Ministerie van VROM
R e ge l e f fe c tt o e t s a an sc h er pin g E P C w oning e n
mei 2005
M i ni s t e ri e van VROM
R e ge l e f fe c tt o e t s a an sc h er pin g E P C w oning e n
dossier Z0362 registratienummer Z0362.01.002.R01 versie 1
m e i 2005 © DHV Bouw en Industrie BV
Niets uit dit bestek/drukwerk mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt d.m.v. drukwerk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van DHV Bouw en Industrie BV, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd.
DHV Bouw en Industrie BV
INHOUD
BLAD
1
SAMENVATTING
3
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
INLEIDING Doel Aanscherping EPC Randvoorwaarden Aanpak Uitgangspunten
5 5 5 6 6 7
3 3.1 3.2 3.3 3.4
EPC BEREKENINGEN Referentiesituatie Realisatie EPC=0,8 Maximaal haalbare EPC bij € 0 meerkosten Gevoeligheidsanalyse
9 9 10 11 12
4 4.1 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.4 4.4.1 4.4.2 4.4.3 4.5
REGELEFFECTEN BIJ EPC = 0,8 Fysieke effecten aanscherping bij EPC=0,8 Bedrijfseffecten Algemeen Veranderingen in het proces Bouwpartijen Consumenteneffecten Kosten Binnenmilieu Overige woontechnische effecten Milieueffecten CO2 uitstoot Watergebruik Materiaalgebonden milieubelasting Effecten op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid
13 13 16 16 16 16 19 19 20 22 22 22 23 23 23
5
CONCLUSIES
24
6
COLOFON
25
BIJLAGE 1: ENERGIEPRIJZEN
1
BIJLAGE 2: TEKENINGEN REFERENTIEWONINGEN
2
BIJLAGE 3: UITGANGSPUNTEN REFERENTIEWONINGEN
11
BIJLAGE 4: KOSTENEFFECTEN MAATREGELEN EN PAKKETTEN
12
BIJLAGE 5: EFFECT OP WOONLASTEN
21
Ministerie van VROM/Regeleffecttoets aanscherping EPC woningen Z0362.01.002.R01
mei 2005, versie 1
-2-
DHV Bouw en Industrie BV
1
SAMENVATTING In opdracht van het ministerie van VROM is door DHV een onderzoek verricht naar een mogelijke aanscherping van de EnergiePrestatieCoëfficiënt (EPC) van woningen van EPC 1,0 tot EPC 0,8. Doel van het onderzoek is inzicht geven in de haalbaarheid en de neveneffecten van de aanscherping. Het betreft een update van het onderzoek dat eind 2003 door DHV is verricht betreffende de aanscherping van de EPC van te bouwen woningen naar 0,8. Ten opzichte van genoemd onderzoek zijn de volgende aspecten gewijzigd: nieuwe NEN 5128, 2004 met gewijzigde rekenmethode NPR 5129, versie 2.0; gewijzigde energieprijzen (gas, elektra); nieuwe set referentiewoningen; gewijzigde kosten van maatregelen. Dit onderzoek betreft een actualisatie van genoemd onderzoek, waarbij de effecten van dezelfde aspecten in kaart zijn gebracht: kosteneffecten; bedrijfseffecten; consumenteneffecten; milieueffecten; effecten op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de regelgeving. Op basis van 8 referentiewoningen is bepaald wat de energieopbrengsten (ten gevolge van besparingen op gas en elektra) en de meerinvesteringen zijn van energiebesparende maatregelen. Maatregelen zijn samengevoegd tot een kosteneffectief pakket waarmee de EPC van de woning wordt verlaagd. Hiermee wordt inzicht verkregen in de haalbaarheid van het verlagen van de EPC tot 0,8 en de bijbehorende kosten of opbrengsten. Daarnaast is onderzocht welke neveneffecten een rol spelen bij het aanscherpen van de EPC. In Tabel 1 wordt per referentiewoning het pakket van maatregelen gegeven waarmee een EPC van 0,8 kan worden gerealiseerd. Andere pakketten met maatregelen zijn mogelijk door bijvoorbeeld onderlinge verschuivingen van maatregelen die zijn toegepast bij andere referentiewoningen of door toepassen van wellicht duurdere maatregelen. Duidelijk is dat het aanscherpen van de EPC kostenneutraal gerealiseerd kan worden. Enige uitzondering betreft het referentietype vrijstaande woning, die met marginale meerkosten te maken krijgt. Voor alle pakketten die in deze studie zijn onderzocht, zijn kwaliteitsverklaringen nodig om een EPC van 0,8 te realiseren (bijvoorbeeld voor HR-warmteterugwinning of vraaggestuurd ventileren). Het betreft echter marktrijpe technieken, die reeds veelvuldig worden toegepast, waarbij de markt naar verwachting kan voldoen aan de toenemende vraag. Deze aanscherping geeft een impuls tot innovatie aan de toeleverende industrie om het aanbod van producten op het niveau van kwaliteitsverklaringen te vergroten.
Ministerie van VROM/Regeleffecttoets aanscherping EPC woningen Z0362.01.002.R01
mei 2005, versie 1
-3-
DHV Bouw en Industrie BV
Tabel 1: Kosteneffectief pakket van maatregelen voor EPC = 0,8 en jaarlijkse opbrengsten minus kosten. WONINGTYPE EPC=0,8 1 2 3 4 5 6 7 Algemene benaming eengezins eeng. 2 onder één galerij senioren vrijstaand portiek met kap zonder kap kap Opbrengsten - kosten (per jaar per woning) EPC-waarde
8 urban villa
€ 36
€ 56
€ 17
€ 52
€ 86
-€ 143
€ 61
€ 56
0,78
0,78
0,80
0,79
0,76
0,79
0,80
0,80
x x
x x x
x x
x x
x x x
Rc waarden vloer Rc=5 m2 K/W dak Rc=5 m2 K/W Rc=4,0 geïsoleerde deur x 2 U-glas<1,2 W/m K Zonwering
x
x
x
x
x
Verwarming vergrote radiatoren Warmtapwater wtw douchewater = 0,725
x
x
x
x x
x reeds aanw.
x
x
x
x x
x reeds aanw.
x
x
x
x
Ventilatie wtw = 0,9 gelijkstroom ventilatoren vraaggestuurde ventilatie
x
Zonne-energie zonnegascombi 5,5m2
x x
Conclusies met betrekking tot neveneffecten: Indien tot aanscherping tot EPC 0,8 wordt overgegaan, zullen de neveneffecten voor bedrijven, consumenten, het milieu en de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid beperkt zijn. De EPC-berekeningen zullen moeten onderbouwd met behulp van een kwaliteitsverklaring. Meerdere kwaliteitsverklaringen zijn voorhanden en worden ook nu al reeds ingezet bij een EPC van 1,0. Er wordt geconcludeerd dat, in combinatie met de huidige extra aandacht voor het binnenmilieu, geen nieuwe risico’s worden geïntroduceerd bij het aanscherpen van de EPC van 1,0 naar 0,8. Met betrekking tot het binnenklimaat in de woning zullen de eventuele risico’s die nu aanwezig zijn, ook bij een EPC 0,8 aan de orde zijn. Vanuit de markt is de afgelopen periode aantoonbaar meer aandacht gekomen voor het binnenklimaat (o.a. Postbus 51 campagne Gezond en Veilig Wonen/ventileren van VROM, TVVLsymposium gezond binnen). Weliswaar wordt verwacht dat door de aanscherping vaker gebalanceerde ventilatie zal worden toegepast (waarbij de markt zijn verantwoordelijkheid moet nemen met betrekking tot juiste uitvoering, onderhoud en gebruiksgemak), maar dat door de aanscherping ook meer aandacht voor vraaggestuurd ventileren zal ontstaan, wat kan resulteren in een hogere gezondheidswinst.
Ministerie van VROM/Regeleffecttoets aanscherping EPC woningen Z0362.01.002.R01
mei 2005, versie 1
-4-
DHV Bouw en Industrie BV
2
INLEIDING In opdracht van het ministerie van VROM is door DHV een onderzoek verricht naar een mogelijke aanscherping van de EPC van woningen. Dit onderzoek betreft een update van het onderzoek dat eind 2003 door DHV is verricht betreffende de aanscherping van de EPC van te bouwen woningen naar 0,8. De resultaten hiervan zijn verwerkt in rapport ‘Regeleffecttoets, Aanscherping van de EPC van te bouwen woningen naar 0,8’, d.d. 23 oktober 2003, nr. HVPM2003-1827). Ten opzicht van genoemd onderzoek zijn de volgende aspecten gewijzigd: nieuwe NEN 5128, 2004 met gewijzigde rekenmethode NPR 5129, versie 2.0; gewijzigde energieprijzen (gas, elektra); nieuwe set referentiewoningen n.a.v. gewijzigde regelgeving; gewijzigde kosten van maatregelen. Deze wijzigingen beïnvloeden de resultaten van het onderzoek. Door de gewijzigde rekenmethode kan de EPC van de referentiewoningen veranderen. Gewijzigde energieprijzen, evenals veranderde kosten van maatregelen, beïnvloeden de kosteneffectiviteit van maatregelen. In dit rapport worden de effecten van genoemde aspecten in beeld gebracht en wordt inzicht gegeven in de haalbaarheid en de neveneffecten van het aanscherpen van de energieprestatie-eis van woningen, uitgaande van de gewijzigde aspecten.
2.1
Doel Doel van deze regeleffecttoets is inzicht geven in de haalbaarheid en de neveneffecten van het aanscherpen van de energieprestatie-eis van woningen van EPC 1,0 tot EPC 0,8. Er wordt op vier soorten neveneffecten getoetst: Bedrijfseffecten. Consumenteneffecten. Milieueffecten. Effecten op de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de regelgeving.
