MAN-TO-MAN VERDEDIGING
Door: Ton Boot
Inhoudsopgave Voorwoord (verantwoording) ............................................................................................................. 3 Hoofdstuk 1: Algemeenheden............................................................................................................. 5 Hoofdstuk 2: De 1-1 verdediging; een structurering en indeling ........................................................ 8 Hoofdstuk 3: Het verdedigen van de man met de bal in het achterveld .......................................... 10 Hoofdstuk 4: oefenstof voor bij hoofdstuk 3 .................................................................................... 25 Hoofdstuk 5: Het verdedigen van de aanvaller zonder bal op ball side in het achterveld ............... 32 Hoofdstuk 6: Oefenstof bij hoofdstuk 5 ............................................................................................ 37 Hoofdstuk 7: Het verdedigen van de aanvaller op helpside (in de perimeter) ................................. 40 Hoofdstuk 8: Oefenstof bij hoofdstuk 7 ............................................................................................ 51 Hoofdstuk 9: Verdediging van de aanvaller in het inside gebied ...................................................... 55 Hoofdstuk 10: Oefenstof bij hoofdstuk 9 .......................................................................................... 60 Hoofdstuk 11: De verdediging in het voorveld.................................................................................. 65 Hoofdstuk 12: Oefenstof bij hoofdstuk 11 ........................................................................................ 69 Hoofdstuk 13: Het verdedigen van speciale situaties ....................................................................... 73 Hoofdstuk 14: Oefenstof bij hoofdstuk 13 ........................................................................................ 80 Hoofdstuk 15: Afsluiting .................................................................................................................... 82 Literatuurlijst ..................................................................................................................................... 84
2
Voorwoord (verantwoording) Basketball bestaat tactisch gezien uit twee delen: de aanval en de verdediging. In het algemeen wordt van deze twee de verdediging, vooral de individuele, schromelijk verwaarloosd en het is daarom dat ik iets over de man-to-man (m-t-m) verdediging op papier heb gezet. Er is zeer weinig Nederlandse literatuur op dit gebied, hopelijk zal dit artikel de jonge coaches en trainers helpen en stimuleren; voor de oudere en meer ervaren trainers zal dit gesneden koek zijn. Het grote publiek heeft een zeer negatief beeld over het verdedigen, omdat dit de attractiviteit van het spel niet ten goede zou komen. Dit kan waar zijn voor voetbal, bij verdedigend voetbal vallen er geen of zeer weinig doelpunten, voor basketball gaat dit niet op omdat er toch wel veel doelpunten vallen, de score zal alleen iets lager worden. Hoewel de aanval even belangrijk is als de verdediging, kan toch gesteld worden dat als tijdens een wedstrijd de aanval niet werkt, men nog niet hoeft te verliezen, maar als er niet wordt verdedigd zal men bijna altijd kansloos zijn. Dit geldt speciaal voor de zeer belangrijke wedstrijden, waarin vaak, vanwege nervositeit, de aanval niet zo goed functioneert. Het goede verdedigen wordt min of meer als een constante factor in iedere basketbalwedstrijd beschouwd. Er zijn zoveel niet-constante, onvoorspelbare factoren in een wedstrijd, waarom dan niet gebruik gemaakt van de constante factor, het verdedigen? Dat iedereen zeer goed verdedigen zou kunnen Ieren, is maar ten dele waar. Zeer goed verdedigen hangt af van zowel de fysieke, als ook, en wel in grote mate, van de mentale kwaliteiten van het individu. Daar deze kwaliteiten aan limieten zijn gebonden, voor elk individu verschillend, zal ook de kwaliteit van het verdedigen aan een plafond gebonden zijn; op een gegeven moment kan men niet beter leren verdedigen. Maar dan is het plafond van de TEAM-verdediging nog niet bereikt De teamverdediging is vele malen meer dan een optelsom van de individuele verdedigingskwaliteiten van de spelers. Juist dit team gebeuren is iets, waar de coach zeer grote aandacht aan zal moeten besteden, zowel op het technischtactische, als wel op het fysieke vlak. ln het algemeen wordt de verdediging onderverdeeld in m-t-m-verdediging, zoneverdediging, combinatie verdediging en pressverdediging. Deze onderverdeling is zeer globaal en de ene verdedigingsvorm overlapt vaak de andere. Ik zal me beperken tot de m-tm-verdediging. De m-t-m-verdediging gaat altijd vooraf aan alle andere vormen van verdedigen; het is een fundamentele structurele verdedigingsvorm. De principes van de individuele verdediging in de m-t-m worden in alle andere verdedigingsvormen toegepast. Het zal een basisverdediging (primary defense), in welke vorm dan ook, voor elk team moeten zijn; het team, dat de m-tm niet als basis-verdediging heeft, heeft de verdediging opgegeven, moet al zijn kaarten op de aanval zetten en mag alleen maar hopen dat de tegenstander hier geen gebruik van zal maken. Ook in de ontwikkeling van het individu, van jeugdige speler tot senior, zal de m-t-mverdediging de basis moeten zijn, dus het eerste wat aangeleerd zal moeten worden. ln de eerste plaats om de goede verdedigingstechniek aan te leren en verder om jeugdigen te leren niet de verantwoordelijkheden te ontlopen (zoals dat in de maatschappij vaak gebruikelijk is; bij sommige andere verdedigingsvormen is voor het individu de mogelijkheid aanwezig zich in het collectief te verschuilen.
3
Zoals de totale verdediging is onder te verdelen zien we ook een onderverdeling en ontwikkeling in de m-t-m-verdediging, waardoor verschillende soorten m-t-m-verdedigingen ontstaan. Welke men gebruikt is afhankelijk van het spelerspotentieel dat aanwezig is en in sterkere mate nog van de filosofie van de coach. Consequenties hiervan is dat ik in bepaalde onderwerpen de ideeën van verschillende, toonaangevende coaches summier zal aanhalen of met elkaar zal vergelijken. Het globale beeld van dit werkstuk zal zijn per hoofdstuk een theorie, gevolgd door oefenstof. Deze oefenstof is een greep uit de vele oefenstof die voorhanden is, veel door mijzelf gebruikt bij topteams welke ik de laatste jaren getraind en gecoacht heb (Fiat Stars, Nashua-Den Bosch, het nationale team, Parker-Leiden); het laat ook zien, en dit is zeer belangrijk, dat eerst de basiszaken, de fundamentals, zeer goed beheerst moeten worden, voordat men verder kan gaan. Daarom kost de opbouw van een basisverdediging veel tijd en zal, als men op lange termijn werkt, het toepassen in het begin van vele tactische stunts en verdedigingsvormen uit den boze zijn.
