Top in Zorg. Nieuws uit het OLV Ziekenhuis • Oktober 2010
innovatief.
3.
menselijk.
6.
Desinfectierobots ruimen trefzeker hardnekkige bacteriën op die in een kamer achterblijven na het vertrek van een besmette patiënt
De dienstverlening in diagnose en behandeling van perifere arteriële en veneuze pathologieën (spataderen) op de Campus Asse breidt uit
doelgericht.
7.
Bijna 1 op 4 patiënten in het OLV Ziekenhuis komt via de dienst Urgentiegeneeskunde, één van de grootste diensten van België
8.
Samenwerking met verpleegscholen om studenten te begeleiden bij hun eerste stappen in de ziekenhuispraktijk
Rookstopkliniek overlegt met huisarts
Stoppen met roken doe je niet alleen Intensieve begeleiding is de beste weg om van het roken af te geraken, leert onderzoek. Sinds kort is het OLV Ziekenhuis ook een Rookstopkliniek rijk. Een erkend tabakoloog biedt er rokers een programma rookstopbegeleiding aan. Diverse klinische disciplines werken met de tabakoloog samen, in functie van de situatie van de roker: pneumologie, cardiologie, en daarnaast straks ook gynaecologie, endocrinologie, oncologie en psychiatrie. Er bestaan veel grappen over de eerste sigaret en iedereen kent de beelden van de beginnende roker die zich verslikt. Maar stoppen met het schadelijke roken is allerminst een lachertje. Uit de vakliteratuur weet men dat zes maanden na de “rookstopdag” de kansen op herval sterk verminderd zijn en stagneren. Het is dus kwestie van volhouden. “De rookstopdag is een moment dat we met de patiënt in de regel afspreken ongeveer twee tot drie weken na de start van het rookstopbegeleidingstraject”, aldus tabakoloog Roel Voorspoels. Na twee
weken voorbereiding, waarbij de roker aan de hand van zijn rokersprofiel en praktische situatie wordt ingeschat, start de actiefase van circa een maand. Wanneer mensen een afspraak maken op de Rookstopkliniek krijgen zij eerst een consultatie bij de cardioloog of pneumoloog, die een medisch onderzoek uitvoert. Roel Voorspoels: “Na het invullen van een screeningsvragenlijst volgt een kort gesprek met de tabakoloog, om te bepalen welke rookstopstrategie we voor de roker in kwestie voorstellen, individueel of in groep. We maken
Wie begeleid wordt door het Rookstopkliniekteam van het OLV Ziekenhuis, zet na twee weken voorbereiding zijn “rookstopdag” op de agenda. De eerste dag als niet-roker.
afspraken voor de verdere begeleiding, die zal uitmaken welke farmaceutische hulpmiddelen eventueel als ondersteuning kunnen worden gebruikt.” Geneesmiddelen op voorschrift zoals Varenicline, onder productnaam gekend als Champix, en bupropion, gekend als Zyban, worden vóór de rookstopdag reeds gebruikt, NST (Nicotine Substitutie Therapie) in enkele gevallen ook.”
De huisarts als ankerpunt
“We betrekken de huisarts nauw in het proces”, vult programmamanager Anne De Bièvre aan. “De arts krijgt een bericht van de tabakoloog wanneer een patiënt zich aanmeldt met de bevindingen van het eerste onderzoek door de pneumoloog/cardioloog. Daarna wordt hij/zij op de hoogte gehouden van het verloop van de rookstopbegeleiding. De artsen schrijven normaal zelf geen hulpmiddelen voor, maar verwijzen de patiënt naar zijn huisarts, die we eveneens informeren.” Pneumoloog dr. Evert Munghen is één van de initiatiefnemers van de Rookstopkliniek. “We stelden vast dat de vraag van ambulante en gehospitaliseerde patiënten naar intensieve begeleiding bij hun rookstop toenam. Er was in het Aalsterse ook geen gestructureerd aanbod in dat opzicht, het HELA-project in Asse niet te na gesproken.” Dr. Munghen is dan met een aantal huisartsen uit de regio in overleg getreden. Ze stelden een bevraging samen rond de houding van de huisarts met betrekking tot de rookstopproblematiek. Dr. Munghen stelde vast dat 82% van de huisartsen de patiënten systematisch aanspraken over hun rookgedrag. Bovendien zou een groot deel van die huisartsen enige ondersteuning bij rookstopbegeleiding voor hun eigen praktijk wel appreciëren. De huisartsen verwijzen maar zelden door naar een tabakoloog, vaak omdat er geen informatie voorhanden is. “In nauw overleg met het ziekenhuis vinden de huisartsen een Rookstopkliniek best wel kunnen. Zij verwachten wel volledige verslaggeving en overleg met het ziekenhuis en verkiezen de patiënt eerst zelf aan te spreken. Ze zijn ook vragende partij voor opleiding rond motivationele gespreksvoering.”
In regel met strengste kwaliteitseisen
De laboratoriumdiensten van het OLV Ziekenhuis zijn volledig geaccrediteerd voor de ISO 15189-norm op organisatieniveau en voor de technische tests waar uitvoering volgens de ISO 15189-vereisten belangrijk was voor terugbetaling. “Je moet opschrijven wat je doet en doen wat je schrijft, wanneer je voor een accreditatie gaat”, vat dr. Peter Meeus, diensthoofd Klinisch Laboratorium, het accreditatieproces samen. “Algemeen leert dit proces de medewerkers dat wat op het eerste zicht bureaucratisch lijkt, aanzienlijke efficiëntiewinst kan betekenen.” “Veel wordt besproken in de koffiehoek. Daar gebeurt de lobbying. Vragen die in de meetings niet aan bod komen, krijgen daar hun antwoord. Dat informele luik is zo belangrijk omdat men in onze Vlaamse cultuur niet altijd zijn opinie geeft tijdens een vergadering. Er komt dan informeel gemasseer aan te pas om de mensen in het verhaal te doen stappen”, stelt coördinator kwaliteitszorg Staf Van der Biest. De strenge kwaliteitsnormen komen uiteraard ook de patiënt ten goede. Met een kwaliteitssysteem komen typische fouten heel wat minder voor, zoals verdwenen stalen, staalverwisselingen, en moet bijgevolg minder herprikt worden. Lees verder op pagina 4 ››
Lees verder op pagina 2 ››
Van den Bremt & Vandenbroucke De officiële opening van de ‘nieuwbouw’ ligt alweer een jaar achter ons. Het lijkt enerzijds alsof het pas gisteren was en anderzijds ondertussen ook alsof die nieuwbouw er altijd al was. De mens is (waarschijnlijk) het meest adaptieve en tevens meest innovatieve en manipulatieve wezen van het heelal. Gelukkig maar.
TiZ_krant_oktober 2010.indd 1
Anders was er geen evolutie in de gezondheidszorg en in de geneeskunde. Een aantal van deze evoluties komen in dit nummer opnieuw aan bod. Dat gezondheidszorg door mensen wordt gemaakt voor mensen, komt ook aan bod in een speciale lezing op 28 oktober (zie p. 8) door dr. Marc Desmet, jezuïet en arts palliatieve zorg in het Jessa Ziekenhuis te Hasselt, naar aanleiding van zijn boek “Liefde
voor het werk in tijden van management”. Hij pleit voor een betere dialoog tussen management en zorgverstrekkers. De lezing vindt plaats in het OLV Ziekenhuis en u bent van harte uitgenodigd. Luc Van den Bremt en dr. Geert Vandenbroucke zijn resp. algemeen directeur en medisch directeur.
23/09/10 18:02
2 Top in Zorg.
Multidisciplinair verhaal
Lees hier het vervolg van pagina 1 ›› De rookstopbegeleiding loopt in de regel gedurende zes maanden. In die tijd bezoekt de roker acht keer de Rookstopkliniek. Deze cyclus wordt op 85 euro na volledig terugbetaald. Voor zwangere vrouwen geldt er voor de begeleiding wel een volledige terugbetaling.
Tabakoloog Roel Voorspoels: “Het eerste gesprek bij rookstopbegeleiding duurt ongeveer 45 minuten en vindt deels plaats bij de cardioloog of pneumoloog en deels bij de tabakoloog. Tijdens het klinisch consult dient de roker o.m. een CO-meting en een spirometrisch onderzoek te ondergaan, zodat we weten hoe het fysiek met hem gesteld is.
Wat is een tabakoloog?
Een erkende tabakoloog is een gezondheidswerker of licentiaat psychologie die de opleiding tabakologie en rookstopbegeleiding met succes heeft afgerond. Het VRGT (voluit De Vlaamse Vereniging voor Respiratoire Gezondheidszorg en Tuberculosebestrijding) organiseert deze opleiding - de enige in Vlaanderen die leidt tot een erkenning als erkend tabakoloog - in samenwerking met de Vlaamse universiteiten en treedt op als vertegenwoordiger van de tabakologen in Vlaanderen.
