%HOJLs%HOJLTXH P.B./P.P. B/83
De
Maïsteler Vaktijdschrift • jaargang 4 nr.14 zomer 2007 • Periodiciteit:3xjaar • Afgiftekantoor 3500 Hasselt 1P2A9726
Verandering
Retouradres Gil Claes Produkties Gerheiden 87 2250 Olen - België
(1(&2 (QHUJLH
Nu overschotten op de wereldvoedselmarkt verdwijnen, treden nieuwe verhoudingen LQ +HW SULMVPHFKDQLVPH VWXXUW DDQ RS QRJ HI¿FLsQWHU JURQGJHEUXLN 16
4
De weersverwachting heeft dit voorjaar en in de voorzomer geregeld tot ontsteltenis geleid. Zó droog, zó warm, zó nat en dat duurde allemaal zó lang. :DW PRHW HU GLW MDDU YDQ GH PDwV WHUHFKWNRPHQ" 9HUED]HQG KRHYHHO µRQJHYRHOLJKHLG¶ tegenwoordig in de rassen is ingekweekt.
Verschillende EHQDGHULQJ 19
Hét oogsttijdstip
Energiebesparende methode
9
De allerbelangrijkste vastigheid voor de praktijk blijft de ‘melklijn’.
)DEULNDQWHQ YDQ RRJVW machines maken zich NODDU RP HQHUJLHJH ZDVVHQ HI¿FLsQW YDQ het land te halen. 22
+XXE 1RRLMHQ JHHIW uitleg.
*HWDOYHUJLVWLQJV installaties 23 'H JHWDOOHQ ]LMQ PLV schien nog niet groot, maar het kan zijn dat er zomaar vaart in komt.
Halverwege
De rasverschillen komen tevoorschijn
Ook energiemaïs voor ELRJDVLQVWDOODWLHV
Praktijkervaring
3
Het mag zijn dat de verscheidenheid van de rassen steeds groter wordt; voor dry down rassen geldt steeds: snijmaïs oogsten zodra de melklijn tot de helft van de korrel gevorderd is. Stay green rassen oogst je pas als het zwarte puntje in de voet van de korrel tevoorschijn komt. Dat geldt ook voor korrelmaïs.
Demodagen
14
2P RS GH KRRJWH WH EOLMYHQ YDQ RQWZLNNHOLQJHQ GDW WH EHNLMNHQ HQ GDDURYHU JHVSUHN WH KHEEHQ PHW GHVNXQGLJHQ ZRUGHQ ELQQHQNRUW RQWPRHWLQJHQ JHUHJHOG RS YHUVFKLOOHQGH SODDWVHQ µ.RPW GDW ]LHQ¶
Stimulering duurzame energieproductie
17
'H RYHUKHLG PRHGLJW RRN GH ODQGERXZ DDQ GHHO WH QHPHQ LQ GH GXXU]DPH HQHUJLHSUR GXFWLH 0DDU GH ¿QDQFLsOH WHJHPRHWNRPLQJ EOLMIW NDULJ (U ZRUGW KHW XLWHUVWH JHYUDDJG DDQ HI¿FLsQWLH
Ideale haksellengte energiemaïs
18
Invoer nauwgezet regelen.
9RRUVSHOEDUHPHWKDDQJDVSURGXFWLH
20
7HYRUHQZHWHQZDWKHWRSEUHQJW]RXKHWRQGHUQHPHUVYHHOJHPDNNHOLMNHUPDNHQ+RH ZRUGWYHUJLVWLQJHHQEHµJULMSEDDU¶SURFHV"'HEHRRUGHOLQJLQKHWYHUJHOLMNHQGUDVVHQ RQGHU]RHNYDQHQHUJLHJHZDVVHQKHHIWGULQJHQGHHQµNDSVWRN¶QRGLJ
'LJHVWDDWHHQQREHOHRQEHNHQGH
21
,QSDVVLQJYDQZDWRYHUEOLMIWQDRQWWUHNNLQJYDQHQHUJLHXLWELRPDVVDLQKHWPLOLHXYDQ GHODQGERXZLVYRRUDOHHQSROLWLHNHNZHVWLH+HWDJUDULVFKEHGULMIVOHYHQWRRQW]LFKRQW vankelijk. “Zegt u het maar”. ZOMER 2007 - De Maïsteler 1
Op de landbouwwerktuigdagen in Oudenaarde
KWS Maïsrassen- en maïsoogstdemonstratie contractering/teelt/oogst/opslag Deelnemende bedrijven: Regionale KWS-handelaren, New Holland, DEWA, Energiemaatschappij ENECO, Hyplast, Schaumann, Steeno.
SILOMAÏS:
KORRELMAÏS:
ENERGIEMAÏS:
Bij de silomaïs zal de nadruk liggen op:
Bij de korrelmaïs zal ook de nadruk liggen op:
Bij de energiemaïs zal de nadruk liggen op:
s DE BELANGRIJKSTE PUNTEN VOOR DE MAÕSTEELT DE 0S
s DE 0S MET SPECIALE AANDACHT VOOR VROEGRIJPHEID OP BASIS VAN MOMENT VAN VERSCHIJNING BLACKLAYER
s "IOGAS DE MEEST EFlCIÑNTE BIOBRANDSTOF UIT DE LANDBOUW
s DE JUISTE WAARDERING ZETMEELOPBRENGST ALS RENDEMENTSBASIS s DE JUISTE AFSTELLING VAN DE OOGSTMACHINES
w bon Vergeet u .) (zie pag...14) en! e r te b ng niet mee
s DE BIOGASINSTALLATIE
s DAARNAAST ZAL HET PLETTEN HET MALEN EN DE OPSLAG VAN MAÕS IN DE PICTURE STAAN
s HET GEWENSTE TYPE MAÕS s DE TEELTBEHOEFTEN s HET OOGSTTIJDSTIP s DE AFSTELLING VAN DE OOGSTMACHINES s DE OPSLAG s DE CONTRACTERING
KWS-maïszaden: energie voor mens, dier en maatschappij! www.kwsbenelux.com KWS Benelux BV Tel.: 0032 (0)3 449 02 20 Fax: 0032 (0)3 449 20 89
Het begint met ons!
De
Maïsteler ZOMER 2007 - Nr. 14
Colofon “De Maïsteler” is een uitgave van Gil Claes Produkties. De verantwoordelijkheid voor de redactionele inhoud ligt bij de redacteur. Er wordt echter geen verantwoording genomen voor de consequenties van gevolgtrekkingen van de lezer uit de inhoud van dit blad. Uitgeverij en redactiesecretariaat Gil Claes Produkties Brigitte Weyts Gerheiden 87 2250 Olen - België tel 0032 (0)14 27 94 91 fax 0032 (0) 14 26 51 01 e-mail
[email protected] Redactie Wim Fournier tel 0031 (0)346 566 385 e-mail
[email protected] Opmaak Rosalie Fournier Advertentiebemiddeling Brigitte Weyts Wim Fournier Oplage: Editie België: 12,000 ex. Editie Nederland: 16,000 ex. Afgifte kantoor: België Nederland
Hasselt Sittard
Verandering Op mijn ronde, om een beeld te krijgen van de stand van het gewas, bezocht ik negen bedrijven in ons taalgebied. Sprak daar met ondernemers en teeltdeskundigen over de zaaitijd en de groei van het gewas. Het is opmerkelijk dat zij mij allen spraken over het economisch perspectief waarin de maïsteelt tegenwoordig plaatsvindt. “De omstandigheden in de landbouw zijn aan het veranderen”. Daar heeft u als maïsteler direct mee te maken. De omvang van de wereldeconomie neemt momenteel drastisch toe doordat China zich inmiddels benaderbaar opstelt. Onmiddellijk gevolg is dat de wereldmarkt voor voedsel er een grote koopkrachtige vraag bij krijgt. En dat is direct bij ons merkbaar. Tegelijkertijd speelt het begin van een ommekeer in het besef, dat we moeten afstevenen op duurzame energie. We maken toebereidselen om de energievoorziening ook te baseren op de teelt van energiegewassen. De Europese Unie beraadt zich dus, over het vervroegd beëindigen van de quoteringen in de productie en het opheffen van de braakpremie. De productiviteit van de grond krijgt opnieuw waardering. Intussen wordt de bemesting van het land steeds strakker de duimschroeven aangedraaid. We zullen alles uit de kast moeten halen om zo efficiënt mogelijk om te gaan met de nutriënten die de bodem levert en die we aan de bodem kunnen toevertrouwen. Dat is nog eens ‘andere koek’. Op mijn ronde had ook eigenlijk ieder het er over hoe we met elkander het uiterste moeten doen om in de maïsteelt de puntjes op de ‘i’ te zetten. Steeds maar op zoek zijn naar de optimale benadering. Telkens hoor ik dan weer spreken over het belang van de rassenkeuze. We hadden -alweer- een bijzonder voorjaar en bijzondere weersomstandigheden in de voorzomer. Zo gauw er extreme eisen aan het gewas gesteld worden, springen de rasverschillen naar voren. Kijk dus goed om u heen en haal de verschillen eruit. Met de veranderingen in de markt komt ook de gewassenkeuze weer aan de orde. Wat gaan we telen en hoe benutten we de beschikbare grond het best. Het meest economisch. Het gaat steeds over ons gezinsinkomen. Uw alledaagse leveranciers maken zich daar al gedachten over. Interessant om die te vernemen.
Wim Fournier
“De Maïsteler” wordt gratis op naam verstuurd aan alle telers met meer dan 5 ha maïs en de loonwerkers in Nederland en Vlaanderen. Overige abbonementen tegen betaling van € 10,- op rek.nr. 413-2142071-77, van Gil Claes Produkties, met duidelijke vermelding: abonnement De Maïsteler. Verzoek Gelieve bij onjuiste adressering of bij verhuizing ons hiervan per post, of per fax of e-mail op de hoogte te brengen.
ZOMER 2007 - De Maïsteler 3
West Brabant “De eerste maïs ging op 10 april de grond in”, vertelt Henk Groeneveld van ‘Alliance’ in Werkendam, Noord Brabant. Zij zijn actief op klei- en zandgronden. “Dat is nu de beste maïs die hier de afgelopen dertig jaar gegroeid is”. Eind juni was die al manshoog. Vóór half april was het hier zeer droog en warm. Het is hier zandgrond. Wat in vochtige grond gezaaid is, is nu prima maïs, alle planten staan er. Wat later in de droge periode gezaaid is, in grond waarin niet teveel gewoeld is, staat ook goed. Maar wie veel gecultivaterd heeft, -twee, drie keer sommigen- heeft zijn grond uitgedroogd. Die grond is met de hevige regen die later kwam ook dichtgeslagen. Daar vinden we een zeer onregelmatige opkomst en stand. Maïs heeft praktisch heel weinig vocht nodig om te kiemen. De korrel absorbeert heel gemakkelijk vocht, een kiem gaat de bodem in en groeit. Afgelopen herfst moesten boeren op zandgrond voor het eerst een groenbemester zaaien ‘om de mineralen vast te leggen’. De relatief hoge temperaturen in de wintermaanden hebben een fors gewas groenbemester opgeleverd. Vooral de rogge. Dat ploeg je niet gemakkelijk onder. Wie in februari doodgespoten heeft met glyfosaat heeft nu de beste resultaten. Je pakt meteen de eerste onkruiden. Wie geprobeerd heeft het met de cultivator onder te werken
ZOMER 2007 - De Maïsteler 4
willen veel melkveehouders het aandeel maïs in het rantsoen niet lager. We proberen dus meer opbrengst per hectare te oogsten. Vooral meer zetmeel, dat is voederwaarde. Dat richt de aandacht op perfectioneren van de teelt. Misschien het op 50 cm zaaien.