4
Hoofdstuk 1: Algemeenheden De m-t-m-verdediging heeft zich ontwikkeld van strikt m-t-m via floating and sagging m-t-m naar helpside m-t-m. ln feite worden er steeds meer principes van de zone toegepast, men gebruikt de term zonish, er komt steeds meer hulp van de medespelers. Behalve de hulp van de medespelers zijn er nog verdere ontwikkelingen in het moderne spel, namelijk: -
-
De fysieke ontwikkeling van de spelers, zij worden sneller en sterker, o.a. door het toepassen van gewichttraining. Met deze, min of meer geforceerde, fysieke vooruitgang zal de coach ook de onvermijdelijke blessure toename onder ogen moeten zien en hier ook rekening mee moeten houden. De mentale ontwikkeling, vooral van agressiviteit en mentale hardheid.
ln de naaste toekomst zullen zich ook steeds meer aspecten van de press-verdedigingen, full-court en/of half-court, in de basisverdedigingen (primary defense) invoegen, waardoor we uiteindelijk tot een agressieve help-m-t-m over het hele veld zullen komen. Tegenwoordig zien we twee soorten help-verdedigingen, namelijk: 1. De ball side - help side defense Deze verdedigingsvorm wordt door de meeste Amerikaanse coaches, waaronder de bekende (Knight , llndiana University), toegepast. Hierbij wordt als methodisch hulpmiddel de denkbeeldige lijn van de ene basket naar de andere gebruikt (diagr. 1.1.); het veld wordt dan in twee kanten verdeeld, nl. de kant waar de bal zich bevindt, de ball side of strong side en de andere kant, waar de bal zich niet bevindt, de help side of weak side, Verdedigers op de help side moeten hulp bieden aan de verdediger van de man met de bal (Paye : play defense on a man and a half). Problemen ontstaan als de bal zich op de helplijn bevindt, dan is er in feite geen help side meer, en er is dus wel minder mogelijkheid tot hulp. Oplossingen hiervoor zijn: a. D.m.v. overplay ( de aanvaller aan een bepaalde
zijde verdedigen zodat deze gedwongen wordt naar de andere kant te gaan) de aanvaller van de helplijn verdrijven, waardoor dus weer een ball side - help side situatie ontstaat óf b. Als dit niet lukt, en de aanvaller (met de bal) blijft
op de helplijn, moet de verdediger d.m.v. er overplay de aanvaller een kant op laten kijken en die kant is dan als ball side te beschouwen. 5
2. On the ball - off the ball defense Hierbij wordt als hulpmiddel een denkbeeldige lijn van de bal naar de basket getrokken (diagr.1.2.). De verdedigers die slechts één pass van de bal zijn verwijderd overspelen hun man (zij verdedigen nu tussen de bal en hun man), de verdedigers die twee of meer passes zijn verwijderd van de bal, bieden hulp aan de verdediger van de aanvaller met de bal, zijn dus de feitelijke help-verdedigers (we komen hier later nog op terug). Deze methode is iets agressiever en zuiverder dan de eerste methode en zal ook steeds meer toegepast worden (zij bevat al meer pressprincipes dan de eerste methode). Een nadeel van deze methode is dat de lijn bal - basket steeds verschuift met het bewegen van de bal, wat in het leerproces wel eens moeilijkheden oplevert. Deze methode wordt toegepast door bekende Amerikaanse coaches als Dean Smith (Un. of North Carolina) en Kloppenburg (in ons land bekend Q als ex-coach van Groningen en tegenwoordig verbonden aan een NBAteam, een typische defensive coach). Welke van beide methoden de beste is, is moeilijk te zeggen; zowel Knight als Smith hebben excellente resultaten behaald met hun systemen. De belangrijkste taak van de coach is het geloof in het systeem over te brengen. Ik zal nu verder gaan met de beschrijving van de m-t-m-verdediging, zoals deze bij NashuaDen Bosch en Parker-Leiden is toegepast. Er zullen hoofdzakelijk algemene kenmerken, die altijd aanwezig zijn, worden beschreven; specifieke kenmerken, aangepast aan de spelers, komen nauwelijks aan bod. Het is voornamelijk de eerste methode, ball side - help side defense, die ik heb toegepast maar tegenwoordig neig ik meer naar de tweede methode. Filosofie Er moet pressie op de tegenstander uitgeoefend worden gedurende de gehele wedstrijd. Zet de tegenstander lichamelijk en geestelijk onder druk. Hierbij is de verdediging een middel om dit te bewerkstelligen, een ander pressiemiddel is bv. de fast-break (zie mijn werkstuk over de fast-break). Om deze druk tot uiting te brengen is men afhankelijk van : -
-
De verdedigende kwaliteiten van de spelers; er waren fantastische verdedigers in mijn teams, zoals Buff Kirkland, Danny Cramer, Mitchel Plaat, waarbij de andere spelers het geheel goed aanvulden. Het aantal spelers; dit systeem vreet energie en persoonlijke fouten en men moet dus de beschikking hebben over genoeg goede verdedigers, tenminste acht.
Een logisch gevolg van het pressiebeginsel op elk moment is dat er over het gehele veld (fullcourt), zowel inside als outside, verdedigd moet worden. Juist deze pressie outside, dus bv. in de perimeter (het gebied in een straal van ca. zes meter van de basket), heeft grote 6
risico’s en het is misschien de vraag of dit goed is. De meeste Europese topploegen spelen alleen maar op inside-pressie in het bucketgebied. De filosofie hierachter is : geef de laagpercentuele schoten (outside), voorkom de hoog percentuele schoten (inside). Voorbeelden van teams met alleen maar inside-pressie zijn Real Madrid en Maccabi Tel Aviv. Hiertegenover staan Nashua-Den Bosch (één van de best verdedigende ploegen van Europa?) en de Italiaanse topploegen. We komen nu aan een principieel standpunt. Dat de meeste ploegen weinig pressie outside onderhouden, komt omdat de gedachte is : of inside of outside. Ik denk : inside èn outside, dus beide principes moeten gerealiseerd worden, hetgeen consequenties voor de gehele verdediging heeft. Tot mijn geluk en verademing heb ik de laatste tijd het Engelse nationale team en Crystal Palace (Londen), en ook de Duitse clubteams, gezien die precies hetzelfde doen als ik denk. Waarschijnlijk komt dit omdat dit nog jonge en opkomende basketbalteams zijn, die nog onbevangen tegen het geheel aankijken en nog niet gelouterd zijn door nederlagen. Ervaring is een leuke kreet, maar het houdt ook in de ervaring van nederlagen en de ANGST ervoor, en angst is een slechte raadgever. Het verdedigingssysteem dat wij speelden was vnl. gebaseerd op de filosofie van Knight, wie kent hem niet, en dit is ook zeer te begrijpen want de begrippen pressie en agressiviteit liggen in elkaars verlengde. De opbouw, waarmee ik grote problemen had, omdat in de systematische indeling sommige begrippen elkaar overlappen, ziet er als volgt uit : A. de 1-1 verdediging B. de speciale en meer complexe situaties C. de totale verdediging (en opbouw daartoe). ln dit geheel speelt de 1-1 verdediging verreweg de belangrijkste rol. Het is een absolute voorwaarde hierin wordt de toon van het team en de agressieve houding aangekweekt, hierin wordt het gehele denken van de coach op de spelers overgebracht. Hiermee moet de coach de spelers, het team, pakken, het is het beste middel voor de coach om dit te doen. Hier slaagt of faalt de coach naar mijn mening.
