Mensenrechten in het middelbaar beroepsonderwijs: een verkenning Advies van het College voor de Rechten van de Mens aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
februari 2016
2
College voor de Rechten van de Mens
Mensenrechten in het middelbaar beroepsonderwijs: een verkenning Advies van het College voor de Rechten van de Mens aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
februari 2016
Samenvatting en aanbevelingen Het College voor de Rechten van de Mens (verder: het College) heeft in de periode 2014-2015 een verkenning gedaan naar de aandacht voor mensenrechten in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). De verkenning beoogt antwoord te geven op de volgende vragen: 1 Hoe krijgen mensenrechten gestalte in de praktijk van het middelbaar beroepsonderwijs, in het bijzonder binnen het burgerschapsonderwijs? 2 Wat zijn knelpunten en good practices wanneer het gaat om de aandacht voor mensenrechten in de praktijk van het mbo? Om deze vragen te beantwoorden heeft het College gesproken met relevante organisaties en leerkrachten binnen het mbo. Op basis van de uitkomsten van de verkenning komt het College tot de volgende aanbevelingen aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Gelet op de missie van het College, is het zijn ambitie dat mensenrechten een structurele inbedding krijgen in de onderwijspraktijk van het mbo. Uit de verkenning blijkt dat die structurele inbedding ontbreekt. Hierdoor is niet gewaarborgd dat studenten in voldoende mate kennis opdoen van mensenrechten die relevant zijn voor hun algemene ontwikkeling en voor hun toe komstige beroepsuitoefening.
Aanbeveling 1 Het College adviseert de minister systematisch beleid te ontwikkelen ter bevordering van een structurele inbedding van mensenrechten in de onderwijspraktijk van het mbo. Om te waarborgen dat mbo studenten goed kunnen omgaan met mensenrechten is het College voorstander van een samenhangende aanpak gericht op deze structurele inbedding in het generieke burgerschapsonderwijs èn in het beroepsspecifieke onderwijs.
2
College voor de Rechten van de Mens
Aanbeveling 2 Het College adviseert de minister om onderwijs in mensenrechten op te nemen in beleidsprogramma’s van OCW die zich (mede) richten op het mbo. Dit zijn bijvoorbeeld programma’s die betrekking hebben op de bevordering van een sociaal veilige school (waaronder het bevorderen van een anti-pestbeleid) en op passend onderwijs.
Aanbeveling 3 Het College adviseert de minister te bevorderen dat kennis, houding en vaardigheden inzake mensenrechten expliciet worden opgenomen in de burgerschaps dimensies van het burgerschapsonderwijs. Deze dienen expliciet te verwijzen naar fundamentele mensenrechtelijke noties die stoelen op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM), zoals de inclusie gedachte, het beginsel van gelijkwaardigheid en het recht op een menswaardige bejegening. In samenhang met de UVRM kunnen in de burgerschapsdimensies vervolgens kennis, houding en vaardigheden ten aanzien van andere mensenrechten aan bod komen (bijvoorbeeld het discriminatieverbod, het recht op lichamelijke integriteit, de vrijheid van godsdienst, de vrijheid van meningsuiting, het recht op zelfontplooiing en kinderrechten).
Aanbeveling 4 Het College adviseert de minister, mede op grond van suggesties van scholen, te bevorderen dat onderwijs instellingen in hun integraal jaarverslag inzicht geven in de wijze waarop zij via het burgerschapsonderwijs en via het beroepssspecifieke onderwijs studenten leren om te gaan met mensenrechten die relevant zijn voor de toekomstige beroepsuitoefening. Scholen kunnen laten zien hoe zij in hun onderwijspraktijk een mensenrechtelijke invulling geven aan normen en waarden die worden benoemd in de opleidingsspecifieke kwalificatiedossiers en keuzedelen. Ook kunnen scholen laten zien hoe zij via keuzedelen in hun onderwijspraktijk aandacht schenken aan het kritisch omgaan met mensenrechten die relevant zijn voor de toekomstige beroepsuitoefening. Scholen kunnen hiertoe bijvoorbeeld het keuzedeel Diversiteit aanbieden of initiatieven ontplooien om een keuzedeel Ethiek te ontwikkelen, waarbij ook relevante mensenrechten aan bod komen.
Aanbeveling 5 Het College adviseert de minister te bevorderen dat (aankomende) docenten burgerschap via opleiding en (na)scholing over voldoende didactische vaardigheden beschikken om onderwijs te geven in het (her)kennen en kunnen omgaan met mensenrechten. Het College adviseert te bevorderen dat hiertoe geschikt lesmateriaal voorhanden is. Docenten die in het beroepsspecifieke onderwijs lessen verzorgen waar fundamentele normen en waarden besproken worden, zouden eveneens gestimuleerd moeten worden om via opleiding en (na)scholing kennis en vaardigheden op te doen om goed onderwijs in mensenrechten te geven.
Vervolg Om de bewustwording van de meerwaarde van het onderwijs in mensenrechten te versterken zal het College in 2016 bijeenkomsten organiseren voor met name docenten burgerschap en docenten die beroepsspecifiek onderwijs verzorgen waarin mensenrechtelijke aspecten aan bod komen. Het College zal de praktijk ervaringen van deze docenten met onderwijs in mensenrechten bundelen en verspreiden in het mbo.
Mensenrechten in het middelbaar beroepsonderwijs: een verkenning
3
4
College voor de Rechten van de Mens
Inhoudsopgave Samenvatting en aanbevelingen
2
1 Voorwoord 6 2 Opzet van de verkenning 3 Aandacht voor mensenrechten in het mbo 3.1 Mensenrechten in het burgerschapsonderwijs 3.2 Mensenrechten in de herziene kwalificatie-structuur 3.3 Mensenrechten in enkele kwalificatiedossiers en keuzedelen 3.4 Conclusies
4 Naar een versterking van mensenrechten in de onderwijspraktijk 4.1 Aanpak 4.2 Conclusie
8 10 11 14 15 16
18 19 21
5 Advies 22 6 Vervolg 24
Bijlage 1 Analyse van mensenrechtelijke aspecten in enkele kwalificatiedossiers en keuzedelen
26
Bijlage 2 Algemene inrichting en de organisatie van het mbo en in het bijzonder van het burgerschapsonderwijs in het mbo
32
Bijlage 3 Lijst van bevraagde stakeholders
35
1 Voorwoord
6
College voor de Rechten van de Mens
Het College voor de Rechten van de Mens (verder: het College) heeft onder meer tot taak het stimuleren en coördineren van onderwijs over de rechten van de mens. Het is de missie van het College het bewustzijn van mensenrechten in Nederland te bevorderen, zodat respectering en naleving ervan worden geborgd.1 De noodzaak van deze missie is eens te meer bevestigd door het onderzoek naar de beleving van mensen rechten in Nederland.2 Daaruit blijkt onder meer dat in 2015 42% van de Nederlanders geen enkel mensenrecht kan noemen, een stijging ten opzichte van de 38% in de meting van 2011. Verontrustend is dat bij jongere Nederlanders het kennisniveau lager is dan bij oudere Nederlanders. Ronduit schokkend is de uitkomst dat een op de tien Nederlanders van mening is dat mensenrechten niet voor vluchtelingen zouden moeten gelden, en dat nog eens een kwart het hiermee niet oneens is of er geen mening over heeft. We leven in een periode waarin grote aantallen mensen op de vlucht slaan voor oorlogsgeweld en ook in Nederland een veilig heenkomen zoeken. Dit doet zich voor in een context van toegenomen terreurdreiging en grotere risico’s van jihadisme. Dit maakt het meer dan ooit van belang dat het College zich ervoor inzet dat alle Nederlanders doordrongen raken van het bestaan van mensenrechten die voor iedereen gelden en van de universele waarden die daaraan ten grondslag liggen. Om zijn missie te realiseren is het de ambitie van het College dat mensenrechten structureel in de onder wijspraktijk worden ingebed. Mensenrechten dienen daarbij niet louter op kennis, maar juist ook op houding en vaardigheden gericht te zijn. Het College heeft vastgesteld dat er, mede vanwege de autonomie van scholen, politieke aarzeling is mensenrechten van overheidswege voor te schrijven in de curricula. In 2013 voerde het College een kennismakingsgesprek met minister Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Een van de gespreksonderwerpen was mensenrechteneducatie, in het bijzonder binnen het mbo. De minister gaf daarbij te kennen zich af te vragen of de huidige aandacht voor mensenrechten in het beroepsonderwijs toereikend is en of op dit terrein verbeteringen nodig zijn. Zij verklaarde zich bereid om, indien het College zou aantonen dat het onderwijs in mensenrechten binnen het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) versterking behoeft, daar aandacht aan te besteden.
Het College heeft deze handschoen opgepakt en is daarop gestart met een verkenning waarvan dit advies het resulaat is. Inmiddels heeft het College projecten geinitieerd in het primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs. Deze projecten hebben tot doel van onderop, samen met scholen, te werken aan versterking van de aandacht voor mensenrechten in de onderwijspraktijk.
Het belang van mensenrechten in het mbo In het mbo gaat het, naast de algemene vorming van studenten, met name om de voorbereiding op de toekomstige beroepsuitoefening. Mensenrechten vormen voor veel beroepsgroepen een belangrijk normenkader. In de zorg heeft men bijvoorbeeld vaak te maken met het recht op zorg, privacy en lichamelijke integriteit. In de justitiële keten gaat het met name om het recht op vrijheid, lichamelijke integriteit en een eerlijk proces. Toch is lang niet iedereen die in deze sectoren werkzaam is, zich bewust van het speciale karakter van die normen en van de concrete consequenties die daaruit voortvloeien voor hun praktijk. Door mensenrechten voor toekomstige professionals herkenbaar te maken, bevordert het College de naleving van die rechten in de praktijk. Mensenrechten, met name het kennen van en kunnen omgaan met deze rechten, zijn een geschikt referentiekader voor het versterken van kritische en sociale vaardigheden van studenten in het middelbaar beroepsonderwijs. Mensenrechten bieden een neutraal en duurzaam kader voor de handelingsverlegenheid die docenten kunnen ervaren bij het bespreken van complexe of gevoelige thema’s in de klas. Bovendien biedt het oefenen in het hanteren van mensenrechtelijke regels houvast zowel bij de identiteitsontwikkeling van studenten als bij de voorbereiding op de toekomstige beroepsuitoefening. Daarnaast kunnen mensenrechten als rode draad dienen om verschillende maatschappelijke opdrachten van de school met elkaar te verbinden. Want (wereld) burgerschap, pestbeleid, sociale veiligheid, diversiteit, passend onderwijs, gelijke behandeling, inclusiviteit en participatie gaan in essentie over duurzame mensenrechten.
1 Zie: Strategisch Plan 2016-2019, College voor de Rechten van de Mens, december 2015. 2
Mensenrechten in Nederland - publieksmeting 2015, Motivaction, Amsterdam, 2015.
