Meldpunten in kaart Vooronderzoek voor de stroomlijning van landelijke meldpunten
Opgesteld door: Groene ogen Auteurs: José van Beeck en Marja Achterberg Opdrachtgever: Programma Informatie-uitwisseling milieuhandhaving (PIM) December 2011
2
2 december 2011
Voorwoord Voor u ligt het rapport ‘Meldpunten in kaart’, dat wij in opdracht van het Programma Informatieuitwisseling Milieuhandhaving hebben opgesteld. In het programma speelt de vraag of een integratie van landelijke meldpunten een verhoging van efficiency voor bedrijfsleven en milieuhandhaving kan betekenen. Wij zijn daarom gevraagd een aantal landelijke milieumeldpunten en hun relatie tot elkaar in kaart te brengen. De opdracht is bepaald tot de vier landelijke milieumeldpunten, te weten het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen, de meldapplicatie voor de Europese Verordening Overbrenging van Afvalstoffen, het Landelijk Asbestvolgsysteem en het Meldpunt bodemkwaliteit. Daarnaast is ook het VROM-Inspectie Meldpunt beschreven. Allereerst moet ons van het hart dat wij tijdens de interviews gemotiveerde, soms zelfs bevlogen, mensen hebben gesproken die zich, zo op het oog, niet van de wijs laten brengen door allerlei ontwikkelingen (zoals de bezuinigingen en nieuwe organisatiestructuren), die ook als bedreiging zouden kunnen worden gezien. Deze ontwikkelingen zorgen voor veel roering bij de ondervraagde organisaties. Natuurlijk hebben we ook kritische geluiden gehoord. Deze hebben we gedeeltelijk een plaats gegeven bij de beschrijving van de meldpunten. De meldpunten zijn stuk voor stuk in een andere ‘levensfase’. Het ene meldpunt wordt nog opgebouwd, terwijl men het andere meldpunt aan het ‘fine tunen’ is. Ieder meldpunt spreekt een eigen taal, maar zijn zich bewust van het feit dat ze elkaar nodig hebben om de hele keten in beeld te krijgen. Alle onderzochte meldpunten zijn in beweging; er wordt gewerkt aan verbeteringen voor wat betreft efficiency en klanttevredenheid. In dit onderzoek zijn aandachtspunten en aanbevelingen naar voren gekomen die van belang kunnen zijn voor het vervolg. Deze zijn in een apart hoofdstuk (4) verzameld. Marja Achterberg en José van Beeck December 2011
2 december 2011
3
Inhoudsopgave Voorwoord ......................................................................................................................................... 3 1.
Inleiding......................................................................................................................................5 Aanleiding onderzoek.................................................................................................................... 6 Opzet van het onderzoek .............................................................................................................. 6 Leeswijzer ...................................................................................................................................... 7
2.
Beschrijving per meldpunt ......................................................................................................... 8 Het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen ............................................................................................. 9 De EVOA ...................................................................................................................................... 15 Het Landelijk Asbestvolgsysteem................................................................................................. 17 Het Meldpunt bodemkwaliteit...................................................................................................... 21 Het VROM-Inspectie Meldpunt.....................................................................................................26
3.
Overzicht van de meldpunten ...................................................................................................29
4.
Aandachtspunten en aanbevelingen......................................................................................... 32
5.
Bijlagen..................................................................................................................................... 34 Lijst van gebruikte afkortingen ..................................................................................................... 34 Literatuurlijst ................................................................................................................................ 36 Geïnterviewde personen............................................................................................................... 37 Verslagen van de interviews ......................................................................................................... 38
4
2 december 2011
1. Inleiding Het Programma Uitvoering met Ambitie (PUmA) is opgestart naar aanleiding van een reeks van adviezen over de kwaliteit van de handhaving van de milieuwet -en regelgeving en de bestrijding van criminaliteit op dit terrein. Uit de adviezen volgde dat het noodzakelijk was om de kwaliteit en professionaliteit van het toezicht, de handhaving, de vergunningverlening en de samenwerking binnen het omgevingsrecht op een hoger niveau te brengen. In PUmA wordt de gemeenschappelijke opvatting van het Rijk (Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het ministerie van Veiligheid en Justitie) het IPO, de VNG en de Unie van Waterschappen verwoord. Doel is om structurele problemen in de organisatie en uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving aan te pakken. Hierbij moet gedacht worden aan fragmentatie, onnodige bestuurlijke drukte, gecompliceerde verantwoordelijkheidsverdelingen, kennis- en kundetekorten bij een deel van de bevoegde overheden en onvoldoende en te vrijblijvende samenwerking en informatie-uitwisseling tussen vergunningverleners, toezichthouders en handhavers. Het Programma Informatie-uitwisseling Milieuhandhaving (PIM) is onderdeel van PUmA. Het programma is eind 2010 van start gegaan. De opdrachtgever is de inspecteur-generaal Leefomgeving en Transport1, namens de stuurgroep PUmA. De programmamanager PIM is afkomstig van het ministerie van I&M. PIM is gericht op het ontwikkelen en implementeren van een informatie-uitwisselingssysteem waarmee alle milieuhandhavende instanties elektronisch informatie delen via een landelijke informatie-infrastructuur. Dit is een randvoorwaarde voor de verbetering van de informatieuitwisseling tussen bestuurlijke en strafrechtelijke organisaties die betrokken zijn bij de handhaving van de milieuwet- en -regelgeving. PIM is opgebouwd langs zeven sporen. Drie van de sporen zijn gericht op de infrastructuur voor het delen van informatie. Daarbij gaat het om het ontwikkelen van een uitwisselingssysteem, het uitbreiden van de Inspectieview bedrijven met nieuwe functionaliteiten en het ontwikkelen van de inspectieview Milieu voor handhavers in de keten (asbest, afval, etc.). De andere vier sporen zijn randvoorwaardelijk en hebben betrekking op het ontwikkelen van standaarden en het harmoniseren van landelijke milieumeldpunten en het overeenkomen van een eenduidig juridisch kader voor uitwisseling van informatie voor de milieuhandhaving. Een belangrijke randvoorwaarde is ook het faciliteren van draagvlak en betrokkenheid van betrokken handhavende organisaties en het stimuleren van een op uitwisseling gerichte attitude en werkwijze bij de milieuhandhavers.
1
Toen de departementen Verkeer en Waterstaat en VROM in oktober vorig jaar werden samengevoegd tot het ministerie van Infrastructuur en Milieu was het logische gevolg dat de beide inspectiediensten van de ministeries ook met elkaar zouden fuseren. Op 1 januari 2012 moet de fusie een feit zijn en wordt een nieuwe dienst geboren: de Inspectie Leefomgeving en Transport.
2 december 2011
5
Aanleiding onderzoek Een van de projecten van PIM is derhalve het verkennen van de mogelijkheden van het harmoniseren/ integreren van milieumeldpunten. Harmoniseren/ integreren moet gericht zijn op lastenvermindering voor burgers, bedrijfsleven en overheid, en op het leveren van een bijdrage aan een efficiëntere en effectievere milieuhandhaving. De vraag is of samenvoeging leidt tot een betere ontsluiting van informatie bij handhavers en daardoor tot een meer informatiegestuurd toezicht met betere analyses. Het bureau Groene ogen is gevraagd de landelijke milieumeldpunten, te weten het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen, het Meldpunt Bodemkwaliteit, het Asbestvolgsysteem, het Meldpunt EVOA en de meldpunten die zijn gebundeld in het VROM-Inspectie Meldpunt (VIM) (waaronder ook het meldpunt vuurwerk valt) in kaart te brengen. Deze verkenning moet inzichtelijk maken wat de werkzaamheden van de verschillende meldpunten zijn, wie de melders en de gebruikers zijn, welke dwarsverbanden er tussen de meldpunten zijn en waar eventueel overlap is. Dit overzicht is noodzakelijk om in een later stadium de vraag te kunnen beantwoorden of (geheel of gedeeltelijke) samenvoeging van milieumeldpunten kan bijdragen aan een meer eenvoudige milieuhandhaving en of een dergelijke samenvoeging leidt tot een betere dienstverlening door de overheid. De verkenning moet eveneens (globaal) inzichtelijk maken welke relaties er zijn tussen de landelijke meldpunten en de meldpunten op provinciaal, regionaal of lokaal niveau. Het gehele vooronderzoek moet uiteindelijk uitwijzen of er perspectief is voor het samenvoegen van de landelijke meldpunten, eventueel met het Inspectie-meldpunt. Met andere woorden: Is het zinvol om verder te investeren in samenvoeging van landelijke meldpunten?
Opzet van het onderzoek Tijdens het offertetraject zijn de onderzoeksvragen geformuleerd waarmee een zo’n compleet mogelijk beeld kan worden gekregen van de meldpunten. Om deze onderzoeksvragen zo volledig mogelijk te kunnen beantwoorden, is gebruik gemaakt van verschillende informatiebronnen. Als eerste is gebruik gemaakt van internet. Op internet is gezocht naar alle mogelijke informatie en rapporten die betrekking hebben op de meldpunten en de organisaties waarbij de meldpunten in beheer zijn. De onderzoeksvragen die tijdens deze zoektocht niet beantwoord werden, zijn aan bod gekomen tijdens de interviews. De interviews zijn ook gebruikt om te toetsen of onze informatie volledig was en om de eventueel ontbrekende gegevens te bemachtigen. De ondervraagden hebben ook informatie verschaft die, in de vorm van aandachtspunten of aanbevelingen, bruikbaar zijn voor het vervolgonderzoek naar stroomlijning van de meldpunten.
6
2 december 2011
Leeswijzer Na deze inleiding zijn in hoofdstuk 2 in afzonderlijke paragrafen de onderzochte meldpunten beschreven. Hier is de informatie die is verzameld uit rapporten, internet en verkregen uit interviews per meldpunt – en voor zover relevant van dit onderzoek- weergegeven. In dit hoofdstuk zijn uitspraken die gedaan zijn tijdens de interviews opgenomen. Deze zijn in een kader geplaatst en daarmee duidelijk te onderscheiden van de hoofdtekst. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van de meldpunten en de geconstateerde dwarsverbanden tussen de verschillende meldpunten. Dit is weergegeven in een tabel. In hoofdstuk 4 is een aantal aandachtspunten en aanbevelingen opgenomen, die bruikbaar kunnen zijn voor het vervolg. Als bijlagen zijn een lijst van gebruikte afkortingen, een literatuurlijst, een lijst van de geïnterviewde personen en de verslagen van de interviews opgenomen. Dit vooronderzoek is primair uitgevoerd om de inrichting en werkwijze van de meldpunten te inventariseren en in kaart te brengen. In dit vooronderzoek worden geen conclusies getrokken ten aanzien van de wenselijkheid of noodzaak tot het stroomlijnen van meldpunten. Enkele opvallende uitspraken die (mede) op die stroomlijning betrekking hebben, willen de schrijvers van dit rapport de lezer echter niet onthouden. Ze zijn te vinden in hoofdstuk 2, bij de beschrijving van het meldpunt, waar het interview waarin de uitspraak werd gedaan, betrekking op had. De uitspraken zijn herkenbaar doordat ze tussen accolades zijn geplaatst. Een deel van deze uitspraken en andere informatie die van belang kan zijn voor het vervolgonderzoek is in hoofdstuk 4 samengevat.
2 december 2011
7
2. Beschrijving per meldpunt In dit hoofdstuk worden de landelijke milieumeldpunten beschreven. Dit zijn: Landelijk meldpunt afvalstoffen (LMA); Meldpunt Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA); Landelijk Asbestvolgsysteem (LAVS, in oprichting); Meldpunt bodemkwaliteit; Daarnaast wordt het VI-meldpunt (VIM) beschreven. De gegevens zijn verkregen uit onderzoek van internet, bestuderen van onderzoeksrapporten en door het afnemen van interviews bij sleutelfiguren van de meldpunten. In de bijlagen is een literatuurlijst opgenomen van geraadpleegde rapporten en een lijst met geïnterviewde personen.
8
2 december 2011
Het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen Het meldpunt Het LMA ontvangt en verwerkt ontvangst- en afgiftemeldingen van bedrijven die afval verwerken2. De inrichtingen die verplicht zijn dergelijke meldingen te doen, staan opgesomd in het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen (hierna: Besluit melden). Bepaalde bedrijven en afvalstoffen zijn uitgezonderd van de meldplicht. Het systeem is bedoeld ter ondersteuning van (keten)toezicht door de betrokken handhavers. Daarnaast leveren de meldgegevens informatie op voor beleidsmonitoring. Het geautomatiseerde systeem waarin alle meldingen worden vastgelegd is AMICE (Afval Meldingen Informatie en Communicatie Elektronisch). Historie Op 1 maart 1993 trad de Wet milieubeheer in werking. Vanaf dat moment werden de provincies bevoegd gezag voor inrichtingen voor de verwerking van gevaarlijke afvalstoffen. Daarvoor was de Minister van VROM3 bevoegd gezag. Voor de organisatie van de verwerking van de meldingen van gevaarlijk afval werd door de gezamenlijke provincies gekozen voor de Stichting LMA. Daarmee kon het interprovinciale karakter van de organisatie herkenbaar worden neergezet en de verantwoordelijkheid voor en de identiteit van de organisatie helder worden gewaarborgd. Het LMA is opgericht op 14 december 1993. VROM voegde voor de overdracht van taken in totaal HFL 6 miljoen toe aan het Provinciefonds, waarvan HFL 2,1 miljoen was bestemd voor de organisatie van de verwerking van meldingen van gevaarlijk afval. Omdat dit bedrag niet voldoende was om alle kosten van de meldingenverwerking te dekken, werd de toevoeging aan het Provinciefonds opgehoogd van HFL 2,1 miljoen naar ruim HFL 3,6 miljoen. Sinds 1 januari 1994 verwerkt het LMA meldingen van gevaarlijk afval. Voor acht provincies verwerkt het LMA sinds 1996 ook de meldingen bedrijfsafval (op basis van de provinciale milieuverordeningen). Op 1 januari 2001 is de provincie Utrecht daar nog bij gekomen. De provincies Noord- en Zuid-Holland en Noord-Brabant verwerkten de meldingen van bedrijfsafval zelf tot 1 januari 2005. Vanaf die datum sloten ook zij zich aan bij het LMA. In 2000 leidde een evaluatie op initiatief van het IPO tot een nieuwe structuur van het LMA. De Stichting LMA viel daarna niet meer onder het IPO, maar onder de twaalf provincies. De nieuwe structuur is vastgelegd in de statuten van de stichting en in twaalf raamovereenkomsten tussen de provincies en de Stichting LMA. Deze structuur - die overigens op dit moment ter discussie staat, daarover in het vervolg van dit document meer - bestaat nog steeds.