2.2
Aanscherping EPC De EnergiePrestatieCoëfficiënt (EPC) is in het Bouwbesluit de maatstaf voor energiezuinigheid van een nieuw te bouwen gebouw. Voor iedere nieuw te bouwen gebouw dient bij de bouwaanvraag te worden aangetoond dat aan de eis voor energiezuinigheid is voldaan. De norm NEN 5128 ‘Energieprestatie van woonfuncties en woongebouwen-Bepalingsmethode’ geeft een bepalingsmethode voor de energieprestatiecoëfficient. Het betreft een integrale beoordeling van energiezuinigheid van een woonfunctie of woongebouw en de daarbij behorende installaties voor ruimteverwarming, ventilatie en tapwaterverwarming. Voor de woningbouw is de eis per 1 januari 2000 een EPC van 1,0. De overheid is voornemens om deze eis aan te scherpen tot EPC 0,8. De aanscherping is voorzien per 1 januari 2006. Mede op basis van onderhavige studie kan worden geconcludeerd dat deze aanscherping kosteneffectief mogelijk is. Ministerie van VROM/Regeleffecttoets aanscherping EPC woningen Z0362.01.002.R01
mei 2005, versie 1
-5-
DHV Bouw en Industrie BV
2.3
Randvoorwaarden Nadrukkelijke randvoorwaarde bij het aanscherpen is dat de kosten die gemoeid zijn met het verlagen van de EPC door middel van energiebesparende maatregelen volledig gedekt moeten worden door de opbrengsten ten gevolge van verlaging van het energiegebruik, met andere woorden het effect van het verlagen van de EPC moeten kostenneutraal zijn (meerkosten van de maatregelen verdienen zich terug binnen de levensduur van de maatregelen). Uitgangspunt hierbij is dat de uitkomsten van de EPC berekeningen worden opgevat als werkelijke verbruiken.
2.4
Aanpak Samenstellen referentiepakketten Voor het bepalen van de haalbaarheid van het aanscherpen van de energieprestatie-eis van woningen van EPC 1,0 tot EPC 0,8 is gebruik gemaakt van 8 referentiewoningen. Per referentiewoning is een EPC berekening gemaakt op basis van een basispakket. De berekende EPC dient hierbij gelijk of lager dan 1,0 te zijn. Indien deze EPC=1,0 niet gehaald is, zijn de basismaatregelen aangevuld met de meest economische maatregelen (zie paragraaf 3.1). Resultaat is een referentiesituatie van deze 8 woningen, waarbij de woningen voldoen aan de huidige EPC-eis van 1,0. De EPC is bepaald met behulp van NEN 5128, versie 2.0. Kosteneffectiviteit per maatregel: De aanscherping van de EPC van de referentiewoningen tot 0,8 vereist het treffen van energiebesparende maatregelen. Deze maatregelen vergen meerinvesteringen, maar leiden ook tot opbrengsten vanwege besparing op gas en elektra. De besparing is gedefinieerd als het verschil in energiegebruik zonder de verdere maatregelen en met die maatregelen. Ten opzichte van de referentiesituatie is met behulp van NEN 5128, versie 2.0, het effect van energiebesparende (bouwkundige en installatietechnische) maatregelen op het energiegebruik bepaald. De besparing is, op basis van de huidige gas- en elektraprijzen, omgerekend naar jaarlijkse besparingen/kosten voor energie. Om de kosten van de (eenmalige) meerinvesteringen ten gevolge van de energiebesparende maatregelen te kunnen vergelijken met de (jaarlijkse) opbrengsten ten gevolge van minder gasen elektraverbruik, zijn de meerinvesteringen door middel van een annuïteitenberekening omgerekend naar jaarlijkse meerkosten. De looptijd is hierbij gesteld op de technische levensduur van de maatregel, met een maximum van 25 jaar. Voor isolatiemaatregelen is de 25 jaar aangehouden en voor installatietechnische maatregelen 15 jaar. Als rentepercentage is 5% gehanteerd, overeenkomend met vorige studies en de huidige marktsituatie. Per maatregel is de kosteneffectiviteit bepaald door de jaarlijkse meerkosten te vergelijken met de opbrengst door energiebesparing. Een maatregel is kosteneffectief als de opbrengsten de investeringen dekken.
Ministerie van VROM/Regeleffecttoets aanscherping EPC woningen Z0362.01.002.R01
mei 2005, versie 1
-6-
DHV Bouw en Industrie BV
Keuzepakketten Vervolgens zijn 2 keuzepakketten (KP) samengesteld door het selecteren van de meest economische maatregelen. Hierbij zijn 2 varianten uitgevoerd: Realiseren EPC=0,8, zie paragraaf 3.2 en bepalen bijbehorende meerkosten. Maximaal haalbare EPC zonder meerkosten (€ 0), zie paragraaf 3.3. Door deze twee varianten wordt inzicht verkregen in de kosteneffectiviteit van het aanscherpen van de EPC. Van de referentiewoningen is de EPC en de energiebesparing bepaald van de 2 keuzepakketten (hierbij wordt dus rekening gehouden dat maatregelen invloed op elkaar kunnen hebben). Op basis van bijbehorende energiebesparing en investering van de pakketten is de uiteindelijke kosteneffectiviteit van woningen met EPC=0,8 bepaald. Op basis van onderzoeken naar de kwaliteit van het binnenmilieu in relatie tot energiezuinigheid, zijn de energiebesparende maatregelen geëvalueerd. Hierbij is gebruik gemaakt van de in 2003 uitgevoerde studie door BenR adviseurs en het TNO-rapport: 'Relatie EPC-niveau en gezondheidsrisico's als onderdeel van het kwaliteitsniveau van gebouwen'. Extra aandacht is besteed aan de toepassing van gebalanceerde ventilatie, uitvoerings- en beheersaspecten en de marktverantwoordelijkheden, eveneens in het kader van de lopende campagne Gezond Ventileren. Daarnaast zijn bedrijfseffecten, consumenteneffecten, milieueffecten en effecten op de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de regelgeving geanalyseerd. Hierbij zijn, om de kosteneffecten in breder perspectief te zien, de effecten op woonlasten bepaald, waarbij kosten als hypotheekrenteaftrek, verzekeringen, belastingen en heffingen zijn beschouwd. Met de uitkomsten van beide onderdelen zijn conclusies getrokken over de neveneffecten van aanscherping van de EPC. 2.5
Uitgangspunten Ten behoeve van dit onderzoek zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: Bepalen van EPC en effect van maatregelen op de EPC volgens NEN 5128: 2004 met rekenmethode NPR 5129, versie 2.0, 2005; 8 Referentiewoningen, zie paragraaf 3.1; Energieprijzen (gas, elektra) op basis van de prijzen voor 2005 zoals die door 3 grote energiebedrijven gehanteerd worden (zie bijlage 1). Gemiddeld is dit inclusief BTW en inclusief REB: gas: € 0,52 per m3; elektriciteit: € 0,19 per kWh. Voor het omrekenen naar CO2-emissies zijn de omrekenfactoren overeenkomstig de publicatie ‘Cijfers en tabellen’, Novem, 2003 gehanteerd: 1 m3 gas komt overeen met 1,78 kg CO2 1 kWh komt overeen met 0,566 kg CO2 Prijspeil van kosten van maatregelen februari 2005, inclusief BTW en toeslagpercentages. Kosten zijn gebaseerd op expertise van DHV; De kosten van maatregelen (meerinvesteringen) zijn omgerekend naar jaarlijkse meerkosten. Hierbij is als rentepercentage 5% gehanteerd, overeenkomstig vorige studies en de huidige marktsituatie; Ministerie van VROM/Regeleffecttoets aanscherping EPC woningen Z0362.01.002.R01
mei 2005, versie 1
-7-
DHV Bouw en Industrie BV
-
Een afschrijfperiode van 25 jaar voor bouwkundige maatregelen en 15 jaar voor installatietechnische maatregelen.
Ten opzichte van de vorige studie zijn de volgende aspecten gewijzigd: Herzieningen nieuwe norm: Bepalen van EPC en effect van maatregelen op de EPC met rekenmethode NPR 5129, versie 2.0 in plaats van versie 1.2. Zone indeling. In plaats van het invoeren van één gehele woning, wordt elke bouwlaag als aparte zone aangemerkt, tenzij de desbetreffende bouwlaag deel uitmaakt van een verzameling van onderling aangrenzende bouwlagen van de woonfunctie of het woongebouw die met betrekking tot de invoergegevens identiek zijn. Cepc. Cepc is de getalswaarde van de correctie ten opzichte van vorige versies van de NEN 5128 norm. In versie 1.2 was deze waarde 1,17 in versie 2.0 bedraagt de Cepc 1,12. Energiegebruik voor zomercomfort. Nieuw is dat een rekenwaarde voor het energiegebruik voor zomercomfort wordt in rekening gebracht in de EPC berekening, teneinde te bevorderen dat bij het ontwerp van de woonfunctie of het woongebouw aandacht wordt besteed aan het minimaliseren van de behoefte aan een (achteraf te installeren) mechanisch koelsysteem. In dit onderzoek is het in rekening gebrachte energiegebruik voor zomercomfort onderdeel van het elektriciteitsverbruik van de woning. Veranderde bouwregelgeving: De referentiewoningen. Voor deze studie is gebruik gemaakt van de herziene set referentiewoningen van SenterNovem die voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit 2003.