Mensenrechten in het middelbaar beroepsonderwijs: een verkenning
7
2 Opzet van de verkenning
8
College voor de Rechten van de Mens
Dit advies is gebaseerd op de verkenning die het College heeft gedaan naar de aandacht die er voor mensenrechten is binnen het middelbaar beroeps onderwijs (mbo). Het beoogt een aanzet te geven tot een versterking van de aandacht voor mensenrechten in de praktijk van het mbo. Daarbij richt het College zich in het bijzonder tot de minister van OCW. De doelstelling van de verkenning is antwoord te geven op de volgende vragen: 1 Hoe krijgen mensenrechten gestalte in de praktijk van het middelbaar beroepsonderwijs, in het bijzonder binnen het burgerschapsonderwijs. 2 Wat zijn knelpunten en good practices wanneer het gaat om de aandacht voor mensenrechten in de praktijk van het mbo?
Verder bevat bijlage 1 een analyse van een aantal relevante kwalificatiedossiers en keuzedelen in het mbo. Hoofdstuk 4 gaat in op de meerwaarde van mensenrechten in het mbo en geeft vervolgens een aanpak om het onderwijs in mensenrechten in de onderwijspraktijk te versterken. Afsluitend formuleert het College op basis van de uitkomsten van de ver kenning in hoofdstuk 5 een aantal aanbevelingen aan de minister van OCW ter versterking van het onderwijs in mensenrechten in het mbo.
Om deze vragen te beantwoorden zijn in 2014 en 2015 gesprekken gevoerd met relevante organisaties en leerkrachten binnen het mbo.3 Hoofdstuk 3 gaat in op de belangrijkste uitkomsten van deze gesprekken. Allereerst wordt de situatie binnen het burgerschapsonderwijs in het mbo besproken. Daarna komt de ontwikkeling van de zogenoemde herziene kwalificatiedossiers aan de orde. Deze kwalificatiedossiers beschrijven bij elke mbo-opleiding de vereiste kennis en vaardigheden.
3
Onder meer de MBO raad, bestuur en management van ROC’s, burgerschapsdocenten, JOB, het Netwerk Burgerschap MBO, de NVLM, de Onderwijsraad, de Onderwijsinspectie, het ECBO, de SBB, Calibris, de Anne Frank Stichting en Pro Demos. Zie bijlage 3.
Mensenrechten in het middelbaar beroepsonderwijs: een verkenning
9
3 Aandacht voor mensenrechten in het mbo
10
College voor de Rechten van de Mens
Alle gesprekspartners vinden aandacht voor mensenrechten in het mbo belangrijk, omdat het gaat om fundamentele, universele waarden en normen. Helaas heeft bijna niemand een (min of meer) compleet beeld van de wijze waarop thans binnen het mbo het onderwijs in mensenrechten vorm krijgt. In de gesprekken kwamen zowel knelpunten als ook enkele voor de kennisoverdracht van mensenrechten kansrijke ont wikkelingen aan bod. Uit het onderzoek is gebleken dat er twee trajecten zijn binnen de praktijk van het mbo waar aandacht voor mensenrechten mogelijk is. Ten eerste binnen het generieke burgerschapsonderwijs en ten tweede binnen de beroepsspecifieke kwalificatiedossiers (KD’s) en keuzedelen. KD’s en keuzedelen zijn per opleiding of beroepsgroep opgesteld. Met de gesprekspartners is gesproken over de mate waarin hierbinnen thans mensenrechten aan de orde komen. Vervolgens is er samen gezocht naar mogelijkheden voor versterking van aandacht voor mensenrechten. Hieronder lopen we de twee onderwijsvormen langs.
3.1 Mensenrechten in het burgerschapsonderwijs Binnen het mbo is de aandacht voor mensenrechten het meest zichtbaar in het burgerschapsonderwijs. Burgerschapsonderwijs is een verplicht onderdeel van het mbo curriculum. In het burgerschapsonderwijs komen vier burgerschapsdimensies aan bod, namelijk de politiek-juridische dimensie, de economische dimensie, de sociaal-maatschappelijke dimensie en vitaal burgerschap.4 Uit gesprekken met burgerschapsdocenten blijkt dat de aandacht voor mensenrechten het duidelijkst is binnen de politiek-juridische dimensie en de sociaal-maatschappelijke dimensie. Het gaat dan vooral om het democratisch participeren in de samenleving, het aanleren van kritisch denken en sociaal-culturele vaardigheden zoals betrokkenheid bij de maatschappij/de wereld, respectvol met elkaar omgaan en het omgaan met verschillende culturen en religies. De invulling van het vak burgerschap is volop in discussie. Het is een breed vak, wat inhoudt dat een veelheid aan onderwerpen aan de orde komt, variërend van het belang van goed ontbijten tot drugspreventie.
4
Mensenrechten zijn van bijzonder belang binnen de burgerschapsvorming. De kennis van mensenrechten vormt de onderliggende basis voor alle burgerschaps dimensies, zoals de democratische rechtstaat en het gelijkheidsbeginsel. Mensenrechten dienen meer prioriteit te hebben dan een thema als ‘goed ontbijten’.
Divers beeld Uit de verkenning komt een divers beeld naar voren van de vormgeving van het burgerschapsonderwijs. Er zijn scholen die een schoolbrede visie op burgerschap uitdragen en meerjarige projecten uitvoeren. Sommige scholen geven lessen burgerschap die per opleiding variëren. Andere scholen hebben in de praktijk het burgerschapsonderwijs geïntegreerd in het beroeps specifieke onderwijs. Er zijn ook scholen die zich beperken tot een aantal algemene uren onderwijs in burgerschap en die het bijvoorbeeld voldoende vinden dat studenten één uur per week een digitale opdracht uitvoeren. Vaak is het burgerschapsonderwijs afhankelijk van de individuele invulling door de burgerschapsdocent. Verder is in gesprekken met ROC’s diverse keren gemeld dat scholen liever niet willen werken met zogenaamde ‘afvinklijsten’ met verplichtingen waaraan zij moeten voldoen. Vanwege hun autonomie, willen scholen graag zelfstandig kunnen bepalen hoe zij in de praktijk invulling geven aan hun onderwijsopdracht.
Kritisch kunnen denken en sociaal- culturele vaardigheden Burgerschapsvorming in het mbo richt zich in de praktijk meer op vaardigheden en attitudes die nodig zijn om goed te kunnen omgaan met mensenrechtelijke kwesties dan op het verwerven van ‘kennis’ van mensenrechten. Burgerschapsdocenten geven aan dat mbo-studenten eerder ‘doeners’ dan ‘denkers’ zijn. Burgerschapsvorming slaat bij deze studenten beter aan wanneer het goed aansluit op de praktijk. In de gesprekken benadrukken sommige burgerschapsdocenten dat zij met studenten gevoelige onderwerpen ‘open’ en ‘met respect’ bespreken. Vaak komen gevoelige onderwerpen in de les aan de orde naar aanleiding van de actualiteit. In 2015 waren dat vooral radicalisering (o.a. Charlie Hebdo), haatzaaien, discriminatie en het vluchtelingenvraagstuk. Deze gesprekken gaan vaak over de spanningen tussen mensenrechten. Ook gezien de recente gebeurtenissen in Keulen tijdens de jaarwisseling,
Zie bijlage 2.
Mensenrechten in het middelbaar beroepsonderwijs: een verkenning
11
is te verwachte dat scholen een grotere (politiek maatschappelijke) druk zullen ervaren om studenten op een goede manier toe te rusten als het gaat om het kunnen voeren van gesprekken over botsingen van mensenrechten. Sommige docenten hebben de indruk dat studenten soms discussies over bepaalde onderwerpen mijden uit vrees voor negatieve reacties. Verder blijkt dat de wijze waarop docenten aandacht schenken aan mensenrechten ook afhankelijk is van het onderwijsniveau. Zij ervaren dat studenten van niveau 3 en 4 in het algemeen ontvankelijker zijn voor groepsdiscussies over normen en waarden dan studenten op niveau 1 en 2. Dit blijkt ook uit een onderzoek van het Expertisecentrum Beroepsonderwijs (ECBO) naar de aandacht voor sociaal-culturele vaardigheden in het mbo.5 Docenten vinden dat mbo-studenten, vooral van niveau 1 en 2, zich nog niet voldoende hebben ontwikkeld op attitudes als ruimdenkendheid en tolerantie en op kennis van andere culturen en religies.
Daarnaast blijkt uit het ECBO onderzoek dat niet alle docenten (zowel binnen als buiten het burgerschaps onderwijs) weten hoe zij sociaal-culturele vaardigheden moeten aanleren. De meerderheid van de docenten geeft wel aan dat zij weten hoe zij hun studenten sociaal-culturele vaardigheden kunnen leren en ruim 40% zegt dat er voldoende lesmateriaal beschikbaar is. Tegelijkertijd weet 20% van de docenten niet wat van hen wordt verwacht in het bevorderen van sociaal- culturele vaardigheden en bijna 30% geeft aan training nodig te hebben.6 Mede hierdoor krijgt bijvoorbeeld het onderwerp seksuele geaardheid relatief weinig aandacht op scholen. Het onderwerp ligt volgens de bevraagde docenten nog te veel in de taboesfeer. Het onderzoek bevat als slotoverweging “wanneer het maatschappelijk belang van het verbeteren van bepaalde vaardigheden groot is, kunnen meer
6
5
‘Toegerust voor de toekomst’, R. Petit en E. Verheijen, ECBO, januari 2015.
12
College voor de Rechten van de Mens
Het onderzoek meldt dat er ook uitzonderingen zijn. Studenten van de opleiding geüniformeerde beroepen van het Koning Willem I College bezoeken een speciale theater voorstelling waarin ook homoseksuele acteurs spelen. Na afloop gaan deze acteurs in discussie met de studenten.
uniformiteit, duidelijke definities en een referentieniveau wenselijk zijn.” Sommige respondenten benadrukken dat onderwijs in mensenrechten, gericht op kennis, houding en vaardigheden, dit referentiekader kan bieden.
Kwalificatie-eisen van burgerschapsdocenten In het mbo gelden geen specifieke kwalificatie-eisen voor burgerschapsdocenten. Elke docent met een tweedegraads bevoegdheid mag lesgeven in burgerschap. Dit onderwijs wordt vaak verzorgd door leerkrachten die de docentenopleiding maatschappijleer hebben afgerond. Ook wordt het burgerschapsonderwijs gegeven door docenten met een andere opleiding. Het betreft dan vaak leerkrachten die door hun deskundigheid en ervaring affiniteit hebben met burgerschapsvorming. Daarnaast zijn er docenten die burgerschapsonderwijs geven omdat zij nog ruimte hebben in hun onderwijsuren. Sommige respondenten signaleren dat docenten die geen leraar maatschappijleer zijn, soms bijscholing nodig hebben. Bijvoorbeeld omdat zij niet altijd voldoende op de hoogte zijn van de vier dimensies van het burgerschapsonderwijs. Of omdat zij belangrijke vakdidactische vaardigheden ontberen. Dit doet zich in het bijzonder voor bij zij-instromers. Leraren maatschappijleer zijn geschoold in het aanleren van specifieke sociale vaardigheden en weten vaak gevoelige onderwerpen bespreekbaar te maken. Hier tegenover staat dat sommige schoolbesturen melden dat zij goede ervaringen hebben met burgerschapsdocenten die weliswaar niet over een ‘maatschappijleer’ achtergrond beschikken, maar wel affiniteit hebben met burgerschap. Het gaat dan bijvoorbeeld om docenten van het vak omgangskunde.
