisvestingsplannen van de departementen moeten leiden tot die rijksbrede afspraken. De analyse daarvan wordt samen met de Rijksgebouwendienst gedaan. Het gaat dan om zaken als de visie van de departementen op concernniveau op hun bijdrage aan het regeringsbeleid, hoe de vraag naar huisvesting zich ontwikkelt en hoe dat zich verhoudt tot de portefeuillevisie. ‘Het nieuwe kabinetsbeleid heeft sowieso consequenties voor huisvesting. De taakstelling op het rijksapparaat gaat leiden tot minder ambtenaren en dus tot minder vierkante meters. Daarom wordt een overkoepelende portefeuillevisie nog belangrijker om die krimp te begeleiden,’ aldus Hennephof. Ook wil het Huisvestingsberaad kritisch kijken naar hoe de overheid zijn ambtenaren huisvest in vergelijking met de markt. De werkgroep Normering heeft dit onderwerp naar aanleiding van de stelselevaluatie al opgepakt. Er worden nu richtinggevende indicatoren opgesteld waarmee departementen een beter huisvestingsbeleid kunnen maken. Ook op operationeel niveau klantoverleg Met de komst van het beraad is de oude Klantenraad opgeheven. ‘Wij merken dat er bij klanten wel behoefte is, vooral in de regio, om op operationeel niveau met ons te overleggen. Daar willen we een goede invulling aan geven,’ aldus Jägers. ‘Hiervoor zijn een aantal voorstellen gedaan door de stuurgroep die de stelselevaluatie heeft begeleid. Die voorstellen gaan we nu implementeren. Wat wij belangrijk vinden, is dat strategie en operatie worden gescheiden, zodat we de discussie met klanten op alle niveaus helder kunnen voeren.’
Peter Jägers: ‘Het is goed en transparant om strategie en uitvoering uit elkaar te trekken’
26
vervolg van pagina 21 > dan de gebruikelijke huisvestingszorg. Deze monumenten zijn dragers van onze geschiedenis en van onze cultuur en de Rijksgebouwendienst geeft inhoud aan de plicht zijn monumenten te verzorgen, te conserveren en te restaureren. Voor de Rijksgebouwendienst staat daarbij voorop, dat monumenten zo goed mogelijk moeten worden doorgegeven aan volgende generaties. Om de culturele betekenis vitaal te houden, streven wij ernaar monumenten zo veel mogelijk toegankelijk te maken voor het publiek. Uiteraard voor zover het gebruik van de monumenten in overleg met de gebruiker dat toestaat. Passend gebruik monumenten Passend gebruik van monumenten is belangrijk. Een functie voor de samenleving is misschien wel de belangrijkste manier waarop de culturele betekenis van een monument kan worden doorgegeven. De Rijksgebouwendienst kiest in zijn beleid in de eerste plaats voor een functionele instandhouding van monumenten. Wij bekijken in hoeverre de mogelijkheden van het pand en de eisen van de gebruiker op elkaar zijn af te stem-
Herbestemming Paleis Soestdijk De Rijksgebouwendienst heeft verschillende mogelijkheden voor een nieuwe bestemming van het voormalig koninklijk paleis ‘Soestdijk’ verkend. Er zijn gesprekken gevoerd met diverse deskundigen en met initiatiefnemers met plannen voor het paleis. Ook zijn er gesprekken gevoerd met de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) en de gemeente Baarn, de gemeente waarbinnen Paleis Soestdijk valt. Al gauw bleek dat een definitieve bestemming voor Paleis Soestdijk een zorgvuldig traject vergt en een langere doorlooptijd. Dat heeft te maken met de kwetsbaarheid van het paleis, de bijgebouwen en de tuin. Ook is Paleis Soestdijk een rijksmonument van de hoogste categorie en een tot de verbeelding sprekend complex, waarover bijna iedereen wel een mening heeft. Tot slot zijn de investeringen om te komen tot een andere bestemming dan wonen van een dusdanige omvang, dat de besluitvorming hierover een langere doorlooptijd kent. In de aanloop tot een besluit over de definitieve bestemming van Paleis Soestdijk heeft de minister van VROM op voorspraak
men. Het principe is dat bij elk monument een passende functie moet worden gevonden. Soms is dit niet eenvoudig. Toch blijft de Rijksgebouwendienst terughoudend met het afstoten van monumenten. Een deel ervan wordt vanwege het grote nationale belang nooit verkocht. Maar voor een ander deel geldt dat afstoten (in het uiterste geval) mogelijk is, wanneer er vanuit het Rijk echt geen passend gebruik voor te vinden is, en dan nog onder strikte voorwaarden. Tegelijkertijd wil de Rijksgebouwendienst bevorderen dat monumenten een toonaangevende positie in stad en omgeving innemen. Wij letten daarom ook op de meerwaarde van een ‘ensemble’ (een aantal monumenten bij elkaar of een monument met passende nieuwbouw) en op de bijzondere waarde van een stads- of dorpsgezicht. Bij de aandacht in ons land voor de ruimtelijke ordening wordt de monumentenzorg actief betrokken. De achterliggende gedachte is dat een evenwichtige regionale ontwikkeling niet los gezien kan worden van de cultuurhistorische identiteit van de betreffende regio en dat daarbij gebouwde monumenten een belangrijke rol vervullen.
