1
Marcus 9: 14-29 Zondag 20 september 2015, Startzondag, Heusden. Gemeente van Christus, Toen ze terugkwamen bij de andere leerlingen... Zo begint onze lezing. Jezus en Petrus, Johannes en Jacobus kwamen terug van de berg waarop Jezus verheerlijkt was. Op die berg begon Jezus te stralen. Er was een ontmoeting met Mozes en Elia. En God zelf liet als een trotse vader van zich horen: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, luister naar hem!’ Een hemels gebeuren, daar bovenop die berg. Ondertussen gaat het leven op aarde gewoon door. Daarover lazen we vandaag. Ook daar treffen we een vader en een zoon, hun werkelijkheid ziet er veel minder hemels uit. De zoon is bezeten van een onreine/boosaardige geest, die doof en stom maakt (vers 25). Als hij een aanval krijgt begint hij eerst te schokken en te schuimbeken, en vervolgens verkrampt hij. En vaak is die jongen tijdens zo’n aanval in het vuur of het water gevallen. Geen zoon om te verheerlijken, eerder om te beklagen. Dat doet de vader dan ook. Je bent nergens zo kwetsbaar als in je kinderen. Terwijl God en Jezus de hemelse werkelijkheid neerzetten, zetten die aardse vader en zoon de aardse werkelijkheid neer. In die werkelijkheid is er sprake van bezetenheid, ziekte, levensgevaar. De hemelse en de aardse werkelijkheid - dat is de spanning van onze evangelielezing. 1. (Die jongen is ziek. Wat is dat voor ziekte?) Veel commentaren zeggen: de zoon lijdt aan epilepsie. Alleen heette dat toen nog niet zo. En je had er ook nog geen pillen voor. Het probleem met zo’n uitleg is: zo houd je die jongen mooi op een afstand. Dan gaat over iemand anders. Of u moet toevallig zelf epilepsie hebben – of een kind met epilepsie.. die zijn er ook onder ons. Maar een zieke is in de Bijbel altijd meer dan een ‘medisch geval’. In die ene zieke wordt telkens iets gezegd over ons allemaal. Die bezeten jongen vertegenwoordigt de bezeten, verkrampte wereld waarin wij leven, en waar wij zelf deel van uitmaken. En we leven in ene behoorlijk bezeten wereld. In bezet gebied. Want zo vrij zijn we nu ook weer niet: wij moeten dit, wij moeten dat, en we moeten meedoen, en alsmaar meer. De economie moet altijd maar groeien, want stilstand is achteruitgang (vinden we in de kerk eigenlijk ook.) En verslaafd zijn we ook: aan ons werk, aan aandacht, aan de computer, aan social media, om over alcohol en drugs maar te zwijgen. Ik las laatst dat een miljoen mensen in Nederland anti-depressiva slikken. Jezus kwam de berg van de verheerlijking aflopen (Hij kwam van alzoo hoge, zingen we met kerst.) en beneden op aarde ontmoette hij een vader met een bezeten zoon. De discipelen wisten geen raad met die bezetenheid. Zoals ook
2
wij vaak geen raad weten met elkaars bezetenheid, of met onze eigen bezetenheid. Meester, zegt de vader van jongen: Meester, Rabbi, ik zei tegen uw leerlingen dat zij de geest uit mijn zoon moesten drijven, maar dat konden ze niet. Jezus richtte zich tot zijn leerlingen met de bittere woorden: Wat zijn jullie toch een ongelovig volk, hoe lang moet ik jullie nog verdragen? En tegen de vader zei hij: Breng hem maar bij mij. De vader vroeg, bad tot Jezus: Als u iets kunt doen, heb dan medelijden met ons en help ons. Of ik iets kan doen? onderbrak Jezus hem. Alles is mogelijk voor wie gelooft. Opmerkelijk! Jezus zegt niet: alles is mogelijk voor God. Of voor mijzelf. Dat zouden we kunnen begrijpen. Nee, Jezus zegt: Alles is mogelijk voor wie gelooft! Dat is een antwoord dat ertoe leidt dat heel veel gelovigen mensen nu zullen denken: dan heb ik dus een probleem. 