Mariahoeve, 1e herziening (Loolaan)
bestemmingsplan Mariahoeve, 1e herziening (Loolaan) (vastgesteld)
Inhoudsopgave
Toelichting
3
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan 1.2 Doel van het bestemmingsplan 1.3 Begrenzing van het plangebied 1.4 Geldende planologische regelingen
5 5 5 5 6
Hoofdstuk 2 Beleidskaders 2.1 Water 2.2 Duurzaamheidsbeleid 2.3 Groen 2.4 Bodem
9 9 12 13 14
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving 3.1 Ontwikkelingen 3.2 Beschrijving van het plan
17 17 18
Hoofdstuk 4
21
Economische uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 5 Overleg en inspraak 5.1 Artikel 3.1.1 Bro-overleg
23 23
Bijlagen Bijlage 1
27 28
eco-effectscan
2
bestemmingsplan Mariahoeve, 1e herziening (Loolaan) (vastgesteld)
Toelichting
3
bestemmingsplan Mariahoeve, 1e herziening (Loolaan) (vastgesteld)
4
bestemmingsplan Mariahoeve, 1e herziening (Loolaan) (vastgesteld)
Hoofdstuk 1 1.1
Inleiding
Aanleiding voor het bestemmingsplan
De gemeente Den Haag stelt om de volgende reden een nieuw bestemmingsplan voor het plangebied Mariahoeve, 1e herziening (Loolaan) op. De gemeente Den Haag heeft zich tot doel gesteld om in 2040 klimaatneutraal te zijn. Hiervoor voert Den Haag diverse duurzame projecten uit om daarmee ook zelf bij te dragen aan de gestelde duurzaamheidsambitie. Het idee is ontstaan om, daar waar mogelijk, zonnepaneelvelden te (laten) realiseren. De mogelijkheid om zonnepanelen ten behoeve van de opwekking van duurzame elektriciteit en/of warmte in Den Haag op deze locatie te realiseren is een mooie manier om zichtbaarheid te geven aan de duurzaamheidsambities van Den Haag. Tevens geeft de eventuele plaatsing deels uitvoering aan het collegeakkoord (2010 – 2014): 'Het is ons streven om in de omgeving van de stations Den Haag Centraal en Den Haag HS en de grote toegangswegen de stedelijke allure te vergroten'.
1.2
Doel van het bestemmingsplan
Het doel van bestemmingsplan Mariahoeve, 1e herziening (Loolaan) is: a. het vastleggen van de bestaande ruimtelijke structuur in een juridisch-planologisch kader; b. het bestemmingsplan maakt een aantal nieuwe ontwikkelingen in het plangebied mogelijk: 1. realisatie van een zonne-energie park; 2. grasland of weide gebied voor klein- en pluimvee; 3. stadslandbouw; 4. verlegging van het fietspad de IJsclubweg.
1.3
Begrenzing van het plangebied
Het plangebied Mariahoeve ligt in het stadsdeel Haagse Hout van de gemeente Den Haag. De eerste herziening hiervan ligt langs de Loolaan en wordt doorsneden door het IJsclubpad. Het gebied is ingesloten door sporen en staat bekend als het Oor. De bruto oppervlakte van deze locatie is ca. 4 hectare.
5
bestemmingsplan Mariahoeve, 1e herziening (Loolaan) (vastgesteld)
kaart 1: ligging herziening in het moederplan Mariahoeve
1.4
Geldende planologische regelingen
1.4.1
Vigerend bestemmingsplan
Het bestemmingsplan Mariahoeve, 1e herziening (Loolaan) vervangt gedeeltelijk (uitsluitend het in paragraaf 1.3 genoemde gebied waarop de herziening betrekking heeft) het volgende bestemmingsplan: bestemmingsplan Mariahoeve
vastgesteld 4 april 2013
goedgekeurd n.v.t.
onherroepelijk 29 januari 2014
Het bestemmingsplan Mariahoeve, 1e herziening (Loolaan) dient gelezen te worden in samenhang met het Moederplan Mariahoeve 2013. De beleidskaders en milieuaspecten zijn reeds beschreven in het moederplan. Alleen de aspecten water en duurzaamheid zijn gelet op de gewijzigde bestemming in deze herziening in Hoofdstuk 2 Beleidskaders nader uitgewerkt. Na de inwerkingtreding van deze herziening komt de regeling van deze herziening hiervoor in de plaats, voor zover het gaat om de
6
bestemmingsplan Mariahoeve, 1e herziening (Loolaan) (vastgesteld)
herziene onderdelen. Voor alle overige (niet gewijzigde) onderdelen blijft het moederplan gelden. Dat geldt ook voor de toelichting bij het moederplan.
7
bestemmingsplan Mariahoeve, 1e herziening (Loolaan) (vastgesteld)
8
bestemmingsplan Mariahoeve, 1e herziening (Loolaan) (vastgesteld)
Hoofdstuk 2 2.1
Beleidskaders
Water
Het Hoogheemraadschap van Delfland is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer in het plangebied. Bij het opstellen van deze herziening is in het kader van de watertoets overleg gevoerd over deze waterparagraaf, de verbeelding (plankaart) en de regels. Deze waterparagraaf bevat een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. 2.1.1
Beleidskader
Diverse beleidsstukken zijn van belang voor het thema water. De belangrijkste worden hieronder behandeld. Europees De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is december 2000 in werking getreden. De richtlijn heeft tot doel de chemische en ecologische kwaliteit van al het oppervlakte- en grondwater in Europa te verbeteren. De richtlijn stelt daartoe eisen aan het waterbeheer in alle lidstaten. Streefdatum voor het bereiken van de gewenste waterkwaliteit is 2015, met eventueel uitstel tot 2027. De doelstellingen worden uitgewerkt in (deel)stroomgebiedsbeheerplannen. In deze plannen staan de ambities en maatregelen beschreven. De Europese Kaderrichtlijn heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid (inrichting van watergangen en oevers). Nationaal Het Nationaal waterbeleid is vastgelegd in het Nationaal Waterplan 2009-2015. Hierin zijn de consequenties van zowel Kaderrichtlijn Water (KRW, kwaliteit) als het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, waterkwaliteit) uitgewerkt. Kern is dat het waterbeheer in Nederland gericht moet zijn op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Belangrijk is om de drietrapsstrategie vasthouden, bergen en afvoeren als afwegingsprincipe te hanteren. Tevens is in het NBW en middels het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd, dat de watertoets een verplicht te doorlopen proces is in waterrelevante ruimtelijke planprocedures. Voor waterkwaliteit geldt als uitgangspunt dat verontreiniging van het water voorkomen dient te worden. Hier geldt de trits 'schoonhouden, scheiden, zuiveren'. Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een achttal wetten is samengevoegd tot één wet, de Waterwet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning. Provinciaal Het beleid van de provincie Zuid-Holland met betrekking tot water is vastgelegd in het provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010 - 2015 (Provinciale Staten 2009). In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale Waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven: Waarborgen waterveiligheid; Zorgen voor mooi en schoon water; Ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening; Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem. Hoogheemraadschap van Delfland Het Waterbeheerplan 2010-2015, 'Keuzes maken en kansen benutten' is het document waarin Delfland
9
bestemmingsplan Mariahoeve, 1e herziening (Loolaan) (vastgesteld)
de ambities voor de komende jaren heeft vastgelegd. Het plan beschrijft de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. Delfland investeert de komende jaren volop in het vergroten van de veiligheid, het verbeteren van de waterkwaliteit, het tegengaan van wateroverlast en het optimaliseren van de zuivering van afvalwater. Klimaatverandering, zeespiegelstijging verzilting en nieuwe wetten en regels gaan het waterbeheer de komende decennia ingrijpend veranderen. Bovendien dwingen de complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen tot het stellen van prioriteiten. Delfland spreidt daarom de maatregelen in de tijd, zodat het tempo aansluit bij de mogelijkheden van de organisatie en het gebied. Watertoets Eén van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is de watertoets. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Het hoogheemraadschap van Delfland heeft de Handreiking watertoets voor gemeenten opgesteld. In de handreiking worden de randvoorwaarden en uitgangspunten voor een plan per thema toegelicht. De handreiking staat op http://www.hhdelfland.nl/digitaal-loket/watertoetsportaal Wateragenda en visie Toekomstbestendig Den Haag De gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland werken aan een goed waterbeheer door middel van een gezamenlijke Wateragenda. Het beschrijft hoe de komende jaren omgegaan zal worden met water in de stad en welke acties hiervoor nodig zijn. Belangrijk nieuw element in de Wateragenda is dat het zich behalve op de waterkwaliteit en waterveiligheid óók op ruimtelijke ontwikkelingen, economie, recreatie en cultuurhistorie richt. De lange-termijn-doelstelling voor het Haagse waterbeleid luidt als volgt: “Het realiseren van een duurzaam, schoon, veilig en gezond watersysteem, dat bijdraagt aan een aantrekkelijke en veilige (leef)omgeving, waar bewoners, bedrijven en bezoekers van Den Haag op een bewuste manier mee omgaan”. In de visie 'Toekomstbestendig Haags water!' is aangeven hoe het watersysteem in Den Haag anno 2014 functioneert, welke knelpunten er zijn en hoe het systeem robuust te houden. Het Haagse watersysteem is op dit moment grotendeels op orde. Door kansen te benutten die zorgen voor een robuuster watersysteem en die ook bijdragen aan de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van de stad, wordt het stedelijke gebied bestand tegen hevige regenbuien. In het stedelijke gebied is beperkte ruimte voor de traditionele opvang van water. Daarom is inzetten op onderzoek naar meer creatieve en innovatieve maatregelen belangrijk. Samenwerking tussen gemeente Den Haag en Delfland is daarvoor essentieel. De ambitie is: “Den Haag heeft een goed functionerend en toekomstbestendig watersysteem dat de gevolgen van klimaatverandering en verstedelijking kan opvangen en dat bijdraagt aan een aantrekkelijke stad.” Samengevat zijn de drie belangrijkste strategische pijlers om te komen tot een toekomstbestendig Haags watersysteem: De basis op orde: We zorgen ervoor dat het systeem goed blijft functioneren. Eventuele negatieve effecten op de waterhuishouding moeten worden voorkomen of dienen te worden gecompenseerd; Pak kansen door samen te werken en door slimme combinatie te zoeken: We moeten als overheden het goede voorbeeld geven, tijdig kansrijke initiatieven en projecten herkennen en optrekken met partijen in de stad; Kennis, onderzoek en innovatie: Kennisontwikkeling, onderzoek en innovatie is van belang om creatieve oplossingen te vinden in het voorkomen van wateroverlast en het leefbaar en aantrekkelijk houden van de stad.
Gemeentelijk Rioleringsplan Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is “het Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015 (Rv 147 - 2010; RIS 176551). Duurzaamheid staat centraal in het denken en doen van de gemeente Den Haag. Werken
10
bestemmingsplan Mariahoeve, 1e herziening (Loolaan) (vastgesteld)
aan duurzaamheid betekent voor riolering dat meer rekening gehouden dient te worden met het voorkomen dan wel het scheiden van afvalwaterstromen aan de bron, meer oog te hebben voor hergebruik en het terugdringen van energiegebruik en het voorkomen dat schoon water vuil wordt. Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. Duurzaam denken en doen komt zo terug in het ontwerp, de aanleg, het beheer en het gebruik van riolering. Afkoppelen van hemelwater is een voorbeeld van een aanpak, waarmee zoveel mogelijk bij de bron wordt voorkomen dat water vuil wordt, dat water wordt vastgehouden op de plaats waar het valt en waarmee gemalen en zuiveringsinstallaties niet onnodig worden belast met het verwerken van schoon hemelwater. Een ander voorbeeld is het meer toepassen van minder milieubelastende materialen bij de huisaansluitleidingen en de hoofdriolering. 2.1.2
Beleid t.a.v. het plangebied
Delfland streeft naar een duurzame, robuuste waterstructuur. Dat wil zeggen: er moet voldoende ruimte zijn voor waterberging, goede waterkwaliteit, waterkeringen en waterzuivering. Belangrijk uitgangspunt voor Delfland is dat de waterhuishouding door ruimtelijke veranderingen niet mag verslechteren.