2
Verwerken zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer: nuttige toepassing of verwijdering, met inbegrip van aan toepassing of verwijdering voorafgaande voorbereidende handelingen.
3
Sinds 14 oktober 2010 zijn Ruimte en Milieu van het ministerie van VROM samengevoegd met het ministerie van Verkeer en Waterstaat tot het ministerie van Infrastructuur en Milieu.
2 december 2011
9
Een Raad van Toezicht, bestaande uit twaalf milieugedeputeerden, benoemt het bestuur, stelt de statuten en meerjarenbegrotingen vast. Het bestuur stelt de jaarbegrotingen vast en verleent kredieten voor projecten. Voor de dagelijkse aansturing van de stichting is er een directeur benoemd. Deze functie wordt al jarenlang uitgeoefend door de heer J. Laagland. De Stichting beschikt niet over eigen personeel, maar heeft de uitvoering van haar taken grotendeels uitbesteed aan het Agentschap NL. Het ICT-beheer is uitbesteed aan Logica. Op 1 maart 2005 trad het Besluit melden in werking. Met het Besluit melden werd het ministerie van VROM (opnieuw) verantwoordelijk voor het melden en registreren van gevaarlijke en bedrijfsafvalstoffen (daarvoor was de meldplicht vastgelegd in de provinciale milieuverordeningen). Het LMA werd door de Minister van VROM aangewezen als landelijke meldinstantie. Daarbij kwam een nieuw meld- en registratiesysteem (AMICE). Het ministerie stelt budget beschikbaar via het provinciefonds (80 procent van het totale budget), het overige deel (20 procent) wordt door de provincies ingebracht. Naar aanleiding van een evaluatie van het Besluit melden (2006-2009) is het besluit dit jaar aangepast: een groter aantal bedrijven is vrijgesteld van de verplichting tot melden en een aantal afvalstoffen behoeven niet meer gemeld te worden. Hiermee zijn de administratieve lasten van het bedrijfsleven verder gedaald. Taken van het LMA Het LMA voerde in 20104 onder andere de volgende structurele en niet-structurele taken uit: het verwerken van (schriftelijke) eerste ontvangstmeldingen, maandelijkse ontvangst- en afgiftemeldingen van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen; het verstrekken van verwerkingsnummers; het verstrekken en actualiseren van AMICE-toegangsaccounts; het verwerken van aanvragen voor bedrijfsnummers; het doorvoeren van mutaties van gegevens in AMICE; rappelleringen aan niet-melders en foutmelders voor alle provincies; het bewaken en verbeteren van de kwaliteit van de database met (meld)gegevens; het functioneel beheer van AMICE; het beoordelen van elektronische begeleidingsbrieven; het analyseren van meldgegevens voor beleid en handhaving; het genereren van maatwerkrapportages voor handhavers en het geven van voorlichting. De niet-structurele taken betreffen projecten. Alle taken werden uitgevoerd door circa 15 personen. De melder In het Besluit melden is vastgelegd welke bedrijven verplicht zijn ontvangst- en/of afgiftemeldingen van afvalstoffen te doen. De overige bedrijven in de afvalketen (ontdoeners, vervoerders, inzamelaars, ontvangers, handelaars en bemiddelaars) die niet onder de meldplicht vallen moeten zelf op bedrijfsniveau een afvalstoffenregistratie bijhouden en bewaren.
4
10
Bron: werkplan 2010 LMA.
2 december 2011
De melding De melding kan op de volgende manier geschieden: elektronisch, geautomatiseerd via een XML-interface. Hiervoor is bepaalde software voor bedrijven nodig; elektronisch, handmatig via webformulieren op het webportaal van AMICE of schriftelijk, met de in de Regeling melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen opgenomen formulieren. Via AMICE kunnen maandelijks in één keer alle afvalmeldingen ingediend worden. Hiervoor is een gratis toegangsaccount en software certificaat nodig. De meldingen worden in een vast format gedaan. De volgende gegevens worden geregistreerd in AMICE: Bedrijfsgegevens: o Vestiging van de ontvanger o Vestiging van de ontdoener Afvalverwerkingsgegevens: o Verwerkersnummer o EURAL-codes o Verwerkingsmethode (wijze van nuttige toepassing of verwijdering) o Afvalstofgegevens Afvalstroomgegevens: o Ontvangstlocatie gegevens o Herkomstlocatie gegevens o Afvalstroommelding gegevens o Maandelijkse ontvangstmeldingen Transportgegevens: o Vestigingsgegevens inzamelaar o Vestigingsgegevens afzender Binnen vier weken na afloop van de kalendermaand moet de ontvangst van het afval aan het centrale meldsysteem worden doorgegeven. Als niet of niet op tijd (binnen 28 dagen) gemeld is, ontvangt het meldingsplichtig bedrijf een rappellering per e-mail of per post (afhankelijk van de wijze waarop gemeld wordt). Per jaar worden 1,6 miljoen meldingen ingediend, waarvan ca. 99.3 % langs elektronische weg wordt gedaan. Het aantal schriftelijke meldingen bedraagt ca. 10.000. Het meldsysteem AMICE is ingericht om al de vereiste acties snel en digitaal te melden. Is een melding na technische controle onvolledig of onjuist (dus geen inhoudelijke controle), dan is er direct de mogelijkheid de melding te corrigeren. Het systeem geldt landelijk. AMICE biedt elk bedrijf de mogelijkheid om de eigen meldgegevens op te vragen en te analyseren. Het aanvragen van een inlogaccount en het gebruik van AMICE is gratis. Melders kunnen hun eigen meldgegevens raadplegen. Voor de melders betekent dit een extra stimulans om volledig en correct te melden. Dit draagt bij aan een database met juiste, volledige, actuele meldgegevens over zowel bedrijfs- als gevaarlijk afval.
2 december 2011
11
Een overzicht van inrichtingen waarvan na rappellering geen meldingen ontvangen is, worden maandelijks aan het bevoegd gezag (provincies en gemeenten) verstuurd. Zij dienen hierop actie te ondernemen. Gebruikers Voor handhavers is het door het centrale meldsysteem mogelijk om het transport en de verwerking van afvalstoffen beter te handhaven. Beleidsmakers kunnen met de gegevens het afvalstoffenbeleid monitoren. De registratie van afvalstoffen bij de bedrijven zijn te controleren op basis van de gegevens die in het centrale meldsysteem worden verzameld. Als handhaver biedt het systeem direct zicht op de afvalstromen. Via internet kan actuele informatie worden opgevraagd over de afvalstromen die van belang zijn. Er is een aantal mogelijkheden om meldgegevens te signaleren en te analyseren, zoals het vergelijken van de meldgegevens per branche op provinciaal niveau. Bovendien kan een handhaver kiezen welke signalen hij/zij wilt ontvangen, bijvoorbeeld wanneer bedrijven al enige tijd niet hebben gemeld of wanneer bedrijven afwijkende hoeveelheden melden. De meldgegevens kunnen een goede basis bieden om handhavingacties te plannen. Relatie met andere meldpunten Met de gegevens uit AMICE kunnen de handelingen volgen die bedrijven met afvalstoffen uitvoeren. Het is niet mogelijk een specifieke afvalstof van begin tot het eind (nuttige toepassing of verwijdering) te volgen, omdat een afvalstof verschillende tussenstations (met verwerkingsstappen) kan aandoen. Met de wijziging van het Besluit melden op 1 januari 2011 (zie Stb. 2010, nr. 770) is een uitzondering op de meldplicht gemaakt voor toepassingen van afvalstoffen waarvoor tevens een melding als bedoeld in de artikelen 32 en 42 van het Besluit bodemkwaliteit en artikel 2a van het Besluit gebruik meststoffen moest worden gedaan. De dubbele meldverplichting is dus geschrapt. Dit heeft tot gevolg dat uit AMICE deze laatste stap (in dit geval toepassing aan grond, bagger, bouwstoffen en meststoffen en compost) niet meer kan worden afgeleid. Vanaf genoemde datum moeten dus gegevens uit verschillende systemen naast elkaar worden gelegd. Afval uit het buitenland waarvoor een kennisgeving in het kader van de EVOA is gedaan, is uitgezonderd van de meldplicht (ontvangstmelding). EVOA en AMICE zijn hierin complementair.
Jammer dat er geen afstemming is met meldingen op grond van EVOA, Bbk en de Dienst regelingen.
Binnenkort zullen gesprekken plaatsvinden over een mogelijke koppeling tussen het Landelijk Asbestvolgsysteem en AMICE (informatie uit interview). De Regeling inzamelaars, vervoerders, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen verplicht de genoemde actoren zich te laten registreren bij het NIWO (Stichting Nationaal en Internationaal Wegvervoer Organisatie) op de zogenaamde VIHB-lijst. Een relatie met milieumeldpunten op gemeentelijk, regionaal of provinciaal niveau is er niet.
12
2 december 2011
Ontwikkelingen Bezuinigingen op provinciale bijdrage Zowel het ministerie van I&M als de provincies hebben te maken met forse bezuinigingen en taakstellingen. Deze werken door naar de uitvoeringsorganisaties. In 2010 is gestart met een onderzoek naar de mogelijkheden om een bezuiniging op de provinciale bijdrage mogelijk te maken. Dit jaar is het onderzoek afgerond. Onder druk van de bezuinigingen en taakstellingen worden er alternatieve uitvoeringswijzen onderzocht en/of in bespreking gebracht. Binnen I&M wordt er bijvoorbeeld gesproken over het mogelijk onderbrengen van uitvoeringstaken bij eigen uitvoeringsorganisaties, inclusief de mogelijke overheveling daarnaar van nu door I&M bij Agentschap NL ondergebrachte uitvoeringstaken. In het kader van ‘Eenvoudig beter’ wordt voorts het ontmantelen van ‘nationale beleidskoppen’ gesuggereerd. Van een nationale kop is sprake indien Nederland bij omzetting van Europese regelgeving verder gaat dan strikt genomen op grond van die Europese regelgeving noodzakelijk is. In de Kaderrichtlijn afvalstoffen5 is alleen de registratie van gevaarlijke afvalstoffen verplicht gesteld. Aansturing van het LMA Ten gevolge van de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) hebben gemeenten de rol van bevoegd gezag voor een groot deel van de afvalinrichtingen overgenomen van de provincies. Op dit moment moeten gedeputeerde staten nog een zogenaamde verklaring van geen bedenkingen afgeven, maar dit is nog voor een beperkte periode (in afwachting van de vorming van de RUD’s). Gemeenten zullen dus een directer belang bij het LMA krijgen en het directe (inhoudelijke én financiële) belang van de provincies zal op termijn afnemen. De gemeenten zijn echter nu nog relatief onbekend met het LMA. Veel RUD’s moeten nog worden opgericht. Dit betekent dat de betrokkenheid van de provincies voorlopig moet worden gehandhaafd. In de nabije toekomst zullen op basis van de nieuwe uitvoeringsstructuur afspraken moeten worden gemaakt over de aansturing van het LMA en de bestuurlijke en financiële participatie van de betrokken overheidsorganen. Impactanalyse ‘naar één domein afval’ Recente externe ontwikkelingen zoals de invoering van de Wabo, de RUD-vorming in het kader van het Programma Uitvoering met Ambitie (PUmA) en in het verlengde daarvan het Programma voor de herziening van de Informatie-uitwisseling Milieuhandhaving (PIM), de implementatie van Eoverheid met o.a. de aansluiting op de Basisregistraties en de overheidsbrede bezuinigingen, zijn aanleiding geweest om via een impactanalyse te onderzoeken of een nauwere samenwerking tussen de opdrachten LMA en Uitvoering Afvalbeheer (UA) kan resulteren in een kosteneffectievere uitvoering in combinatie met een kwaliteitsverbetering van de ondersteuning aan het toezichtdomein Afval. Interne ontwikkelingen bij Agentschap NL (AgNL), zoals het Nieuwe Uitvoeren en Edienstverlening, moeten leiden tot een efficiëntere uitvoering en administratieve lastenverlichting voor de klanten van AgNL. Deze ontwikkelingen bieden kansen om door nauwe samenwerking
5
Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (Pb L 312/3)
2 december 2011
13
tussen de opdrachten UA en LMA, maar ook met andere milieuopdrachten binnen AgNL (Bodem+, Straling, asbest, Infomil, etc.), invulling te geven aan de boven genoemde externe ontwikkelingen. Tijdens het interview werd aangegeven dat de taken van Bodem+ waarschijnlijk naar Rijkswaterstaat gaan en dat samenwerking dan nog steeds mogelijk, maar wel (veel) lastiger is. PUmA PUmA kent verschillende taken. Twee daarvan zijn met name van belang voor de toekomst van het LMA, te weten de RUD-vorming en het deelprogramma Informatie-uitwisseling milieuhandhaving (PIM). Voor het verbeteren van de informatie-uitwisseling tussen bestuursrechtelijke instanties onderling en met strafrechtelijke instanties is Inspectieview Milieu in ontwikkeling. Inspectieview Milieu is een geautomatiseerd systeem dat de eigen systemen van instanties met elkaar verbindt. Naast het ontwikkelen van Inspectieview omvat PIM enkele andersoortige projecten, waaronder het project waar dit rapport betrekking op heeft. De hiervoor beschreven ontwikkelingen, met name PUmA en PIM, zullen (kunnen) leiden tot een noodzakelijke herpositionering van het LMA.
Waarom, in navolging van de Wabo en de omgevingswet geen Besluit melden omgevingsrecht?