7
Hoofdstuk 2: De 1-1 verdediging; een structurering en indeling Om een beetje gestructureerd over de 1-1 verdediging te kunnen praten, wordt van het speelveld uitgegaan in diagram ll.1 Voorveld: het gedeelte van het speelveld, waar de aanvalsbasket staat Achterveld: het gedeelte van het speelveld, waar de verdedigingsbasket staat Het achterveld is weer onder te verdelen in: 1. Ball side 1.a. speler met de bal te verdedigen 1.b. speler zonder bal te verdedigen 2. Help side Ook wel weak side genoemd, waar natuurlijk altijd een speler zonder bal wordt verdedigd. 3. Inside gebied (het gearceerde gedeelte op diagr. ll.1.) Dit gebied wordt door de meeste coaches als belangrijkste verdedigingsgebied beschouwd (dit blijkt bv. al uit de zoneverdediging) en wordt ook wel genoemd : - vital scoring area (Healey en Hartley) - no ball area - red light district (Paye) - bucket gebied Vele coaches hebben een eigen begrenzing van het gebied, globaal gezegd is het het gebied rond de bucket. De bal mag niet of zo moeilijk mogelijk in het bucket gebied komen. Dit erin komen van de bal noemt men penetratie. Er zijn drie manieren van penetratie, namelijk.: - d.m.v. een dribble, vanaf de perimeter het bucket gebied in, de zgn. penetratiedribble. Deze wordt zeer veel toegepast in Amerika om zowel de zoneverdediging als de m-t-m- verdediging te verslaan (diagr. ll.2.). - d.m.v. een pass, naar een postende of insnijdende speler - d.m.v. een aanvalsrebound na een schot vanuit de perimeter (afstandschot). Dit wordt in het algemeen niet als penetratie beschouwd omdat na het schot de aanvallende partij het balbezit verliest; deze vorm van penetratie gebeurt dus bij toeval. Vanuit verdedigend opzicht kan de aanvalsrebound toch als 8
een vorm van penetratie worden gezien. De penetratie van de balmoet dus tegengegaan worden (no ball area!) en dit moet gebeuren op zo'n actief, agressief mogelijke wijze. Deze activiteit (agressie) richt zich in de eerste plaats op de bal en technieken tactieken) als channeling (diagr. ll.3.), onder te verdelen in funneling (het leiden d.m.v. overplay van de dribbelaar naar het midden) en fanning (het leiden d.m.v. overplay van de dribbelaar naar buiten) zijn in mijn ogen te passief. Channeling is een tactische vorm van verdedigen en ik denk dat er in het algemeen een voorkeur moet worden gegeven aan de techniek boven de tactiek. Het gebruik hiervan hangt natuurlijk in grote mate van de kwaliteit van de spelers af. De basistactiek is dat de bal dus niet in het bucketgebied mag komen en dit moet niet in de eerste plaats op basis van tactische middelen maar d.m.v. agressieve verdedigingstechnieken, gericht op de bal, gebeuren. De aanvaller moet bezig zijn met de bal te beschermen, te verdedigen; hij mag niet toekomen aan zijn aanvallende bedoelingen, hij mag niet denken, hij mag bij wijze van spreken zelfs niet ademhalen. Het is wel typisch dat zowel Paye als Healey en Hartley niet het voorveld in hun basisverdediging betrekken, althans niet in hun diagrammen. Dit is dus iets nieuws en een logisch gevolg van de invloed van de pressie-verdedigingen. Een voorbeeld van de indeling van het veld zoals Paye die geeft zien we in diagr.ll.4. Naar de indeling van het speelveld heeft elk gedeelte zijn consequentie wat betreft de manier (techniek) van verdedigen. Ik zal de indeling van het begin van dit hoofdstuk aanhouden, maar methodisch is het gemakkelijker een andere volgorde te nemen
9
Hoofdstuk 3: Het verdedigen van de man met de bal in het achterveld De gehele verdediging is op de bal gericht, en hierin speelt de eerst verantwoordelijke, de verdediger van de man met de bal, een fundamentele rol. Men spreekt t.a.v. deze verdediger ook wel van on-the-ball defender. Methodisch gezien is het verdedigen van de man met de bal in het achterveld onder te verdelen in: 1. Het verdedigen van de aanvaller met de bal, die in een positie staat, van waaruit hij kan schieten, passen en dribbelen, de zgn. triple-threat positie. Dit is tevens de moeilijkste positie om te verdedigen, omdat de aanvaller niet alleen drie soorten acties kan ondernemen, maar ook nog een aantal schijnbewegingen kan maken. 2. Het verdedigen van de dribbelaar. 3. Het verdedigen van de aanvaller met de bal die geen dribble meer tot zijn beschikking heeft, dus 4. Gestopt is met dribbelen. 5. Het verdedigen vanuit help-positie van de aanvaller die juist de bal ontvangt. Ad. 1.A: Het verdedigen van de aanvaller in triple-threat positie Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee soorten verdedigingsstanden. a. De parallelstand, ook wel wrestler's stance genoemd (diagr. lll.1.), waarbij de voeten in de verdedigingshouding parallel staan. b. De spreid-schredestand (diagr.lll.2.), ook wel boxer's stance, stride stance, fencer's stance of staggered stance genoemd. Hierbij is de ene voet iets voor de andere geplaatst (toe-heel alignement).
ln de literatuur wordt uitvoerig stilgestaan bij de verdedigingsstand, we hebben hier dus te maken met de verdedigingsstand t.o.v. een aanvaller in triple-threat positie; Adams noemt deze verdedigingsstand de ready stance. Vanuit deze stand moeten snelle bewegingen in alle richtingen gemaakt kunnen worden, terwijl de stand toch stabiel en comfortabel moet zijn. Twee belangrijke zaken in dit verband zijn: -
De voetenbasis, of hoe ver moeten de voeten uit elkaar staan. Des te groter deze basis is, des te stabieler is de stand (mechanisch); echter, als deze stand te groot wordt, is er geen mogelijkheid meer om snel te bewegen (anatomisch). Een te kleine stand is te labiel.