Kaart 2: watergangen in het plangebied (de bebouwing is inmiddels verwijderd). Waterkwantiteit in het plangebied Het plangebied ligt in de Veen- en Binckhorstpolder (Mariahoeve). Het waterpeil in deze polder is in de zomer --1,34 m NAP en in de winter -1,40 NAP en het poldersysteem kent een vrij grote peilfluctuatie, mede veroorzaakt door de sterke koppeling met de riolering. Het gebied kan voldoende water bergen door de grote drooglegging. Er zijn in de polder enkele locaties met juist een kleine drooglegging en daarmee een grotere kans op inundatie. Het plangebied is zo'n locatie met een beperkte drooglegging die gevoelig is voor inundatie. Het gebied heeft een lagere beschermingsnorm dan stedelijk gebied, gebruikers dienen er rekening mee te houden dat het water in het gebied buiten de oevers kan treden. Onder het oude plan (moederplan) Mariahoeve was het mogelijk om bij recht gebouwen op te richten ten behoeve van de bestemming volkstuinen. Verder zat er geen aanlegstelsel in het plan waardoor verhardingen niet waren uitgesloten. Met de herziening van het bestemmingsplan wordt de realisatie mogelijk van: zonnepanelen (incl. bijbehorende nutsvoorziening), volks-, school-, kinder- en hobbytuinen en agrarisch (gras- of weiland en stadslandbouw). Er wordt geen verharding toegevoegd en ook wordt bebouwing waarin mensen kunnen verblijven, waarvan in het verleden sprake was, niet meer bij recht mogelijk gemaakt. Per saldo leidt dit tot een verbetering ten opzichte van de oude situatie. Ook met de nieuwe functies agrarisch en zonnepanelen inclusief nutsvoorzieningen heeft de gemeente niet de intentie om te verharden. Er ontstaat daarmee geen verslechtering van het watersysteem. De bestaande waterstructuren worden opgenomen in de hoofdbestemming 'Gemengd-3'. De waterstructuur kan worden aangepast aan de nieuwe functie van het gebied met dien verstande dat de waterhuishouding minimaal even goed blijft functioneren. Voor de wijziging dient een watervergunning te worden aangevraagd bij het waterschap. Hierbij zal de initiatiefnemer moeten aantonen dat de
11
bestemmingsplan Mariahoeve, 1e herziening (Loolaan) (vastgesteld)
waterhuishouding minimaal even goed blijft functioneren op, onder andere, de aspecten waterberging, afvoercapaciteit, doorstroming, waterkwaliteit. De lage ligging van het gebied maakt het gebied gevoelig voor inundatie. Gebruikers dienen daar rekening mee te houden. Kans: het verbreden van de sloten en daarmee de drooglegging wat vergroten Waterkwaliteit, riolering in het plangebied Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is "De Leidraad Riolering" en de "Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken". Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. In het gebied is geen riolering aanwezig. Veiligheid en waterkering In het plangebied zijn geen waterkeringen aanwezig. Ecologie / Kaderrichtlijn Water Bij ecologie gaat de aandacht uit naar de ruimte voor natuurvriendelijke oevers en natte ecologische verbindingszones. In het plangebied bevinden zich geen KRW-waterlichamen of natte ecologische verbindingszones.
2.2
Duurzaamheidsbeleid
Den Haag maakt het duurzaam De nota 'Den Haag maakt het duurzaam' (2013, RIS269129) biedt een populaire samenvatting van het integrale duurzaamheids- en milieubeleid. Het doel van de nota is mensen te inspireren en te verbinden met ideeën en daadkracht om zo een stap extra te zetten naar een duurzame samenleving. De nota bevat geen nieuw beleid, maar biedt een verkorte, integrale weergave van reeds vastgesteld beleid op het gebied van de thema's klimaat, lucht, geluid, bodem, externe veiligheid, water, afval, openbare ruimte, gezondheid, internationale stad, duurzame gemeentelijke organisatie, stedenbouw, mobiliteit, energie en economie. Jaarlijks publiceert de gemeente Den Haag ook een milieu- en duurzaamheidsverslag over deze onderwerpen. Den Haag kiest er voor om een leefbare, veilige en duurzame stad te zijn. Een stad waar in groen, de openbare ruimte en een goede bereikbaarheid wordt geïnvesteerd. In Den Haag wordt investeren in duurzaamheid als een kans voor de stad gezien. Duurzame ontwikkelingen in de stad zorgen voor een beter en schoner milieu voor de inwoners en passen op wereldwijd niveau in de ontwikkeling van klimaat neutrale steden. Werken aan duurzaamheid staat centraal bij de ontwikkeling van de stad. Duurzaamheid is beleidsmatig verankerd in de Kadernota 'Op weg naar een duurzaam Den Haag', een Klimaatplan, een Energievisie en in een aantal uitvoeringsplannen op het gebied van energie, klimaat, duurzame stedenbouw en duurzaam bouwen.' Kadernota Op weg naar een duurzaam Den Haag (2009) De kadernota 'Op weg naar een duurzaam Den Haag' (Cb 2009; RIS 165334) vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders. Dit document biedt een strategisch kader dat zorgt voor samenhang tussen bestaand beleid en lopende programma's. De kadernota bundelt het aspect 'duurzaamheid' rond de thema's Energie, Stedenbouw, Mobiliteit, Openbare Ruimte, Internationale stad en Duurzame gemeentelijke organisatie. Doel is een klimaat neutrale stad in 2040. Daarbij wordt uitgegaan van de People, Planet, Profit benadering: 'een ontwikkeling moet aansluiten op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen'. De belangrijkste duurzaamheidsplannen staan hieronder opgesomd. Het Klimaatplan Den Haag (RIS 180174) en de Energievisie Den Haag 2040 (Cb 2011:RIS 180173).
12
bestemmingsplan Mariahoeve, 1e herziening (Loolaan) (vastgesteld)
Het Uitvoeringsplan 'Klimaatbestendig Den Haag' (Cb 2012;RIS 252427) beschrijft op hoofdlijnen welke effecten van klimaatverandering voor Den Haag relevant zijn, hoe de gemeente daar mee omgaat en welke acties de komende periode worden uitgevoerd. Het Uitvoeringsplan Duurzame Stedenbouw (Cb 2012; RIS 251776) beschrijft de belangrijkste principes van duurzame stedenbouw en gaat in op voor Den Haag relevante opgaven, zoals op het vlak van energieverbruik terugdringen, kust-klimaat-groen aanpassingen aan klimaatverandering, het stimuleren van lopen en fietsenbewegen en bouwen en hergebruik van gebouwen. Het uitvoeringsplan “bestaande woningen, duurzame woningen!” (RIS 176840) is een plan dat concrete maatregelen bevat om de bestaande woningen in de stad duurzamer te maken. Duurzaam bouwen in Den Haag. Nieuwbouw in het plangebied dient te voldoen aan de beleidskaders voor duurzaam bouwen uit het Bouwbesluit en de daaraan gekoppelde energieprestatiecoëfficiënt (EPC). Klimaatplan en energievisie De ambities op het gebied van klimaat en energie zijn verwoord in het Klimaatplan Den Haag (RIS 180174) en de Energievisie Den Haag 2040 (Cb 2011:RIS 180173 ). Ambitie van de gemeente Den Haag is om in 2040 als stad klimaatneutraal te zijn, met als tussenstap 30% minder CO2-uitstoot in 2020 (ten opzichte van 1990). Een stad is klimaatneutraal wanneer schone en hernieuwbare energiebronnen de stad volledig voorzien in het directe energieverbruik. De kansen voor CO2-reductie liggen vooral in de sectoren wonen en werken. Bij mobiliteit is het huidige beleid al gericht op CO2-reductie doordat wordt ingezet op een modal shift van auto naar OV en fiets. De Energievisie schetst een beeld van de maatregelen die nodig zijn om de Haagse energiehuishouding te verduurzamen. De energievisie geeft een streefbeeld voor 2040. De verwachting is dat in 2040 ongeveer 40% van de energievraag binnen de eigen grenzen kan worden opgewekt. December 2014 is de Voortgangsnotitie Energievisie Den Haag 2040 (RIS 279785) verschenen. Hierin komt ook de stand van zaken t.a.v. elektriciteit uit zonne-energie aan de orde. Zonnepanelen hebben sinds het vaststellen van de energievisie een positieve ontwikkeling doorgemaakt. De prijzen van panelen zijn gedaald, waardoor zonnepanelen voor particulieren een financieel aantrekkelijke investering zijn geworden. Er is een financieel stimuleringsbeleid van de rijksoverheid waarbij eigenaren van zonnepanelen SDE-subsidie ontvangen of in aanmerking komen voor belastingkorting (Postcoderoosregeling, salderen, BTW teruggave). In december 2014 is 6,8 MWp aan systemen bekend in Den Haag. Dit is een vervijfvoudiging sinds 2011. In maart 2014 is een intentie-overeenkomst met de NS gesloten, met het doel om een stuk grond aan de Loolaan beschikbaar te stellen voor zonnepanelen. Bewonersinitiatieven hebben ook de eerste zonnedaken gerealiseerd waar een corporatie van omwonenden zonnepanelen plaatst op daken van grote gebouwen in de wijk.
2.3
Groen
Ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszones In de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones (2009) is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De SHES bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijken buurtgroen. De Schenkstrook is een stedelijke ecologische verbindingszone. Deze zone verbindt het Haagse Bos en de landgoederen Marlot en Reigersbergen met het buitengebied van de Duivenvoordse en Veenzijdse polder. Karakteristiek zijn de waterpartijen in combinatie met vochtige graslanden, ruigte, bos en natuurvriendelijke overs op een venige bodem.
13
bestemmingsplan Mariahoeve, 1e herziening (Loolaan) (vastgesteld)
Kaart 3: Uitsnede uit 'ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszones “Het Oor” grenst aan de verbindingszone Schenkstrook . De potenties voor “Het Oor” liggen in de aanleg van natuurvriendelijke overs, ondiepe poelen met aansluitend bloemrijk grasland en ruigtevegetaties/riet. Op basis van bijgesloten ecologisch onderzoek Bijlage 1 (d.d. 18 mei 2015, rapport nummer 215085/AQT301/JM) is nader onderzoek naar beschermde soorten niet noodzakelijk. Wel komt mogelijk de tabel 2 soort kleine modderkruiper voor in de watergangen. Conform de Flora en Faunawet dient hierom volgens een goedgekeurde gedragscode Flora en Fauna gewerkt te worden. De herinrichting van het projectgebied heeft naar verwachting geen negatieve effecten op de Ecologische Verbindingszone, mits in het gebied natuurvriendelijke oevers aangelegd worden. De geplande bomenrij en watergang langs het IJsclubpad versterkt de potentiele waarde van het gebied als verbinding tussen de Carel Reinierszkade en het park 't Loo voor migrerende vleermuizen.
2.4
Bodem
Het gebied 't Oor (Mariahoeve, Loolaan) maakt deel uit van het NS emplacement Laan van Nieuw Oost Indië. In de beschikking van de Omgevingsdienst Haaglanden (ODH) van 31 maart 2004 (met kenmerk EU 2530033) is vastgesteld dat op de locatie NS emplacement Laan van Nieuw Oost Indië sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging in de zin van artikel 1 Wbb waarbij sprake is van urgentie te saneren. Het emplacement is gefaseerd gesaneerd in de periode 2004-2014. De sanering van 't Oor is vastgelegd in een evaluatieverslag (BK Bodem, met kenmerk 133574, projectnummer SBNS 421011 van 6 maart 2014). In de beschikking van 7 april 2014 (met kenmerk ODH-2014-00053947) heeft ODH ingestemd met deze sanering. Sanering Op het grootste deel van de locatie is de sterk met zware metalen, PAK en deels met asbest verontreinigde grond tot een gemiddelde diepte van 1 m-maaiveld ontgraven. Ter plaatse van de aanwezige gasleiding is ontgraven tot 0,5 m-mv. De ontgraven grond is afgevoerd naar erkende
14
bestemmingsplan Mariahoeve, 1e herziening (Loolaan) (vastgesteld)
verwerkers. Er is gesaneerd tot gebruiksklasse wonen, of beter. Daar waar deze gebruiksklasse niet kon worden gehaald is een leeflaag met een dikte van 1 meter aangebracht. Versnipperd over de locatie zijn 4 restverontreinigingen achter gebleven. De locatie is aangevuld met schoon zand, schone teelaarde en schone klei. Vanwege de verwachte zetting is een overhoogte aan grond gerealiseerd, tevens zijn gaten gedicht welke veroorzaakt werden door verwijderde funderingen en boomstronken. Hierdoor is meer grond toegepast op de locatie dan is ontgraven en afgevoerd. De toegepaste grond is afkomstig van diverse locaties: Zand (IJsselmeer en Rotterdam Hoogvliet), teelaarde (Waddinxveen) en Klei (Rhoon en Amsterdam). Voor nadere informatie wordt verwezen naar het evaluatieverslag van de sanering (opgesteld door BK Bodem, met kenmerk 133574, projectnummer SBNS 421011 van 6 maart 2014).