14
2 december 2011
De EVOA Het meldpunt Voor transport van afval van en naar het buitenland of transport van afval door Nederland zijn Europese regels opgesteld. De meldingen die hiervoor moeten worden gedaan, komen in Nederland terecht bij de afdeling EVOA en Besluiten van Agentschap NL. Historie In het Verdrag van Basel is een verbod op de export van gevaarlijk afval naar niet-westerse landen opgenomen. De regels uit dit verdrag hebben later geleid tot de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA). Sinds 6 mei 1994 is deze verordening van toepassing. De EVOA is ruim 10 jaar later geactualiseerd met de Verordening (EG) 1013/2006. Behalve regels voor gevaarlijk afval zijn er ook regels voor alle andere afvalstoffen gemaakt. Voor de export van afval dat schade kan opleveren, is een vergunning nodig. Voor minder gevaarlijke afvalstoffen (groenelijstafvalstoffen) moet een exporteur informatie geven over het soort afval en de bestemming ervan. De database waarin meldgegevens worden opgeslagen is TERRA. Taken De afdeling EVOA en Besluiten van Agentschap Nl wordt gevormd door circa 40 personen, verdeeld over twee teams. De Afdeling houdt zich bezig met het afhandelen van de aanvragen voor internationale afvaltransporten (in-, uit- en doorvoer), het verwerken van de meldingen van deze afvaltransporten en de borgstellingen. De melder De EVOA geeft aan dat degene die voornemens is de afvalstoffen over te brengen naar een ander land, als kennisgever moet optreden. De kennisgever is een van de hieronder genoemde personen of instanties in de aangegeven volgorde: 1 de eerste producent 2 de vergunde nieuwe producent 3 een bevoegde inzamelaar 4 een geregistreerd handelaar 5 een geregistreerd makelaar 6 de houder (alleen ingeval 1 t/m 5 onmogelijk is) De melding De daadwerkelijke transportmeldingen worden per fax gemeld en worden op volledigheid en juistheid gecontroleerd. Wanneer de melding onjuist of onvolledig is, wordt contact gezocht met de melder. Voor de transportmeldingen zijn formulieren beschikbaar. De afdeling EVOA heeft een handreiking opgesteld waarin beschreven wordt hoe deze formulieren moeten worden ingevuld. Elk transport moet drie keer worden gemeld en steeds bij alle betrokken autoriteiten. De eerste afgiftemelding vindt plaats drie werkdagen voorafgaande het eerste transport aan te melden. Binnen drie werkdagen na ontvangst van de afvalstoffen bij de ontvanger moet een ontvangstmelding worden gedaan.
2 december 2011
15
De derde melding is de verklaring van de verwerking van de afvalstoffen, met andere woorden de verklaring dat de nuttige toepassing of verwijdering is voltooid. De Meldapplicatie EVOA (TERRA) geeft de mogelijkheid om de 3-dagen melding, de ontvangstmelding en de verwerkingsverklaring digitaal bij Agentschap NL te melden. Gebruikers De meldgegevens worden gebruikt voor het maken van rapportages voor nationale en internationale doeleinden. De Utrechtse AgNL-collega’s (van Beleid & Monitoring ) voeren nog een kwaliteitsslag uit over de gemelde gegevens. Een rapportagetool ontbreekt nog in TERRA. De Vrom-Inspectie (VI) kan in het systeem kijken. Van deze mogelijkheid wordt volgens de geïnterviewden niet veel gebruik te worden gemaakt. De afdeling ontvangt wel veel vragen van de VI. Wanneer het systeem goed draait, is het belangrijk om de VI-medewerkers de mogelijkheden van het systeem uit te leggen. Relatie met andere meldpunten Afval uit het buitenland waarvoor een kennisgeving in het kader van de EVOA is gedaan, is uitgezonderd van de meldplicht op grond van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen. Gegevens uit AMICE en TERRA moeten dus worden gecombineerd om een compleet beeld van de gehele afvalketen6 te krijgen. Een relatie met meldpunten op gemeentelijk, regionaal of provinciaal niveau is er niet. Het is spijtig dat het asbestvolgsysteem niet bij AgNL wordt ondergebracht.
Ontwikkelingen TERRA De performance van TERRA is nog niet op het gewenste niveau. Er is een achterstand van een enkele honderdduizenden meldingen. De meldingen komen daarom alleen nog binnen per fax. De data moeten gedeeltelijk in TERRA worden overgenomen. Elektronisch melden kan nu nog niet, maar is de verwachting dat dit binnenkort wel mogelijk wordt. EUDIN Nederland kan de administratieve lasten omlaag brengen door samen met België, Duitsland, Oostenrijk en Luxemburg gebruik te maken van EUDIN (European Data INterchange for Waste Notification systems), een elektronische meldapplicatie voor de EVOA. De Europese Commissie is voorstander van gebruik hiervan. Impactanalyse ‘naar één domein afval’ en PUmA/PIM Deze ontwikkelingen zijn al beschreven bij de paragraaf van de ontwikkelingen bij het LMA. Zie hiervoor pagina 13 en 14.
6
16
Voor zover bedrijven of afvalstoffen onder de meldplicht vallen.
2 december 2011
Het Landelijk Asbestvolgsysteem Het meldpunt Op dit moment wordt gebouwd aan het Landelijk asbestvolgsysteem (LAVS). Het doel van het LAVS is om alle handelingen met asbest (zoals inventarisatie, vergunning, melding, asbestvrijgave) inzichtelijk te maken door deze in te voeren in een volgsysteem. Het is een systeem dat de vinger aan de pols houdt bij het volledige proces van asbestverwijdering van inventarisatie, vergunningverlening tot en met sanering. Het systeem ondersteunt de regie, is een centraal dossier en ondersteunt de wettelijk verplichte meldingen. Het LAVS maakt bij elke stap duidelijk welke partij aan zet is en welke stappen al gezet zijn. De opdrachtgever en opdrachtnemer weten dan direct waar ze aan toe zijn, hebben alle benodigde informatie bij de hand en hoeven informatie maar één keer aan te leveren. Het LAVS is opgezet vanuit het bedrijfsleven, PIM geeft vorm aan de informatie-uitwisseling tussen de handhavende instanties. Bij de ontwikkeling hiervan wordt samengewerkt met het programma Slim Geregeld, Goed Verbonden (SGGV).
Figuur 1 Opzet van het LAVS
Historie Al in 2006 is door de Stichting Certificatie Asbestketen (SCA) het initiatief genomen om te komen tot een eenduidige en efficiënte informatievastlegging en -uitwisseling voor partijen in de asbestketen. Na een voorstudie heeft de SCA het project breder onder de aandacht gebracht. Het project is daarna opgenomen in het programma Slim geregeld, Goed verbonden van het Ministerie van EZ (thans EL&I7). Met dit programma wordt gestreefd naar een lastenverlichting voor ondernemers. Het programma is vervolgens verder ontwikkeld door Aedes (branchevereniging van woningcorporaties), de vereniging van asbestverwijderaars, het LOM, de Arbeidsinspectie en EZ.
7
Het ministerie van EL&I is ontstaan uit de samenvoeging van de ministeries van Economische Zaken en het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedsel.
2 december 2011
17
Vanaf oktober 2008 is er met het programma getest. Tot de testpartijen behoorden de woningcorporaties Staedion, Haag Wonen, Alliantie Amersfoort, Alliantie Amsterdam en Ymere en de door hen gecontracteerde asbestinventarisatiebedrijven, laboratoria en asbestverwijderingsbedrijven. Zij hebben gedurende een half jaar het asbestvolgsysteem getoetst en zo’n vijftig asbesttrajecten via het asbestvolgsysteem laten lopen. De corporaties toonden zich zeer tevreden over de transparantie van het systeem, waardoor te allen tijde duidelijk is wat de status en het verloop van een asbestmelding is. Daarnaast zijn zij van mening dat de applicatie de regeldruk verlaagt en de kwaliteit van de sanering verhoogt. De test heeft als resultaat dat er een positief advies is gegeven om het systeem landelijk in te voeren. Dit jaar zal het systeem worden uitgebreid naar een landelijk systeem (zie brief staatssecretaris, Tweede Kamer der Staten-Generaal, Vergaderjaar 2010–2011, nr. 25 834 Problematiek rondom asbest). In 2010 is door de ICT-deskundigen binnen het departement onderzocht op welke wijze en met welke randvoorwaarden het asbestvolgsysteem het beste landelijk kon worden uitgerold. Belangrijke algemene eisen van rijks-ICT-systemen zijn robuustheid, betrouwbaarheid, schaalbaarheid, toekomstvastheid en voldoen aan de kaders die gesteld zijn in de Nederlandse Overheids Referentie Architectuur (NORA). Bovendien is voor I&M hoofdzaak dat verbetering van handhaving door transparantie in de asbestketen plaatsvindt, naast vermindering van administratieve lasten en vereenvoudiging van de asbestprocedures voor de deelnemers. Om die reden is veel tijd gestoken in het goed aansluiten en koppelen van het LAVS aan reeds bestaande overheidssystemen, zoals Omgevingsloket OnLine (OLO), Basisregistratie adressen en Gebouwen (BAG), E-Herkenning en het Landelijk Meldpunt afvalstoffen (LMA). Gedurende het ontwikkeltraject in 2011 is gesproken met gebruikers uit de verschillende onderdelen in de keten. Niet alleen de gemeenten, inspecties en wooncorporaties zijn betrokken, maar ook de bedrijven die de asbestinventarisaties verrichten en bedrijven uit de asbestverwijderingsbranche, evenals de geaccrediteerde laboratoria. Daarmee is in het ontwerp van het LAVS inmiddels de basis gelegd voor een betrouwbaar systeem waar niet alleen de procedure van asbestverwijdering vereenvoudigd wordt, maar ook transparantie in de keten en naar de handhavers belangrijk wordt verbeterd. Door Op korte termijn hopen we koppelingen met gebruikers wordt de noodzakelijke resultaten te boeken om de boel in informatie in de keten uitgewisseld en worden tegelijk, beweging te krijgen. automatisch, de verplichte startmeldingen voor Het uiteindelijke doel is te kunnen zien wat waar gebeurt en deze toezicht door Arbeidsinspectie, gemeenten en gegevens te aggregeren zodat je Certificerende Instellingen gedaan, waardoor de speerpunten kunt formuleren. administratieve lasten bij de ketenpartijen afnemen. Planning LAVS Het LAVS wordt in opdracht van I&M/RB in 2012 gebouwd en opgeleverd. I&M/DCI verzorgt de begeleiding van de bouw en de overdracht naar beheer. Na oplevering zal het beheer van het LAVS ondergebracht worden bij de OLO-beheerder, onder regie van I&M/DCI.
18
2 december 2011
De communicatie van het gehele LAVS-traject wordt verzorgd door I&M en Infomil (i.o.v. I&M en VNG) en Aedes. De communicatie rond asbest wordt overigens door talloze partijen gedaan, afhankelijk van de doelgroep het deelonderwerp. Te denken valt aan het RIVM, de Arbeidsinspectie, brancheverenigingen, GGD etc. 8 Balans handhaving en LAVS Het doel van het LAVS is het ondersteunen van de opdrachtgever en de uitvoerende partijen in de asbestverwijderingsketen bij het volgens de regels (laten) uitvoeren van asbestinventarisaties en – verwijderingen. Parallel aan het LAVS wordt het LARS gemaakt. Het LARS zorgt door verbetering van de informatievoorziening voor inzicht in de aanwezigheid van asbest, transparantie in de asbestverwijderingsketen en verhogen van de pakkans en het kunnen corrigeren of uitsluiten van zwakke partijen. LARS is een van de bronnen om tot risicogestuurd toezicht en handhaven te komen. Om beter zicht te krijgen op activiteiten in de asbestverwijderingsketen en om daarvoor op efficiënte en effectieve wijze toezicht op te kunnen faciliteren, is ook informatie nodig uit andere bronnen. Hierbij kan gedacht worden aan informatie van de AI, het KLPD, politie, etc. Handhavers werken samen om het ketentoezicht te versterken. De samenwerking begint met een gezamenlijk vastgestelde handhavingstrategie en het verbeteren van de daarvoor benodigde onderlinge informatie-uitwisseling. De informatie uit het LAVS vormt na inwerkingtreding een bron voor de toezicht- en handhavingketen. Daarnaast worden onder leiding van de VROM-Inspectie de strafrechtelijke en bestuursrechtelijke handhavingketen nader op elkaar afgestemd en worden knelpunten opgelost. De VROM-Inspectie komt dit jaar met een meerjarennotitie over de voor sluitende handhaving benodigde randvoorwaarden en een interventiestrategie voor de asbestketenhandhaving, waarin ook de invulling van de asbestinterventieteams (Motie Poppe3) nader wordt geduid. Voor risico gestuurde handhaving moet men analyse kunnen maken, alert kunnen reageren op signalen en zorgvuldig documenteren. PIM/thema asbest draagt zorg voor het informatieuitwisselingsspoor tussen de milieuhandhavende instanties. De melder Melders zijn de actoren in het asbestverwijderingsproces (zie schema op pagina 16) De melding Het LAVS is een digitaal systeem. Gebruikers (partijen die betrokken zijn bij de verwijdering van asbest) kunnen een account aanmaken en gegevens inzien en toevoegen. Relatie met andere meldpunten Asbest heeft met veel werkterreinen te maken. Meldingen met betrekking tot asbest komen dan ook via veel 8
De lijn voor het LAVS moet zijn: Niet centraliseren (onderbrengen bij andere meldpunten), maar de gegevens transparant maken zodat ze goed bruikbaar zijn.
In het rapport Informatievoorziening asbest, verkennend onderzoek van Hans Könemann (versie 28 maart 2011) worden alle informatieverstrekkers genoemd.