Vlaamse kust
zodra de mest opgebracht mocht worden, heeft daarmee problemen gehad. Dat geeft nu in de maïs slechte resultaten. De ondergewerkte groene massa moet verteren, dat legt stikstof vast die het maïsgewas dan juist nodig heeft. De maïs heeft een ‘sukkelperiode’. De onkruidbestrijding deed meer schade dan in een florerend gewas. Die maïs heeft het nu nóg moeilijk. Van overheidswege wordt het doodspuiten niet aanbevolen, maar de economie gebiedt. “Reken maar uit!” “De waarheid moet nog komen”. De bloei. Vocht tijdens de bloei is bepalend voor de oogst. Hoe mooi de maïs ook staat; komt er droogte tijdens de bloei, dan kun je een slechte kolfzetting krijgen. Het scherpe mestbeleid geeft dat de mineralenvoorraad nauwsluitend is. “Ruim stikstof; verft alles groen”. Al een gering tekort tekent zich af in de kleur van het gewas. Laaggelegen, natte percelen tekenen zich het scherpste af. In het vroege, natte voorjaar is daar moeilijk mest uit te rijden. Nu zie je daar de eerste gebreken. Met de derogatie is het aandeel grasland op veel bedrijven vergroot. En met het natte weer is er gras genoeg gekomen. Toch
Aan de Vlaamse kust vinden we in de ‘Noordzee”-polders (zware) klei, die natuurlijk in de herfst op wintervoor geploegd wordt. Als dan goed de winter erover gaat, heb je een mooie rulle bodem om in te zaaien. “Maar daar is dit keer niet’ van terecht gekomen”, zegt Hendrik Cobbaert, van Deco Zaden in Zedelgem. “Met zo’n droogte als dit voorjaar is nauwelijks een zaaibed te bereiden”. De ondergrond is nog niet droog, de bovengrond droogt hard op. Veel gezaaide maïs is lang weggebleven of geheel niet opgekomen. Oostelijk van de zandtong van het vroegere Zwin vinden we zachtere rivierklei, afgezet door de Schelde. “Daar is het beter gegaan”. Meer landinwaarts liggen de zandgronden, zeg maar beneden de ‘vaart’ van Brugge naar Oostende. Daar was het dit voorjaar even zo droog natuurlijk. België is nog bezig over de derogatie, dus hier was een ‘vanggewas’ nog niet verplicht. Die moeilijkheid heeft men niet gekend. De eerste maïs op het zand is in Vlaanderen rond 15 april gezaaid. Die maïs staat er nu perfect voor. In de vroegste rassen vonden we voor half juli al kolfzetting in een fors gewas. Er is hier nogal wat grasland gescheurd om maïs te zaaien. Daar ligt de zaaidatum aanmerkelijk later. Bij het ploegen en zaaien één stofwolk. Zo’n zaaibed is verre van ideaal. Het ondergeploegde gras verteert slecht bij gebrek aan zuurstof doordat de bouwvoor geen structuur heeft. “Het is pulver”. Slechte opkomst, onregelmatige stand. En wat er staat, groeit nu niet goed door zuurstofgebrek. Het is inmiddels veel te nat. Geelverkleuring en paars doordat de wel aanwezige voedingsstoffen niet door de plant opgenomen kunnen worden. “De rasverschillen komen nu wel heel scherp naar voren”. “Je verbaast je daarbij hoe men er in de selectie in slaagt steeds betere rassen voort te brengen. Die zie je er nu uitspringen”. De onkruidbestrijding is dit jaar algemeen goed verlopen. Je ziet wel duidelijker rasgevoeligheid voor bepaalde middelen. De rassen met de sterkste jeugdgroei zijn het minst vatbaar. Bij andere zie je dan toch wat verkleuring. Hoewel het maïsareaal hier tamelijk teruggelopen is, zal er in totaal genoeg opbrengst zijn om de koeien te voeren. Merkbaar is, dat veel kleinere bedrijven ‘beëindigen’, waarbij de blijvers quotum kopen. Algemeen hebben die bedrijven koeien die meer produceren; dus met minder koeien wordt het quotum vol gemolken. Dat zet nu door. Vandaar ook het scheuren van grasland. Er is wel 30% meer fabrieksaardappelen verbouwd. De fabriek bood financieel interessante contracten voor vroege aflevering. Er staat ook 10 12% meer tarwe. Omstandigheden waaronder we verwachten mogen dat veel telers de mogelijkheid overwegen om korrelmaïs te oogsten, of in elk geval CCM. Het gaat hen immers om aanvulling van zetmeel in het rantsoen. De grondstoffenprijzen voor de veevoederindustrie lopen sterk op momenteel. Daar wil men wel op reageren.
Noord oost Wim van Willegen van ‘WPA zeker & vast’ werkt vanuit Westerbork. Het werkgebied ligt ruwweg ten oosten van de lijn Lauwersoog - Zwolle - Zutphen - Arnhem en ten noorden van de lijn Arnhem - Zevenaar. Je vindt daar alle grondsoorten. De aanvang van het zaaiseizoen lag tussen 15 en 18 april, gemiddeld een week vroeger dan normaal. “Het was overal gortdroog”. Met het uitblijven van regen heeft het werk op den duur een week stilgelegen wegens het
ZOMER 2007 - De Maïsteler 5
‘mulle’ zand. Op de klei heeft men ook moeten wachten. “Je legt het zaad tussen de brokken”. Dit zou tot een erg onregelmatige opkomst en stand van het gewas leiden. Alles bij elkaar een heel lange zaaiperiode gehad. “Maar de opkomst was gemiddeld goed en weinig problemen”. Het onkruid kon goed bestreden worden. Het middelenpakket is wel zo uitgebreid dat dat weinig problemen meer hoeft te geven. Tot eind juni is de groei goed verlopen. Inmiddels zijn grote verschillen opgetreden in de stand van het gewas. “Kwestie van grondslag, onder de natte weersomstandigheden die optraden”. Teveel water. Plensbuien. Pleksgewijs is de grond dichtgeslagen. De slechtste percelen staan medio juli pas kniehoog. De totale opbrengst in dit gebied zal ‘gemiddeld’ zijn, verwacht Van Willegen. De kwaliteit kan nog wel meevallen. “Het is dus gespannen afwachten hoe het met de bloei zal gaan”. Derde week juli was er nog maar een enkel perceel met hier en daar een pluim erin te zien. Er is gras genoeg geoogst, dus zal er voorkeur zijn om ‘geplette maïs’ te oogsten. Zowel voor varkens als voor kippen. “Men wil meer voer van eigen land winnen’. Nu de graanprijzen wereldwijd wat ‘stijver’ worden. Energiemaïs is een nieuwe markt. Waar een vergister staat, kom je het tegen. . Antwerpse Kempen De ‘Antwerpse Kempen’, dat is -ruim genomen- het werkgebied van Jan en Luc Aerts van Aerts H.a.g.a.s. in Loenhout. Op 15 april is men begonnen te zaaien. “Dat is ooit de beste”, zegt Jan meteen. April was ‘poeier droog’, er kon aan één stuk door gezaaid worden. Er is de hele maand geen drup gevallen. “Hier wordt wel eerst een snee gras gewonnen en dan de maïs erin”. Vooruitlopend op de Europese toekenning was het in Vlaanderen al mogelijk aan derogatie deel te nemen, waarbij een vanggewas geteeld moet worden. Meestal gebruikt men Italiaans raai. “Met zo weinig winter wordt dat echt een massaal gewas”. Deze percelen waren echt droog gezogen. Te droog om in te zaaien. Daar waren opkomstproblemen en kwamen er 15 tot 20% nakiemers. Half mei kwam er wat regen en kwamen die uit. “Uiteindelijk is het redelijk meegevallen met de droogte”. Wel wat tweewassigheid wat in de bloei effect heeft. Dat gaat ten koste van de opbrengst. De onkruidbestrijding is beter gegaan dan verleden jaar. Bodemherbiciden hebben goed gewerkt. Met de vochtige omstandigheden zijn ook de bloedgiersten goed bestreden. “Volgend seizoen heeft ook ‘Clio’ een toelating in België, mogen we hopen”. Dan nog de haagwinde. “Dat is een probleem”. De oogst dit jaar zal een stuk groter uitvallen dan vorig jaar toen we langdurig droogte hadden in juli. “Ik verwacht top-opbrengsten”, zegt Jan. De maïs die nu bloeit heeft ideaal weer. Warm genoeg en genoeg vocht. “De bloei was vroeg, van ’t jaar”. In deze streek wordt 30 - 35% van de maïs als CCM geoogst. Met de huidige graanprijzen en door het afnemend aantal melkveebedrijven, zal dat alleen maar toenemen. De graanbeurs in Brussel noteerde deze week € 190 voor de tarwe, dat is meer dan het dubbele van twee jaar terug. “Een goed perceel korrelmaïs voor CCM brengt dus tweemaal de prijs van 2005 op, mogen we verwachten.
Wie het vanggewas tijdig doodgespoten had, kon het nog goed onderwerken. Doodspuiten mag na 1 februari, maar bij de meesten werd het toch wel maart voor het gebeurde. Dan meteen de mest erover en ploegen. Het vanggewas groen onderwerken heeft velen ernstige problemen opgeleverd. Sommigen hebben tenslotte zonder grondbewerking gezaaid. De eerste regen kwam pas half mei. “Structuur” in de bodem; dat bleek dit voorjaar de belangrijkste kwestie. Wie zich gedwongen zag tot herhaalde bodembewerking heeft vrijwel ‘stof’ overgehouden. Daar zit geen zuurstof in en zodra er hemelwater komt slaat het dicht. Je ziet dan dus percelen met geelverkleuring. Soms zelfs een geel spoor, waar bewerkingsgangen elkaar overlapt hebben. “Nog nooit hebben we zo’n groot verschil in stadia tussen maïspercelen gezien”. De vroegst gezaaide maïs staat het beste en blijft heel erg vóór op later gezaaide. Er staan percelen met de kolven erin, andere zijn in de bloei en je vindt percelen nog in de sukkelperiode. Toch verwacht men behoorlijke opbrengsten in totaal. De omvang van het areaal is redelijk stabiel gebleven. Waar mogelijk zullen veehouders korrelmaïs willen oogsten, in elk geval CCM. “Zo zie je; een boer heeft in het algemeen meer problemen met natte omstandigheden dan met droge,” zegt Henk.
Scheldeland, Meetjesland, Waasland Herwig Baert van ‘Baert Mengvoeders’ in Zele noemt “Scheldeland’, “Meetjesland’, ‘Waasland’ en ‘Pajottenland’ als ik hem vraag wat hun werkgebied omvat. Een gebied met een straal van dertig, vijfendertig kilometer rondom Zele. Het is een zandstreek. De streefdatum voor het zaaien van maïs ligt tussen de 20e en 25e april, zeker voor korrelmaïs. Vanaf de 18e is er gezaaid dit jaar. Ze hebben vijf, zes weken gunstig weer gehad.