Ministerie van VROM/Regeleffecttoets aanscherping EPC woningen Z0362.01.002.R01
mei 2005, versie 1
-8-
DHV Bouw en Industrie BV
3
EPC BEREKENINGEN
3.1
Referentiesituatie Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van de Novem en SEV/SBR referentiewoningen. In bijlage 2 zijn plattegronden en geveltekeningen opgenomen van de referentiewoningen. Voor de referentiepakketten met EPC = 1,0 zijn onderstaande uitgangspunten aangehouden, zie bijlage 3. Tabel 1 geeft de EPC per woningtype met genoemde uitgangspunten. Bouwkundige uitgangspunten referentiewoningen: Rc-waarde van vloeren, gevels en daken van 3,0 m2K/W (bij vrijstaande woning 3,5 m2K/W) U-waarde van ramen is 1,8 W/m2K) dit is een combinatie van kozijnen met U-waarde 2,4 W/m2K en glas met U-waarde 1,2 W/m2K (bij vrijstaande woning beter isolerende beglazing, U-waarde raam 1,6 W/m2K). U-waarde van deuren is 3,4 W/m2K luchtdoorlatendheid qv;10 = 0,625 dm3/s per m2 gebruiksoppervlakte (Ag), bij gebalanceerde ventilatie Installatietechnische uitgangspunten referentiewoningen: HR-combiketel voor verwarming en warmtapwater (zonder waakvlam), type HR-107, aanvoertemperatuur water > 55 °C HR/CW-klasse 3 warmwaterinstallatie: (bij galerij en portiekwoning klasse 2) forfaitaire waarden aangehouden voor leidinglengten van warmwaterleidingen gebalanceerde ventilatie met warmteterugwinning (η = 0,75) wisselstroomventilatoren (bij vrijstaande woning en twee-onder-één-kap woning gelijkstroomventilatoren) Tabel 2: Overzicht van de berekende EPC's van de referentiewoningen
1 2 3 4 5 6 7 8
Woning EG woning met kap EG woning plat dak Twee-onder-één-kap Galerijwoning Senioren tussenwoning Vrijstaande woning Portiekwoning Urban villa
Ministerie van VROM/Regeleffecttoets aanscherping EPC woningen Z0362.01.002.R01
EPC 0,97 1,00 0,99 0,98 0,98 1,00 0,96 1,00
mei 2005, versie 1
-9-
DHV Bouw en Industrie BV
3.2
Realisatie EPC=0,8 De aanscherping van de EPC van de referentiewoningen tot 0,8 vereist het treffen van verdere energiebesparende maatregelen. In bijlage 4 zijn de onderzochte energiebesparende maatregelen weergegeven met de meerkosten van die maatregelen en de opbrengsten ten gevolge van besparingen op gas en elektriciteit. Per maatregel is de kosteneffectiviteit in beeld gebracht. Op basis van de kosteneffectiviteit per maatregel is een pakket samengesteld waarmee een EPC van 0,8 wordt gerealiseerd. Hierbij zijn de maatregelen geselecteerd waarbij het verschil tussen opbrengsten en meerkosten zo gunstig mogelijk is. In Tabel 3 wordt per referentiewoning het pakket van maatregelen gegeven waarmee een EPC van 0,8 wordt gerealiseerd. Tabel 3: Kosteneffectief pakket van maatregelen voor EPC = 0,8 en jaarlijkse opbrengsten minus jaarlijkse kosten WONINGTYPE EPC=0,8 Algemene benaming Opbrengsten - kosten (per jaar per woning) EPC-waarde
1 2 3 eengezins eeng. 2 onder één kap met kap zonder kap
4 galerij
5 senioren
6 vrijstaand
7 portiek
8 urban villa
€ 36
€ 56
€ 17
€ 52
€ 86
-€ 143
€ 61
€ 56
0,78
0,78
0,80
0,79
0,76
0,79
0,80
0,80
x
x x x
Rc waarden vloer Rc=5 m2K/W dak Rc=5 m2K/W Rc = 4,0 geïsoleerde deur x U-glas<1,2 W/m2K
x x
x x x
x x
x
Zonwering
x
x
Verwarming vergrote radiatoren
x
x
Warmtapwater wtw douchewater = 0,725*
x
x
x
x x
x reeds aanw.
x
x
x
x x
x reeds aanw.
x
x
x
x
x
Ventilatie wtw = 0,9* gelijkstroom ventilatoren vraaggestuurde ventilatie*
x
Zonne-energie zonnegascombi 5,5m2
x x
* kwaliteitsverklaring nodig.
Op één woning na, de vrijstaande woning, blijkt het mogelijk om naar een EPC = 0,8 aan te scherpen onder de voorwaarde dat de kosten worden goedgemaakt door de opbrengsten. Alle waarden in de tabel zijn per woning, ook bij de galerijwoning, portiekwoning en urban villa waar de EPC berekeningen op woongebouwniveau zijn uitgevoerd.
Ministerie van VROM/Regeleffecttoets aanscherping EPC woningen Z0362.01.002.R01
mei 2005, versie 1
- 10 -
DHV Bouw en Industrie BV
3.3
Maximaal haalbare EPC bij € 0 meerkosten Gezien de uitkomst dat een EPC van 0,8 nagenoeg voor alle woningtypen haalbaar is binnen de randvoorwaarde, is nagegaan welke maximale aanscherping haalbaar is. Maximale aanscherping onder voorwaarde dat de jaarlijkse meerkosten worden goedgemaakt door de jaarlijkse opbrengsten levert de uitkomst van Tabel 4. De kosten zijn bij deze EPC-waarden praktisch in evenwicht. Tabel 4: Kosteneffectief pakket van maatregelen bij maximaal haalbare EPC en jaarlijkse opbrengsten minus jaarlijkse meerkosten WONINGTYPE max EPC 1 2 3 Algemene benaming eengezins eeng. 2 onder één met kap zonder kap kap Opbrengsten - kosten (per jaar per woning) EPC-waarde
4 galerij
5 senioren
6 vrijstaand
7 portiek
8 urban villa
€ 10
€ 19
€ 17
€4
€ 24
€4
€9
€4
0,74
0,75
0,80
0,70
0,73
0,89
0,76
0,76
Rc = 5
Rc = 5 x x
x x x x
x x x x x
Rc waarden gevel Rc=4 m2 K/W vloer Rc=5 m2 K/W dak Rc=5 m2 K/W geïsoleerde deur (NPR 5129) U-glas<1,2 W/m2K
x x
Zonwering
x
Verwarming vergrote radiatoren
x
x
x
x
Warmtapwater wtw douchewater = 0,725*
x
x
x
x
x x
x x
x reeds aanw.
x x x x
x x x
x x x
x x x
x
x
x
x
x x
x reeds aanw.
x
x
x
x
x
Ventilatie wtw = 0,9* gelijkstroom ventilatoren vraaggestuurde ventilatie*
x
Zonne-energie zonnegascombi 5,5m2 * kwaliteitsverklaring nodig.
De bandbreedte van deze 8 referentiewoningen bedraagt, uitgezonderd de vrijstaande woning, EPC 0,74 tot 0,80.
Ministerie van VROM/Regeleffecttoets aanscherping EPC woningen Z0362.01.002.R01
mei 2005, versie 1
- 11 -
DHV Bouw en Industrie BV
3.4
Gevoeligheidsanalyse De uitgangspunten, zoals genoemd in paragraaf 2.4, maken deze studie beperkt nauwkeurig. Het effect van bijvoorbeeld prijsdalingen op termijn voor energiebesparende maatregelen, het meerekenen van hypotheekrente aftrek, een stijgend rente percentage en stijgende energiekosten hebben een invloed op de bovengenoemde resultaten. Exacte stijgingen en daling van kosten zijn onvoorspelbaar. Om toch een gevoel te krijgen voor de gevoeligheid van wijzigingen zijn de volgende uitgangspunten gewijzigd, waarbij ingespeeld is op de meest waarschijnlijke wijzigingen: verhogen rentepercentage van 5% naar 8% verhogen energiekosten, gasprijs per m3 van € 0,52 naar € 0,65, elektraprijs per kWh van € 0,19 naar € 0,25. daling van 10% voor energiebesparende installatietechnische maatregelen. Daarnaast is gekeken naar de hypotheekrente aftrek ( belasting 24 - 52%) Tabel 5: kosteneffectiviteit (opbrengsten – kosten per jaar per woning) voor verschillende parameters WONINGTYPE EPC=0,8 Parameter
1 2 3 eengezins eeng. 2-ondermet kap zonder kap één-kap EPC-waarde 0,78 0,78 0,80
4 galerij
5 senioren
6 vrijstaand
7 portiek
8 urban villa
0,79
0,76
0,79
0,80
0,80
€ 36
€ 56
€ 17
€ 52
€ 86
-€ 143
€ 61
€ 56
8%
€3
€ 30
-€ 28
€ 35
€ 53
-€ 222
€ 52
€ 32
energiekosten gas €0,65 / elektra €0,25
€ 85
€ 97
€ 64
€ 84
€ 141
-€ 87
€ 90
€ 98
prijsverlaging 10% kostenverlaging inst.
€ 46
€ 60
€ 24
€ 54
€ 90
-€ 109
€ 64
€ 59
41,95% € 81
52,00% € 69
34,40% € 65
24,05% € 30
52,00% -€ 43
34,40% € 69
42,00% € 80
referentie rentepercentage
hypotheekrente aftrek rentepercentage 41,95% € 69
Verhogen van het rentepercentage naar 8% betekent een verhoging van de kosten. In geval van de twee-onder-één-kap woning worden de jaarlijkse meerkosten hoger dan de opbrengsten uit energiebesparing. Voor deze woning kan met dit rentepercentage een EPC van 0,8 niet kostendekkend gehaald worden. Een verhoging van energiekosten betekent een verhoging van de opbrengsten. Bij de vrijstaande woning is echter de opbrengstenverhoging niet voldoende om een realisatie van EPC = 0,8 geheel kostendekkend te maken. Voor alle ander types neemt de positieve opbrengst verder toe. Het meerekenen van hypotheekrente aftrek betekent een verlaging van de kosten. Een EPC van 0,8 bij een vrijstaande woning wordt niet kostendekkend gehaald. Dezelfde conclusie kan worden getrokken voor de prijsverlaging van 10%. Voor alle ander types neemt de positieve opbrengst verder toe.