2 december 2011
19
verschillende kanalen binnen. Bijvoorbeeld bij gemeenten, provincies, VROM-Inspectie Meldpunt (VIM), arbeidsinspectie, politie, postbus 51 en meld misdaad anoniem. De informatie over asbest is hierdoor erg versnipperd en niet uniform. Registratie gebeurt ook niet uniform (als het al gebeurt). Daarnaast loopt door elkaar of er een “officiële” melding wordt gedaan (bijvoorbeeld dat er een inventarisatierapport is opgesteld of start werkzaamheden door opdrachtgever) of dat er een signaal wordt afgegeven (bijvoorbeeld dat er bij de buurman iets verdachts gebeurt). Bovendien is voor het herkennen van en omgaan met asbest deskundigheid nodig, waardoor dossiers vaak worden doorgeschoven en partijen geen verantwoordelijkheid (durven) nemen. Er wordt gestreefd naar een systeem waar alle partijen bij kunnen en waarin de informatievoorziening voor alle partijen gelijk is. Zoals eerder aangegeven wordt vanuit het PIM zorg gedragen voor de informatie-uitwisseling tussen de betrokken milieuhandhavende instanties. Er wordt nagedacht over een koppeling met LMA, maar daarmee kan het asbest nog niet direct naar de bron worden herleid. Op dit moment kan slechts 20 % van het asbest aan een bron gekoppeld worden. De huidige opzet van LMA maakt dat afvalstromen die ergens mogen worden op- of overgeslagen niet meer één op één kunnen worden terug herleid naar een bron. En dat is wat men wenst te bereiken met LAVS. In OLO (omgevingsloket online) wordt een melding gedaan voor bijvoorbeeld slopen/ renoveren. Door hier een link te leggen met het LAVS, zijn gemeenten aangehaakt bij het LAVS. Deze koppeling komt op zijn vroegst eind 2012 tot stand. Het eerdergenoemde rapport van Hans Könemann laat goed zien dat er een noodzaak is voor betere afstemming en een goede organisatie als het gaat om communicatie van overheden over asbest.
20
2 december 2011
Het Meldpunt bodemkwaliteit Het meldpunt Het Meldpunt Bodemkwaliteit is een centraal meldpunt voor de melding van het voornemen tot toepassen van bouwstoffen, grond en baggerspecie. Het meldpunt Bodemkwaliteit is in functioneel beheer bij Agentschap NL. Het is ontwikkeld en wordt gehost door een extern Door een ketenorganisatie als uitgangspunt te nemen, maakt het geheel aan meldsystemen bedrijf. efficiënter en is de informatie minder gefragmenteerd. Bij het opzetten van een meldpunt zou de doelgroep, namelijk de handhaving, een belangrijke partij moeten zijn.
Historie Het meldpunt is in het leven geroepen met inwerkingtreding van het Besluit bodemkwaliteit. Sinds 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit volledig in werking. Vanaf dat moment gelden ook de bijbehorende meldingsverplichtingen. Dat betekent dat het voornemen tot toepassen van grond, baggerspecie of bouwstoffen via het Meldpunt bodemkwaliteit gemeld moet worden. Taken van Bodem+ Het meldpunt is ondergebracht bij Agentschap NL, onderdeel Bodem+. Bodem+ ondersteunt de bodemwereld met kennis over bodemsanering, -bescherming en -beheer voor een duurzaam gebruik van de bodem en de ondergrond. Daarnaast ondersteunt Bodem+ bij de uitvoering van financiële regelingen en het implementeren van nieuw beleid. Bodem+ vormt een schakel tussen beleidsvorming en de uitvoeringspraktijk van provincies en gemeenten, bijvoorbeeld door het aanbieden van een praktijkgerichte vertaling van beleid, de introductie van instrumenten en het vervullen van een vraagbaakfunctie. Naast het meldsysteem is er een meldkamer. Bij de meldkamer werken ca. 2 fte. De meldkamer biedt technische ondersteuning voor het meldpunt en verwerkt schriftelijke meldformulieren (ca 2% van het totaal aantal meldingen). Voor het bevoegd gezag maakt de meldkamer van het meldpunt een account aan. De meldkamer beantwoordt ook vragen (thans 900-1000 vragen per jaar). Bodem+ voert continu klanttevredenheidsonderzoeken uit naar 15% van de vraagstellers. De klanttevredenheid is gecontinueerd op het niveau van 2008 en 2009. In de periode december 2009 t/m februari 2010 lag het gemiddelde cijfer op 7,3. Door de drukke agenda van zowel medewerkers uit het 1e lijn en de specialisten in de 2e lijn, kan het bij sommige specialistische vragen soms langer duren voordat het antwoord komt. Goede communicatie over de beantwoordingstermijn is dan ook van belang en blijft een aandachtspunt. De melder Het Besluit bodemkwaliteit regelt via artikelen 32 en 42 dat degene die voornemens is een bouwstof respectievelijk grond of baggerspecie toe te passen die meldingsplichtig is, deze toepassing moet melden via het meldpunt bodemkwaliteit. Het Besluit bodemkwaliteit regelt dus dat de toepasser moet melden, maar wijst geen concrete actor aan als toepasser.
2 december 2011
21
Het ligt in de rede dat de opdrachtgever van de toepassing c.q. de eigenaar van de locatie de voorgenomen toepassing meldt, maar via privaatrechtelijke afspraken kan deze verplichting ook bij de aannemer, leverende grondbank of andere betrokkenen worden gelegd. Bodem+ adviseert opdrachtnemers van nuttige toepassing altijd te verifiëren of de opdrachtgever de meldingsplichtige toepassing meldt, en zo niet de melding onderdeel uit te laten maken van de opdracht. Het meldpunt bodemkwaliteit houdt hier ook rekening mee. Iedereen met een meldingsaccount kan een melding van een toepassing verrichten. Uiteraard wordt wel gevraagd aan de melder te verklaren dat hij/zij de melding doet met instemming van de opdrachtgever van de toepassing c.q. de eigenaar van de locatie. De melders zijn aannemers, hoveniers, adviesbureaus e.d. De melding De melding is volledig geautomatiseerd. De melding bevat alle gegevens die de melder heeft ingevuld en de bijlagen die de melder heeft toegevoegd. Alle meldingen blijven bewaard in het meldsysteem. Melders kunnen alleen de eigen meldingen inzien en wijzigen. Het bevoegd gezag kan alleen meldingen in het eigen beheergebied inzien. Een deel van de meldingen of bepaalde bijlagen wordt nog per post of fax gezonden. De meldkamer scant het document in en zendt dit per e-mail door naar het bevoegd gezag. Voor de melding is een format beschikbaar. Door melder toe te voegen bijlagen zijn vormvrij. Het toepassen van vrijwel alle verontreinigde grond en bagger moet vijf dagen voor toepassing gemeld worden. Hierbij moeten de volgende gegevens verstrekt worden: naam en adres van degene die van plan is grond of baggerspecie toe te passen; datum start en afronding toepassing; toepassingslocatie; bevoegd gezag op de locatie van toepassing; toetsingskader waarbinnen de toepassing wordt uitgevoerd; bodemfunctieklasse ter plaatse van de toepassing, als het gaat om een toepassing op de landbodem; kwaliteitsklasse van de bodem waarop of waarin de grond of bagger wordt toegepast, als gaat om een toepassing van grond of bagger volgens het generieke toetsingskader; milieuhygiënische verklaring van de kwaliteit van de toe te passen grond of baggerspecie; percentage bodemvreemd materiaal in de toe te passen grond of baggerspecie; hoeveelheid toe te passen grond of baggerspecie; locatie waarvan de partij toe te passen grond of baggerspecie afkomstig is; gemiddelde gehalten van de stoffen die gemeten zijn in de toe te passen partij grond of baggerspecie ten behoeve van het verkrijgen van de milieuhygiënische verklaring; bij toepassing in of op de bodem onder oppervlaktewater, de naar standaardbodem gecorrigeerde gemiddelde gehalten van de stoffen die gemeten zijn in de partij grond of baggerspecie ten behoeve van het verkrijgen van de milieuhygiënische verklaring; onderzoeksprotocol en onderzoeksstrategie die zijn gehanteerd, als het gaat om een milieuhygiënische verklaring voor een bodemonderzoek; maximale waarden die gelden voor de beoogde toepassing.
22
2 december 2011
Bij een grootschalige toepassing van grond of baggerspecie: de dikte van de laag waarin de grond of baggerspecie wordt toegepast; de dikte van de leeflaag; de milieuhygiënische verklaring van de emissiewaarden van de toe te passen grond of baggerspecie. Volgens het Besluit bodemkwaliteit is de toepassing van de meeste bouwstoffen vrijgesteld van een meldingsverplichting. Het toepassen van IBC-bouwstoffen moet 30 dagen voor toepassing gemeld worden. Het toepassen van bouwstoffen waarbij sprake is van het zonder bewerking opnieuw onder dezelfde condities toepassen van bouwstoffen, waarvan de eigendom niet wordt overgedragen, moet vijf dagen voor toepassing gemeld worden. Bij een melding van de toepassing van bouwstoffen moeten de volgende gegevens verstrekt worden: naam en adres van de toepasser; datum waarop de toepassing plaatsvindt; adres, kadastrale aanduiding en plattegrond van de plaats waar de bouwstof wordt toegepast; vermelding van de beoogde toepassing; vermelding van de bouwstof waarom het gaat en de hoeveelheid die wordt toegepast. Bij een hertoepassing van een bouwstof: De komst van de RUD-en is een enorme kans om werk en plaats waar de bouwstof ketenhandhaving op te pakken. Startpunt moet zijn: vandaan komt. Wat is de informatiebehoefte? Zet mensen uit het Bij het toepassen van IBC bouwstoffen: veld (die beleidsbelang en informatiseringsbelang een milieuhygiënische verklaring; kunnen inschatten) bij elkaar en beleg een sessie beschrijving van de isolatie, over welke kant het op moet. controle-en beheersmaatregelen. De toepasser verstuurt zijn melding naar het meldpunt. De melder krijgt een e-mailbevestiging van zijn melding. Vervolgens stuurt het systeem de melding direct door naar het bevoegd gezag. De toegang tot het meldsysteem wordt geregeld volgens accounts. Iedereen kan een account aanvragen, het account is niet gekoppeld aan certificeringen. De melders kunnen alleen hun eigen meldingen inzien. In de melding is opgenomen wie het bevoegd gezag is. De melding wordt doorgesluisd naar dit bevoegd gezag (veelal gemeenten, soms waterschappen, een enkele keer de provincie). Toegang tot het systeem is bewust laagdrempelig gehouden. Tot op heden is er nog geen misbruik geconstateerd van deze laagdrempeligheid. Het systeem draait volgens de geïnterviewden goed.
2 december 2011
23
Gebruikers Het bevoegd gezag kan meldingen opvragen voor het eigen gebied en kunnen inzagerechten ontlenen. De inspecties van I&M9 kunnen alle meldingen inzien. Het bevoegd gezag (gemeenten, waterschappen, Rijkswaterstaat, soms provincies) kan indicaties aan de melding geven, bijvoorbeeld of ze de melding hebben bekeken of dat deze compleet is. Het bevoegd gezag kan ook andere overheden (bijvoorbeeld de buurgemeenten of een milieudienst) inzagerechten geven in de meldingen die in het beheergebied vallen. Deze organisaties kunnen dan de meldingen wel raadplegen, maar kunnen niets in het systeem wijzigen. De melding biedt het lokale bevoegd gezag de mogelijkheid te verifiëren of de toe te passen partij en de voorgenomen toepassing voldoen aan de vereisten van het Besluit bodemkwaliteit en desgewenst zorg te dragen voor de handhaving. Het bevoegd gezag is op grond van het Besluit bodemkwaliteit niet verplicht om de melding te publiceren en neemt geen formeel besluit op de melding. Na verstrijken van de hierboven genoemde termijnen mag de toepasser starten met de nuttige toepassing, maar het bevoegd gezag mag en kan ook hierna nog handhavend optreden. De toepasser is en blijft verantwoordelijk voor het voldoen aan de vereisten van het Besluit bodemkwaliteit. De meldingen geven nog geen volledig beeld. In sommige gemeenten wordt nog gewerkt op basis van het overgangsrecht. Met ingang van 1-1-2013 moeten alle meldingen via het meldpunt lopen. De resultaten van de meldingen worden elk jaar verwerkt in het monitoringsverslag Bbk.
De behoefte aan ketenhandhaving moet heel duidelijk zijn als het gaat om een milieumeldpunt. Door de meldpunten bij elkaar te zetten met de opdracht uit te zoeken wat men gemeenschappelijk heeft, in plaats van wat de verschillen zijn, kunnen er stappen in de goede richting worden gedaan.
Relatie met andere meldpunten Op de website van Bodem+ staat een koppeling naar de website naar het toezichtloket bodem van de VI. De VI zoekt voor specifieke gevallen contact met Bodem+, Bbk. AgNL is de enige die overzichten kan maken van bijvoorbeeld specifieke aannemers. De relatie met SIKB is met name gericht op het SIKBprotocol 0101. Alle velden in het meldsysteem zijn opgenomen in het protocol. Elke melding van het bevoegd gezag wordt in XML-bericht meegestuurd.
Ombouwen van de systemen kost geld, maar start vanuit de bestaande systemen en maak daarboven een tool zodat alle aspecten kunnen worden gekoppeld.
Het besluit melden is zo gewijzigd dat de een melder niet meer in twee systemen (AMICE en Bbk) hoeft te melden als het gaat om afgiftemeldingen voor grond, bagger of 9
24
De inspecties van I&M, IVW en VI, gaan met ingang van 1 januari 2012 over in de Inspectie Leefomgeving en Transport.
2 december 2011
bouwstoffen. Deze hoeven alleen nog maar in het meldsysteem Bbk te worden gemeld. Ketentoezicht is hierdoor wel lastiger geworden. Indien sprake is van de toepassing van meststoffen (producten die op grond van de Meststoffenwet als meststof worden verhandeld) is het Bbk niet van toepassing (en is er dus geen sprake van een meldplicht op grond van het Bbk).