van de Rijksgebouwendienst besloten om het paleis tijdelijk open te stellen voor het publiek. De openstelling van het paleis en omliggend park is voor de duur van drie jaar. De Rijksgebouwendienst heeft het interieur van Paleis Soestdijk geschikt gemaakt voor de ontvangst van belangstellenden. In de Soestervleugel is een ruimte ingericht met een overzicht van de geschiedenis van het gebouw en diens bewoners. Ook is er een audiovisuele presentatie van tien minuten te zien over de historie van het paleis en bewoners. Vanwege de kwetsbaarheid van gebouw en interieur wordt iedereen in kleine groepen rondgeleid door een ervaren gids. Hierin worden de staatsievertrekken getoond en een gedeelte van het appartement dat in de jaren dertig voor prinses Juliana en prins Bernhard was ingericht. De rondleiding heeft plaats op een tevoren bij de boeking vastgestelde tijd en duurt ongeveer 45 minuten. In het park is een wandelroute van circa anderhalf uur aangelegd, die de bezoeker voert langs enkele bezienswaardigheden zoals de rododendrontunnel, de ijskelder, het chaletje van koningin Wilhelmina en de hondengraven.
27
Vakmanschap delen met derden en overheid Ook betracht de Rijksgebouwendienst meer openheid rond de eigen monumentenzorg. Onderdeel daarvan is een intensievere samenwerking met alle andere organisaties op het terrein van de monumentenzorg. De Rijksgebouwendienst deelt zijn kennis en vakmanschap ook met derden: met andere overheden, met andere met de overheid verbonden organisaties en in bijzondere gevallen ook met particuliere instellingen. Ook de contacten met het onderwijs (beheer, onderhoud en restauratietechnieken) zijn in 2006 verstevigd. De Rijksgebouwendienst slaat met interessante lesstof uit de praktijk en met stageplaatsen bij de restauratie van zijn monumenten een brug naar de groeiende belangstelling bij het grote publiek. Bijdragen aan duurzaam huisvestingsbeleid Om het begrip duurzaam bouwen te kunnen kwantificeren, heeft de Rijksgebouwendienst in samenwerking met de Stichting Sureac een milieu-index ontwikkeld, die de duurzaamheid van een gebouw uitdrukt in één getal. Hiervoor is het computerprogramma GreenCalc+ ontwikkeld. GreenCalc+ is een instrument waarmee gebouwen en wijken beoordeeld kunnen worden op hun duurzaamheid. De duurzaamheid van een gebouw wordt in GreenCalc+ beoordeeld op drie aspecten: energiegebruik, materiaalgebruik en watergebruik. Door deze integrale benadering is het mogelijk de milieueffecten van bouwkundige en installatietechnische maatregelen in een gebouw tegen elkaar af te wegen. Hierdoor kan een optimaal pakket van maatregelen voor een gebouw vastgesteld worden. De Rijksgebouwendienst zet GreenCalc+ als pilot in voor enkele bouwprojecten die hij uitvoert. De milieu-index is een steun in de rug voor alle betrokkenen om duurzaam bouwen ook werkelijk handen en voeten te geven.
Duurzaam geproduceerd hout Een zeer actueel onderwerp in de rijkshuisvesting is de toepassing van duurzaam geproduceerd hout. Het kabinet wil dat in 2010 al het hout dat in rijksprojecten wordt toegepast duurzaam is. Hoe sterk dit onderwerp in de maatschappij leeft, is gebleken uit de actie van milieuorganisaties die het houtgebruik van overheden onder de loep hebben genomen. Ook de Tweede Kamer besteedt veel aandacht aan dit onderwerp. Om snel uitvoering te geven aan de opdracht van het kabinet heeft de Rijksgebouwendienst in de tweede helft van 2006 de voorschriften voor duurzaam (en ten minste legaal) houtgebruik in zijn standaardbestek aangescherpt. Verder wordt met andere overheden onder leiding van VROM gewerkt aan concrete instrumenten (modelspecificaties, contractvoorwaarden et cetera) om inkopers te ondersteunen bij het inkopen van duurzaam en legaal hout.