De Rookstopkliniek in het OLV Ziekenhuis
Programmamanager Anne De Bièvre: “Samen met de huisarts.”
Pneumoloog dr. Evert Munghen: “De vraag neemt toe.”
Tabakoloog Roel Voorspoels: “Acht keer de Rookstopkliniek bezoeken.”
Nadien komt hij bij de tabakoloog met een ingevulde vragenlijst een kort screeninggesprek voeren.” De overige gesprekken duren ongeveer 30 minuten. Het hele pakket kan tegen terugbetaling pas na twee jaar herhaald worden, mocht de roker intussen in zijn rookgewoonte vervallen. “De multidisciplinaire uitrol gebeurt geleidelijk”, aldus Roel Voorspoels. “We startten met twee partners: cardiologie en pneumologie. Maar de fysieke en psychologische impact van rookgedrag op de patiënt draagt ver. Ook vanuit andere disciplines neemt de belangstelling toe: endocrinologie, oncologie, gynaecologie, psychiatrie.”
De Rookstopkliniek bevindt zich momenteel op de dienst Pneumologie, waar tabakoloog Roel Voorspoels een kantoor heeft. Vanaf oktober neemt de Rookstopkliniek zijn intrek in het lokaal “preventieve geneeskunde” t.h.v. het onthaal. Na een gesprek met de tabakoloog krijgt de roker een individuele of groepstherapie voorgesteld. Een cyclus bestaat uit 6 tot 8 sessies en duurt circa 6 maanden. Er is nauwe samenwerking met de huisarts van de roker, aan wie transparant gerapporteerd wordt. Teamleden: • Dr. Sofie Verstreken, dienst Cardiologie • Dr. Evert Munghen, dienst Pneumologie • Roel Voorspoels, psycholoog-tabakoloog • Bart De Saegher, psycholoog-psychotherapeut • Sven Haesebeyt, administratief medewerker Telefoon Rookstopkliniek: 053 72 88 95 Email :
[email protected]
Waar kan ik terecht met rookstopvragen? De huisarts Huisartsen kunnen altijd advies geven over jouw aanpak om met roken te stoppen. Sommigen zijn ook erkend tabakoloog. Stichting tegen Kanker (www.kanker.be) Sinds 1 juni 2004 is op initiatief van de Stichting tegen Kanker in ons land een telefonische rookstoplijn beschikbaar, de “Tabak Stop Lijn”, met een onderliggende website (www. tabakstop.be). Zowel rokers als niet-rokers kunnen op het nummer 0800 111 00 elke werkdag tussen 8 en 19 uur informatie en advies krijgen over stoppen met roken, van 15 tot 19 uur zelfs door artsen of psychologen die gespecialiseerd zijn in rookstopbegeleiding.
De Tabakstoplijn moet vanaf januari 2011 systematisch op alle sigarettenpakjes staan. Intensieve begeleiding verhoogt de kansen op een succesvolle rookstop aanzienlijk. De Tabakstoplijn is voor elke roker meteen de eerste stap naar een begeleide rookstopstrategie.
De Vlaamse Vereniging voor Respiratoire Gezondheidszorg en Tuberculosebestrijding (VRGT) De VRGT besteedt heel wat aandacht aan tabakspreventie. Op haar website vind je een zoekfunctie naar erkende tabakologen in Vlaanderen en Brussel en heel wat praktische informatie en nuttige links. www.vrgt.be De Rookstopkliniek Er zijn heel wat rookstopklinieken in Vlaanderen. Zoals het OLV Ziekenhuis hebben andere ziekenhuizen de kaart van de rookstopbegeleiding getrokken om het eerstelijnsnetwerk te ondersteunen. De VRGT heeft met haar Franstalige tegenhanger het “Netwerk Rookvrije Ziekenhuizen” opgericht, dat deel uitmaakt van een Europees netwerk. Op de site van de VRGT vind je een afbeelding van Google Maps met alle ziekenhuizen die deel uitmaken van dit netwerk. De Vlaamse Liga tegen Kanker (www.tegenkanker.be) biedt eveneens heel wat informatie aan op haar site over de rookstopproblematiek, inclusief een forum voor stoppers (zie verder).
VIGEZ en de LOGO’s (Lokaal Gezondheidsoverleg) VIGeZ (www.vigez.be) is een expertisecentrum voor gezondheidspromotie en ziektepreventie. Het levert strategieën, advies, methodieken, ondersteuning bij implementatie en opleiding aan gezondheidswerkers en professionals en aan iedereen die bezig is met gezondheidspromotie en ziektepreventie.
Interessante sites: www.rookvrijezwangerschap.be Deze site is een initiatief van de VRGT, de Vlaamse Vereniging voor Respiratoire Gezondheidszorg en Tuberculosebestrijding. Langs deze weg wil de VRGT ouders, kinderen en gezondheidswerkers informeren en sensibiliseren over de gevaren van roken tijdens de zwangerschap en mogelijkheden die er bestaan om te stoppen met roken. Je kan er ook een erkende tabakoloog in jouw buurt vinden. Zowel ouders, rokers als professionelen kunnen er folders downloaden: • folder ‘rondom mij rookvrij’ • folder passief roken • informatie voor gynaecologen • informatie voor pediaters • informatie voor vroedvrouwen
www.rookstopaanbod.be Dit is een site van VIGeZ, die je eigenlijk meteen naar de site van VIGeZ brengt (www.vigez.be). www.komopenstop.be Dit online forum van de Liga tegen Kanker wil stoppers met elkaar laten praten en ervaringen uitwisselen. www.erkendetabakologen.be Op deze site van de VRGT kan je via een zoekfunctie de erkende tabakologen in je buurt vinden. www.help-eu.com Deze site van de Europese Unie bevat een sectie voor elk land afzonderlijk. Het Nederlandstalige luik voor ons land richt zich tot wie niet wil starten, wie wil stoppen en wie passief rookt. De site richt zich qua aanpak sterk op jongeren en oogt aantrekkelijk. Je vindt er lokale informatie, maar je kunt er ook Europese jongereninitiatieven vinden.
Mensen achter Top in Zorg Een aangename werksfeer en veel positieve energie, zo omschrijft dr. Greet Huygh haar eerste indruk van het OLV Ziekenhuis. Voorlopig werkt zij nog parttime in het partnerziekenhuis AZ Sint-Blasius; in de toekomst zal zij het oncologisch team te Aalst fulltime versterken. Op de dienst Medische Oncologie van het OLV Ziekenhuis zal dr. Huygh actief meewerken aan het verruimen van het aanbod aan klinische studies om zo meer kennis te verwerven ten dienste van de patiënt. Op termijn wenst zij zich verder te bekwamen in gynaecologische en hoofd- en halsoncologie.
TiZ_krant_oktober 2010.indd 2
Toen dr. Gaétan Van de Vyvere in 2003 als assistent in het OLV Ziekenhuis startte, was hij vooral onder de indruk van de dynamiek die er heerste. Die zin voor verandering en beweging vertaalt hij bij de dienst Mond-, Kaak- en Aangezichtsheelkunde in de uitbreiding en verfijning van het gamma aan hoofd- en halschirurgie, waarbij zijn bijkomende opleiding in de reconstructieve heelkunde van het hoofd- en halsgebied goed van pas komt. Mede dankzij de Groepering Aalst-Dendermonde-Ronse kan dr. Van de Vyvere, zelf gespecialiseerd in hoofd-halsoncologie, vlot kennis en ervaring uitwisselen met de radiotherapeuten en oncologen van de partnerziekenhuizen.
