11.523.MD LUCHTNOTA GEMEENTE GRONINGEN
11.523.MD LUCHTNOTA GEMEENTE GRONINGEN Vastgesteld bij collegebesluit van 13 april 2004, nr. 6e. Datum bekendmaking: 27 oktober 2004. Datum inwerkingtreding: 28 oktober 2004. Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 13 april 2004. HEEFT BESLOTEN: De luchtnota gemeente Groningen vast te stellen. Bekendgemaakt in de rubriek Stadsberichten van de ‘Groninger Gezinsbode’ van woensdag 27 oktober 2004.
Gemeenteblad 2004-50.
Beleidsregen bodembeheer 11.529.MD
1
LUCHTNOTA GEMEENTE GRONINGEN
Vastgesteld door het college van Burgemeester & Wethouders op 13 april 2004
Luchtnota gemeente Groningen 11.523.MD
2
Inhoud Samenvatting -------------------------------------------------------------- Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Inleiding-------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 5 1. Gevolgen voor de gezondheid---------------------------------------- Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 2. Wettelijk kader --------------------------------------------------------- Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 3. Luchtkwaliteit in Groningen ---------------------------------------- Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 4. Verantwoordelijkheden voor de gemeente ----------------------- Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 4.1. Rapportageverplichting------------------------------------------- Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 4.2. Preventieve beleid ==> in acht nemen van grenswaarden Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 4.3. Luchtkwaliteitsplan ==> maatregelen voor Stationsgebied Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
BIJLAGEN 1. Oorzaken luchtverontreiniging en gevolgen voor de gezondheid ------------- Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 2. Houtkachels en open haarden --------------------------------------- Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 3. Luchtkwaliteitsnormen ----------------------------------------------- Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
Milieudienst Afdeling Beleid & Advies Hans Verhaar (050 - 367 10 73) Willem de Boer (050 - 367 10 89)
Luchtnota gemeente Groningen 11.523.MD
3 Samenvatting Eind jaren '90 is Europese wetgeving van kracht geworden voor de kwaliteit van de buitenlucht. Nederland heeft deze vertaald in het Besluit luchtkwaliteit van 19 juli 2001. Het Besluit heeft betrekking op zes stoffen die luchtverontreiniging veroorzaken. In Nederland doen zich met name problemen voor met stikstofdioxide (NO2) en fijn stof. In een stedelijke omgeving als Groningen zonder veel industrie worden de emissies van deze stoffen voor het leeuwendeel veroorzaakt door het verkeer. Ook in Groningen komen langs drukke wegen situaties voor waar de concentraties van deze stoffen in de buitenlucht te hoog zijn. Bij langdurige blootstelling kan dit gevolgen hebben voor de gezondheid van mensen. Uit berekeningen van wetenschappers blijkt, dat jaarlijks in Nederland door luchtverontreiniging 2.100 tot 4.000 mensen voortijdig komen te overlijden. Om mensen te beschermen tegen te hoge concentraties van luchtverontreiniging zijn in het Besluit luchtkwaliteit grenswaarden opgenomen die door de betrokken bestuursorganen in acht moeten worden genomen. Grenswaarden hebben het karakter van een resultaatverplichting, waar niet van mag worden afgeweken. De grenswaarden voor fijn stof moeten worden gerealiseerd in 2005, die voor NO2 uiterlijk in 2010. Tot die tijd is overschrijding in bestaande situaties toegestaan tot aan het niveau van de plandrempel. Het idee hierachter is, dat de emissies van het verkeer dankzij het schonere voertuigen beleid van de EU de komende jaren gestaag verder zullen dalen. Hierdoor zal een aantal overschrijdingen van de grenswaarden zich tussen nu en 2005 resp. 2010 ‘vanzelf’ oplossen. Deze autonome verbetering zal echter onvoldoende effect sorteren voor situaties waar nu de plandrempel wordt overschreden. Daarom geldt voor deze situaties een planverplichting, die inhoudt dat het bestuursorgaan extra maatregelen moet treffen om ervoor te zorgen dat in 2005 resp. 2010 alsnog de betrokken grenswaarden zullen worden gerealiseerd. Omdat de plandrempel voor fijn stof landelijk op grote schaal wordt overschreden, is het rijk verantwoordelijk voor het plan voor fijn stof. Overschrijding van de plandrempel voor NO2 is vooral een locaal probleem met als gevolg dat de planverplichting hiervoor ligt bij het gemeentebestuur. Volgens het Rapport luchtkwaliteit Groningen 20021 is hier op 1 à 2 drukke kruispunten nabij het Stationsgebied sprake van een overschrijding van de plandrempel voor NO2. Derhalve moeten wij voor 1 mei 2004 via gedeputeerde staten een plan indienen bij de minister van VROM om hier alsnog voor 2010 de grenswaarde voor NO2 te halen. De hoge concentraties van NO2 in en rond het Stationsgebied worden met name veroorzaakt door het intensieve busverkeer. De oplossing van dit knelpunt wordt daarom primair gezocht in schonere bussen. Een globale doorrekening wijst uit, dat deze maatregel voldoende is om in 2010 de grenswaarde voor NO2 te halen. Andere maatregelen om het Stationsgebied te ontlasten, zijn het aanpassen van de haltering en routering van de bussen waarmee het aantal busbewegingen kan worden verminderd en het verbeteren van de doorstroming op de route Eeldersingel - Griffeweg. De inzet van schonere bussen zal tevens een gunstig effect hebben op de luchtkwaliteit langs een aantal routes in de binnenstad met z'n drukke voetgangersgebieden. Ook het systeem van stadsdistributie levert hieraan een positieve bijdrage. Zoals gezegd bepaalt het Besluit luchtkwaliteit, dat de grenswaarden in acht moeten worden genomen. De hiervoor bedoelde tijdelijke overschrijding is alleen toegestaan voor bestaande situaties. Dit betekent, dat wij geen besluiten mogen nemen die leiden tot nieuwe overschrijdingen van de grenswaarden. Zo mag er geen woningbouw plaatsvinden op locaties waar sprake is van een concentratie boven het niveau van de grenswaarde. Hetzelfde geldt voor andere gevoelige objecten, zoals scholen, kinderdagverblijven, sportlocaties, verzorgings- of ziekenhuizen. Dit geldt sowieso voor de grenswaarde van NO2. Voor fijn stof ligt de zaak complexer.
1
Vastgesteld door B&W op 13 januari 2004
Luchtnota gemeente Groningen 11.523.MD
4 Enerzijds wordt de grenswaarde voor de daggemiddelde concentratie vrijwel overal overschreden2 en zou er formeel nergens meer woningbouw mogen worden gerealiseerd. Anderzijds heeft de normstelling voor fijn stof nog een voorlopig karakter. Op basis van een evaluatie zal de Europese Commissie in 2004/2005 definitieve grenswaarden vaststellen. De inzet van Nederland is, dat de uiterste realisatiedata van de grenswaarden voor fijn stof en voor NO2 moeten worden verschoven van 2005/2010 naar 2015. Het idee hierachter is, dat er in de tussentijd nog veel winst te halen is door de invoering van schonere voertuigen waardoor veel overschrijdingen zich 'vanzelf' zullen Consequenties luchtbeleid voor nieuwbouwplannen oplossen. Het is tegen deze achtergrond dat het Om nieuwe knelpunten te voorkomen, kunnen er ministerie van VROM bezig is interimbeleid te vlakbij een aantal drukke wegen en kruispunten beperkingen gelden voor de nieuwbouw van woningen ontwikkelen voor het omgaan met de en andere gevoelige objecten. Het gaat hierbij in 6 grenswaarden voor fijn stof. gevallen om wegen of kruispunten waar nieuwbouw Vooruitlopend hierop kiezen wij voor een van woningen wordt overwogen (zie tabel op blz.15). behoedzaam maar ook praktisch beleid. Een zorgvuldige beoordeling en afweging zal moeten Dit houdt in dat wij geen toestemming geven uitwijzen hoe dicht hier bij de weg of kruispunt kan voor de bouw van gevoelige objecten vlakbij worden gebouwd. Vooralsnog moet worden gedacht drukke wegen of kruispunten waar relatief aan een afstand van circa 30 tot 50 meter vanuit de hoge concentraties van fijn stof voorkomen, wegas. d.w.z. waar de grenswaarde voor de Bij het bepalen van de juiste afstand zullen (per locatie) jaargemiddelde concentratie en/of de met name de volgende aspecten moeten worden betrokken: actuele gegevens over de huidige en plandrempel voor de daggemiddelde verwachte verkeersintensiteit op de betrokken locatie, concentratie van fijn stof structureel wordt of actuele meetgegevens over de luchtkwaliteit worden overschreden. (voorzover beschikbaar) en de (verwachte) Maar wij achten het vooralsnog niet reëel om ontwikkelingen tot bijv. 2010 in de Europese c.q. de strengere grenswaarde voor de landelijke normstelling voor fijn stof. daggemiddelde concentratie van fijn stof (die Bij de locatiekeus voor andere gevoelige objecten zoals vrijwel overal wordt overschreden) doorslagkinderdagverblijven, scholen, verzorgingshuizen e.d. gevend te laten zijn bij het nemen van zal er op worden gelet, dat deze sowieso op voldoende bouwbesluiten. Omdat kantoren niet worden afstand blijven van drukke wegen (waar relatief veel aangemerkt als gevoelige objecten, mogen vrachtverkeer langskomt), óók al is er niet direct sprake van een overschrijding van grenswaarden. deze dichter bij een drukke verkeersader worden gesitueerd. Overigens liggen er in Groningen géén verkeersplannen op tafel, waarbij het Besluit luchtkwaliteit roet in het eten kan gooien. Het Besluit luchtkwaliteit schrijft voor, dat wij jaarlijks moeten rapporteren over de luchtkwaliteit in de stad. In aanvulling op de gebruikelijke modelberekeningen gaan wij ook metingen uitvoeren. Het gaat hierbij om 40 meetpunten (i.c. eenvoudige meetbuisjes) voor NO2 en twee (meer geavanceerde) meetpunten voor fijn stof: één in het Stationsgebied en één langs de Zuidelijke Ringweg ter hoogte van de Meeuwerderweg. De metingen zullen dit voorjaar gedurende drie maanden worden uitgevoerd op kosten van de Milieudienst. Verder is er vorig jaar een permanent meetpunt voor de luchtkwaliteit geïnstalleerd langs de Europaweg/Damsterdiep tussen het kruispunt en het havenkantoor. Dit meetpunt is onderdeel van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit, dat in totaal uit 54 meetlocaties bestaat. Het LML wordt beheerd en gefinancierd door het RIVM. De meetresultaten kunnen op de voet worden gevolgd via www.lml.rivm.nl.