Ministerie van VROM/Regeleffecttoets aanscherping EPC woningen Z0362.01.002.R01
mei 2005, versie 1
- 12 -
DHV Bouw en Industrie BV
4
REGELEFFECTEN BIJ EPC = 0,8
4.1
Fysieke effecten aanscherping bij EPC=0,8 Wat verandert er fysiek ten opzichte van de referentie? 1. Isolatie schil Betere isolatie kan gevonden worden in grotere diktes of in het toepassen van beter isolerende materialen. Indien spouwankers niet kunnen worden toegepast, heeft dit invloed op de constructie. Dikkere spouwmuren gaan of ten koste van de woonoppervlakte of leiden tot grotere buitenmaten, waardoor de tuin een fractie kleiner wordt. Het gaat hier slechts om enkele centimeters. In lijn met de gangbare kosteneffectstudies wordt uitgegaan van het laatste. 2. (Nog) beter isolerend glas Het nog beter isoleren van glas betekent bijvoorbeeld het gebruik van vacuümglas in plaats van gasgevulde beglazing. De dikte van het glas en visuele aspecten blijven doorgaans onveranderd. 3. Beter isolerend kozijn De isolatiewaarde van een raam wordt niet enkel bepaald door de kwaliteit van het glas, maar ook door die van het kozijn. Dit betekent dat bij het toepassen van een beter isolerend glas, het effect van het kozijn groter is. Een beter isolerend kozijn betekent doorgaans een kozijn met thermische onderbreking, eventueel met een grotere dikte. De kosten hiervan zijn onbekend en daarom zijn beter isolerende kozijnen niet in het pakket met maatregelen opgenomen. Echter op de buitenlandse markt zijn deze kozijnen reeds voorhanden en het effect op de totale U-waarde van het raam is groot. Indien in Nederland dus steeds beter isolerende beglazing wordt toegepast (zie punt 2), is het toepassen van een beter isolerend kozijn in de toekomst een logische stap. 4. Zonnecollector op daken; zonneboiler binnen De zonneboilerinstallatie bestaat uit drie onderdelen: collector, voorraadvat en naverwarmer (bijv. cv-ketel). De collector wordt op het dak geplaatst. In het geval van een plat dak moet de collector voorzien worden van een draagconstructie, bij een hellend dak wordt de collector geïntegreerd, waarbij het dak op de zon moet zijn georiënteerd. Het voorraadvat, het terugloopvat en de leidingen nemen ruimte in beslag ten opzichte van een huis zonder zonneboilerinstallatie. 5. Lage-temperatuurverwarming: wand en/of vloer en/of radiatoren Radiatoren die toegepast worden bij lage-temperatuurverwarming (LTV) moeten beschikken over een groter oppervlak om dezelfde hoeveelheid warmte af te kunnen staan als radiatoren bij hoge temperatuursystemen. De leidingen voor vloerverwarming worden in het algemeen ingegoten. De warmteafgifte van een vloer met vloerverwarmingsbuizen is optimaal indien geen vloerafwerking voorkomt, echter vloerbedekking en parket zijn geen onoverkomelijk obstakel. In appartementgebouwen dient er voor gewaakt te worden dat de warmte afgegeven met een vloerverwarming in onderliggende woningen tot hinder kan leiden. Wanden hebben geen speciale materialen nodig, met het gebruikelijke raap- en stucwerk kan worden volstaan. Afhankelijk van de capaciteit van de wand- en vloerverwarming kunnen vergrote radiatoren nodig zijn of kunnen radiatoren juist geheel vervallen. Ministerie van VROM/Regeleffecttoets aanscherping EPC woningen Z0362.01.002.R01
mei 2005, versie 1
- 13 -
DHV Bouw en Industrie BV
6. Gebalanceerd ventilatiesysteem (af- en toevoerkanalen door het huis) Gebruik maken van een gebalanceerd ventilatiesysteem met warmteterugwinning betekent een kanalenstelsel door het huis aanleggen, bestaande uit zowel toevoer- als afvoerkanalen. Toevoerkanalen naar in ieder geval woonkamer en slaapkamers. Afvoerkanalen vanuit de badkamer, toilet en keuken. In de referentiewoning komt deze maatregel als standaardmaatregel reeds voor. Doordat een efficiënte energiebesparende maatregel, namelijk het toepassen van een warmteterugwinning met een rendement van 90% alleen mogelijk is met dit ventilatiesysteem, mag worden verwacht dat gebalanceerde ventilatie met warmteterugwinning op grote schaal, als in de huidige bouwpraktijk, zal worden toegepast. Met de huidige technieken is reeds een rendement van 95% haalbaar. Het toepassen van HR-wtw wordt hiermee nog interessanter. 7. Vraaggestuurde ventilatie (roosters, elektra, regelkast) Een vraaggestuurd ventilatiesysteem is een systeem met natuurlijke ventilatietoevoer en mechanische afvoer. Het systeem is erop gericht dat altijd de juiste hoeveelheid lucht naar de woning wordt toegevoerd en er geen overmatige ventilatie voorkomt. Ten opzichte van gebalanceerde ventilatie (in referentiewoning toegepast) worden bij het vraaggestuurd ventilatiesysteem zelfregelende, elektronisch geregelde ventilatieroosters toegepast voor de luchttoevoer. De roosters worden aangestuurd vanuit een centraal gelegen regelunit. Ook zijn ten opzichte van gebalanceerde ventilatie bij vraaggestuurde ventilatie geen toevoerkanalen en geen WTW-unit nodig. De rekenmethodiek van de NEN 5128 onderkent deze energiebesparingsmogelijkheid niet. Voor een berekening met een vraaggestuurd ventilatiesysteem is gebruik gemaakt van de door een fabrikant afgegeven kwaliteitsverklaring1. In Nederland zijn reeds duizenden woningen uitgevoerd met dit systeem. 8. Warmtepomp voor verwarming Ten behoeve van verwarming van de woning is toepassing van een warmtepomp mogelijk. De warmtepomp is inmiddels het experimenteerstadium ontstegen en kan op grote schaal worden toegepast. De gasgestookte ketel verdwijnt hiermee uit de woning, ofschoon verwarmingsinstallaties waarbij een gasgestookte ketel gekoppeld is aan een warmtepomp ook voorkomen. De warmtepomp heeft een bron nodig, zoals de buitenlucht, grondwater of bodem. De locatie van de woning bepaalt in sterke mate welke bron het best gebruikt kan worden. De fysieke veranderingen aan de woning bij toepassing van een warmtepomp ten opzichte van toepassing van een ketel kunnen groot zijn. De te kiezen bron bepaalt in belangrijke mate de fysieke verandering. Bij een bodembron zullen leidingen in de grond aan gebracht moeten worden evenals bij een grondwaterbron. Bij toepassing van buitenlucht als bron moeten (grote) hoeveelheden lucht naar de warmtepomp toe- en afgevoerd kunnen worden. Roosters in de gevel en mogelijke geluiduitstraling zijn aan de orde.
1
Voor de EPC-berekening is gebruik gemaakt van het gelijkwaardigsheidsrapport van TNO-Bouw betreffende het vraaggestuurde ventilatiesysteem VENT-O-SYSTEEM® van fabrikant Alusta. Gebruik is gemaakt van VENT-O-VALIDATOR 1.56, maart 2004, afgestemd op gewijzigde Cepc.
Ministerie van VROM/Regeleffecttoets aanscherping EPC woningen Z0362.01.002.R01
mei 2005, versie 1
- 14 -
DHV Bouw en Industrie BV
In de berekeningen is alleen gerekend met elektrische warmtepompen. Binnen afzienbare tijd zullen ook gasgestookte warmtepompen op de markt komen. 9. Warmtepomp voor warm tapwater Voor de fysieke veranderingen zie bovenstaande paragraaf: warmtepomp voor verwarming. Voor de warmtepomp ten behoeve van warm tapwater is er een andere bron voorhanden dan bij de warmtepomp voor verwarming, namelijk de retourlucht van het ventilatiesysteem. Dit betekent dat ten opzichte van de referentiewoning de warmteterugwinunit vervalt en de woning een centrale luchtafvoer unit krijgt. Het op een niet hinderlijke en efficiënte wijze inpassen van de warmtepomp en luchtkanalen in het woningontwerp kan lastig zijn. Een energiezuinige combinatie is een warmtepompboiler gekoppeld aan een vraaggestuurd ventilatiesysteem. 10. Douchewater warmteterugwinning (DWTW) voor warm tapwater Bij de DWTW wordt warmte uit afvalwater gebruikt om koud toevoerwater voor te verwarmen. De WTW-unit bestaat uit een buis-in-buis warmtewisselaar die verticaal wordt gemonteerd, zie figuur 1 [bron: Novem]. Het afvalwater stroomt door de binnenste buis naar beneden, het schone aanvoerwater stroomt tussen de beide buizen omhoog. Er wordt gebruik gemaakt van het bekende tegenstroomprincipe. In de woning dient een extra leiding aangelegd te worden van de DWTW unit naar de boiler of ketel. De warmtewisselaar heeft een lengte van ongeveer 2,2m met een diameter van 45mm en kan tussen de verdiepingsvloer en plafond in een wand geplaatst worden. Op dit moment wordt warmteterugwinning uit douchewater niet in de energieprestatienorm gewaardeerd. De leverancier(s) van douchewarmtewisselaars hebben een gelijkwaardigheidsverklaring op laten stellen, waaruit blijkt op welke wijze het systeem in de EPC-berekening gewaardeerd kan worden. EPC-verlagingen met 0,07 zijn aangetoond. figuur 1: Warmteterugwinning uit douchewater
11. HRww-label voor warm tapwater Een andere energiebesparende maatregel is het toepassen van een warmwatervoorziening met HRww-label. HRww staat voor Hoog Rendement Warm Water. Het label kent scherpere eisen voor het tapwaterrendement en de toestelwachttijd van warmwatertoestellen dan het nu geldende CW-label. In de EPC-methode wordt een rendement van 0,675 gehanteerd. Er zijn echter al voorzieningen met een rendement van 80%. Hiervoor is dan wel een kwaliteitsverklaring nodig.
Ministerie van VROM/Regeleffecttoets aanscherping EPC woningen Z0362.01.002.R01
mei 2005, versie 1
- 15 -
DHV Bouw en Industrie BV
4.2
Bedrijfseffecten
4.2.1
Algemeen Algemene effecten van een aanscherping betreffen o.a. het tijdig een meer betrekken van adviseurs en installateurs en het toepassen van meer geavanceerde technieken. De aanscherping van EPC tot 0,8 leidt naar verwachting tot beperkte veranderingen met betrekking tot bedrijfseffecten. Het grootste effect is te verwachten bij de toeleverende installatie-industrie. Door deze aanscherping zullen gebalanceerde ventilatiesystemen met HRwarmteterugwinning en vraaggestuurde ventilatiesystemen vaker worden toegepast. Het betreft marktrijpe producten en verwacht wordt dat de markt kan voldoen aan de toenemende vraag. Een leverancier2 van vraaggestuurde ventilatiesystemen heeft bijvoorbeeld aangegeven reeds duizenden woningen te hebben uitgevoerd met het vraaggestuurd ventilatiesysteem en dat aan een verhoogde vraag kan worden voldaan. Van deze systemen is een kwaliteitsverklaring nodig. Verwacht wordt dat deze aanscherping een impuls geeft tot innovatie aan de toeleverende industrie om het aanbod van producten op het niveau van kwaliteitsverklaringen te vergroten.