23/09/10 18:02
Innovaties in zorg
Top in Zorg. 3
Capaciteit Operatiekwartier neemt toe met 25% Zowat de helft van een ziekenhuisactiviteit is gebonden aan het operatiekwartier. Het vernieuwde Operatiekwartier op de Campus Aalst van het OLV Ziekenhuis verhoogt de capaciteit voor chirurgische diensten met 25%. De nieuwe zalen behoren tot het beste van wat vandaag aangeboden wordt. De “digitale operatiezaal” komt weer een stap dichterbij. Dagelijks opereren de chirurgen van het OLV Ziekenhuis 60 tot 70 patiënten. Pas tegen eind 2011 zal de capaciteit van het nieuwe Operatiekwartier in het OLV Ziekenhuis volledig opgenomen worden. In nauwelijks een half jaar tijd zag het Operatiekwartier zijn activiteit met 10 tot 11% toenemen. “We beschikken over een volledig nieuw Operatiekwartier en een aparte afdeling voor ambulante patiënten met lokale verdoving”, aldus dr. Dirk Vandeput, anesthesist en OK-coördinator. “We zorgden voor enkele innovaties in ons nieuwe Operatiekwartier, waarbij we rekening houden met de toenemende techniciteit van de ingrepen, de gevraagde flexibiliteit en de elektronische beschikbaarheid van patiënteninformatie tot in de operatiezaal.” Een overzicht van de veranderingen: • De operatiezalen zijn ruimer. Van sommige zalen bedraagt de oppervlakte bijna 100 m², dat is dubbel zoveel als de vroegere generatie zalen. De technische dimensie van een ingreep - denk maar aan het plaatsen
van een knieprothese met een navigatiesysteem - vergt vaak meer en complexere toestellen of robots, zodat men ook meer plaats nodig heeft om die rond de patiënt te plaatsen en eventueel tijdens de operatie aan- en af te voeren. • Veel apparatuur wordt door beweegbare pendels gedragen, zodat ze de grond niet raakt. Dat is ergonomisch en makkelijk voor de snelle opruiming van een zaal na de ingreep. • Procedurekarren zorgen ervoor dat alle instrumenten en benodigdheden voor een specifieke ingreep aanwezig zijn, zodat verpleegkundigen voor of tijdens een ingreep niet langer binnen en buiten dienen te lopen op zoek naar gepast materiaal. Dat veroorzaakt stof, is storend en zorgt voor gejaagdheid tijdens een operatie. • Men tracht ook iedere zaal meer en meer in te richten met het oog op specifieke ingrepen. Zo zijn er zalen die uitsluitend gebruikt worden voor robotchirurgie en is er een aparte zaal voor oftalmologische ingrepen.
• Voor de luchtbehandeling werkt men reeds lange tijd met overdruksystemen om contaminatie te voorkomen. Dergelijke systemen zorgen ervoor dat stof en kiemen uit de operatiezaal blijven. De drukverschillen tussen de operatiezaal en de omringende ruimtes zijn nu nog groter. • In een moderne operatiezaal vormen audiovisuele middelen een belangrijke ondersteuning van het chirurgisch proces. Er wordt gewerkt aan een “digitaal OK” met flatscreens die full HD-beelden kunnen weergeven. Door het stijgende aantal minimaal invasieve operaties (kijkoperaties) is een hoge beeldkwaliteit heel belangrijk. Deze zalen tellen zeven tot acht schermen, die elke bron van informatie kunnen weergeven: hemodynamische informatie, radiologiebeelden, labresultaten of andere beeldbronnen. De registratie van dit beeldmateriaal kan dienen ter ondersteuning van de uitvoerende arts of gebruikt worden voor broadcasting.
• Om te voldoen aan de specifieke technische vereisten van een operatiezaal wordt gebruik gemaakt van glasvezeltechnologie. • Er zijn 9 nieuwe ontwaakzaalbedden en het OK van de dagkliniek is gescheiden van het klassieke OK. Het ambulante OK bevindt zich op het straatniveau (X-2). Alle diagnostische ingrepen onder algemene anesthesie gebeuren zo dicht mogelijk bij het Operatiekwartier. • Chirurgen die de handen en armen scrubben met zeep is een beeld dat stilaan tot het verleden behoort. De scrubbakken verdwenen waar zeep vervangen werd door gebruiksvriendelijke alcoholische gels. • Een nieuw anesthesierapporteringssysteem laat toe om alle preoperatieve gegevens in te brengen en op te slaan, en gegevens uit te wisselen met andere diensten, zoals het Labo of Intensieve Zorgen. • De nieuwe operatietafels kunnen zwaarder belast worden en zijn mobieler. Hierdoor zijn nu extremere posities (kanteling tot 80°) mogelijk.
Desinfectierobots ruimen trefzeker hardnekkige bacteriën op Opstoten van Clostridium geassocieerde diarree in binnen- en buitenland zetten het OLV Ziekenhuis ertoe aan bijzondere aandacht aan deze hardnekkige bacterie te besteden. Clostridium is een sporenvormende bacterie, die erg resistent is tegen klassieke desinfectantia. Om alle sporen te elimineren zijn zeer hoge chloorconcentraties (tot 5000 ppm) nodig – wat erg belastend is voor de onderhoudsploeg die de desinfectie moet uitvoeren. Een alternatieve en voor het personeel minder belastende desinfectiemethode maakt gebruik van waterstofperoxide.
Twee jaar geleden kocht het OLV Ziekenhuis als eerste ziekenhuis in België twee gesofistikeerde desinfectietoestellen van het Amerikaanse Bioquell. De desinfectietoestellen doden hardnekkige ziekenhuisbacteriën zoals MRSA of Clostridium difficile, een bacterie die hevige diarree veroorzaakt, maar ook virussen, schimmels en mycobacteriën (tuberculose). Vroeger werden de kamers van een besmette patiënt na reiniging manueel gedesinfecteerd met een hooggedoseerde chlooroplossing (5000 ppm). Dit houdt echter een niet-verwaarloosbaar gezondheidsrisico in voor de onderhoudsploeg, die de desinfectie moet uitvoeren. De nieuwe toestellen zorgen voor de volledige biodesinfectie van een kamer of ruimte door middel van waterstofperoxide (H2O2). Waterstofperoxide is een kleurloze vloeistof die wordt gebruikt als bleek- en ontsmettingsmiddel, en in sterke concentratie als zuurstofbron in raketten. Het desinfecteert alles wat zich in een kamer bevindt. Ziekenhuishygiënist dr. Paul Jordens: “Eerst voeren we het juiste volume van de kamer in en geven we de belading ervan aan: een intensieve zorgbox bevat bijvoorbeeld heel wat meer apparatuur dan
TiZ_krant_oktober 2010.indd 3
een normale eenpersoonskamer en dat maakt verschil bij de vergassing. Zo weten de robots meteen hoeveel waterstofperoxide nodig is voor een optimaal effect.” “Bij een desinfectiebeurt plakken we de kamer steeds grondig af, onderstreept dr. Jordens. “We zetten alle deuren, kasten en lades open en schakelen de airconditioning of luchtbehandelingssystemen uit. Na de finale veiligheidschecks kan de gassing beginnen.” Een controlepaneel buiten de kamer toont aan de hand van kritische parameters hoe de desinfectiecyclus verloopt en wanneer hij voltooid is. “Achteraf zorgt het toestel ook voor de volledige ontgassing van de kamer”, legt dr. Jordens nog uit. “Met detectoren verrichten de medewerkers metingen om zeker te zijn dat geen gas overblijft in de kamer.” Het volledige proces neemt zo’n 4 tot 6 uur tijd in beslag, alnaargelang van de grootte van de kamer, maar het betekent ook tijdsbesparing en efficiëntiewinst tegenover het manuele desinfectiewerk en dringt bv. de wasserijkosten voor de gordijnen terug. Het gebruik van de nieuwe toestellen is gebonden aan een hele reeks veiligheidsvoorschriften. Een vijftal leden van het onderhouds-
personeel kreeg dan ook een grondige opleiding voor het gebruik ervan. In de toekomst is
het de bedoeling om één van beide toestellen in te schakelen op Campus Asse.
MRSA en Clostridium difficile, twee hardnekkige bacteriën Iedere patiënt die in een ziekenhuis opgenomen wordt, maar vooral zij met een daling van de algemene weerstand, loopt het risico op een ziekenhuisinfectie. Dit risico wordt geschat op 5 tot 10%. De twee meest voorkomende ziekenhuisbacteriën zijn MRSA en Clostridium. MRSA (Meticilline-resistente Staphylococcus aureus) is een bacterie die ongevoelig (resistent) is voor de meest gangbare antibiotica, waardoor ze moeilijk te bestrijden is. Gedrag en verspreiding van de bacterie komen overeen met de gewone huidbacterie Staphylococcus aureus die bij veel mensen voorkomt. Besmetting met MRSA is vooral gevaarlijk voor mensen met een ernstig verminderde weerstand. Voor zorginstellingen, zoals ziekenhuizen en verpleeghuizen, vormt de bacterie dus een grote bedreiging. Clostridium difficile is een bacterie die bij ongeveer 80% van de pasgeboren baby’s en 9% van de volwassenen in de darm voorkomt. Onder normale omstandigheden veroorzaakt deze bacterie geen klachten. Clostridium difficile is dan ‘onderdeel van’ de darmflora, en krijgt geen kans om zich te vermenigvuldigen. In ziekenhuizen is deze bacterie echter de belangrijkste oorzaak van diarree, vooral ten gevolge van het gebruik van antibiotica. Met name oudere patiënten zijn hieraan gevoelig. Er zijn wel antibiotica die de Clostridium difficile kunnen doden. In de meeste gevallen zal een infectie met Clostridium difficile hierdoor ook genezen. Bij ernstig zieke of verzwakte patiënten kunnen ernstige complicaties optreden of hervalt de patiënt na stopzetting van de therapie. Bij een vaste stoelgang gedurende 2 tot 3 dagen gaat men ervan uit dat de infectie onder controle is. Tips en voorzorgsmaatregelen MRSA • De patiënt wordt verpleegd in een aparte kamer, het verplegend personeel draagt beschermende kledij, handschoenen en eventueel een masker • Bij vervoer van de patiënt: handalcohol voor en na • Bezoekers moeten voor en na bezoek hun handen ontsmetten met handalcohol. Nadien mogen zij geen andere patiënten meer bezoeken • De was van de patiënt gebeurt bij voorkeur op een temperatuur van 60 °C • MRSA is niet gevaarlijk voor gezonde personen of zwangere vrouwen Clostridium • De patiënt wordt verpleegd in een aparte kamer, het verplegend personeel draagt beschermende kledij en handschoenen • Na uittrekken van de handschoenen dienen de handen eerst te worden gewassen met zeep en daarna ontsmet met handalcohol • Bezoekers maken beter geen gebruik van het toilet op de kamer • Bezoekers dienen hun handen te ontsmetten voor en na het bezoek • Bezoekers mogen nadien geen andere patiënten bezoeken • Was dient minstens op 60 °C grondig (volledige wascyclus) gewassen te worden