10
-
Het lichaamszwaarte punt. Dit moet zo laag mogelijk zijn, hetgeen weer stabiliteit ten goede komt. Echter als het te laag is, is er geen mogelijkheid om snel te bewegen, als het te hoog is, is de stand te labiel. Altijd zien we een compromis tussen stabiliteit en labiliteit. We hebben met alleen te maken met de mechanische, maar ook met de bewegingsanatomische aspecten van de lichaamsstand en -beweging. In het leerproces zijn dus altijd individuele aanpassingen noodzakelijk en jammer genoeg is op het terrein van bewegingsmechanica en -anatomie t.o.v. basketbalbewegingen nog weinig onderzoek gedaan.
De consequenties voor de ready stance zijn concreet (foto 1): 1. Het lichaamsgewicht moet verdeeld zijn over beide voeten. 2. Het lichaamsgewicht moet zich iets op de bal van van de voeten bevinden. Kloppenburg spreekt in dit verband over patter step, het op en neer bewegen van de hiel; hij accentueert hiermee dat het lichaamsgewicht zich op de ballen van de voeten moet bevinden waardoor men gemakkelijker van richting kan veranderen. Toch is er geen eensluidende mening over want Healey en Hartley spreken over lichaamsgewicht op de gehele voetzool. 3. De voeten moeten zich op schouderbreedte bevinden of iets wijder. 4. De voeten moeten zich in een zgn. toe-heel alignement bevinden (zie diagr. lll.2.). Vroeger was het de gewoonte om de voorste voet een flink stuk voor de achterste voet te plaatsen; tegenwoordig, met het voortschrijden van de fysieke kwaliteiten van de verdedigers, gaat deze voetenstand steeds meer in de richting van de parallelstand, en de toe-heel alignement is al algemeen aanvaard. Deze toe-heel alignement bij het verdedigen van een aanvaller in triple-threat positie óf de dribbelaar, is gericht tegen de tegenwoordig veel toegepaste en zeer gevaarlijke penetratiedribble. 5. De knieën moeten gebogen zijn in een hoek van ca. 120 , het lichaamszwaartepunt is dus zeer laag. 6. De romp is bijna rechtop. Dit dient weer om het bewegen in alle richtingen te vergemakkelijken en goed overzicht over het veld te hebben. Een veel voorkomende fout bij lange mensen is dat het laag zitten (zwaartepunt laag) niet gebeurt met gebogen knieën maar met een gebogen romp; de stabiliteit en het overzicht gaat dan verloren. Ook gebeurt dit, wanneer spelers vermoeid zijn, de coach heeft dus een controlepunt wat betreft de vermoeidheid.
11
7. Het hoofd moet rechtop gehouden worden, ook weer vanwege het overzicht. Er zijn twee theorieën waar de ogen op gericht moeten zijn; de ene zegt: gericht op het lichaamszwaartepunt (maag/buik) van de aanvaller, de andere zegt: gericht op de bal. lk prefereer de laatste mening, omdat de hele verdediging en de verdediger zelf gericht op de bal moet zijn. 8. De hand- en armhouding. De voorste hand (front hand, een betere term is pointinghand) moet op de hoogte an de bal zijn of zelfs iets hoger om de aanvaller tot dribbelen te dwingen en in ieder geval, en dit is zeer belangrijk, de aanvaller te beletten gemakkelijk te passen. Sommige coaches prefereren de handpalm open en onder de bal, om eventueel de bal omhoog uit de handen van de aanvaller te kunnen slaan; de kans op persoonlijke fouten is dan kleiner. De bal wordt dus altijd gevolgd door de hand(en) van de verdediger; Adams spreekt hier van trace the ball. Dit trace the ball is essentieel in de moderne verdediging en heeft tot gevolg dat zowel de afstand tot de aanvaller als de hoek in de knieën van de verdediger (ca. 1205) steeds verandert. Als bij voorbeeld de bal door de aanvaller boven zijn hoofd gehouden wordt, dan zal door het trace the ball-principe ook de afstand tot de aanvaller kleiner worden (dit is niet erg want vanuit deze positie kan de aanvaller geen drive maken) en ook de hoek in de knieën zal groter worden. De achterste hand bevindt zich (arm ietwat gebogen in de elleboog) op schouderhoogte; dit, omdat de aanvaller dan gedwongen wordt een lobpass of een bouncepass te geven, welke langzamer zijn dan directe passes, dus gemakkelijker te onderscheppen zijn. Kloppenburg wil de achterste hand (non-pointing hand) zelfs iets boven schouderhoogte (oorhoogte) hebben omdat bij het eventuele naar beneden bewegen van de hand de zwaartekracht een handje zou helpen. 9. De afstand tot de aanvaller is een armlengte. We hebben al gezien dat door het trace the ball-principe deze varieert. Knight zegt: de handpalm moet tegen de borst van de tegenstander komen. l.p.v. armlengte afstand kan men ook zeggen: 70 - 80 cm. afstand. Deze afstand t.o.v. de tegenstander is fundamenteel voor het pressiebeginsel èn de hulp aan de medespelers. De verdediger van de man met de bal is in dit opzicht ook een help-verdediger! Het is een denkfout om tegen een zeer goede aanvaller een grotere afstand in te nemen, zoals vele verdedigers doen; de goede aanvaller krijgt dan nog meer vrijheid. Dwingende redenen om de korte afstand te bewaren zijn: -
De passes te bemoeilijken (in combinatie met tracing): dit is dus een vorm van hulp aan de medespelers. De bewegingen van de aanvaller bij de start van de dribble te bemoeilijken, hij moet met een boog om de verdediger heen (dit is dus tijdverlies voor de aanvaller). De aanvaller aan de dribble te laten beginnen. De hulp van de andere verdedigers is dan gemakkelijker, omdat de help-verdedigers zich richten op de bal en de bal gedurende enige tijd gelokaliseerd is op een bepaald gedeelte van het veld. Veel moeilijker wordt het voor de andere verdedigers om te helpen als:
12