28
Toekomst
De Rijksgebouwendienst werkt permanent aan de verbetering van de kwaliteit van zijn primaire proces ten behoeve van de klant. Dit doen wij door sturing op de juiste competenties van de medewerkers en door de uitvoering steeds efficiënter te organiseren. Wij werken aan een flexibele organisatie die sneller en adequaat kan reageren op de steeds veranderende vraag van klanten. Verwacht mag worden dat de dynamiek van die vraag de komende tijd versterkt wordt door de flexibilisering van het ambtelijk apparaat van het Rijk. De keuzes die de Rijksgebouwendienst voor zijn interne organisatie en interne sturing op de korte termijn maakt, moeten leiden tot een organisatie die ook op de middellange termijn op haar taak is berekend. De Directieraad is eind 2006 een serie interne discussies gestart om een beter beeld te krijgen van die toekomstige organisatie. Duidelijk is dat de Rijksgebouwendienst een andere koers moet gaan varen dan de afgelopen jaren door ons meer te concentreren op onze toegevoegde waarde voor onze klanten. Het Coalitieakkoord van het kabinet Balkenende IV en de gevolgen die dat heeft voor de rijksoverheid in het algemeen en voor de Rijksgebouwendienst in het bijzonder, noodzaken tot een versnelling van die gedachtevorming. De eerste analyses leveren een toekomstbeeld op, waarbij onze inzet verschuift van het realiseren en beheren van huisvesting naar het integraal managen van de complexe besluitvormingsprocessen in de voorfase van huisvestingstrajecten en het vervullen van professioneel opdrachtgeversschap voor de marktpartijen die de feitelijke uitvoering verzorgen. Daar horen ook nieuwe of versterkte competenties bij. Wij willen een krachtiger regisseursrol innemen bij de inkoop van producten en diensten op het moment dat realisatie en beheer nog meer dan nu aan de markt worden overgelaten. De Rijksgebouwendienst krijgt meer en meer het profiel van een dienstverlenend kenniscentrum dat van zijn kennis gebruikmaakt om de klant huisvestingsoplossingen aan te bieden. Het grote volume van de huisvestingsportefeuille biedt daarbij aanvullende schaalvoordelen.
De Rijksgebouwendienst wil zich in de toekomst nog meer concentreren op die activiteiten, die een hoge toegevoegde waarde voor de klanten opleveren. Allereerst nemen wij de klanten zo veel mogelijk de zorgen op huisvestingsgebied uit handen. Dat kunnen wij doen omdat onze dienstverlening integraal wordt georganiseerd en geregisseerd. Bovendien beheersen wij voor de klant de grote (financiële) belangen en risico’s die met huisvesting zijn gemoeid. Ten tweede is de Rijksgebouwendienst voor de klant een vertrouwde partij. Wij zijn als onderdeel van het Rijk dienstbaar aan de rijksoverheid. Wij hebben geen eigen commerciële belangen en zijn integer. Bovendien streven wij niet naar winstof omzetmaximalisatie. Wij kennen de besluitvormingsprocedures bij het Rijk en onderkennen politiek-bestuurlijke risico’s. We kennen onze klanten en zijn in staat het rijksbeleid voor de klant te vertalen naar huisvestingsoplossingen. De Rijksgebouwendienst transformeert volgens dit toekomstbeeld tot een kenniscentrum dat kennis ontwikkelt, verbindt, aanbiedt en toepast. Wij kunnen de behoefte van de klant en de mogelijkheden die de markt biedt met elkaar verbinden in concrete huisvestingsoplossingen. Een nadere aanscherping van dit toekomstbeeld en een legitimatie door de belangrijkste belanghebbenden van de Rijksgebouwendienst zijn nodig voordat dit transformatieproces in gang kan worden gezet.
29
Directieraad
> Directeur-Generaal drs. P.F.M. Jägers (1952)
> Directeur Projecten Ing. A. Muizer (1963)
> Directeur Advies & Architecten Ir. H.J. Mulder (1958)
> Directeur Vastgoed ir. L.G.C. Heijnders (1960)
> Directeur PPS & Innovatie mevr. drs. R. van de Ven (1958)
> Directeur Frontoffice drs. A.H.M. Vermeulen (1954)
> Concerncontroller drs. T. van Hees RC (1972)
> Directeur Beheer E. Opperhuizen (1946)
> Hoofd Beleid & Strategie drs. W. Jansen (1956)
Interview
De Rijksbouwmeester heeft zich in 200 jaar ontwikkeld van architect en bouwer tot het architectonische geweten van Nederland. Rijksbouwmeester Mels Crouwel vindt het aantrekkelijke van deze rol dat hij en zijn team als onafhankelijk adviseur zeer serieus worden genomen. ‘Onze invloed is groter geworden, ook door het gezag van het College van Rijksadviseurs. Het College steunt daarbij ook weer op de goede rol die het Atelier van de Rijksbouwmeester speelt. Het is een uitstekende combinatie voor de toekomst.’ Met de ambitie om te zorgen dat het Rijk een betere opdrachtgever wordt, trad Mels Crouwel in 2004 aan als Rijksbouwmeester. ‘Mijn bureau heeft altijd heel mooi werk gehad van de overheid, dus ik vond dat ik wat voor de publieke zaak terug moest doen,’ motiveert Crouwel deze wending in zijn loopbaan. ‘De beleidsmatige kant krijgt bij mij behoorlijk wat aandacht. Bij mijn voorganger Jo Coenen lag het accent meer op de projectenkant. Dat wist hij en daarom heeft hij mij voorgedragen.’ Crouwel beziet de bijdrage die hij kan leveren aan het rijkshuisvestingsbeleid en het opdrachtgeverschap van de rijksoverheid. ‘Je kunt mij vergelijken met een minister die een paar jaar langskomt. Er zit hier een apparaat van twintig man dat zorgt dat het werk goed gebeurt en ik stuur een beetje bij.’ Jonge architecten een kans geven De rol van de Rijksbouwmeester verandert doordat de overheid en de regelgeving veranderen. Onder de Europese Aanbestedingsregels is het niet meer mogelijk dat de Rijksbouwmeester een architect voor een bouwproject selecteert. Iedere partij die zich aanmeldt moet een eerlijke kans krijgen. Het Atelier van de Rijksbouwmeester kan bij de architectenselectie in zekere mate nog een sturende rol spelen. Crouwel gebruikt die ruimte om jonge architectenbureaus een kans te geven. In de voorselectie die het Atelier maakt, zit altijd minstens één jong bureau. ‘Jonge bureaus hebben ook al gewonnen. Verder heb ik de mogelijkheid om kleinere opdrachten die niet onder Europese Aanbestedingsregels vallen, zelf aan te wijzen. In dat geval heb ik heel veel jonge architecten geselecteerd.