23/09/10 18:02
4 Top in Zorg.
Waarderend verhaal
Klinisch Laboratorium OLV Ziekenhuis beantwoordt aan strengste kwaliteitseisen
De weg van de geleidelijkheid
Al in 2007 besloot de dienst Klinisch Laboratorium om zich voor te bereiden op de toenemende trend tot ISO-accreditering van zowel de organisatie van de laboratoriumactiviteit als van de tests die er uitgevoerd worden. Die vooruitziendheid zorgde ervoor dat de dienst geleidelijk en doelbewust kon klimmen naar de hoogste trede op de ladder van de integrale kwaliteitszorg. De stappen werden gezet met heel wat aandacht voor de eigenheid van alle laboratoria. Al in 2007 werd duidelijk dat de overheid terugbetaling van laboratoriumtesten steeds meer zou gaan koppelen aan accreditatie van de tests bij BELAC, de enige Belgische accreditatieinstelling die zich situeert onder de verantwoordelijkheid van de Federale Overheidsdienst Economie. Veel eerder koos het OLV Ziekenhuis voor een kwaliteitsbenadering in het laboratorium, met de aanstelling in 1994 van Staf Van der Biest tot coördinator kwaliteitszorg.
verkregen we, voor die tests waar uitvoering volgens de ISO 15189-vereisten belangrijk was voor terugbetaling.”
Een geleidelijk proces dat tijdig werd ingezet
De ISO 15189-accreditatie van de dienst Moleculaire Biologie vormde in 2008 de eerste stap naar de accreditatie van het volledige laboratorium. Iedere uitbreiding van het toepassingsgebied van de accreditatie, evenals iedere verlen-
“De opvolging van klachten betekent meer inzicht in mogelijkheden om verder te verbeteren.” Apotheker klinisch bioloog Lieve Van Hoovels
“We maakten in onze benadering opzettelijk een belangrijk onderscheid tussen een kwaliteitssysteem uitbouwen en een accreditatie behalen”, maakt dr. Peter Meeus duidelijk. “Een audit om je te laten accrediteren is geen klein bier. Het is een zware last, in de eerste plaats inzake bezetting van de organisatie. Je moet je een paar maanden voorbereiden op de audit en gedurende drie maanden na de audit moet je gefocuseerd met de opvolging bezig zijn. Dat gaat ten koste van de tijd die je aan je eigenlijke activiteiten kan besteden. Maar voor de duidelijkheid: we zijn volledig geaccrediteerd voor de ISO 15189-norm op organisatieniveau. Ook de technische accreditaties
TiZ_krant_oktober 2010.indd 4
ging ter gelegenheid van de beëindiging van de geldigheidsduur van het certificaat, dient immers opnieuw aangevraagd te worden. De werkwijze om tot een kwaliteitssysteem te komen verliep in Aalst zeer geleidelijk. “We hadden het geluk er vroeg aan te kunnen beginnen, zodat we ruim de tijd hadden om iedereen bij de verandering te betrekken. Al meer dan 10 jaar voor de accreditering organiseerden we onze eigen interne audits. Dat was niet bedreigend, want het waren laboranten van de verschillende afdelingen die in andere afdelingen de werkwijze evalueerden. Dat verbeterde de samenwerking tussen de labs en men leerde heel veel uit deze kritische benadering door collega’s.”
De aanpak in het OLV Ziekenhuis van die kwaliteitstrajecten werd sterk gekleurd door het feit dat de coördinator kwaliteitszorg uit het Klinisch Laboratorium kwam. “We zijn ook vlakker gestructureerd dan vele andere laboratoria. Er ligt weinig nadruk op onze hiërarchie en de verschillende niveaus werken heel nauw samen.” Staf Van der Biest, coördinator kwaliteitszorg, beschouwt daarenboven de positieve attitude van de beleidsmensen in het ziekenhuis als een cruciale factor voor het succes van het kwaliteitsproject.
Vrij spel voor de coördinator kwaliteitszorg
“Vanaf het eerste moment kreeg ik alle autonomie om de nodige stappen te zetten, zonder dat ik enige druk had van stafleden of directie. Ik kon de job ook fulltime doen en kreeg alle ruimte om goed te functioneren. In Nederland ging ik opleiding volgen, want die bestond in België toen niet.” Ook voor apotheker klinisch bioloog Lieve Van Hoovels, die de coördinatie van het ISO-project op zich nam, was de “open geest” een belangrijke troef. “We probeerden veel meer te overtuigen dan op te leggen. Je moet bijvoorbeeld log-
met de afname van de hemoculturen, zijn de microbiologen ter plaatse opleiding gaan geven over een correcte bloedname. Dat dit loont, werd duidelijk door de significante verbetering in de afnames de volgende maanden! We hechten dan ook vanuit kwaliteitsoogpunt veel aandacht aan een duidelijke communicatie naar de aanvragers toe. Vandaar de tweemaandelijkse publicatie van de “Labflap”, de nieuwsbrief van het laboratorium, met een overzicht van de belangrijkste nieuwigheden of aandachtspunten.” “Een belangrijk punt hierbij is dat de coördinator kwaliteitszorg altijd aanwezig is”, stelt Staf Van der Biest. “Veel wordt besproken in de koffiehoek. Daar gebeurt de lobbying. Vragen die in de meetings niet aan bod komen, krijgen daar hun antwoord. Dat informele luik is zo belangrijk omdat men in onze Vlaamse cultuur niet altijd zijn opinie geeft tijdens een vergadering. Er komt bij ons dan informeel gemasseer aan te pas om de mensen in het verhaal te doen stappen.” Algemeen leert dit proces de medewerkers dat wat op het eerste zicht bureaucratisch lijkt, aanzienlijke efficiëntiewinst kan betekenen.
“Veel wordt besproken in de koffiehoek. Daar gebeurt de lobbying en het gemasseer. Dat informele luik is zo belangrijk omdat men in onze Vlaamse cultuur niet altijd zijn opinie geeft tijdens een vergadering.” Staf Van der Biest, coördinator kwaliteitszorg
boeken bijhouden van alle toestellen. Hoewel men de bijkomende administratie niet op prijs stelde, zag men snel de voordelen van zo’n logboek in en werkte men er voluit aan mee.” Ook inzake samenwerking met andere departementen cultiveerde men open communicatie, weet Lieve Van Hoovels: “Toen ze in het Laboratorium voor Microbiologie een probleem vaststelden
Interne labvergaderingen vrijwaren betrokkenheid
De coördinator kwaliteitszorg houdt regelmatig vergaderingen met de hoofdlaboranten. Nieuwe afspraken worden daar telkens eerst besproken en vastgelegd. Ook de rollout naar de organisatie wordt er telkens uitgestippeld. Met de consensus die daar
23/09/10 18:02
Waarderend verhaal
“Dat verbeterde de samenwerking tussen de labs en men leerde heel veel uit deze kritische benadering door collega’s.” Dr. Peter Meeus, diensthoofd Klinisch Laboratorium
ontstaat, gaat iedereen naar zijn lab om de verandering te bespreken in de tweemaandelijkse interne labvergaderingen. Tijdens deze bijeenkomsten worden onder meer de kwaliteitscontroleresultaten besproken en klachten behandeld. Koen Blancquaert van de Campus Asse beaamt het belang van interne vergaderingen: “De interne labvergaderingen zijn erg belangrijk voor de consensus in Asse. We zijn met minder mensen, maar toch heb je dit soort overlegmomenten nodig om besluiten te nemen en andere werkwijzen af te spreken.”