A. De bal snel bewogen wordt. B. De aanvallers ook constant in beweging zijn, vaak in combinatie met screens, waardoor de aandacht op de man met de bal niet zo gemakkelijk is. De hiervoor beschreven verdedigingsstand tegen een aanvaller in triple-threat positie wordt door Kloppenburg semi-max (pressure), door Adams ready stance genoemd, Paye spreekt van front foot to pivot foot stance (zie ook diagr. lll.10.). Het is een zeer moeilijke positie voor de verdediger maar Paye zegt simpel: de verdediger is altijd in het voordeel omdat deze dichter bij de basket staat dan de aanvaller; psychologisch gezien is dit een goed uitgangspunt. Ad. 1.B. Vanuit de triple threat positie kan de aanvaller schijnbewegingen maken Op een schijnbeweging zal de verdediger moeten reageren. Een belangrijk verschil met de eerder beschreven houding is dat het lichaamszwaartepunt nog meer omlaag gebracht zal worden door het buigen van de knieën; de hoek in de knieën worden. Kloppenburg spreekt hier van "nose in chest", een goed didactisch hulpmiddel i.v.m. het aanleren en corrigeren. Er zijn verschillende theorieën om op de aanvaller te reageren. 1. Kloppenburg vindt dat de verdediger een volle slide schuin achterwaarts moet maken in de richting van de schijnbeweging (release). Dit gebeurt met een explosieve afzet (push-off) van de voet, tegenovergesteld aan de richting welke de aanvaller gaat. Voorbeeld: De verdediger staat in een toe-heel alignment met de rechter voet voor. Als de aanvaller nu een schijnbeweging naar links (voor de verdediger) maakt, krijgen we de explosieve afzet van de rechtervoet, waardoor de linker voet zich eerst verplaatst, gevolgd door de rechter voet, een zgn. side slide (diagr. lll.3.). Als de aanvaller een schijnbeweging naar rechts maakt, volgt de drop step (diagr. lll.4.).
De drop step is een verwisseling van de voorste voet (dus in dit voorbeeld komt de verdediger in een verdedigingsstand met de linker voet voor). Bij deze drop step zijn drie criteria belangrijk, namelijk: - hij moet snel zijn. - hij moet laag zijn, om snel contact met de vloer te krijgen. - hij moet groot zijn, omdat hij in feite het verwisselen van been plus de eerste pas schuin achterwaarts is.
13
Als de aanvaller weer terugkomt in de triple-threat positie (hij heeft schijnbewegingen gemaakt) moet de verdediger weer terug in zijn uitgangspositie (ready stance) komen. Deze stap terug wordt wel approach step of advance step genoemd. 2. Een andere gedachte (Healey en Hartley en waarschijnlijk ook Knight) is dat in deze situatie een retreat step (spring or bounce to the rear) gemaakt moet worden (diagr. lll.5., we komen hier later nog op terug bij de start van de dribble). lk denk dat deze methoden zeer individueel zijn en dat zeer snelle en zeer snel reagerende spelers de eerste methode en dat minder snelle spelers de tweede methode zullen moeten volgen. Wij hebben het tot nu toe steeds over het volgen, dus het reageren op de aanvaller gehad. Naar mijn mening is een agressievere methode om juist zelf de initiatieven (defensive fakes) te nemen, waarop de aanvaller moet reageren en dus in de verdediging zal worden gedrukt; de rollen zijn dan omgedraaid. Ad. 2.A. De aanvaller start daadwerkelijk de dribble. Wanneer, tactisch gezien, de aanvaller gaat dribbelen is dit gunstig voor de verdediging: de aanvaller is uit de triple-threat positie, één van de moeilijkste posities om te verdedigen en de bal is gelokaliseerd op een bepaald gedeelte van het veld, wat voor de andere verdedigers goede mogelijkheden verschaft om hulp te bieden. Technisch gezien is de start van de dribble een belangrijk moment voor de verdediger op de bal. Kloppenburg spreekt nu van "nose in chest", Paye: how to defend the all-important first step. Alvorens hier op in te gaan, wil ik eerst het begrip overplay (overshift) bespreken. ln de overplay situatie tegen een aanvaller in de triple-threat positie staat de verdediger niet tussen de aanvaller en de basket, maar de aanvaller wordt meer aan één kant verdedigd, waardoor die aanvaller bijna gedwongen wordt naar de andere kant te gaan. Het is een tactisch-technisch hulpmiddel waar ik mijn twijfels over heb omdat het meestal niet agressief genoeg toegepast wordt; toepassing is afhankelijk van de verdedigende kwaliteiten van de spelers en de filosofie van de coach. Dit "overplay" gebeurt meestal "een halve man" (diagr. lll 6. en 7.).
14
Tijdens de dribble wordt ook het principe van de overplay toegepast, meestal op de balkant waardoor de aanvaller gedwongen wordt om van richting te veranderen. Een andere vorm van overplay tijdens de dribble is het zgn. "channeling", d.i. de dribbelaar naar een bepaalde kant leiden (dwingen) zie ook Hoofdstuk ll, diagr. ll.3. Ook het verdedigen van de aanvaller zonder bal, waarbij de verdediger tussen de aanvaller en de bal staat, wordt overplay (of denial) genoemd (diagr. lll.8.); hierop zal later nog uitvoerig worden ingegaan. Het begrip overplay wordt dus veel toegepast en heeft vele betekenissen. Bij de start van de dribble is de eerste stap van de aanvaller zeer belangrijk; hoe is dit te verdedigen? 1. Kloppenburg: maak gewoon een side slide en ga mee (zie diagr. lll.3.). Hiervoor zijn zeer goede verdedigers noodzakelijk (dus zeer snel reagerende verdedigers), want er worden hier geen hulpmiddelen als overplay en retreat step gebruikt. 2. Healey en Hartley zeggen: maak een retreat step gevolgd door een glide óf naar de andere kant: maak een retreat step gevolgd door een drop step en glide ldiagr. lll.9.). We zien hier bij de drop step dat door de overshift een verandering van de drivehoek ontstaat, de extra tijd, die de verdediger nodig heeft voor de drop step wordt volledig gecompenseerd door de extra tijd die de aanvaller nodig heeft i.v.m. de verandering in de drivehoek. 3. Paye: front foot to pivot foot. lk zal alleen de principes behandelen, waarvan het belangrijkste is het zodanig overspelen van de aanvaller dat hij zijn drive (of start van de dribble) begint in de tegengestelde richting van zijn pivotvoet. De voorste voet van de verdediger staat hier bijna tegen de pivotvoet van de aanvaller aan, de achterste staat hier ca. 80 cm achter. Als de aanvaller naar links wil gaan (voor hemzelf), zal hij een reverse pivot moeten maken (een cross-over step 1 is niet mogelijk), hetgeen tijd zal kosten en met een snelle 1-2 stap door de verdediger opgelost zal worden (diagr. lll.10.). De meest gebruikelijke richting voor de aanvaller zal dus naar rechts zijn en dan zegt Paye simpel, dat de linker voet van de verdediger 80 cm. dichter bij de basket staat dus in een voordelige positie t.o.v. de aanvaller (diagr. lll.11.). Een bijkomend voordeel van deze stand is dat de verdediger zo dicht op de aanvaller staat dat een schot bijna onmogelijk is.