Ontwikkelingen in het burgerschapsonderwijs Meerdere gesprekspartners achten het belangrijk dat het burgerschapsonderwijs (inclusief de aandacht voor mensenrechten) toetsbaarder wordt. Nu is het alleen een inspanningsverplichting: scholen zijn niet verplicht om te laten zien dat leerlingen voldoen aan een bepaald kennisniveau. Scholen kunnen zelf wel, door het formuleren van einddoelen, de inspanningsverplichting omzetten in een resultaatsverplichting, maar zijn daartoe niet verplicht. Scholen kunnen er bijvoorbeeld voor kiezen om een eindexamen af te nemen. Een aantal scholen doet dat ook. Soms vanuit de praktische overweging dat de studenten daardoor beter hun best doen. Ook kan dit voortkomen uit de schoolvisie en de behoefte volwaardige burgers af te leveren.
Sommige respondenten willen graag dat de minister in regelgeving vastlegt dat burgerschapsvorming in het mbo een resultaatsverplichting kent en daarom aan bepaalde minimumvereisten moet voldoen. Er wordt gepleit voor een uitsplitsing van de burgerschapsdimensies naar niveau 1, 2, 3 en 4. De gedachte is dat pas als duidelijk is wat de onderwijsdoelen per niveau zijn, die niveau’s ook daadwerkelijk getoetst kunnen worden. De school kan dan de inspectie laten zien hoe zij deze uitgesplitste leerdoelen bereikt. Sommige scholen hebben deze uitsplitsing reeds verwerkt in hun onderwijsplan.7 Daarnaast heeft een groep burgerschapsdocenten het initiatief genomen tot oprichting van het Netwerk Burgerschap MBO. In dit verband komt een aantal onderwijskrachten van mbo-scholen regelmatig samen in netwerkbijeenkomsten. Vanaf 1 januari 2016 is het Netwerk ondergebracht bij de MBO Raad. Het ministerie van OCW financiert de activiteiten van het Netwerk voor de jaren 2016 en 2017. Het doel van dit project is onder meer een duurzaam netwerk van docenten burgerschap in het mbo te realiseren waarbij zoveel mogelijk scholen zijn vertegenwoordigd, en netwerkbijeenkomsten te organiseren waar docenten burgerschap elkaar ontmoeten, infor meren, kennis en ervaringen delen.
Toezicht op het burgerschapsonderwijs Mbo-scholen moeten aan de Onderwijsinspectie rapporteren over de wijze waarop zij aandacht schenken aan burgerschap. Zij hoeven echter niet aan inhoudelijke eindtermen te voldoen. De onderwijs instellingen zijn vrij in de wijze waarop ze het burgerschapsonderwijs vormgeven. Er is geen minimum aantal uren voorgeschreven. Uit de verkenning blijkt dat sommige scholen in de praktijk voor hun burger schapsonderwijs wel een minimumaantal uren hebben geformuleerd.8 Scholen zijn wel verplicht om vooraf aan te geven aan welke inspanningen studenten moeten voldoen als het gaat om burgerschap. Met ‘inspanningen’ kunnen toetsen worden bedoeld maar ook het bijwonen van lessen, excursies en andere activiteiten. De Onderwijsinspectie houdt hierop toezicht. De Onderwijsinspectie toetst zo nodig of een instelling 7
Zie als voorbeeld het artikel ‘Goed voor school, studenten en ouders’, R. Esselink verbonden aan het Graafschap College, Vakblad voor Maatschappijleer, oktober 2014, p. 14.
8
ROC A12 heeft bijvoorbeeld bepaald dat een driejarige BOL opleiding de verplichting heeft om 216 lesuren Loopbaan en Burgerschap aan te bieden. Voor verkorte opleidingen en bijvoorbeeld BBL opleidingen zijn deze klokuren zijn vertaald naar een percentage van de onderwijstijd (bron: Docenten handleiding van ROC A12, cohort 2014).
Mensenrechten in het middelbaar beroepsonderwijs: een verkenning
13
heeft vastgelegd hoe het onderwijs wordt ingevuld en, als daarvoor aanleiding bestaat, of daaraan invulling wordt gegeven. Sommige scholen geven aan dat zij, in plaats van het invullen van een ‘afvinklijst’, bereid zijn om in hun integraal jaarverslag te melden hoe zij vorm geven aan onderwijs in mensenrechten. Als onderdeel van de ontwikkeling van het inspectie toezicht (‘Toezicht 2020’) wil de inspectie de kwaliteitsontwikkeling van scholen stimuleren en daarbij aansluiten bij de ambities die scholen nastreven. Naast het toezicht op basiskwaliteit is stimulering van onderwijsverbetering een belangrijke inzet van het inspectietoezicht. Aandacht voor de bevordering van sociale en maatschappelijke competenties is daarvan onderdeel, waaronder de bevordering van basiswaarden, met inbegrip van mensenrechten. De ontwikkeling van het onderwijstoezicht (zie Kamerbrief ‘Toezicht in transitie’, 28 maart 2014) krijgt uitwerking in relatie met de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel voor herziening van de regeling van het onderwijs toezicht (zie kamerstukken 33862). Voor het toezicht op de burgerschapsvorming binnen het onderwijs is het van belang of het gaat om een inspanningsverplichting of een resultaatverplichting. De wetgever is hierin terughoudend en heeft gekozen voor een inspanningsverplichting. De onderwijsinspectie heeft in de afgelopen jaren in de Staat van het Onderwijs enkele malen geconstateerd dat de ontwikkeling van het burgerschapsonderwijs slechts langzaam verloopt. De Onderwijsraad heeft voorgesteld de wettelijke opdracht nader te formuleren (advies Verder met burgerschap in het onderwijs, 2012).Het kabinet heeft ingezet op stimulerende maatregelen (zie kamerbrief staats secretaris OCW, 29 april 2015).
3.2 Mensenrechten in de herziene kwalificatiestructuur In de gesprekken werd het College aangeraden zijn onderzoek niet alleen te richten op het burgerschapsonderwijs, maar ook aandacht te schenken aan de ontwikkelingen rond de herziene kwalificatiestructuur. Het betreft hier de herziening van de dossiers waarin de vereiste kennis en vaardigheden per beroeps opleiding zijn vastgelegd. De herziene kwalificatie structuur beoogt de regionale samenwerking tussen mbo-scholen en bedrijven te versterken en moet het mogelijk maken flexibel in te spelen op
14
College voor de Rechten van de Mens
arbeidsmarktontwikkelingen. Volgens verschillende partijen biedt deze ontwikkeling bij voldoende draagvlak in het mbo en het bedrijfsleven mogelijkheden om de aandacht voor mensenrechten in het mbo structureel in te bedden.
Beleidsontwikkelingen Medio 2015 waren 168 (van het te verwachten totale aantal van 176) herziene kwalificatiedossiers voor het mbo definitief vastgesteld. De resterende acht (nautische) kwalificatiedossiers worden naar verwachting op 1 februari 2016 vastgesteld.9 Met de vaststelling van de kwalificatiedossiers hebben mbo-scholen vanaf nu de mogelijkheid nieuwe studenten in te schrijven voor nieuwe opleidingen op basis van deze dossiers. Vanaf het schooljaar 2016/2017 moeten alle mbo-scholen hun onderwijs verzorgen volgens de herziene kwalificatiestructuur. In het schooljaar 2015/2016 werken een aantal scholen op vrijwillige basis met de herziene kwalificatiedossiers en keuzedelen. Het betreft hier ongeveer de helft van alle mbo-scholen.10 Het wetsvoorstel voor de invoering van de keuzedelen is in februari 2015 aan geboden aan de Tweede Kamer. Er zijn inmiddels 150 keuzedelen positief beoordeeld door de toetsingskamer van de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB), en 220 keuzedelen komen binnenkort beschikbaar. Volgens planning gaat de minister van OCW, samen met de staatssecretaris van Economische Zaken (EZ), de keuzedelen begin 2016 definitief vast stellen, nadat het eerdergenoemde wetsvoorstel is aangenomen.
Kwalificatiedossiers en keuzedelen De kwalificatiedossiers zijn thans opgebouwd uit een basisdeel en een profieldeel. Deze onderdelen formuleren de kwalificatie-eisen per opleiding. De nieuwe kwalificatiestructuur heeft daarnaast zogeheten ‘keuzedelen’ geïntroduceerd, als aanvulling op de kwalificatiedossiers. Met keuzedelen kunnen beroepsopleidingen inspelen op regionale ontwikkelingen of innovaties binnen een branche.11 Mbo-studenten zijn verplicht om een aantal uren te besteden aan keuzedelen en kunnen dan kiezen uit daartoe aangewezen vakken. Studenten kunnen hun vakmanschap hiermee verbreden of verdiepen en op die manier hun positie op de arbeidsmarkt versterken. 9
Zie: https://www.s-bb.nl/nieuws/mbo-mag-van-start-met-de- herziene-kwalificatiestructuur.
10 Idem. 11
Aanbiedingsbrief herziene kwalificatiedossiers mbo aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Economische Zaken, SBB, 30 januari 2015.
Zo kunnen studenten in de opleiding Allround Kapper bijvoorbeeld kiezen voor het keuzedeel Black en Mixed hair en kan een student sociaal-cultureel werk kiezen voor het keuzedeel Diversiteit. Het vormgeven van onderwijs in mensenrechten via de herziene kwalificatiestructuur heeft volgens de respondenten als voordelen: ■■ Dat de eisen in de kwalificatiedossiers essentieel zijn voor de toekomstige beroepsuitoefening. Het gaat dan ook om voorwaarden voor het succesvol afronden van de opleiding; ■■ Dat de kwalificatie-eisen in de kwalificatiedossiers en de keuzedelen inhoudelijk getoetst worden en onderdeel vormen van de examinering; ■■ Dat er ruimte lijkt te zijn om via de nieuwe keuze delen, die verbonden worden aan de kwalificatie dossiers, aandacht te schenken aan mensenrechten toegespitst op de toekomstige beroepsuitoefening. Dit biedt dus perspectieven voor het versterken van het onderwijs in mensenrechten in het specifiek beroeps gerichte onderwijs. Echter, respondenten geven ook aan dat de ontwikkeling en invoering van een dossier soms enkele jaren kan duren. Na de vaststelling zal een kwalificatiedossier vier tot zes jaar gelden. Bij de keuzedelen gaat dit proces sneller omdat keuzedelen soms al na drie maanden tot een jaar gereed zijn. Hier staat wel tegenover dat de student het keuzedeel niet succesvol hoeft af te ronden. Er is een verplichting om keuzedelen te volgen én te examineren, maar een negatief resultaat telt niet mee voor het diploma. De keuzedelen zijn ook facultatief: de student kan dus ook voor een ander keuzedeel kiezen dan die waarin mensenrechten aan de orde komen. Verder hebben scholen altijd de vrijheid om een bepaald keuzedeel niet aan te bieden. Door kennisoverdracht van mensenrechten vorm te geven via de beroepsspecifieke kwalificatiedossiers en/ of de keuzedelen kunnen studenten meer gemotiveerd raken om kennis op te doen en vaardigheden te verwerven die betrekking hebben op mensenrechten. Immers, het gaat dan om opleidingseisen die in nauwe relatie staan met de beroepsuitoefening en waarvoor exameneisen gelden.