Vlottere werking met kwaliteitsprocessen
Na Aalst was Campus Asse aan de beurt om zich aan te sluiten bij de kwaliteitslijn van het ziekenhuis. Het Laboratorium in Asse
diende na de fusie in 2003 in het model van Aalst te stappen. Dat gebeurde niet zonder slag of stoot, herinnert hoofdlaborant Koen Blancquaert zich. “Het concept van een audit was in het lab compleet nieuw. De Praktijkrichtlijn van de overheid was de eerste toetssteen. We hadden het geluk dat het kwaliteitshandboek al in Aalst was opgesteld, zo konden we onze manier van werken meteen
enten op die van Aalst. We moesten dus geen eigen proces meer documenteren, maar gewoon een methodiek overnemen. Dit instapmodel berustte bij ons niet op consensusvorming. Er was dus wat weerstand, want plots heb je het gevoel dat je niks meer in de pap te brokken hebt. Meteen volgend op een fusie, die ook al een onzeker gevoel schiep, was dat niet evident.” Dr. Peter Meeus: “Belangrijk is dat een kwaliteitssysteem niet in steen gehouwen is. Je hebt als staflid wel een idee van hoe het moet, maar daarom is dat nog niet de beste aanpak. Een manier van werken in Aalst is niet zomaar 100% te vertalen naar de Campus Asse.” Om de betrokkenheid zo groot mogelijk te houden, gingen laboranten van Aalst samen met de coördinator kwaliteitszorg het model bespreken in Asse. Ze vroegen de laboranten om de gedocumenteerde processen van Aalst lokaal te vertalen. “Het positieve is dat je weet dat er een gefundeerde manier van werken opgelegd wordt, die al heel wat iteraties meemaakte”, besluit Koen Blancquaert. De jongste aansluiting bij de accreditatie was de dienst Pathologische Ontleedkunde. “We hadden met het Laboratorium InformatieSysteem (LIS) voor pathologie, DaVinci, wel onze eigen standaardprocedures ontwikkeld,” legt hoofdlaborant Robin Laplanche uit, “maar we moesten die inschrijven in de procedure voor de ISO-accreditatie.” Voor Laplanche was het belangrijkste knelpunt de tijdsbesteding binnen het lab. “Ik kreeg wel de volledige medewerking van alle laboranten, maar toch slorpt dit proces veel tijd en energie op, terwijl het routinewerk blijft doorgaan.” Robin Laplanche ziet een quasi onmiddellijke impact van de normering: “We kunnen onze activiteit vlotter beheren dan vroeger. Bij problemen is het makkelijker om de oorzaak te achterhalen. We kunnen het onderhoud van onze apparatuur moeiteloos in de gaten houden. Met leveranciers is het eenvoudiger om consistent samen te werken. Verdere accreditatie voor onder meer immuunhistochemie-tests is onze prioriteit voor de toekomst.”
Objectieve klachtenbehandeling schept vertrouwen
“Je moet opschrijven wat je doet en doen wat je schrijft, wanneer je voor een accreditatie gaat”, vat dr. Peter Meeus het accreditatieproces samen. De belangrijkste hinderpaal voor een kwaliteitssysteem is de hekel van artsen aan papierwerk. “Je moet aantonen dat het verschil maakt om die inspanning toch te doen. Daarom ontwikkelden we ook een aantal indicatoren. Zo kunnen we doorstroomtijden opvolgen, d.w.z. de tijd die een staal erover doet om geanalyseerd te worden. Omdat we die tijd meten, kunnen we ook een verwachte doorstroomtijd meedelen. We kunnen onze procedures vervolgens aanpassen indien nodig en meten of het met die wijzigingen sneller gaat.” Ook opvolging van klachten en incidenten wordt netjes gedocumenteerd. “We evalueren ze in functie van de procedures, volgen ze op en controleren de effectiviteit van de genomen maat-
TiZ_krant_oktober 2010.indd 5
Top in Zorg. 5
Wat is een ISO-accreditatie? Een accreditatie is een attest dat wordt toegekend door een accreditatie-instelling na een grondige audit of controle van de werking van een organisatie. Het garandeert de competentie van de geaudite organisatie. Voor klinische laboratoria gebeurt de accreditatie op basis van de ISO-norm bekend onder het nummer 15189. ISO 15189 is een internationale kwaliteitsnorm specifiek voor medische laboratoria. In deze uitgebreide norm is een groot aantal eisen opgenomen waaraan een medisch laboratorium moet voldoen. Accreditatie volgens deze norm betekent dat het laboratorium ten opzichte van onafhankelijke auditoren, waaronder vakdeskundigen en kwaliteitsexperts, zijn competentie heeft aangetoond voor het genereren van juiste laboratoriumresultaten en het verstrekken van een hoogkwalitatieve patiëntenzorg, naast de aanwezigheid van een functioneel kwaliteitssysteem. Conform deze norm is het laboratorium dus niet langer een leverancier van resultaten, maar een partner die met de zorgverstrekkers samenwerkt om tot een diagnose te komen. Het is de patiënt die in het middelpunt van de activiteit staat. In België is BELAC de enige Belgische accreditatie-instelling. Ze werd opgericht bij de bepalingen van het Koninklijk Besluit van 31 januari 2006 en valt onder de verantwoordelijkheid van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie. De accreditaties verleend door BELAC worden erkend door de Belgische Staat. De uiteindelijke ISO 15189-accreditatie wordt toegekend voor een periode van maximum vijf jaar en is van toepassing voor de activiteiten binnen het laboratorium Moleculaire Biologie, die opgegeven zijn in de scope van de accreditatieaanvraag. Gedurende deze periode is het laboratorium jaarlijks het onderwerp van een controleaudit, die bepaalt of de toegekende accreditatie behouden blijft.
regelen.” Deze objectieve manier van werken overtuigt medewerkers om klachten te registreren en registratie is nodig om problemen te identificeren. Dankzij de gegevens die je zo verzamelt, kun je op een cijfermatige manier argumenteren, zonder je impressies als feiten voor te stellen. Je kan meteen ook aantonen welk meetbaar effect eventuele verbeteringen zouden hebben.” Ook de patiënt vaart wel bij de kwaliteitsnormen. Verdwenen stalen, staalverwisselingen en herprikken zijn de belangrijkste fouten in een labomgeving. Met name juiste identificatie blijft een aandachtspunt. Met een
kwaliteitssysteem wordt de patiënt heel wat minder met deze fouten geconfronteerd. Lieve Van Hoovels volgt de interne klachten op vanuit een kwaliteitsperspectief. “Ik ben in zeker opzicht blij als er meer klachten komen. Dat betekent meer inzicht in wat er gebeurt en meer kansen om het proces nog te verbeteren. Klachten melden, vergt vertrouwen dat er correct op gereageerd zal worden. Daarom appreciëren we het dat er ook wat initiatieven buiten het strikt professionele genomen worden, bv. eens samen bowlen of paintballen. Dat bevordert het begrip voor elkaar als er zich een probleem voordoet.”
Over de dienst Klinisch Laboratorium Laboratoriumdiagnostiek focuseert zich op de analyse van menselijke lichaamsvochten. De voornaamste lichaamsvochten zijn: bloed, urine, stoelgang, sperma, wondvocht, etter, hersen- of ruggenmergvocht, maagvocht, fluimen, luchtwegenvocht.
Structuur Klinisch Laboratorium: Dienst Klinische Chemie en Hematologie: • Labo Biochemie • Labo Hematologie • Labo Toxicologie • Urgentielabo • Labo Campus Asse
Dienst Microbiologie: • Labo Bacteriologie • Labo Serologie • Labo Moleculaire Biologie
Ondersteunende diensten: • Secretariaten • Dienst Dispatching • IT-labo • Kwaliteitszorg • Onderhoud • Dienst Afname
De dienst Pathologische Ontleedkunde is een aparte dienst die los staat van het Klinisch Labo, maar wel geïntegreerd is in hetzelfde kwaliteitssysteem.