2
Dat wil zeggen: de daggemiddelde concentratie van fijn stof is vaker dan 35 keer per jaar hoger dan 50 microgram/m3
Luchtnota gemeente Groningen 11.523.MD
5 Inleiding Het milieubeleid van de gemeente Groningen richt zich onder meer op een goede milieukwaliteit van de leefomgeving. De milieufactoren die de gezondheid het meest beïnvloeden zijn verontreiniging van de buitenlucht met onder meer fijn stof en stikstofdioxide, ernstige geluidshinder door het verkeer en verontreiniging van het binnenmilieu. In deze Luchtnota wordt uitsluitend ingegaan op de Hoe zit het in andere steden? kwaliteit van de buitenlucht (die indirect natuurlijk ook Vergeleken met veel andere (Europese) steden van belang is voor het binnenmilieu). Maatregelen is de lucht in Groningen relatief schoon. Dit voor het binnenmilieu krijgen aandacht in de Nota heeft te maken met de ligging van Groningen, Gezonder Zorgen van de Hulpverlenings-dienst en in maar ook met het door ons gevoerde de jaarlijkse Milieuprogramma's en worden zoveel ruimtelijke en verkeersbeleid. Hierdoor kan Groningen in het algemeen goed uit de voeten mogelijk meegenomen in wijkvernieuwingsplannen. met de Europese normen voor de Doel van deze Luchtnota is om het probleem luchtkwaliteit. inzichtelijk te maken én om aan te geven welke taken Steden waarvoor dit niet geldt, nemen een en verantwoordelijkheden uit het Besluit luchtkwaliteit afwachtende houding in en/of beraden zich op voortvloeien voor het gemeentebestuur. een aanpak die in hun situatie wellicht wel Eén van de verplichtingen is, dat wij een plan moeten haalbaar is. indienen bij de minister van VROM met maatregelen Uit oogpunt van volksgezondheid geven we in om enkele knelpunten met de luchtkwaliteit nabij het Groningen op een serieuze maar ook Stationsgebied aan te pakken. Deze maatregelen praktische manier invulling aan de Europese kunnen ‘meeliften’ in andere (reeds lopende) richtlijn en het Besluit luchtkwaliteit. Zodat Groningen zich met nog meer recht kan projecten, zoals de aanbesteding respectievelijk blijven profileren als een grote stad met een gunning van het openbaar vervoer en de herinrichting schone en gezonde leefomgeving. van het Stationsgebied. Voor de uitvoering van dit plan is derhalve géén beroep nodig op additionele middelen uit de Keuzenota. In paragraaf 1 (en bijlage 1) wordt de relevantie van het onderwerp luchtkwaliteit toegelicht aan de hand van de effecten die luchtverontreiniging kan hebben op de gezondheid van mensen. In paragraaf 2 wordt het wettelijke kader beschreven, dat aangeeft wat de taken en verantwoordelijkheden zijn van het gemeentebestuur met betrekking tot het beschermen of verbeteren van de luchtkwaliteit. In paragraaf 3 wordt kort ingegaan op de feitelijke luchtkwaliteit in de stad Groningen. In paragraaf 4 staat welke verantwoordelijkheden uit het Besluit voortvloeien voor de gemeente. Dit begint in par. 4.1. met een rapportageverplichting. Omdat in Groningen op enkele plaatsen sprake is van een formeel knelpunt moeten wij voor 1 mei 2004 een luchtkwaliteitsplan indienen bij de minister van VROM. Dit plan is opgezet volgens een sjabloon van het ministerie. Ter wille van de leesbaarheid worden de maatregelen uit het plan beschreven en toegelicht in paragraaf 4.2. Naast het oplossen van knelpunten hebben wij tevens de wettelijke taak, te voorkomen dat er door nieuwe ontwikkelingen nieuwe knelpunten kunnen ontstaan. In paragraaf 4.3 staat hoe wij hiermee zullen omgaan en wat dit betekent voor toekomstige stedelijke ontwikkelingen. Het onderwerp luchtkwaliteit raakt het beleid van verschillende diensten. Daarom is deze luchtnota door de Milieudienst voorbereid in nauw overleg met de dienst RO/EZ (afd. Verkeer & Vervoer en de afd. Wonen) en de Hulpverleningsdienst. Omdat de jaarlijkse rapportages over de luchtkwaliteit en ook het luchtkwaliteitsplan via gedeputeerde staten naar de minister gaan, is hierbij tevens een provinciaal ambtenaar betrokken.
Luchtnota gemeente Groningen 11.523.MD
6 1. Gevolgen voor de gezondheid De aandacht voor de medische gevolgen van luchtverontreiniging neemt sterk toe als in de jaren negentig in de VS publicaties verschijnen waarin een verband wordt gesuggereerd tussen een kortere levensverwachting en de hoeveelheid fijn stof en roet in de buitenlucht, óók bij relatief lage concentraties zoals die zich voordoen in gewone 'doorsnee situaties'. Geuroverlast en luchtverontreiniging Later verschijnen er ook Nederlandse onderzoeken over de hoeven geen twee kanten van gevolgen van luchtverontreiniging voor de volksgezondheid. dezelfde medaille te zijn. Uit een onderzoek van het RIVM, TNO en de universiteiten Luchtverontreiniging kan reukloos van Utrecht en Maastricht blijkt, dat mensen die binnen 50 maar toch schadelijk zijn, terwijl geur soms alleen maar hinderlijk is meter van een drukke autoweg of binnen 100 meter van een en/of klachten van voorbijgaande drukke autosnelweg wonen, een verhoogd risico lopen om te 3 aard veroorzaakt. overlijden aan hart- en/of luchtwegaandoeningen . Voorbeelden: Niemeijer, de Vagron Wetenschappers hebben berekend, dat in Nederland minimaal en de suikerfabrieken. 4 5 2.100 tot 4.000 mensen per jaar voortijdig komen te overlijden door luchtverontreiniging. Dankzij de invoering van schonere brandstoffen en motoren (denk bijv. aan de katalysator) zijn de emissies van onder meer zwaveldioxide, lood en koolstofmonoxide sterk afgenomen. In Nederland zijn er vooral nog problemen met stikstofdioxide (NO2) en in nog veel sterkere mate met fijn stof (PM10). Vooral in steden worden de normoverschrijdingen voor deze stoffen veroorzaakt door de emissies van het wegverkeer. Daarnaast draagt ook ozon (O3) op leefniveau6 bij aan de luchtverontreiniging. Door ozon nemen de ernst, duur en frequentie van luchtwegklachten toe. Ozon wordt in de atmosfeer gevormd onder invloed van zonlicht uit NOx en vluchtige koolwaterstoffen. Hoge concentraties van ozon doen zich alleen voor bij (langdurig) warm weer. Vandaar ook, dat ozon in de volksmond wordt aangeduid als zomersmog. Complicatie bij ozon is, dat de stoffen die ozon veroorzaken en met name ook ozon zélf zich over grote afstanden kunnen verspreiden. De verbetering van de lokale luchtkwaliteit is wat ozon betreft derhalve geheel afhankelijk van (inter)nationale maatregelen. Nadelige gezondheidseffecten treden op bij een korte blootstelling aan hoge niveaus en bij langdurige blootstelling aan lage niveaus van luchtverontreiniging. Effecten zoals een afname van de longfunctie komen op vrij grote schaal voor. Ingrijpende effecten zoals een toename van astma-aanvallen, ziekenhuisopnamen, hart- en vaatziekten en vroegtijdige sterfte komen minder vaak voor en betreffen vaak mensen met een relatief zwakke gezondheid. Deze effecten worden met name veroorzaakt door te hoge concentraties van stikstofdioxide, fijn stof en ozon. Andere stoffen die aandacht behoeven zijn benzeen en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's). Benzeen is een vluchtig bestanddeel van benzine en dieselbrandstoffen. Gelukkig zijn de concentraties van benzeen in de buitenlucht inmiddels zodanig afgenomen dat het risico op kanker zeer klein is. Met name (zware) dieselmotoren zijn een belangrijke emissiebron van PAK's (waaronder benzo(a)pyreen), die zich vaak aan roetdeeltjes hechten. Deze stoffen vormen een potentieel gezondheidsrisico vanwege hun kankerverwekkende eigenschappen. In bijlage 1 wordt dieper ingegaan op de oorzaken van luchtverontreiniging en de gevolgen daarvan voor de volksgezondheid.