Jonge mensen moeten ook de kans krijgen om zich te bewijzen. Het gaat in eerste instantie toch om denkkracht en creativiteit.’ Ontwikkelen van PPS De ontwikkelingen rond publiekprivate samenwerkingscontracten (PPS) zijn een goed voorbeeld hoe de Rijksbouwmeester kan bijdragen aan het versterken van het opdrachtgeverschap van het Rijk. Omdat de architect onderdeel van een consortium is, wijkt de selectieprocedure af van een ‘gewone’ Europese Aanbesteding. Vooral het nauwkeurig formuleren van de ambities is een kritische succesfactor. ‘Wij schrijven mee aan dat ambitiedocument en helpen met onze kennis en kunde dat instrument verder te ontwikkelen. Door het Programma van Eisen en de vraagstelling te verbeteren, krijg je ook de goede architect op een project.’ Het Atelier beoordeelt ook de inzendingen en ontwikkelt momenteel een evaluatie. Crouwel en zijn team zijn er nog niet achter of de keuze voor PPS in alle gevallen zo’n goed idee is. ‘Men denkt dan altijd dat wij heel conservatief en tegen zijn. Dat is niet zo. Ons standpunt is dat het nog bewezen moet worden dat er met PPS kwalitatief altijd iets beters uitkomt. Onze indruk is dat de besluitvorming nu vaak sterk geldgedreven is. Wij vinden dat je goed moet overwegen wat wel en niet in aanmerking komt voor PPS. Daar is de Publiek Private Comparator het geëigende instrument voor. Vervelend is wel dat de manier van werken zoals we dat altijd gewend waren nu traditioneel wordt genoemd. Dat is heel negatief. Positief is dat er door PPS-denken varianten ontstaan op het normale proces dat daardoor innoveert.’ Visie op duurzame rijkshuisvesting Een andere ontwikkeling is de veranderde verhouding tussen opdrachtgevers binnen het Rijk en de Rijksgebouwendienst. De rol van de Rijksgebouwendienst is na de evaluatie van het rijkshuisvestingstelsel verlegd van sturend naar uitvoerend. De ministeries mogen als opdrachtgever zelf bepalen wat zij met hun huisvesting doen en de Rijksgebouwendienst moet dat uitvoeren. Dat is een wat ingewikkelde relatie omdat de meeste kennis van huisvesting bij de Rijksgebouwendienst zit. In overleg >
‘Het Rijk moet een betere opdrachtgever worden’
> Interview met Mels Crouwel
32
met de directeur-generaal Rijksgebouwendienst is de Rijksbouwmeester gestart met het opstellen van een visie op duurzame rijkshuisvesting. ‘Als een overkoepelende visie op huisvesting door de regering bekrachtigd wordt, is dat rijksbeleid en hoef je daar niet meer over te discussiëren. Het Rijk moet bovendien met zijn gebouwen een voorbeeldfunctie hebben en laten zien goed met zijn geld om te gaan. Mijn mening is dat de milieudoelstelling van het kabinet een-op-een terug te vinden moet zijn in bestekken voor gebouwen. Dat uit zich in het streven naar gebouwen met een laag energieverbruik, duurzaam materiaalgebruik en sturen op recycling. Daarnaast schetsen wij kaders voor architectonische aspecten zoals flexibiliteit: wat bouw je voor de lange en wat voor de korte termijn.’ Duurzaamheid door hergebruik Vanuit zijn persoonlijke belangstelling vindt Crouwel het interessant om duurzame oplossingen te vinden voor bestaande gebouwen. ‘Hoe combineer je oud en nieuw met het oog op de toekomst. De tijd is voorbij dat we alleen maar kiezen voor nieuw en alle grond opgebruiken. Hergebruik van gebouwen –
200 jaar Rijksbouwmeester
Mels Crouwel over 200 jaar Rijksbouwmeester: ‘Ik vind het mooi dat deze instelling er al 200 jaar is en dat men ons niet afschaft ondanks ons kritische advies. Men waardeert dat kritische advies juist. Door de jaren heen heeft het instituut zijn toegevoegde waarde echt bewezen.’ In het kader van 200 jaar Rijksbouwmeester is het hele jaar 2006 een groot aantal festiviteiten georganiseerd. Crouwel is het meest enthousiast over de publiciteit die de 200ste verjaardag heeft gekregen. De AVRO maakte een televisieserie over de vroegere Rijksbouwmeesters en de rol van het huidige Atelier.