15
Er kleven ook een aantal vraagtekens aan deze methode: - Hoe herken je de pivotvoet bij een parallelstop (dus voeten van de aanvaller naast elkaar? - De regel van Paye: force him away from his pivot foot is vaak tactisch niet juist, omdat in het tactische concept vaak een man naar het midden óf naar buiten gedwongen moet worden, onafhankelijk van zijn pivot voet. D. Smith laat de aanvaller bij voorbeeld naar buiten channelen, Knight laat de aanvaller naar het midden leiden. Hoewel soms zeer theoretisch, dus praktisch vaak bezwaarlijk, komt het mij voor dat de bovengenoemde denkbeelden zeer interessant zijn en in ieder geval het denken over deze zaken op gang brengt. Technisch gezien neig ik, omdat ik niet zo'n voorstander van overplay ben, naar de simpele oplossing van Kloppenburg; hierbij moet men gewoon zorgen dat de verdediger in topconditie is. Verder denk ik, dat de verdediger nooit een penetratiedribble moet toestaan en als het toch gebeurt, liever naar het midden (en dus niet langs de baseline) omdat de hulp van de andere verdedigers dan groter is. Ad. 2.B. De aanvaller dribbelt
Deze houding (men kan nauwelijks spreken over houding) wordt door Adams pointing stance genoemd. Enkele opmerkingen over de houding en beweging van de verdediger zijn: 1. De voetenbasis moet zo breed mogelijk blijven, in ieder geval mogen de voeten niet aangesloten worden of elkaar kruizen. 2. De voet, die zich het dichtst in de bewegingsrichting bevindt, verplaatst zich het eerst (zie ook ook diagr. lll.3.); we zagen zo iets al bij de start van de dribble. Men zegt dat de verdediger zich verplaatst met zgn. slide steps (glides). Kloppenburg spreekt van shoulder slides, ook 5 wel van "3 inch slides", dus slides van 8 cm. Ik denk dat de slides zo klein mogelijk moeten zijn, dit i.v.m. de wendbaarheid; de lengte van de slides is ín de praktijk ca. 70 cm. en de 3 inches van Kloppenburg begrijp 16
ik dus niet. In ieder geval moeten de slides comfortabel zijn. Healey en Hartlex komen met een merkwaardige theorie ivm de glide step. beide voeten moeten bijna gelijktijdig bewegen waardoor een huppende (hopping) beweging zal ontstaan. Ook spreken zij van het aansluiten van de voeten. Ik denk dat dit niet goed is, hoewel vaak zeer goede verdedigers huppen. Paye wil na de start van de dribble dat de verdediger van de staggered stance in een parallel stand komt. Dit is een goede, maar moeilijke techniek en is noodzakelijk om de penetratie-dribble te voorkomen. Kloppenburg spreekt van toe-heel alignement, hetgeen de parallelstand benadert. 3. De verdediger moet laag volgen (nose in chest), dus in de knieën is een hoek van ca. 100°. 4. De voorste hand (pointing hand, inside hand) moet laag zijn. Adams wil de handpalm naar de bal laten wijzen, dus zijwaarts. Knight wil, dat de handpalmen open, dus naar boven gericht zijn. Adams' methode lijkt mij beter. interessant is de gedachte van Peterson (Billy-Milano): de pointing hand moet zich op de hoogte van de knieholte van de dribbelaar bevinden, af en toe de knieholte aanrakend, om: - De goede afstand tot de dribbelaar te handhaven. - De cross-over dribble te voorkomen; daardoor moet een moeilijker techniek dan de cross-over dribble gebruikt worden, hetgeen meer balverlies veroorzaakt. - Irritatie bij de aanvaller te veroorzaken. De achterste hand (outside hand) moet zich op schouderhoogte bevinden, dit om een bouncepass of lob-pass uit te lokken, welke langzame passes zijn, dus gemakkelijker op te reageren door de verdedigers. Knight laat met de outside hand acties naar de bal uitvoeren, dit zou minder fouten opleveren. Ik denk dat de inside hand eventuele acties naar de bal moet uitvoeren; dit wordt door Kloppenburg "inside hand dig" genoemd. Deze “inside hand dig” is dus een agressievere wijze van verdedigen dan als de hand alleen maar de knieholte raakt. Toch moet ervoor gewaakt worden dat er teveel acties met de armen en handen gedaan worden; het verdedigen gebeurt in de eerste plaats met de voeten en de verdediger moet de handacties slechts af en toe toepassen om de aanvaller angst aan te jagen. Het nadeel van teveel handbewegingen is: -
De verdediger wordt gemakkelijker gepasseerd omdat het lichaamsgewicht zich dan vaak te veel op de voorste voet bevindt, Het risico van persoonlijke fouten is groot. D. Smith laat het afhangen van de kwaliteit van de verdediger; verdedigers met "snelle handen" kunnen het af en toe doen. Ik denk dat deze zienswijze juist is.