4.2.2
Veranderingen in het proces Hoewel niet noodzakelijk, is de algemene tendens dat bij de lagere EPC-eisen, meer geavanceerde technieken (zowel bouwkundig als installatietechnisch) worden toegepast om de beoogde EPC te bereiken. De kwaliteit van zowel het ontwerp als de uitvoering (bouwkundig en installatietechnisch) wordt bij aanscherping van de EPC-eis kritischer omdat de kans op en het effect van fouten groter wordt. Afhankelijk van de kennis van de ontwerpende partijen zullen deskundigen eerder en intensiever ingeschakeld worden voor niet alleen het ontwerp (bouwkundig, bouwfysisch en installatietechnisch) maar ook het beheer (onderhoud en correct gebruik), zowel om de vereiste kwaliteit te bereiken als deze te behouden tegen passende kosten.
4.2.3
Bouwpartijen Corporaties Aanscherping van de EPC tot 0,8 leidt voor corporaties tot extra investeringskosten ten opzichte van een EPC van 1,0, terwijl de energiebesparing een voordeel voor de bewoners is. Ontwerpoptimalisatie, investering, doorberekening in de huur en energieopbrengsten moeten op elkaar worden afgestemd. Indien de corporatie eigenaar is van de installaties, zoals gebalanceerde ventilatie met warmteterugwinning, is zij verantwoordelijk voor het onderhoud ervan. Er kunnen afspraken gemaakt worden over het schoonhouden van de filters, maar dan zal de corporatie ervoor moeten zorgen dat de gebruiker goed geïnformeerd is.
2
Bron: Alusta Natuurlijke ventilatietechniek
Ministerie van VROM/Regeleffecttoets aanscherping EPC woningen Z0362.01.002.R01
mei 2005, versie 1
- 16 -
DHV Bouw en Industrie BV
projectontwikkelaars Projectontwikkelaars zullen evenals de corporaties investeringen moeten doen om aan de aanscherping te voldoen. De extra kosten zullen waarschijnlijk leiden tot een verhoging van de verkoop- en/of huurprijs. Het is waarschijnlijk dat projectontwikkelaars hun woningen met de nieuwe, lagere EPC zullen aanprijzen. Deze zijn immers energiezuiniger dan de bestaande bouw. In hoeverre de markt hier gevoelig voor is, is niet duidelijk. Woninggrootte, woningindeling, ligging van de woning, uitzicht, de wijk etc. lijken meer de keuze van een woning meer te beïnvloeden dan de mate van energiezuinigheid. Voor adequate onderhoud- en gebruiksvoorschriften, nodig voor een goed beheer en gebruik van de woning, is de projectontwikkelaar medeverantwoordelijk. ontwerpers De kwaliteit van het ontwerp wordt kritischer omdat de kans op fouten groter wordt. 1. Dikkere isolatielagen vraagt van de ontwerper extra aandacht voor de detaillering van gevel-dakaansluitingen, gevel-kozijnaansluitingen en spouwmuren. 2. Bij optimalisering van het glasoppervlak spelen optimale benutting van passieve zonneenergie en voorkoming van oververhitting een rol. Door de aanscherping zal hieraan meer aandacht aan besteed worden. In de nieuwe norm wordt aandacht besteed aan voorkoming van oververhitting, bijvoorbeeld door het toepassen van zonwering. 3. Verbeterde kierdichting heeft nauwelijks effect voor de ontwerper. Hij zal beter op de detaillering moeten letten (bijvoorbeeld dubbele kierdichting). Goede uitvoering en controle op luchtdichtheid worden noodzakelijk. 4. Bij het toepassen van een zonneboilerinstallatie moet de collector worden geïntegreerd met het dak. Hierbij spelen aspecten als oriëntatie, plaats in het dak, esthetische kwaliteit en praktische inpassing een rol. Voor het overige deel van de installatie, het opslagvat en de naverwarmer, is een opstelplek in de woning nodig. 5. Bij toepassing van lage-temperatuurverwarming maakt men vooraf een keuze over het afgiftesysteem. Indien de ontwerper kiest voor wand- en/of vloerverwarming moet in de wanden en vloeren rekening gehouden worden met extra ruimte voor leidingen en andere (detail)oplossingen. Indien radiatoren als warmteafgiftelichamen gebruikt worden moeten de afgifte-oppervlakten groter zijn dan bij gangbare radiatoren om voldoende warmte af te kunnen staan. Dat betekent dat de ontwerper rekening moet houden met de extra ruimte die deze radiatoren in beslag nemen. Anderzijds, indien van radiatoren wordt afgezien, heeft de ontwerper meer vrijheid. In Denemarken worden hogere isolatie-eisen gesteld aan constructies met vloer- of wandverwarming. 6. Met gebalanceerde ventilatie met warmteterugwinning zal de ontwerper de kanalen die nodig zijn om de ventilatielucht af en toe te voeren moeten integreren in zijn ontwerp. Een nauwe samenwerking met de installatietechnisch adviseur is daarbij gewenst. Eventueel zal hij rekening moeten houden met extra ruimte voor de luchtbehandelingskast, maar over het algemeen zal deze in de ruimte van de verwarmingsinstallatie geplaatst kunnen worden. 7. Bij vraaggestuurde ventilatiesystemen worden ventilatieroosters in de gevels toegepast. Dit is overeenkomstig een systeem met natuurlijke ventilatietoevoer. Inpassing en integratie in het gevelontwerp kunnen daarbij een rol spelen. 8. De keuzemogelijkheid voor energiebesparende maatregelen wordt vaak beperkt tot de meest goedkope maatregelen. Andere maatregelen waarmee aan de EPC eis kan worden voldaan, leiden vaak tot prijsverhoging.
Ministerie van VROM/Regeleffecttoets aanscherping EPC woningen Z0362.01.002.R01
mei 2005, versie 1
- 17 -
DHV Bouw en Industrie BV
adviseurs Adviseurs, zowel bouwfysisch als installatietechnisch, zullen tijdig en meer bij het ontwerpproces betrokken moeten worden. Dit kan betekenen dat uren gemaakt zullen worden voor het advieswerk, waarvan de kosten in rekening gebracht worden bij de opdrachtgever. Met name de installatietechnische adviseur zal voor wat betreft technieken als zonneboilerinstallaties, laagtemperatuursystemen, douchewater warmteterugwinning, gebalanceerde ventilatie en vraaggestuurde ventilatie technieken zijn kennis op peil moeten hebben en houden om ze optimaal toe te kunnen passen. toeleveringsindustrie De voorzieningen waarmee een EPC 0,8 kan worden gerealiseerd zijn reeds algemeen bekend en in toenemende mate op de markt verkrijgbaar. − isolatie-industrie De fysieke verandering van dikkere isolatiematerialen zal leiden tot een verschuiving van het productaanbod. Waren het eerst de gangbare isolatiematerialen (Rc = 2,5) dan zal de vraag nu verschuiven naar dikkere uitvoeringen. Deze zijn nu al courant. − glas-industrie De vraag naar steeds beter isolerende beglazing zal toenemen. Er zijn ontwikkelingen met vacuüm beglazing en drie-dubbel glas. − kozijnen-industrie In Nederland is geen ontwikkeling op het gebied van beter isolerende kozijnen. De EPC methode stimuleert dit niet, terwijl het effect van een beter isolerend kozijn op de U-waarde van het raam (glas + kozijn) groot is. Door steeds beter isolerende beglazing, wordt het effect van het kozijn groter. Door de aanscherping van de EPC komt extra aandacht voor beter isolerende kozijnen dichtbij. − installatie-industrie Er zal naar verwachting meer vraag komen naar installaties als gebalanceerde ventilatie met warmteterugwinning, vraaggestuurde ventilatie, laagtemperatuurverwarming en douchewater warmteterugwinning. In deze branche is in het verleden al gebleken dat het invoeren van nieuwe wetgeving heeft geleid tot nieuwe ontwikkelingen. Denk bijvoorbeeld aan verbeterde rendementen. Van meerdere van genoemde installaties is een kwaliteitsverklaring nodig. De aanscherping zal een impuls geven tot innovatie om het aanbod van producten op het niveau van kwaliteitsverklaringen te vergroten. Het is waarschijnlijk dat - bij gelijkblijvende woningproductie - de productie van de genoemde installaties zal toenemen. De markt kan naar verwachting voldoen aan de toenemende vraag. Aanscherping naar EPC = 0,8 zal de reeds lopende ontwikkelingen mogelijk wat versnellen, grote verschuivingen in de markt zijn door aanscherping op zich niet te verwachten. Aanscherping kan in de loop der tijd leiden tot prijsverlaging van energiebesparende voorzieningen, zoals in het recente verleden het geval was bij HR- glas en warmteterugwinunits. In paragraaf 3.4 is een indicatieve berekening gepresenteerd van een theoretische prijsverlaging op de kosteneffecten.