2 december 2011
25
Het VROM-Inspectie Meldpunt Het meldpunt Het VROM-Inspectie Meldpunt is het front office van de VROM-Inspectie voor signalen en meldingen over de naleving en uitvoering van VROM wet- en regelgeving. Historie Om de netwerkpartners van de VROM-inspectie (zoals Douane, politie en IVW) zo goed mogelijk te adviseren en ondersteunen, is op 1 januari 2010 het VROM-Inspectie Meldpunt (VIM) geopend. Het VIM is ontstaan uit het meldpunt voor vuurwerk (LMIP), het Meldpunt EVOA en het Meldpunt integriteit wooncorporaties. De meldkamer werd bemenst door de experts op het gebied van in- , uit- en doorvoer van afvalstoffen. In principe werden meldingen en vragen in het veld afgehandeld. Lukte dat niet, dan werd de vraag doorgespeeld naar de meldkamer EVOA. Toen er meer onderwerpen kwamen, ontstond het idee om de meldpunten te bundelen in het VIM. Geleidelijk ontstond het inzicht dat het meldpunt meer moest worden, namelijk het zijn van een vraagbaak/ frontoffice, waar een groot deel van de vragen en meldingen wordt afgehandeld (en dus niet zoals nu naar de backoffice, de programma’s worden doorgezet). Deze koerswijziging is in september 2010 ingezet. In de nieuwe omgeving, in 2012, worden voor vragenstellers van buiten de vragen en antwoorden bijgehouden. De antwoorden worden opgesteld door de deskundige van het betreffende onderwerp en vervolgens geautoriseerd, zodat als een eerder gestelde vraag weer gesteld wordt, het antwoord weer hetzelfde is. Op deze wijze werkt het informatiecentrum van de Inspectie Verkeer en Waterstaat nu al. Inmiddels kunnen voor 31 onderwerpen meldingen worden gedaan, waaronder: Legionella Biociden Bodemsignalen Cadmiumhoudende producten Drinkwater Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) Integriteitzaken Ozonlaagaantastende stoffen en F-gassen Crisis- en Ongevallenmeldingen Vuurwerk CE-bouwmarkering Integriteit woningcorporaties Interne Markt informatiesysteem (alleen voor overheden) Inlichtingen- en Opsporingsdienst (VROM-IOD) Explosieven civiel gebruik Free riders & illegaliteit Buisleidingexploitanten Asbest
26
2 december 2011
Taken Het VIM heeft de volgende taken: ontvangen, registreren en beoordelen van signalen en meldingen; uitzetten van meldingen bij de juiste afdeling van de VROM-Inspectie; informatie en advies geven. Het VIM is een tool om het toezicht daar te laten plaats vinden waar dat het hardst nodig is. Het VIM registreert de melding en zorgt ervoor dat deze in behandeling wordt genomen. Het VIM levert operationele analyses aan, een doorvertaling van wat de meldingen werkelijk betekenen voor de omgeving. De VROM-Inspectie kan naar aanleiding van een melding handhavend optreden. De VROMInspectie kan ook besluiten geen actie te ondernemen en zich beperken tot het registreren van de melding. Daarvoor is het noodzakelijk dat het proces goed georganiseerd wordt, zodat slechts die meldingen door het systeem worden geselecteerd waarvan het nodig/ wenselijk is dat ze opvolging krijgen. Naast de meldingen geeft het VIM een nieuwsbrief uit. Er werken 7 fte bij het VIM. De melder Bij het VIM kunnen burgers, bedrijfsleven en medehandhavers informatie kwijt over een groot aantal onderwerpen (zie hiervoor). Zo verwerkt het meldpunt bodemkwaliteit tips over mogelijke overtredingen van een wettelijk voorschrift bij de toepassing van grond, bagger of bouwstoffen. Bij het meldpunt asbest kunnen burgers terecht met meldingen over asbest in de grond, in wegen e.d. en van asbest in bouwmateriaal of gebruiksvoorwerpen. Exploitanten van drinkwaterinstallaties kunnen bij VIM de verplichte melding doen van normoverschrijding van de legionellabacterie. De meldingen zijn dus zeer divers van aard: het gaat zowel om signalen dat er (mogelijk) iets fout gaat (bij een ander dan de melder) als om vastlegging van een bepaalde, toegestane, handeling. Op de website van het VIM staan bij verschillende onderwerpen formulieren die ingevuld kunnen worden. Dit zijn veelal pdf-formulieren. De melding Momenteel komen de meldingen per fax of per pdf-formulier binnen. De pdf-formulieren zijn te downloaden van de VIM-website. De meldingen van legionella en bodem komen via zo’n digitaal web-based meldingsformulier. Deze zijn qua aantal het grootst. Op dit moment wordt de melding geregistreerd en worden, waar nodig, documenten toegevoegd en wordt het geheel doorgestuurd. Het streven is om met ingang van 2012 de meldingen per fax te stoppen en dan alle meldingen digitaal te laten doen. Holmes is een vastleggingssyteem, geen volgsysteem
Er is een kwaliteitssysteem geïmplementeerd waarin per programma/ onderwerp een format wordt doorlopen. Daarna wordt per programma een Service Level Agreement opgesteld waarin de kwaliteit, kwantiteit en procedure is opgetekend wat het VIM voor het onderhavige programma/ onderwerp uitvoert.
2 december 2011
27
Voor bijvoorbeeld legionellameldingen (tussen de 500 en 700 meldingen per maand) zijn al duidelijke indicatoren vastgesteld waar de meldingen aan getoetst worden. Door middel van een query te draaien op het meldingenbestand wordt een overzicht gegenereerd van meldingen met de hoogste urgentie voor handhaving. Een dergelijk systeem komt er ook voor andere onderwerpen, nu het eerst voor nucleaire transporten. De wens is dat voor het eind van het jaar alle onderwerpen ondergebracht bij het VImeldpunt, gereed zijn. Alles komt in een nieuwe meldingenomgeving, welke gelieerd is aan de database Holmes, het VI-informatiesysteem. Dit biedt de mogelijkheid om zelf digitale formulieren aan te leveren. De wens is om alle meldingen te uniformeren en te digitaliseren. Gebruikers Het VIM is in de eerste plaats bedoeld voor collega-handhavers. Juist met de koerswijziging is dit veranderd naar een meldpunt voor onder toezicht staande bedrijven, maar ook voor burgers. Tevens is toen de activiteit ‘operationele analyses’ daar aan toegevoegd om juist de vertaling te kunnen maken naar wat de melding betekent voor de inspecteur De gebruiker moet centraal komen te (informatiegestuurde handhaving). staan. In de ketenbenadering is iedere Het VIM is een tool om het toezicht daar te laten speler even belangrijk! plaatsvinden waar dat het hardst nodig is. Daarvoor is wel nodig dat het proces goed georganiseerd wordt, zodat slechts die meldingen door het systeem worden geselecteerd waarvan het nodig/ wenselijk is dat ze opvolging krijgen. De meldingen die bij VIM binnenkomen, worden, na selectie, doorgestuurd naar de juiste afdeling van de VI. De meldingen kunnen worden gebruikt voor gerichte handhavingsacties. Speciale aandacht vraagt de behandeling van meldingen van mogelijke ernstige, strafbare feiten die de tipgever anoniem wil doen. Voor deze melding legt het VIM contact met de VROM IOD, waarna rechercheurs de verwerking van de melding overnemen. Relatie met andere meldpunten Holmes, het VI-informatiesysteem, wordt ook de database voor de andere rijksinspecties. Meldingen worden uitgewisseld met andere inspecties (VWA, IVW, AID en AI), de douane, de politie, de Belastingdienst en andere relevante organisaties. Uiteindelijk kunnen hier de geplande acties in worden opgenomen zodat het verschillende malen bezoeken van bedrijven niet meer onnodig gebeurt. Ontwikkelingen Het systeem moet goed georganiseerd De wens is om meer uniformering te krijgen in de worden: wat heb ik nodig in het proces om verschillende onderwerpen die het meldpunt bedient. dit zo efficiënt mogelijk te doen? Voor elk onderwerp moeten indicatoren worden opgesteld waar elke melding op kan scoren. Op zo’n manier kan voor elk onderwerp een query worden geschreven waarmee een overzicht gegenereerd kan worden welke een dagelijkse analyse van de indicatoren oplevert.
28
2 december 2011
3. Overzicht van de meldpunten De in hoofdstuk 2 beschreven meldpunten zijn verschillend in opzet en werkwijze, maar hebben zeker ook overeenkomsten. In dit hoofdstuk is een overzicht gegeven van deze overeenkomsten, verschillen en raakvlakken. Afval De meldpunten hebben bijna allemaal een raakvlak met afval. LMA en EVOA registreren meldingen van afvalontvangst, -afgifte en -transport. Bij LAVS wordt ook het traject voorafgaand aan de fase dat het asbest als afval vrijkomt in kaart gebracht. Uiteindelijk wordt asbest gestort op een stortplaats. Een partij grond, bagger of bouwstoffen (in bepaalde gevallen een afvalstof) kan worden gevolgd met de meldingen in het Bbk-systeem. Tenslotte heeft een deel van het VIM ook betrekking op afval. Ketentoezicht Bovengenoemde meldpunten gaan allemaal over ketentoezicht; er komt materiaal (vaak een afvalstof) vrij dat ergens anders (soms met veel tussenstappen) naar toe gaat. Uitzondering hierop is VIM. VIM valt voor een deel over de andere meldpunten heen en heeft soms hele duidelijke raakvlakken met de andere meldpunten, bijvoorbeeld als het gaat om asbest of bodem. Het verschil is dat de vier andere meldpunten ter registratie dienen van een voor de melder legale handeling. Er is een wettelijke plicht een bepaalde handeling te melden. Bij VIM gaat het voornamelijk om afwijkingen, overtredingen, signalen dat er iets niet goed gaat. VIM registreert deze meldingen voor veel verschillende thema’s, in tegenstelling tot de overige meldpunten, die ‘sectoraal’ zijn. Raakvlakken Er zijn bedrijven die te maken hebben met een meldplicht bij meer dan één van de in dit onderzoek beschreven meldpunten. Op dit moment is geregeld dat er dan geen sprake meer is van een dubbele meldplicht10 bij deze meldpunten, dezelfde handeling hoeft niet tweemaal te worden gemeld. Een bedrijf dat meldingsplichtig is op grond van het Besluit melden, kan ook in aanraking komen met de verplichtingen op grond van de EVOA op het moment dat sprake is van in- of uitvoer van afvalstoffen naar of van dat bedrijf. Zo’n meldingsplichtig bedrijf kan in de toekomst bovendien geconfronteerd worden met het LAVS (denk hier bijvoorbeeld een stortplaatsexploitant die voor de stort van asbest een ontvangstmelding moet doen, of een bedrijf waar tussenopslag plaats vindt). Er zal voor deze handelingen een dubbele meldplicht ontstaan indien het LAVS en AMICE niet worden gekoppeld. In de meeste gevallen zal een melding op grond van het Besluit bodemkwaliteit door de toepasser van de grond, de bagger of de bouwstof worden gedaan. Dat zal in een enkel geval ook een bedrijf kunnen zijn dat een meldverplichting heeft op grond van het Besluit melden (bijvoorbeeld een grondbank). Zoals in hoofdstuk 2 is aangegeven is geen sprake (meer) van een dubbele meldplicht: 10
Al zijn of ontstaan er wel dubbele meldverplichtingen op grond van andere wetgeving, Europese richtlijnen en vergunningvoorschriften.
2 december 2011
29
de verplichting tot het doen van een afgiftemelding in Amice is vervallen als de afvalstoffen worden gemeld volgens het Besluit bodemkwaliteit. Een afgiftemelding hoeft eveneens niet te worden gedaan als de afvalstoffen al worden gemeld op grond van het Besluit gebruik meststoffen. Indien een melding volgens het Besluit gebruik meststoffen wordt gedaan, is het Besluit bodemkwaliteit niet van toepassing (en hoeft de toepassing dus niet te worden gemeld). In een schema ziet dat er als volgt uit: Situatie 1
ontdoener NL- afvaltransport- ontvanger NL In deze situatie doet de Nederlandse ontvanger: 1. eerste ontvangstmelding 2. maandelijkse ontvangstmelding 3. afgiftemelding, tenzij: a) Afval wordt afgegeven aan een inrichting die weer een ontvangstmelding moet doen b) Afvalstoffen zijn gemeld op grond van het Besluit bodemkwaliteit of het Besluit gebruik meststoffen c) De afvalstoffen worden door betoncentrales, asfaltinstallaties en/of staalbedrijven verwerkt in beton, staal of asfalt. Situatie 2
ontdoener buitenland- afvaltransport- ontvanger NL In deze situatie doet de Nederlandse ontvanger geen ontvangstmelding indien ontdoener op basis van de EVOA een kennisgeving heeft gedaan. Afgiftemelding tenzij a, b of c hierboven. Situatie 3
ontdoener buitenland- afvaltransport- ontvanger NL In deze situatie doet de ontdoener geen afgiftemelding indien hij op grond van de EVOA een kennisgeving heeft gedaan (dus wel bij groenelijst afvalstoffen) Situatie 4
ontdoener NL- Asbesthoudend afval- In deze situatie doet de ontvanger meldingen als onder situatie 1. In de toekomst moet de ontvanger ook in LAVS melden.
ontvanger NL
Indien een meldingsplichtig bedrijf tevens inzamelaar, handelaar, vervoerder en/of bemiddelaar van afvalstoffen is, dient het zich te laten registreren bij het NIWO. In de onderstaande tabel zijn de belangrijkste verschillen en overeenkomsten samengevat.