3
The Lancet d.d. 19 oktober 2002 Idem 5 RIVM, Nationaal Kompas Volksgezondheid 6 Niet te verwarren met de ozon in hoge luchtlagen (i.c. stratosfeer) die juist nodig is om de aarde te beschermen tegen een te hoge UV-straling. 4
Luchtnota gemeente Groningen 11.523.MD
7 2. Wettelijk kader In 1996 is de Europese Richtlijn 96/92/EG inzake de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit vastgesteld. Het gaat hier om een Kaderrichtlijn die voor specifieke stoffen wordt uitgewerkt in een aantal dochterrichtlijnen. De eerste dochterrichtlijn dateert van 1999. Op 19 juli 2001 is in Nederland het 'Besluit luchtkwaliteit en Meetregeling luchtkwaliteit' van kracht geworden. Dit is een Amvb waarmee Nederland de eerste dochterrichtlijn heeft geïmplementeerd. Het Besluit luchtkwaliteit is primair gericht op het voorkómen van effecten op de gezondheid van de mens. In het Besluit zijn grenswaarden, plan- en alarmdrempels opgenomen voor een zestal luchtverontreinigende stoffen (zwaveldioxide, stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen). De definitie van deze normen is als volgt: Grenswaarde Dit is een kwaliteitsniveau van de buitenlucht dat op een bepaald tijdstip bereikt moet zijn. Voor de grenswaarde geldt een resultaatverplichting. Het is een absolute grens die niet mag worden overschreden. Het bevoegd gezag De grenswaarden voor (i.c. de bestuursorganen van rijk, provincies en gemeenten) dient luchtkwaliteit vloeien rechtstreeks deze grenswaarden in acht te nemen bij de besluitvorming in het voort uit de 'harde' Europese kader van o.a. de Wet milieubeheer, de Wet op de ruimtelijke richtlijn. Derhalve biedt de op ordening en de Planwet verkeer en vervoer. Het "in acht nemen" stapel staande Interimwet Stad en Milieubenadering niet de houdt in, dat er niet van mag worden afgeweken. mogelijkheid hiervan af te wijken, Bij de grenswaarde is een termijn aangegeven. Tot dit tijdstip is zoals dat wel het geval is bij overschrijding ten gevolge van bestaande situaties toegestaan. geluidsnormen. De grenswaarden voor fijn stof moeten uiterlijk in 2005 worden gerealiseerd, die voor NO2 in 2010. In Groningen worden deze grenswaarden momenteel nog op ruime schaal overschreden. Met uitzondering van fijn stof (zie hierna) zijn gemeenten en provincies verantwoordelijk voor het voldoen aan de grenswaarden voor de genoemde stoffen. Plandrempel Zoals gezegd hoeven de grenswaarden pas op termijn te worden gerealiseerd. Tot die tijd is overschrijding ten gevolge van bestaande situaties toegestaan. Althans tot het niveau van de plandrempel. Bij overschrijding hiervan wordt namelijk niet verwacht, dat tijdig aan de grenswaarde zal kunnen worden voldaan. Vandaar dat er bij overschrijding van de plandrempel een planverplichting geldt7. In dit plan moet worden aangegeven en onderbouwd, hoe de concentraties uiterlijk op de aangegeven termijn onder het niveau van de grenswaarde kan worden gebracht. In het Besluit luchtkwaliteit zijn plandrempels vastgelegd voor NO2 en fijn stof. Voor NO2 geldt de planverplichting voor de gemeente of provincie. Omdat de overschrijding van de plandrempel voor fijn stof een grootschalig karakter heeft, geldt de planverplichting in dit geval voor het rijk. De plandrempels worden in een aantal jaarlijkse stappen verlaagd tot aan het niveau van de grenswaarden. N.B.: voor nieuwe situaties zijn de plandrempels niet van toepassing en vormen de grenswaarden nu al het toetsingskader. Alarmdrempel Bij dit hoge niveau van luchtverontreiniging treden reeds bij kortstondige overschrijding directe risico’s op voor de gezondheid van de mens. Daarom moeten bij een overschrijding van de alarmdrempel directe maatregelen worden getroffen. Deze situatie doet zich gelukkig niet voor in Groningen. 7
Op grond van artikel 25 van het Besluit luchtkwaliteit dienen B&W voor plaatsen waar de plandrempel voor NO2 wordt overschreden, een plan op te stellen waarin wordt aangegeven op welke wijze binnen de gestelde termijnen voldaan zal worden aan de grenswaarden.
Luchtnota gemeente Groningen 11.523.MD
8 Zoals gezegd heeft het Besluit luchtkwaliteit betrekking op een zestal stoffen. Voor SO2, CO, benzeen en lood geldt, dat er in Nederland nauwelijks overschrijdingen van de grenswaarden voorkomen of worden verwacht. Daarentegen doen zich voor NO2 en zwevende deeltjes (fijn stof) wél regelmatig en/of op grote schaal overschrijdingen voor. Voor NO2 doen zich met name langs drukke wegen en/of binnenstedelijke wegen knelpunten voor. Doorgaans is voor NO2 de norm voor het jaargemiddelde de strengste norm. De betrokken grenswaarde van 40 µg/m3 moet uiterlijk in 2010 gehaald zijn. Voor zeer drukke wegen (> 40.000 voertuigen per etmaal) geldt een specifieke grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie van NO2. Deze norm wordt in Groningen niet overschreden. De normen voor fijn stof (PM10) worden landelijk overschreden, mede door de hoge achtergrondconcentraties. Voor fijn stof zijn er verschillende grenswaarden. Anders dan bij NO2 is de grenswaarde voor de 24-uurgemiddelde concentratie strenger dan de grenswaarde voor het jaargemiddelde. Als het jaargemiddelde niet wordt overschreden, kunnen er dus nog wel overschrijdingen zijn van de 24uurgemiddelde norm. Dit is ook in Groningen het geval. Discussie in Europees verband en in Nederland over de normstelling De Europese Kaderrichtlijn lucht wordt dit jaar geëvalueerd, wat gevolgen kan hebben voor de normstelling. Dit is met name relevant voor de (strenge) grenswaarden van fijn stof voor 2010, die nu nog een voorlopig karakter hebben. Een ander belangrijk beslispunt betreft de termijnen waarbinnen de grenswaarden moeten worden gerealiseerd. Er gaan stemmen op om de eerder genoemde termijnen van 2005 (voor fijn stof) en 2010 (voor NO2) uit te stellen. Nederland maakt zich binnen Europa sterk om de einddatum voor het halen van de grenswaarde voor NO2 uit te stellen tot 2015. Dit op grond van de overweging, dat door het schone-voertuigen-beleid al veel winst is en nog kan worden gehaald. Zo zijn mede dankzij de aanscherping van de EUemissienormen de concentraties van fijn stof sinds 1990 al met circa 20% afgenomen ondanks de toename van het verkeer. Dit beleid zal ook de komende 10-15 jaar nog z'n vruchten afwerpen. De verwachting is derhalve, dat het aantal knelpunten ook in de jaren na 2010 verder zal afnemen. Dit zou de ruimte bieden voor een meer kosteneffectieve aanpak, waarbij de aandacht kan worden geconcentreerd op de meest ernstige knelpuntsituaties die ook op de langere termijn dreigen voort te bestaan. Op grond van kosten en baten stelt het Kabinet Balkenende zich op het Het Kabinet zal dit jaar een standpunt, dat het óók voor fijn stof wenselijk en verantwoord is de Nota Verkeersemissies uitbrengen met concrete lidstaten meer tijd te gunnen voor het realiseren van de huidige maatregelen om de emissies grenswaarden. door het verkeer te De keerzijde is natuurlijk, dat groepen burgers langer blijven verminderen. Tevens heeft blootgesteld aan te hoge niveaus van luchtverontreiniging en/of dat het de minister van V&W een nog moeilijker wordt om een eventueel noodzakelijke verdere Innovatieprogramma aanscherping van de normen te realiseren. Luchtkwaliteit opgesteld om In het kader van de evaluatie van de Europese Kaderrichtlijn wordt ook opties voor nieuwe onderzoek gedaan naar de schadelijkheid van de diverse fracties van maatregelen te ontwikkelen fijn stof. Er zijn namelijk sterke aanwijzingen dat juist de kleinste en te toetsen. Een dergelijk stofdeeltjes (PM2,5) de meeste schade toe kunnen brengen aan de Innovatieprogramma is er al voor de aanpak van het gezondheid. Vandaar dat het wenselijk kan zijn de normstelling te wegverkeerslawaai. verfijnen door een aparte norm in te voeren voor PM2,5.
Luchtnota gemeente Groningen 11.523.MD
9 3. Luchtkwaliteit in Groningen In deze paragraaf volgt een samenvattend overzicht van de Rapporten luchtkwaliteit Groningen 2001 en 2002. Het Rapport over 2003 volgt pas in de zomer van 2004. De rapportages zijn gebaseerd op modelberekeningen (zie paragraaf 4.1.). Hierbij wordt op basis van verkeersintensiteiten en type voertuigen met behulp van een landelijk model berekend wat de concentraties zijn van de verschillende stoffen. Deze berekeningen zijn uitgevoerd voor 113 wegen in de gemeente Groningen. Hierna worden de wegen en kruispunten genoemd waar in 2001 resp. 2002 luchtkwaliteitsnormen zijn overschreden. Dit wordt gedaan voor de stoffen uit het Besluit luchtkwaliteit én voor benzo(a)pyreen. Bij deze berekeningen wordt de achtergrondconcentratie, die wordt vastgesteld door het RIVM, als een gegeven beschouwd. Belangrijk te weten is, dat deze concentratie mede afhankelijk is van de meteorologische situatie. Relatief hoge achtergrondconcentraties doen zich voor in een jaar met veel oostenwind en/of hoge temperaturen en/of weinig neerslag. Dit betekent, dat 2002 voor de luchtkwaliteit in Nederland een relatief gunstig jaar was. Het jaar 2003 ziet er wat dit betreft een stuk slechter uit. De concentraties en het aantal overschrijdingen van grenswaarden en plandrempels zijn bepaald met behulp van het model Car II 2.0. Als input zijn gebruikt de verkeersintensiteiten van 2001 resp. 2002 van de relevante wegen uit onze verkeersmonitor en de uit andere onderzoeken bekende bus- en vrachtauto-intensiteiten. De rekenpunten zijn zoveel mogelijk ter hoogte van het trottoir gekozen.
NO2
Overschrijdingen in 2001 (aantal plaatsen, km weglengte en woningen)
Overschrijdingen in 2002 Toelichting (aantal plaatsen, km weglengte en woningen)
Grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie: 40 µg/m3
Aantal: 25 wegen of kruispunten Lengte: 11 km Aantal woningen: 1.400
Aantal: 16 wegen of kruispunten Lengte: 6,5 km Aantal woningen: 309
Hier kunnen beperkingen gelden voor de nieuwbouw van gevoelige objecten: zie par. 4.2.
Plandrempel: 2001: 58 µg/m3 2002: 56 µg/m3
Op enkele plaatsen in het Stationsgebied is de plandrempel in 2001 zeer dicht genaderd
Voor de oplossing van deze knelpunten moet een plan worden ingediend: zie par. 4.3.