3.3 Mensenrechten in enkele kwalificatie dossiers en keuzedelen In bijlage 1 is een analyse opgenomen van een beperkt aantal kwalificatiedossiers en keuzedelen in de sector Zorg en Welzijn. Het gaat hierbij om opleidingen voor beroepen waarin gewerkt wordt met mensen in een kwetsbare, afhankelijke positie. Het College biedt met deze analyse een beeld van de wijze waarop binnen deze documenten aandacht wordt geschonken aan mensenrechtelijke aspecten. De analyse laat zien dat de betreffende kwalificatie dossiers en keuzedelen vaak eisen en competenties beschrijven die in relatie staan tot mensenrechten. Voor bepaalde beroepen is aandacht voor ‘normen en waarden’ vereist. Nergens wordt echter aangegeven welke ‘normen en waarden’ hiermee worden bedoeld. De SBB voert hiervoor twee redenen aan. Ten eerste moeten de kwalificaties in de kwalificatiedossiers en keuzedelen duurzaam zijn. De inhoud is daarom niet heel specifiek beschreven waardoor er ruimte is voor kleine praktische aanpassingen in de loop der jaren. Hiermee wordt voorkomen dat kwalificaties ieder jaar moeten worden aangepast. Een tweede reden is dat kwalificaties de ruimte moeten bieden voor scholen om hun eigen (pedagogisch-didactische, levensbeschouwelijke, etc.) invulling te geven aan een opleiding. Het is de professionele vrijheid en verantwoordelijkheid van de onderwijsinstelling om het curriculum naar eigen inzicht te ontwikkelen. Scholen kunnen suggesties doen voor nieuw te ontwikkelen keuzedelen. Dit biedt hen de mogelijkheid om op een redelijk korte termijn aandacht te schenken aan mensenrechten en daarmee samenhangende vaardigheden, toegespitst op de toekomstige beroepsuitoefening. Bijvoorbeeld als verdieping van kwalifi catie-eisen die zien op het hanteren van normen en waarden. In de gesprekken met de SBB, de MBO-raad en Calibris werd aangegeven dat de keuzedelen ‘Diversiteit’ en ‘Arbeidsparticipatie’ zich goed zouden kunnen lenen voor het overbrengen van verdiepende kennis over bepaalde mensenrechten.
Sommige gesprekspartners benadrukken wel dat dit niet tot gevolg mag hebben dat burgerschapsvorming als generiek vak minder aandacht krijgt.
Mensenrechten in het middelbaar beroepsonderwijs: een verkenning
15
3.4 Conclusies De doelstelling van deze verkenning is om antwoord te geven op de volgende vragen: ■■ Hoe krijgen mensenrechten gestalte in de praktijk van het middelbaar beroepsonderwijs, in het bijzonder het burgerschapsonderwijs? ■■ Wat zijn de knelpunten en good practices ten aanzien van het onderwijs in mensenrechten in het mbo?
docenten onvoldoende benadrukken dat het hier om fundamentele rechten gaat, wat van de student een actieve houding vraagt.
Kansen ■■ Het eerdergenoemde ECBO onderzoek ‘Toegerust
Het College concludeert op basis van deze verkenning dat in de onderwijspraktijk van het mbo een structurele inbedding van mensenrechten ontbreekt. Onderwijs in mensenrechten heeft geen structurele plaats in het curriculum. Er is daarvoor wel ruimte maar scholen vullen die ruimte zeer divers in. De inrichting en de organisatie van het mbo waarborgen niet dat mbo- studenten voldoende kennis opdoen van mensenrechten en met mensenrechten kunnen omgaan. Daarnaast zijn de volgende risico’s en kansen naar voren gekomen.
Risico’s ■■ Er bestaat geen goed beeld van de manier waarop en
de mate waarin momenteel de kennisoverdracht van mensenrechten vorm krijgt binnen het mbo. Het burgerschapsonderwijs verschilt per school. Er zijn scholen die een schoolbrede visie over burgerschap uitdragen maar ook scholen die de invulling van burgerschapsvorming aan de individuele docenten overlaten. De verkenning laat verder ook zien dat scholen die een visie op het burgerschapsvorming hebben, daarin niet opnemen hoe zij vorm wensen te geven aan het onderwijs in mensenrechten. ■■ Het onderwijs in mensenrechten, zowel het kennen
van als het kunnen omgaan met mensenrechten, is onvoldoende toetsbaar. Er zijn voor het mbo geen duidelijke criteria waaraan goed burgerschaps onderwijs, en daarmee ook goed onderwijs in mensenrechten, moet voldoen. ■■ Sommige burgerschapsdocenten melden dat zij in
het onderwijs wel aandacht schenken aan ‘fundamentele normen en waarden’ (bijvoorbeeld het discriminatieverbod, de vrijheid van menings uiting en het recht op zelfontplooiing) maar niet aan mensenrechten. Het risico bestaat dat studenten als toekomstige beroepskrachten mensenrechtelijke normen en waarden niet zien als een recht waarop, bij een schending van dat recht, zijzelf, een cliënt, een beroepskracht, een werknemer en/of een collega kunnen of moeten reageren. Het kan zijn dat deze
16
College voor de Rechten van de Mens
voor de toekomst’ bevat als slotoverweging: “wanneer het maatschappelijk belang van het ver beteren van bepaalde vaardigheden groot is, kunnen meer uniformiteit, duidelijke definities en een referentieniveau wenselijk zijn.” Sommige respondenten benadrukken dat onderwijs in mensenrechten, gericht op kennis, houding en vaardigheden, dit referentiekader kan bieden. ■■ Er zijn scholen die veel aandacht schenken aan de
versterking van het burgerschapsonderwijs. Dit zijn vaak scholen die een integrale, schoolbrede visie op het burgerschapsonderwijs hebben ontwikkeld. Dit biedt kansen om hierbij ook expliciet mensenrechten op te pakken. ■■ De herziening van de kwalificatiedossiers biedt
mogelijkheden. Er lijkt ruimte te zijn om via de nieuwe keuzedelen aandacht te schenken aan mensenrechten, toegespitst op de toekomstige beroepsuitoefening. Mogelijkheden hiertoe bieden het keuzedeel ‘Diversiteit’ en ‘Arbeidsparticipatie’. ■■ De herziening van het onderwijstoezicht (“Toezicht
2020”) biedt mogelijkheden om het belang van kennisoverdracht van mensenrechten te benadrukken. De verwachting is dat in het toezicht meer aandacht komt voor sociale en maatschappelijke competenties. Dit biedt ruimte voor meer aandacht voor mensenrechten. ■■ Door einddoelen te formuleren, kunnen scholen de
inspanningsverplichting ten aanzien van het burgerschapsonderwijs omzetten in een resultaatsverplichting. Hiermee wordt het onderwijs in burgerschapsvorming beter toetsbaar. Sommige scholen zijn reeds begonnen met die omzetting. Hun ervaringen kunnen als een goed voorbeeld dienen voor andere scholen. ■■ In gesprekken met ROC’s wordt de suggestie gedaan
om, in plaats van ‘afvinklijsten’, scholen te vragen om in hun integraal jaarverslag te vermelden hoe zij vormgeven aan het onderwijs in mensenrechten.
Mensenrechten in het middelbaar beroepsonderwijs: een verkenning
17
4 Naar een versterking van mensenrechten in de onderwijspraktijk
18
College voor de Rechten van de Mens
Zoals eerder vermeld in paragraaf 3.4 kunnen mensenrechten, het kennen van en kunnen omgaan met deze rechten, een geschikt referentiekader zijn voor het versterken van kritische en sociale vaardigheden van mbo-studenten.12 Het reikt docenten een neutraal en duurzaam kader voor discussies over complexe of gevoelige thema’s. Die discussies gaan vaak over de botsingen of spanningen tussen mensenrechten. Docenten willen die gesprekken dan graag ‘open’ en ‘met respect’ voeren. Maar ‘openheid’ en ‘respect’ zijn lege termen als daaraan geen invulling vanuit mensenrechten wordt gegeven. Bij gebrek aan een richting gevend kader wordt een groepsgesprek over complexe thema’s niet meer dan een discussie waarin ‘meningen’ over en weer worden uitgewisseld. Bovendien biedt het oefenen in het hanteren van mensenrechtelijke regels houvast bij de identiteits ontwikkeling van studenten. Oog hebben voor de eigen mensenrechten en die van anderen vergroot een actieve, weerbare houding. Een dergelijke houding is ook essentieel voor de toekomstige beroepsuitoefening. Verder kunnen mensenrechten maatschappelijke opdrachten van de school met elkaar verbinden die gaan over (wereld)burgerschap, anti-pestbeleid, sociale veiligheid, diversiteit, passend onderwijs, gelijke behandeling, inclusiviteit en participatie. Mensenrechten moeten dan ook worden meegenomen in bijvoorbeeld actieprogramma’s ter bevordering van de sociale veiligheid op school en passend onderwijs. Het gaat hier immers in de kern om het omgaan met mensenrechten die universeel, fundamenteel en duurzaam zijn.13
4.1 Aanpak Uit de gevoerde gesprekken komt naar voren dat er twee mogelijkheden zijn om structureler en gerichter aandacht te schenken aan mensenrechten in het mbo. Mensenrechten kunnen aan de orde komen: ■■ via het generieke burgerschapsonderwijs en ■■ via de beroepsspecifieke kwalificatiedossiers en de nieuwe keuzedelen. In hoofdstuk 2 zijn het burgerschapsonderwijs, de beroepsspecifieke kwalificatiedossiers en de nieuwe keuzedelen afzonderlijk besproken. De vraag is nu hoe de structurele inbedding en versterking van de aandacht voor mensenrechten in de praktijk van het mbo 12 Zie ook de slotoverweging van het ECBO-onderzoek, p. 53. 13
Zie ook de brief van het College aan de voorzitter van de Vaste Kamercommissie voor OCW, dd. 28 mei 2015.
het beste vorm kan krijgen. De uitkomsten van de verkenning laten zien dat zowel het generieke burgerschapsonderwijs als het beroepsspecifieke onderwijs voor- en nadelen kent. Een keuze voor uitsluitend één van deze trajecten ligt daarom niet voor de hand.
De herziene kwalificatiedossiers De beroepsgerichte kwalificatiedossiers en keuzedelen hebben als belangrijk voordeel dat de kwalificatie-eisen direct verbonden zijn aan de toekomstige beroeps uitoefening. Door op het mbo over mensenrechten te leren kan worden bereikt dat de beroepsbeoefenaar rekening houdt met mensenrechten. Zoals vermeld in paragraaf 3.2.1, benadrukt de SBB dat de eisen in de kwalificatiedossiers ‘duurzaam’ worden beschreven. Het benoemen van aandacht voor mensenrechten doet geen afbreuk aan de duurzame beschrijving van een kwalificatiedossier. Immers, mensenrechten zijn fundamentele rechten die universeel zijn. Deze rechten zijn daardoor niet snel onderhevig aan veranderingen. Verder kan een kwalificatiedossier ook de aandacht voor mensenrechten in het algemeen of voor een bepaald mensenrecht benoemen. Scholen hebben dan de ruimte om in te vullen op welke wijze zij aandacht schenken aan deze mensenrechten. Maar er zijn al veel kwalificatiedossiers vastgesteld, waardoor de kans klein is dat in deze dossiers ook nog mensenrechtelijke kwalificaties opgenomen worden. Met betrekking tot de kwalificatiedossiers is dan ook de beste route om in gesprek met scholen en docenten hen ertoe te bewegen in algemene termen als ‘waarden en normen’ mensenrechten in te lezen. Zij hebben ook ondersteuning nodig om er vervolgens les over te kunnen geven.