30
2 december 2011
LMA
EVOA
BBK
LAVS
VIM
Onderwerp
afval
afval
asbest (afval)
Divers, ook afval
Meldplicht vastgelegd in wet? Melding
ja
ja
bodem (bouwstoffen, grond en bagger kunnen afvalstoffen zijn) ja
gedeeltelijk
vastlegging (legale handeling
vastlegging (legale handeling
vastlegging (legale handeling
ja, maar niet gekoppeld aan het LAVS vastlegging (legale handeling
Registreert
Specifieke handeling mede t.b.v. ketentoezicht ja, grotendeels bedrijven die afvalstoffen in ontvangst nemen (en de verplichting tot melden hebben)
Specifieke handeling
Specifieke handeling mede t.b.v. ketentoezicht ja degene die voornemens is een bouwstof, grond of baggerspecie wil toepassen (hoveniers, aannemers, adviesbureaus)
handhaving, beleid, vergunningverlening, bedrijven vormvast
handhaving, beleid
handhaving, beleid
vormvast
vormvast, bijlagen vormvrij
Bbk, EVOA, Dienst Regelingen, LAVS (in de toekomst)
LMA
LMA
Melding digitaal Melders
Gebruikers
Melding vormvast of vormvrij
Relatie andere meldpunten
2 december 2011
nee, nog niet kennisgever (producent, inzamelaar, handelaar of makelaar van afval) en dit over wil brengen naar een ander land
Specifieke handeling mede t.b.v. ketentoezicht ja alle actoren in het asbestverwijderingsproces (gemeenten, laboratoria, bedrijven voor asbestinventarisatie en bedrijven voor asbestverwijdering, stortplaatsen, etc.) actoren asbestverwijdering, handhaving, beleid vormvast
divers, (o.a. VIM, LMA, GGD, AI)
31
vastlegging (legale handeling), melding mogelijke overtreding, afwijking specifieke handeling, niet t.b.v. ketentoezicht ook burgers, bedrijven, handhavers
handhaving
Vormvast: vanaf 1-1-’12 zijn voor de gehele omgeving meldingsformulieren beschikbaar divers, afhankelijk van onderwerp
4. Aandachtspunten en aanbevelingen In dit hoofdstuk worden de belangrijkste opmerkingen, aanbevelingen en aandachtspunten die naar voren zijn gekomen tijdens de interviews weergegeven. Soms gaan de opmerkingen over feiten, soms wordt enkel een mening verwoord. Uit hetgeen hierna volgt, kunnen dan ook geen algemene conclusies worden getrokken. De opmerkingen zijn divers van aard en slechts bedoeld om voor het vervolg handvatten aan te reiken. Betrouwbaarheid database Melders in AMICE kunnen hun eigen meldgegevens raadplegen. Voor de melders betekent dit een extra stimulans om volledig en correct te melden. Dit draagt bij aan een database met juiste, volledige, actuele meldgegevens over zowel bedrijfs- als gevaarlijk afval. Ketentoezicht De gebruiker moet centraal komen te staan. In de ketenbenadering is iedere speler even belangrijk! De behoefte aan ketenhandhaving moet heel duidelijk zijn als het gaat om een milieumeldpunt. Om ketentoezicht (meer) mogelijk te maken, dienen meldgegevens uit verschillende databases nu te worden gecombineerd. Door sleutelfiguren van de meldpunten bij elkaar te zetten met de opdracht uit te zoeken wat men gemeenschappelijk heeft, in plaats van wat de verschillen zijn, kunnen er stappen in de goede richting worden gedaan. Ombouwen van de systemen kost geld, maar start vanuit de bestaande systemen en maak daarboven een tool zodat alle aspecten kunnen worden gekoppeld. De koppeling van LAVS met LMA wordt ingeregeld, maar daarmee kan het asbest nog niet direct naar de bron worden herleid. Op dit moment kan slechts 20% van het asbest aan een bron gekoppeld worden. De huidige opzet van LMA maakt dat afvalstromen die ergens mogen worden op- of overgeslagen niet meer één op één kunnen worden terug herleid naar een bron. En dat is wat men wenst te bereiken met LAVS. De komst van de RUD’s is een enorme kans om ketenhandhaving op te pakken. Startpunt moet zijn: Wat is de informatiebehoefte? Zet mensen uit het veld (die beleidsbelang en informatiseringsbelang kunnen inschatten) bij elkaar en beleg een sessie over welke kant het op moet. Organisatie Het is spijtig dat het asbestvolgsysteem niet bij AgNL wordt ondergebracht. Jammer genoeg is er op dit moment nog in beperkte mate koppeling tussen de verschillende meldpunten gerealiseerd. Meldpunten spreken nu nog een verschillende taal: de wijze waarop een melder zich moet aanmelden in het systeem verschilt en de omschrijving van een verwerkingsproces (in Europese termen of in Nederlandse termen) verschilt ook 32
2 december 2011
In OLO (omgevingsloket online) wordt een melding gedaan voor bijvoorbeeld slopen/ renoveren. Door hier een link te leggen met het LAVS, zijn gemeenten aangehaakt bij het LAVS. Deze koppeling komt op zijn vroegst eind 2012 tot stand. Sommige taakverdelingen zijn niet goed uit te leggen, bijvoorbeeld met AgNL afdeling EVOA. Indien sprake is van illegale overbrenging naar Nederland en het afval moet terug naar het land van herkomst, regelt de VI dit. Andersom, als afval illegaal naar het buitenland is vervoerd, regelt Agentschap NL dat dit terugkomt. Gebruik door handhaving De Vrom-Inspectie (VI) kan in TERRA kijken. Van deze mogelijkheid wordt volgens de geïnterviewden niet veel gebruik gemaakt. De afdeling ontvangt wel veel vragen van de VI. Wanneer het systeem goed draait, is het belangrijk om de VI-medewerkers de mogelijkheden van het systeem uit te leggen. De wens is om meer uniformering te krijgen in de verschillende onderwerpen die het meldpunt bedient. Voor elk onderwerp moeten indicatoren worden opgesteld waar elke melding op kan scoren. Op zo’n manier kan voor elk onderwerp een query worden geschreven waarmee een overzicht gegenereerd kan worden welke een dagelijkse analyse van de indicatoren oplevert. Toekomstmuziek? Nederland kan de administratieve lasten omlaag brengen door samen met België, Duitsland, Oostenrijk en Luxemburg gebruik te maken van EUDIN (European Data INterchange for Waste Notification systems), een elektronische meldapplicatie voor de EVOA. De Europese Commissie is voorstander van gebruik hiervan. Waarom, in navolging van de Wabo en de Omgevingswet geen Besluit melden omgevingsrecht?
2 december 2011
33
5. Bijlagen Lijst van gebruikte afkortingen AGNL AI AID AMICE
Agentschap NL ArbeidsInspectie Algemene InspectieDienst Afval Meldingen Informatie en Communicatie Electronisch
BAG Bbk BZK
Basisregistratie Adressen en Gebouwen Besluit Bodemkwaliteit Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
EL&I Ministerie van Economische zaken, Landbouw en Innovatie EUDIN European Data Interchange for Waste Notification Systems EURAL Europese Afvalstoffenlijst EVOA Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen GGD
Gemeentelijke Gezondheidsdienst
IBC I&M IOD IVW
Isoleren, Beheersen en Controleren Ministerie van Infrastructuur en Milieu Inlichtingen- en OpsporingsDienst Inspectie Verkeer en Waterstaat
KLPD Korps Landelijke PolitieDiensten LARS LAVS LIMP LOM LMA
Landelijk Asbest Registratie Systeem Landelijk AsbestVolgSysteem Landelijk Meld- en Informatiepunt van de VROM-Inspectie Landelijk Overleg Milieuhandhaving Landelijk Meldpunt Afvalstoffen
NIWO Nationaal en Internationaal Wegvervoer Organisatie NORA Nederlandse Overheids Referentie Architectuur OLO
Omgevingsloket OnLine
PIM Programma Informatie-uitwisseling Milieuhandhaving PUMA Programma Uitvoering Met Ambitie RIVM RijksInstituut voor Volksgezondheid en Milieu RUD Regionale UitvoeringsDienst SCA
34
Stichting Certificatie Asbestketen
2 december 2011
SGGV Slim Geregeld Goed Verbonden SIKB Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer VI VIHB VIM V&J VNG VROM VWA
VROM Inspectie Vervoerders, Inzamelaars, Handelaars en Bemiddelaars van afvalstoffen VROM Inspectie Meldpunt Ministerie van Veiligheid en Justitie Vereniging Nederlandse Gemeenten Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieu Voedsel en Waren Autoriteit komt die voor
Wabo Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
2 december 2011
35
Literatuurlijst C.E.M. van Dongen (advies- en organisatiebureau PRaedt, Eindrapport advies beheer asbestvolgsysteem, 2010. MMG, Bezuinigingsnotitie LMA 2011 t/m 2016, versie 15 september 2011. MMG, Tactisch-strategisch plan van aanpak Stichting LMA, versie 15 september 2011. LMA, jaarverslag 2010. Stichting Vervoeradres, Transport van afval, 2010. Hans Könemann, Informatievoorziening asbest, verkennend onderzoek, versie 28 maart 2011 Tim Berkelaar, Marc Gerrard, Peter Nooteboom (ICTU), Naar een gezamenlijke Inspectieview Milieu, Eindrapportage verkenning verbetering informatie-uitwisseling milieuhandhaving, 22 augustus 2010. I&M en ICTU, Programma Informatie-uitwisseling Milieuhandhaving, Programmaplan, maart 2011.
36
2 december 2011
Geïnterviewde personen Interview 1: Landelijk meldpunt afvalstoffen Hans Neele (LMA) Remco Schoonenberg (LMA) Interview 2: Landelijk Asbestvolgsysteem Otto Hegeman (LOM) Rianne Dobbelsteen (I&M) Berend Timmer (ICTU) Interview 3: EVOA Berthold Eshuis (EVOA) Hans van der Steen (LMA, één domein afval) Herman Hofman (I&M) Interview 4: VIM Walter Klomp (VIM) Wil van der Kwartel (VI) Interview 5: meldpunt Bodemkwaliteit Bert Brok (Bodem+) Wout de Vogel (I&M)
2 december 2011
37
Verslagen van de interviews Samenvatting interview 1 met vertegenwoordigers van het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen Geïnterviewd: Hans Neele en Remco Schoonenberg van het LMA Organisatiestructuur en taken De Stichting LMA is aangewezen als landelijke meldinstantie voor de meldingen op grond van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen. De Stichting heeft haar taken uitbesteed aan de uitvoeringsorganisatie LMA (UO-LMA), ondergebracht bij Agentschap NL (verwerking meldgegevens, dienstverlening) en Logica (ICT). Het LMA kent een Raad van Toezicht, waarin de twaalf milieugedeputeerden zitting hebben. De taken van de Raad van Toezicht zijn het vaststellen van de statuten en een meerjarenbegroting en het benoemen van bestuursleden. Het bestuur benoemt een directeur. Deze positie wordt al geruime tijd bezet door Jos Laagland. De Stichting wordt betaald door het ministerie van I&M dat geld doorsluist aan de provincies en door de provincies zelf in een verhouding van ongeveer (80% / 20%). De UO-LMA bestaat uit een aantal die door coördinatoren worden aangestuurd. Medio 2009 heeft IPO-HoHa (hoofden handhaving) besloten tot landelijke uniformering van administratief toezicht en een nadrukkelijker sturing richting LMA. Het GO als adviserend orgaan houdt op te bestaan en is opgegaan in het LAT (Landelijk Administratief Toezichthoudersoverleg). Het bespreken van LMA zaken in het LAT, betekent ook dat IPO-HoHa een belangrijker rol gaat vervullen in het (besluitvormings-)proces van het LMA. De Stichting LMA benut hen in de toekomst als adviserend orgaan bij het nemen van beslissingen over het uitvoeren van projecten. Bij de UO-LMA werken ongeveer 15 mensen (12 fte). Hun taken bestaan voornamelijk 11 uit: verzamelen en beheer meldgegevens helpdesk voorlichting en cursussen, implementatie en evaluatie wet- en regelgeving maken van voorstellen voor het functioneel beheer analyses en rapportages Lopende onderzoeken Bezuinigingsnotitie Stichting LMA 2011 t/m 2016. Dit onderzoek wordt dit jaar afgerond Tactisch-strategisch plan van aanpak Stichting LMA. Dit jaar wordt onderzocht hoe verschillende externe ontwikkelingen, zoals de vorming van de RUD’s invloed hebben op de aansturing van het LMA Inspectieview Milieu Impactanalyse Naar een domein afval.
11
38
In het jaarverslag worden de taken van het LMA meer uitgebreid beschreven
2 december 2011
Nieuwe ontwikkelingen Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de uitbreiding van de meldplicht voor kleinere composteerinrichtingen en sorteerbedrijven zijn de gemeenten bevoegd gezag geworden voor veel meldingsplichtige bedrijven. De gemeenten lijken nog niet veel te doen aan handhaving van het besluit melden. Het LMA ziet een kans met de realisatie van de RUD’s waarbij provinciale handhavers, die ervaring hebben met het gebruik van de meldgegevens hun voorheen gemeentelijke collega’s kunnen instrueren. Dat is ook het moment waarop het LMA (weer) met voorlichting en cursussen de boer op moet. Het is overigens nog niet duidelijk of de provinciale vertegenwoordigers waar nu mee wordt samengewerkt in de toekomst alleen hun “eigen” RUD zullen vertegenwoordigen (en er dus een aantal contactpersonen bij zullen moeten komen) of dat alle RUD’s in een provincie zullen worden vertegenwoordigd door 1 persoon. De verschuiving van bevoegdheden kan overigens tot gevolg hebben dat de gemeenten het Rijk gaan vragen om een meer geld in het gemeentefonds vanwege de extra taken die zij erbij krijgen. Dit heeft vervolgens gevolgen voor de financiering van het LMA. De oprichting van de RUD’s heeft natuurlijk ook invloed op de positie van het LMA. Via een impactanalyse probeert het LMA zich nu een goed beeld te vormen van de consequenties die de oprichting van de RUD’s zal hebben voor de eigen positie en taken. De eerste indrukken uit de impactanalyse wijzen in de richting van een positie als specialistische dienst, waarbij het LMA bij voorkeur in samenwerking met andere meldpunten zich richt op de rol van kennis- en informatiemakelaar en bronbeheerder op het gebied van (binnenlands) afval. In het kader van Een domein afval wordt getracht EVOA, LMA en Beleid & monitoring beter op elkaar te laten aansluiten. Ook de (jaarlijkse) bezuinigingen kunnen invloed hebben op de financiering van het LMA. Zie ook de eerder genoemde bezuinigingsnotitie. Mogelijke verbeteringen, wensen Door laatste wijziging van het Besluit melden zijn een aantal uitzonderingen op de meldverplichting opgenomen (ter voorkoming van dubbel melden). In Amice is de laatste stap bij toepassing van grond, bagger op bouwstoffen en de export van afval niet meer zichtbaar. De afstemming met EVOA en Bodem+ dient derhalve verbeterd te worden. Overigens worden in het kader van het project Naar een domein afval al belangrijke stappen gezet in de afstemming tussen Beleid en Monitoring, EVOA en UO-LMA. Het asbestvolgsysteem zou ook bij elkaar moeten worden/ zijn ondergebracht. Dit geldt ook voor de VIHB-lijst. Ook is afstemming met LNV voor wat betreft compost en meststoffen wenselijk. Daarnaast zou er een koppeling met gegevens over de stromen die onder producentenverantwoordelijkheid vallen. Het meest wenselijk zou zijn als er een besluit melden omgevingsrecht zou komen. Alle meldingen (in ieder geval LMA, EVOA, Bodem+, asbestvolgsysteem en LNV in een meldsysteem). Er is sowieso meer afstemming tussen de verschillende meldsystemen noodzakelijk. Nu kent elk systeem zijn eigen “taal”.