Deze serie is nu ook in de winkel te koop op dvd. Er zijn plannen om hieraan een vervolg te geven. Verder kregen kunstenaars de opdracht om tijdelijk een kunstwerk aan te brengen op het VROM-gebouw dat werd versierd met grote zwarte bollen. ‘Het was een goed middel om te laten zien hoe je een gebouw door middel van kunst kunt veranderen. Je gaat anders naar zo’n gebouw kijken,’ aldus Crouwel. Als kunstliefhebber vond hij dit initiatief ook een van de hoogtepunten, naast het slotfeest dat gehouden werd in het kale gebouw van het Ministerie van Financiën.
‘De milieudoelstelling van het kabinet moet een-op-een terug te vinden zijn in bestekken voor gebouwen’ niet alleen door restauraties, maar door er nieuw gebruik voor te vinden, en gebouwen uit te breiden met nieuwe stukken – is ook duurzaam.’ Het duurzame karakter van gebouwen komt zeker tot uitdrukking in monumenten. Het Atelier van de Rijksbouwmeester begeleidt een aantal belangrijke restauraties, zoals het Paleis op de Dam, Trompenburgh, het Scheepvaartmuseum en het Trippenhuis in Amsterdam. Ook bij tijdelijke invulling en de herbestemming van Paleis Soestdijk speelt de Rijksbouwmeester een adviserende en begeleidende rol. Visie op de inrichting van Nederland Behalve een visie op rijkshuisvesting ontwikkelt het Atelier van de Rijksbouwmeester, samen met het College van Rijksadviseurs, ook een visie op het toekomstige architectuurbeleid. ‘Wij stellen in dit visiedocument dat Nederland na zou moeten denken over hoe ons land er in 2030 uit moet zien. Dat is nodig als je ziet dat de vraagstukken voortdurend veranderen. Nu is de waterproblematiek door de klimaatverandering op de agenda gekomen, vier jaar geleden was dat niet zo. Het is niet onze rol om het te ontwerpen. Wij zijn er om over de uitgangspunten, het beleid en de hoofdzaken te adviseren.’ Het is duidelijk dat een dergelijke toekomstvisie het domein van rijksgebouwen verre overstijgt. Het gaat ook over landschappen, infrastructuur en monumenten, domeinen die het beleid en werkterrein van andere ministeries raken. Om die brede adviesrol beter in te kunnen vullen is vorig jaar het College van Rijksadviseurs ingesteld. Volgens Mels Crouwel is dat een goede zet geweest. ‘Via dat College is een eerste stap gemaakt naar een meer interdisciplinair debat tussen ministeries. Dat sluit goed aan bij de ambities van de nieuwe regering om meer projectmatig te gaan werken.’ In zijn resterende periode wil Crouwel ervoor zorgen dat de rol van de Rijksbouwmeester in combinatie met het College van Rijksadviseurs goed beschreven is en dat de formatie en financiering geregeld zijn. Titelbescherming Een andere opgave die Crouwel zich stelt voor de resterende periode is dat de Wet op de architectentitel zonder kleerscheuren door de Tweede Kamer geloodst wordt. ‘Het was een verzoek van oud-minister Dekker om me hiermee bezig te houden. De bedoeling is om de eisen aan te scherpen voordat iemand zich mag inschrijven in het architectenregister en die titel mag voeren. In vergelijking met andere beroepsgroepen lopen we
achter als het gaat om basiseisen, permanente educatie en klachtrecht. Een van de eisen is dat een afgestudeerde architect eerst twee jaar werkervaring opdoet voordat hij zich mag inschrijven. In het buitenland is dat overal al zo geregeld. Wij geven het goede voorbeeld met ons Atelier met Het Experiment, een proefprogramma voor veertig studenten, die in het kader van dit programma beroepservaring hebben opgedaan. Het uiteindelijke doel is dat de klant kan rekenen op een goede architect.’ Kunst in de openbare ruimte Kunst, een ander aandachtsgebied van de Rijksbouwmeester, ligt Crouwel na aan het hart. Als kunstliefhebber en -verzamelaar zet hij zich in voor kunst in en bij gebouwen en openbare ruimte. Naast de reguliere 1%-regeling van het Rijk waarover iedere drie jaar in boekvorm wordt gerapporteerd, probeert hij de relatie tussen overheid en de particuliere kunstwereld te versterken. Op Art Rotterdam werd in opdracht van de Rijksbouwmeester een project gemaakt dat het belang van kunst in de openbare ruimte onderstreept. Dit project werd buiten de 1%-regeling gefinancierd. Verder is in samenwerking met de Stichting Kunst in de Openbare Ruimte een expert meeting georganiseerd waarbij Europese instanties die eenzelfde kunstregeling kennen, kennis hebben uitgewisseld. Verwachtingen uitgekomen In de drie jaar dat hij de functie bekleedt, zijn de verwachtingen die Crouwel over deze rol had, zeker uitgekomen. ‘Ik wist dat het een brede functie was. Voor alles wat je kunt verzinnen dat met gebouwen te maken heeft, klopt men bij ons aan. Van heel onbenullig tot heel erg geheim en belangrijk. Dat is ontzettend leuk. Ik mag me overal mee bemoeien en gevraagd en ongevraagd advies geven. Het mooie aan deze rol is ook dat wij kunnen zorgen dat rijksgebouwen op een zo goed mogelijke manier tot stand komen. In mijn termijn staan een paar belangrijke grote gebouwen op de planning, zoals het Internationaal Strafhof in Den Haag, de huisvesting voor de Hoge Raad.’