Totalen
Aantal: 25 Lengte: 11 km Aantal woningen: 1.400
Kruispunt Emmaviaduct/ Stationsweg: 61 µg/m3 Kruispunt Hereweg/ Stationsweg8: 55 µg/m3 Aantal woningen: 0 Aantal: 18 Lengte: 6,5 km Aantal woningen: 309
8
In het model waarmee de concentraties worden berekend, wordt uitgegaan van een gemiddelde leeftijd van het buswagenpark in Nederland van 9 jaar (conform de CBS-statistiek verkeer en vervoer). In 2002 was de gemiddelde leeftijd van de bussen in Groningen echter 12 jaar. Dit betekent hogere emissies en een concentratie van NO2 die vermoedelijk ligt op of boven het niveau van de plandrempel.
Luchtnota gemeente Groningen 11.523.MD
10
Fijn stof: PM10
Overschrijdingen in 2001 Overschrijdingen in 2002 Toelichting (aantal plaatsen, km (aantal plaatsen, km weglengte en woningen)9 weglengte en woningen)
Grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van PM10: 40 µg/m3
Aantal: 5 wegen Lengte: ca. 2,5 km Aantal woningen: 300
Aantal: 8 wegen Lengte: ca. 4 km Aantal woningen: 478
Plandrempel voor de jaargemiddelde concentratie van PM10: in 2001: 46 µg/m3 in 2002: 45 µg/m3 Grenswaarde voor de 24uurgemiddelde concentratie van PM10: maximaal 35x per jaar hoger dan 50 µg/m3 Plandrempel voor de 24uurgemiddelde concentratie van PM10: maximaal 35x per jaar hoger dan: 70 µg/m3 in 2001 resp. 65 µg/m3 in 2002
Aantal: 3 wegen of kruispunten Lengte: 700 meter Aantal woningen: 0
Aantal: 6 wegen of kruispunten Lengte: 760 meter Aantal woningen: 2
Het gehele stedelijke ontsluitingsnet met meer dan 6.000 mvt/etmaal; oftewel alle 113 wegen
Zie 2001
Oorzaak: hoge achtergrondconcentratie
Aantal: 7 wegen of kruispunten Lengte: ca. 750 meter Aantal woningen: 0
Aantal: 18 wegen of kruispunten Lengte: ca. 7 km Aantal woningen: 1.000
Hier kunnen beperkingen gelden voor de nieuwbouw van gevoelige objecten: zie par. 4.2.
Overige stoffen
Overschrijdingen in 2001
Overschrijdingen in Toelichting 2002
Benzo(a)pyreen Als norm is hiervoor genomen het Maximale Toegestane Risiconiveau (MTR) van 1 nanogram per m3 Benzeen
Kruispunt Europaweg/ Griffeweg en zuidelijke ringweg (spoorwegviaduct): 1,0 ng/m3. Busstation en Stationsweg: 1,0 – 1,5 ng/m3
Zie 2001
De component B(a)P geldt als gidsstof voor een groep van enige honderden PAK’s
Geen
Geen
In Groningen zijn geen grote én slecht geventileerde parkeergarages
CO
Geen
Geen
9
Hier kunnen beperkingen gelden voor de nieuwbouw van gevoelige objecten: zie par. 4.2. Zie hierboven
Het landelijke model waarmee de luchtconcentraties worden berekend, is tussentijds geoptimaliseerd. Hierdoor wijken de berekende concentraties voor 2001 sterk af van die voor 2002.
Luchtnota gemeente Groningen 11.523.MD
11 4. Verantwoordelijkheden voor de gemeente Voor ons vloeit uit de EU-richtlijn resp. het Besluit luchtkwaliteit een drietal verplichtingen voort: 1. Wij moeten jaarlijks rapporteren over de luchtkwaliteit. 2. Wij moeten voorkomen dat er nieuwe knelpunten ontstaan in verband met de luchtkwaliteit. 3. Als ergens de plandrempel voor NO2 wordt overschreden, moeten wij voor 1 mei 200410 (via gedeputeerde staten) een plan indienen bij de minister van VROM om aan te geven hoe hier in 2010 de grenswaarde kan worden gerealiseerd. Uit het Rapport luchtkwaliteit 2002 blijkt, dat de plandrempel voor NO2 in Groningen alleen wordt overschreden op 1 à 2 drukke kruispunten nabij het Stationsgebied. Deze drie taken worden uitgewerkt in de volgende paragrafen 4.1. Rapportageverplichting Het Besluit luchtkwaliteit schrijft voor, dat wij eenmaal in de drie jaar moeten inventariseren of er binnen de bebouwde kom plekken voorkomen waar naar redelijke verwachting mensen worden blootgesteld aan een luchtkwaliteit die niet voldoet aan de grenswaarden. Als een overschrijding van de grenswaarde wordt vastgesteld, geldt deze rapportageplicht ook voor de tussenliggende jaren. In de Groningse situatie betekent dit, dat er jaarlijks een rapport luchtkwaliteit moet worden opgesteld. Dit rapport moet naar gedeputeerde staten worden gestuurd die het vervolgens doorgeleiden naar de minister van VROM. In het Besluit luchtkwaliteit staat, dat gemeenten de luchtkwaliteit mogen berekenen of meten. Voor het berekenen stelt het ministerie van VROM een programma beschikbaar: het model CAR II (Calculation of Air pollution from Road traffic). De gemeente hoeft de berekeningen in principe alleen uit te voeren voor de wegen waarvan zij de beheerder is. Voor de overige wegen kan aan de betrokken wegbeheerders worden gevraagd om de gegevens voor 1 april te leveren, zodat deze in de rapportage kunnen worden meegenomen. De betrouwbaarheid van de modelberekeningen hangt af van twee factoren: de kwaliteit van het model én de kwaliteit van de inputgegevens. Wat betreft de eerste factor: het CAR-II model van het RIVM is ruimschoots gevalideerd en wordt landelijk gebruikt. Blijft over de tweede factor: de kwaliteit van de inputgegevens. Het gaat hierbij om diverse verkeersgegevens, zoals het aantal voertuigen dat via een bepaalde route gaat, uitgesplitst naar type voertuig (zwaar/middelzwaar vrachtverkeer en personenauto) en de mate van doorstroming (aanwezigheid van verkeerslichten). Daarnaast moeten bijv. ook afstandsgegevens worden ingevoerd in het model, alsmede het wegtype en de gemiddelde snelheid. Voor een deel moeten deze inputgegevens worden geschat. Dit betekent dat de input én daarmee ook de output van het model altijd een mate van onzekerheid bevatten. Er is uiteindelijk maar één manier om te controleren of de berekende luchtkwaliteit op een bepaald punt inderdaad klopt, en wel door hier te gaan meten. Maar het meten van de luchtkwaliteit is een kostbare zaak. Bovendien zijn metingen alleen representatief voor de concentraties op de specifieke meetlocatie en op het tijdstip van meting of monsterneming. Aan een meting gedurende een korte periode van weken of maanden kan bijvoorbeeld niet zomaar een conclusie worden verbonden over een potentiële overschrijding van een norm voor de jaargemiddelde concentratie. Metingen bieden over het algemeen dus maar een beperkt inzicht in de relatie tussen de locale emissies en de gemeten luchtverontreiniging op een bepaalde plaats en tijd. De conclusie is derhalve, dat een combinatie van modelberekeningen en een beperkt aantal metingen op specifieke locaties de beste waarborg geeft op een betrouwbaar beeld van de stedelijke luchtkwaliteit.
10
Aanvankelijk moest dit plan voor 1 mei 2003 worden ingediend, maar staatsecretaris Van Geel heeft gemeenten en provincies één jaar respijt gegeven.
Luchtnota gemeente Groningen 11.523.MD
12 Tot nu toe is de luchtkwaliteit in Groningen (zoals vastgelegd in de jaarlijkse rapporten luchtkwaliteit) uitsluitend gebaseerd op modelberekeningen. Deze berekeningen zijn uitgevoerd voor alle 113 wegen waar dagelijks 5.000 of meer voertuigen passeren. Bij minder voertuigen worden geen overschrijdingen van luchtkwaliteitsnormen vermoed. Met het model wordt uitgerekend wat de concentraties zijn op 5 tot maximaal 30 meter vanuit de wegas. De aldus berekende concentratie wordt opgeteld bij de achtergrondconcentratie, waarvan de gegevens afkomstig zijn van het RIVM. In aanvulling op de modelberekeningen worden er in Groningen (binnenkort) ook metingen uitgevoerd. De meetpunten zijn zodanig gekozen, dat de meetresultaten kunnen worden gebruikt om de berekeningen voor een aantal knelpuntsituaties te kunnen verifiëren. Dit is vooral van belang voor complexe (verkeers)situaties, omdat die natuurlijk niet in een model kunnen worden ‘gevangen’. In de stad Groningen is voorjaar 2003 een permanent meetpunt voor de luchtkwaliteit geïnstalleerd langs de Europaweg/Damsterdiep tussen het kruispunt en het havenkantoor. Dit meetpunt is onderdeel van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML), dat in totaal uit 54 meetlocaties bestaat. Het LML meet alle 6 stoffen uit het Besluit luchtkwaliteit en andere stoffen zoals ozon. Het LML wordt beheerd door het RIVM, dat ook de kosten voor zijn rekening neemt. De meetresultaten van het LML kunnen op de voet worden gevolgd via www.lml.rivm.nl Daarnaast heeft de Milieudienst het bureau TNO ingeschakeld om tijdelijke luchtkwaliteitsmetingen uit te voeren in de stad. Het gaat hierbij om 40 meetpunten (d.w.z. eenvoudige meetbuisjes) voor NO2 en twee (meer geavanceerde) meetpunten voor fijn stof: één in het Stationsgebied en één langs de Zuidelijke Ringweg ter hoogte van de Meeuwerderweg. De metingen zullen dit voorjaar gedurende drie maanden worden uitgevoerd en over een paar jaar nog eens worden herhaald. De tijdelijke meetgegevens kunnen met behulp van landelijke (meet)gegevens worden omgerekend tot jaargemiddelde concentraties. De kosten van deze tijdelijke metingen c.a. komen voor rekening van de Milieudienst.