Achterhoek Bij ‘Agrowin’, Winterswijk spreek ik met Gerard Vrieling en Henk Houwers. Hun werkgebied omvat De Achterhoek, Twente en Salland. Hoofdzakelijk humusrijke zandgrond dus. Hier is vanaf 12 april gezaaid, gemiddeld een week vroeger dan normaal. Het was droog weer en de bodemtemperatuur was goed. Nog vochtige ondergrond. Ideale kiemomstandigheden.
ZOMER 2007 - De Maïsteler 6
“Het zaaien is in de beste omstandigheden verlopen”. Vroeg zaaien is echt een voordeel. In deze streek staat de maïs echt goed. Wie later was, na het gras, daar staat het minder. “Dan is het beginnen regenen”. Die maïs staat minder goed. Het vroege voorjaar was echt nat. Dan kwam de droogte. Wie de gunstige periode heeft benut zit goed. Wie later was heeft tweewassigheid. “Maar, dat hebben we hier weinig”. Het is een groot voordeel als je vroeg kunt zaaien, zodra de grond bekwaam is. Vanaf begin juli zit de bloei erin. Baert rekent op 20.000 ton korrelmaïs om te drogen dit jaar. Ze hebben twee drogers staan, die zes weken zullen draaien. De prijs waarvoor ze dit jaar tarwe innemen ligt op € 190 tegen 120 vorig jaar. Het geeft wel aan hoe de veevoerprijzen oplopen inmiddels. Mogelijk komt de graanteelt er naast de maïs nu weer meer in. De vraag is nog of de derogatie nu doorzet. Je vindt in deze streek vooral melkveehouderijbedrijven. Met wat varkens en kippen. Weinig akkerbouw. Dat zou nu kunnen gaan toenemen. Boeren worden onderhand zuiniger op hun land met al die regelgeving. Na de oogst de maïsresten goed inwerken om meer humus in de grond te krijgen, daar ziet men het belang onderhand meer van in. Zo kun je ook aan de pH van de grond werken. Bekalken verdient meer aandacht. “We moeten erop inspelen dat alleen de stikstof al € 190 de ton kost. De pH bepaalt toch wel wat de werking van de voorhanden nutriënten is”. Goed de oogstresten infrezen en de tijd geven om goed te verteren.
Gelderse vallei Wim van Maanen voert zijn bedrijf vanuit Barneveld. Ruwweg ligt zijn werkgebied tussen Zwolle en Arnhem en Deventer en Utrecht. De ‘hogere’ zandgronden. “De eersten zaaiden op 18 april. Daarna viel het wat stil”. Het werd echt te droog. De laatsten zaaiden tot de eerste week juni. De vanggewassen leverden nogal wat zorg in eerste instantie.
“We moeten meer gaan doodspuiten”. Dat is te weinig gebeurd. Er is gefreesd, gecultivaterd. Vaak konden de ploegsneden onvoldoende ‘omgelegd’ worden. Er is nogal wat hergroei gekomen. Er zijn storende lagen ontstaan. Je ziet stikstofgebrek in de maïs doordat het bij de vertering van het vanggewas verbruikt wordt. Zuurstofgebrek door structuurschade en de plensbuien hebben de bodem dichtgeslagen. De vroegst gezaaide percelen zijn nog het beste af. Die zijn het best ontwikkeld en hebben het minst geleden van de zware regens die later kwamen. De groei is verbazend goed geweest ondanks de droogte. Er is veel schimmelvorming dit jaar. Wellicht ook door de vroege warmte. De wortels zijn minder goed ontwikkeld. Vrijlevende aaltjes hebben ook steeds meer invloed. De komst van vanggewassen geeft jaar rond teelten en het zijn haast allemaal waardplanten. De opslag van bladkool is een moeilijk te bestrijden ‘onkruid’. Van Maanen ziet veel een onregelmatige stand van het gewas binnen percelen, terwijl alles ‘even groen’ is. Waar hebben de achterblijvers dan last van? Half juli kwamen de pluimen er net in. Maar van perceel tot perceel zijn er ontzettend grote verschillen. Op de ‘hoge gronden’ staat de maïs er het best voor. “Daar staat de maïs het meest ‘vierkant’”. Gevraagd, wat de voorkeur voor het oogsten van korrelmaïs boven snijmaïs is, zegt Wim, dat de korrelmaïs dit jaar financieel voor het eerst weer zal kunnen concurreren met snijmaïs. Er is ruim voldoende afzet. Ook voor CCM uit het ‘eigen’ gebied, verwacht hij.
Het Brusselse Agrotechnics in Beert heeft haar werkgebied in het Brusselse. Daar vinden we vooral leemgrond. Dirk De Coster vertelt dat bij hun vanaf 15 april in een korte periode de maïs in de grond gekomen is. “Zeer geconcentreerd”. Het zaaien is vlot verlopen. De opkomst was wisselend.
ZOMER 2007 - De Maïsteler 7
Op de iets hoger gelegen percelen is de maïs niet direct gekiemd. “Op 5, 6 mei is het beginnen regenen”. Dat heeft geleid tot een tussenpoos van twee, drie weken tussen de eerste en tweede opkomst. Op percelen waar raaigras als wintergewas had gestaan was de begingroei slecht. De grond was daar heel hard. Wie vroeg geploegd had had een betere opkomst. Voor maïs wordt algemeen in het voorjaar geploegd om eerst nog de drijfmest te kunnen aanwenden. Men ploegt graag vroeg om nog het nodige vocht te hebben voor een goede verkruimeling en later capillaire werking. De onkruidbestrijding gebeurt voor 95% na opkomst in het 3 bladstadium. Dat was tamelijk vroeg dit jaar. Herbehandeling was weinig nodig dit jaar. De voor-opkomst behandeling was wat minder efficiënt, dus was na-opkomst herbehandeling dikwijls nodig. Omdat in deze streek nog een behoorlijke vruchtwisseling wordt toegepast heeft men niet zo’n last van hardnekkige onkruiden. Hagewinde is intussen wel een probleem. Veel percelen zijn algemeen besmet. Nu we geen Atrazin meer hebben, zien we met de nieuwe middelen meer rasgevoeligheid optreden. Het zoeken is naar combinaties die nog het minst de maïs aantasten. Het is genetisch bepaald hoe verschillend de rassen reageren. De Coster wijst op een proefveld met 80 rassen in de buurt. “Sommige zijn om te wenen als je het ziet”. Je zou moeten wegen bij de oogst om te zien hoeveel dat in opbrengst scheelt. Een gevoelig ras, of niet. In de omgeving verwachten ze een heel goede maïsoogst. Met nog een beetje warmte de komende weken zal er een goede kolfzetting zijn en krijgen we goedgevulde korrels. “Er wordt nogal wat dorsmaïs geteeld hier in de streek”. Wie voor de verkoop teelt zal willen wachten om zoveel mogelijk korrelmaïs te oogsten.
De Meijerij In De Mortel tref ik Frans Vereijken en Martien van Haren van Vlamings. Hun werkgebied bestrijkt ‘De Meijerij’ en het aangrenzend deel van de ‘Peel’. Voornamelijk zandgrond met hier en daar wat rivierklei. Vanaf 13 april is er daar gezaaid en het ging heel snel, zonder oponthoud. Een paar percelen zware grond waren nog niet geploegd. Daar is vrij laat gezaaid. In de veertig jaar dat Frans actief is heeft hij het nog niet meegemaakt dat het zaaien zo vlot verliep en in zo korte tijd de maïs in de grond gekomen is. “Het ging aan één stuk door.” Het vanggewas bladkool was een beetje een ramp. Dat vraagt een grote dosis glyfosaat. “Dat was niet goed dood te spuiten”. ’Soilcover’ is hier heel succesvol geweest. “We hadden de ‘vanggewassen’ hier al langer in gebruik. Nu het moest en de regelgeving ook bladkool opnoemde, is dat ook gebruikt.” Het geeft een ellendige opslag, met name ook in bieten. De onkruidbestrijding is goed verlopen. Voor de bodemherbiciden was er genoeg vocht om goed te werken. Vroeg gezaaid gewas staat er nu perfect bij. Later gezaaide percelen hebben ‘structuur’-plekken. In mei en juni was er veel regen, maar niet overvloedig of extreem. “Net goed’. De bloei zit er overal ruim in. Men verwacht top-opbrengsten voor de vroeg gezaaide maïs. Alleen in de allerlaatst gezaaide percelen zie je de negatieve invloed van nattigheid, zuurstofgebrek en dergelijke. Het areaal is hier stabiel tot een lichte plus na de 10% teruggang met de invoering van de derogatie. Voor de varkenshouderij werd altijd al behoorlijk wat CCM gedorsen. Dat kan nu goed toenemen. De graanprijzen ontwikkelen zich zó, dat daar meer belangstelling voor komt.
ZOMER 2007 - De Maïsteler 8
Hét oogsttijdstip
in wezen is er niks veranderd Ik wens u alvast een ‘rijke’ oogst. Het komt er dan wel op aan dat u die ‘goed’ inhaalt. Opmerkelijk is, dat de ‘officiële onderzoeksinstellingen in Nederland verleden jaar naar buiten kwamen met een nieuw advies: “Het optimale oogstmoment voor snijmaïs ligt op 36 procent drogestof”. Dat wil zeggen; 36% drogestof in de kuil is ideaal. Omdat het verse product bij het conserveringsproces nog ongeveer 1,5% vocht verliest, richt het advies zich op 37,5% drogestof maximaal. Maar, wacht je met oogsten tot het zover is, dan loop je intussen ook meer oogstrisico. Praktisch gesproken adviseren ze dan ook in het rijpingstraject -van 33 tot 37% drogestof in de gehele plant- te oogsten. In verband met perssapverliezen wordt de ondergrens voor ‘stay-green’ rassen bij 33,5% gelegd. Dat is wel een hele stap, vanaf de 28% die jarenlang als ondergrens is geadviseerd. Een advies dat toch wel gestoeld was op ruim dertig jaar praktijkervaring. In de onderzoeksrapporten kom ik geen verklaring tegen voor dit opmerkelijke verschil. Dit onderzoek was ingezet, omdat de ontwikkeling van de eigenschappen van de beschikbare maïsrassen de laatste jaren snel gegaan is, waarbij de kwaliteiten onderling meer uiteenlopen. ‘Mogelijk houden de huidige adviezen met betrekking tot teelt, oogst, conservering en voeding van snijmaïs onvoldoende rekening met de grotere diversiteit in rastypen’. De indruk was ontstaan dat leveranciers van zaaizaad bij hun voorlichting naar de praktijk geneigd waren een gekleurd verhaal op te hangen, in het voordeel van hun eigen rassen en daarbij andere te veroordelen. Het Productschap voor Zuivel maakte een half miljoen euro vrij uit de inhoudingen op het melkgeld om dit recht te kunnen zetten.