2 december 2011
39
Samenvatting interview 2 over het Landelijk Asbestvolgsysteem Geïnterviewd: Rianne Dobbelsteen (ministerie van I&M, verantwoordelijk voor het asbestbeleid), Otto Hegeman (LOM, verantwoordelijk ketentoezicht asbest en namens Slim Geregeld Goed Verbonden (Sggv) voor de casus asbesttoezicht) en Berend Timmer (PIM, projectleider Risicogestuurd handhaven in de Asbestketen door betere informatie-uitwisseling). Datum en plaats: 12 oktober 2011, Den Haag, ICTU. Stand van zaken landelijk asbestvolgsysteem (LAVS) Meermalen is in de TK gesproken over de landelijke uitrol van een asbestvolgsysteem in 2012. In de kabinetsreactie van afgelopen februari12 is als volgt gecommuniceerd over het LAVS: “Het doel van het asbestvolgsysteem is om alle handelingen met asbest (zoals inventarisatie, vergunning, melding, asbestvrijgave) inzichtelijk te maken door deze in te voeren in een volgsysteem. In 2009 is een dergelijk systeem, mede geïnitieerd door de woningbouwcorporaties en de gemeenten, getest. Deze test was zeer succesvol en het systeem wordt nog dit jaar uitgebreid naar een Landelijk Asbestvolgsysteem. De Vereniging Nederlandse Gemeenten en Aedes Vereniging van Woningbouwcoöperaties dragen zorg voor de verdere uitrol. Door de grote meerwaarde die alle betrokken partijen zien in dit systeem, de kansen die het biedt voor een verbeterd toezicht en tegelijkertijd de potentieel lagere administratieve lasten (een onderzoek hiernaar wordt binnenkort afgerond), verwacht ik dat het landelijk Asbestvolgsysteem succesvol zal worden. Doel is dat het Asbestvolgsysteem een centrale plaats krijgt als informatiebron voor het ketentoezicht en als hulpmiddel waarmee gebouweigenaren, gemeenten, opdrachtgevers, asbestinventariseerders, asbestsaneerders en particulieren op de juiste wijze aan de verplichtingen van de asbestregels kunnen voldoen.” Informatie over de huidige opzet van LAVS
12
40
Brief 15 februari 2011 (TK 25 834, nr. 58).
2 december 2011
In de certificatieschema’s, die leidend zijn voor de asbestketen (inventariseren, verwijderen en lab’s) is opgenomen dat elke handeling met asbesthoudend materiaal gemeld moet worden in het LAVS. Zodoende gaat men er vanuit dat sprake is van een goede dekkingsgraad. Betrokkenheid ketenpartijen bij LAVS De bouw van het asbestsysteem en landelijke uitrol geschiedt op uitdrukkelijk verzoek van VNG en Aedes. VNG vraagt in haar brief van februari 2010 om een landelijke uitrol, opdat gemeenten online het asbestverwijderingsproces kunnen volgen en alle relevante documenten op elk moment kunnen inzien. Aedes draagt als koepel bij in menskracht en middelen omdat zij het belang van transparantie in de asbestketen onderschrijven en incidenten willen voorkomen. Daarnaast heeft ook het asbestbedrijfsleven I&M om een landelijke uitrol gevraagd om ondersteuning te bieden in de - als complex ervaren - asbestregelgeving. Randvoorwaarden landelijke uitrol In 2010 is door de ICT-deskundigen binnen het departement onderzocht op welke wijze en met welke randvoorwaarden het asbestvolgsysteem het beste landelijk kon worden uitgerold. Belangrijke algemene eisen van rijks-ICT-systemen zijn robuustheid, betrouwbaarheid, schaalbaarheid, toekomstvastheid en voldoen aan de kaders die gesteld zijn in de Nederlandse Overheids Referentie Architectuur (NORA). Bovendien is voor I&M hoofdzaak dat verbetering van handhaving door transparantie in de asbestketen plaatsvindt, naast vermindering van administratieve lasten en vereenvoudiging van de asbestprocedures voor de deelnemers. Om die reden is veel tijd gestoken in het goed aansluiten en koppelen van het LAVS aan reeds bestaande overheidssystemen, zoals OmgevingsLoket Online (OLO), Basisregistratie adressen en Gebouwen (BAG), E-Herkenning en het Landelijk Meldpunt afvalstoffen (LMA). Gedurende het ontwikkeltraject in 2011 is gesproken met gebruikers uit de verschillende onderdelen in de keten. Niet alleen de gemeenten, inspecties en wooncorporaties zijn betrokken, maar ook de bedrijven die de asbestinventarisaties verrichten en bedrijven uit de asbestverwijderingsbranche, alsmede de geaccrediteerde laboratoria. Daarmee is in het ontwerp van het LAVS inmiddels de basis gelegd voor een betrouwbaar systeem waar niet alleen de procedure van asbestverwijdering vereenvoudigd wordt, maar ook transparantie in de keten en naar de handhavers belangrijk wordt verbeterd. Door koppelingen met gebruikers wordt de noodzakelijke informatie in de keten uitgewisseld en worden tegelijk, automatisch, de verplichte startmeldingen voor toezicht door Arbeidsinspectie, gemeenten en Certificerende Instellingen gedaan, waardoor de administratieve lasten bij de ketenpartijen afnemen. Planning LAVS Het LAVS wordt in opdracht van I&M/RB in 2012 gebouwd en opgeleverd. I&M/DCI verzorgt de begeleiding van de bouw en de overdracht naar beheer. Na oplevering zal het beheer van het LAVS onder gebracht worden bij de OLO beheerder onder regie van I&M/DCI. Het LAVS wordt ondergebracht bij I&M, DCI. De communicatie van het gehele LAVS-traject wordt verzorgd door I&M en Infomil (iov I&M en VNG) en AEDES.
2 december 2011
41
De communicatie rond asbest wordt overigens door talloze partijen gedaan, afhankelijk van de doelgroep en het deelonderwerp. Te denken valt aan het RIVM, de Arbeidsinspectie, brancheverenigingen, GGD etc. 13 Relatie overige meldpunten Asbest heeft met veel werkterreinen te maken. Meldingen met betrekking tot asbest komen dan ook via veel verschillende kanalen binnen. Bijvoorbeeld bij gemeenten, provincies, VROM-Inspectie Meldpunt (VIM), arbeidsinspectie, politie, postbus 51, meld misdaad anoniem. De informatie over asbest is hierdoor erg versnipperd en niet uniform. Registratie gebeurt ook niet uniform (als het al gebeurt). Daarnaast loopt door elkaar of er een “officiële” melding wordt gedaan (bijvoorbeeld dat er een inventarisatierapport is opgesteld of start werkzaamheden door opdrachtgever) en of er een signaal wordt afgegeven (bij voorbeeld dat er bij de buurman iets verdachts gebeurt). Bovendien is voor het herkennen van en omgaan met asbest deskundigheid nodig, waardoor dossiers vaak worden doorgeschoven en partijen geen verantwoordelijkheid (durven) nemen. Er wordt gestreefd naar een systeem waar alle partijen bij kunnen en waarin de informatievoorziening voor alle partijen gelijk is. De koppeling maken met LMA wordt ingeregeld, maar daarmee kan het asbest nog niet direct naar de bron worden herleid. Op dit moment kan slechts 20 % van het asbest aan een bron gekoppeld worden. De huidige opzet van LMA maakt dat afvalstromen die ergens mogen worden op- of overgeslagen niet meer één op één kunnen worden terug herleid naar een bron. En dat is eigenlijk wel wat men wenst te bereiken met LAVS. In OLO (omgevingsloket online) wordt een melding gedaan voor bijvoorbeeld slopen/ renoveren. Door hier een link te leggen met het LAVS, zijn gemeenten aangehaakt bij het LAVS. Deze koppeling komt op zijn vroegst eind 2012 tot stand. De wens is niet om de meldpunten te centraliseren, maar de gegevens transparant te maken voor een ieder die een rol heeft in de asbestketen. Denk vanuit de gebruiker, daar moet het niet ingewikkelder voor worden. Er worden vraagtekens gezet of er voor asbest (vooralsnog) winst is te halen door alles te centraliseren, omdat dit niet aansluit bij de bottom-up In praktijk heeft elke melding zijn eigen loket en eigen afhandeling. Uniformering is hier niet gewenst. Vooruitzichten Op de korte termijn is signaaltoezicht belangrijk, zodat het voor de langere termijn makkelijker wordt adequaat te kunnen inspelen op de signalen. Het is de bedoeling om nu op korte termijn resultaten te boeken om het in beweging te krijgen. Het langere termijn doel is om te kunnen volgen wat er waar gebeurt en de verzamelde gegevens te kunnen aggregeren zodat er speerpunten geformuleerd kunnen worden en een focus kan worden aangebracht. Balans handhaving en LAVS Het doel van het LAVS is het ondersteunen van de opdrachtgever en de uitvoerende partijen in de asbestverwijderingsketen bij het volgens de regels (laten) uitvoeren van asbestinventarisaties en – 13
42
In het rapport Informatievoorziening asbest, verkennend onderzoek van Hans Könemann (versie 28 maart 2011) worden alle informatieverstrekkers genoemd.
2 december 2011
verwijderingen. Parallel aan het LAVS wordt het LARS gemaakt. Het LARS zorgt door verbetering van de informatievoorziening voor inzicht in de aanwezigheid van asbest, transparantie in de asbestverwijderingsketen en verhogen van de pakkans en het kunnen corrigeren of uitsluiten van zwakke partijen. Risicogestuurd handhaven in de asbestketen Voor risico gestuurde handhaving moet men analyse kunnen maken, alert kunnen reageren op signalen en zorgvuldig documenteren. Vanuit PIM/thema asbest wordt hierin een faciliterende rol genomen door koppeling van bronnen en selectie van informatie. LARS is één van de bronnen om tot risicogestuurd toezicht en handhaven te komen. Om beter zicht te krijgen op activiteiten in de asbestverwijderingsketen en om daarvoor op efficiënte en effectieve wijze toezicht op te kunnen faciliteren, is ook informatie nodig uit andere bronnen. Hierbij kan gedacht worden aan informatie van de AI, het KLPD, politie, etc. Schematisch:
2 december 2011
43
Samenvatting interview 3 over het meldpunt EVOA en Eén domein afval Geïnterviewd: Herman Hofman (I & M, afval en ketens), Berthold Eshuis (EVOA) en Hans van der Steen (LMA, voor Eén domein afval) EVOA De afdeling EVOA en Besluiten wordt gevormd door circa 40 personen (in 34-45 fte). Er zijn twee teams. Managers zijn Kitty Yang en Berthold Eshuis. De Afdeling houdt zich bezig met het afhandelen van de aanvragen voor internationale afvaltransporten (in-, uit- en doorvoer), het verwerken van de meldingen van deze afvaltransporten en de borgstellingen. De database waarin meldgegevens worden opgeslagen is TERRA. De performance van TERRA is nog niet op het gewenste niveau. Er is een achterstand van een enkele honderdduizenden meldingen. De meldingen komen binnen per fax. De data moeten gedeeltelijk in TERRA worden overgenomen. Elektronisch melden kan nu nog niet, maar is wel de verwachting dat dit binnenkort mogelijk wordt. Overigens komt het door de EVOA zelf dat er ook een papieren versie moet zijn van de benodigde documenten voor tijdens het transport. Daarbij hanteren de EU-landen verschillende eisen ten aanzien van de documenten. Faxen is hierbij gemeengoed. Daarnaast is er EUDIN, een internationaal systeem voor elektronische uitwisseling van meldingen tussen de lidstaten. Dit systeem op poten krijgen valt niet mee, omdat elke lidstaat zijn eigen meldsysteem kent en verschillende criteria hanteert voor de meldingen. Dit komt onder andere doordat de EVOA zelf ook ruimte laat voor interpretatieverschillen. Zo moet in Nederland een transport drie dagen van tevoren gemeld worden, in Oostenrijk mag het een kortere periode zijn. Sommige lidstaten, waaronder Duitsland (een belangrijk exportland), gebruiken nog geen elektronische meldapplicatie. Op dit moment loopt er een EUDIN-pilot met Oostenrijk, België en Luxemburg. De meldgegevens worden gebruikt voor het maken van rapportages voor nationale en internationale doeleinden. De Utrechtse AgNL-collega’s (van Beleid & Monitoring ) voeren nog een kwaliteitsslag uit over de gemelde gegevens. Een rapportagetool ontbreekt nog in TERRA. De Vrom-Inspectie (VI) kan in het systeem kijken. Van deze mogelijkheid lijkt overigens niet veel gebruik te worden gemaakt. Daar zou van de kant van AgNL meer druk op moeten worden gezet. De afdeling ontvangt wel veel vragen van de VI. Er vindt regelmatig (1 x per 4-6 weken) overleg plaats met beleid (I&M) en de VI. Eén domein afval Als gevolg van een groot aantal interne en externe ontwikkelingen is besloten om de handen ineen te slaan en te komen tot één domein afval. De impactanalyse schetst deze ontwikkelingen. Dit blijken er veel meer te zijn dan door de betrokken partijen vooraf werd gedacht.