15
bestemmingsplan Mariahoeve, 1e herziening (Loolaan) (vastgesteld)
16
bestemmingsplan Mariahoeve, 1e herziening (Loolaan) (vastgesteld)
Hoofdstuk 3 3.1
Planbeschrijving
Ontwikkelingen
Zonne-energie park De gemeente Den Haag heeft de intentie om op deze locatie een proefproject op te zetten ten behoeve van duurzame energieopwekking. Hierbij worden Haagse burgers in de gelegenheid gesteld te participeren. Het biedt Den Haag de kans om een prestigieus duurzaamheidsproject te realiseren en zich te profileren als duurzame stad waar bewoners participeren in de toekomst van hun stad. Meerdere partijen hebben hun interesse kenbaar gemaakt om op de locatie een zonneveld tot ontwikkeling te brengen. Het realiseren van een zonneveld is in Nederland een relatief nieuw fenomeen. Dit komt niet alleen door juridische en technische uitdagingen die bij de realisatie spelen maar vooral ook door de financiële en organisatorische vernieuwing die nodig is. Het Energieakkoord 2014 heeft nieuw licht doen schijnen op de haalbaarheid van dit soort zonneparken. Met name de financiële haalbaarheid lijkt verhoogd te worden door een aantal fiscale voordelen die kunnen optreden indien de organisatie rondom het zonnepark juist wordt ingericht. Ook de mogelijkheid van SDE subsidieaanvraag draagt bij aan een versnelling van het aantal te realiseren zonnevelden in Nederland. De voorheen aanwezige volkstuinen zijn reeds geruimd en de bodem is gesaneerd. Het terrein is braakliggend en vraagt om een nieuw gebruik. De gemeente faciliteert en stimuleert het proces om te komen tot realisatie van een zonneveld ten behoeve van de opwekking van duurzame elektriciteit en/of warmte. Hiervoor is een passende bestemming noodzakelijk. Fietspad De sterfietsroute naar Leidschenveen is opgenomen in de Haagse Nota Mobiliteit (vastgesteld op 22 september 2011; RIS 180762) en in het Meerjarenprogramma Fiets 2011 – 2014 (vastgesteld op 29 november 2011; RIS 181944). De route is ook onderdeel van het “Regionale Fietsroutenet van Haaglanden”. Het verloop van de route is vastgesteld in de Haagse Nota Mobiliteit. De route loopt vanuit de binnenstad via het Prins Bernhard viaduct, de Juliana van Stolberglaan, IJsclubweg, IJsclubpad, Schrepelpad, fietsbrug A4 en Nieuweveensepad naar de gemeentegrens met Zoetermeer. Met het plan worden de fietsvoorzieningen op het grondgebied van de gemeente Den Haag over de gehele lengte van de route verbeterd. Uitgangspunt is de verbetering van de fietsvoorzieningen volgens het streefbeeld voor de kwaliteit van fietsvoorzieningen zoals opgenomen in het Meerjarenprogramma Fiets en de Haagse Nota Mobiliteit. Het gaat daarbij om maatregelen die de route comfortabel, herkenbaar en veilig maken. De gemeente is voornemens om het reeds aanwezige fietspad te verleggen. Dit fietspad maakt onderdeel uit van de fietssterroute naar Leidschenveen. Het nieuw te realiseren fietspad zal in een rechte lijn lopen van de spooronderdoorgang aan de Haagse zijde naar de spooronderdoorgang aan Voorburgse zijde. Aan weerszijde van het fietspad komt een groenstrook en sloot.
17
bestemmingsplan Mariahoeve, 1e herziening (Loolaan) (vastgesteld)
kaart 4 nieuwe tracé IJsclubpad Agrarische doeleinden Den Haag is een verdichtende stad. De aandacht voor een gezonde leefomgeving voor de stad groeit. In de stad wordt aandacht gevraagd voor bewustwording en consumptie van voedsel. Er is meer vraag naar herkenbaar en lokaal geproduceerd voedsel. Burgers willen steeds meer zelf actief aan de gang met voedsel. Maatschappelijke organisaties, actieve burgers en ondernemers komen met, soms innoverende ideeën over voedsel en de verbouw ervan binnen en buiten de stad. De gemeenteraad heeft op 7 juni 2012 ingestemd met het initiatiefvoorstel ‘(H)eerlijk Haags; Een initiatiefvoorstel voor een Stedelijke Voedselstrategie (rv 129/RIS181517). Het college is door de raad opgedragen invulling te geven aan een stedelijke voedselstrategie. Het initiatiefvoorstel raakt aan onderwerpen die voor de gemeente belangrijk zijn: gezondheid, versterken lokale economie, verbeteren van het leefklimaat, vergroening, stimuleren van participatie en onderlinge betrokkenheid. In de voedselstrategie wordt beschreven wat de gemeente wil bereiken met voedsel en hoe de gemeente, nu en in de komende jaren, haar rol bij voedsel invult. Ook wordt ingegaan op de borging binnen de gemeentelijke organisatie om initiatieven optimaal te kunnen stimuleren. Het perceel of delen van het perceel kunnen eveneens gebruikt worden voor agarische doeleinden. Het gaat specifiek om stadslandbouw en grasland of weiland waarop konijnen, geiten, schapen en pluimvee gehouden kunnen worden.
3.2
Beschrijving van het plan
In het bestemmingsplan Mariahoeve 2013 rust op de betrokken gronden een Recreatie - Volkstuinen (R-VT) bestemming waarbinnen volkstuinen, school-, kinder- en hobbytuinen, groenvoorzieningen en ontsluitingswegen zijn toegestaan. Het fietspad, het IJsclubpad heeft een Verkeer-Verblijfsgebied bestemming. Om bovengenoemde ontwikkelingen mogelijk te maken is voor dit deel van de grond een herziening noodzakelijk. De gronden met de bestemming Recreatie - Volkstuinen (R-VT) worden gewijzigd naar een gemengde bestemming. In het moederplan Mariahoeve zijn reeds twee gemengde bestemmingen (GD - 1 en GD -2) aanwezig waardoor in deze herziening een gemengde (GD - 3) bestemming wordt opgenomen. In deze gemengde bestemming wordt het volgende mogelijk gemaakt: het oprichten van een zonne-energie park met bijbehorende nutsvoorzieningen; grasland of weiland voor het houden van konijnen, geiten, schapen en pluimvee;
18
bestemmingsplan Mariahoeve, 1e herziening (Loolaan) (vastgesteld)
stadslandbouw; volks-, school,- kinder- en hobbytuinen. water De nieuwe ligging van het fietspad, het IJsclubpad zal met de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied (V-VB) worden opgenomen op de verbeelding. De aanwezige watergangen zijn in overleg met het waterschap als secundair aangemerkt en opgenomen binnen de bestemming gemengd (GD - 3). Wijziging van de aanwezige watergangen wordt in de regels onder voorwaarden mogelijk gemaakt waardoor flexibiliteit ontstaat ten behoeve van de (her)inrichting van het gebied. De herziening Mariahoeve heeft uitsluitend betrekking op de wijziging van de bestemming Recreatie Volkstuinen (R-VT) en Water (WA) in een gemengde (GD-3) bestemming (zie kaart 4). Voorts wordt de verlegging van het IJsclubpad opgenomen met de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied (V-VB). Er is een aardgastransportleiding in het plangebied aanwezig. De ligging van deze leiding en belemmeringstrook wordt ongewijzigd en met de dubbel bestemming Leiding - Gas opgenomen. Een zonne-energie park kan door het opwekken van energie het functioneren van de aanwezige gasleiding binnen de belemmeringstrook maar mogelijk ook in de directe nabijheid van de belemmeringstrook beïnvloeden. Het is van belang dat voorafgaande aan de uitvoering en realisatie van een zonne-energieveld zoals opgenomen in de bestemming Gemengd - 3 (G-3) nader overleg plaats vindt met de Gasunie waarbij onderzoek wordt uitgevoerd naar de invloed van stroomvelden van een zonne-energieveld en de beïnvloeding hiervan op het functioneren van deze gasleiding. Hierbij zullen minimale aan te houden afstanden ten opzichte van deze gasleiding worden bepaald. Tot slot zijn er twee gebiedsaanduidingen (vrijwaringszone - molenbiotoop en vrijwaringszone straalpad) aanwezig en ook deze worden ongewijzigd opgenomen. Verwezen wordt naar de nieuwe digitale verbeelding (plankaart) behorende bij dit bestemmingsplan waarin de wijzigingen voor deze bestemmingsplanherziening zijn opgenomen.
kaart 5 uitsnede moederplan Mariahoeve
19
bestemmingsplan Mariahoeve, 1e herziening (Loolaan) (vastgesteld)
20
bestemmingsplan Mariahoeve, 1e herziening (Loolaan) (vastgesteld)
Hoofdstuk 4
Economische uitvoerbaarheid
Het voorliggende bestemmingsplan bevat een paar mogelijke ontwikkelingen. Hiervoor is beoordeeld of er sprake is van een bouwplan als bedoeld in art.6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Als bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de wet, wordt aangewezen een bouwplan voor: de bouw van een of meer woningen; de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen; de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1.000 m2 bruto vloeroppervlakte met één of meer woningen; de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd; de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen, die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1.500 m² bruto vloeroppervlakte bedraagt; de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m². Afdeling 6.2 Grondexploitatie, Artikel 6.2.1 Bro Indien sprake is van een bouwplan zoals bedoeld in art. 6.12 Wro is de gemeente verplicht een exploitatieplan op te stellen, tenzij kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan via: een gemeentelijke grondexploitatie, waarbij sprake moet zijn van gemeentelijke gronduitgifte; meerwaardesuppletie via de erfpachtcanon; een anterieure overeenkomst met de eigenaar over de ontwikkeling. In het plan zijn geen bouwplannen als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de Wro, opgenomen. In relatie tot bovengenoemde wetgeving wordt opgemerkt, dat er in dat geval geen verplichting bestaat tot kostenverhaal omdat ontwikkelingsmogelijkheden binnen het bestemmingsplan, niet worden aangemerkt als bouwplan als omschreven in art. 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Uit voorgaande overwegingen volgt, dat afdeling 6.4 van de Wro niet aan de orde is en dat de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in principe is verzekerd. Ten behoeve van dit bestemmingsplan zal derhalve geen exploitatieplan worden vastgesteld. De gemeente zal naar alle waarschijnlijkheid op korte termijn de grond aankopen van NS. Vervolgens zal het perceel, voor wat betreft het in dit plan ten uitvoering brengen van nieuwe ontwikkelingen, aan één of meerdere marktpartijen (zonneveldontwikkelaar) worden verhuurd. De kosten voorvloeiende uit bouwplannen zullen door middel van leges worden verhaald. De economische uitvoerbaarheid is niet in het geding.
21
bestemmingsplan Mariahoeve, 1e herziening (Loolaan) (vastgesteld)
22
bestemmingsplan Mariahoeve, 1e herziening (Loolaan) (vastgesteld)
Hoofdstuk 5 5.1
Overleg en inspraak
Artikel 3.1.1 Bro-overleg
Het concept van het ontwerp-bestemmingsplan is op 23 februari 2015 in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17.