5. Het bovenlichaam moet rechtop zijn. 6. Het hoofd moet rechtop zijn. 7. De afstand tot de aanvaller is een armlengte.
17
8. Tijdens de dribble moet de aanvaller altijd een halve man overspeeld worden, .en wel aan de balkant; in combinatie met de toeheel alignement voorkomt dit de penetratie-dribble. D. Smith spreekt t.a.v. het voorkomen van de penetratie-dribble dat de dribbelaar gedwongen moet worden tot een 45° hoek, d.w.z. de dribbelaar mag nooit naar de basket dribbelen, maar gedwongen worden tot een dribble, welke een hoek van 45° maakt met de bal-basket (diagr.lll.12.). Dit 45° principe is een goed streven, en komt er op neer dat de dribbelaar altijd in de perimeter blijft. Tijdens het verdedigen van de dribbelaar zien we dus steeds weer de pressie op de bal; de aanvaller moet meer bezig zijn met het beschermen van de bal dan met werkelijk aanvallende acties en alle verdedigingstechnieken moeten daarop gericht zijn. Zoals gezegd moet de dribbelaar bij het overnemen gedwongen worden tot een moeilijker techniek dan de cross-over dribble i.v.m. het balverlies. Ook heeft het tegengaan van een cross-over dribble een tactische reden; juist dan zijn er zeer goede verdedigingsstunts (bv. run and jump) mogelijk, vooral bij een reverse dribble. Technieken van overnemen van de bal voor de dribbelaar zijn: - De cross-over dribble, die dus geëlimineerd moet worden (zie boven) - De between-the-legs dribble - De behind the back dribble - De reverse dribble, deze is de meest toegepaste van de vier. De meest gebruikelijke wijze om deze laatste drie technieken te verdedigen is een drop step maken en weer te volgen. Dit is een moeilijk en belangrijk moment voor de -verdediger omdat hij zijn positie t.o.v. de dribbelaar weer moet herstellen, nl. een halve man overspelen; de verdediger moet dus een grotere afstand dan de aanvaller afleggen en dit vereist na de drop step twee of drie snelle slides. Zowel Healey en Hartley als Knight propageren na de reverse dribble eerst een retreat step (zie start van de dribble) om niet in de rug van de aanvaller te belanden. De verdedigingstechniek die gebruikt moet worden zal zeer afhankelijk zijn van de fysieke kwaliteiten van de verdediger, en de retreat step kan een goed hulpmiddel zijn. Extra technieken om het overnemen te verdedigen zijn: a. De flick-techniek, dit is de bal achter de verdediger om weg te slaan. Na b.v. de reverse dribble kan de verdediger achterlangs mee stappen (grote stap) en de bal weg slaan. 18
b. Het nemen van de charge. Dit is een techniek waarbij min of meer gegokt moet worden op welk moment de verdediger zal overnemen; op het moment van overnemen dus van richtingsverandering, moet de verdediger een zodanige positie t.o.v. de dribbelaar innemen door middel van een drop step en een paar snelle slides, dat de aanvaller a.h.w. door de verdediger heen gaat, en dus een aanvallende fout maakt. Deze twee technieken moeten bij verrassing uitgevoerd worden, ze moeten slechts sporadisch toegepast worden vanwege de grote risico’s. Als ze met sukses toegepast worden zullen ze grote angst bij de dribbelaar te weeg brengen. Bij het behandelen van het begrip penetratie zagen we reeds dat de bal niet inside mag komen. Om de penetratie-dribble tegen te gaan, zijn twee manieren gebruikelijk, sterk afhankelijk van het verdedigings- systeem dat wordt gehanteerd (zie ook opmerkingen aan het eind van dit hoofdstuk), nl.:
a. Een technische methode, de dribbelaar een halve man overspelen, dus in feite tussen de bal en de basket verdedigen. Dit is een agressieve en moeilijke techniek, welke ik prefereer b. Een tactische methode, d.m.v. channeling de dribbelaar naar buiten en langs de zijkant te leiden (funneling). De techniek is niet zo agressief maar goed toe te passen door mindere verdedigers. De methode gaat als volgt: de verdediger moet zich onder een lijn door de dribbelaar evenwijdig aan de achterlijn plaatsen en zich ter hoogte van de dribbleschouder van de aanvaller bevinden (diagr.lll. 13.). Hij leidt a.h.w. de dribbelaar enhij moet ervoor zorgen dat de dribbelaar niet gemakkelijk van richting zal kunnen veranderen, dus niet gemakkelijk b.v. een reverse dribbel zal kunnen maken. Ad.3. Het verdedigen van de aanvaller, die zijn dribble beëindigd heeft. Als de aanvaller zijn dribble stopt, is hij zeer kwetsbaar; het enige wat hij nog kan doen is schieten of passen. Beide moeten voorkomen of in ieder geval moeilijk gemaakt worden. De aanvaller moet zo dicht mogelijk benaderd worden, en dit gebeurt d.m.v. een attack step. Deze verdedigingshouding wordt door Kloppenburg maximum pressure, ook wel belly-up genoemd; andere benamingen zijn pressure stance (deze benaming gebruik ik) of stick stance (Adams).
19
De houding is als volgt: 1. Dicht op de aanvaller. 2. De voetenstand is wijder dan die van de aanvaller dit om een stap langs de verdediger te voorkomen (diagr. l ll.14.). Adams beveelt de patter step (active feet) in deze positie aan, dus de hielen moeten actief op en neer bewogen worden. 3. De knieën zijn iets rechter (ca. 150°); dit moet wel want vooral in de pressure stance wordt tracing the ball erg belangrijk omdat het passen dan juist voorkomen moet worden en de aanvaller zal meestal een overhead pass proberen. De verdediger mag niet helemaal rechtop staan omdat de mobiliteit. Na de pass groot moet zijn; na de pass moet de verdediger meteen een nieuwe Actie inzetten, nl. het zgn. jump toward the ball. Op dit jump toward the ball wordt later teruggekomen in het hoofdstuk over help defense omdat dit feitelijk behoort bij het verdedigen van de aanvaller zonder bal, natuurlijk behoort dit in deze paragraaf thuis; ik sprak in hoofdstuk 1 al over sommige moeilijkheden met de methodische indeling, dit is kennelijk zo'n discrepantie. 4. Het lichaam moet rechtop zijn, zo dicht mogelijk tegen de tegenstander, vandaar de benaming belly up. 5. De armen en handen moeten de bal volgen, het passen moet bemoeilijkt worden en de verdediger staat hiervoor in een ideale positie. Als de aanvaller een reverse pivot maakt, om de bal te beschermen, is dit al zeer goed voor de verdediging want een penetratie pass is dan bijna onmogelijk Sommige auteurs spreken wat betreft de armhouding over een windmill-beweging; tracing the ball is een betere techniek en benaming, omdat dit een duidelijke bedoeling aangeeft. ln ieder geval mag in deze positie geen persoonlijke fout gemaakt worden. We zagen dus dat als de aanvaller zijn dribble beëindigt, onmiddellijk de pressure stance moet worden ingenomen. Op dat moment roept de verdediger in de pressure stance "pressure" en dat is het teken voor de andere verdedigers om hun man te allen tijde te overspelen: de overige verdedigers komen in een denial stance, waardoor de pass zeer moeilijk wordt. Dit moet altijd gebeuren, om: -
Een jumpball te forceren (5 seconden). De aanvallers uit hun georganiseerde aanval te halen, het ritme van de aanval te breken.