ZOMER 2007 - De Maïsteler 9
We zijn nu een jaar verder en het meest praktisch is waarschijnlijk bij de oogst gewoon de raadgevingen op te volgen van de leverancier van uw zaaizaad. Die kent de eigenschappen van het ras wat u teelt het best. Het is nu alweer tien jaar geleden dat in Duitsland een tweejarig oogsttijdstippen onderzoek plaatsvond, waarbij rassen van Advanta, KWS, Limagrain, Pioneer en Syngenta werden ingezet. (GPF onderzoek in Hohenheim) De uitkomsten van dat onderzoek heeft ons de bekende ‘maïsorama’s’ opgeleverd, waarbij per ras de ideale oogstperiode af te lezen valt. DLV-facet -vroeger Agritransfer- heeft een praktische uitwerking aan deze Duitse onderzoeksuitkomsten gegeven door –inmiddels elf- jaren achtereen de kwekers gelegenheid te geven hun rassen bij hen in onderzoek te geven op het punt van oogstrijpheid. Zo zijn er inmiddels ruim 70 maïsorama’s van rassen die op de markt zijn. De praktijk heeft intussen ervaren dat dit een belangrijk hulpmiddel biedt bij het bepalen van het ideale oogsttijdstip van snijmaïs. U vindt hieronder een algemeen beeld van zo’n schema. Onderscheid wordt gemaakt in ‘stay-green’-rassen en ‘dry-down’ rassen; de twee kleurenbalken op halve hoogte van het schema. Bij de stay-green rassen is de korrel afgerijpt, terwijl de plant nog tamelijk groen blijft, bij de dry-down rassen sterft de plant zelf al af, terwijl de korrel nog niet rijp is. Je ziet in het schema dan ook dat de gele balk, die de periode aangeeft waarin de oogst kan plaatsvinden, verschillend van lengte is. De cijfers 1, 2, 3, 4, onderaan de grafiek, geven perioden van zeven dagen aan. De ‘bolletjes’ in de groene en blauwe lijnen die van
Zowel stay-green als dry-down rassen kunnen perssapverliezen laten zien. Onderzoek uit de beginjaren van de snijmaïs geschiedenis in onze streken leerde ons dat perssapverliezen drastisch verminderden bij het bereiken van een DS-gehalte 28% in de gehele plant. Maar, zowel stay-green rassen als dry-down rassen zijn bij 28% nog volledig groen ..., dus, de optredende verschillen moeten uit de kolven voortkomen. Zo langzamerhand hebben we leren onderscheiden dat perssapverliezen niet samenhangen met afrijpingseigenschappen van de restplant. Hoeveel vocht er in de restplant zit hangt eerder samen met de vochttoestand van de grond. Niet met het maïstype. In het rassenonderzoek wordt rijpheid nog altijd gemeten aan het DS-gehalte van de gehele plant. We moeten daarbij bedenken, dat de toename van het DS-gehalte van de gehele plant het directe gevolg is van de zetmeelopslag in de kolf. Hoe meer zetmeel een ras weet te produceren, zoveel meer toename zal er zijn van het zetmeelgehalte. Dat betekent even zoveel toename van het DS-gehalte van de gehele plant.
links naar rechts omhoog lopen in de grafiek, markeren dus ook ‘een week’. Helemaal links zien we vertikaal de oplopende getallen van het drogestofgehalte. We maken daarbij onderscheid tussen ‘restplant’, ‘totale plant’ en ‘kolf’. Drie keer zien we dus hoe de groene en blauwe lijnen voor ‘dry-down’ en ‘stay-green’ rassen in drie weken tijdens de oogstperiode omhooglopen. 1. We kijken eerst naar de totale plant. Algemeen wordt aan-
ZOMER 2007 - De Maïsteler 10
genomen dat je snijmaïs kunt oogsten zodra het drogestofgehalte van de totale plant de 28% bereikt. Het cijfer staat rood in de DSschaal, met een stippellijntje dwarsover. Bij dit DS-gehalte zijn de perssapverliezen aanvaardbaar. 2. Nu is het oppassen dat de stengel en bladeren; de ‘restplant’, niet te droog worden, want dan wordt de kuil minder goed samendrukbaar en krijgen we kuilverliezen. Wordt de ‘restplant’ droger dan 24% DS, dan wordt het gevaar van fusarium aantasting in het staande gewas ook groter en wordt de kans van besmetting met giftige schimmels ook reëel. Je ziet dat de ‘dry-down’-lijn bij 2 de stippellijn kruist en daar staat dan ook een pijl naar beneden met “einde”. Je moet echt niet langer wachten. De maïs had al geoogst moeten worden. 3. Helemaal onderin de grafiek zie je de blauwe pijl met aan weerskanten een punt; die geeft het aantal dagen aan vanaf het bereiken van 28% DS in de gehele plant die je beschikbaar hebt om ‘goed’ te oogsten. 4. Bij 4 zie je dat de 24% DS-lijn voor de ‘restplant’ van een staygreen ras veel later de stippellijn kruist. Deze eigenschap geeft je dus meer dagen de tijd om het rijpingsproces van de kolf aan te kijken om
Misleiding Doordat vastgehouden is aan de bepaling van het DS-gehalte van de gehele plant, bij het rassenonderzoek, is er onbedoeld voorkeur ontstaan voor rassen van het dry-down type. Bij het zoeken naar ‘vroegere’ maïsrassen in de maïsveredeling kwamen rassen met een plotse afrijping (afsterven) van de restplant naar voren. Bij deze rassen schiet niet alleen het DSgehalte van de restplant, maar, daarmee ook het DS-gehalte van de totale plant omhoog. De rijpheid van zulke rassen is weliswaar ‘vroeg’, maar landbouwkundig is dat eigenlijk niet waardevol. We willen goedgevulde rijpe kolven oogsten, immers.
Zetmeel (vast) Melklijn Melk (vloeibaar)
Black layer
Praktijk Het is allemaal interessant, dat gegoochel met percentages drogestof. Maar een boer heeft niet de technische hulpmiddelen bij de hand om de drogestofgehalten van korrel, gehele plant en restplant even te bepalen. Hij valt terug op de ‘melklijn’ in de korrel. Bij dry-down rassen moet die tot de helft van de korrel gevorderd zijn. Bij stay-green rassen helemaal verdwenen. Daar moet het ‘zwarte puntje’ in de aanhechting van de korrel verschenen zijn. Breek een kolf en pluk een korrel van de breukrand en snij die van top tot teen door. De zetmeelafzetting begint van de buitenkant af. Waar de inhoud nog melkachtig wit en week is vind je de lijn tot waar de korrelrijping gevorderd is. Hier geldt nog steeds het advies wat al dertig jaar geldt en heeft het onderzoek geen nieuwe inzichten opgeleverd.
het moment te bepalen waarop je deze snijmaïs wilt oogsten. 5. De groene pijl met twee punten voor een stay-green ras is aanmerkelijk langer dan de blauwe voor een dry-down ras. (In dit voorbeeld, dubbel zo lang) 9. Maar, het gaat in de praktijk voor voedermaïs om de kolf. Dáár zit de voedingswaarde in! We weten dat bij een drogestofgehalte van 55% in de kolf alle voedingswaarde die de plant verzamelen kon in de korrel zit. De korrel bereikt daarbij 58% DS. Helaas snijdt de blauwe lijn van de dry-down rassen de stippellijn van het 55% DS-gehalte van de kolf pas voorbij het punt waarop de stippellijn van 24% DS in de restplant gekruist wordt. Er blijft dus een stuk kwaliteitsopbrengst in de vorm van zetmeel onbenut. 10. Vanaf het punt waar de groene lijn van stay-green rassen de 55% DS voor de kolf snijdt, kom je in de optimale periode voor de oogst van deze rassen. Het groene bereik verenigt maximale opbrengst met maximale kwaliteit én goede inkuilbaarheid. Het DS gehalte van de restplant zit nog onder de 24% lijn. Pas bij ‘4’ kruist de groene lijn van stay-green de stippellijn. In die tussenliggende periode kunt u een overigens gunstig moment om te oogsten benutten. 11. De groene balk vindt u dus alleen in de maïsorama’s voor stay-green rassen, omdat je bij een dry-down ras niet met oogsten kunt wachten tot de korrel helemaal rijp is. Dan is de restplant al te droog om de kuil goed aan te kunnen rijden. In de afgelopen jaren zijn er voor de meest bekende rassen inmiddels zulke maïsorama’s gemaakt. Uw leverancier kan u dus allicht helpen aan zo’n grafiek, waarop u dan de oogsteigenschappen van het ras wat u gezaaid heeft terugvindt. Maak er gebruik van! In het jaarlijkse ‘Rassenbulletin kwaliteit snijmaïs’ van het PPO schreef Jos Groten voor dit jaar – op grond van de uitkomsten van het genoemde brede onderzoek – over het oogsttijdstip: “Het meest optimale drogestofgehalte ligt tussen 32% en 36%. De productie is het hoogst, de inkuilverliezen het laagst en de opname en benutting door de koe het meest optimaal. Toch kunnen bij extreem groenblijvende rassen met rijpe kolven ook bij 32% nog perssapverliezen optreden”. Opmerkelijk daartegenover is, dat het langjarig onderzoek bij DLV Facet duidelijk iets anders heeft aangetoond: Men moet weten dat er tussen dry-down typen en stay-green typen snijmaïs geen verschil in afrijping is waar te nemen tot een 30% DSgehalte van de gehele plant. Dat houdt in dat méér perssapverliezen bij stay-green rassen ten opzichte van dry-down rassen in de praktijk niet kunnen voorkomen. Eventuele perssapverliezen moeten een andere oorzaak hebben. Dan is wellicht het kolfaandeel te gering, zoals na de droogte en de slechte kolfzetting van vorig jaar. Toen bleven veel planten kolfloos. Geen kolf, betekent geen zetmeeltoename en dus ook geen toename in DS-gehalte. Korrelmaïs en corn cob mix (CCM) Wanneer het u gelukt is om op een van de beste percelen die u op uw bedrijf heeft al vroeg een vroegrijp ras te zaaien en de opkomst en begingroei zijn goed gegaan en u had voldoende vocht tijdens de bloei, dan kan het zijn dat u daar nu een gewas heeft wat in aanmerking komt om voor de korrel geoogst te worden. Het gewas dan goed in de gaten houden en in de afrijpingsperiode de korrel controleren. Pas als het ‘zwarte puntje’ verschijnt, onderin de korrel, bij de aanhechting aan de kolf is deze maïs fysiologisch rijp. Dan valt er geen vocht meer uit te knijpen. Eerder oogsten als korrelmaïs is niet zinvol. Want, moet je de korrels stuk slaan in de dorstrommel en drogen, dan lopen de kosten hoog op.
ZOMER 2007 - De Maïsteler 11
Alternatief is natuurlijk de kolf te oogsten en te vermalen en het product in te kuilen. Daar zijn tegenwoordig heel praktische ‘slurven’ voor verkrijgbaar. Energiemaïs Ja, energiemaïs, dat is een ander hoofdstuk. Je geeft het te eten aan bacteriën in een vloeistofomgeving, waarschijnlijk in een grote betonnen bak met een roerwerk erin. Hét oogsttijdstip voor energiemaïs is, zodra de 28% DS in de gehele plant is bereikt. Dan begint de verhouting door te zetten. Wachten op meer zetmeelvorming in een eventuele kolf levert in de vergister geen meeropbrengst aan gas op, is gebleken. Per ton vers materiaal levert een hoger DS-gehalte niet meer gas op. Per kg drogestof komt er minder gas uit bij een hoger DSgehalte dan 28%. De verhouting in het gewas begint van onderop. Dat betekent toch, dat ‘het slechtst verteerbare’ gedeelte van de invoer er zo ook weer uitkomt. Daar had je dus eigenlijk niks aan. Dat was ballast. Lignine -de houtstof- verteert niet, dat wordt dus de humus die je verkrijgt als het digestaat als mest wordt aangewend op het land. Kap eens een paar van die maïsstengels om, zo van een gemiddelde wasdom. Snijd de onderste meter eraf en probeer dat stuk eens ‘uit te wringen’. Komt er halverwege geen sap meer uit, dan is dat stuk dus al tamelijk verhout. Zolang de stengel gezond is, blijft het mergweefsel in de stengel wel onverhout en vochtig. Breek de stengel dus even door om dat te zien. Een bijkomende factor is dat het bij regen opspattende zand zich onder aan de stengel hecht. Dat zand moet je op den duur uit de bodem van de vergister graven.