34
Projecten
Ook in 2006 heeft de Rijksgebouwendienst gewerkt aan een groot aantal huisvestingsprojecten. Grote in het oog springende projecten zoals het Rijksmuseum, de Ridderzaal, Westraven en het Walterboscomplex. Maar ook kleinschalige projecten en innovatieve huisvestingsadviezen. Op de volgende fotopagina’s halen we acht van deze projecten naar voren. Projecten die stuk voor stuk hebben bijgedragen aan het succesvol functioneren van onze klanten.
Project
Nieuwbouw zoutloodsen en stallingruimte RWS, Breda
35
Project
Renovatie vleugel Kröller-Müller Museum, Otterlo
36
Project
Openstelling Paleis Soestdijk
38
Project
Renovatie Rijksmuseum, Amsterdam
40
Project
Nieuwbouw en renovatie kantoor Westraven
42
Project
Nieuwbouw Detentiecentrum Alphen aan den Rijn
44
Project
Verbouwing Museum Catharijne Convent, Utrecht
46
Project
Ridderzaal, Den Haag
48
49
Organisatie
Dienstleiding
Rijksbouwmeester
Bureau Coördinatie Integriteit en Veiligheid
Staf Beleid en Strategie Personeel en Organisatie Juridische Advisering Facilitaire Zaken Concerncontrol Informatievoorziening
Frontoffice
Advies & Architecten
Vastgoed
Projecten
Beheer
Publiekprivate samenwerking & Innovatie
Accountmanagement
Ontwerp
Vastgoedmanagement
Projectmanagement
Beheer
Projecten
Marketing en Accountadvisering
Ingenieurs
Vastgoedstrategie
Kwaliteitszorg
Beheer Servicepool
Expertise en Advies
Communicatie
Advies
Control en Bedrijfsvoering
Programmamanagement
Beheersstrategie en Kwaliteitszorg
Beleidsontwikkeling en innovatie
Control en Bedrijfsvoering
Control en Bedrijfsvoering
Control en Bedrijfsvoering
Control en Bedrijfsvoering
Control en Bedrijfsvoering
50
Financiële gegevens
Balans voor winstbestemming van het Agentschap Rijksgebouwendienst per 31 december 2006 Bedragen in EUR 1.000 31 december ACTIVA 2006 Vaste activa Materiële vaste activa Grond en gebouwen Onderhanden huisvestingsprojecten (leenfaciliteit) Inventaris en overige bedrijfsmiddelen
Egalisatierekening Vlottende activa Onderhanden werk services, adviezen en overig Debiteuren en overige vorderingen Overlopende activa
Liquide middelen
TOTAAL ACTIVA
31 december 2005
4.495.430 479.059 1.299
4.479.963 384.099 1.574
4.975.788
4.865.636
661.672
628.053
48.773 70.214 77.093
76.890 62.829 175.230
196.080
314.949
401.644
274.313
6.235.184
6.082.951
51
PASSIVA
Eigen vermogen Exploitatiereserve Onverdeeld resultaat
Voorzieningen Voorziening Planmatig onderhoud Voorziening Asbestverontreiniging Voorziening Leegstand Voorziening Veiligheid Overige voorzieningen
Langlopende schulden Leenfaciliteit Financiën Overige langlopende schulden
Kortlopende schulden Nazorgbudgetten Crediteuren Overige schulden en overlopende passiva Kortlopend deel langlopende schulden
TOTAAL PASSIVA
31 december 2006
31 december 2005
64.278 17.360
60.193 17.094
81.638
77.287
290.868 45.085 54.434 0 29.092
283.339 49.738 44.434 0 29.698
419.479
407.209
5.240.281 3.151
5.099.788 2.170
5.243.432
5.101.958
17.966 60.064 149.761 262.844
26.253 46.750 183.703 239.791
490.635
496.497
6.235.184
6.082.951
52
De staat behorende bij de rekening, onderdeel baten en lasten Agentschap Rijksgebouwendienst Gespecificeerde verantwoordingsstaat per 31 december 2006 Bedragen in EUR 1.000 Omschrijving
Baten Leveren producten en diensten Opbrengsten departementen Opbrengsten moeder Opbrengsten derden Bedrijfsvoering Rentebaten Overige baten Totaal baten Lasten Product huisvesting Apparaatskosten Huren vanuit de markt Rentelasten Afschrijvingen Dagelijks beheer Mutaties voorzieningen Belastingen Investeringen buiten gebruiksvergoedingen Overige producten Services Adviezen Beleid Overige lasten Totaal lasten Saldo van baten en lasten
(1) Oorspronkelijk vastgestelde begroting
(2) Realisatie
(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1.125.614 97.756 9.761
1.271.253 111.671 11.949
145.639 13.915 2.188
4.000 5.000
8.854 17.495
4.854 12.495
1.242.131
1.421.222
179.091
56.185 258.308 296.112 286.912 100.422 83.749 23.012 78.926
61.309 317.439 284.467 289.777 102.778 81.787 23.423 142.065
5.124 59.131 –11.645 2.865 2.356 –1.962 411 63.139
23.587 10.462 10.385
60.099 6.743 9.450
36.512 –3.719 –935
5.000
24.525
19.525
1.233.060
1.403.862
170.802
9.071
17.360
8.289
53
Analyse van de baten en lasten en het gerealiseerde resultaat: 2006 versus 2005 Algemeen In tabel A worden de lasten en baten en het gerealiseerde resultaat voor de verslagjaren 2005 en 2006 gepresenteerd. Op Rgdniveau stijgt het resultaat 2006 ten opzichte van 2005 met EUR 0,2 miljoen. De meeste lasten en baten c.q. resultaat zijn, evenals vorig jaar, toe te schrijven aan het product huisvesting. Gelet op de financiële betekenis van dit product vindt in tabel A een uitsplitsing plaats naar de diverse componenten. Daarnaast worden de lasten en baten van de overige producten gepresenteerd.