Provincie Zuid-Holland Ministerie Economische zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) Rijkswaterstaat Zuid-Holland Hoogheemraadschap van Delfland Dunea Burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg Politie Haaglanden Veiligheidsregio Haaglanden HTM Personenvervoer N.V. NS Stations Prorail Stedin B.V. TenneT Regio West N.V. Nederlandse Gasunie Het bestuur van de Wijkberaad Mariahoeve Het bestuur van de Stichting Wijkberaad Bezuidenhout Het bestuur van de Fietsersbond enfb Afdeling Den Haag
Van de instanties onder nummer 3, 4, 8,9 en 14 zijn de hieronder geciteerde reacties ontvangen. De instantie(s) onder nummer(s) 3, 8 en 9 hebben aangegeven met het plan te kunnen instemmen. 3. Rijkswaterstaat Zuid-Holland "Geciteerde Bro-reactie." Hartelijk dank voor het toesturen van het voorontwerpbestemmingsplan Mariahoeve, 1e herziening (Loolaan). Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid ziet geen aanleiding om te reageren om dit plan, aangezien het geen relatie heeft met het hoofd(vaar)wegennet en hoofdwatersysteem. Rijkswaterstaat blijft in de toekomst graag op de hoogte van relevante ruimtelijke plannen in uw gemeente. Reactie De reactie van Rijkswaterstaat Zuid-Holland wordt voor kennisgeving aangenomen. 4. Hoogheemraadschap van Delfland "Geciteerde Bro-reactie." In het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening heeft u het Hoogheemraadschap van Delfland het voorontwerp van het bestemmingsplan Mariahoeve, 1e herziening (Loolaan) in Den Haag toegezonden. U verzoekt Delfland een reactie kenbaar te maken op het voorontwerp van het bestemmingsplan. Advies Wij geven u graag advies ten aanzien van de wateraspecten in het plan. Wij verzoeken u om
23
bestemmingsplan Mariahoeve, 1e herziening (Loolaan) (vastgesteld)
onderstaande aanpassingen te maken op het thema 'Waterkwantiteit' in de verbeelding, regels en toelichting. In de toelichting op blz. 9 staat 'Er is dan ook geen opgave voor waterberging'. Omdat wij met de huidige wijze van toetsen de polder niet meer op die manier beoordelen, verzoeken wij u deze zin te vervangen door onderstaande tekst: “Er zijn in de polder enkele locaties met juist een kleine drooglegging en daarmee een grotere kans op inundatie. Het plangebied is zo'n locatie met een beperkte drooglegging die gevoelig is voor inundatie. Het gebied heeft een lagere beschermingsnorm dan stedelijk gebied, gebruikers dienen er rekening mee te houden dat het water in het gebied buiten de oevers kan treden.” Op dit moment is een deel van het water in de legger opgenomen als primair water dat van belang is voor de afvoer van het gebied. Primair water dient a's 'water' te worden bestemd en op de verbeelding te worden weergegeven. Om de functie te kunnen wijzigen kan een wijzigingsbevoegdheid te worden opgenomen waarbij als voorwaarde wordt gesteld dat een watervergunning dan wel een instemmend advies van Delfland kan worden overlegd. In de bijlage de kaart met daarop aangegeven de wateroppervlakten in het gebied, volgens de huidige gegevens van Delfland. Per watervlak is het oppervlak aangegeven: het geel gekleurde water is secundair, het primaire water is blauw. in totaal ligt er 2.910 m2 primair water en 2.170 m2 secundair water in het plangebied. De totale hoeveelheid water in het gebied is daarmee 5.080 m2. Voor de planontwikkeling is het gewenst om de waterstructuur aan te passen en is gevraagd of alle water in de bestemming Gemengd-3 kan worden opgenomen. Omdat wij verwachten dat alle water secundair kan worden, adviseren wij u om alle water als secundair water te beschouwen. Het hoeft dan niet primair te worden bestemd en kan dan worden opgenomen in de hoofdbestemming. Mocht de komende week alsnog uit onderzoek van Delfland blijken daaruit dat een deel van het wateroppervlak de functie van primair water dient te houden, dan laten wij dat zo spoedig mogelijk weten aan de heer Van der Laan. In de toelichting op blz. 9 staat: 'De bestaande waterstructuren worden als zodanig bestemd. Bij eventuele verlegging van watergangen geldt de verplichting dezelfde hoeveelheid terug te brengen in het plangebied.' Zonder het hierboven genoemde tegenbericht verzoeken wij u die tekst als volgt aan te passen: “ De bestaande waterstructuren worden opgenomen in de hoofdbestemming 'Gemengd-3'. De waterstructuur kan worden aangepast aan de nieuwe functie van het gebied met dien verstande dat de waterhuishouding minimaal even goed blijft functioneren. Voor de wijziging dient een watervergunning te worden aangevraagd bij het waterschap. Hierbij zal de initiatiefnemer moeten aantonen dat de waterhuishouding minimaal even goed blijft functioneren op, onder andere, de aspecten waterberging, afvoercapaciteit, doorstroming, waterkwaliteit. Naast advisering in het kader van de watertoets over dit bestemmingsplan, kan het zo zijn, dat een watervergunning of melding nodig is. Voor meer informatie over deze watervergunning of melding verwijzen wij u naar http://www.hhdelfland.nl/digitaal-loket/vergunning-melding/. Voor meer informatie of vragen kunt u zich wenden tot de contactpersoon, vermeld onderaan het voorblad van deze brief.
24
bestemmingsplan Mariahoeve, 1e herziening (Loolaan) (vastgesteld)
Reactie De tekst in de toelichting zoals verwoord in paragraaf 2.1 water, onder het kopje "waterkwantiteit in het plangebied", is overeenkomstig het advies aangepast en overgenomen. Het aanwezige water in het plangebied, is conform het advies, als secundair water beschouwd waardoor het primair bestemmen van water op de verbeelding (plankaart) en in de regels achterwege kan blijven. De afzonderlijke bestemming Water is op de verbeelding vervangen en opgenomen in de bestemming Gemengd - 3. De bijbehorende regels ten aanzien van de bestemming Water zijn opgenomen in de bestemming Gemengd - 3. Daarnaast is in de regels van de bestemming Gemengd - 3 een specifieke gebruiksregel opgenomen waarin de aanwezige waterstructuren worden beschermd. Aanpassing van de aanwezige waterstructuren is onder voorwaarden mogelijk, welke zijn genoemd in artikel 2.3 van de regels van dit plan. 8. Veiligheidsregio Haaglanden "Geciteerde Bro-reactie." U heeft de Veiligheidsregio Haaglanden (VRH) op 23 februari 2015 verzocht om advies uit te brengen over de externe veiligheid omtrent het concept ontwerp bestemmingsplan Mariahoeve (1e herziening) te Den Haag. Hierbij treft u mijn reactie aan. Met het bestemmingsplan wordt de realisatie van zonnepaneelvelden mogelijk gemaakt. Daarnaast wordt grasland of weide gebied gerealiseerd voor klein- en pluimvee als ook grond vrijgemaakt voor stadslandbouw. In de notitie ‘Advisering EV – Veiligheidsregio Haaglanden - invulling van de adviesrol bij ruimtelijke plannen’, versie 1.0 van 20 januari 2015 (zie bijlage) is de werkwijze beschreven van de VRH voor de ontwikkelingen die in het kader van externe veiligheid door de VRH van een specifiek advies worden voorzien. Deze notitie is afgestemd met de gemeenten. De ontwikkeling waar het adviesverzoek betrekking op heeft, valt niet onder één van de categorieën ontwikkelingen uit de notitie. In het kader van externe veiligheid zullen de ontwikkelingen niet zorgen voor een significante toe- of afname van het huidige risico. Op basis daarvan is besloten om op de ontwikkelingen geen specifieke adviezen omtrent externe veiligheid uit te brengen. Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Reactie De reactie van de Veiligheidsregio Haaglanden wordt voor kennisgeving aangenomen. 9. HTM Personenvervoer N.V. "Geciteerde Bro-reactie." In antwoord op uw verzoek om commentaar op bovengenoemd plan, kan ik u melden dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. Reactie De reactie van HTM Personenvervoer N.V. wordt voor kennisgeving aangenomen. 14. N.V. Nederlandse Gasunie "Geciteerde Bro-reatie." Naar aanleiding van uw e-mailbericht van 23 februari 2015 waarmee u ons bovengenoemd voorontwerpbestemmingsplan in het kader van het vooroverleg, zoals bedoeld in artikel 3.1.1 Bro, heeft toegezonden, hebben wij het plan beoordeeld. Het voorontwerp geeft ons aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen.
25
bestemmingsplan Mariahoeve, 1e herziening (Loolaan) (vastgesteld)
In het plangebied ligt een gastransportleiding die bij ons in eigendom is. Er wordt aangegeven dat binnen het betreffend gebied de ontwikkeling van een zonneveld mogelijk wordt gemaakt, wij willen u erop wijzen dat door de aanwezigheid van de gastransportleiding de VELIN-voorwaarden van toepassing zijn. Voor de volledigheid zijn de VELIN-voorwaarden als bijlage toegevoegd. Wij verzoeken u om over de mogelijke consequenties van de voorgestelde ontwikkeling en eventueel te treffen maatregelen in overleg te gaan met onze tracébeheerder, de heer P.G. Meijers te Waddinxveen, telefoonnummer 06-1100 5735 of e-mail:
[email protected]. Tot uit dit overleg het tegendeel blijkt, kan Gasunie niet instemmen met deze ontwikkeling binnen de belemmeringenstrook. Indien gewenst, kunt u voor een nadere toelichting contact opnemen met ondergetekende. Reactie: Naar aanleiding van deze Bro-reactie heeft een vervolg overleg plaatsgevonden tussen de gemeente Den Haag en de Gasunie. Uit dit overleg kwam naar voren dat de aanwezige gasleiding inclusief de aanwezige belemmeringenstrook correct is bestemd en weergegeven op de verbeelding. In de regels van de opgenomen dubbelbestemming Leiding - Gas vind bescherming van de leiding en belemmeringenstrook plaats door de opname van beperkingen in de bouwregels en door de opname van een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden waarbij vooraf advies moet worden ingewonnen bij de Gasunie. Hierdoor zijn de belangen van Gasunie in het bestemmingsplan geborgd. Voorts heeft de Gasunie opgemerkt en vervolgens toegelicht dat de realisatie en situering van een zonne-energie park de aanwezige gasleiding in het plangebied zowel binnen maar mogelijk ook buiten de belemmeringstrook kan beïnvloeden waardoor bijvoorbeeld corrosie op de gasleiding kan ontstaan. Het is van belang dat voorafgaande aan de uitvoering en realisatie van een zonne-energieveld zoals opgenomen in de bestemming Gemengd - 3 (G-3) in de directe nabijheid van de aanwezige gasleiding nader overleg plaats vindt met de Gasunie waarbij onderzoek wordt uitgevoerd naar de invloed van stroomvelden van een zonne-energieveld en de beïnvloeding hiervan op het functioneren van deze gasleiding. Hierbij zullen minimale aan te houden afstanden ten opzichte van deze gasleiding worden bepaald. In de toelichting van dit plan is in hoofdstuk 3.2 een tekst opgenomen waarin hiervoor aandacht wordt gevraagd. Voorts is in de planregels van de bestemming Gemengd - 3 in artikel 2.2.1 een voorwaardelijke verplichting opgenomen ten behoeve van het oprichten van een zonne-energie park waarin gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, uitsluitend is toegestaan indien de veiligheid en het functioneren van de gasleiding niet in het geding is en vooraf advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.