Energiemaïs
Een massa!
Atletico
De enige échte energiemaïs 25 tot 30 ton d.s./ha
Fao 270
s De hoogste drogestofopbrengst en methaanopbrengst per ha s Zeer legervast s Passend voor heel de Benelux
Op 1 hectare Atletico 3x de wereld rond! www.kwsbenelux.com
KWS Benelux BV Tel.: 0032 (0)3 449 02 20 Fax: 0032 (0)3 449 20 89
Het begint met ons! ZOMER 2007 - De Maïsteler 12
Hoe minder je erin brengt, des te minder hoef je daar te staan graven. Kijk dan ook eens nauwkeurig tot hoe hoog de ‘onderstammen’ onder het zand zitten. Dus, wat denkt u van de stoppellengte? Haksellengte, is ook een onderwerp. Als je daar over nadenkt, kom je vanzelf tot de conclusie dat je het voer voor die microorganismen maar zo klein mogelijk moet aanbieden! Naarmate je een langere verblijfstijd in de vergister aanhoudt, speelt de verkleining minder een rol. Kort hakselen dus en de korrelkneuzer zo straf mogelijk. Oei, denk je dan; dat gaat gasolie kosten! Maar als je de fabrikanten spreekt blijkt dat ook alweer mee te vallen.
Oogst 2007 Midden april gezaaid, was dit gewas Lapriora snijmaïs oogstrijp op 6 augustus. Je mag dan wel van een vroeg ras spreken.
28 ste internationale
WERKTUIGENDAGEN voor LAND- EN TUINBOUW
Oudenaarde 22 & 23 september 2007 van 09u00 tot 18u00
Een grootse manifestatie die 80.000 bezoekers verwacht! Organisatie: IWD vzw
www.werktuigendagen.be
Kortrijksesteenweg 1097 c - 9051 GENT Tel. 09-245 36 13 - Fax 09-245 36 11 Van 01-05-07 t.e.m. 01-10-07 Axelwalle 14 - 9700 Oudenaarde Tel. 09-390 86 71 - Fax 09-390 86 72
KWS MAÏS D UITNODIGING Wat is er te zien en speciale acties Op deze dagen kunt u bij KWS alle mogelijke vragen beantwoord krijgen over korrelmaïs, CCM, maïspletten, silomaïs, energiemaïs. De teelt, de oogst en de aanwending komen ter sprake.
Win 2 ha KWS-Maïs Te kiezen uit: Lapriora, Ohio, Ladifference, Lafortuna, Ronaldinio, Atletico. De winnaar krijgt verwittiging via zijn e-mail.
Win een KWS-Ballonvaart Deze wordt getrokken onder de aanwezige bezoekers op de grootse evenementen zoals Oudenaarde, enz… uit de volledig ingevulde ingeleverde bonnen.
Drink een gratis pint Lever een volledig ingevulde bon in en u krijgt twee gratis dranken (te kiezen uit koffie, bier of frisdrank) en u doet automatisch mee aan de verloting van 2 ha maïs en de KWS-Ballonvaart. Naam: .................................................................................................................................................... Adres: .................................................................................................................................................... Postcode: .......................... Woonplaats: ............................................................................... Zaai jaarlijks: .................................. ha maïs /
.............................................
ha bieten
Wil in de toekomst: wel / niet info van KWS ontvangen. E-mailadres: ..................................................................................................................................... www.kwsbenelux.com KWS Benelux BV Tel.: 0032 (0)3 449 02 20 Fax: 0032 (0)3 449 20 89
In te leve ren op KW Sstand in O udenaard e of op andere K WS-demo dagen.
DEMODAGEN KWS Maïs(-Oogst)-Demo-Dagen Datum:
Plaats:
Programma:
17augustus vanaf 13.30 uur
F. Van Genugten Veghelse weg, St. Oedenrode
Maïsrassendemo studiemiddag (korrel-silo-energiemaïs). Info over teelt, oogst en opslag van de verschillende maïs. Krone Hakselaar… Loonbedr. A v/d Hurk
31 augustus vanaf 13.30 uur
Loonbedrijf Greefs & Zn Roosendaalsesteenweg Essen (België)
Maïsrassendemo/opendeur (korrel- silo-energiemaïs) Info over teelt en de oogst .
3 september vanaf 14.00 uur
Fito Vrins Bevelse steenweg Herenthout (België)
Maïsrassendemo/opendeur (korrel- silo-energiemaïs). Info over teelt, oogst, opslag en contractering.
4 september vanaf 13.30 uur
Aerst Agro BVBA Proefveld : Vloeiweg 23 Loenhout (België)
Maïsrassendemo/opendeur (korrel- silo-energiemaïs). Info over teelt, oogst, opslag en contractering.
22 en 23 september
KWS-stand Landbouwwerktuigendagen Oudenaarde (België)
Rassen- en oogstdemo (korrelsilo-energiemaïs). Info over teelt, oogst, opslag en contractering.
7 oktober
Biogas installatie Bedrijf: Diksmuiden (België)
Rassen- en oogstdemo (korrelsilo-energiemaïs). Info over teelt, oogst en opslag en contractering. Bezichtiging Biogas-installatie
Het begint met ons!
ENECO Energie
ook energiemaïs voor biogasinstallaties Het wordt warmer op aarde. Het begint door te dringen dat het tijd wordt voor verandering. ENECO Energie werkt mee aan duurzame oplossingen. De van oorsprong Nederlandse leverancier is al meerdere jaren actief in België. Zo veel mogelijk energie uit hernieuwbare energiebronnen halen, is de missie die ENECO vandaag heeft. ENECO Energie België investeert de komende jaren fors in nieuwe biogasinstallaties. Het grote voordeel van een biogasinstallatie is dat biologische grondstoffen tot groene energie en volledig herbruikbare eindstoffen worden verwerkt. De landbouwer heeft met een dergelijke installatie een oplossing voor het probleem waar veel landbouwers mee geconfronteerd worden. Zo dwingen o.a. een groot mestoverschot, stijgende con-
currentie vanuit het buitenland en steeds strengere milieunormen de moderne landbouwer op zoek te gaan naar alternatieven. Energielandbouw is vandaag meer dan ooit een goed alternatief. Open Bedrijvendag ENECO Energie nodigt graag iedereen uit op de Open Bedrijvendag op 7 oktober 2007 van 10-17u, voor een bezoek aan de eerste biogasinstallatie in Diksmuide. Deze installatie verwerkt in totaal 15.000 ton biomassa. U kunt dan ook zelf ontdekken dat een biogasinstallatie als deze voor geen geuroverlast zorgt, er geen geluidsoverlast is, er geen slachtafval verwerkt wordt in de installatie en het geheel visueel bijna niet opvalt ten opzichte van een doorsnee landbouwbedrijf. Ook op de werktuigendagen in Oudenaarde op 22 en 23 september zal ENECO Energie op de stand van KWS aanwezig zijn om de verschillende voordelen van een biogasinstallatie aan te tonen. Wij verwelkomen u graag …
Uitnodiging Feestelijke Opening Groene Energie Centrale
Diksmuide 7 oktober Dit alles onder het genot van een drankje en een hapje en muziek. U bent welkom vanaf 10.00 uur op het bedrijf aan de Jagersstraat 4a in Diksmuide
De eerste groene energiecentrale biogas uit landbouwgewassen
ENECO opent op 7 oktober haar eerste unieke groene energiecentrale in Diksmuide. De biogasinstallatie zal gevoed worden met energiemaïs, mest en energierijke restproducten van de groenteverwerkende industrie. Deze installatie is uniek, omdat het de enige is direct gekoppeld met een echte mestverwerking. Op de openingsdag is deze installatie onder begeleiding te bezichtigen. En KWS geeft een presentatie over de ontwikkeling van energie-
gewassen voor de groene energieproductie. (Maïs, sorghum, zonnebloemen, rogge). ENECO presenteert haar Bio-gas Energieprogramma in België en de contractering van de teelt van energiegewassen. Deze installatie is de eerste van een grote reeks. Een start van een nieuw tijdperk waarbij de landbouw niet alleen voedselleverancier is, maar ook energieleverancier voor de maatschappij van morgen. Efficiëntie is niet alleen bij de voedselproductie van belang, maar ook bij de energieproductie. Kilowatts per hectare, daar draait het om. De combinatie van biogasproductie uit speciaal ontwikklede energiegewassen is daarvoor verreweg de meest efficiënte, hoogst productieve vorm van duurzame energiewinning.
ZOMER 2007 - De Maïsteler 16
Stimulering duurzame energieproductie zonuren voluit benutten
Minister Verhoeven heeft op vrijdag 13 juli een nieuwe regeling aan de Nederlandse ministerraad gepresenteerd, nadat op 18 augustus vorig jaar de lopende regeling ‘zomaar’ werd afgekapt. Dat was een ‘open eind’-regeling die financieel uit de hand liep. Nu wordt het onrendabele deel van ‘duurzame energieproductie’ weliswaar gesubsidieerd, maar wel in samenhang met de actuele energieprijzen. Schepje erbovenop Voor boeren die biomassa willen telen om die te vergisten komt het nu dus nog meer op hun agrarische vaardigheden aan. De economie draait om het aantal kubieke meters gas die je per hectare weet te produceren. Wanneer je een jaar lang ’s ochtends bij het opstaan telkens uit het slaapkamerraam kijkt, dan zie je, wat je te doen staat. De velden rondom je boerderij staan teveel dagen ‘leeg’. Van de 365 dagen in het jaar moeten er meer benut worden om energiegewas voort te brengen voor de vergister. “Het is geen windmolen’. Je kunt er niks aan doen als het niet waait. Maar een vindingrijke boer weet elk uur ‘licht’ te benutten om met groeiend gewas CO2 vast te leggen. En het gaat om die koolstof, om methaan te verkrijgen. Met de derogatie heeft men in Nederland het ‘vanggewas’ leren kennen. Juist, in een superzachte winter. “Wat een hoeveelheden groene massa levert dat op!” Sommigen wisten er amper raad mee. Of we de predikers van een klimaatverandering geloven of niet, wanneer we nu een schommeling in de natuur meemaken waarin het nauwelijks nog ‘wintert’, moeten we daar gebruik van maken. Biomassa telen. Kies een ‘vanggewas’ wat ‘goed valt’ in de vergister. Trouwens, biomassa-vergisting van ‘eigen teelt’ betekent ook een perfecte mineralen huishouding in je bedrijf, want met de aanwending van het digestaat maak je de cirkel keurig rond. Alleen de uit de lucht vastgelegde CO2 verlaat tegen betaling je bedrijf. Op zoek naar energiegewassen Van geen wonder, natuurlijk, dat kwekers al enkele jaren bezig zijn de benodigde stukjes voor deze nieuwe legpuzzel bijeen te brengen. Hun uitdaging was, met de gewassen die de hoogste verteerbare massa voortbrengen een vruchtopvolging te verzinnen die per hectare de grootst mogelijke hoeveelheid CO2 vastlegt. Daarbij is er een belangrijk plantfysiologisch principe: Zodra de generatieve groei aanvangt, neemt de vegetatieve groei af. ‘Laatbloeiers’ leveren de meeste groene massa. Anders, dan bij gewassen waar we de vruchten van willen oogsten, zoeken we het bij gewassen waarbij het om biomassa gaat naar laatbloeiers. Nu, met een over de wereld zo wijd verbreid gewas als maïs zijn die volop te vinden. ‘Koude tolerantie’, daar hebben we genoeg genenmateriaal voor verzameld. Droogtestress tolerantie kunnen we ook ‘inkweken’. Daarmee hebben we dan tegelijk minder gevoeligheid voor tijdelijk stikstofgebrek. Door slim gebruik te maken van ‘korte dag’-genen uit gewassen uit de subtropen dwingen we de maïs in onze klimaatstreek alle zonuren voluit te benutten. Zo presteren kwekers het om hier, in onze lage landjes bij de zee, aangepaste Po-vlakte maïs en Californische maïs te telen; maïs met een postuur dat boven de cabine van de hakselaar uitgroeit. Nu nog een voorvrucht, nu nog een navrucht, zodat we -het jaar rond- kunnen telen.