Keuzedelen Keuzedelen bieden mogelijkheden om op redelijk korte termijn de aandacht voor mensenrechten vorm te geven. In de sector Zorg en Welzijn bestaat reeds een keuzedeel Diversiteit dat met enige aanpassingen snel bruikbaar kan zijn. Het keuzedeel biedt ruimte om (onder de noemer Diversiteit) ook aandacht te schenken aan mensenrechten. Verder kan het keuzedeel ook toegankelijk worden gemaakt voor andere sectoren (bijvoorbeeld beveiliging, defensie, politie, horeca en het middenkader in het algemeen). Goede ervaringen met het keuzedeel kunnen gebruikt worden om de aandacht voor mensenrechten op termijn op te nemen als één van de kwalificatie-eisen in het kwalificatiedossier.
Mensenrechten in het middelbaar beroepsonderwijs: een verkenning
19
Burgerschapsonderwijs Het mbo moet zorgdragen voor een drievoudige kwalificatie. Mbo-studenten moeten zich niet alleen kwalifi ceren voor de uitoefening van een beroep en voor de doorstroom naar een hoger onderwijsniveau, maar ook voor de deelname aan de maatschappij (burgerschap).14 Indien mensenrechten alleen gerelateerd worden aan het toekomstige beroep, dan bestaat de kans dat de student alleen waarden en normen krijgt aangereikt die direct zien op de beroepsuitoefening (bijvoorbeeld mensenrechten die zien op een menswaardige, respectvolle omgang met cliënten, klanten, consumenten en collega’s). Ook is er een risico dat alleen de mensenrechten aandacht krijgen die relevant zijn voor het specifieke dossier. In de dossiers binnen de sector Zorg en Welzijn komen dan andere mensenrechten aan bod dan in de dossiers binnen de sector Techniek. Ten behoeve van de algemene toerusting van de student blijft meer algemene aandacht voor mensenrechten binnen het generieke burgerschapsonderwijs dan ook nodig.
14 Wet Educatie en Beroepsonderwijs, Artikel 1.2.1. Doelstellingen onderwijs, lid 2.
20
College voor de Rechten van de Mens
Meerdere respondenten melden dat er sinds enige tijd een discussie wordt gevoerd om in het burgerschapsonderwijs ook andere onderwerpen onder te brengen. Politieke en maatschappelijke organisaties zien graag dat het burgerschapsonderwijs ook aandacht schenkt aan bijvoorbeeld vitaal werknemerschap en groen/ duurzaam ondernemen. Burgerschapsonderwijs dreigt hierdoor ‘dichtgetimmerd’ te raken. Burgerschaps vorming is echter onlosmakelijk v erbonden met mensenrechten. De aandacht voor mensenrechten moet dan ook binnen de burgerschapsdimensies een expliciete en structurele plek krijgen.
De docenten Goed onderwijs staat of valt met de kwaliteit van de docenten. Het is daarom van belang dat onderwijs in mensenrechten wordt gegeven door docenten die voldoende kennis hebben van mensenrechten en die weten hoe deze kennis moet worden overgedragen. Studenten moeten beschikken over een actieve houding en kritische vaardigheden om in de (beroeps)praktijk mensenrechten te herkennen en met deze rechten om te gaan. Docenten moeten daarom over competenties
beschikken om deze houding en vaardigheden over te brengen. Dit geldt zowel voor de docenten burgerschap als voor de docenten in het beroepsspecifieke onderwijs die in hun lessen aandacht schenken aan fundamentele normen en waarden die belangrijk zijn voor een goede beroepsuitoefening. Studenten moeten met name weten hoe zij in hun verdere loopbaan kunnen omgaan met schendingen van mensenrechten. Het is in dit verband vermeldenswaard dat sommige docenten wel melden aandacht te schenken aan ‘fundamentele normen en waarden’, maar dat zij deze niet als mensenrechten benoemen. Dit heeft tot gevolg dat niet aan de orde komt wat de toekomstige professional kan doen of moet doen als deze fundamentele normen en waarden worden geschonden. Daarnaast blijkt uit de gesprekken dat docenten in de klas discussies moeten begeleiden over gevoelige en complexe thema’s zoals de vrijheid van meningsuiting (Charlie Hebdo), radicalisering, antisemitisme en seksuele diversiteit. Sommige docenten hebben hier moeite mee, omdat zij niet weten wat een juiste aanpak is (handelingsverlegenheid).
4.2 Conclusie
De twee trajecten kunnen elkaar aanvullen en in combinatie met elkaar een evenwichtig geheel vormen. Hiermee wordt bereikt dat de aandacht voor mensenrechten in het mbo zo breed mogelijk vorm krijgt en dat scholen werken aan een mensenrechtenvriendelijke schoolcultuur. Een schoolcultuur waarin het elkaar gelijkwaardig behandelen niet als een gunst wordt gezien, maar heel duidelijk als een recht, waarop iemand kan reageren als dat recht wordt geschonden. Het beschikken over kennis, een actieve houding en vaardigheden om met (schendingen) van mensen rechten om te gaan, is bovendien essentieel voor een goede beroepsuitoefening. Daarnaast is het van belang dat maatschappelijke discussies over thema’s als polarisatie en radicalisering vaker op de politieke agenda staan. De minister van OCW heeft recent aangekondigd dat zij het Examen- en Kwalificatiebesluit wil aanscherpen per 1 augustus 2016.16 Die aanscherping ziet op meer aandacht in het burgerschapsonderwijs voor “kritische denkvaardig heden en het voeren van een dialoog over complexe thema’s als radicalisering, racisme, democratische waarden, vrijheid van meningsuiting en religie”.
De verkenning laat zien dat het verstandig is om op beide trajecten in te zetten: het burgerschapsonderwijs én het beroepsspecifieke onderwijs. In het generieke burgerschapsonderwijs kan aandacht worden besteed aan mensenrechtelijke thema’s die zien op de algemene vorming van de student. Zoals bijvoorbeeld de mensenrechteninfrastructuur, de democratische rechtstaat, het recht op gelijke behandeling, het recht op vrije meningsuiting en het recht op onderwijs.15 Terwijl in het beroepsspecifieke onderwijs de school, door de opleidingseisen in de kwalificatiedossiers en keuze delen nader in te vullen, in de onderwijspraktijk gericht aandacht kan besteden aan mensenrechten in concrete situaties in de beroepspraktijk. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een mensenrechtelijk juiste bejegening van cliënten in zorg- en welzijnsinstellingen of van gedetineerden.
15
Rechten die o.m. zijn vastgelegd in de Grondwet, de Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB) en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM).
16 Brief van de minister en staatssecretaris van OCW aan de TK van 29 april 2015, p. 9. Zie ook de brief van het College aan de voorzitter van de Vaste Kamercommissie voor OCW, dd. 28 mei 2015
Mensenrechten in het middelbaar beroepsonderwijs: een verkenning
21
5 Advies
22
College voor de Rechten van de Mens
Gelet op de missie van het College, is het zijn ambitie dat mensenrechten een structurele inbedding krijgen in de onderwijspraktijk van het mbo. Deze verkenning laat zien dat die structurele inbedding ontbreekt. Hierdoor is niet gewaarborgd dat studenten in voldoende mate kennis opdoen van mensenrechten die relevant zijn voor hun algemene ontwikkeling en voor hun toekomstige beroepsuitoefening. Het College komt op grond van de uitkomsten van de verkenning tot de volgende aanbevelingen aan de minister van OCW.
Aanbeveling 1 Het College adviseert de minister systematisch beleid te ontwikkelen ter bevordering van een structurele inbedding van mensenrechten in de onderwijspraktijk van het mbo. Om te waarborgen dat mbo studenten goed kunnen omgaan met mensenrechten is het College voorstander van een samenhangende aanpak gericht op deze structurele inbedding in de generieke burgerschapsvorming èn in het beroepsspecifieke onderwijs.
Aanbeveling 2 Het College adviseert de minister om onderwijs in mensenrechten op te nemen in beleidsprogramma’s van OCW die zich (mede) richten op het mbo. Dit zijn bijvoorbeeld programma’s die betrekking hebben op de bevordering van een sociaal veilige school (waaronder het bevorderen van een anti-pestbeleid) en op passend onderwijs.
Aanbeveling 3 Het College adviseert de minister te bevorderen dat kennis, houding en vaardigheden inzake mensen rechten expliciet worden opgenomen in de burgerschapsdimensies van het burgertschapsonderwijs. Deze dienen expliciet te verwijzen naar fundamentele mensenrechtelijke noties die stoelen op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM), zoals de inclusiegedachte, het beginsel van gelijkwaardigheid en het recht op een menswaardige bejegening. In samenhang met de UVRM kunnen in de burgerschapsdimensies vervolgens kennis, houding en vaardigheden ten aanzien van andere mensenrechten aan bod komen (bijv. het discriminatieverbod, het recht op lichamelijke integriteit, de vrijheid van godsdienst, de vrijheid van meningsuiting, het recht op zelfontplooiing, kinderrechten, etc.).
Aanbeveling 4 Het College adviseert de minister, mede op grond van suggesties van sommige scholen, te bevorderen dat scholen in hun integraal jaarverslag inzicht geven in de wijze waarop zij via het burgerschapsonderwijs en via het beroepssspecifieke onderwijs studenten leren om te gaan met mensenrechten die relevant zijn voor de toekomstige beroepsuitoefening. Scholen kunnen bijvoorbeeld laten zien hoe zij in hun onderwijspraktijk een mensenrechtelijke invulling geven aan normen en waarden die worden benoemd in de opleidingsspecifieke kwalificatiedossiers en keuzedelen. Ook kunnen scholen laten zien hoe zij via keuzedelen in hun onderwijspraktijk aandacht schenken aan het kritisch omgaan met mensenrechten die relevant zijn voor de toekomstige beroepsuitoefening. Scholen kunnen hiertoe bijvoorbeeld het keuzedeel Diversiteit aanbieden of initiatieven ontplooien om een keuzedeel Ethiek te ontwikkelen, waarbij ook relevante mensenrechten aan bod komen.
Aanbeveling 5 Het College adviseert de minister te bevorderen dat (aankomende) docenten burgerschap via opleiding en (na)scholing over voldoende didactische vaardigheden beschikken om onderwijs te geven in het (her)kennen en kunnen omgaan met mensenrechten. Het College adviseert te bevorderen dat hiertoe geschikt lesmateriaal voorhanden is. Docenten die in het beroepsspecifieke onderwijs lessen verzorgen waar fundamentele normen en waarden besproken worden, zouden eveneens gestimuleerd moeten worden om via opleiding en (na) scholing kennis en vaardigheden op te doen om goed onderwijs in mensenrechten te geven.