26
bestemmingsplan Mariahoeve, 1e herziening (Loolaan) (vastgesteld)
Bijlagen
27
bestemmingsplan Mariahoeve, 1e herziening (Loolaan) (vastgesteld)
Bijlage 1 eco-effectscan
28
Milieu consultancy Watermanagement Ruimtelijke ordening
Aqua-Terra Nova BV Zuidweg 79
Eco-effectscan Mariahoeve te Den Haag
2671 MP Naaldwijk telefoon 0174 – 625246 fax 0174 – 629744 www.aquaterranova.nl
Opdrachtgever Gemeente Den Haag Dienst Stedelijke Ontwikkeling te Den Haag
Rabobank rekeningnr. 36.81.19.955
BTW: NL-8105.67878.B01
K.v.K. nr. 27240696
Milieu consultancy Watermanagement Ruimtelijke ordening
Aqua-Terra Nova BV Zuidweg 79
Eco-effectscan Mariahoeve te Den Haag
2671 MP Naaldwijk telefoon 0174 – 625246 fax 0174 – 629744 www.aquaterranova.nl
Opdrachtgever Gemeente Den Haag Dienst Stedelijke Ontwikkeling te Den Haag
Datum: Rapportnr: Status:
18 mei 2015 215085/AQT301/JM definitieve rapportage
Rabobank rekeningnr. 36.81.19.955
BTW: NL-8105.67878.B01
K.v.K. nr. 27240696
INHOUDSOPGAVE 1
INLEIDING ......................................................................................................... 2 1.1 1.2 1.3 1.4
2
METHODE............................................................................................................ 3 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
3
Ligging .................................................................................................................... 6 Bestaande situatie ..................................................................................................... 6 Beoogde situatie en activiteiten .................................................................................. 7
RESULTATEN ....................................................................................................... 8 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8
5
Inleiding .................................................................................................................. 3 Projectbeschrijving .................................................................................................... 3 Beoordeling beschermde natuurgebieden ..................................................................... 3 Wettelijk kader Flora- en Faunawet ............................................................................. 3 Aanwezigheid beschermde planten en dieren ................................................................ 3 Effectbeoordeling en toetsing ...................................................................................... 4
PROJECTGEBIED ................................................................................................. 6 3.1 3.2 3.3
4
Aanleiding ................................................................................................................ 2 Doelstelling .............................................................................................................. 2 Leeswijzer ................................................................................................................ 2 Verantwoording ........................................................................................................ 2
Natuurbeschermingswet en Ecologische Hoofdstructuur ................................................. 8 Vaatplanten .............................................................................................................. 9 Vogels ..................................................................................................................... 9 Grondgebonden zoogdieren ........................................................................................ 9 Vleermuizen ........................................................................................................... 10 Amfibieën en reptielen ............................................................................................. 10 Vissen.................................................................................................................... 11 Overige beschermde soorten .................................................................................... 11
EFFECTEN EN MAATREGELEN ............................................................................ 12 5.1 5.2 5.3
Beschermde natuurgebieden..................................................................................... 12 Beschermde soorten ................................................................................................ 12 Maatregelen ........................................................................................................... 12
6 REFERENTIES ................................................................................................... 14 BIJLAGE 1 WETTELIJK KADER .............................................................................. 15 BIJLAGE 2 PROJECTGEBIED .................................................................................. 17 BIJLAGE 3 BESCHERMDE NATUURGEBIEDEN ........................................................ 18
215085/Aqua-Terra Nova 301 FF/JM definitieve rapportage 18 mei 2015
1
1
INLEIDING
1.1
Aanleiding Gemeente Den Haag, Dienst Stedelijke Ontwikkeling beoogt een eerste herziening van het bestemmingsplan Mariahoeve, wat betrekking heeft op een deelgebied gelegen tussen de Loolaan en (trein)sporen. De herziening betreft het toestaan van meerdere functies, naast de huidige functie recreatie. Voor deze herziening dient te worden onderzochten of deze mogelijk is zonder het verstoren van de aanwezige flora en fauna. In dit kader is de onderhavige Eco-effectscan uitgevoerd door Aqua-Terra Nova BV.
1.2
Doelstelling De Eco-effectscan heeft als doel te inventariseren of het project, de herziening, mogelijk in strijd is met de Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet of de Ecologische Hoofdstructuur in de Wet ruimtelijke ordening. Hiertoe worden de effecten van de activiteiten op beschermde gebieden en soorten inzichtelijk gemaakt en wordt geadviseerd hoe te handelen in het kader van de natuurwetgeving. Voor de vigerende wetgeving zie bijlage 1.
1.3
Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt de onderzoeksmethode en het toetsingskader van de Eco-effectscan beschreven. In hoofdstuk 3 worden het project en het projectgebied beschreven. De resultaten van de inventarisatie en de te verwachten effecten worden in hoofdstuk 4 beschreven. In hoofdstuk 5 volgen de conclusies en worden de maatregelen geadviseerd. Bronvermeldingen zijn in de tekst met een nummer aangegeven, wat naar het desbetreffende nummer in de referentielijst verwijst. In de bijlagen wordt de natuurwetgeving toegelicht, zijn kaarten van het projectgebied opgenomen en is een inventarisatielijst opgenomen met de resultaten van het locatiebezoek en de literatuurstudie.
1.4
Verantwoording Dit onderzoek geeft een zo volledig mogelijk beeld van aangetroffen aanwezige soorten en de effecten die het project op deze soorten kan hebben. Dit dient bezien te worden vanuit het perspectief dat het onderzoek gebaseerd is op een momentopname. De waarnemingen en conclusies sluiten niet uit dat de ecologie zich op het projectgebied onvoorspelbaar ontwikkeld. Indien dit het geval is dient de initiatiefnemer hiertoe adequate maatregelen te treffen.
215085/Aqua-Terra Nova 301 FF/JM definitieve rapportage 18 mei 2015
2
2
METHODE
2.1
Inleiding In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de resultaten van de voorliggende rapportage tot stand zijn gekomen. Dit hoofdstuk dient tevens als onderbouwing van de conclusies. In het kort wordt weergegeven hoe de Flora- en Faunawetgeving in het project wordt geborgd.
2.2
Projectbeschrijving Het project wordt beschreven aan de hand van de door de opdrachtgever verstrekte informatie. Hiertoe wordt de omvang en ligging van het projectgebied beschreven in relatie tot groenstructuren in de omgeving, wordt de bestaande situatie geschetst en worden de beoogde activiteiten omschreven.
2.3
Beoordeling beschermde natuurgebieden Op basis van provinciale en lokale kaartendatabases wordt de ligging van natuurgebieden in de omgeving van het projectgebied inzichtelijk gemaakt. Het betreft gebieden in de Natuurbeschermingswet en in de Ecologische Hoofdstructuur. Indien dergelijke beschermde natuurgebieden binnen een straal van 3 km van het projectgebied gelegen zijn of de ingreep een zodanig karakter heeft dat effecten op grotere afstand mogelijk zijn, wordt de wettelijke status beschreven en wordt beoordeeld of negatieve effecten op de gebieden uitgesloten kunnen worden.
2.4
Wettelijk kader Flora- en Faunawet Voor een uitgebreide omschrijving van de wet- en regelgeving zie bijlage 1. In de Flora- en faunawet zijn beschermde soorten aangewezen. Hierbij zijn soorten ingedeeld in 3 beschermingscategorieën (tabel 1, 2 en 3) en vormen vogels een aparte categorie. Aanvullend zijn de nesten van enkele vogels jaarrond beschermd. De bescherming van soorten is met name gericht op populaties en verblijfplaatsen van individuen. Hierbij wordt het ‘nee, tenzij’-principe gehanteerd. Handelingen in strijd met de verbodsbepalingen zijn per definitie verboden. Uitzonderingen voor overtreding van de verbodsbepalingen kunnen worden verleend middels vrijstellingen en ontheffingen. Tevens is de zorgplicht te allen tijde van kracht voor alle planten en dieren. Zie box 1 voor de relevante verbodsbepalingen bij ruimtelijke inrichting en ontwikkelingen. Box 1. Relevante verbodsbepalingen bij ruimtelijke inrichting en ontwikkelingen
Art 2 (zorgplicht); verplichting om schadelijke handelingen achterwege te laten, zoveel als redelijkerwijs gevergd kan worden; Art. 8: verbod op het beschadigen etc. van groeiplaatsen van beschermde planten; Art. 9: verbod op het doden, verwonden, vangen, opsporen etc. van beschermde dieren; Art. 11: verbod op het beschadigen, verstoren etc. van verblijfplaatsen van beschermde dieren; Art. 12: verbod op het beschadigen, vernielen en uitnemen van eieren van beschermde dieren.
2.5
Aanwezigheid beschermde planten en dieren Aan de hand van een veldbezoek, verspreidingsatlassen, overige naslagwerken en lokale waarnemingen wordt een lijst samengesteld van tabel 1, 2 en 3-soorten en vogels met jaarrond beschermde nesten welke in de omgeving van het projectgebied zijn waargenomen. De lijst met beschermde soorten is een momentopname, is niet limitatief en kan aangevuld worden met beschermde soorten waarvan de aanwezigheid aannemelijk is. Voor deze soorten wordt op basis van het verkennend locatiebezoek de geschiktheid van biotopen in het projectgebied beoordeeld. In tabel 1 is een niet-limitatieve lijst van te beoordelen biotoopkenmerken weergegeven. Tijdens het locatiebezoek waargenomen beschermde soorten worden eveneens genoteerd.
215085/Aqua-Terra Nova 301 FF/JM definitieve rapportage 18 mei 2015
3
Tabel 1. Beoordeling geschiktheid biotoop per soortgroep (niet Soortgroep Biotoopkenmerken Planten Vegetatiestructuur, bodemtype, vochtigheid, voedselrijkheid, begroeiing watergang, etc. Vogels Vegetatiestructuur, boomholten, holten onder dakpannen of in gebouwen, etc. Reptielen en Droge biotoop: vegetatiestructuur, bodemtype, grondgebonden vochtigheid, beschutting, etc. zoogdieren Vleermuizen Vegetatiestructuur, holten in bomen of in gebouwen, lijnvormige elementen, etc. Amfibieën Vegetatiestructuur, begroeiing, doorzicht en uitklimbaarheid watergang, beschutting, etc. Vissen Vegetatiestructuur watergang en oevers, sliblaag, doorzicht, etc. Overige soorten Alle bovenstaande kenmerken, etc.
limitatief) Relevante biotoopfunctie Standplaats Vaste verblijfplaats of voortplantingslocatie c.q. nest Vaste verblijfplaats, migratieroute Vaste verblijfplaats, vliegroute, foerageergebied Vaste verblijfplaats, migratieroute Vaste verblijfplaats Vaste verblijfplaats
De beoordeling van de aanwezigheid van beschermde planten en dieren in het projectgebied resulteert in de vaststelling: Niet aanwezig c.q. afwezig; de soort is niet in de omgeving waargenomen of het projectgebied vormt geen geschikt biotoop voor soort welke in de omgeving waargenomen is; de beoordeling van de afwezigheid wordt uitsluitend in uitzonderingen behandeld; soorten welke op de inventarisatielijst zijn opgenomen en niet worden behandeld, worden per definitie beoordeeld als niet aanwezig c.q. afwezig; niet uit te sluiten; de soort is in de omgeving waargenomen of kan op basis van betrouwbare bronnen* verwacht worden en het projectgebied vormt geschikt biotoop voor verblijfplaatsen of andere functionele onderdelen van de leefomgeving van de soort; aanwezig: de soort is tijdens het locatiebezoek waargenomen of de soort is in het projectgebied waargenomen op basis van betrouwbare bronnen*. *Betrouwbare bronnen zijn minder dan 3 jaar oude gegevens van overige ter zake kundigen en de NDFF.