Personeelsbezetting: Klinisch Labo: • Stafleden - Klinisch biologen 10 • Medisch Laboratorium Technologen (MLT’s of laboranten) 80 • Afname - dispatching 34 • Administratieve omkadering 8 Totaal: 132 voor 101 fulltime equivalenten Pathologische Ontleedkunde: • Stafleden – Anatoom-pathologen 4 • Medisch Laboratorium Technologen (MLT’s of laboranten) 10 • Administratieve omkadering 3 Totaal: 17 voor 15 fulltime equivalenten Andere gegevens : Staalnames: 123.000 per jaar Aantal “orders”: 1100 per dag Gemiddeld aantal analyses: 15 testen per order
Oppervlakte : Aalst : ± 1500 m2 Asse : ± 380 m2 Ninove : ± 75 m2
23/09/10 18:02
6 Top in Zorg.
Opgemerkt
Buitenlandse patiënten helpen OLV groeien
Buitenlandse patiënten raken steeds meer overtuigd van de kwaliteiten van het OLV Ziekenhuis en kiezen bewust voor een behandeling hier. De combinatie van moderne infrastructuur met zorgverstrekkers van topniveau past in het kader van de internationalisering van de zorgverstrekking. Zowat 0,8% van alle patiënten komt uit het buitenland: uit de ons omringende landen, maar ook uit Oost-Europese landen, Rusland of het Midden-Oosten. Vaak gaat het om doorverwijzingen van de lokale huisarts of specialist, soms van de plaatselijke mutualiteit of privé-verzekeraar. Maar zeker is dat het OLV Ziekenhuis steeds meer bekendheid geniet bij een buitenlands publiek. Via het verbond van Belgische ondernemingen (Healthcare Belgium) wordt inspanningen gedaan om contacten met geïnteresseerde buitenlandse instanties te initiëren of te intensifiëren. Ook de medische firma’s promoten het OLV als referentiesite bij hun potentiële klanten. “De buitenlandse patiënten die hier een behandeling ondergaan, krijgen geen uitzonderlijke omkadering”, aldus dr. Geert Vandenbroucke, medisch directeur van het OLV Ziekenhuis. “Er zijn weliswaar specifieke kamers voor hen, maar dan gaat het om tweepersoonskamers die omgebouwd zijn tot eenpersoonskamers met bij-
slaapmogelijkheid voor een familielid. We houden ook rekening met culinaire, religieuze of culturele voorkeuren en serveren vegetarische voeding, koosjer of halal voeding die aansluit bij specifieke vereisten.” De buitenlandse gasten vormen een welkome aanvulling voor de financiering en de activiteiten van het ziekenhuis. Voor dr. Geert Vandenbroucke is er geen keuze: “Een bijkomende bron van inkomsten stelt ons in staat om in nieuwe technologie, opleiding en infrastructuur te investeren.” Meteen is ook de link gelegd met de doorgedreven subspecialisatie van de medische competentie in het OLV Ziekenhuis. “Onze artsen dienen voldoende patiënten te behandelen om zich in de diepte op een pathologie toe te leggen. Zo verwerven ze het snelst de echte competentie die nodig is om op internationaal vlak aan de top te staan. Wat dan ook bij heel wat van onze artsen het geval is. En dat is dan weer een garantie voor alle patiënten en hun verwijzers, ook de buitenlandse.”
Demonstratie robotchirurgie voor de Dubai Health Authority Delegation.
Uitbreiding Cardiovasculaire en Thoracale Heelkunde in Asse
De dienst Cardiovasculaire en Thoracale Heelkunde van de Campus Asse wordt versterkt met twee cardiovasculaire chirurgen. Hierdoor kan de dienstverlening in diagnose en behandeling van perifere arteriële en veneuze pathologieën (spataderen) op de Campus Asse verder diversifiëren. Ook pre- en postoperatieve begeleiding van meer complexe vasculaire behandelingen kan nu eveneens vanuit Campus Asse. Daartoe krijgen de consultaties op de campus uitbreiding.
Cardiovasculaire chirurgen : V.l.n.r.: dr. Lieven Maene, dr. Roel Beelen, dr. Ivan Degrieck en dr. Francis Cooreman
De uitbreiding van de dienstverlening inzake cardiovasculaire heelkunde is het gevolg van een verdere subspecialisatie van het team van 9 cardiovasculaire chirurgen. In de toekomst zullen twee bijkomende cardiovasculaire chirurgen zowel op de Campus Aalst als de Campus Asse beschikbaar zijn. Nauwe samenwerking met de cardiologen biedt patiënten met een cardiovasculair probleem een kant-enklare aanpak met het oog op een behandeling zonder wachttijd. Dr. Francis Cooreman krijgt versterking van dr. Lieven Maene en dr Roel Beelen. Beide zijn gespecialiseerd in arteriële pathologie. De bedoeling is zowel de klassieke behandeling (via incisie) als de endovasculaire behandeling (via punctie) van deze pathologie verder uit te breiden op de Campus Asse. Voor complexere behandelingen zoals centraal-vasculaire ingrepen kan het team van Asse de infrastructuur van de Campus Aalst gebruiken. Pathologieën zoals aneurysmata (verwijding van de slagaders) of ingrepen aan de halsslagaders worden in Aalst behandeld, maar de patiënt kan terecht in Asse voor opvolging. De uitbreiding betekent ook een verbetering van de permanentie
Op weg naar een jonger hart Dr. Bartunek: “het hart verjongt”.
Bron: Gazet van Antwerpen
TiZ_krant_oktober 2010.indd 6
C
Voortaan kunt u op de Campus Asse bijkomend elke woensdagvoormiddag terecht voor consultatie op de dienst Cardiovasculaire en Thoracale Heelkunde. Alle spreekuren vindt u op de website van het ziekenhuis: www.olvz.be. De telefoonnummers van de dienst Cardiovasculaire en Thoracale Heelkunde zijn: 053 72 45 99 (Aalst) - 02 300 63 29 (Asse) 054 31 20 61 (Ninove)
techniek haalbaar en veilig is. We willen zo snel mogelijk een grotere groep patiënten deze behandeling toedienen”, aldus nog dr. Bartunek. “Bij blijvend goede resultaten betekent dit een enorme doorbraak in de genezing van hartinsufficiëntie, die tot op heden alleen door een harttransplantatie kon bereikt worden.”
De behandeling van hartfalen staat voor een enorme doorbraak. Injectie met eigen stamcellen biedt de patiënt de kans om van hartfalen te genezen, iets wat tot op heden alleen via een harttransplantatie kan, aldus dr. Jozef Bartunek van de dienst Cardiologie van het OLV Ziekenhuis. B
van de dienst Cardiovasculaire en Thoracale Heelkunde in Asse. Met drie cardiovasculaire chirurgen kunnen consultaties en ingrepen beter georganiseerd worden. Hierdoor kan een bijkomende consultatie aangeboden worden op woensdagvoormiddag. Patiënten kunnen in Asse op consultatie zowel voor als na een ingreep, ook al gebeurt die in Aalst. Ze zien er dezelfde artsen, die de patiënt dezelfde behandeling geven ongeacht de campus. Dezelfde dienstverlening is overigens ook beschikbaar op de campus te Ninove. Jaarlijks behandelt het negenkoppige team van cardiovasculaire chirurgen ongeveer 3.000 patiënten.
In het OLV Ziekenhuis werden deze zomer voor het eerst patiënten met hartfalen behandeld met hun eigen stamcellen. B De stamcellen worden uit het heupbeen van de patiënt gehaald. In een gespecialiseerd laboratorium worden ze verder vermenigvuldigd en “geherprogrammeerd” tot voorlopers van hartspiercellen. Dat duurt ongeveer drie tot zes weken. C “Dan kregen de patiënten hun eigen stamcellen via een katheteringreep opnieuw geïnjecteerd in de hartspier, waar ze de afgestorven cellen vervangen”, legt dr. Bartunek uit. “Op die manier verjongt het hart van de patiënt en krijgt het weer zijn vroegere slagkracht terug.” Dr. Bartunek werkte voor deze baanbrekende behandeling samen met het Belgische biotechnologiebedrijf Cardio 3 Biosciences en de Amerikaanse Mayo Clinic. “De eerste resultaten zijn positief. Zowel het echografieonderzoek als de reacties van de patiënten duiden erop dat de
Wat is hartfalen?
Hartfalen of hartinsufficiëntie is een aandoening waarbij het hart er niet meer in slaagt voldoende bloed door het lichaam te pompen om de organen van voedsel en zuurstof te voorzien. Hierdoor vertraagt de bloedstroom naar de longen en de rest van het lichaam. Mensen met hartfalen kampen met abnormale vermoeidheid, kunnen zich moeilijker concentreren, voelen koud en klam aan en zijn vaak kortademig. Omdat hun lichaam de zwakkere bloedstroom wil compenseren, houden de nieren water en zout vast, waardoor er ter hoogte van de onderste ledematen oedeem (bv. dikke voeten) ontstaat. Soms stroomt het bloed ook terug naar de longen (vocht in de longen).
23/09/10 18:02
Dienst in de kijker
Top in Zorg. 7
Dienst Urgentiegeneeskunde: een huis met vele kamers Bijna 1 op 4 patiënten in het OLV Ziekenhuis komt via de dienst Urgentiegeneeskunde. Spoedeisende hulp verlenen vergt een breed spectrum aan competenties en infrastructuur. Dat maakt van de dienst een huis met vele kamers.