Mensenrechten in het middelbaar beroepsonderwijs: een verkenning
23
6 Vervolg
24
College voor de Rechten van de Mens
Om de bewustwording van de meerwaarde van het onderwijs in mensenrechten te versterken zal het College in 2016 bijeenkomsten organiseren voor met name docenten burgerschap en docenten die beroepsspecifiek onderwijs verzorgen waarin mensenrechtelijke aspecten aan bod komen. Het College zal de praktijkervaringen van deze docenten met onderwijs in mensenrechten bundelen en verspreiden in het mbo.
Mensenrechten in het middelbaar beroepsonderwijs: een verkenning
25
Bijlage 1 Analyse van mensenrechtelijke aspecten in enkele kwalificatie dossiers en keuzedelen 1 Inleiding Per beroep of beroepsgroep is een kwalificatiedossier opgesteld. In een kwalificatiedossier, voor bijvoorbeeld het beroep Apothekersassistent, wordt een beschrijving gegeven van de beroepsgroep, de taken die de beroepsbeoefenaar uitvoert, de competenties die daarbij nodig zijn (deel A) en welke vakkennis en vaardigheden daarbij horen. Ook worden de diploma-eisen (kwalificaties) beschreven (deel B). Deze eisen geven samen weer wat de gediplomeerde moet kunnen als hij/zij op de arbeidsmarkt start. Daarnaast bevat het kwalificatiedossier een verwijzing naar keuzedelen. Op basis van de kwalificatiedossiers maken instellingen hun onderwijsprogramma’s. Hieronder wordt een beeld gegeven van de wijze waarop binnen een aantal kwalificatiedossiers en keuzedelen aandacht wordt geschonken aan mensenrechtelijke aspecten.17 Daartoe is, als steekproef, een beperkte selectie gemaakt uit kwalificatiedossiers en keuzedelen op niveau 4 die betrekking hebben op beroepen waarin gewerkt wordt met mensen in een afhankelijke, kwetsbare positie. Het gaat om nieuwe kwalificatiedossiers en keuzedelen in de Sector Zorg en Welzijn. Deze sector kent in totaal 45 kwalificatiedossiers.
17
Geldig vanaf augustus 2015.
26
College voor de Rechten van de Mens
Het betreft de volgende kwalificatiedossiers en keuzedelen. Kwalificatiedossiers: 3 het kwalificatiedossier Verpleegkundige; 4 het kwalificatiedossier Maatschappelijke Zorg; 5 het kwalificatiedossier Sociaal werker; 6 het kwalificatiedossier Pedagogisch Werk; Keuzedelen: 7 keuzedeel Diversiteit; 8 keuzedeel Arbeidsparticipatie; 9 keuzedeel Verplegende handelingen.
2 Kwalificatiedossiers Ad 1. MBO Verpleegkundige Dit dossier beschrijft de kwalificatie- eisen voor de volgende beroepen: ■■ Mbo-Verpleegkundige ziekenhuis ■■ Mbo-Verpleegkundige verpleeg- en verzorgings huizen en thuiszorg ■■ Mbo-Verpleegkundige geestelijke gezondheidszorg ■■ Mbo-Verpleegkundige gehandicaptenzorg
■■ kan ruime kennis van (beroeps)ethiek en ethische
vraagstukken toepassen; ■■ kan ruime kennis van diversiteit en interculturele
communicatie toepassen; ■■ kan ruime kennis van juridische aspecten van het
beroep toepassen; ■■ kan ruime kennis van verlies- en rouwverwerking
toepassen en steun organiseren en bieden; ■■ kan signalen herkennen van sociale problematiek
Het dossier benoemt op een aantal plekken eisen en vaardigheden die een zekere kennis of bewustzijn van mensenrechten impliceren. Zo beschrijft het basisdeel de typerende beroepshouding als volgt: de MboVerpleegkundige ‘is integer en heeft een vraaggerichte, inlevende en sociale houding.’ De Mbo-Verpleegkundige houdt bij haar/zijn werkzaamheden o.a. rekening met ‘normen en waarden, seksuele voorkeur, de culturele achtergrond en de levensbeschouwing van de zorg vrager, naastbetrokkenen (zoals familieleden en mantelzorgers) en collega’s.’ De Mbo-Verpleegkundige ‘respecteert en bewaakt de privacy van de zorgvrager en naastbetrokkenen, gaat op de juiste wijze om met vertrouwelijke informatie en bewaakt geheimhouding waar nodig.’ De Mbo-Verpleegkundige hanteert ‘eigen normen en waarden’ ‘op een professionele manier’ en ‘is zich bewust van het effect van haar/zijn eigen handelen en gedrag.’ Ook toont de Mbo-Verpleegkundige ‘respect voor de zorgvrager en naastbetrokkenen en bewaakt dat zij/hij zelf ook met respect wordt behandeld.’18 Welke kennis en vaardigheden worden gevraagd? De beginnende verpleegkundige moet hiertoe onder meer beschikken over: ■■ gespecialiseerde kennis van preventie seksueel misbruik en preventie grensoverschrijdend gedrag; ■■ heeft gespecialiseerde kennis van protocollen m.b.t. gezondheid, hygiëne, veiligheid en incidentmeldingen. Ook moet de beginnende verpleegkundige over vaardigheden beschikken zoals: ■■ kan handelen volgens de normen voor verantwoorde zorg; ■■ kan professioneel omgaan met levensinvulling en doodswens; ■■ kan regulerende methodieken toepassen ten aanzien van seksualiteit en intimiteit;
waaronder huiselijk geweld, seksueel misbruik en kindermishandeling en onderneemt actie volgens wet- en regelgeving en het beleid/protocol van de organisatie.19 Commentaar van het College Deze beschrijving impliceert dat de beginnende MboVerpleegkundige moet kunnen omgaan met situaties waarin bepaalde mensenrechten een rol spelen. Het dossier bevat daartoe een lijst van vereiste vaardigheden maar kent geen lijst van daarmee samenhangende kennis van relevante mensenrechten om de betreffende vaardigheden goed te kunnen uitoefenen. In de beschrijving van de vereiste vaardigheden wordt bijvoorbeeld soms gewezen op het kunnen omgaan met normen en waarden. Hoewel het dossier daartoe indicaties geeft(‘kan handelen volgens de normen voor verantwoorde zorg’), wordt er nergens op ingegaan welke normen en waarden dit zijn. Voor het kunnen ‘handelen volgens de normen van verantwoorde zorg’is kennis van mensenrechten met betrekking tot menswaardige zorg essentieel.20 Het gaat om duurzame, stabiele rechten die verankerd zijn in de Grondwet en in verdragen. Deze rechten stellen de bescherming én de bevordering van de menselijke waardigheid centraal. Het zijn mensenrechten die zien op het recht op zelfbeschikking, op het recht op bescherming van de menselijke integriteit en op de gelijkwaardigheid van mensen. ‘Kunnen handelen volgens de normen van verantwoorde zorg’ impliceert niet alleen dat de professional deze mensenrechten kan duiden, maar ook kan omgaan met situaties waarin mensenrechten conflicteren met andere mensenrechten (bijvoorbeeld het recht op zelfbeschikking versus het recht op bescherming van de eigen veiligheid of de veiligheid van anderen). Deze kennis wordt als zodanig niet benoemd in de lijst van vereiste vakkennis.
19 Zie p. 10en 11. 18 P.9.
20
Zie p. 10: Vakkennis en vaardigheden.
Mensenrechten in het middelbaar beroepsonderwijs: een verkenning
27
Verder ontbreekt in de lijst van vereiste vakkennis een expliciete verwijzing naar kennis van en inzicht in andere mensenrechten die, gezien de vereiste vaardigheden, belangrijk zijn voor een goede beroepsuitoefening. Bijvoorbeeld kinderrechten, vrouwenrechten en rechten van mensen met een beperking worden niet benoemd. Deze kennis is essentieel voor de vereiste vaardigheid om te kunnen omgaan met diversiteit (interculturele communicatie), huiselijk geweld, seksueel misbruik en kindermishandeling.
Ad 2. Maatschappelijke Zorg Dit dossier beschrijft de kwalificatie- eisen voor de volgende beroepen: ■■ Persoonlijke begeleider specifieke doelgroepen ■■ Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg ■■ Agogisch medewerker GGZ ■■ Thuisbegeleider Het Basisdeel benoemt als typerende beroepshouding: dat de beroepskracht ‘empathisch’ en ‘integer’ moet zijn. Dit komt tot uitdrukking in de beschrijving van de ondersteunende taken waarbij de zelfredzaamheid van de cliënt wordt benadrukt. De beroepskracht zorgt ervoor dat de cliënt ‘zoveel mogelijk zelf doet’ en geeft adviezen die afgestemd zijn op de mentale mogelijk heden van de cliënt.21 Bij de kerntaak ‘ondersteuning bij de persoonlijke verzorging’ wordt beschreven dat de beroepskracht ervoor zorgt dat de cliënt zoveel mogelijk ‘zelf de regie’ kan voeren en waar nodig aanvult. Hierbij sluit de beroepskracht aan bij ‘de eigen kracht, mogelijkheden en beleving van de cliënt en naastbetrokkenen’. De beroepskracht werkt ook aan ‘het onderling vertrouwen en biedt de cliënt de mogelijkheid om persoonlijk of intieme vraagstukken te bespreken.’22 De beroepskracht ondersteunt de cliënt bij dag besteding en wijst deze consequent op omgangs normen, (gedrags)regels en normen en waarden.23 De beroepskracht moet verder kunnen reageren op onvoorziene crisissituaties zoals grensoverschrijdend gedrag waarbij aspecten als bescherming en veiligheid van de cliënt, de beroepskracht zelf en anderen belangrijk zijn.
Vereiste kennis en vaardigheden De toekomstige beroepskracht moet volgens het dossier ‘brede kennis van (beroeps)ethiek en ethische vraagstukken’ kunnen toepassen, beschikken over ‘specialistische kennis van vigerende wet- en regel geving’ en een risicoanalyse maken.24 Bovendien moet de Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg beschikken over ‘brede kennis van het beleid van zorginstellingen ten aanzien van seksualiteit, kinderwens en ouderschap van cliënten’ en over ‘specialistische kennis van kwaliteit van bestaan, autonomie en empowerment.25 De Thuisbegeleider beschikt over specialistische kennis van gedwongen hulpverlening bij opvoedings problemen. Verder begeleidt de Thuisbegeleider de cliënt met respect voor zijn waarden en normen. De Thuisbegeleider is betrouwbaar en in staat om de eigen grenzen en die van anderen te bewaken.26 Commentaar van het College De beschrijving impliceert dat de toekomstige Medewerker maatschappelijke zorg dient te beschikken over kennis van menswaardige zorg en de mensen rechten die daarop betrekking hebben. De beschrijving bevat echter geen nadere duiding van gebruikte termen zoals ‘(beroeps)ethiek en ethische vraagstukken’, omgangsnormen, (gedrags)regels en normen en waarden.’27 Wederom valt op dat hier een verwijzing ontbreekt naar kennis van concrete, kenbaremensenrechten. Om professioneel te kunnen reageren ‘op onvoorziene crisissituaties zoals grensoverschrijdend gedrag waarbij aspecten als bescherming en veiligheid van de cliënt, de beroepskracht zelf en anderen belangrijk zijn’ is inzicht vereist in mensenrechten die betrekking hebben op de begrenzing van het recht op zelfbeschikking en autonomie. Evenals bij de MBO Verpleegkundige (ad 1.) worden deze mensenrechtelijke noties niet als zodanig beschreven in het dossier. Dit geldt in het bijzonder voor de Thuisbegeleider, die immers moet beschikken over specialistische kennis van ‘gedwongen hulpverlening bij opvoedingsproblemen’ en in staat moet zijn ‘om de eigen grenzen en die van anderen te bewaken.’28