Toen we nog in onze ondeugende tienerjaren waren riepen we elkaar op het schoolplein: “Wat groeit er sneller dan kool op het land ... ?” Het antwoord laten we even voor wat het was. Maar, duidelijk, ‘winterkool’ is een gewas wat enorm biomassa oplevert. Een andere teelt die vroeger wijd verbreid was als stoppelgewas, dat waren de rapen. Tegenwoordig beschikken we over kruisingen van die gewassen die heel geschikt zijn als winterteelten. Je kunt twee snedes oogsten. Nu nog de kweektechnische mogelijkheden nagaan om deze gewassen in een ‘energiegewassen rotatie’ in te passen, met een maximale energieproductie per hectare in het vizier. Ja, we hebben het gemerkt. Voor de winterperiode is rogge een interessant gewas. De hybride rogge levert nog 15% meer opbrengst aan groene massa. Met het nieuwe suikerbeleid komt ook de vraag op wat we met bieten in de vergister kunnen. Daar is duidelijk perspectief wanneer we het probleem van de aanhangende grond overwinnen. Ook de ingekweekte eigenschappen om de hoogst mogelijke fabriekmatige winbaarheid van suiker te bereiken kunnen een factor zijn. Waar we goed op moeten letten bij de introductie van andere gewassen in de vruchtopvolging zijn ziekten en plagen. Aaltjes, schimmels. Het zijn onderwerpen die het verdienen dat daar in de praktijk over nagedacht wordt. Wanneer het uw belangstelling heeft kunt u de gedachtewisseling daarover aanwakkeren door uw leveranciers erop aan te spreken. U zult veel afwijzingen krijgen, maar u zult ontdekken dat sommigen er serieus mee bezig zijn en u perspectief weten te bieden. Proberen! Met sorghum denken we aan een andere zomerteelt als energiegewas. Sorghum is op zijn minst net zo productief als maïs en gaat nog efficiënter om met het beschikbare water. Voor droogtegevoelige zandgronden biedt sorghum perspectieven. Maar zeker voor de droge ‘continentale’ zandgronden, die we verderop in oostelijke richting in Europa veel vinden. Maar, ook hier is kweekwerk vereist. In de allereerste plaats om de koudetolerantie te verbeteren. Bij ons gedijt de sorghum niet in ‘normale’ voorjaren. Zijn jeugdgroei is aanmerkelijk slechter dan die van maïs. Gedachten gaan uit naar ‘mengteelten’. Waarbij bijvoorbeeld maïs en sorghum tegelijk gezaaid worden. Doel van zo’n mengteelt is, optimaal gebruik te maken van het beschikbare water. Is er veel neerslag, dan profiteert de maïs hier extra van, is er weinig neerslag, dan komt de sorghum extra tot zijn recht. Het is een vorm van risico management. Om zeker te zijn dat je in elk geval genoeg biomassa produceert. Er wordt ook onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van mengteelt met zonnebloemen en maïs. De gedachte is, dat de zonnebloempitten met hun oliegehalte wellicht meer methaan opleveren per kg drogestof van het mengsel. Vraag is, of dat kan zonder dat de totale hoeveelheid biomassa per hectare vermindert. In de praktijk kom je voor nieuwe vragen te staan met betrekking tot de onkruidbestrijding. Je moet ook een balans vinden met de jeugdgroei van de twee gewassen samen. De twee gewassen moeten ook tegelijk oogstrijp worden. Zonnebloemen hebben normaal een korter groeiseizoen dan maïs. Er zijn nog vraagstukken op te lossen. Wat méér voor de hand ligt, komt eerst.
ZOMER 2007 - De Maïsteler 17
Ideale haksellengte energiemaïs invoer nauwgezet regelen
“Goed kauwen”, zei mijn moeder altijd. Zo kregen we al vroeg het besef bijgebracht dat voedselvertering ook een kwestie is van voldoende verkleinen. Voor bacteriën in de vergister geldt evenzeer; zoveel mogelijk oppervlakte aanbieden om toe te treden. Het verteringsproces vangt ‘oppervlakkig’ aan. Kort hakselen, dus. Een tweede factor, is het ‘drijvend’ vermogen. De maïs wordt immers in vloeistof in de vergister gebracht. De massa organische stof mag daarbij niet gaan drijven en mag ook niet naar de bodem zinken. Een ‘zwevende’ toestand is het beste. Ervaring leert, dat er daarvoor toch nog wat ‘structuur’ in het organisch materiaal moet zitten. Een theoretische haksellengte van vijf, zes mm lijkt praktisch de beste resultaten op te leveren. “Maar, je wilt het dan ook wel echt weten”, zegt Heinrich Wingels, wanneer ik hem bij KRONE in Spelle opzoek. In 2006 hebben zij het in studie gegeven bij de Landwirtschaftliche Untersuchungsund Forschungsanstalt. LUFA Nord West. Besloten is een proef op ‘praktijkschaal’ te doen en die op ‘laboratoriumschaal’ te controleren. Met een Big X 650 zijn afzonderlijk enkele percelen maïs geoogst, met de machine op 5 mm en later op 10 mm snijlengte ingesteld en de korrelkneuzer op 2,2 mm. Het gewas was gemiddeld 2,5 m. hoog en de kolflengte 28 cm lang. Om gelijkmatig gewas in te kuilen werden de perceelsranden apart geoogst. “Zo verkregen we twee maïskuilen van een behoorlijke omvang”. Uit het verse product werden monsters verzameld voor laboratoriumbeproeving. De maïs werd ‘ingemaakt’ in glazen potten om de beproeving met ‘geconserveerd’ materiaal te kunnen doen, zoals op praktijkschaal ook uit de ‘kuil’ gehaald wordt.
Volgens officiële richtlijnen is dit ‘ingemaakte’ product na conservering in ‘vijf-liter’ glazen gedaan. Elk glas exact ‘halfvol’. Als entstof is digestaat genomen uit de vergister waarin de praktijkproef gehouden werd. Glazen luchtdicht afgesloten, waarbij het gevormde gas opgevangen kan worden. Zo’n proef moet dan tenminste 35 dagen duren. De glazen staan in een waterbad op 38-39 graden C. De allerbelangrijkste uitkomst van de praktijkproef en laboratoriumproef is niet dat korter hakselen meer gas oplevert, maar dat het gas belangrijk sneller vrijkomt. Afgemeten op 50% van de gashoeveelheid die uiteindelijk in de proefopstelling er uitkomt, bereik je die bij 5 mm snijlengte gemiddeld in drie-en-halve dag, terwijl diezelfde hoeveelheid gas bij 10 mm snijlengte er pas na vier-en-halve dag uitgekomen is. De meeropbrengst van het korter gehakselde product blijkt uiteindelijk maar 4 - 5% te zijn. In de praktijkproef komt men tot een resultaat waarbij de gasopbrengst tot 15% oploopt bij korter gehakseld materiaal, doordat de verblijfstijd in de vergister aanmerkelijk bekort kan worden en dus per jaar zoveel meer grondstof verwerkt. Houd er wel rekening mee, dat dat natuurlijk een even zo grote toename aan bacteriën vraagt. Het kan even duren totdat die zich zoveel vermenigvuldigd hebben. Natuurlijk komt de vraag op, hoeveel de rekening van de loonwerker oploopt bij het zoveel korter hakselen. KRONE is ook deze vraag niet uit de weg gegaan en heeft verleden jaar een praktijkdemonstratie gegeven, waar de Europese vakpers massaal op afgekomen is. Het blijkt dan, dat de Big X 650 met een trommel met 20 paar messen minder brandstof verbruikt per ton maïs dan met een trommel met 14 paar messen. En dat, terwijl de machinecapaciteit met de ‘biogas’-trommel ook nog eens 25% hoger uitkomt. Hoe kan dát nou? De verklaring van de fabriek is, dat, met 14 paar messen hakselen op 5 mm theoretische snijlengte de capaciteit van de invoer de capaciteit van de trommel overtreft. Op een perceelslengte van 340 m. blijkt de machine 268 seconden nodig te hebben om er door te komen met 14 paar messen op de trommel en met 20 paar messen kost dat 220 seconden. Metingen laten zien dat het brandstofverbruik 15,3% lager ligt per ton en 13,4 % lager per ha. Het verschil komt, doordat met minder messen de invoer wat stroopt. Met de biogastrommel komt de motor echt aan zijn volle vermogen en dat merk je in het verbruik.
ZOMER 2007 - De Maïsteler 18
Verschillende benadering energiebesparende methode
“De redeneringen lopen uitéén”, zegt Jan van der Leck van New Holland, uit Zedelgem, als we het hebben over; hoe je maïs moet hakselen voor de vergister. Bij co-vergisting zie je steeds meer dat de bedrijver van de vergister een voorbewerking doet van het materiaal om het goed te mengen, homogeen te maken. Het ligt voor de hand dat je daarbij een snijbewerking doet. Sommigen gebruiken zelfs een ‘voor-vergister’ om het materiaal goed met bacteriën te doorenten. Bij zo’n voorbewerking kun je volstaan met een hakselaar die de energiemaïs zo grofgesneden aflevert dat die nog goed inkuilbaar is. Wie pure maïs gaat vergisten en geen voorbewerking doet, die zal de maïs fijngesneden in de kuil willen hebben. Bij de ontwikkeling van de nieuwste hakselaar van New Holland is terdege rekening gehouden met dit aspect. Daarbij komt als voornaamste principe naar voren, dat je voldoende afstand moet houden tussen de messen op de trommel. “Voordat het volgende mes tevoorschijn komt om weer vijf, zes millimeter van het ingevoerde materiaal af te snijden, moet er wel zoveel tijd voorbijgaan dat de invoerstroom de tijd krijgt om zoveel mm naar het mes toe op te schuiven”. Maar je kunt niet ongestraft de doorsnee van de trommel vergroten om er meer messen op kwijt te kunnen. Je ziet dan ook algemeen dat de fabrikanten ‘capaciteit’ proberen te winnen door verbreding van de trommel. De nieuwe serie komt op 88 cm.