Vanaf oktober wordt de nieuwe dienst Urgentiegeneeskunde van het OLV Ziekenhuis ondergebracht in de nieuwe vleugel van het ziekenhuis. Diensthoofd en urgentiearts dr. Ignace Demeyer werkte sinds 2008 aan de uitbouw van de dienst, die vandaag mag gerekend worden tot één van de grootste van België. Inmiddels is de dienst het grootste nietuniversitaire opleidingscentrum van ons land voor urgentiegeneeskunde. Een prestatie die maar geleverd kon worden dankzij de steun van het hele ziekenhuis, weet dr. Demeyer.
Een ruggensteun voor de verwijzende arts
De dienst Urgentiegeneeskunde heeft het altijd druk. Met 38.000 tot 40.000 patiënten per jaar in de campussen Aalst en Asse, staat de dienst in voor bijna een kwart van de patiënteninstroom. Veertig procent van alle patiënten wordt uiteindelijk opgenomen, zestig procent is ambulant en gaat dezelfde dag naar huis. “Een knelpunt is dat een groot deel van die ambulante patiënten niet eens het ziekenhuis nodig had, waren ze eerst naar
Urgentiegeneeskunde: vele opdrachten onder één dak voor een ‘center of excellence’ Het OLV Ziekenhuis beschikt over een team van artsen, zeer gespecialiseerde verpleegkundigen en administratieve medewerkers in de spoedopnamediensten van de campussen Aalst en Asse.
hun huisarts gegaan”, opent dr. Demeyer. “We zijn een dienst die patiënten in een dringende of levensbedreigende situatie een eerste behandeling geeft en ze na diagnose door- of herverwijst. We zijn geen consultatiedienst.” Overigens is de dienst Urgentiegeneeskunde in Asse sinds begin september volledig gealigneerd met die van Aalst. Het gaat over dezelfde urgentieartsen en administratieve staf die instaan voor de behandeling van de patiënt. “Spoedgevallen wil in de eerste plaats een belangrijke ruggensteun zijn voor de verwijzende arts, met name de huisarts, maar ook voor artsen van andere zorgcentra”, aldus dr. Demeyer. “We kunnen voor de huisarts een bijkomend advies betekenen, waarbij we de patiënt meteen na bijkomend onderzoek naar de juiste medische specialisatie kunnen doorverwijzen.” In dat kader maakte dr. Demeyer er een punt van om de verwijzende arts snel en accuraat in te lichten over de toestand van de patiënt. “De huisarts krijgt snel informatie over onze bevindingen en behandelingen. We houden
TiZ_krant_oktober 2010.indd 7
Uiteraard is het de patiënt waar alles om draait. Daarvoor laat dr. Demeyer geen inspanning onverlet. Professioneel en doordacht patiëntentransport is een eerste stap. “We vragen specifieke kwaliteitsniveaus van de ambulances die ons ziekenhuis bedienen en we beschikken over een hypermoderne MUG, een snelle interventiewagen. De eerste MUG-wagen in het wit overigens. Omdat snel vervoer over de weg steeds lastiger wordt, staat een moderne helihaven op het dak van de nieuwbouw ter beschikking van de Spoeddienst. “Als ik een arts en verpleegkundige met de ambulance uitzend, zijn ze snel uren onderweg van en naar de patiënt. Dat is een enorme tijdsbesteding voor één patiënt en een flinke hap uit mijn budget”, besluit dr. Demeyer.
“Als een korte helivlucht mogelijk en medisch verantwoord is, is dat vaak kostenefficiënter.” De transportservice zal in de toekomst steeds belangrijker worden, weet dr. Demeyer. “Vermits steeds minder assistent-geneesheren beschikbaar zijn, moeten stafleden vaak mee op weg om patiënten op te halen. Dat is erg kostenonvriendelijk en inefficiënt voor een ziekenhuisdienst. Dat wij met onze urgentiegeneesheren en -verpleegkundigen deze rol kunnen overnemen, verhoogt de efficiëntie van het ziekenhuis.”
Rust in de dienst
In het nieuwe gebouw zal de dienst de patiënten en hun familie beter en rustiger kunnen opvangen. Ambulante patiënten gebruiken een gescheiden ingang van de patiënten die met de ziekenwagen binnenkomen. “In elke box waarin een patiënt wordt opgenomen, zal plaats voorzien worden voor de familie. Zij kan bij haar familielid blijven, indien dat medisch verantwoord is. Dat brengt rust in de dienst en gemoedsrust voor familie en patiënt.”
Hoe werkt een spoedopname?
Een patiënt die op de dienst Urgentiegeneeskunde binnenkomt, ondergaat eerst een triage: de aard van de verwonding of aandoening wordt vastgesteld en de dringendheid van de behandeling bepaald. Patiënten met een ernstige aandoening krijgen voorrang. De spoedeisende hulp kan bestaan uit diagnostiek en soms al behandeling vanuit heel wat disciplines, zoals chirurgie/traumatologie, algemene chirurgie, spoedeisende cardiologie, interne geneeskunde, neurologie, kindergeneeskunde.
Opleiding In het Skills Lab kunnen verpleegkundigen en (huis)artsen zich toeleggen op omgaan met levensbedreigende situaties. Het Wetenschappelijk Onderzoek Het onderzoekscentrum van de dienst Spoed behoort tot de wereldtop inzake deelname aan Fase 1 klinisch onderzoek.
De hyperbare zuurstofeenheid Één van de 7 hyperbare caissons van België staat in de dienst Spoedgevallen.
Multicampusdienst De dienst Urgentiegeneeskunde van de campussen Aalst en Asse zijn naadloos geïntegreerd: patiënten krijgen hetzelfde onthaal en dezelfde behandeling van één team zorgverstrekkers. De ziekenhuisarts Verwijzende clinici krijgen een goed opgeleide urgentiearts als gesprekspartner.
Multifunctionele onderzoekslokalen, diverse reanimatiekamers, lokalen voor kleine chirurgische ingrepen, gipslokalen, spreekkamers en nog veel meer staan ter beschikking, telkens met de nodige apparatuur voor opvang en behandeling van de patiënt.
De dienst Urgentiegeneeskunde is als het Atomium. Ze heeft diverse taken voor uiteenlopende doelgroepen of omstandigheden.
Patiëntentransport lijdt onder verkeersdrukte
Het rampenmanagement De dienst beschikt over enkele officieel erkende Vlaamse rampenartsen en een directeur medische hulpverlening bij rampen. Hij coördineerde bijv. bij de treinramp in Buizingen en de aanslag op een kinderdagverblijf in Dendermonde.
De verpleegkundigen dienen bijvoorbeeld een bachelor na bachelor in de spoedgevallen en intensieve zorgen als diploma te kunnen voorleggen.
De hoge kwaliteitsnormen die nagestreefd worden, moeten resulteren in een ‘center of excellence’.
hem ook op de hoogte van beleidsopties die we nemen en bieden uitgebreide mogelijkheden om ‘bij te benen’. Een arts die weinig prikt, kan bij ons in het ‘Skills Lab’ voor verpleegkundigen oefenen op kunstarmen met kunstaders en we kunnen hem coachen bij het gebruik van allerlei nieuwe materialen. De huisarts kan hier ook zijn reanimatietechnieken komen oefenen en bijgeschoold worden in deze materie, zeker een meerwaarde.” Vaak gaat de dienst op bezoek bij de huisartsenkringen om lezingen te geven. Bijvoorbeeld rond het juist inschatten van klachten die op CO-vergiftiging kunnen wijzen. Het team van de dienst bestaat vandaag uit 11,5 voltijdsequivalente urgentiegeneesheren, 7,5 voltijdsequivalente administratieve medewerkers en 52 voltijdsequivalente ervaren verpleegkundigen. “Het is een politiek van dit ziekenhuis om de dienst Urgentiegeneeskunde te bemannen met gespecialiseerde medewerkers. Voor de verwijzende arts is dat een geruststelling. Waarom anders verwijzen naar Spoed?”, benadrukt dr. Demeyer, die hierin overigens een manier ziet om de topzorg-ambitie van het OLV Ziekenhuis tot bij de patiënt, huisarts of ziekenhuisarts te brengen.
Patiëntenvervoer MUG en helihaven verzekeren de snelst mogelijke hulpverstrekking wanneer snelheid cruciaal is.
De huisarts De huisarts wordt snel op de hoogte gebracht van de bevindingen over de patiënt die hij doorverwijst. De patiënt De patiënt kan rekenen op de zorgkwaliteit van een van de meest prominente spoeddiensten van het land.