2.6
Effectbeoordeling en toetsing Voor de aanwezige beschermde soorten of beschermde soorten waarvan de aanwezigheid niet uitgesloten kan worden, worden de effecten van de voorgenomen handelingen beoordeeld en getoetst aan de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet en de zorgplicht. Het veldbezoek is uitgevoerd op dinsdagmiddag 28 april 2015. Tijdens het veldbezoek was het circa 11°C, licht bewolkt en droog. De toetsing is gericht op aantasting en verstoring van individuen en hun functionele leefomgeving. De toetsing is afhankelijk van de kwetsbare periode waarin handelingen een effect kunnen hebben. Vervolgens wordt beoordeeld of aantasting van individuen en hun functionele leefomgeving een effect heeft op de gunstige staat van instandhouding van de regionale of landelijke populatie. Zie tabel 2 voor een niet-limitatief toetsingskader per soortgroep. Tabel 2. Toetsing handelingen per soortgroep (indicatief en niet limitatief)
X X X
X X
X
X
Kappen/ Snoeien Bomen
Slopen/ Renoveren Bebouwing
Vergraven/ Klepelen/ Verwijderen Bovengrond
Soortgroep Planten Vogels Grondgebonden zoogdieren Vleermuizen
X X
Verlies of verstoring foerageergebied Amfibieën X Verlies of verstoring Reptielen X Verlies of verstoring Vissen Verlies of verstoring Overige soorten X Verlies of verstoring X = toetsing van de handeling op overtreding van verbodsbepaling of de zorgplicht
215085/Aqua-Terra Nova 301 FF/JM definitieve rapportage 18 mei 2015
X
Toetsing gericht op Verlies standplaats Verlies of verstoring nest Verlies of verstoring verblijfplaats
4
verblijfplaats, vliegroute of verblijfplaats verblijfplaats verblijfplaats verblijfplaats
Per soortgroep worden de handelingen getoetst aan de verbodsbepalingen en de zorgplicht. Per beschermingscategorie worden hierbij verschillende toetsingskaders gehanteerd (zie tabel 3). Tabel 3. Toetsingskader per beschermingscategorie Categorie Toetsingskader Tabel 1 Voor handelingen in het kader van ruimtelijke inrichting en ontwikkeling geldt een (Algemene soorten) vrijstelling voor overtreding van de verbodsbepalingen. Tabel 2 Voor handelingen in het kader van ruimtelijke inrichting en ontwikkeling geldt een (Overige soorten vrijstelling voor overtreding van de verbodsbepalingen, mits de handelingen uitgevoerd worden conform een goedgekeurde gedragscode. Indien het niet mogelijk is om conform een gedragscode te werken, dan dient ontheffing aangevraagd te worden. Tabel 3 Effecten dienen te allen tijde voorkomen te worden. Indien effecten op soorten uit tabel 3 (Soorten bijlage IV niet uitgesloten kunnen worden, dient de omvang van de mogelijke effecten inzichtelijk HR/bijlage 1 AMvB) gemaakt te worden middels vervolgonderzoek.
215085/Aqua-Terra Nova 301 FF/JM definitieve rapportage 18 mei 2015
5
3
PROJECTGEBIED
3.1
Ligging Het projectgebied is gelegen tussen de Loolaan en (trein)sporen in Den Haag te Zuid-Holland. Zie figuur 1 voor de ligging en bijlage 2 voor de begrenzing van het projectgebied.
Figuur 1. Ligging projectgebied (zie bijlage 2 voor een uitvergroting van het plangebied)
3.2
Bestaande situatie Een weergave van de bestaande situatie is opgenomen in bijlage 2. Het projectgebied heeft een oppervlakte van ca. 4.000 m2. Het is gelegen tussen (trein)sporen en de Loolaan in en wordt doorkruist door het fietspad IJsclubpad waar een waterloop langs ligt. Voorheen werd de grond gebruikt voor volkstuinen. Nadat deze zijn opgeheven is de toplaag verwijderd en bedekt door een meter leeflaag waarna deze weer is begroeid. Het grondverzet is uitgevoerd ten behoeve van bodemsanering. Op het perceel zijn zonnebloemen aangetroffen. Deze zijn niet door de perceel eigenaar gezaaid. Waarschijnlijk is dit op eigen initiatief door een omwonende gedaan.
Foto 1. Oostzijde van het deelgebied
Foto 2. Noordzijde van het deelgebied
Foto 3. Westzijde van het deelgebied
Foto 4. Waterloop langs het fietspad
215085/Aqua-Terra Nova 301 FF/JM definitieve rapportage 18 mei 2015
6
3.3
Beoogde situatie en activiteiten De activiteitenomschrijving is opgesteld aan de hand van plattegronden, ontwerptekeningen en de mondeling en schriftelijk door de opdrachtgever verstrekte informatie.
De gemeente Den Haag heeft de intentie om op het projectgebied Mariahoeve/’Het Oor” een proefproject op te zetten ten behoeve van duurzame energieopwekking. De gemeente faciliteert en stimuleert het proces om te komen tot realisatie van een zonneveld ten behoeve van de opwekking van duurzame elektriciteit en/of warmte. Hiervoor is een passende bestemming noodzakelijk. Hiertoe dient de huidige bestemming Recreatie – Volkstuinen (R-VT) waarbinnen volkstuinen, school-, kinder- en hobbytuinen, groenvoorzieningen en ontsluitingswegen zijn toegestaan te wijzigen in een gemengde bestemming. De gemeente is voornemens om het reeds aanwezige fietspad (IJsclubpad) te verleggen. Dit fietspad maakt onderdeel uit van de fietssterroute naar Leidschenveen. Het nieuw te realiseren fietspad zal in een rechte lijn lopen van de spooronderdoorgang aan de Haagse zijde naar de spooronderdoorgang aan Voorburgse zijde (zie figuur 2). Aan weerszijde van het fietspad komt een groenstrook en sloot. Het perceel of delen van het perceel kunnen eveneens gebruikt worden voor agarische doeleinden. Het gaat specifiek om stadslandbouw en grasland of weiland waarop konijnen, geiten, schapen en pluimvee gehouden kunnen worden. De gronden met de bestemming Recreatie - Volkstuinen (R-VT) worden gewijzigd naar een gemengde bestemming. In het moederplan Mariahoeve zijn reeds twee gemengde bestemmingen (GD - 1 en GD -2) aanwezig waardoor in deze herziening een gemengde (GD - 3) bestemming wordt opgenomen. In deze gemengde bestemming wordt het volgende mogelijk gemaakt: het oprichten van een zonne-energie park met bijbehorende nutsvoorzieningen; grasland of weiland voor het houden van konijnen, geiten, schapen en pluimvee; stadslandbouw; volks-, school,- kinder- en hobbytuinen; water. Het gebied is reeds gesaneerd. Voor de aanleg van het fietspad, het zonneveld en de agrarische bestemmingen zullen de huidige watergangen verlegd worden, zal het gebied deels vergraven worden en zullen zonnepanelen geplaatst worden. De huidige begroeiing zal deels verwijderd worden. De leidingstrook binnen het plangebied zal behouden blijven. Deze activiteiten vormen de basis van de Eco-effectscan.
Figuur 2: Nieuwe situatie IJsclubpad Figuur 3: Nieuwe situatie Mariahoeve / ‘Het Oor’
215085/Aqua-Terra Nova 301 FF/JM definitieve rapportage 18 mei 2015
7
4
RESULTATEN
4.1
Natuurbeschermingswet en Ecologische Hoofdstructuur
4.1.1 Ligging plangebied ten opzichte van Natura 2000-gebieden Het projectgebied is niet gelegen in of grenst niet aan gebieden in de Natuurbeschermingswet. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Meijndel & Berkheide is gelegen op een afstand van ruim 1 km van het projectgebied (zie bijlage 3 voor een kaart met de omliggende natuurgebieden). Overige Natura 2000-gebieden liggen op grotere afstand. Ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van Natura 2000-gebieden kunnen mogelijk een indirect effect hebben op beschermde gebieden (externe werking). Het projectgebied aan de Loolaan heeft een beperkte omvang, hiernaast zullen er geen activiteiten plaatsvinden die een verhoging van industrie of landbouw of een significante toename van de verkeersintensiteit in de omgeving tot gevolg hebben. Het gebied tussen het projectgebied en het Natura 2000-gebied heeft een sterk stedelijk karakter. Bovendien is er geruime afstand tussen het projectgebied en het Natura 2000-gebied. Effecten van de werkzaamheden op het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied worden daarom uitgesloten.
4.1.2 Ligging plangebied ten opzichte van EHS Natura 2000-gebieden maken onderdeel uit van de EHS. Op basis van de ligging, de tussenliggende bebouwing en de geplande werkzaamheden worden effecten van de bestemmingsplanwijziging op de EHS uitgesloten. . Het plangebied maakt onderdeel uit van het netwerk ecologische verbindingszones (EVZ) in Den Haag en is opgenomen in de Nota Ecologische Verbindingszones 2008-2018. Deze nota is opgesteld door Gemeente Den Haag, Dienst Stadsbeheer. Het projectgebied grenst aan de verbindingszone Schenkstrook. Potenties voor deze zone liggen in de aanleg van natuurvriendelijke oevers, ondiepe poelen met uitsluitend bloemrijk grasland en ruigtevegetaties/ riet. De bijbehorende vegetatie typen voor deze inrichtingen zijn: soortenrijke glanshaverhooilanden met veldzuring, scherpe boterbloem en grote vossenstaart; vochtige graslanden met dotterbloem, rietorchis en echte koekoeksbloem; ruigte met harig wilgenroosje, gewone smeerwortel, rietgras en fluitenkruid. Na de herinrichting van het gebied conform de herziening van het bestemmingsplan26 behoud het projectgebied zijn groene karakter. Door het planten van bomen en de watergang langs het nieuwe IJsclubpad wordt een lijnvormige groene verbinding gevormd tussen de Carel Reinierszkade en ’t Loo. Deze verbinding is met name bruikbaar voor vleermuizen. Voorwaarde bij het behoud van de zone als onderdeel van de EVZ is wel de aanleg van natuurvriendelijke oevers langs de nieuwe en te behouden watergangen. In de huidige situatie zijn de oevers reeds groen aangelegd. Voor de ecologische waardes van het gebied is het van belang dit te behouden.
Figuur 4: EVZ Schenkzone
23
. Mariahoeve is met rood omcirkelt.
4.1.3 Toetsing Vanwege de ligging van het plangebied en de geringe omvang van de ingreep worden effecten op beschermde Natura 2000-gebieden niet verwacht.
215085/Aqua-Terra Nova 301 FF/JM definitieve rapportage 18 mei 2015
8
Het plangebied grenst aan de EVZ Schenkstrook met volgens de opgestelde nota diverse inrichtingseisen en streefbeelden (Nota Ecologische Verbindingszones 2008-2018, 2008). Gezien de geplande werkzaamheden binnen het plangebied worden negatieve effecten niet verwacht, mits de oevers van de watergangen in het gebied natuurvriendelijk aangelegd worden.
4.2
Vaatplanten
4.2.1 Aanwezige soorten Tijdens het veldbezoek op 30 april 2015 zijn veel algemene soorten aangetroffen als rode klaver, paardenbloem, gras, uitgebloeide zonnebloemen en schiet wilg. Er zijn geen beschermde planten waargenomen. Het plangebied is in 2014 gesaneerd. Hierbij is de bovenlaag van de bodem afgegraven tot een diepte van 1 meter (0,5 meter ter hoogte van de aanwezige gasleiding in het gebied) en is een nieuwe leeflaag aangebracht bestaande uit zand, teelaarde en klei. Hierdoor is de bodem zeer sterk verstoord, wat ongunstig is voor beschermde flora. Deze worden op basis van het karakter, de locatie en de uitgevoerde sanering van het projectgebied ook niet verwacht.
4.2.2 Toetsing Beschermde planten kunnen worden uitgesloten en er is geen sprake van een nadere toetsing aan de Flora- en faunawet met betrekking tot beschermde planten.
4.3
Vogels
4.3.1 Aanwezige soorten In het projectgebied zijn tijdens het veldbezoek algemene soorten als merel, tjiftjaf, kauw en meerkoet waargenomen. Er zijn geen bomen in het projectgebied aanwezig die geschikt zijn om in te nesten. Het gebied is met zijn kruidenrijke begroeiing en watergangen (eilanden) geschikt voor grond broedende vogels. De aanwezigheid van nesten kan hierdoor niet uitgesloten worden. Wegens het ontbreken van bebouwing die als verblijfplaats kunnen kan de aanwezigheid van nesten van gebouw bewonende soorten als de huismus en gierzwaluw uitgesloten worden.
4.3.2 Toetsing Het projectgebied maakt deel uit van broedterritoria van algemeen voorkomende vogelsoorten. Nesten van deze vogels zijn beschermd op het moment dat deze gebouwd worden of al in gebruik zijn genomen. Tijdens het veldbezoek zijn deze nesten niet aangetroffen, maar ze kunnen, aangezien het broedseizoen gaande is nog wel verschijnen. Met het uitvoeren van werkzaamheden in het projectgebied tijdens de broedperiode (grofweg maart t/m juli) kunnen nesten van algemene broedvogels verstoord worden of verloren gaan. Nesten van algemene broedvogels zijn beschermd tijdens het broeden en mogen tijdens de broedperiode niet verstoord of verwijderd worden. Jaarrond beschermde vogelnesten kunnen op basis van de gebiedskenmerken worden uitgesloten.