Voor gewone snijmaïs komen er twaalf paar messen in V-vorm gemonteerd op de trommel, voor maïs voor de vergister passen er 16 paar messen op de trommel. Het is dan nog een kwestie van de invoersnelheid regelen om tot de gewenste snijlengte te komen. Tot nogtoe gebruikte New Holland de maïsbek van ‘Claas’ als voorzetstuk op de hakselaars. Nu ze naar meer trommelbreedte gaan, ging dat niet meer lukken en de marktverkenning heeft de keus verlegd naar ‘Kemper’. In dat programma is ook een voorzetstuk wat speciaal afgestemd is op ‘Californische’ en ‘Po-vlakte’ maïs. Dat is maïs met een gestalte zoals de energiemaïs verkrijgt die momenteel in onze klimaatstreek verbouwd kan worden. “Groot voordeel daarvan is, zegt Jan, dat stengels met lengtes die boven de cabine van de machine uitgaan niet over het maaibord heen kunnen vallen. En vuistdikke onderstammen er ook goed doorheen gaan”. Bij een verstopping van de maïsbek blijven de lange stengels op de rotoren liggen en komen niet op de grond terecht. Stel ik de ‘hamvraag’: “En wat is het energieverbruik van deze nieuwe machines in de energiemaïs?” “We hebben de vermogensbehoefte van de nieuwe machines verkleind”, antwoord Jan. Ik val even stil. Dat vraagt toch een verklaring. ‘We hebben de efficiëntie in de gewasstroom verbeterd, waardoor er per ton te hakselen product minder vermogen gevraagd wordt”. In maïs mag je rekenen op 0,5 ton per kWh bij de FR tegen vroeger 0,4 ton per kWh bij de FX.
ZOMER 2007 - De Maïsteler 19
Voorspelbare methaangasproductie maatstaf rassenbeoordeling nog ver weg Als schooljongen trok het al mijn aandacht dat, wanneer ik met een stok in de bodem van een sloot poerde er soms gasbellen omhoog kwamen. Ik wist dat dit gas uit het ‘organisch’ materiaal wat zich op de bodem had afgezet voortkwam. Later ontdekte ik dat in sommige gebieden mensen omgekeerde ‘containers’ in het water lieten drijven waar vanboven een gasslang uitstak en met dat gas werd gekookt! Intussen weten we ook dat onze koeien methaangas in de pens vormen en dat dat ‘milieubelastend’ is. Ook stijgt er methaangas op uit de mest, bij het ‘open’ uitrijden over het land en bij de mestopslag, vandaar dat we die moeten afdekken. En, er ontsnapt methaangas uit de stal. In de open natuur zijn er allerlei omstandigheden waarin zich methaangas vormt. En omdat methaangas nog vele malen slechter is voor het milieu dan koolstofdioxide heeft dit onderwerp wereldwijd de aandacht van wetenschappers getrokken. Natuurlijk raadplegen we de wetenschap wanneer we ons gedachten maken over het opzetten van een vergistingsinstallatie. Je begrijpt dat de wetenschap intussen ‘rekenmodellen’ heeft ontwikkeld om die gasproductie te kunnen meten. Met een verfijning daarvan kan men berekenen wat de gasproductie bij vergisting van zuiveringsslib zal zijn. Je kunt dan ook uitrekenen wanneer het economisch is dat gas op te vangen en te gebruiken, in plaats van het uit de lucht te wassen. Deze rekensystemen worden nu ook losgelaten op vergistingsinstallaties. Om de benodigde capaciteit te berekenen, om de opbrengst te berekenen. Het scheelt vanzelf veel wat daar uitkomt, wanneer je van verschillende ‘voeding’ van de installatie uitgaat. Gebruik je mest, van varkens, runderen, pluimvee? Wordt het co-vergisting, of ga je op puur energiemaïs draaien? Er zijn heel verschillende mogelijkheden. Uit de rioolwaterzuivering en uit de afvalwaterzuivering van bijvoorbeeld de levensmiddelenindustrie, weten we intussen aardig veel over de methaanproductie capaciteit van koolhydraten, vetten en eiwitten. Dus, naar gelang die stoffen erin zitten komen er cijfers uit de rekenmodellen over hoeveel methaan je verwachten mag. Dat hangt dan af van de ‘bedrijfstemperatuur’ van de installatie en van de ‘verblijfsduur’ van het materiaal in de installatie en van de ‘beroering’. Zolang je je houdt aan samenstellingen en omstandigheden zoals men die proefondervindelijk heeft kunnen nagaan, kloppen de cijfers van deze modellen best wel (aardig). Maar ga je veranderingen aanbrengen die niet eerder beproefd zijn, dan kunnen de uitkomsten van het rekenmodel nog wel eens afwijken van wat er werkelijk uitkomt. Het is logisch dat de methaanproductie in relatie staat tot de energie-inhoud van de samenstellende componenten van het
vergistbare substraat. Echter, de gasproductie op zich gebeurt met tussenkomst van micro-organismen. Die vereisen -naast de nodige energie- ook de nutriënten voor hun eigen groei en vermenigvuldiging. Met alleen koolstofverbindingen levert de vergister geen gas. Net als in de dierenvoeding zijn er in de vergister ook andere voedingsstoffen nodig om het levend organisme te laten functioneren. En, dat in gepaste hoeveelheden. Per slot werken we met levende organismen. De verscheidenheid in bacteriën is heel groot. Al naar gelang de samenstelling van het organisch materiaal is er een verteerbaarheid voor de bacteriën. De stammen die het meest geschikt zijn om juist ‘deze’ organische stof te verteren zullen zich het snelst vermenigvuldigen. Het blijkt dat bij de vertering met name stikstof nodig is om dat proces te stimuleren en vlot te laten verlopen. Uit de landbouw weten we genoeg over direct opneembare stikstof en stikstof die ‘duurzamer’ is. Als boer weten we ook dat er fosfor nodig is om -bijvoorbeeld- de wortelontwikkeling van kiemend zaad te bevorderen. Vruchtbaarheid van onze dieren, daar komt immers ook fosfor bij kijken. In het beenmerg zit veel fosfor, de ‘geboorteplaats’ van de stamcellen in het dierlijk lichaam. Nou, in het leven van bacteriën spelen stikstof en fosfor ook een belangrijke rol. Het mag dus duidelijk zijn, dat we eerst heel wat ervaringsgegevens nodig hebben, voordat we met een rekenmodel de methaanopbrengst van een vergistinginstallatie kunnen voorspellen naar gelang we de samenstelling van de voeding van de vergister veranderen. Zodra je aan co-vergisting begint, gaat er immers een wereld voor je open aan mogelijke organische stoffen die je in je bedrijf zou kunnen toepassen. Het zou toch wel heel mooi zijn als je tevoren kunt uitrekenen wat een nieuwe combinatie aan voedingsstoffen je aan gas oplevert. Maar, in Wageningen en Gent zijn ze aan de universiteit bezig een ‘Computersimulatie voor de voorspelling van de biogasproductie gedurende (co-)vergisting van biomassa’ te ontwikkelen. Ook in Duitsland en Oostenrijk wordt vanuit ‘de wetenschap’ hard gewerkt aan rekenmodellen die de methaangasproductie ‘voorspelbaar’ maken. Maar, het blijkt wel dat dat geen ‘makkie’ is. Het biologisch systeem van de vergisting is niet eenvoudig. Dus een betaalbare en betrouwbare berekening van de te verwachten gasproductie ligt nog niet direct voor de hand. Een moeilijkheid is ook dat we niet met het verse product werken, maar het eerst inkuilen om het bewaarbaar te maken. Ook de officiële registratie en beoordeling van energiegewassen wacht in feite op het beschikbaar komen van zo’n systeem. Het is de bedoeling om met één Europees systeem van beoordeling te komen. Dat kan nog even duren.
ZOMER 2007 - De Maïsteler 20
‘Digestaat, een nobele onbekende’ kunstmest sparen
Het komt ‘Biogas-E’ vzw toe hen te complimenteren met de succesvolle studiedag die ze half juni presenteerden aan 140 bezoekers. Ja, er leven nog veel vragen in de praktijk omtrent de aanwending van digestaat in de landbouw of de afzet daarvan elders. De vertegenwoordiger van de minister van Leefmilieu deed de aftrap met de stelling dat ‘biomassa door haar ononderbroken beschikbaarheid een zeer belangrijke rol moet spelen in het aanboren van hernieuwbare energiebronnen’. Dat daarmee tevens een belangrijk aandeel in de mestverwerking wordt geleverd is mooi meegenomen. Reden voor de minister om te helpen het oponthoud door de vele bezwaarschriften tegen het vestigen van installaties terug te dringen. Hij verklaart zich voorstander van de ‘inplanting van vergistinginstallaties in het agrarisch gebied’. Digestaat, wat dat is, hangt vooral af van wat er ter vergisting wordt ingevoerd. Het meeste gas haal je uit vetten en zetmeel of suiker. Cellulose en lignine geven structuur aan plantaardige organische stof. Cellulose en hemi-cellulose zijn minder snel afbreekbaar voor bacteriën. Houtstof, lignine breekt helemaal niet af. Dat vormt de humus bij aanwending van het digestaat in de grond. Naast de koolwaterstoffen heb je als belangrijkste voedingselementen stikstof en fosfaat, die bij de omzetting in de vergister in voor de bemesting interessante vormen beschikbaar komen. Naar gelang er meer koolstof uit te halen valt, zal de massa in de vergister afnemen. Daarbij neemt het vochtgehalte toe en stijgt de zuurgraad een halve tot een hele punt. De praktijk is vooral benieuwd naar het verloop van het (opneembare) stikstofgehalte. Nitraten verliezen hun zuurstof component door de ‘anaerobe’ omstandigheden in de vergister. Naar gelang de temperatuurhoogte en tijdsduur waarbij wordt vergist, gaan meer ongewenste ‘kiemen’ teloor. Doordat digestaat ‘dunner’ is, kun je makkelijker aanwenden en door de ‘ontleding’ bij de vergisting is de beschikbaarheid van mineralen sneller en groter. Veel hangt af van welke ‘co’- producten zijn gebruikt naast mest. De hogere bemestingswaarde voor stikstof en fosfaat levert een besparing op het kunstmestgebruik op. Nederlands onderzoek wijst € 1100,- op 45 ha weidebedrijf uit. Zowel de drogestof
opbrengst als de stikstofbenutting bij de eerste snede gras ligt duidelijk hoger bij aanwending van digestaat (85% varkensdrijfmest / 15% co-product) ten opzichte van pure varkensdrijfmest. Dit effect is zelfs groter bij toediening in mei ten opzichte van eerdere toediening in april. De proefboerderij Vredepeel vond dit effect ook terug bij snijmaïs en aardappelen. In bieten was het effect andersom. ‘Kwam dat door warme omstandigheden’. Je kunt dan meer bodemmineralisatie hebben. Maar, dit is op zich niet reden genoeg om te gaan vergisten. De financiële opbrengsten van de verkoop van elektriciteit, plus de geldswaarde van de te verkrijgen ‘groene stroom’-certificaten en van de WKK-certificaten moeten de investering in een installatie goedmaken. Wanneer je dan bovendien de vrijkomende warmte economisch kunt benutten, bijvoorbeeld door het digestaat belangrijk in te drogen na scheiding van de dunne en dikke fractie, is een rendabele exploitatie mogelijk. De wetgever In de Vlaamse situatie dicteert het ‘Mestdecreet’ wat mag en niet mag zodra er van ‘mest’ sprake is in het proces. Binnen het landbouwbedrijf geldt bij de aanwending dat de som van de stikstof uit kunstmest, dierlijke mest en andere meststoffen binnen de totale stikstofnorm moet blijven. Is er mest gebruikt om het digestaat te verkrijgen, dan is het digestaat ‘mest’. Is er geen mest gebruikt om het digestaat te verkrijgen, dan is het digestaat ‘andere meststof’. Gebruik binnen het eigen bedrijf is vrij gelaten, afzet aan derden is onderhevig aan regelgeving. Het is ook mogelijk dat bij de invoer in de vergister product wordt benut welk het predikaat ‘afval’ toekomt. Dan heeft men een keuringsattest nodig om het digestaat binnen de landbouw in Vlaanderen als ‘secundaire grondstof’ te kunnen benutten. Maar, pas op! De Europese wetgever is een hele strenge. Die zegt: “Indien in de vergister (eveneens) dierlijke bijproducten verwerkt worden zal het ingaand product gehygiëniseerd moeten worden en dient de installatie een erkenning te ontvangen in het kader van de Europese Verordening 1774/2002. Alleen wanneer mest het enige dierlijke bijproduct is wat verwerkt wordt en het eindproduct niet buiten Vlaanderen geëxporteerd wordt, behoeft niet gepasteuriseerd te worden. Er zijn dus nogal haken en ogen. Belangrijk is, dat de politiek deze nieuwe vormen eigenlijk anders moet gaan waarderen wanneer deze in de vorm van mest in de landbouw worden aangewend. Op dat moment kun je als boer op het gebruik van kunstmest besparen. Dat scheelt aanmerkelijk kosten én het mestprobleem wordt op deze manier gedeeltelijk opgelost. Nu maar te hopen dat digestaat niet een onbekende blijft, laat staan een onbeminde.