Ministerie van VROM/Regeleffecttoets aanscherping EPC woningen Z0362.01.002.R01
mei 2005, versie 1
- 18 -
DHV Bouw en Industrie BV
aannemers Het toepassen van dikkere isolatiematerialen zou kunnen betekenen dat een andere bouwwijze moet worden gehanteerd dan de traditionele (bijvoorbeeld nauwkeuriger). In de praktijk stelt het bereiken van een goede luchtdichtheid van de schil hoge eisen aan de uitvoering. Aannemers zullen hun personeel zo nodig moeten bijscholen voor wat betreft kwaliteitszorg bij de uitvoering. Alle relatief nieuwe (installatietechnische) maatregelen (laagtemperatuursystemen in combinatie met wand- of vloerverwarming), gebalanceerde ventilatie met warmteterugwinning, vraaggestuurde ventilatie, douchewater warmteterugwinning en zonneboilersystemen) vragen om een installateur (of onderaannemer) met kennis van het desbetreffende onderdeel. Voor de aannemer zelf betekent dit tijdig inschakelen om de planning af te stemmen en de voorbereidende werkzaamheden af te spreken. Het zou kunnen betekenen dat de aard van de veelal traditionele werkzaamheden verandert. Bij afwijkingen van de gangbare bouwpraktijk kunnen de genoemde maatregelen dus ook bij de aannemer vragen om extra tijd (en dus geld) en aanvullende kennis en vaardigheden. installateurs Installateurs moeten eerder en meer in het ontwerpproces betrokken worden om aan te geven waarmee in het ontwerp rekening gehouden moet worden. Het gaat daarbij om een goede keuze en inpassing van de installaties, in samenhang met de bouwkundige aspecten en de eisen ten aanzien van wooncomfort. In vergelijking tot vertrouwde eenvoudige installaties vraagt een correct gebruik en onderhoud van installaties als gebalanceerde ventilatie met warmteterugwinning meer aandacht. Die blijkt in veel gevallen nogal te wensen over te laten. Duidelijke en heldere informatievoorziening is noodzakelijk om fouten, als het uitzetten van de ventilatie of het niet vervangen van de filters van gebalanceerde ventilatiesystemen, te voorkomen. Het uitvoerend personeel in de installatiebranche zal geschoold moeten zijn voor het juist en goed installeren van nieuwe installatiesystemen zoals vraaggestuurde ventilatie. Uitbreiding van het onderhoudscontract voor de CV ketel, naar een contract voor het onderhoud van de hele installatie (inclusief de ventilatie met WTW) is voor de installatiebranche te overwegen. energie leverende bedrijven De energievraag zal per gebouw dalen, de vraag naar gas voor verwarming neemt af. De afname zal in de totale afzet (inclusief de bestaande bouw) relatief marginaal zijn. 4.3
Consumenteneffecten
4.3.1
Kosten Voor het berekenen van de kosten en baten is gebruik gemaakt van een rekenmodel en van 8 referentiewoningen. De kosten zijn berekend per woning. De meerkosten van de energiebesparende maatregelen zijn via de annuïteiten berekend in jaarlijkse meerkosten die vergeleken zijn met de jaarlijkse opbrengsten. Het blijkt dat aanscherpen naar een EPC = 0,8 kostendekkend kan geschieden (paragraaf 3.2). Ministerie van VROM/Regeleffecttoets aanscherping EPC woningen Z0362.01.002.R01
mei 2005, versie 1
- 19 -
DHV Bouw en Industrie BV
Om de kosteneffecten van de maatregelen voor een EPC = 0,8 in perspectief te zien zijn de totale woonlasten per woningtype bepaald, zie bijlage 5. Er is onder andere rekening gehouden met hypotheekrente aftrek3, verzekeringen, belastingen en heffingen. Het blijkt dat aanscherpen naar een EPC = 0,8 resulteert in een kostendaling voor alle woningen, uitgezonderd de vrijstaande woning. De totale woonlastenverandering bij de aanscherping varieert van €–9,89 tot €8,54 op totale woonlasten variërend van €810,11 tot €1857,93. De relatieve kostenveranderingen variëren van –0,7% tot +0,5% en zijn hier dus marginaal. Regelgeving blijkt een belangrijke drijfveer te zijn achter ontwikkelingen en (te verwachten) trends. Aanscherping van de EPC bijvoorbeeld, heeft in het verleden geleid tot prijsverlagingen, zoals bij HR++-glas, en tot nieuwe ontwikkelingen, zoals beperking van de luchtdoorlatendheid, verhoging van het rendement van warmteterugwinunits en nieuwe ventilatieconcepten. Tenslotte moet nog worden bedacht dat de prijsontwikkeling van gas en elektra voor de consument een sterke invloed heeft op de werkelijke uitkomsten, zoals ook wordt weergegeven in paragraaf 3.4. 4.3.2
Binnenmilieu Het aanscherpen van de EPC kan effect hebben op het binnenmilieu in de woningen. In deze paragraaf zijn de conclusies en bevindingen overgenomen van twee relevante studies in dit kader: EP-Binnenmilieu, Effecten van EPC-verlaging op de kwaliteit van het binnenmilieu in woningen4., BenR Adviseurs voor duurzaamheid Relatie EPC-niveau en gezondheidsrisico's als onderdeel van het kwaliteitsniveau van gebouwen5, TNO Huidige binnenklimaat woningen Uit onderzoeken die zijn gedaan naar de kwaliteit van de binnenlucht in woningen, blijkt dat een goede regelgeving alleen geen garantie is voor een gezond binnenklimaat. De nog te vaak voorkomende fouten in ontwerp en bij de uitvoering zorgen ervoor dat ontwerpcriteria niet worden gehaald. Ook het gebruik van voorzieningen door bewoners heeft invloed op de kwaliteit van het binnenklimaat. De huidige woninggerelateerde ziektelast is een functie van ontwerp, installatie, onderhoud en (overig) gebruik van de bestaande bouwkundige materialen en installaties. Omdat de fysische, biologische en chemische kwaliteit van de lucht bij een meerdere ziekten cruciaal is, is de kwaliteit van het ventilatiesysteem en zijn gebruik van groot belang. En van de onderzochte 3
Er is discussie over hypotheekrenteaftrek. De relatieve verschillen van de woonlasten met of zonder hypotheekrenteatrek zullen vergelijkbaar zijn. 4 Rapport: ‘EP-Binnenmilieu, Effecten van EPC-verlaging op de kwaliteit van het binnenmilieu in woningen’, Auteurs: Bergs, ir. J., Renes, ir. S., BenR A17 BR002.65, Amersfoort, november 2002. 5 TNO-rapport: 'Relatie EPC-niveau en gezondheidsrisico's als onderdeel van het kwaliteitsniveau van gebouwen'), Auteurs: Pernot, Ir. C.E.E., Koren, dr. L.G.H., Dongen, drs. J.E.F., Bronswijk, prof. dr. J.E.H.M.v., 2003-GGI-R057, november 2003. Ministerie van VROM/Regeleffecttoets aanscherping EPC woningen Z0362.01.002.R01
mei 2005, versie 1
- 20 -
DHV Bouw en Industrie BV
energiemaatregelen blijken over ventilatiesystemen op dit moment de meeste gezondheidsgerelateerde klachten te bestaan. Alle ventilatiesystemen kunnen tot klachten leiden. Over balansventilatiesystemen worden meer klachten geuit dan over nietbalanssystemen. Door de goede tot zeer goede luchtdichtheid in gebouwen neemt het belang van een goed werkend en gebruiksvriendelijk ventilatiesysteem toe. Het is mogelijk om goede ventilatiesystemen te ontwerpen, uit te voeren, te gebruiken en te onderhouden, dit gaat echter niet vanzelf. Invloed aanscherpen EPC op binnenklimaat Door een aanscherping van de EPC van 1,0 naar 0,8 worden geen nieuwe risico’s geïntroduceerd voor (de beleving van) welzijn en gezondheid die nog niet bekend waren; de bestaande risico’s die nu gerelateerd zijn aan een EPC van 1,0 zullen ook bij een EPC van 0,8 aan de orde zijn. Vanwege kosteneffectiviteit zullen bepaalde maatregelen in de toekomst wel vaker worden ingezet om een EPC=0,8 te halen dan andere. Bij een goede keuze van maatregelen is bij een EPC waarde lager dan 1,0 duidelijke gezondheidswinst te behalen, bijvoorbeeld betere thermische isolatie van de gebouwschil (glas, muur, dak) die risico’s van comfortklachten verminderen door verbeterd thermisch comfort en mechanische afzuiging. In pakketten waar systemen met vraaggestuurde ventilatie deel van uitmaken (roosters in de ramen, geen toevoerkanalen) en vloer- en wandverwarming kan een gezondheidspotentie worden gehaald die aanzienlijk beter is dan die van woningen van het huidige EPC-niveau. Om dat te bewerkstelligen cq. te optimaliseren moet voldaan worden aan de volgende eisen: verhoging van het ventilatieniveau (afhankelijk van risicogroep), gegarandeerd kwaliteitsbehoud gedurende de levensduur, per vertrek een of meer intelligente toevoerroosters en een hoge mate van gebruikersgemak van het systeem en zijn onderhoud. Door het verhogen van de ventilatiestromen wordt ook het terugwinnen van warmte uit deze luchtstroom interessant door toepassing van warmtepomptechnologie. Hiermee kan het negatieve effect op het energiegebruik vanwege het verhogen van de ventilatiestroom weer (voor een deel) worden gecompenseerd. Echter, andere maatregelen kunnen een sterke verhoging van de ziektelast tot gevolg hebben, wanneer deze algemeen worden ingevoerd. Voorbeelden hiervan zijn verbeterde kierdichting van ramen en deuren, gebalanceerde ventilatie met warmteterugwinning. Dit in verband met een combinatie van systeemkarakteristieken, uitvoeringsgebreken, onderhoudsproblemen en onvoldoende gebruiksgemak. In de optimale variant is er geen nadelige invloed van uitvoeringsgebreken, onderhoudsproblemen en gebruiksfouten (door onvoldoende gebruiksgemak of andere ontwerpfouten). Een hoger rendement WTW levert in een woning geen extra risico’s voor (de beleving van) welzijn en gezondheid. Wel stimuleert een hoger rendement (tegen minieme kosten) de toepassing van balansventilatiesystemen met de effecten en risico’s van die systemen voor het binnenmilieu Een aanscherping van de EPC van 1,0 naar 0,8 bekeken vanuit de mogelijke risico’s voor (de beleving van) welzijn en gezondheid is thans goed mogelijk. Er wordt aandacht gegeven aan de kwaliteit van maatregelen die een risico kunnen vormen voor het binnenmilieu (o.a. Postbus 51 campagne Gezond en Veilig Wonen/ventileren van VROM). In het bijzonder geldt dit voor ventilatievoorzieningen en laagtemperatuursystemen in combinatie met vloerverwarming voor de gestapelde bouw. Het betreft reeds bestaande risico’s die ook bij een EPC van 1,0 gelden. Ministerie van VROM/Regeleffecttoets aanscherping EPC woningen Z0362.01.002.R01
mei 2005, versie 1
- 21 -
DHV Bouw en Industrie BV
Mede door extra aandacht voor het binnenmilieu ontstaat ook aandacht voor alternatieven, zoals vraaggestuurd ventileren. Gevolgen van wijzigingen NEN 5124 De nieuwe NEN 5128, 2004 introduceert energiegebruik voor zomercomfort. Een rekenwaarde voor het energiegebruik voor zomercomfort wordt bij dreigende oververhitting in rekening gebracht in de EPC berekening, teneinde te bevorderen dat bij het ontwerp van de woonfunctie of het woongebouw aandacht wordt besteed aan het minimaliseren van de behoefte aan een (achteraf te installeren) mechanisch koelsysteem. Het toepassen van onnodige koeling in woningen moet worden voorkomen. Indien het toepassen van koeling toch noodzakelijk is, verdient vloerkoeling wat betreft binnenmilieu risico’s extra aandacht in verband met risico’s van oppervlaktecondensatie en de groei van schimmels en huisstofmijten. Afhankelijk van het type afwerkmateriaal van de vloer, worden in de zomer ideale condities gecreëerd voor de groei van schimmels en huisstofmijten, met aanzienlijke gezondheidsrisico’s tot gevolg. 4.3.3
Overige woontechnische effecten De plattegrondindeling, de vrije indeelbaarheid en de verbouwingsmogelijkheden worden in het algemeen beïnvloed door de installatiekeuze (denk bijvoorbeeld aan luchtkanalen, leidingen in wand of vloer, dakcollectoren, wel of geen radiatoren). Het resulterend effect van de aanscherping kan per geval anders zijn, evenals de waardering van de bewoner voor het geheel.