Luchtnota gemeente Groningen 11.523.MD
13 4.2. Preventieve beleid Î in acht nemen van grenswaarden Doel van het Besluit luchtkwaliteit is om mensen te beschermen tegen luchtverontreiniging. Hiertoe zijn in het Besluit grenswaarden vastgelegd die het karakter hebben van een resultaatverplichting. Weliswaar geldt voor bestaande overschrijdingen een overgangssituatie en hoeven de grenswaarden hiervoor pas op termijn te worden gerealiseerd. Maar voor nieuwe situaties hebben de grenswaarden nu al een rechtstreekse werking. Om te voorkomen, dat er nieuwe situaties ontstaan waarin mensen langdurig worden blootgesteld aan luchtverontreiniging dienen bestuursorganen de grenswaarden uit het Besluit luchtkwaliteit in acht te nemen. Dit speelt onder meer bij besluiten in het kader van de Wet op de ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer, de Planwet verkeer en veevoer en de Tracéwet. Het gaat hier dus om een expliciet toetsingscriterium. Bij dreigende overschrijdingen moet worden aangetoond, dat er geen nieuwe knelpunten ontstaan die een rechtstreekse oorzaak hebben in het plan. In z'n algemeenheid betekent dit bijvoorbeeld het volgende: • Er mogen geen gevoelige objecten worden gebouwd op locaties waar (structureel) één of meer grenswaarden worden overschreden. Immers als dit wel gebeurt, worden er meer mensen blootgesteld aan luchtverontreiniging en zou er een nieuw knelpunt ontstaan. Onder gevoelige objecten worden in dit verband verstaan: woningen, kinderdagverblijven en scholen, verzorgingsen ziekenhuizen en sportaccomodaties; • Bij dreigende normoverschrijding mag een nieuwe weg niet te dicht bij woningen worden aangelegd; • Er mogen geen plannen worden gerealiseerd die een zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat hierdoor grenswaarden worden overschreden; • In bestemmingsplannen moeten de grenswaarden in acht worden genomen c.q. de provincie moet bij de toetsing van bestemmingsplannen nagaan of dit onderwerp goed in de afwegingen is betrokken. Hiervoor is aangegeven, dat het Besluit luchtkwaliteit verschillende grenswaarden bevat voor fijn stof. Eén van deze grenswaarden wordt op grote schaal overschreden: de daggemiddelde concentratie van 50 microgram/m3 wordt namelijk vrijwel overal in Nederland vaker overschreden dan de toegestane 35 dagen per jaar. In par. 3 is te lezen dat deze grenswaarde ook in Groningen op alle toegangswegen wordt overschreden. Formeel betekent dit, dat vlakbij deze wegen in principe geen woningbouw e.d. kan plaatsvinden (zonder dure bouwkundige of technische voorzieningen). Weliswaar moet uit oogpunt van volksgezondheid behoedzaam worden omgegaan met de normen voor fijn stof. Maar er zijn diverse redenen die een praktische benadering van deze (relatief strenge) grenswaarde voor de daggemiddelde concentratie rechtvaardigen: • deze grenswaarde wordt mede op grote schaal overschreden vanwege de hoge achtergrondconcentratie van fijn stof, waar decentrale overheden geen enkele invloed op kunnen uitoefenen; • in tegenstelling tot NO2 is fijn stof bij uitstek een (inter)nationaal probleem, voor de aanpak waarvan het rijk verantwoordelijk is; • de normstelling voor fijn stof wordt momenteel geëvalueerd; • het Kabinet pleit in Europees verband voor een aanpassing c.q. fasering van de normstelling voor fijn stof; • de verwachting is, dat door het schone voertuigenbeleid van de EU de situatie voor fijn stof de komende 10-15 jaar aanzienlijk zal verbeteren. Het is tegen deze achtergrond dat het ministerie van VROM bezig is interimbeleid te ontwikkelen voor het omgaan met de grenswaarden voor fijn stof.
Luchtnota gemeente Groningen 11.523.MD
14 Vooruitlopend hierop, kiezen wij voor een behoedzaam maar ook praktisch beleid. Dit houdt in, dat wij geen toestemming geven voor de bouw van gevoelige objecten in situaties waar relatief hoge concentraties van fijn stof voorkomen, i.c. waar de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof structureel wordt overschreden en/of de plandrempel voor de daggemiddelde concentratie van fijn stof. Maar wij achten het vooralsnog niet reëel om de strengere grenswaarde voor de daggemiddelde concentratie van fijn stof doorslaggevend te laten zijn bij het nemen van bouwbesluiten. Deze strenge grenswaarde voor fijn stof mag in onze ogen op zichzelf dan ook géén beletsel zijn voor woningbouw. Voor andere gevoelige objecten is deze grenswaarde wel een belangrijk aandachtspunt. Het verdient aanbeveling om deze objecten zoveel mogelijk te realiseren op plaatsen waar sprake is van een relatief goede luchtkwaliteit. We moeten afwachten hoe de normstelling voor fijn stof zich ontwikkelt en hoe het Kabinet hier op gaat anticiperen. Zonodig zal de hier gekozen beleidslijn worden aangepast naar aanleiding van Europese en landelijke ontwikkelingen hieromtrent. Consequenties voor stedelijke ontwikkelingen in Groningen 1. Hierna volgt een overzicht van de wegen en kruispunten in de stad waar volgens deze beleidslijn mogelijk beperkingen gelden voor de nieuwbouw van woningen en andere gevoelige objecten. Het gaat hierbij in 6 gevallen om een locatie waar daadwerkelijk nieuwbouw van woningen wordt overwogen. Een zorgvuldige beoordeling en afweging zal moeten uitwijzen hoe dicht hier bij de weg of kruispunt kan worden gebouwd. Vooralsnog moet worden gedacht aan een afstand van circa 30 tot 50 meter vanuit de naastgelegen wegas. Bij het bepalen van de juiste afstand zullen (per locatie) met name de volgende aspecten moeten worden betrokken: actuele gegevens over de huidige en verwachte verkeersintensiteit op de betrokken locatie, actuele meetgegevens over de luchtkwaliteit (voorzover beschikbaar) en de (verwachte) ontwikkelingen tot bijv. 2010 met betrekking tot de Europese c.q. landelijke normstelling voor met name fijn stof (mede in relatie tot de ontwikkeling van de achtergrondconcentraties). 2. Een dergelijke beperking geldt nadrukkelijk niet voor de nieuwbouw van minder gevoelige bestemmingen zoals kantoren of bedrijven. Deze mogen dus dichter bij een drukke verkeersader worden gesitueerd, zolang de lucht in het gebouw maar voldoet aan de eisen die de Arbeidsomstandighedenwet daaraan stelt. Om aan de Arbo-eisen te voldoen, kan het nodig zijn om specifieke maatregelen te treffen zoals het aanzuigen van gezuiverde buitenlucht vanaf de relatief schone kant van het gebouw. 3. Zoals gezegd mogen er op grond van het Besluit luchtkwaliteit geen verkeersplannen worden gerealiseerd met een zodanige verkeersaantrekkende werking dat daardoor grenswaarden worden overschreden. Verschillende studies en/of berekeningen wijzen gelukkig uit, dat er géén grote stedelijke (verkeers)plannen voor Groningen op de tekentafel liggen waarbij het Besluit luchtkwaliteit roet in het eten zal gooien.
Luchtnota gemeente Groningen 11.523.MD
15
Locaties11 waar mogelijk beperkingen gelden voor de nieuwbouw van gevoelige objecten, omdat hier in 2001 en 2002 sprake is van een overschrijding van één of meer van de volgende normen voor de luchtkwaliteit: A. de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van NO2: 40 µg/m3 B. de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof: 40 µg/m3 C. de plandrempel voor de 24-uursgemiddelde concentratie van fijn stof: de concentratie van PM10 mag niet vaker dan 35x per jaar hoger zijn dan 65 µg/m3 In verband met het Besluit luchtkwaliteit zal een zorgvuldige beoordeling en afweging moeten uitwijzen hoe dicht hier bij de weg of het kruispunt kan worden gebouwd. Denk hierbij aan een afstand van circa 30 tot 50 meter vanuit de naastgelegen wegas, afhankelijk van o.a. de verkeersintensiteit en de ontwikkeling van de normstelling. Weg(vak) of kruising
In verband met de volgende luchtkwaliteitsnorm(en)
1.
Kruispunt Europaweg/Damsterdiep
A
B
C
2.
Kruispunt Griffeweg/Europaweg/Sontweg
A
B
C
3. 4. 5.
A A
B B B
C C C
B B B
C C
B
C
B
C
B
C
13.
Griffeweg Kruispunt Hereweg/Stationsweg Oost Kruispunt Emmaviaduct/Stationsweg West Stationsweg Oost Stationsweg West Eeldersingel Laan 40-45: Vrijheidsplein-Hoendiep Petrus Camperssingel: gedeelte Hanzeplein - Damsterdiep Rijksweg: gedeelte tussen Oostelijke Ringweg en gemeentegrens Verlengde Hereweg ter hoogte van de Helperoostsingel en ter hoogte van de vestiging van Albert Heyn Wouter van Doeverenplein
A
B
C
14. 15.
Zuidelijke Ringweg i.c. Weg der VN Julianaweg/A28
A A
B B
C C
16. 17.
Zuiderpark Bornholmstraat
B
C
A
6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
A A A A A
Relevant als potentiële woningbouwlocatie? Ja, i.v.m. bouw parkeergarage in combinatie met woningbouw Ja, i.v.m. de Houtunielocatie Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja, i.v.m. de locaties Boerhof en De Rollen Nee Ja, i.v.m. Ciboga schots 16 Ja, i.v.m. Gyaslocatie Ja, i.v.m. Van Eedenstraat Nee Nee
Voor kanttekeningen bij deze tabel: zie volgende blz.
11
Er zijn in principe alleen berekeningen uitgevoerd voor wegen waar binnen een afstand van 30 meter vanuit de wegas mensen kunnen verblijven op een trottoir of in een woning.