4.4
Grondgebonden zoogdieren
4.4.1 Aanwezige soorten In het projectgebied kan de aanwezigheid van algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren van tabel 1 niet uitgesloten worden, vanwege de aanwezigheid van het open verwilderde terrein. Het betreft hoofdzakelijk muizen, egel en mol. Op basis van de kort geleden uitgevoerde sanering, het grondverzet dat daarmee gepaard is gegaan en de mogelijke aanwezigheid van honden maakt het terrein niet of minder aantrekkelijk voor strikt beschermde soorten grondgebonden zoogdieren. Een strikt beschermde soort is de waterspitsmuis. De soort stelt hoge eisen aan zijn leefomgeving en komt in en langs schone niet te voedselrijke beken voor. Er moet veel watervegetatie staan en ruig begroeide oevers. Met name zijn de oevers van de waterloop in het plangebied onvoldoende begroeid. Daarnaast is de watervegetatie summier aanwezig. De waterspitsmuis en andere strikt beschermde soorten grondgebonden zoogdieren worden hierdoor in het plangebied niet verwacht.
215085/Aqua-Terra Nova 301 FF/JM definitieve rapportage 18 mei 2015
9
4.4.2 Toetsing Met het verwijderen van het aanwezige groen en het verplaatsen van het fietspad kunnen verblijfplaatsen van tabel 1-soorten verloren gaan en kunnen dieren gedood worden. Voor het verwijderen van verblijfplaatsen en het verwonden van tabel 1-soorten geldt een vrijstelling in het kader van de Flora- en faunawet. De zorgplicht blijft echter wel van toepassing.
4.5
Vleermuizen
4.5.1 Aanwezige soorten Er is geen bebouwing in het projectgebied aanwezig of bomen die kunnen fungeren als verblijfplaats voor vleermuizen. De aanwezigheid van verblijfplaatsen voor vleermuizen in het projectgebied kan hiermee worden uitgesloten. Het verwilderde terrein vormt een geschikt gebied voor foeragerende en migrerende vleermuizen als de watervleermuis of dwergvleermuizen. Daarnaast vormen de watergangen evenwijdig aan de Nicolaas Beetslaan, park ’t Loo en de watergangen en het groen in de wijk Essesteijn geschikt foerageer- en migreer gebied. Het plangebied vormt een klein onderdeel van deze groene gebieden welke alternatieve mogelijkheden biedt om te foerageren of te migreren. Er is voor het plangebied daardoor geen sprake van een essentieel foerageer of migreergebied. Door de aanleg van de bomenlaan met watergang langs het nieuwe IJsclubpad wordt een doorgaande lijnvormige structuur ontwikkeld die de Carel Reinierszkade en ’t Loo met elkaar verbindt. Dit is gunstig voor vleermuizen als dwergvleermuizen die deze structuren gebruiken als vaste vliegroutes tussen verblijfsplaatsen en foerageergebied.
Figuur 5. Verbinding Carel Reinierszkade en park ’t Loo d.m.v. nieuwe bomenlaan en watergang (rode pijl)
4.5.2 Toetsing Alle vleermuizen en hun functionele leefomgeving zijn strikt beschermd conform de Flora- en faunawet tabel 3 en de EU-Habitatrichtlijn Bijlage IV. In het projectgebied zijn geen geschikte verblijfplaatsen voor vleermuizen aangetroffen. Vleermuisverblijven en andere essentiële functies van het plangebied voor vleermuizen kunnen daarmee worden uitgesloten. Tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden tussen zonsondergang en zonsopkomst in de periode maart t/m oktober kunnen foeragerende en vliegende vleermuizen verstoord worden. Voor het verstoren van vleermuizen op niet essentieel functionele gebieden is geen ontheffing van de Flora- en faunawet nodig. De zorgplicht blijft echter wel van toepassing.
4.6
Amfibieën en reptielen
4.6.1 Aanwezige soorten Het terrein van het plangebied is grotendeels onverhard en wordt mogelijk gebruikt door honden. Door de uitgevoerde sanering in 2014 en de ligging midden in stedelijk gebied worden strikt beschermde soorten als de rugstreeppad niet verwacht. Wel kan het projectgebied mogelijk gebruikt worden door algemeen voorkomende amfibieën van tabel 1, zoals de groene kikker, kleine watersalamander en gewone pad. Deze soorten zijn, ook in stedelijk gebied, veel voorkomend, voornamelijk in ondiep niet snel stromend water. 215085/Aqua-Terra Nova 301 FF/JM definitieve rapportage 18 mei 2015
10
4.6.2 Toetsing Met het afgraven en verwijderen van onverharde delen kunnen verblijfplaatsen van tabel 1soorten en kunnen dieren gedood worden. Voor het verwijderen van verblijfplaatsen en het verwonden van tabel 1-soorten is geen ontheffing van de Flora- en faunawet nodig, maar de Zorgplicht is wel van toepassing.
4.7
Vissen
4.7.1 Aanwezige soorten Er is een waterloop aanwezig in het projectgebied. Deze is ondiep, circa 20 tot 30 cm. Tijdens het veldbezoek is de zwanenmossel, waarmee de bittervoorn in symbiose leeft, niet aangetroffen. Op basis van deze gegevens kan het voorkomen van de bittervoorn in de waterloop worden uitgesloten. De kleine modderkruiper zou wel kunnen voorkomen in de waterloop. Deze soort betreft een veel voorkomende soort in de regio. Daarnaast biedt de waterloop doordat deze ondiep is en een zachte bodem heeft geschikt habitat voor de soort.
4.7.2 Toetsing Het voorkomen van de kleine modderkruiper in het plangebied kan niet worden uitgesloten. Gezien dit een tabel 2 soort betreft betekent dit dat er geen ontheffingsaanvraag verplicht is, mits er volgens een goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt. Het voorkomen van strikt beschermde vissoorten is uitgesloten wegens het ontbreken van de zwanenmossel in het projectgebied. Er is geen sprake van een nadere toetsing aan de Flora- en faunawet met betrekking tot beschermde vissoorten.
4.8
Overige beschermde soorten
4.8.1 Aanwezige soorten De aanwezigheid van overige beschermde soorten wordt uitgesloten, vanwege het ontbreken van geschikt biotoop. Een nadere toetsing is derhalve niet van toepassing voor overige beschermde soorten. Andere overige soorten betreffen de glassnijder en de vroege glazenmaker, beide libellen soorten. Deze soorten zijn niet opgenomen in de Flora en faunawet. De glassnijder is een vrij algemene soort die voorkeur geeft aan laagveenmoerassen en vegetatierijke plassen en poelen. De vroege glazenmaker is een vrij zeldzame soort die de laatste jaren algemener wordt. De soort geeft voorkeur aan schoon stilstaand water met een goed ontwikkelde verlandingsvegetatie en oevervegetatie. In het plangebied is de verlandings-, water- en oevervegetatie niet ver ontwikkeld mede door het grondverzet dat heeft plaatsgevonden. De soorten zijn niet aangetroffen en worden niet verwacht in het plangebied.
4.8.2 Toetsing Overige beschermde soorten als de glassnijder en de vroege glazenmaker worden niet verwacht en er is geen sprake van een nader toetsing aan de Flora- en faunawet met betrekking tot overige beschermde soorten.
215085/Aqua-Terra Nova 301 FF/JM definitieve rapportage 18 mei 2015
11
5
EFFECTEN EN MAATREGELEN
5.1
Beschermde natuurgebieden
5.1.1 Natura 2000 Het projectgebied is niet gelegen in of grenst niet aan gebieden in de Natuurbeschermingswet. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is gelegen op een afstand van ruim 1 km van het projectgebied (zie bijlage 3 voor een kaart met de omliggende natuurgebieden). Overige Natura 2000-gebieden liggen verder weg. Het projectgebied aan de Loolaan heeft een beperkte omvang, hiernaast zullen er geen activiteiten plaatsvinden die een verhoging van industrie of landbouw of een significante toename van de verkeersintensiteit in de omgeving tot gevolg hebben. Effecten van de werkzaamheden op het nabij gelegen Natura 2000-gebied worden uitgesloten.
5.1.2 Advies behoud en versterken van Ecologische verbindingszones Het plangebied maakt onderdeel uit van het netwerk ecologische verbindingszones (EVZ) in Den Haag en grenst aan de verbindingszone Schenkstrook. De verwachte soorten voor de potenties natuurvriendelijke oevers, ondiepe poelen met uitsluitend bloemrijk grasland en ruigtevegetaties/ riet zijn niet aangetroffen. Vanwege de geplande overwegend groene inrichting worden effecten van de nieuwe bestemming op de EVZ niet verwacht. Gezien het plangebied aansluit bij de Schenkstrook zou, bij een nieuwe inrichting, de aanleg van natuurvriendelijke oevers potentieel goed leefgebied vormen voor meerdere soorten als kleine watersalamander, groene kikker, orchideeën of de vroege glazenmaker. De aanleg van bomenrijen en rietoevers versterken de potentiele functie van het gebied voor foeragerende en migrerende vleermuizen.
5.2
Beschermde soorten Op basis van een locatiebezoek en een literatuurstudie is geïnventariseerd welke beschermde soorten er in het projectgebied aanwezig kunnen zijn. Aan de hand van de projectbeschrijving is getoetst of het project in strijd is met de Flora- en faunawet. De conclusie van de toetsing worden hieronder weergegeven. De onderstaande tabel geeft een beknopte weergave van de effecten van het project op beschermde soorten volgens de Flora- en faunawet of Habitatrichtlijn. Tabel 4. Resultaten beschermde soorten Soort Wet* Aanwezig Vaatplanten Niet aanwezig n.v.t. Vogels Algemene inheemse vogels FF3 Zoogdieren Algemene grondgebonden FF1 zoogdieren Vleermuizen FF3 Amfibieën Algemene amfibieën FF1 Vissen Kleine modderkruiper FF2 Overige soorten Niet aanwezig n.v.t. * FF = Flora- en faunawet, tabel 1 t/m
5.3
Effecten op functionaliteit
n.v.t.
n.v.t.
Potentieel
Mogelijk verlies en verstoring verblijfplaatsen
Potentieel
Mogelijk verlies en verstoring verblijfplaatsen
Potentieel
Verstoring foerageergebied en migreerroutes
Potentieel
Mogelijk verstoring leefgebied
Potentieel
Mogelijk verstoring leefgebied
Potentieel Mogelijk verstoring leefgebied 3, categorie 1 t/m 5, HR = Habitatrichtlijn, bijlage IV
Maatregelen Per (potentieel) aanwezige beschermde soortgroep wordt de vervolgprocedure aangegeven.
5.3.1 Vogels Het gebied wordt mogelijk gebruikt door algemene grond broedende vogels als waterhoen, ganzen en zwanen. De nesten van vogels in het projectgebied zijn beschermd tijdens het broeden. Om verstoring van broedvogels te voorkomen, wordt geadviseerd de werkzaamheden buiten het broedseizoen (grofweg van 15 maart t/m 15 juli) uit te voeren. Bij werkzaamheden tijdens deze periode wordt de aanwezigheid van een ecoloog noodzakelijk, die een dag vooraf aan de werkzaamheden het terrein naloopt.
215085/Aqua-Terra Nova 301 FF/JM definitieve rapportage 18 mei 2015
12
Indien vogelnesten aangetroffen worden, dienen de werkzaamheden nabij het nest uitgesteld te worden totdat de jongen uitgevlogen zijn of dient een verstoringsvrije zone rond het nest te worden opgesteld.
5.3.2 Vleermuizen De werkzaamheden hebben mogelijk een verstoring van foerageergebied en vliegroutes tot gevolg. Vanwege de aanwezigheid van alternatieven worden negatieve effecten uitgesloten. Nader onderzoek is niet noodzakelijk voor het plangebied. Wel wordt geadviseerd tijdens de werkzaamheden uitstraling van licht naar omliggende watergangen en groene structuren zoveel mogelijk te vermijden.
5.3.3 Amfibieën Strikt beschermde soorten amfibieën en reptielen als de rugstreeppad kunnen op basis van de ligging van het terrein en de uitgevoerde sanering worden uitgesloten. Nader onderzoek is niet noodzakelijk. In het kader van Zorgplicht wordt wel geadviseerd om een vluchtweg voor dieren te allen tijde te behouden bij het uitvoeren van de werkzaamheden.