Tabel A: Lasten en baten per product gevolgd door het resultaat 2005 lasten
2005 baten
2005 resultaat
2006 lasten
2006 baten
2006 resultaat
56,5 565,9 0,7 76,1 37,0 20,7 17,8 0,0 27,0 23,8 303,2 0,0 91,3 3,0 4,2
59,4 609,6 0,0 43,0 46,7 27,0 0,0 0,0 27,4 23,8 300,2 0,0 91,1 3,6 0,8
2,9 43,7 –0,7 –33,1 9,7 6,3 –17,8 0,0 0,4 0,0 –3,0 0,0 –0,2 0,6 –3,4
63,0 573,7 2,4 60,3 46,4 –14,7 2,9 0,1 25,5 23,4 314,9 0,9 98,3 1,0 2,0
56,3 605,6 0,0 48,9 45,9 0,0 0,0 0,0 16,1 23,5 317,4 0,0 97,2 4,7 0,0
–6,7 31,9 –2,4 –11,4 –0,5 14,7 –2,9 –0,1 –9,4 0,1 2,5 –0,9 –1,1 3,7 –2,0
6,8 18,4 0,0
0,0 32,5 5,5
–6,8 14,1 5,5
0,7 24,5 0,0
0,0 23,0 8,9
–0,7 –1,5 8,9
Totaal product huisvesting/beheer Inputfinanciering Services Adviezen
1.252,4 75,0 41,6 4,3
1.270,6 75,0 40,4 4,4
18,2 0,0 –1,2 0,1
1.225,3 111,7 60,1 6,8
1.247,5 111,7 55,4 6,6
22,2 0,0 –4,7 –0,2
Totaal
1.373,3
1.390,4
17,1
1.403,9
1.421,2
17,3
Posten per product Bedragen in EUR 1.000.000 Huisvesting Netto apparaatskosten Rente en afschrijving Herstel onderhoud Planmatig onderhoud Dagelijks onderhoud Boekwaarderisico Asbestverontreiniging Bodemverontreiniging Leegstand Belastingen Huren vanuit de markt (exclusief input) Verlieslatende contracten Kleine huisvestingsprojecten Derden PPS&I Overige posten Stelselverbetering Overige baten/lasten Overige rentebaten/lasten
54
Toelichting op de verschillen 2005 versus 2006 Apparaatskosten De netto apparaatskosten vormen het verschil tussen de bruto apparaatskosten en de verkregen dekking uit producten. Er is ten opzichte van 2005 sprake van een daling in het resultaat op de netto apparaatskosten van EUR 9,6 miljoen. Deze daling wordt veroorzaakt door een grotere inzet van met name extern personeel vanwege een grotere orderportefeuille in 2006. Rente en afschrijving De voornaamste resultaatbepalende post is, evenals in voorgaande jaren, het resultaat op reguliere rente en afschrijving. Het resultaat kan worden verklaard door de volgende posten: – het effect netto leenfaciliteit; – de reparatie van de verlieslatendheid; – het verschil tussen de werkelijke indexering en de indexering volgens de RMR. Toelichting Effect netto leenfaciliteit Dit effect vindt zijn oorsprong in het feit dat de lening van de Rgd bij de start van het stelsel minder was dan de waarde van de materiële vaste activa. Met dit verschil worden de risico’s met betrekking tot de vastgoedportefeuille afgedekt. Het effect bedraagt in 2006 EUR 14 miljoen. Reparatie verlieslatendheid Dit effect is toe te schrijven aan de in 2004 doorgevoerde reparatie van het verlieslatende rente- en aflossingsschema. De reparatie leidt tot een positief resultaateffect van EUR 7 miljoen. Effect indexatieverschillen Het resultaat wordt veroorzaakt doordat de werkelijke indexatie van de gebruiksvergoeding over de afgelopen jaren gemiddeld hoger is geweest dan de indexatie volgens de RMR (2,5% voor contracten die zijn ingegaan per 1 januari 1999 en 1,5% voor contracten die in latere jaren zijn ingegaan). Het resultaateffect van de indexering is lager dan in 2005 vanwege de huidige lage inflatie. Planmatig onderhoud Het resultaat op deze component nam in het jaar 2006 toe ten opzichte van 2005. De totale dotatie planmatig onderhoud is EUR 11,4 miljoen hoger dan de opslag planmatig onderhoud waarmee de voorziening ultimo 2006 toereikend is voor de toekomstige onderhoudsactiviteiten. Boekwaarderisico Bij de voorziening boekwaarderisico is sprake van een positief resultaateffect in 2006. De belangrijkste verklaring is de vrijval van een boekwaarderisico van een Penitentiaire Inrichting te Amsterdam, omdat dit object naar verwachting niet meer binnen de tijdhorizon van de voorziening (vijf jaar) wordt afgestoten.