2. (Alles is mogelijk voor wie gelooft. Wat betekent het woord geloven? ) Het Hebreeuwse oord voor geloven betekent in de eerste plaats: vertrouwen, vertrouwen hebben. Hebr: aman. Daar komt ons woord amen van. Geloven is in de eerste plaats niet: zonder bewijs aannemen dat er een hemelse werkelijkheid is, met een god en engelen en wonderlijke krachten enzo. (Daar twijfelde in de tijd van Jezus echt niemand aan. Ongeloof/atheïsme is pas veel later uitgevonden. ) Geloven in de bijbel is in de eerste plaats: vertrouwen hebben in God die ons heeft gewild en geschapen. God de Schepper, de Vader. Geloven is: vertrouwen in God die zeer op ons betrokken is en naar ons toekomt om ons nabij te zijn en ons met Hem te verzoenen. God de Zoon. Geloven is: vertrouwen hebben dat de zoon door de Geest aanwezig is en doorwerkt altijd, ook hier en nu! God de Heilige Geest. Geloven in de drie-enige God is, Vader, Zoon en Heilige Geest is erop vertrouwen... dat we er niet alleen voorstaan. En dat het goed gaat komen. Wat zijn jullie toch een ongelovig volk betekent: wat hebben jullie toch weinig vertrouwen. Alles is mogelijk voor wie gelooft betekent: alles is mogelijk voor wie vertrouwen heeft. Vertrouwen is een basisvoorwaarde voor het menselijk bestaan. Psychologen en opvoedkundigen zeggen dat een kind een klimaat van vertrouwen nodig heeft om op te groeien tot een evenwichtig mens. Zonder basis trust, basis-vertrouwen wordt het leven een hachelijke zaak. Zelfs economen hebben het vaak over het belang van vertrouwen. Soms is het consumentenvertrouwen weg. Zonder vertrouwen kopen mensen geen huis
3
meer. Als mensen geen vertrouwen meer hebben in de economie, of in de banken of in de euro - dan wordt het crisis. Dat is het grote probleem van onze tijd: een gebrek aan vertrouwen. In God, in onszelf, in elkaar, in de ander, in de overheid, in de politie, in Europa, in de wereld, in de toekomst. Maar een wereld zonder vertrouwen wordt een verkrampte wereld, een zieke wereld, een bezeten wereld. Jezus zegt tegen de vader van die bezeten jongen: Alles is mogelijk als je maar gelooft / als je maar vertrouwen hebt. De vader van de zoon knikt, en verwoordt dan wat wij allemaal denken en voelen. Heer, ik geloof… maar kom mijn ongeloof te hulp. Dat zijn beroemde woorden geworden. Heer, ik geloof! Kom mijn ongeloof te hulp. Want het is een eerlijke, en ook een realistische geloofsbelijdenis. Die vader heeft met deze belijdenis heel veel gelovigen na hem getroost. Mensen die net als hij wilden geloven, maar ook last hebben van twijfel. Ik geloof! Kom mijn ongeloof, mijn wantrouwen te hulp. Want met geloven en met vertrouwen is het nu eenmaal zo, dat we daar hulp bij nodig hebben. Dat kunnen we niet alleen. De kerk heeft altijd gezegd: zonder de hulp van de Heilige Geest lukt het niet. Geloof is een gave van de geest (vrglk. I. Kor 12: 9 – een groot geloof is een gave van de Geest!) En zonder de hulp van elkaar lukt het ook niet. Geloven doe je met elkaar. En als het nodig is: voor elkaar. Op deze startdag vragen we ons weer even af: waartoe zijn wij ook alweer op aarde als gemeente? Daarom dus! Om samen ons ongeloof, dat is: ons gebrek aan vertrouwen te overwinnen. De hele week door maken we van alles mee. De hele week krijgen we via de televisie en het internet bakken met zorgen en problemen en ellende over ons uitgegoten. Al dat geweld. Al die haat. Al die stommiteiten die landen en volken en personen begaan. Die eindeloze rijen vluchtelingen. Niet om aan te zien! Je wordt er volstrekt cynisch van. Daarom hebben we het zo nodig om zondag een andere boodschap te horen, een blijde boodschap. Om die boodschap met elkaar te delen. Dat er een God is die trouw is en die niet loslaat de werken van zijn handen. Dat we hier op aarde niet met zijn allen naar de Filistijnen gaan, maar op weg zijn naar het Beloofde land. Dat er een God is die ons liefheeft met al onze gebreken. En dat die God ons uitnodigt om ook elkaar lief te hebben met al onze gebreken. Als we dat gehoord hebben, dan kunnen we weer een week vooruit. Alles is mogelijk voor wie in deze God gelooft, zegt Jezus. Help me dan geloven! Kom mijn ongeloof te hulp, antwoordt de vader van de jongen. Voor Jezus was dit genoeg. De wil om te geloven, de bede om te geloven is voor Jezus al genoeg. Want hierna sprak Jezus de onreine geest op strenge toon toe en