4.4
Milieueffecten
4.4.1
CO2 uitstoot Bij aanscherping van de EPC van 1,0 naar 0,8 bedraagt de gemiddelde verminderde jaarlijkse CO2-uitstoot per woning ca. 550 kg, hetgeen bij een jaarlijkse bouwproductie van 70.000 woningen overeenkomt met een jaarlijkse reductie van ca. 39.000 ton CO2 uitstoot. In Tabel 6 zijn de resultaten van de CO2 uitstoot en reductie weergegeven per woningtype voor de aanscherping van EPC = 0,8. Tabel 6: CO2 uitstoot bij EPC = 0,8 EPC= 1,0 referentie Woningtype
EPC= 0,8 zie par. 3.2
CO2 (kg)
CO2 (kg)
CO2 (kg)
EG met kap
2744
2202
-543
EG zonder kap
2488
2001
-487
Twee-onder-één-kap
3558
2930
-629
Galerij
1828
1471
-356
Senioren
3086
2297
-788
Vrijstaand
3970
3186
-785
Portiek
1832
1520
-312
Urban villa
2291
1776
-515
-2725
-2173
gemiddeld per woning per 70.000 woningen (ton)
Ministerie van VROM/Regeleffecttoets aanscherping EPC woningen Z0362.01.002.R01
552 38.628
mei 2005, versie 1
- 22 -
DHV Bouw en Industrie BV
4.4.2
Watergebruik Er zijn geen noemenswaardige effecten van de beschouwde maatregelen op de waterhuishouding of het waterverbruik bekend.
4.4.3
Materiaalgebonden milieubelasting Maatregelen die leiden tot een vermindering van het energiegebruik in de gebruiksfase, kunnen een mogelijke vermeerdering van de milieueffecten tot gevolg hebben in elke fase van de levenscyclus (productie, gebruik, onderhoud en afdanking of recycling). In de vorige studie (‘Regeleffecttoets, Aanscherping van de EPC van te bouwen woningen naar 0,8’, d.d. 23 oktober 2003), is de MMG indicatiescore berekend voor de maatregelen pakketten EPC 0,8. In de vorige studie gaven alle berekende woningen een verlaging van de MMG score bij een aanscherping van 1,0 naar 0,8, met uitzondering van de portiekwoning. Bij deze woning was door de toepassing van een zonnecollector voor warm tapwater een verhoging van de MMGscore te zien. De positieve invloed van de energiebesparing op de MMG-score woog hierbij niet op tegen het effect van een verslechtering van de MMG score ten gevolge ander materiaalgebruik (vooral de zonnecollector). In deze studie is een soortgelijk resultaat te verwachten. Alle maatregelenpakketten voor de 8 referentie woningen zullen een verlaging van de MMG-score tot gevolg hebben, met uitzondering van de vrijstaande woning. In deze woning is nl. net als bij de portiekwoning in de vorige studie een zonnecollector onderdeel van het maatregelenpakket.
4.5
Effecten op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid bouw- en woningtoezicht De te verwachten energiebesparende maatregelen zullen bij aanscherping niet leiden tot een noemenswaardige verandering in de werkzaamheden van bouw- en woningtoezicht. Bedacht moet hierbij worden dat met de huidige berekeningsmethode het rekenen met een HR-warmteterugwinunit, een douchewater warmteterugwinunit en vraaggestuurde ventilatie onderbouwd moet worden met een kwaliteitsverklaring omdat in afwijking van de forfaitaire waarde van de NEN 5128 wordt gerekend. Ook bij de huidige EPC 1,0 worden deze kwaliteitsverklaringen toegepast. rechterlijke macht Het is niet aannemelijk dat de rechterlijke macht noemenswaardige gevolgen zal ondervinden van het aanscherpen van de EPC woningbouw.
Ministerie van VROM/Regeleffecttoets aanscherping EPC woningen Z0362.01.002.R01
mei 2005, versie 1
- 23 -
DHV Bouw en Industrie BV
5
CONCLUSIES Dit onderzoek geeft inzicht in de haalbaarheid en de neveneffecten van het aanscherpen van de energieprestatie coëfficiënt, EPC, van woningen van EPC 1,0 tot EPC 0,8. Haalbaarheid Aanscherpen EPC tot 0,8, onder de voorwaarde dat de kosten die gemoeid zijn met het verlagen van de EPC door middel van energiebesparende maatregelen volledig gedekt worden door de opbrengsten, is mogelijk bij de huidige bouw- en energieprijzen. Dit betekent dat een kostenneutraal pakket met maatregelen kan worden samengesteld om de EPC te verlagen. Enige uitzondering hierop is het referentietype vrijstaande woning die met marginale meerkosten te maken krijgt. Het stijgen van het rentepercentage, verhogen van de energieprijzen, gebruik maken van hypotheekrente aftrek en daling van investeringskosten van energiebesparende maatregelen heeft marginale invloed op de resultaten. Voor alle pakketten die in deze studie zijn onderzocht, zijn kwaliteitsverklaringen nodig om een EPC van 0,8 te realiseren (bijvoorbeeld voor HR-warmteterugwinning of vraaggestuurd ventileren, waarvan kwaliteitsverklaringen reeds aanwezig zijn en ook reeds duizenden woningen uitgerust zijn met deze installaties). Andere pakketten met maatregelen zijn mogelijk door bijvoorbeeld onderlinge verschuivingen van maatregelen die zijn toegepast bij andere referentiewoningen of door toepassen van wellicht duurdere maatregelen. Deze aanscherping geeft een impuls tot innovatie aan de toeleverende industrie om het aanbod van producten op het niveau van kwaliteitsverklaringen te vergroten. Hierbij is de verwachting dat de toeleverende industrie kan voldoen aan de toenemende vraag. Neveneffecten Indien tot aanscherping tot EPC = 0,8 wordt overgegaan, zullen de neveneffecten voor bedrijven, consumenten, het milieu en de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid beperkt zijn. De EPC-berekeningen zullen moeten onderbouwd met behulp van een kwaliteitsverklaring. Meerdere kwaliteitsverklaringen zijn voorhanden en worden ook nu al reeds ingezet bij een EPC van 1,0. Er wordt geconcludeerd dat, in combinatie met de huidige extra aandacht voor het binnenmilieu, geen nieuwe risico’s worden geïntroduceerd bij het aanscherpen van de EPC van 1,0 naar 0,8. Met betrekking tot het binnenklimaat in de woning zullen de eventuele risico’s die nu aanwezig zijn, ook bij een EPC 0,8 aan de orde zijn. Vanuit de markt is de afgelopen periode aantoonbaar meer aandacht gekomen voor het binnenklimaat (o.a. Postbus 51 campagne Gezond en Veilig Wonen/ventileren van VROM, TVVLsymposium gezond binnen). Weliswaar wordt verwacht dat door de aanscherping vaker gebalanceerde ventilatie zal worden toegepast (waarbij de markt zijn verantwoordelijkheid moet nemen met betrekking tot juiste uitvoering, onderhoud en gebruiksgemak), maar dat door de aanscherping ook meer aandacht voor vraaggestuurd ventileren zal ontstaan, wat kan resulteren in een hogere gezondheidswinst.