44
2 december 2011
Bij externe ontwikkelingen moet onder andere worden gedacht aan de inwerkingtreding van de Wabo in combinatie met het activiteitenbesluit, de bezuinigingen, de vorming van de RUD’s en de basisregistraties. Intern spelen zaken als e-herkenning en EUDIN. Bovendien is niet duidelijk wat er met sommige medewerkers van AgNL gaat gebeuren. Gaan de mensen van Beleid & Monitoring naar I&M, waar wordt het LMA ondergebracht en sluiten de EVOA-medewerkers aan bij de VI zijn enkele van de genoemde mogelijkheden. Met één domein afval worden de data van LMA, EVOA en Beleid & Monitoring verzameld en intern gebundeld, waarbij de kwaliteit wordt verhoogd. De efficiency neemt toe en de kwaliteit gaat omhoog. In dit traject wordt aangesloten bij rijksbrede ontwikkelingen zoals e-herkenning. Daarnaast moet worden aangesloten bij de basisregistraties. Het programma één domein afval kan worden uitgebreid met de gegevens/ taken die nu door het NIWO (Stichting Nationaal en Internationaal Wegvervoer Organisatie) beheerd/ uitgevoerd worden. Bodem zou ook nog kunnen, maar deze taken gaan waarschijnlijk naar Rijkswaterstaat. Dan is samenwerking nog steeds mogelijk, maar wel (veel) lastiger. Er wordt al gewerkt aan zgn. proof of concepts (signalen ten behoeve van handhaving), waarbij gegevens van verschillende systemen naast elkaar worden gelegd. Zo is gekeken naar inzamelaars zonder BIA-vergunning en mogelijk meldingsplichtige inrichtingen die niet in AMICE zitten. Er moet gewerkt worden aan een eenvoudiger manier van toegang verkrijgen tot AMICE en TERRA (via de Inspectieview Milieu?) TERRA moet daarvoor worden opgeschoond. LMA heeft al een “wasstraat”. De systemen spreken nu nog een verschillende taal, ook hier zijn aanpassingen nodig. TERRA en AMICE blijven wel losse bronnen. AMICE functioneert goed. De meeste meldingen (99,3%) worden elektronisch gedaan. Bedrijven hoeven niet veel energie te steken in de meldingen. In veel gevallen worden de gegevens vanuit de backoffice van het bedrijf automatisch naar het LMA gezonden. Uit AMICE kunnen handhavers standaardreportages genereren. Daarnaast kan het LMA op verzoek maatwerkrapportages maken. Dit kost echter veel tijd. Met Easyquery kan de handhaver meer zelf, het aantal maatwerkrapportages zou daarmee kunnen verminderen. Ook dit is weer een efficiencyslag. Een vraag is nog hoe je de kwaliteit van de meldingen borgt. Melders kunnen immers fouten maken. Hoe ga je daarmee om? Voor het LMA geldt dat als gemelde gegevens overeenkomen met de gegevens in de administratie van het bedrijf, de gegevens wat het LMA betreft in orde zijn. Beleid & Monitoring voert voor het maken van rapportage overigens nog wel een kwaliteitsslag uit. Indien meldgegevens waarschijnlijk niet kloppen (bijv. de afvoer van waterig afval naar een AVR) wordt nader onderzoek uitgevoerd. Is er sprake van een fout of een overtreding? Voor de komende tijd (overgang van taken naar de RUD’s) is er een behoorlijk voorlichtingsproces gepland. Waarschijnlijk wordt uitgegaan van het train de trainer-concept. Overigens wordt het spijtig geacht dat het asbestvolgsysteem niet bij AgNL wordt ondergebracht.
2 december 2011
45
Samenvatting interview 4 over het VROM-Inspectie Meldpunt (VIM) Geïnterviewd: Walter Klomp (hoofd VIM) en Wil van der Kwartel (informatiemanager VI) Inrichting en werking VROM-Inspectie Meldpunt Het VIM is front-office van de VROM-Inspectie (VI). Het meldpunt ontvangt, registreert en beoordeelt meldingen en zet de meldingen bij de juiste afdeling van de VI. Het VIM is een tool om het toezicht daar te laten plaats vinden waar dat het hardst nodig is. Daarvoor is het wel nodig dat dit proces goed georganiseerd wordt, zodat slechts die meldingen door het systeem worden geselecteerd waarvan het nodig/ wenselijk is dat ze opvolging krijgen. Op dit moment wordt de melding geregistreerd, worden waar nodig documenten toegevoegd en wordt het geheel doorgestuurd. Een commissie van wijze mensen buigt zich aan de hand van een aantal lijstjes met criteria over de vraag welke meldingen daadwerkelijk handhaving vereisen. Het zou beter zijn om het systeem een aantal vragen te laten stellen aan de melder, zodat je vooraf antwoord krijgt op de vraag of actie noodzakelijk is. Als het systeem op deze manier zou worden ingericht zou dit veel tijd en geld schelen. Je moet natuurlijk wel in staat zijn een goede vragenlijst te genereren. Inmiddels wordt gewerkt aan het verbeteren van de kwaliteit van de bodemmelding met als doel een betere selectie van handhavingwaardige meldingen vooraf. Overigens is niet elke medewerker gecharmeerd van dergelijke aanpassingen van de werking van het meldpunt. Zij menen dat een deel van het interessante werk op deze manier verdwijnt. Een voorbeeld van hoe het goed kan werken is het systeem van legionellameldingen. Per maand komen er 500-700 meldingen binnen. Er wordt digitaal gemeld. Het meldpunt voert geautomatiseerd een operationele analyse uit op basis van een aantal indicatoren. Door een query te draaien op het Excel bestand van de database wordt een overzicht gegenereerd welke een dagelijks analyse van de indicatoren van het programma oplevert. Een dergelijk systeem komt er ook voor andere onderwerpen, nu het eerst voor nucleaire transporten. De wens is dat voor het eind van het jaar alle onderwerpen ondergebracht bij het VImeldpunt, gereed zijn. Alles komt in een nieuwe meldingenomgeving, welke gelieerd is aan de database Holmes. Dit biedt de mogelijkheid om zelf digitale formulieren aan te leveren. De wens is om alle meldingen te uniformeren en te digitaliseren. Dit scheelt veel tijd. Op dit moment is ook niet voor alle onderwerpen een formulier. Die moeten er wel komen. Meldingen komen nu nog op verschillende manieren binnen, bijvoorbeeld per fax of pdf-melding. Het streven is om met ingang van 01-01-2012 de meldingen per fax te stoppen en vanaf die datum alle meldingen digitaal ter beschikking te stellen. Holmes, het VI-informatiesysteem, wordt ook de database voor de andere rijksinspecties. Uiteindelijk kunnen hier de geplande acties in worden opgenomen zodat het verschillende malen bezoeken van bedrijven niet meer onnodig gebeurt.
46
2 december 2011
Overigens staan niet alle onderwerpen op de site. De energie wordt nu gestoken in de opbouw van een goed werkend systeem. In totaal zijn er 31 onderwerpen die door de VIM bediend worden. Bij VIM werken circa 7 fte. Het VROM-Inspectie Meldpunt (VIM) is ontstaan uit het meldpunt voor vuurwerk (LMIP) en de meldkamer EVOA. De meldkamer werd bemenst door de experts op het gebied van in- , uit- en doorvoer van afvalstoffen. In principe werden meldingen en vragen in het veld afgehandeld. Lukt dat niet dan werd de vraag doorgespeeld naar de meldkamer EVOA. Toen er meer onderwerpen kwamen, ontstond het idee om de meldpunten te bundelen in het VIM. VIM was eigenlijk bedoeld van de handhavende collega’s. Geleidelijk ontstond het inzicht dat het meldpunt meer moest worden, namelijk het zijn van een vraagbaak/ front-office, waar een groot deel van de vragen en meldingen wordt afgehandeld (en dus niet zoals naar de backoffice, de programma’s wordt doorgezet). Deze koerswijziging is in september 2010 ingezet. In de nieuwe omgeving worden voor vragenstellers van buiten de vragen en (door de deskundige van het betreffende onderwerp geautoriseerde) antwoorden bijgehouden, zodat als een eerder gestelde vraag weer gesteld wordt, het antwoord weer hetzelfde kan zijn. Het VI-meldpunt geeft een nieuwsbrief uit. De nieuwsbrieven zijn nu nog te eenzijdig (veel EVOA), maar moet in de toekomst gevarieerder worden. Bij het inrichten van meldpunten zou steeds de eerste vraag moeten zijn wat je met de aangeleverde informatie wilt bereiken. Daarbij zouden de bedenkers van systemen zich meer moeten verdiepen in wat de klant wil. Afstemming met andere meldpunten De taakverdeling met betrekking tot de uitvoering van de EVOA is niet uit te leggen. Indien er sprake is van een illegale overbrenging en afval moet terug naar het land van herkomst, regelt de VI een en ander. Is Nederlands afval illegaal overgebracht en het afval moet terug naar Nederland, dan is AgNL de aangewezen instantie. Daarbij speelt dat TERRA, het EVOA-informatiesysteem slecht functioneert. Vanuit TERRA is niet na te gaan of transporten hun bestemming bereiken. Het systeem kent een achterstand van minimaal een jaar. De borgstellingen zijn in elk land anders geregeld. In sommige landen geldt een vast bedrag per gewicht, in Nederland is de hoogte van de borgsom onderhandelbaar. Het is niet duidelijk wanneer de borgsom terug gestort moet worden, omdat niet bekend is of het transport de bestemming heeft bereikt (door slecht functionerend TERRA). Ten slotte is Holmes een vastleggingssysteem, geen volgsysteem. Men is van mening dat de landelijke meldpunten geen registratiesysteem, maar een ketensysteem moeten zijn. Het koppelen van de verschillende systemen wordt afgeraden, maar wel moeten functionaliteiten worden toegekend. De gebruiker moet meer centraal komen te staan. In de ketenbenadering is iedere speler even belangrijk!
2 december 2011
47
Samenvatting interview 5 over het meldpunt Bodemkwaliteit Geïnterviewd: Bert Brok (coördinator meldpunt en meldkamer bodemkwaliteit, Agentschap NL) en Wout de Vogel (informatiseringsmanager I&M met o.a. portefeuille bodem) Inrichting en werking Meldpunt Bodemkwaliteit Het meldpunt Bodemkwaliteit is in functioneel beheer bij Agentschap NL. Het is ontwikkeld en wordt gehost door een extern bedrijf. De database met de meldingen bevindt zich dus elders. Het meldpunt bestaat sinds drie jaar. De toegang tot het meldsysteem wordt geregeld volgens accounts. Iedereen kan een account aanvragen, het account is niet gekoppeld aan certificeringen. De gebruikers zijn de melders (aannemers, hoveniers, adviesbureaus e.d.), oftewel iedereen die volgend het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) verplicht is te melden. De melders kunnen alleen hun eigen meldingen inzien. In de melding is opgenomen wie het bevoegd gezag is. De melding wordt doorgesluisd naar dit bevoegd gezag (veelal gemeenten, soms waterschappen, een enkele keer de provincie). Toegang tot het systeem is bewust laagdrempelig gehouden. Tot op heden is er nog geen misbruik geconstateerd van deze laagdrempeligheid. Het systeem draait goed. Naast het meldsysteem is er een meldkamer. Bij de meldkamer werken ca. 2 fte. Deze meldkamer verwerkt de schriftelijke meldingen (ca. 2 procent komt schriftelijk binnen) en beantwoordt vragen (900-1000 vragen per jaar). Aanpassing aan het meldsysteem hebben de eerste jaren elk jaar plaats gevonden als gevolg van de wensen van de gebruikers. Zo is er aansluiting geregeld bij de SIKB-protocollen. De eerstvolgende nieuwe release zal waarschijnlijk volgend jaar zijn, aan de hand van de aanbevelingen van de evaluatie van het Bbk. De meldingen Het bevoegd gezag kan meldingen opvragen voor het eigen gebied en kunnen inzagerechten ontlenen. De inspecties van I&M en IVW kunnen alle meldingen inzien. Het bevoegd gezag kan indicaties aan de melding geven, bijvoorbeeld of ze de melding hebben bekeken of dat deze compleet is. De meldingen geven nog geen volledig beeld. In sommige gemeenten wordt nog gewerkt op basis van het overgangsrecht. Met ingang van 1-1-2013 moeten alle meldingen via het meldpunt lopen. De resultaten van de meldingen worden elk jaar verwerkt in het monitoringsverslag Bbk. Afstemming met andere meldpunten VROM-inspectie (VI): op de website van Bodem+ staat een koppeling naar de website naar het toezichtloket bodem van de VI. De VI zoekt voor specifieke gevallen contact met Bodem+, Bbk. AgNL is de enige die overzichten kan maken van bijvoorbeeld specifieke aannemers. SIKB: dit is met name gericht op het SIKB-protocol 0101. Alle velden in het meldsysteem zijn opgenomen in het protocol. Elke melding aan het bevoegd gezag wordt in XML-bericht meegestuurd. 48
2 december 2011
LMA: het besluit melden is zo gewijzigd dat de een melder niet meer in twee systemen hoeft te melden als het gaat om afgiftemeldingen voor grond, bagger of bouwstoffen. Deze hoeven alleen nog maar in het meldsysteem Bbk te worden gemeld. Ketentoezicht is hierdoor wel lastiger geworden. Punten voor verbetering Het meldpunt heeft geen koppeling met andere systemen dan het LMA. Hierdoor is er geen sprake van een ketenorganisatie en is de informatie te gefragmenteerd aanwezig. Door een ketenorganisatie als uitgangspunt te nemen, maakt het het geheel aan meldsystemen veel efficiënter. Het sectoraal handhaven willen we niet meer, maar wordt door de aparte systemen wel bevorderd. Ombouwen van de systemen kost geld, maar start vanuit de bestaande systemen en maak daarboven een tool zodat alle aspecten kunnen worden gekoppeld. De behoefte aan ketenhandhaving moet heel duidelijk zijn als het gaat om een milieumeldpunt. Door de meldpunten bij elkaar te zetten met de opdracht eens te kijken wat men gemeenschappelijk heeft in plaats van wat de verschillen zijn, kunnen er stappen in de goede richting worden gemaakt. De komst van de RUD-en is een enorme kans om dit op te pakken. Startpunt moet zijn: Wat is de informatiebehoefte? Zet mensen uit het veld (die beleidsbelang en informatiseringsbelang kunnen inschatten) bij elkaar en beleg een sessie over welke kant het op moet.
2 december 2011
49