55
Asbestverontreiniging Er is een inventarisatie gedaan naar asbest in de gebouwenvoorraad in 2005. Voor de bestrijding van asbest is ongeveer EUR 3 miljoen extra gedoteerd aan de voorziening in 2006. Leegstand In 2006 is het resultaat op leegstand met ongeveer EUR 10 miljoen gedaald ten opzichte van 2005. De verklaring hiervoor is dat de voorziening op peil wordt gehouden door dotaties, vanwege de verwachting dat leegstand in de toekomst zal toenemen. Overige baten/lasten Het resultaat op deze post in 2006 daalt met EUR 13 miljoen ten opzichte van 2005. De grootste veroorzakers hiervan zijn projectenresultaten, de buitengewone lasten en de lasten inzake het voorgaand boekjaar. Services Services worden in principe kostendekkend geleverd. Bij servicecontracten worden voorschotten verleend en vervolgens wordt afgerekend op basis van werkelijke kosten. Hierdoor kan soms op jaarbasis een beperkte afwijking ontstaan. Meerjarig is sprake van kostendekkendheid. Baten en lasten in evenwicht De Rgd streeft naar een bedrijfsresultaat waarbij de baten en lasten meerjarig met elkaar in evenwicht zijn. De ervaring sinds 1999 met het Rijkshuisvestingsstelsel heeft geleerd dat zich van jaar op jaar relatief grote afwijkingen kunnen voordoen ten opzichte van een nulstand (baten en lasten exact in evenwicht). Bedragen in EUR 1.000
Totaal baten Totaal lasten Saldo
Realisatie 2002
Realisatie 2003
Realisatie 2004
Realisatie 2005
Realisatie 2006
1.157.424 1.128.170
1.426.746 1.363.956
1.343.481 1.300.720
1.354.040 1.336.946
1.421.222 1.403.862
29.254
62.790
42.761
17.094
17.360
Leegstand De Rgd streeft naar een geringe leegstand zodat de kosten van leegstand worden beperkt, waarbij een acceptabele hoeveelheid frictieleegstand nodig is voor de flexibiliteit in de huisvestingsvoorraad. De totale gerealiseerde leegstand in 2006 was met 2,6% fors lager dan begroot (4,7%), omdat in 2006 rekening was gehouden met meer leegstand als gevolg van de grote hoeveelheid expirerende contracten. Het afgelopen jaar is echter een groot deel van deze contracten alsnog voor kortlopende tijd verlengd. De beëindiging van deze contracten zal naar verwachting in de komende jaren alsnog gefaseerd plaatsvinden. De Rgd voert een aantal projecten uit in het kader van anticiperend investeren. Deze projecten hebben in 2006 nog geen effect gehad op de leegstand.
56
In het gerealiseerde leegstandspercentage voor rekening van de Rgd van 2,3% is de leegstand afgezet tegen de voorraad binnen de huur-verhuursystematiek.
Leegstand in m2 bvo (x 1.000) Totale voorraad huur-verhuur in m2 bvo (x 1.000) Leegstandspercentage Leegstandspercentage in nog verhuurbare m2 bvo
per 31-12-2002
per 31-12-2003
per 31-12-2004
per 31-12-2005
per 31-12-2006
103
148
238
199
175
6.232 1,7%
6.716 2,2%
6.585 3,6%
6.690 3,0%
6.597 2,6%
0,8%
1,4%
2,3%
2,3%
2,3%
Meer informatie
Voor meer informatie of contact met de Rijksgebouwendienst > Rijksgebouwendienst-Infofoon: Telefoon: 0800 – 8991103 > Bezoekadres Rijnstraat 8 > Postadres Postbus 20952 2500 EZ Den Haag > E-mail
[email protected] > Internet www.rijksgebouwendienst.nl www.rijksbouwmeester.nl
Colofon > Concept & realisatie C&F Report Amsterdam B.V. > Fotografie Picture Report, Amsterdam en anderen
Ministerie van VROM > staat voor ruimte, wonen, milieu en rijksgebouwen. Beleid maken, uitvoeren en handhaven. Nederland is klein. Denk groot.
VROM 7295 / Mei 2007
Dit is een publicatie van: Ministerie van VROM Rijksgebouwendienst > Rijnstraat 8 > Den Haag > www.rijksgebouwendienst.nl
Jaarverslag 2006