Luchtnota gemeente Groningen 11.523.MD
16 Kanttekening 1: verbetering luchtkwaliteit dankzij schonere voertuigen Door aanscherping van de Europese emissie-eisen voor motorvoertuigen zal de luchtverontreiniging de komende jaren naar verwachting verder afnemen, hoewel dit positieve effect voor een deel teniet wordt gedaan op routes waar de verkeersintensiteit sterk toeneemt. Daarnaast zal bijv. ook de inzet van schonere bussen een positief effect hebben op de luchtkwaliteit nabij een aantal wegen of kruispunten (naast het Stationsgebied geldt dit o.a. ook voor het Wouter van Doeverenplein). Dit betekent, dat het aantal wegen en kruispunten met overschrijdingen van luchtkwaliteitsnormen de komende jaren verder zal afnemen. Kanttekening 2: vervangende nieuwbouw Het Besluit luchtkwaliteit maakt geen onderscheid tussen nieuwbouw en vervangende nieuwbouw. Wij zijn voornemens dit wel te doen. Voorzover het gaat om incidentele vervangende nieuwbouw (en dus niet om grootschalige herstructurering) zullen wij dit beschouwen als een voortzetting van een bestaande situatie. Kanttekening 3: extra zorgvuldig omgaan met de meest gevoelige objecten Het voldoen aan de wettelijke normen voor luchtkwaliteit is geen garantie voor een gezond woonklimaat. Zeker bij fijn stof kunnen ook bij relatief lage concentraties in principe toch negatieve effecten optreden. Daarom is het zaak om bij de locatiekeus voor de meest gevoelige objecten goede nota te nemen van de plaatselijke situatie met betrekking tot de luchtkwaliteit. Dit betekent, dat er bij de locatiekeus voor kinderdagverblijven, scholen, verzorgingshuizen of sportaccomodaties sowieso op zal worden gelet dat deze op voldoende afstand blijven van drukke wegen waar relatief veel (zwaar) vrachtverkeer langskomt, óók al is er niet direct sprake van een overschrijding van grenswaarden. Kanttekening 4: houtkachels, open haarden e.d. Bij houtkachels, open haarden, vuurkorven e.d. komen stoffen vrij die als zodanig schadelijk zijn voor de gezondheid. Zo zijn bijvoorbeeld PAK’s en dioxines kankerverwekkend. Vooral kwetsbare groepen als cara-, astma- en longemfyseempatiënten lopen gezondheidsrisico’s als zij frequent worden blootgesteld aan hoge concentraties van rook. Uit metingen in Groningen en modelberekeningen van de HVD blijkt echter, dat in normale omstandigheden zich géén concentraties voordoen van rook in de buitenlucht waarbij er sprake is van een reëel gezondheidsrisico voor omwonenden. Dit kan wél het geval zijn voor degenen die voor de kachel of open haard zitten. Er komen weinig klachten binnen over houtkachels, open haarden e.d.. De gemeente heeft trouwens ook maar weinig aangrijpingspunten om eventuele overlastsituaties aan te pakken. Daarom is ervoor gekozen om hier vooralsnog alleen via voorlichting aandacht aan te besteden. In bijlage 2 is de voorlichtingstekst opgenomen die begin 2004 enkele keren is verspreid via onder meer de Gezinsbode.
Luchtnota gemeente Groningen 11.523.MD
17 4.3. Luchtkwaliteitsplan Î maatregelen voor Stationsgebied Het Besluit luchtkwaliteit bepaalt, dat de gemeente een plan moet indienen bij de minister van VROM indien op één of meer locaties de plandrempel voor NO2 wordt overschreden. Uit het Rapport luchtkwaliteit 2002 blijkt, dat deze plandrempel in Groningen op 1 of 2 locaties wordt overschreden, te weten de kruispunten: - Emmaviaduct/Stationsweg west - Hereweg/Stationsweg oost. Voor het luchtkwaliteitsplan heeft het ministerie een sjabloon ontwikkeld. Wij hebben ons plan volgens dit sjabloon ingevuld. Ter wille van de leesbaarheid worden de hoofdlijnen en maatregelen van het plan hier beschreven en toegelicht. Het plan heeft primair betrekking op NO2. Maar hoewel fijn stof een grootschalig en hardnekkig probleem is, leveren de maatregelen uit het plan ook een belangrijke bijdragen aan de verlaging van de totale concentratie van PM10 waaronder zwarte rook en B(a)P. Overigens zijn en worden er in Groningen al veel (verkeers)maatregelen uitgevoerd, die een positief effect hebben op de luchtkwaliteit. Denk bijv. aan de maatregelen om het fietsverkeer te stimuleren (in het bijzonder de aanleg van vrij liggende fietspaden), het instellen van 30-km zones en allerlei maatregelen om het wegverkeer op een adequate wijze af te wikkelen. In aanvulling op deze algemene maatregelen, wordt ten behoeve van de luchtkwaliteit in en rond het Stationsgebied (en de binnenstad) ingezet op de volgende maatregelen: I. het inzetten van schonere bussen (nieuwe bussen en roetfilters); II. andere (verkeers)maatregelen om het Stationsgebied te ontlasten, zoals het verbeteren van de doorstroming op de route Eeldersingel - Griffeweg; III. het stimuleren van een pilot met ‘rijden op aardgas’ in nauwe samenwerking met de Gasunie en Arrriva; IV. het verder uitbouwen van het systeem van stadsdistributie. Ad I. Een schoner bussenpark De overschrijding van de plandrempel op de genoemde kruispunten en ook de hoge concentraties van B(a)P en fijn stof in en rond het Stationsgebied worden met name veroorzaakt door het intensieve busverkeer. De emissies van voertuigen i.c. bussen hangen direct samen met de ouderdom van het gebruikte materieel. In de Groninger situatie zit 'm daar juist de kneep. Want de afgelopen jaren wordt hier relatief veel oud materieel ingezet, wat blijkt uit een gemiddelde leeftijd van de stadsbussen in Groningen van 12 jaar (situatie in 2002). Om te bevorderen, dat in Groningen veel meer nieuwe en dus schonere bussen gaan rijden, zijn in het Programma van Eisen voor de aanbesteding van het openbaar vervoer de volgende eisen opgenomen: • de maximale leeftijd van de bussen mag maximaal 12 jaar zijn; • de gemiddelde leeftijd mag maximaal 7,5 jaar zijn; • indien technisch mogelijk en zinvol moeten de Euro-2 en 3 bussen worden voorzien van een roetfilter12; • de vervoerder moet bereid zijn mee te werken aan een eventueel experiment met 'rijden op aardgas'. In december jl. hebben de provincies Drenthe en Groningen plus de gemeente Groningen het besluit genomen om in zee te gaan met Arriva.
12
De dieselmotoren van zware voertuigen (zoals bussen, vracht- en vuilniswagens) kunnen in principe worden uitgerust met roetfilters. Deze vangen bij optimale omstandigheden meer dan 90% van het roet in het uitlaatgas weg. Probleem is, dat roetfilters niet bij alle voertuigen en routes zijn te gebruiken: bij een lage of onregelmatige belasting is het rendement (veel) lager vanwege een te lage temperatuur van het uitlaatgas.
Luchtnota gemeente Groningen 11.523.MD
18 Dit op basis van een offerte van Arriva, waarin onder meer de volgende voornemens zijn opgenomen over het materieel: • de 6 stadsbussen die rijden op LPG blijven in bedrijf • er worden 19 nieuwe stadsbussen ingezet (exclusief de 20 die in 2003 zijn aangeschaft) • er worden 2 nieuwe Citybusjes aangeschaft • voor het streekvervoer worden er 64 nieuwe, lichtgewichtbussen aangeschaft (naast de 73 die al eerder zijn aangeschaft), 21 nieuwe gelede bussen en 16 nieuwe Q-liners voor de HOV-lijnen • in totaal worden er aan het begin van de nieuwe concessieperiode 123 nieuwe bussen aangeschaft op een totaal van 320 bussen • de gemiddelde leeftijd van de bussen komt hiermee uit op 3,53 jaar (bij een maximale leeftijd van 12 jaar) • alle Euro-2 en 3 bussen worden voorzien van een CRT-filter (= roetfilter) • desgewenst is Arriva bereid mee te werken aan een experiment met 'rijden op aardgas' De NO2-emissies van het busverkeer in het Stationsgebied zullen hierdoor aanzienlijk afnemen. Een globale berekening met het CAR-II model leert, dat dit voldoende is om de grenswaarde van NO2 in 2010 te halen. De inzet van nieuwere bussen en het gebruik van roetfilters betekent ook een aanzienlijke reductie van de emissies van fijn stof. Of dit voldoende is om de grenswaarde voor fijn stof te halen, is onzeker omdat dit mede afhangt van de achtergrondconcentratie. Maar zeker is wel, dat de komst van veel nieuwe en/of schonere bussen ook voor de fijn stof-concentratie een grote verbetering inhoudt, temeer omdat juist de emissies van de meest schadelijke componenten (zoals roetdeeltjes) hierdoor fors zullen verminderen. Ad II. Andere (verkeers)maatregelen om het Stationsgebied te ontlasten Naast een drastische vernieuwing van het bussenpark staan er nog andere maatregelen op stapel die een positief effect zullen hebben op de luchtkwaliteit: a. Herinrichting Stationsgebied De herinrichting van het Stationsgebied leidt tot een betere afwikkeling van het busverkeer, waardoor het aantal busbewegingen zal afnemen en de gemiddelde verblijftijd van de bussen korter zal worden. b. Aanpassing routering van een aantal buslijnen Voor enkele lijnen zal de routering worden aangepast, waardoor ze niet meer langs het station komen. Resultaat is minder bussen en dus minder emissies. c. Doorstromingsmaatregelen op de route Eeldersingel - Griffeweg Er zijn maatregelen in voorbereiding om de doorstroming op de Stationsweg e.o. te verbeteren. De prioriteitsvolgorde bij de afwikkeling van het verkeer op de Stationsweg wordt: 1e langzaam verkeer (bij de oversteek ter hoogte van de Werkmanbrug), 2e openbaar vervoer, 3e fietsoversteken op de kruispunten en 4e het autoverkeer. Dit betekent, dat in de spits het autoverkeer langs het Verbindingskanaal zonodig met behulp van verkeerslichten wordt ontmoedigd in combinatie met een betere facilitering van een adequate omrijroute. Weliswaar brengt dit voor het Emmaviaduct (20.000 mvt) en Hereweg (12.000 mvt) geen directe verlichting, maar wel voor het Stationsgebied zelf. Het effect op de luchtkwaliteit is weliswaar niet groot, maar in elk geval wel positief. Ten eerste omdat het leidt tot minder autoverkeer en ten tweede omdat de doorstroming beter wordt waardoor er minder sprake is van stilstaand en optrekkend verkeer (wat gepaard gaat met relatief hoge emissies).