24 B1-K1 en B1-K1 -W5. 25 P. 35, P3. 21 B1-K1W3.
26 P. 46.
22 Deel B1-K1-W2.
27 P. 19, B1-K1-W4.
23 P. 19, B1-K1-W4.
28 P. 46.
28
College voor de Rechten van de Mens
Ad 3.Sociaal werk Dit dossier beschrijft de kwalificatie- eisenvoor de volgende beroepen: ■■ Sociaal-maatschappelijk dienstverlener en ■■ Sociaal-cultureel werker Het kwalificatiedossier vermeldt als typerende beroepshouding onder meer: de sociaal werker werkt op voet van gelijkwaardigheid, heeft respect en positieve interesse voor ‘anderszijn’ en gaat respectvol om met cliënten. Hij gaat integer om met vertrouwelijke informatie, toont interculturele sensitiviteit en snijdt ook moeilijk bespreekbare onderwerpen effectief aan. Vereiste kennis en vaardigheden De medewerker Sociaal werk moet beschikken over vakkennis zoals: ■■ brede en specialistische kennis van burgerpartici patie in relatie tot de ondersteuning van cliënten/ cliëntgroepen; ■■ brede en specialistische kennis van diversiteit in relatie tot zijn werkzaamheden; ■■ brede en specialistische kennis van empowerment van cliënten in het sociaal werk.29 De sociaal werker moet eveneens beschikken over brede specialistische kennis van relevante wet- en regelgeving, waaronder de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.30 Commentaar: ook hier zien we datde lijst van vereiste kennis en vaardigheden geen specifieke verwijzing bevat naar het toepassen van kennis van relevante mensenrechten.Gezien de typering van de beroeps houding kan hierbij worden gedacht aan bijvoorbeeld mensenrechten die zijn neergelegd in wet- en regel geving over gelijke behandeling, privacybescherming, kinderrechten en vrouwenrechten.
Ad 4. Pedagogisch Werk Dit dossier beschrijft de kwalificatie- eisen voor de volgende beroepen: ■■ Gespecialiseerd pedagogisch medewerker en ■■ Onderwijsassistent
Het Basisdeel benoemt als typerende beroepshouding: dat de pedagogisch medewerkerempathisch, assertief, representatief en integer dient te zijn. De pedagogisch medewerker biedt geborgenheid en veiligheid, gaat respectvol om met de kinderen/jongeren, kan diversiteit hanteren en toont een open houding waardoor hij/zij vraagstukken bespreekbaar maakt. De pedagogisch medewerker speelt creatief en flexibel in op de wensen en leer- en ontwikkelingsmogelijk heden van het kind in de gegeven situatie. De pedagogisch medewerker straalt rust en stabiliteit uit en is zich ervan bewust dat hij/zij te maken heeft met vertrouwelijke gegevens bestaande uit zowel privacy gevoelige als organisatie gevoelige informatie. Van de pedagogisch medewerker wordt verwacht dat deze o.a. kan omgaan met verschillen in culturele waarden, normen en leefstijl.31 De pedagogisch medewerker creëert en grijpt kansen om de seksuele ontwikkeling van kinderen bespreekbaar te maken en bewaakt daarbij waarden en normen.32 Vereiste kennis en vaardigheden De pedagogisch medewerker beschikt over de volgende kennis en vaardigheden: ■■ heeft kennis van relevante wet- en regelgeving waaronder: Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling; ■■ kan risicofactoren herkennen om dader respectievelijk slachtoffer te worden van pesten, kinder mishandeling, seksueel misbruik; ■■ kan signalen van sociale problematiek herkennen waaronder pesten, huiselijk geweld, kindermishandeling, ongeletterdheid, seksueel misbruik en actie ondernemen volgens wet- en regelgeving en het beleid /protocol van de organisatie.33 Resultaat: de pedagogisch medewerker heeft het kind in een veilige (leer)omgeving in de ontwikkeling gestimuleerd en de eigenheid van het kind gewaarborgd waardoor het kind zich optimaal ontwikkelt.34 Voor de Gespecialiseerd pedagogisch medewerker geldt dat deze (gespecialiseerde) opvang aanbiedt. Hij/zij begeleidt het kind bij het omgaan met specifieke beperkingen of gedragsproblemen. De Gespecialiseerd pedagogisch medewerker voedt kinderen (mede) op, draagt waarden en normen over en leert kinderen omgaan met praktische zaken.35
31
P. 8.
32 P.12, B1-K1-W6: Ondersteunt bij verzorgende taken. 29 P. 8 en 9. 30 P. 8, B1-K1, Werken aan de aanpak van sociale problematiek, Vakkennis en Vaardigheden.
33
P. 9 en 10, B1-K1.
34 P. 8. 35
P. 26, P2-K1-W4.
Mensenrechten in het middelbaar beroepsonderwijs: een verkenning
29
De Onderwijsassistent houdt toezicht en begeleidt buiten de lessen, daarbij past deze consequent voor de school geldende waarden en normen toe.36 Commentaar van het College Opvallend is dat de beschrijving kennis van en inzicht in de mensenrechten die zijn vastgelegd in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind niet benoemt. Terwijl deze mensenrechten de basis vormen voor het respectvol omgaanmetkinderen en jongeren waarbij, naast hun verdere ontplooiing,het bieden van geborgenheid en veiligheid centraal staat. Verder wordt verwezen naar het toepassen en overdragen van ‘waarden en normen’. Niet duidelijk is welke mensenrechten onder deze waarden en normen vallen en of hierbij ookkinderrechten aan de orde komen.
3 Keuzedelen Mbo scholen hebben de mogelijkheid om daartoe aangewezen keuzedelen aan te bieden die zijn gekoppeld aan een kwalificatie (ook wel beroep of profiel) in de kwalificatiedossiers. Keuzedelen mogen een kwalificatie niet overlappen maar wel een verdieping of een verbreding vormen.
Ad 5. Diversiteit Alle bovenbeschreven beroepen kunnen worden gekoppeld aan het inmiddels vastgestelde keuzedeel Diversiteit. Dit keuzedeel verstaat onder diversiteit ‘de verschillen tussen mensen op basis van culturele achtergrond, sekse, leeftijd, levensovertuiging, leef- of opvoedingsstijl, samenlevingsvorm, seksuele geaardheid, sociaal-maatschappelijke positie, het al dan niet hebben van een beperking of gedragsprobleem, of welk ander verschil ook. ’Van iedere beginnende beroepsbeoefenaar in zorg en welzijn wordt verwacht dat deze kan omgaan met diversiteit en sensitiviteit toont voor diversiteit. Het gaat dan om ‘het hebben van een open houding, het herkennen van eigen en andermans vooringenomenheid, normen en waarden en het hebben van respect voor de identiteit van anderen en zichzelf.’ De beginnende beroepskracht kan dilemma’s op het gebied van diversiteit hanteren, vooroordelen bespreekbaar maken en waken voor stereotypering. Ook kan hij zorgvuldig handelen bij vermoedens van discriminatie.
36 P. 37, P3-K2-W3.
30
College voor de Rechten van de Mens
Door dit keuzedeel succesvol af te ronden toont de beginnende beroepsbeoefenaar aan te beschikken over onder meer specialistische vakkennis en vaardigheden op het gebied van diversiteit en over een open houding.
Ad 6. Arbeidsparticipatie Dit keuzedeel kan worden gekoppeld aan de beroepen in het kwalificatiedossier Maatschappelijke zorg (ad 2.) en in het kwalificatiedossier Sociaal Werk (ad 3.). Het keuzedeel ziet op het aansturen en coachen van werkbegeleiders en medewerkers met een afstand tot de arbeidsmarkt. Door dit keuzedeel succesvol af te ronden toont de beginnende beroepsbeoefenaar aan te beschikken over onder meer specialistische kennis en vaardigheden die toegespitst zijn op het werken met medewerkers met een afstand tot de arbeidsmarkt, zoals: ■■ brede en specialistische kennis van afwijkend gedrag als gevolg van veelvoorkomende psychische en psychiatrische stoornissen, autisme en verslavingsproblematiek ■■ specialistische kennis van relevante wet- en regelgeving (w.o.: de Arbowet, de Participatiewet encao’s).
Ad 7. Verplegende handelingen niveau 4 Dit keuzedeel kan worden gekoppeld aan de beroepen in het kwalificatiedossier Maatschappelijke Zorg (ad 2.). Het keuzedeel biedt een verdieping van de vakkennis die in het kwalificatiedossier Maatschappelijke Zorg is beschreven. Die verdieping ziet onder andere op het hebben van ‘inzicht in gezondheidsrisico’s behorend bij de doelgroep.’De beroepskracht verzamelt informatie over de gezondheid van de cliënt en daarbij: ■■ leeft hij/zij zich in in de gevoelens van de cliënt en naastbetrokkenen; ■■ maakt hij/zij de afweging tussen mogelijke interventies en de kwaliteit van leven van de cliënt. De beginnend beroepsbeoefenaar onderkent dreigende of bestaande gezondheidsproblemen en signaleert, ook kleine veranderingen, in het gedrag, de gezondheidstoestand, het welbevinden en de veiligheid van de cliënt. Hij/zij toont respect voor de ervaringsdeskundigheid van de cliënt en toont actief aandacht voor de beleving van veiligheid en welbevinden door cliënt.37 Hij/zij zorgt ervoor dat de cliënt en naastbetrokkenen zoveel mogelijk zelf kunnen doen en vult waar nodig
37 P. 6, D1-K1-W3.
aan.38 Daarbij toont hij respect voor de eigenheid en privacy van de cliënt en naastbetrokkenen. Een van de competenties zijn: toont respect voor de eigenheid en privacy van de cliënt en naastbetrokkenen; Door dit keuzedeel succesvol af te ronden toont de beginnende beroepsbeoefenaar onder meer aan te beschikken over vakkennis en vaardigheden waaruit blijkt dat hij/zij: ■■ professioneel omgaan met levensinvulling en doodswens en ■■ kennis van juridische aspecten van het beroep kan toepassen. Commentaar van het College Evenals in het kwalificatiedossier Maatschappelijke Zorg implicerendeze drie keuzedelen het kunnen verlenen van ‘menswaardig zorg’ en het beschikken over kennis van mensenrechten die met menswaardige zorg samenhangen. In de beschrijving van de keuze delen wordt dit als zo danig niet verwoord.