23/09/10 18:02
8 Top in Zorg.
Promenade
Studenten warm onthaald Begeleidingsverpleegkundigen van het OLV Ziekenhuis werken nauw samen met de praktijklectoren en stagementoren van de verpleegscholen om studenten te begeleiden bij hun eerste stappen in de ziekenhuispraktijk. Jaarlijks krijgt het OLV Ziekenhuis zo’n 1100 studenten verpleegkunde, vroedkunde, logistiek assistent en zorgkundigen over de vloer. Aangezien die allereerste werkervaring sterk bepalend is voor het verloop van hun verdere carrière, is het cruciaal de studenten goed te begeleiden. De samenwerking tussen ziekenhuis en school is gestoeld op wederzijds vertrouwen en respect, aldus Candice De Windt, stageco-
ordinator van Hogeschool-Universiteit Brussel: “Enerzijds wil je zeker zijn dat het ziekenhuis je studenten goed zal ondersteunen en opleiden, anderzijds rekent het ziekenhuis erop dat de studenten voldoende voorbereid zijn, alle afspraken kennen en met het nodige papierwerk in orde zijn.” Chris Van Londersele, praktijklector van KaHo Sint-Lieven te Aalst, vindt een duidelijke en open communicatie dan ook onontbeerlijk, via formele én informele weg. “Op ons formeel jaarlijks overleg worden de resultaten van de tevredenheidsenquêtes grondig geanalyseerd. Indien blijkt dat een groot aantal studenten negatieve ervaringen heeft met een stagedienst, wordt dit meteen besproken met de begeleidingsverpleegkundigen.”
Overleg tussen school en ziekenhuis is een cruciale pijler van de stagebegeleiding. V.l.n.r.: Chris Van Londersele, Candice De Windt, Hilde Sprimont, Wendy Ringoot en Sofie Van de Perre.
Informatiesessie stress en burn-out De begeleidingsverpleegkundigen van het OLV Ziekenhuis, Wendy Ringoot en Sofie Van de Perre, wachten de nieuwe studenten steeds op bij hun eerste werkdag. “Zo’n formeel onthaal stelt de studenten gerust”, legt Sofie Van de Perre uit. “Ze moeten niet in hun eentje op zoek gaan naar de juiste dienst.” Tijdens de stageperiode zelf komen de praktijklectoren van de scholen, die instaan voor de begeleiding van de student, geregeld langs om even met hun student af te stemmen hoe alles verloopt. Deze contactmomenten worden georganiseerd samen met de stagementoren. Het tussentijds en eindgesprek wordt door de student schriftelijk voorbereid. Hilde Sprimont van Sint-Augustinusinstituut in Aalst: “Dat contactmoment, minstens eenmaal per week, is echt nodig. Alleen zo kan je het functioneren van de student beoordelen.” Vandaag zijn verpleegkundigen schaars. Daarom doen de begeleidingsverpleegkundigen de nodige inspanningen om nieuwe werkkrachten aan te trekken. Ze brengen een bezoek aan diverse scholen om het OLV Ziekenhuis voor te stellen aan de studenten en organiseren inleefdagen. Wendy Ringoot: “Vanaf volgend jaar organiseren we ook een inleefdag voor de leerkrachten van het secundair onderwijs. Zij brengen immers de meeste tijd door met hun studenten en zijn dan ook onze ideale partners om de leerlingen te begeesteren.” Mede dankzij de steun van allerlei overheidscampagnes blijken de inspanningen hun vruchten af te werpen: in 2010 telden de Vlaamse scholen 12% meer inschrijvingen in het eerste jaar verpleegkunde.
Activiteitenagenda Eskulaapcyclus oncologie
Net als vorig jaar organiseert Eskulaap vanaf oktober 2010 elke eerste dinsdag van de maand een opleidingssessie rond oncologie. Telkens bespreekt een multidisciplinair team belangrijke oncologische aandachtspunten in één specifiek orgaansysteem.
Liefde voor het werk in tijden van management
Op 28 oktober vindt in zaal Guernica van het OLV Ziekenhuis om 20.00 uur een lezing plaats door dr. Marc Desmet, jezuïet en arts palliatieve zorg in het Jessa Ziekenhuis te Hasselt, naar aanleiding van zijn boek “Liefde voor het werk in tijden van management”. Ziekenhuizen worden vandaag de dag steeds meer gerund als bedrijven en de enorme toename van controle en administratie leidt de me-
Opleidingssessies radiologie
Tijdens een drietal maandagen per maand kunnen huisartsen, stagiaires, assistenten e.a. vanaf 13.00 uur op de dienst Medische Beeldvorming van het OLV Ziekenhuis terecht voor een basiscursus radiologie.
Zo illustreren ze de huidige manier van werken. De belangrijkste boodschap voor de artsen wordt voorgesteld in “take-home points”. Op het einde van de sessie is er ruimte voor discussie tijdens een korte receptie.
Taallessen voor medewerkers
Als gevolg van de toenemende internationale contacten van het OLV Ziekenhuis kregen de medewerkers in het voorjaar van 2010 de kans om hun kennis van de Franse taal op te frissen. Wegens groot succes organiseert het ziekenhuis deze opleiding opnieuw in november, en zal het in 2011 mogelijk zijn om lessen Italiaans te volgen. De directie schonk bovendien aan elke afdeling van het Zorgdepartement een drietalig vakwoordenboek (Nederlands – Frans – Engels), ook te raadplegen via het intranet. Voor meer informatie kunt u terecht bij Nathalie Segers op het nr. 053 72 42 27.
Kapsalon Campus Aalst dewerkers vaak weg van de kern van hun taak: de zorgverlening Dr. Desmet pleit voor een betere dialoog tussen management en zorgverstrekkers. Na de lezing volgt een panelgesprek met onder meer dr. Geert Vandenbroucke (medisch directeur), dhr. Wim Vercruyssen (directeur beleid en juridische zaken), dhr. Luc Anckaert (docent ethiek K.U.Leuven) en een lid van de raad van bestuur.
Een twintigtal topics komen aan bod, elk over één orgaan, waarbij de nadruk ligt op diagnosestelling a.d.h.v. CT- of MR-scans. Deze informele en sterk interactieve sessies worden telkens opgesplitst in een half uur theorie en een half uur casussen.
Voor meer informatie kan u terecht bij Kathleen De Beer:
[email protected] Het volledige programma kan u raadplegen op www.olvz.be T. 053 72 42 28 Werkten mee aan dit nummer dr. Roel Beelen mevr. Valerie Duynslaeger dhr. Koen Blancquaert dr. Greet Huygh mevr. Tine Callebaut dr. Paul Jordens dr. Francis Cooreman mevr. Maggy Kuppens mevr. Kathleen De Beer dhr. Robin Laplanche mevr. Anne De Bièvre mevr. Karla Lefever dr. Ignace Demeyer dr. Peter Leyman mevr. Candice De Windt dr. Lieven Maene mevr. Greet De Winne dr. Peter Meeus dhr. Filip Dumez dhr. Edwin Moerenhout dhr. Wilfried De Durpel dr. Evert Munghen Realisatie Living Stone nv www.livingstone.eu Verantw. uitgever Karla Lefever
TiZ_krant_oktober 2010.indd 8
In tijden van structurele tekorten op de arbeidsmarkt, waarbij verpleegkunde een knelpuntberoep is geworden, wil het OLV Ziekenhuis bewust investeren in het welzijn op de werkvloer. Recent organiseerde het ziekenhuis voor alle leidinggevende medewerkers een preventieve informatiesessie rond het herkennen van stress en burnout. Wat is het verschil tussen een burn-out en een depressie of overspanning, welke factoren lokken hem uit, hoe kunnen medewerkers zich ertegen beschermen… In 2011 vinden opnieuw enkele sessies rond deze problematiek plaats.
OLV Ziekenhuis Campus Aalst Moorselbaan 164, 9300 Aalst T. +32 (0)53 72 41 11 F. +32 (0)53 72 45 86
Op de Promenade, rechtover de cafetaria van het OLV Ziekenhuis, opende recent een kapsalon, waar zowel het personeel als de patiënten en bezoekers welkom zijn. Naast een complete kappersbeurt kan men er ook terecht voor haarstukjes, mutsen en sjaals. Het salon is elke werkdag open vanaf 9.00 uur doorlopend tot 17.00 uur, en telefonisch te bereiken op het nr. 053 72 43 42.
mevr. Wendy Ringoot mevr. Nathalie Segers mevr. Hilde Sprimont dhr. Luc Van den Bremt dr. Geert Vandenbroucke mevr. Sofie Van de Perre dr. Dirk Vandeput dhr. Staf Van der Biest dr. Gaétan Van de Vyvere dr. Lieven Van Hoe mevr. Lieve Van Hoovels www.olvz.be Campus Asse Bloklaan 5, 1730 Asse T. +32 (0)2 300 61 11 F. +32 (0)2 300 63 00
dhr. Guy Van Impe mevr. Chris Van Londersele dhr. Bart Verduyn dhr. Roel Voorspoels dr. William Wijns dhr. Filip Witdouck Fotografie Peter De Schryver
Campus Ninove Biezenstraat 2, 9400 Ninove T. +32 (0)54 31 21 11 F. +32 (0)54 31 21 21
23/09/10 18:03