Ministerie van VROM/Regeleffecttoets aanscherping EPC woningen Z0362.01.002.R01
mei 2005, versie 1
- 24 -
DHV Bouw en Industrie BV
6
COLOFON
Ministerie van VROM/Regeleffecttoets aanscherping EPC woningen Z0362.01.002.R01 Opdrachtgever Project Dossier Omvang rapport Auteur Bijdrage Projectmanager Datum Naam/Paraaf
: : : : : : : : :
Ministerie van VROM Regeleffecttoets aanscherping EPC woningen Z0362.01.002.R01 25 pagina's ir. Ragna Clocquet ir. Loes Joosten ir. Chiel Boonstra mei 2005
Ministerie van VROM/Regeleffecttoets aanscherping EPC woningen Z0362.01.002.R01
mei 2005, versie 1
- 25 -
DHV Bouw en Industrie BV
BIJLAGE 1: ENERGIEPRIJZEN Bron: internet + telefonische navraag (februari 2005) Gasprijs per m3 in € incl BTW en REB
Eneco
Essent
Levering
0,1900
Regio-opslag
0,1290
Belasting
0,1778
Nuon
Gemiddeld
0,3100
0,3089
0,1778
0,1778
0,0090
Netwerk
0,0150
0,0305
0,0148
TOTAAL
0,5118
0,5183
0,5105
Elektriciteitsprijs per kWh in € incl. BTW en REB
Eneco
Essent
Nuon
Gemiddeld
Levering
0,0610
0,064
0,062
Belasting
0,0832
0,0832
0,083
0,050
0,0440
0,033
0,1942
0,1907
0,178
Netwerk TOTAAL
Ministerie van VROM/Regeleffecttoets aanscherping EPC woningen Z0362.01.002.R01
0,5151
0,1924
mei 2005, versie 1
-1-
DHV Bouw en Industrie BV
BIJLAGE 2: TEKENINGEN REFERENTIEWONINGEN Tekeningen referentiewoningen, plattegronden en gevelaanzichten
Ministerie van VROM/Regeleffecttoets aanscherping EPC woningen Z0362.01.002.R01
mei 2005, versie 1
-2-
DHV Bouw en Industrie BV
BIJLAGE 3: UITGANGSPUNTEN REFERENTIEWONINGEN WONINGTYPE EPC=1,0 Algemene benaming
1 eengezins m kap
EPC-waarde Ag verwarmd Averlies
2 eengezins kap
3 z 2 onder één kap
4 galerij
5 senioren
6 vrijstaand
7 portiek
8 urban villa
0,97 111,4 157,1
1,00 89,6 145,8
0,99 133,7 253,5
0,98 1795,6 2259,9
0,98 122,1 190,6
1,00 137,6 324,7
0,96 606,0 797,8
1,00 1767,7 1250,0
3,0 3,0 3,0 0,12 1,8 2,4 1,2
3,0 3,0 3,0 0,12 1,8 2,4 1,2
3,0 3,0 3,0 0,12 1,8 2,4 1,2
3,0 3,0 3,0 0,12 1,8 2,4 1,2
3,0 3,0 3,0 0,12 1,8 2,4 1,2
3,0 3,0 3,50 0,12 1,6 2,4 1,0
3,0 3,0 3,00 0,12 1,8 2,4 1,2
3,0 3,0 3,00 0,12 1,8 2,4 1,2
0,625
0,625
0,625
0,625
0,625
0,625
0,625
0,625
Rc waarden dichte gevel delen vloer dak deur U-raam (U-frame) (U-glas) Luchtdichtheid qv10 :kar Verwarming ketel aanv temp Warmtapwater combitoestel HR/CW klasse leidinglengte
HR107 > 55
HR107 > 55
HR107 > 55
HR107 > 55
HR107 > 55
HR107 > 55
HR107 > 55
HR107 > 55
+ 3 forfaitair
+ 3 forfaitair
+ 3 werkelijk
+ 2 werkelijk
+ 3 forfaitair
+ 3 werkelijk
+ 2 werkelijk
+ 3 werkelijk
Ventilatie luchttoevoer mechanisch mechanisch mechanisch mechanisch mechanisch mechanisch mechanisch mechanisch luchtafvoer mechanisch mechanisch mechanisch mechanisch mechanisch mechanisch mechanisch mechanisch WTW 75% 75% 75% 75% 75% 75% 75% 75% ventilatoren wisselstroom wisselstroom gelijkstroom wisselstroom wisselstroom gelijkstroom wisselstroom wisselstroom Zonne-energie warmtapwater verwarming
geen geen
geen geen
geen geen
Ministerie van VROM/Regeleffecttoets aanscherping EPC woningen Z0362.01.002.R01
geen geen
geen geen
geen geen
geen geen
geen geen
mei 2005, versie 1
- 11 -
DHV Bouw en Industrie BV
BIJLAGE 4: KOSTENEFFECTEN MAATREGELEN EN PAKKETTEN Kosteneffecten energiemaatregelen en keuzepakketten van 8 referentiewoningen
Ministerie van VROM/Regeleffecttoets aanscherping EPC woningen Z0362.01.002.R01
mei 2005, versie 1
- 12 -
DHV Bouw en Industrie BV
BIJLAGE 5: EFFECT OP WOONLASTEN WONINGTYPE EPC=1,0 Algemene benaming Koopprijs extra kosten 25 jaar afschrijving extra kosten 15 jaar afschrijving Hypotheeklasten bruto Huurwaardeforfait Belastingtarief doelgroep Levensverzekering per jaar Netto jaarlasten hypotheek Hypotheeklasten per maand
1 2 3 EG met kap EGzonder kap 2 onder 1 kap
4 galerij
5 senioren
6 vrijstaand
7 portiek
8 urban villa
€ 220.000 €0 €0 € 15.456,22 € 1.320,00 41,95% € 623 € 11.648,94 € 970,75
€ 200.000 €0 €0 € 14.051,11 € 1.200,00 41,95% € 566 € 10.589,95 € 882,50
€ 300.000 €0 €0 € 21.076,66 € 1.800,00 52,00% € 849 € 14.437,72 € 1.203,14
€ 150.000 €0 €0 € 10.538,33 € 900,00 34,40% € 425 € 8.486,06 € 707,17
€ 170.000 €0 €0 € 11.943,44 € 1.020,00 24,05% € 481 € 10.462,10 € 871,84
€ 400.000 €0 €0 € 28.102,22 € 2.400,00 52,00% € 1.132 € 19.250,30 € 1.604,19
€ 170.000 €0 €0 € 11.943,44 € 1.020,00 34,40% € 481 € 9.617,54 € 801,46
€ 230.000 €0 €0 € 16.158,78 € 1.380,00 42,00% € 651 € 12.172,92 € 1.014,41
€ 13,48 971 1796 € 70,48 € 10,00 € 41,63 € 18,76
€ 12,26 860 1435 € 59,92 € 10,00 € 37,85 € 17,05
€ 18,38 1417 1830 € 90,17 € 10,00 € 56,77 € 25,58
€ 9,19 621 1275 € 47,11 € 10,00 € 28,38 € 12,79
€ 10,42 1137 1876 € 78,88 € 10,00 € 32,17 € 14,50
€ 24,51 1549 2145 € 100,88 € 10,00 € 75,69 € 34,11
€ 10,42 622 1282 € 47,23 € 10,00 € 32,17 € 14,50
€ 14,10 775 1610 € 59,09 € 10,00 € 43,52 € 19,61
€ 1.125,09
€ 1.019,58
€ 1.404,04
€ 814,65
€ 1.017,81
€ 1.849,39
€ 915,77
€ 1.160,73
Bijkomende woonlasten Opstalverzekering gasverbruik per jaar (m3) elektraverbruik per jaar (kWh) Energiekosten excl. vast recht Water (schatting) OZB Waterschapsheffing Totaal woonlasten per maand WONINGTYPE EPC=0,8 Algemene benaming Koopprijs extra kosten 25 jaar afschrijving extra kosten 15 jaar afschrijving Hypotheeklasten bruto Huurwaardeforfait Belastingtarief doelgroep Levensverzekering per jaar Netto jaarlasten hypotheek Hypotheeklasten per maand
1 2 3 EG met kap EGzonder kap 2 onder 1 kap
4 galerij
5 senioren
6 vrijstaand
7 portiek
8 urban villa
€ 221.549 € 529 € 1.020 € 15.602,89 € 1.329 41,95% € 627 € 11.768,68 € 980,72
€ 201.222 € 729 € 493 € 14.158,27 € 1.207 41,95% € 569 € 10.675,82 € 889,65
€ 302.414 € 1.196 € 1.218 € 21.295,05 € 1.814,00 52,00% € 856 € 14.602,43 € 1.216,87
€ 150.755 € 484 € 271 € 10.603,64 € 904,00 34,40% € 427 € 8.540,85 € 711,74
€ 171.530 € 1.037 € 493 € 12.074,20 € 1.029,00 24,05% € 485 € 10.579,48 € 881,62
€ 403.859 €0 € 3.859 € 28.503,75 € 2.423,00 52,00% € 1.143 € 19.566,34 € 1.630,53
€ 170.839 € 684 € 155 € 12.011,96 € 1.025,00 34,40% € 484 € 9.674,57 € 806,21
€ 231.124 € 597 € 527 € 16.259,37 € 1.386,00 42,00% € 654 € 12.253,72 € 1.021,14
€ 13,58 832 1273 € 56,12 € 10,00 € 41,92 € 18,89
€ 12,33 718 1020 € 47,17 € 10,00 € 38,08 € 17,16
€ 18,53 1051 1629 € 71,23 € 10,00 € 57,22 € 25,79
€ 9,24 523 953 € 37,75 € 10,00 € 28,53 € 12,85
€ 10,51 851 1383 € 58,70 € 10,00 € 32,46 € 14,63
€ 24,75 1127 2084 € 81,79 € 10,00 € 76,42 € 34,44
€ 10,47 555 941 € 38,91 € 10,00 € 32,33 € 14,57
€ 14,16 645 1030 € 44,20 € 10,00 € 43,73 € 19,71
€ 1.121,24
€ 1.014,39
€ 1.399,65
€ 810,11
€ 1.007,92
€ 1.857,93
€ 912,49
€ 1.152,95
-€ 3,85 99,7%
-€ 5,18 99,5%
-€ 4,40 99,7%
-€ 4,54 99,4%
-€ 9,89 99,0%
€ 8,54 100,5%
-€ 3,28 99,6%
-€ 7,78 99,3%
Bijkomende woonlasten Opstalverzekering gasverbruik per jaar (m3) elektraverbruik per jaar (kWh) Energiekosten excl. vast recht Water (schatting) OZB Waterschapsheffing Totaal woonlasten per maand Kosteneffect
Ministerie van VROM/Regeleffecttoets aanscherping EPC woningen Z0362.01.002.R01
mei 2005, versie 1
- 21 -
DHV Bouw en Industrie BV
Ministerie van VROM/Regeleffecttoets aanscherping EPC woningen Z0362.01.002.R01
mei 2005, versie 1
- 22 -