Luchtnota gemeente Groningen 11.523.MD
19 Ad III. Pilot met 'rijden op aardgas' Aardgas is een zeer schone brandstof. In vergelijking tot diesel leidt 'rijden op aardgas' tot een veel lagere emissie van NOx, roetdeeltjes en andere schadelijke gassen en bovendien tot een lagere emissie van geluid. Voordeel van aardgas boven LPG (ook een zeer schone brandstof) is, dat aardgas ook nog een lagere emissie kent van het broeikasgas CO2. 'Rijden op aardgas' is dus goed voor de luchtkwaliteit én voor het klimaatbeleid. Temeer als het aardgas wordt verrijkt met waterstofgas. Voertuigen op aardgas zijn duurder in aanschaf, maar dankzij een lagere brandstofprijs kunnen de meerkosten op termijn (deels) worden terugverdiend. In het kader van het Energieconvenant heeft de Gasunie het initiatief genomen om te komen tot een pilot in de stad met de inzet van bussen die gaan rijden op aardgas (dat met waterstof is verrijkt). Bij het overleg hierover zijn naast de Gasunie onder meer Arriva, de gemeente en provincie Groningen betrokken. Ad IV. Maatregelen voor de binnenstad In de binnenstad worden naar verwachting geen luchtkwaliteitsnormen overschreden. Maar dit is geen garantie, dat er geen gezondheidseffecten kunnen optreden. Denk maar aan een situatie waarbij voetgangers of fietsers midden in de uitlaatstroom komen te staan van een dieselvoertuig met z'n hoge emissies van roetdeeltjes en andere schadelijke stoffen. Het is dus zaak om dergelijke voertuigen zoveel mogelijk te weren uit gebieden waar veel mensen samenkomen, wat bij uitstek het geval is in de binnenstad. Hiervoor zijn een paar aangrijpingspunten, zoals de inzet van schonere stadsbussen (zie hiervoor) en het verder uitbouwen van het systeem van stadsdistributie. Het systeem van stadsdistributie levert veel winst op voor de leefbaarheid in de binnenstad: minder luchtverontreiniging, minder geluidsoverlast, meer verkeersveiligheid en minder ruimtebeslag. Het systeem van stadsdistributie zal daarom verder worden uitgebouwd. Binnen de autovrije gebieden gelden laad- en losvensters van 's-ochtends 5.00 - 11.00 uur en 's-avonds van 18.00- 20.00 uur. Erkende stadsdistributeurs kunnen een ontheffing krijgen om buiten deze venstertijden de binnenstad te bevoorraden én om gebruik te maken van de busbanen. De voorwaarden voor deze erkenningsregeling zullen worden aangepast. Zo zal expliciet als voorwaarde worden opgenomen, dat bij nieuwe aanvragen en bij de aanschaf van nieuwe voertuigen voldaan moet worden aan de geldende Euronorm voor de emissies van voertuigen. Tevens zullen de regels voor stadsdistributie en venstertijden strikter worden gehandhaafd. Tot slot zal de Milieudienst voor de inzameling van het afval in de binnenstad relatief nieuwe en dus schone wagens inzetten. Om de blootstelling van binnenstadbezoekers te beperken, zullen de vuilniswagens zich houden aan de regeling omtrent de venstertijden.
Tot slot: kosten en financiering De meeste maatregelen die hiervoor zijn genoemd, zijn onderdeel van of kunnen meeliften met projecten die al in gang zijn of zullen worden gezet. Deze maatregelen brengen derhalve voor de gemeente geen additionele kosten met zich mee waarvoor alsnog dekking moet worden gezocht. In het ISV-II (2005 - 2009) zal een budget van € 32 mln. beschikbaar worden gesteld voor het oplossen van binnenstedelijke knelpunten met betrekking tot de luchtkwaliteit (i.c. overschrijdingen van de plandrempel voor NO2). Het ministerie heeft te kennen gegeven, dat de verdeling van dit (in relatie tot de totale landelijke problematiek overigens bescheiden) budget gebaseerd zal worden op het criterium 'aantal (kilo)meters normoverschrijding in relatie tot de ligging van gevoelige objecten'. In Groningen zijn langs de betrokken kruispunten géén gevoelige objecten gelegen (zoals woningen), maar alleen kantoren. Toch zijn er goede argumenten om vanuit Groningen een beroep te doen op het luchtbudget: a. Het is niet consequent als een gemeente wél planplichtig is, maar niet in aanmerking komt voor een (basis)subsidie voor de uitvoering van het plan; b. Het inzetten van subsidie voor ons luchtkwaliteitsplan levert een hoog milieurendement op omdat hiermee wordt voorkomen dat dagelijks in en rond het Stationsgebied meer dan 100.000 passanten worden blootgesteld aan te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Luchtnota gemeente Groningen 11.523.MD
20 Weliswaar gaat het hierbij om een relatief korte verblijfsduur (ten opzichte van mensen die elders in het land op dergelijke hoogbelaste locaties wonen). Maar dit laat onverlet, dat de huidige situatie in het Stationsgebied uit oogpunt van volksgezondheid ongewenst is, temeer omdat het hier veel schoolkinderen betreft. Binnenkort zal duidelijk worden of er ISV-geld beschikbaar komt voor de uitvoering van het luchtkwaliteitsplan. Zonodig zal worden gezocht naar cofinanciering door private partijen.
Luchtnota gemeente Groningen 11.523.MD
21 Bijlagen Bijlage 1: Oorzaken luchtverontreiniging en gevolgen voor de gezondheid Bijlage 2: Voorlichtingstekst over houtkachels en open haarden Bijlage 3: Luchtkwaliteitsnormen
Luchtnota gemeente Groningen 11.523.MD
22 Bijlage 1 Oorzaken luchtverontreiniging en gevolgen voor de gezondheid In paragraaf 1 is kort ingegaan op de gevolgen van luchtverontreiniging voor de gezondheid van mensen. Hier wordt nader ingegaan op de meest relevante stoffen. Aangegeven wordt wat de bronnen van luchtverontreiniging zijn en wat voor effecten de stoffen kunnen hebben op de volksgezondheid. Achtereenvolgens komen aan snee: - stikstofoxiden (NO en NO2) - zwevende deeltjes (PM10) - benzeen (C6H6) - benzo(a)pyreen (C20H12) - ozon (O3) Stikstofoxiden (NO en NO2) NO2 heeft een negatief effect op de elasticiteit van het longweefsel waardoor de weerstand tegen infecties kan verminderen. Overschrijding van de grenswaarden van NO2 komt veel voor in Nederland, met name langs drukke (snel)wegen en/of wegen met veel vrachtverkeer. Net als koolmonoxide (CO) bindt NO zich aan de hemoglobine waardoor de opname van zuurstof in het bloed wordt belemmerd. Dankzij de toepassing van de katalysator zijn de emissies van NO echter sterk afgenomen en vormen de NO-concentraties in de buitenlucht geen noemenswaardig probleem meer. Benzeen Benzeen is een vluchtig bestanddeel van benzine en dieselbrandstoffen. Belangrijke bronnen zijn derhalve het verkeer en tankstations. De stof heeft een toxische werking op het bloed en de bloedvormende weefsels. Het belangrijkste effect is, dat benzeen een rol kan spelen bij het ontstaan van leukemie. Bij de huidige concentratie van benzeen in de buitenlucht is het risico op kanker echter zeer klein. Benzo(a)pyreen Benzo(a)pyreen is een belangrijke indicatorstof van de groep polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's). De stof komt vrij bij allerlei verbrandingsprocessen, vooral als er sprake is van een onvolledige verbranding. Met name dieselmotoren zijn een belangrijke bron. De concentratie van B(a)P is de laatste 10 jaar vrijwel gelijk gebleven. De gezondheidsrisico's van PAK betreffen voornamelijk de kankerverwekkende eigenschappen. Zwevende deeltjes oftewel fijn stof (PM10) Fijn stof is een verzamelterm voor allerhande kleinere en grotere stofdeeltjes. De officiële term is Particulate Matter en afhankelijk van de diameter wordt gesproken over PM10 (deeltjes < 10 micrometer) en PM2,5 (deeltjes < 2,5 micrometer). Hierboven is gerefereerd aan enkele onderzoeken waaruit blijkt dat luchtverontreiniging leidt tot een verhoogd risico op voortijdig overlijden. Langdurige blootstelling aan fijn stof speelt hierbij een grote rol. Fijn stof wordt gevormd bij allerlei verbrandingsprocessen (industrie, verkeer, open haarden): dit wordt primair fijn stof genoemd. Daarnaast vormt zich in de atmosfeer zgn. secundair fijn stof uit andere luchtverontreinigende stoffen. In een minuscuul stofdeeltje kunnen allerlei vervelende stoffen zitten, zoals allergenen, dioxines, zware metalen, PAK's en andere koolwaterstoffen, maar ook onschuldige stoffen als waterdamp. Een deel van het fijn stof kan bestaan uit zgn. zwarte rook of roetdeeltjes. De emissie hiervan vindt met name plaats door dieselmotoren (zware vrachtauto’s, scheepvaart, dieseltreinen) en lokale industriële bronnen. Gezien het vaste verband tussen de concentraties van fijn stof en zwarte rook wordt er voor de laatste geen aparte norm meer gehanteerd.