38 P. 6, D1-K1-W4.
Mensenrechten in het middelbaar beroepsonderwijs: een verkenning
31
Bijlage 2 Algemene inrichting en de organisatie van het mbo en in het bijzonder van het burgerschaps onderwijs in het mbo 1 Inrichting en organisatie van het mbo Het mbo bereidt mensen voor op de beroepspraktijk of een vervolgopleiding (binnen de eigen school of hbo). Bij alle opleidingen in het mbo staat de aansluiting met de praktijk voorop. Om de aansluiting te garanderen hebben scholen voor mbo uitgebreide contacten met het regionale bedrijfsleven, gemeenten en maatschappelijke organisaties. Gegevens onderwijsinstellingen 2013-201439 ■■ Aantal mbo-scholen: 69 ■■ Aantal mbo-studenten: 514.500 ■■ Aantal mbo-opleidingen:1.092 ■■ Gemiddeld aantal studenten per mbo-school: 7.450 ■■ Gemiddeld aantal deelnemers per opleiding: 2.275 Het mbo heeft opleiding op vier niveaus. De duur van de opleidingen loopt uiteen van een half jaar tot vier jaar. ■■ Niveau 1: assistentenopleiding voor eenvoudig uitvoerend werk (een half tot een jaar) ■■ Niveau 2: basisberoepsopleiding voor uitvoerend praktisch werk (twee tot drie jaar) ■■ Niveau 3: vakopleiding tot zelfstandig beroeps beoefenaar zelfstandig uitvoerend werk, brede inzetbaarheid (twee tot vier jaar) ■■ Niveau 4: middenkaderopleiding (drie tot vier jaar) en specialistenopleiding (kopstudie van een tot twee jaar), volledig zelfstandig uitvoerend werk, brede inzetbaarheid of specialisatie. 39 Website MBO Raad, peildatum 31/10/’14.
32
College voor de Rechten van de Mens
Het mbo heeft twee verschillende leerwegen of leer routes. Bij alle opleiding vormt de praktijk, de beroepspraktijkvorming, een belangrijk deel van de opleiding. ■■ Beroepsopleidende leerweg (bol): studenten hebben tijdens hun opleiding een of meerdere stageperiodes. Het minimumpraktijkdeel verschilt per opleidings niveau. Tussen de school, student en het leerbedrijf wordt een praktijkovereenkomst gesloten. ■■ Beroepsbegeleidende leerweg (bbl): Een bbl bestaat voor minimaal 610 klokuren uit praktijk (bpv), minimaal 200 uren uit begeleidende onderwijstijd en 40 uur uit bpv of begeleidende onderwijstijd. Mensen die een bbl-opleiding volgen, werken vaak met een arbeidsovereenkomst bij de werkgever. Ze gaan meestal een dag per week naar school. Studenten zijn vaak iets ouder, gemiddeld 25 jaar. De opleidingen in het mbo zijn verdeeld over vier sectoren: sector Zorg&Welzijn en Sport, sector Techniek, sector Economie en sector Landbouw. Roc’s hebben opleidingen in de sectoren Zorg &Welzijn, Sport, Techniek en Economie. Daarnaast bieden deze scholen opleidingen in de volwassen educatie. Vakscholen richten zich op de opleidingen voor een branche, zoals de grafische sector of de scheepvaart. De aoc’s verzorgen de opleidingen voor de sector Landbouw, inclusief plant- en dierverzorging e.d.
Voor toegang tot niveau 3 en 4-opleidingen is een vmbo-diploma nodig (kadergericht of theoretische leerweg)of een overgangsbewijs naar havo/vwo 4. Een niveau 4-kiloma geeft toegang tot het hbo. De wettelijke basis voor het mbo is de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB)40. Kwalificaties Wat een student moet kennen en kunnen voor een diploma is neergelegd in de kwalificatiestructuur. Scholen en bedrijfsleven werken momenteel samen aan een omvangrijke vernieuwing van deze structuur en het onderwijs. Voor de verwerving van het diploma worden de volgende eisen gesteld: ■■ de kwaliteitseisen voor de desbetreffende opleiding in het kwalificatiedossier, ■■ de generieke kwaliteitseisen aan taal en rekenen, ■■ de kwaliteitseisen voor loopbaan en burgerschap en ■■ eventuele wettelijke beroepsvereisten. Per beroep is een kwalificatiedossier opgesteld. In een kwalificatiedossier, voor bijvoorbeeld het beroep Apothekersassistent, wordt een korte beschrijving gegeven van de beroepsgroep, de taken die de beroepsbeoefenaar uitvoert en de competenties die daarbij nodig zijn (deel A). Ook worden de diploma- eisen (kwalificaties) beschreven (deel B). Deze eisen geven samen weer wat de gediplomeerde moet kunnen als hij/zij op de arbeidsmarkt start. Op basis van de kwalificatiedossiers maken instellingen hun onderwijsprogramma’s. Keuzedelen Een nieuw onderdeel in de mbo-opleiding is het keuzedeel. Hiermee kan de mbo-student zich verbreden of verdiepen. Ook bieden mbo-opleidingen de mogelijkheid om snel in te spelen op ontwikkelingen in het beroepenveld en de regio. Een keuzedeel kan een regionale inkleuring krijgen, zodat een mbo-student zijn arbeidsmarktpositie versterkt voor sectoren die in de regio sterk vertegenwoordigd zijn. Bijvoorbeeld voor de havens in Rotterdam of de watersportindustrie in zuidwest Friesland. Een keuzedeel kan ook gericht zijn op doorstroom naar een hoger niveau binnen het mbo, of naar het hbo. Het initiatief voor een keuzedeel kan komen van een paritaire commissie of vanuit de regio. Een regionaal initiatief kan bij een
bedrijf, een onderwijsinstelling of een branche organisatie ontstaan. Ongeveer 15% van de onderwijstijd is gereserveerd voor keuzedelen. Keuzedelen worden gekoppeld aan een of meerdere kwalificaties, niet aan het dossier. Een student moet voldoen aan de keuzedeelverplichting en het bijbehorende examen afleggen. De school moet een student keuzevrijheid bieden, de gevolgde keuzedelen vermelden op het diploma en de resultatenlijst en de keuze vastleggen in de onderwijsovereenkomst.41 Keuzedelen worden op diverse manier ingevuld: stage, les of project. Een voorbeeld van een keuzedeel is ‘Diversiteit niveau 4’ dat bij de dossiers Maatschappelijke Zorg, Mbo-verpleegkundige, Pedagogisch Werk en Sociaal Werk hoort. Bij de informatie over het keuzedeel staat het volgende vermeld. Van iedere beginnende beroepsbeoefenaar in zorg en welzijn wordt verwacht dat zij kan omgaan met diversiteit en sensitiviteit toont voor diversiteit. Het gaat dan om een open houding, het herkennen van eigen en andermans vooringenomenheid, normen en waarden en het hebben van respect voor de identiteit van anderen en zichtzelf.42
2 Inrichting en organisatie van Burgerschapsvorming Regelgeving Het wettelijk kader voor loopbaan en burgerschap in het mbo is het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB43. De kwalificatieopdracht van het mbo is drieledig: kwalificatie voor de arbeidsmarkt, voor het vervolg onderwijsen voor de samenleving (oftewel leren, loopbaan en burgerschap). Dat wil zeggen dat mbo’ers worden opgeleid voor een beroep, een vervolgopleiding en tot burgers die volwaardig deelnemen aan de maatschappij. Onderdeel van de kwalificatie-eisen zijn daarom ook de eisen voor loopbaan en burgerschap. Elk kwalificatiedossier verwijst naar het document waarin de inhoudelijke kaders voor loopbaan en burgerschap worden aangegeven. Voor de kwalificatiedossiers vanaf 2012-2013 geldt het document: Kwalificatie-eisen loopbaan en burgerschap (vanaf 2012). 41 MBO RaadServicepuntInvoeringHerzieningKwalificatiestructuur, Keuzedelen? Even spieken… 42 http://prod.pub.kwalificatiesmbo.nl/DossierDetails.aspx
40 http://wetten.overheid.nl/BWBR0007625/geldigheidsdatum_31-10-2014.
43 http://wetten.overheid.nl/BWBR0027963/ geldigheidsdatum_31-10-2014
Mensenrechten in het middelbaar beroepsonderwijs: een verkenning
33
Dit document is door de minister van OCW vastgesteld via het Examen- en kwalificatiebesluit beroeps opleidingen WEB.44 In het mbo vindt de kennisoverdracht van en aandacht voor mensenrechten plaats binnen het burgerschapsonderwijs en met name binnen het lesprogramma van het vak ‘loopbaan en burgerschap’. Voor dit vak zijn kwalificatie- eisen opgesteld in het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen Wet Educatie en Beroepsonderwijs.45 Bijlage 1 van het Besluit bevat de nadere uitwerking van deze kwalificatie-eisen in vier dimensies: a de politiek-juridische dimensie (participatie in politieke besluitvorming op verschillende politieke niveaus), b de economische dimensie (bereidheid en vermogen om een bijdrage te leveren aan het arbeidsproces enerzijds en om op verantwoorde wijze als consument deel te nemen aan de maatschappij anderzijds), c de sociaal-maatschappelijke dimensie (functioneren in de eigen woon- en leefomgeving, in zorgsituaties en op school; acceptatie van verschillen en culturele verscheidenheid) en vitaal burgerschap (zorg voor de eigen vitaliteit en fitheid; afstemming tussen werken, d zorgen, leren en ontspannen). De scholen hebben hierbij geen resultaatverplichting maar een inspanningsverplichting. Scholen moeten op grond van het besluit laten zien dat zij aan de hand van deze dimensiesaandacht schenken aan burgerschapsonderwijs maar behoeven zich niet te verantwoorden voor een bepaald eindniveau. Deelname aan activiteiten en opdrachten voldoet om het diploma te halen. De Onderwijsinspectie kijkt alleen of een school aandacht aan burgerschap heeft gegeven, maar niet op welke manier dit is gedaan.
44 http://www.kwalificatiesmbo.nl/loopbaan-en-burgerschap.html 45 Artikel 17a en Bijlage 1 van het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB.
34
College voor de Rechten van de Mens
Bijlage 3 Lijst van bevraagde stakeholders In 2014 en 2015 zijn met de volgende stakeholders (een of meerdere) gesprekken gevoerd: ■■ De MBO Raad ■■ ROC Amsterdam (CvB en directie onderwijs) ■■ Het Albedacollege (stafdirectie onderwijs en docenten) ■■ Het Frieslandcollege (secretaris CvB) ■■ ROC A12 (bestuur en directie) ■■ R. Postuma, burgerschapsdocent (ROC A12) ■■ Lidy van Oers, senior trainer ontwikkelaar en coördinator ‘loopbaan en
burgerschap’ ■■ (ROC Koning Willem I College) ■■ Landstedecollege (docenten sector Zorg) ■■ Ruth Esselink-Mijnen, burgerschapsdocent Graafschap College ■■ het Netwerk Burgerschap MBO ■■ De NVLM, de Nederlandse Vereniging voor Leraren Maatschappijleer ■■ JOB ■■ De SBB, stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven ■■ Onderzoekers ECBO, Regina Petit (nu werkzaam bij het Kohnstamm instituut)
en Pieter Baay ■■ De Onderwijsinspectie ■■ De Onderwijsraad ■■ Anne Frank Stichting ■■ Pro Demos
Mensenrechten in het middelbaar beroepsonderwijs: een verkenning
35
Colofon Dit is een uitgave van het College voor de Rechten van de Mens College voor de Rechten van de Mens Kleinesingel 1-3 Postbus 16001 3500 DA Utrecht 030 888 38 88
[email protected] www.mensenrechten.nl Fotografie Peter de Ruiter Ontwerp Ontwerpwerk, Den Haag Publicatiedatum: februari 2016
Verdient een man meer?
4