5.3.4 Vissen In verband met de zorgplicht en de ligging binnen het leefgebied van de kleine modderkruiper wordt geadviseerd om conform een goedgekeurde gedragscode flora en fauna te werken. Dit houdt onder andere in dat de werkzaamheden aan de watergangen plaatsvinden bij een watertemperatuur tussen de 5 °C en 20 °C en dat de dieren te allen tijde de gelegenheid hebben om te vluchten.
5.3.5 Algemeen voorkomende dieren van tabel 1 Voor het verwijderen van verblijfplaatsen en het verwonden van de potentieel aanwezige tabel 1soorten geldt een vrijstelling. Ook al zijn soorten niet opgenomen in de Flora en faunawet zoals de glassnijder en de vroege glazenmaker, is wel de Zorgplicht van kracht. In het kader van Zorgplicht wordt geadviseerd om een vluchtweg voor dieren te allen tijde te behouden bij het uitvoeren van de werkzaamheden.
215085/Aqua-Terra Nova 301 FF/JM definitieve rapportage 18 mei 2015
13
6
REFERENTIES Algemene natuur- en beleidsinformatie 1. ‘Flora- en faunawet’, Ministerie van LNV, Den Haag, 2002. 2. ‘Wijziging Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet’, Staatscourant, Den Haag, 2 februari 2005. 3. ‘Natuurbeschermingswet 1998’, Ministerie van LNV, 1 oktober 2005. 4. ‘Handreiking Flora- en faunawet’, W.R.M. van Heusden & S.J. Vreugdenhil, Dienst landelijk gebied, oktober 2008. 5. ‘Algemene handreiking Natuurbeschermingswet 1998’, ministerie van LNV, www.minlnv.nl. 6. ‘Handreiking Bestemmingsplan en Natuurwetgeving’, Directie Natuur, Ministerie van LNV, www.minlnv.nl. 7. ‘Aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen Flora- en faunawet’, Dienst Regelingen, Ministerie van LNV, augustus 2009. 8. ‘Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten ontheffing Flora- en faunawet ruimtelijke ingreep’, Dienst Regelingen, Den Haag, september 2009. Algemene verspreidingsgegevens en verspreidingsatlassen 9. ‘Protocol vleermuizen’, Vakberaad vleermuizen, Netwerk Groene Bureaus, 24 januari 2012. 10. www.waarneming.nl 11. www.ravon.nl 12. ’Werkatlas verspreiding zoogdieren in Zuid-Holland 2000-2008’, K. Mostert en J. Willemsen, Stichting Zoogdierwerkgroep Zuid-Holland, Delft, december 2008. 13. www.zoogdiervereniging.nl 14. www.sovon.nl 15. www.anemoon.nl Locatie specifieke informatie en internetpagina’s 16. Waarneming Aqua-Terra Nova tijdens het locatiebezoek ten behoeve van deze Ecoeffectscan. 17. ´Gedragscode Flora- en Faunawet, Ruimtelijke ontwikkeling & inrichting’, Stadswerk, augustus 2010. 18. www.pzh.nl: informatie over de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur 19. Cor Nonhof, Natura 2000 Duinbossen, KNNV afdeling Delfland, 2012 20. http://pas.natura2000.nl/pages/pas-gebieden.aspx 21. Visie Ruimte en Mobiliteit, Ontwerp, Provincie Zuid-Holland, juli 2014 22. Spelregels EHS, Beleidskader voor compensatiebeginsel, EHS-Saldobenadering en herbegrenzen EHS, een gezamenlijke uitwerking van rijk en provincies, Ministeries van LNV en VROM en de provincies 23. Nota Ecologische verbindingszone 2008-2018, Gemeente Den Haag, augustus 2008 24. http://www.zoogdiervereniging.nl/de-waterspitsmuis-neomys-fodiens 25. http://www.libellennet.nl/ 26. Bestemmingsplan Mariahoeve1e herziening (Loolaan)
215085/Aqua-Terra Nova 301 FF/JM definitieve rapportage 18 mei 2015
14
BIJLAGE 1 WETTELIJK KADER Natuurbeschermingswet 1998 De natuurbeschermingswet 1998 heeft als doel het beschermen en in stand houden van bijzondere gebieden in Nederland. Hierin kan onderscheid worden gemaakt in Beschermde Natuurmonumenten en Natura 2000-gebieden (zie box). Beschermde Natuurmonumenten omvatten zowel particuliere als staatseigendommen. Handelingen binnen de beschermde gebieden worden slechts onder strikte voorwaarden toegestaan. Handelingen of activiteiten binnen én buiten beschermde natuurgebieden die schadelijk kunnen zijn voor de doelstellingen van het gebied zijn verboden, tenzij de minister van EL&I of de provincie een vergunning heeft verleend. Hierbij wordt het ‘Nee, tenzij’ principe gebruikt en dient rekening gehouden te worden met invloeden van buiten het beschermde natuurgebied, de zogeheten ‘externe werking’. Aanvullend dient rekening gehouden te worden met de cumulatie van effecten in relatie tot andere projecten of plannen. Ecologische Hoofdstructuur In de EHS worden natuurgebieden onderling tot een samenhangend netwerk verbonden, o.a. via ecologische verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit: - bestaande natuurgebieden, reservaten en natuurontwikkelingsgebieden; - landbouwgebieden met mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer; - robuuste verbindingen en grote wateren. De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is in het Natuurbeleidsplan geïntroduceerd en het beleid is in de Nota Ruimte overgenomen. De juridische doorwerking van het rijksbeleid van de EHS wordt in de AMvB Ruimte, als onderdeel van de Wet Ruimtelijke Ordening, geborgd. De Provincie is verantwoordelijk voor de aanwijzing, begrenzing en de doelstelling van de EHS-gebieden in een verordening, in veel gevallen een natuurbeheerplan. De provinciale verordening bevat tevens regels voor bestemmingsplannen in de EHS. Dit betreft, conform de Spelregels EHS, een regeling over compensatie die er ten minste voor moet zorgen dat er geen netto verlies aan oppervlakte, samenhang of kwaliteit van de Ecologische Hoofdstructuur optreedt en dat compensatie op de juiste wijze plaatsvindt. Tot slot zorgt de provinciale verordening ervoor dat de gemeente dit in de toelichting van het bestemmingsplan verantwoordt. Voor de EHS geldt het ‘nee, tenzij’-principe: nieuwe activiteiten die de wezenlijke kenmerken en waarden van de ecologische hoofdstructuur significant aantasten zijn verboden, tenzij sprake is van groot openbaar belang, er geen andere mogelijkheden voor realisatie zijn en de negatieve gevolgen beperkt en gecompenseerd worden.” Flora- en faunawet Het doel van de Flora- en faunawet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en dierensoorten. Ingevolge het 'nee, tenzij principe' zijn handelingen in strijd met de Flora- en Faunawet per definitie verboden. De verboden handelingen zijn opgenomen in de verbodsbepalingen: Art. 8: Art. 9: Art. 10: Art. 11: Art. 12: Art. 13:
verbod op het plukken, verzamelen, afsnijden, uitsteken, vernielen, beschadigen, ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen van beschermde inheemse planten. verbod op het doden, verwonden, vangen, bemachtigen of met het oog daartoe opsporen van beschermde inheemse dieren. verbod op het opzettelijk verontrusten van beschermde dieren. verbod op het beschadigen, vernielen, uithalen, wegnemen of verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde inheemse dieren. verbod op het beschadigen, vernielen en uitnemen van eieren van beschermde dieren. verbod op planten of dieren dan wel eieren, nesten of producten van dieren, te vervoeren, ten vervoer aan te bieden, af te leveren, of onder zich te hebben.
Aanvullend is in de Flora- en faunawet een zorgplicht opgenomen (artikel 2 Flora- en Faunawet). Uit de zorgplicht volgt dat een ieder die redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora en fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelingen achterwege te laten, dan wel alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs van hem gevergd kunnen worden om de gevolgen te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken.
215085/Aqua-Terra Nova 301 FF/JM definitieve rapportage 18 mei 2015
15
Ontheffing Flora- en faunawet (artikel 75) Voor overtreding van verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet kan ontheffing aangevraagd worden. Voorwaarde voor het verkrijgen van een ontheffing is dat het project geen negatief effect heeft op de gunstige staat van instandhouding van beschermde soorten én mits het project een bij wet genoemd belang dient. Voor soorten die aangewezen zijn in de Vogel- of Habitatrichtlijnen dient het project aanvullende belangen te dienen. De beschermde soorten zijn in drie tabellen met verschillende beschermingsniveaus opgenomen. Vogels vallen buiten deze indeling en worden in de volgende paragraaf besproken. Voor algemeen voorkomende soorten (tabel 1) geldt o.a. voor ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling, waardoor een ontheffing niet nodig is. Voor schaarse soorten (tabel 2) is een ontheffing niet nodig, mits gebruik gemaakt wordt van een gedragscode. Voor strikt beschermde soorten (tabel 3) zal bij ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing nodig zijn. Voor alle inheemse soorten geldt daarnaast de algemene Zorgplicht, waarin gesteld wordt dat schade aan alle planten en dieren, zoveel als redelijkerwijs verwacht kan worden, voorkomen dient te worden. Vogels Van alle inheemse vogelsoorten zijn de nesten gedurende het broeden beschermd. De meeste vogels broeden in de periode 15 maart t/m 15 juli. Voor het verstoren van broedende vogels wordt in principe geen ontheffing verleend, omdat de verstoring eenvoudig voorkomen kan worden door de activiteiten buiten het broedseizoen uit te voeren. Van ca. 15 vogelsoorten zijn de nesten jaarrond beschermd. Deze vogelsoorten zijn in vier categorieën ingedeeld(8): Cat 1 betreft vogelsoorten die het nest jaarrond gebruiken als vaste verblijfplaats, Cat 2 betreft koloniebroeders die elk broedseizoen terugkeren naar dezelfde nestlocatie en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop, Cat 3 betreft overige vogelsoorten die elk broedseizoen terugkeren naar dezelfde nestlocatie en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop, Cat 4 betreft vogelsoorten die elk broedseizoen terugkeren naar dezelfde nestlocatie en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn om een nest te bouwen. Tot slot zijn de nesten van enkele vogelsoorten (uit Cat 5) alleen jaarrond beschermd indien zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen, bijvoorbeeld als in de omgeving van een projectgebied geen of onvoldoende alternatieve geschikte nestplaatsen aangeboden worden. Voor beschadiging of vernietiging van jaarrond beschermde vogelnesten (art. 11) kan alleen ontheffing worden verleend, indien het project een belang uit de Vogelrichtlijn dient. Gedragscode In een gedragscode is beschreven hoe tijdens de uitvoering van werkzaamheden de schade aan beschermde dieren en planten wordt voorkomen of tot een minimum wordt beperkt. De gedragscode moet aangeven hoe er in de praktijk "zorgvuldig wordt gehandeld". De gedragscode kan zelf worden opgesteld en ter goedkeuring worden voorgelegd aan de minister van EL&I. Indien men aantoonbaar werkt volgens een goedgekeurde gedragscode, geldt voor bepaalde activiteiten in het leefgebied van soorten van tabel 2 een vrijstelling. Voor bestendig beheer en onderhoudswerkzaamheden in natuurbeheer, landbouw of bosbouw geldt de gedragscode ook voor soorten uit tabel 3, met uitzondering van de soorten die ook onder Bijlage IV van de Habitatrichtlijn vallen.
215085/Aqua-Terra Nova 301 FF/JM definitieve rapportage 18 mei 2015
16
BIJLAGE 2 PROJECTGEBIED Bestaande situatie projectgebied
Bron: Google Maps © = projectgebied
215085/Aqua-Terra Nova 301 FF/JM definitieve rapportage 18 mei 2015
17
BIJLAGE 3 BESCHERMDE NATUURGEBIEDEN Bestaande situatie beschermde natuurgebieden
Bron: http://geo.zuid-holland.nl/geo-loket/html/atlas.html?atlas=ehs
= ligging projectgebied indicatief ten opzichte van beschermde natuurgebieden
215085/Aqua-Terra Nova 301 FF/JM definitieve rapportage 18 mei 2015
18