4
zei: Geest die doof en stom maakt, ik gebied je, ga uit hem weg en keer niet meer in hem terug. Onder geschreeuw en hevige stuiptrekkingen ging hij uit hem weg; de jongen bleef voor dood achter, zodat de mensen zeiden dat hij was gestorven. Maar Jezus pakte hem bij de hand en hij wekte hem op en toen stond hij op. Drie Paaswoorden zijn dat: dood, opwekken, opstaan. Dat maakt deze genezing tot een voorproefje van Pasen. Jezus, komend van de berg van de verheerlijking, neemt als het ware een stukje van de verheerlijking mee naar beneden, naar de aarde. De verheerlijkte Zoon van God verheerlijkt een miserabele mensenzoon. De aarde krijgt een voorproefje van de hemel. Een mens die geen mens meer was, wordt weer mens. Omdat er een vader was die er nog in geloofde, die nog kon bidden voor zijn kind. Omdat dat beetje geloof voor Jezus genoeg was. Waartoe zijn we als gemeente ook al weer hier op aarde? Om iedere zondag een voorproefje van Pasen te krijgen. 3. (Alleen door gebed) Even later, ergens in een huis evalueren Jezus en de leerlingen wat er is gebeurd. Het huis wordt dan al snel een leerhuis. Waarom konden wij die geest niet uitdrijven? vragen de leerlingen. Jezus antwoordt: Dit soort (dit soort onreine geesten) kan alleen door gebed worden uitgedreven. Er zijn dus onreine geesten die wij mensen niet kunnen uitdrijven. Dat betekent: er zijn dus problemen die wij mensen niet op eigen kracht kunnen oplossen. Het probleem van ongeneeslijke ziektes. Het probleem van de haat. Het probleem van de onverdraagzaamheid. Neem heel concreet het probleem van de vluchtelingen. Neem het probleem van dat kind dat zijn weg maar niet kan vinden. Neem het probleem van de dood. Er zijn problemen die zijn zo groot, die kunnen wij mensen niet zelf oplossen. Die kunnen we alleen in het gebed bij God brengen. Op deze startdag vragen we ons weer even af: waartoe zijn wij ook alweer op aarde als gemeente? Nou: om samen te bidden. Alleen houden we dat niet altijd vol: bidden. We vergeten het, of we zijn niet van die bidders, of we twijfelen aan het nut van het gebed, we weten niet goed hoe we moeten bidden. Maar als gemeente, helpen we elkaar om het gebed vol te houden. In mijn vorige gemeente hadden we ook een avonddienst waar steeds minder mensen kwamen. En dan komt er een gemeenteavond waarop de kerkenraad een beetje moedeloos zegt: Nou gemeente, zeg het maar, gaan we door met de avonddienst of stoppen we ermee. Iedereen mocht zijn zegje doen, de een zei dit, de ander zei dat. De een was voor, de ander tegen. Allemaal steekhoudende argumenten.
5
Tot er een vrouw opstond, Elly, die zei: ‘Ik gebruik die avonddienst altijd om voor mijn kinderen we bidden.’ We wisten dat de kinderen van Elly dat nodig hadden, want in haar familie heerste een vreselijke erfelijke ziekte. Moeder Elly leek opeens heel erg op die vader van die bezeten jongen uit Marcus 9. Toen keken elkaar aan tot iemand zei: Laten we voorlopig nog maar even doorgaan met die avonddienst. Want er zijn onreine geesten, er is nood die alleen door gebed kan worden uitgedreven. Een nieuw seizoen, gemeente. We hebben elkaar weer nodig om ons geloof in God te behouden. We hebben elkaar nodig om ons vertrouwen in de toekomst te behouden. Dat het Pasen is geweest en weer Pasen zal worden! We hebben elkaar nodig om te blijven bidden. Amen.