Luchtnota gemeente Groningen 11.523.MD
23 De inademing van fijn stof kan allereerst (mede) oorzaak zijn van het ontstaan van luchtwegaandoeningen zoals astma en bronchitis. Uit studies blijkt, dat vooral jonge kinderen hiervoor gevoelig zijn. Daarnaast kan fijn stof dat (diep) doordringt in de longen ontstekingsreacties veroorzaken, waardoor het bloed gaat klonteren. Bloedstolsels kunnen leiden tot een hart- of herseninfarct. Verder kunnen de eerdergenoemde componenten uit fijn stof (zoals PAK’s) schade toebrengen aan de gezondheid van mensen. Zo vertoont zwarte rook of dieselroet een duidelijke samenhang met het optreden van acute gezondheidseffecten (zie ook hiervoor bij B(a)P). De huidige normstelling voor fijn stof heeft betrekking op PM10. Uit onderzoek blijkt echter, dat de zeer kleine deeltjes tot 2,5 micrometer het meest schadelijk zijn doordat deze het diepst in de longen kunnen doordringen. De WHO adviseert dan ook om specifieke normstelling te ontwikkelen voor PM2,5. Onderzoeksresultaten wijzen in de richting, dat er geen minimumconcentratie is waar beneden géén gezondheidseffecten meer optreden. Met andere woorden: ook bij lage concentraties van fijn stof doen zich in principe risico's voor de gezondheid voor. Zwevende deeltjes i.c. fijne stofdeeltjes hebben een lange levensduur in de atmosfeer. Daardoor is de bijdrage van buitenlandse bronnen aan de gemiddelde concentratie in Nederland relatief hoog (omgekeerd exporteert Nederland veel fijn stof naar het buitenland). Door de import van fijn stof heeft Nederland sowieso al te kampen met een hoge gemiddelde concentratie. Samen met de emissies uit de overige niet-lokale bronnen leidt dit tot een (dikke) deken van luchtverontreiniging waar op lokaal niveau niets tegen te doen valt. Dit wordt aangeduid als de achtergrondconcentratie. Hier bovenop komt dan nog de fijn stof concentratie ten gevolge van lokale bronnen, waardoor lokale pieken kunnen voorkomen nabij grote emissiebronnen zoals snelwegen. Door de hoge achtergrondconcentratie worden de luchtkwaliteitsnormen voor PM10 nagenoeg in geheel Nederland overschreden. Daarom valt het nemen van saneringsmaatregelen primair onder het rijksbeleid. Langs drukke wegen kan het aandeel zwevende deeltjes in de concentraties ten gevolge van het verkeer oplopen tot meer dan 50%.De GGD van Rotterdam heeft berekend, dat wonen langs een zeer drukke snelweg zoals Overschie (met 150.000 voertuigen per etmaal) gelijkstaat aan het meeroken van 17 sigaretten per dag. Ozon (O3) Zoals bekend vervult ozon in de stratosfeer (waar het wordt gevormd onder invloed van zonlicht) een essentiële functie, doordat deze 'ozonlaag' het leven op aarde beschermt tegen een te hoge UV-straling. Ozon op leefniveau levert echter net als fijn stof en NO2 een grote bijdrage aan de luchtverontreiniging én aan het ontstaan van gezondheidsschade. Door ozon nemen de ernst, duur en frequentie van luchtwegklachten toe. In tegenstelling tot de eerder genoemde stoffen wordt ozon niet rechtstreeks geëmitteerd door bijv. het verkeer. Ozon wordt namelijk in de atmosfeer gevormd onder invloed van zonlicht uit NOx en vluchtige koolwaterstoffen. Hoge concentraties van ozon doen zich alleen voor bij (langdurig) warm weer. Vandaar ook, dat ozon in de volksmond wordt aangeduid als zomersmog. De relatie met verkeer is complex. Als gevolg van chemische processen (i.c. vorming en afbraak van ozon) in de lucht zijn de ozonconcentraties dichtbij de bron (langs drukke wegen c.q. in steden) in het algemeen lager dan op grotere afstand van de bron (zoals plattelandsgebieden). De ozonconcentraties zijn het hoogst in de zomer en dan in het bijzonder aan het eind van een (warme en zonnige) middag. Het effect op de volksgezondheid is relatief groot. Het RIVM heeft berekend, dat in de warme zomer van 2003 in Nederland 1.000 - 1.400 extra sterfgevallen zijn opgetreden waarvan de helft is veroorzaakt door luchtverontreiniging en daarvan 2/3 deel door te hoge ozonconcentraties.
Luchtnota gemeente Groningen 11.523.MD
24 Extra probleem van ozon is, dat het qua impact na koolstofdioxide (CO2) en methaan (CH4) het derde broeikasgas is. Ozonvorming op leefniveau draagt dus bij aan de mondiale opwarming van het klimaat wat op zijn beurt weer bijdraagt aan een hogere vorming van ozon op leefmilieu. Uit oogpunt van milieurendement loont het dus zeer om de vorming van ozon op leefniveau aan te pakken. Dit kan door de emissies van NOx en/of vluchtige organische koolwaterstoffen (met als bronnen het verkeer, de industrie en huishoudens met schoonmaakmiddelen en verf etc.) te verminderen. Complicatie hierbij is echter, dat de stoffen die ozon veroorzaken en met name ook ozon zélf zich over grote afstanden kunnen verspreiden. De verbetering van de lokale luchtkwaliteit is derhalve geheel afhankelijk van (inter)nationale maatregelen.
Luchtnota gemeente Groningen 11.523.MD
25 Bijlage 2 Voorlichtingstekst over houtkachels en open haarden Antwoorden op veel gestelde vragen Inleiding Door het gebruik van open haarden en houtkachels kunnen schadelijke stoffen in de lucht komen. Bovendien kunnen omwonenden er overlast door ondervinden. Er bestaat veel onduidelijkheid over de gezondheidsrisico’s en over het juiste gebruik van kachels en haarden. Hieronder wordt antwoord gegeven op veel gestelde vragen en worden tips gegeven voor stookgedrag. Is rook uit kachels of haarden gevaarlijk voor omwonenden? Een houtkachel veroorzaakt veel meer luchtverontreiniging dan een verwarming op aardgas. Bij de verbranding van hout e.d. kunnen stoffen vrijkomen die slecht zijn voor mens en milieu. Maar in normale omstandigheden zijn de concentraties van deze stoffen in de buitenlucht zodanig, dat er géén gevaar is voor de gezondheid van omwonenden of voorbijgangers. Bij een regelmatige of langdurige blootstelling aan hoge concentraties van rook kunnen wel tijdelijke gezondheidsklachten optreden, die van voorbijgaande aard zijn. Hoge concentraties in de buitenlucht kunnen worden veroorzaakt door lage schoorstenen, kachels met overcapaciteit en het stoken van ander materiaal dan zeer droog én ongeverfd hout. Daarnaast hebben factoren als mist en windsterkte veel invloed op de verdunning van rook met de buitenlucht. Hoge concentraties treden vooral op bij mistig en windstil weer. Waaruit bestaat de overlast door het gebruik van kachels en haarden? De overlast bestaat uit stank, neerslag van roet en soms verspreiding van vonken. In sommige gevallen hebben buren last van prikkeling in ogen, neus en keel. Deze gezondheidsklachten zijn van voorbijgaande aard. Personen met astma, bronchitis, longemfyseem of hartziekten reageren extra gevoelig op de schadelijke stoffen die in rook zitten. Verder ervaren buren het als hinderlijk, als ze vanwege de rook niet kunnen ventileren of vanwege stank en roet buiten geen was kunnen laten drogen. Is het stoken van kachels of haarden gevaarlijk voor de stokers zelf? Voor de stokers zelf kunnen zich wel gezondheidsrisico’s voordoen. In huizen waarin dagelijks hout e.d. wordt gestookt, hebben vooral kinderen vaker (last van) verkoudheid, astma, bronchitis of longontsteking. Binnenshuis zijn tijdens het stoken te hoge concentraties van gevaarlijke stoffen gemeten (zoals polycyclische aromatische koolwaterstoffen, oftewel PAK’s), zelfs wanneer het binnen niet rokerig is. De verontreiniging van de binnenlucht hangt af van het type houtkachel, de trek in de schoorsteen en het stookgedrag. Het ministerie van VROM heeft een typekeuring voor kachels en haarden vastgesteld (NL-keur). Het stoken van een gesloten kachel veroorzaakt binnenshuis minder luchtverontreiniging dan een model met openingen of een open haard. Onvoldoende trek in de schoorsteen is vaak te wijten aan een verstopt schoorsteenkanaal, een te lage uitmonding van de schoorsteenpijp en/of weinig wind. Onder slecht stookgedrag wordt verstaan: het smoren van de luchttoevoer naar de kachel, het stoken van nat hout, het te dicht tegen elkaar stapelen van het hout of briketten en vooral het gebruik van brandstoffen die niet bedoeld zijn voor kachels en haarden zoals geverfd hout of plastic e.d.. Dit kan leiden tot een overmatige vorming van schadelijke rook.
Luchtnota gemeente Groningen 11.523.MD
26 Tips voor het stoken van kachels en haarden • Kies een gesloten kachel met een kleine capaciteit, met in ieder geval het NL-keur van VROM of nog beter met het VRH-keurmerk van de Vereniging Haard en Rookkanaal. • Stook alleen brandstoffen die zijn bedoeld voor kachels en haarden, dus beslist geen geverfd hout, plastic e.d. • Stook alleen ongeverfd hout dat 1 of 2 jaar gedroogd is. • Stook niet bij mistig of windstil weer. • Stook niet wanneer omwonenden last hebben van ogen, neus, keel of longen. • Gebruik hout dat tenminste vuistdik is. • Laat elk jaar de schoorsteen vegen. • Stapel de stukken met genoeg ruimte ertussen in de kachel. • Open de toevoer van lucht in de kachel en de uitlaatklep naar de schoorsteen. • Ventileer de kamer waarin de kachel staat. • Mors geen as in huis. • N.B.: een open haard kan ook op gas worden gestookt, wat veel beter is voor het binnen- en buitenmilieu. Tot slot Om de gemeente een beter beeld te geven van de eventuele hinder in de stad Groningen kunt u opmerkingen of klachten over rook uit kachels en haarden kwijt op het volgende e-mailadres:
[email protected]
Luchtnota gemeente Groningen 11.523.MD
27 Bijlage 3 Luchtkwaliteitsnormen
Luchtnota gemeente Groningen 11.523.MD