ZOMER 2007 - De Maïsteler 21
Praktijkervaring
een rekenmodel staat niet op zichzelf Certified Energy uit Wanroij levert de klanten die een installatie van hun gezet hebben er een rekenprogramma bij. Huub Nooijen, directeur, heeft een afgewogen oordeel over de waarde daarvan. “Het rekensysteem waarover wij de beschikking hebben, zal op zich niet zoveel afwijken van wat wetenschappers hebben ontwikkeld”. De theorie over hoe vergistinginstallaties werken is best goed ontwikkeld intussen. Je kunt de grondstoffen die je gebruikt voor de vergistingsinstallatie chemisch ontleden en dan weet je de gehalten aan energiedragers die erin zitten. Verzamelde ervaringscijfers geven dan aan wat je verwachten mag aan methaangas wat daar uitkomt. “Maar, je gaat te kort door de bocht als je denkt dat er altijd zoveel gasopbrengst is als wat er uit de berekening komt”.
Vergisten is een biologisch proces; de microben moeten wel een ‘goed’ leefmilieu hebben, willen ze de organische stof ‘goed’ omzetten. Het is ook bio-chemie, dus de zuurgraad moet wel goed in orde zijn, wil het proces ongestoord doorgaan. In de praktijk van vergisters op landbouwbedrijven gaat men uit van een basisproduct voor de voeding van de vergister. Gewoonlijk wordt daar ‘wat’ bijgedaan, zodat we van co-vergisting spreken. De basis kan zijn; mest, de basis kan zijn; maïs. Daarnaast dienen zich allerlei ander organischestof producten aan die ‘ook’ ingezet kunnen worden voor biogasproductie. Om een afweging te kunnen maken, of het zinvol is zulke ‘andere’ producten in te zetten wanneer die verkrijgbaar worden, is het interessant om een rekenprogramma te hebben waarin de mogelijkheid van het gebruik van die producten of dat product is voorzien. Om zo’n rekenprogramma ‘inhoud’ te geven, zijn er dus heel wat ervaringsgegevens nodig. Certified Energy kan wat dat betreft terugvallen op het Duitse SCHMACK, wat in de loop der jaren de uitkomsten van duizenden praktijkgevallen verzameld heeft en in haar rekenprogramma verweven. ”Wij moeten niet de illusie hebben dat het hier net zo zal gaan als in Duitsland”, zegt Huub. Bij ons heerst een terughoudendheid bij het grondgebruik voor grondstoffen voor duurzame energiewinning. Het bodemgebruik is allereerst gericht op de voedselvoorziening, dan komt de voedervoorziening voor onze veehouderij, een nieuwe loot aan de tak zijn dus de energiegewassen. “We merken intussen hoezeer het spel van de prijzen hier sturend in werkt”. Dit is echt het markt-mechanisme. Het ligt maar even om de hoek, of de politiek zal hier regelend in optreden. Dit betekent dat degene die een biogasinstallatie in bedrijf heeft steeds als betrokkene in dit marktgebeuren aan het rekenen is. Welke combinatie van beschikbare organische grondstoffen levert op dit moment financieel de beste resultaten op? “Vet; dat geeft het meeste gas”. Maar in een vergistingsinstallatie heb je wel een basis nodig die voldoende structuur geeft om het vergistingsproces op plaats te laten vinden. “Je moet altijd naar een ‘mix’”. “Het is het verhaal van de boterham met pindakaas”, zegt Huub. In pindakaas zit veel meer voedingsstof dan in de boterham, maar –alleen pindakaas eten- daar krijg je buikpijn van en je houdt ermee op. De maïs is de laatste jaren flink duurder aan het worden. Dat maakt de uitkomst van de financiële berekening toch weer anders. Toch is maïs het ideale uitgangspunt voor een boer. Hij kent de teelt, hij kent het oogstproces, hij kent de conservering, hij weet hoe je het kunt verwerken. Belangrijke factor is ook dat de boer al een lopend bedrijf heeft en hij gaat er nu ook biogas bij maken. Dat moet niet te ingewikkeld worden. Dat moet alle dagen gewoon zijn gangetje doorgaan. Hij heeft geen ‘drieploegendienst’. “Een rekenprogramma is en blijft een theoretische benadering”. Je kunt alle elementen erin zetten die ‘voorzien’ zijn, maar, je moet ook ervaring inbrengen. Jouw installatie is ‘eigenaardig’. Je moet oppassen voor stikstofvergiftiging, zwavelvergiftiging. Het digestaat moet roerbaar blijven. Er komen allerlei aspecten aan de orde. “Het vraagt nauwgezette begeleiding om geen fouten te maken”. Dat vraagt veel ervaring.
ZOMER 2007 - De Maïsteler 22
Aantal vergistingsinstallaties komt er vaart in
Wij besteden in ons blad ruim aandacht aan de ontwikkeling van mogelijkheden in de duurzame energiewinning met behulp van geteelde biomassa. Dat ligt voor de hand wanneer de maïsteelt je voornaamste onderwerp is. Je vraagt je dan af hoe snel het gaat met het bouwen van vergistinginstallaties. We hebben daarnaar gevraagd bij de instellingen in Vlaanderen en Nederland die daar ten behoeve van de overheid en de praktijk een rol in spelen. Senter Novem geeft ons een lijstje wat vermeldt dat in 2001 de eerste twee installaties in Nederland gereed gekomen waren. In 2002 waren er vier gereed, in 2003 waren er 9, in 2004 12, in 2005 22 en in 2006 waren er 40 installaties in totaal. In de eerste helft 2007 zijn daar nog tien installaties bijgekomen, zodat we nu in Nederland op vijftig stuks zitten. Het is bekend dat de stopzetting van de subsidieregeling op 18 augustus vorig jaar een geweldig oponthoud heeft betekend. Intussen weten we dat er in het kader van een tegemoetkomingsregeling nu weer vijftig installaties in aanbouw genomen worden.
Vijftig andere ondernemers die zich wel gemeld hadden voor de ‘overgangsregeling’ -omdat ze ook bezig waren met uitvoering van plannen voor een installatie- kwamen niet in aanmerking voor een tegemoetkoming van de overheid. Zij zullen zich moeten instellen op het nieuwe beleid van de nieuwe regering. De inhoud van de regeringsplannen die de derde week september bekendgemaakt zullen worden, zijn nu nog niet bekend voor de praktijk. Het is dus nog afwachten wat voor mogelijkheden ondernemers daarin zien en of dat tot daadwerkelijke investeringen leidt. De website van Biogas-E vermeldt het gegeven dat er in Vlaanderen momenteel 12 installaties functioneren en 8 in aanbouw zijn. Interessante ontwikkeling is dat Eneco Energie België intussen de aandelen Electrobel van Eco Flanders heeft overgenomen en dit bureau heeft omgebouwd tot Eco-Projects. Deze ontwikkeling staat geheel in het teken van de bedoelingen om in de komende jaren twintig tot veertig installaties in heel België te realiseren. Intussen wordt de expertise die Eco-Projects vergaard heeft ook dienstbaar gemaakt aan derden. Men staat ook in voor de commerciële ontwikkeling van nieuwe installaties voor derden.
Wie gaat er boven de 400 zetmeel, boven de 1000 VEM en rond de 35% ds ?
GROTE LAFORTUNA VOEDERWAARDE-WEDSTRIJD Wat moet u doen? 1. U heeft Lafortuna gezaaid (bewijs van handelaar) 2. U oogst de Lafortuna en slaat die apart op 3. U laat door erkend monsternemer een kuilmonster steken en deze opsturen naar het laboratorium voor analyse. 4. Als u de analyse terug hebt, stuurt u een copie ervan met naam, adres, handelaar en eventueel loonwerker van wie u het zaad hebt gekocht naar: KWS BENELUX, Lafortuna-actie, Hulstbaan 266, 9112 Sinaai (België)
O
KLEINE TIP: Lafortuna oogst je pas wanneer de melklijn (in de korrel) helemaal onderin zit.
te win nen : 10 ha Lafort un maïsz aaad
Het grootste maïsras van de Benelux 2007! Lafortuna st r het mee a ja it d is Lafortuna ïsras in Nederland ma gezaaide x. de Benelu in s lf e z en 0.000 zijn er ± 4 s ra it d n a enig Alleen al v zal dus m n e id a a en. z ha uitge st blijmak rf e h e z e d r veehoude
Omdat dit ras: • vroegrijp is (fao 230) • super jeugdgroei heeft (9) • de hoogste korrelopbrengst/ha als korrelmaïs geeft (108 DLV FACET) • de hoogste zetmeelopbrengst/ha geeft (108 DLV FACET) • super Stay-green is (9) • zéér oogstzeker is
De beste vroege dubbeldoelmaïs voor de Benelux! www.kwsbenelux.com KWS Benelux BV Tel.: 0032 (0)3 449 02 20 Fax: 0032 (0)3 449 20 89
Het begint met ons! ZOMER 2007 - De Maïsteler 20