De aanvaller kan na het beëindigen van de dribble niet alleen passen, maar ook schieten (dit kan natuurlijk ook als de aanvaller nog niet heeft gedribbeld). Als de aanvaller schiet zijn er twee manieren om hem te verdedigen, afhankelijk weer van de filosofie van de coach en, nog belangrijker, van de kwaliteit van de verdediger. 20
a. De verdediger moet in ieder geval dicht op de aanvaller staan (pressure stance) en dan is het al zeer moeilijk om tot een schot te komen. De schutter moet de bal omhoog brengen, hetgeen zeer lastig ís, hij wordt dan min of meer tot een fade away jump schot gedwongen. Ook moet de verdediger tijdens het schot de handen hoog houden, waardoor het uitzicht van de schutter wordt bemoeilijkt. Deze methode, het uitzicht belemmeren, kan goed uitgeoefend worden in de pressure stance, in de ready stance (één armlengte afstand) werkt het veel minder. Voordelen van deze methode zijn: -
Minder persoonlijke fouten Goede positie voor de verdedigingsrebound (het uitblokken) omdat de verdediger nog contact met de grond heeft en de aanvaller niet.
b. Een andere methode om het schieten te verdedigen is het schot proberen te blokken. Dit is een moeilijke techniek, welke een zeer goede timing vereist. Deze manier kan onderverdeeld worden in: -
-
Het normale blokken, d.w.z. de bal te blokken als de schutter op zijn hoogste punt tijdens het schot is, en de bal de hand van de schutter gaat verlaten of al verlaten heeft. De schotblokkers moeten dus goede springers zijn en zij moeten pas springen, dus contact met de grond verliezen, als de aanvaller al het contact met de vloer verloren heeft; dit houdt meteen in dat de sprong zeer explosief moet zijn. De zgn. low block, welke vooral wordt toegepast door kleinere verdedigers of door verdedigers die niet zo hoog springen. Hierbij wordt de bal met het omhoog brengen tijdens het schot uit de handen van de aanvaller geslagen. Deze methode wordt meestal toegepast in de ready stance, dus wanneer er nog ruimte is tussen de aanvaller en de verdediger of tijdens de attack step naar de pressure stance.
Nadelen, vooral van het hoge blok, zijn het risico van de persoonlijke fouten en de minder goede positie voor de verdedigingsrebound, het uitblokken (niet te verwarren met het schot blokken) van de aanvaller is niet mogelijk. Vele coaches prefereren de eerste methode, ik geef de voorkeur aan de tweede, omdat deze veel agressiever is. Een geblokt schot geeft zo'n mentale dreun aan de aanvaller, dat deze later in de wedstrijd angst gaat vertonen en vaak óf zeer geforceerde schoten gaat lossen óf niet meer schiet wat natuurlijk zeer voordelig voor de verdediging is.
21
Ad. 4. Het verdedigen van de aanvaller die de bal ontvangt, terwijl de verdediger in een denial stance of in help-positie was. We kunnen hier twee situaties onderschieden: 1. De perimeter-aanvaller ontvangt de bal, terwijl de verdediger in een denial stance staat (diagr. lll.15.). De verdediger moet dan zo snel mogelijk zijn slechte positie t.o.v. zijn man (met de bal) herstellen; dit is niet zo moeilijk en de verdediger komt dan in de ready stance. 2. De verdediger A staat in een help-positie, bv. als de center de bal heeft (diagr. lll.16.). Als de center nu naar aanvaller 1 passt (de man van A), moet verdediger A zijn positie t.o.v. 1 herstellen. Hij moet dit zo snel mogelijk doen door naar de aanvaller toe te sprinten, terwijl het laatste gedeelte van de af te leggen weg uitgevoerd moet worden met het lichaamsgewicht op de achterste slide steps voet houdend. Deze slide steps met het lichaamsgewicht op de achterste voet gebeuren omdat de verdediger dan niet verrast kan worden door een drive naar de basket. De verdediger mag dus niet de volle afstand sprinten of omhoog gaan als de aanvaller een schotbeweging maakt, hij is dan te kwetsbaar voor de drive. Dit teruggaan naar de aanvaller wordt door Adams close out genoemd, door Kloppenburg close down. Deze termen spreken elkaar een beetje tegen, temeer omdat het terugvallen naar de center (als deze de bal heeft), door Adams covering down wordt. Om misverstanden te voorkomen lijkt het mij het beste het snelle benaderen van de eigen man, als deze de bal ontvangt close out (naar Adams) en het terugvallen op de center collapsing te noemen. Het is duidelijk dat de close out manoeuvre voor de verdediger moeilijk is. Als hulpmiddel is te gebruiken: geen close out manoeuvre in een rechte lijn naar de aanvaller, maar naar een bepaalde zijde van de aanvaller te maken, de aanvaller a.h.w. overspelend (diagr. lll.17.). Dan is het meest waarschijnlijke een eventuele drive-route langs de andere kant bekend, waarop de verdedigers) dan kunnen anticiperen. In mijn verdedigingsfilosofie moet deze close out manoeuvre zodanig plaats vinden, dat de aanvaller alleen maar de mogelijkheid van een drive naar binnen zou kunnen maken, dus in ieder geval niet langs de baseline.
22
Nog enkele opmerkingen, die deels al gemaakt zijn, deels ook gelden voor de volgende hoofdstukken. 1. De behandelde technieken gelden in algemene zin. De coach zal op trainingen de technieken steeds moeten aanpassen aan de individuele capaciteiten (vooral lichamelijke mogelijkheden) van zijn spelers. ln de wedstrijden krijgt de coach ook te maken met de individuele capaciteiten van de tegenstander bv. snelheid en sprongkracht en de spelers moeten zich in de techniek en tactiek) aanpassen. Ook is er verschil door de posities op het veld, bv. guard, forward, en de algemene techniek behoeft dan ook aanpassing. 2. In het leerproces (voor oefeningen zie volgend hoofdstuk) zal zorgvuldige aandacht aan de juiste, technische uitvoering besteed moeten worden. Onnauwkeurigheden mogen absoluut niet getolereerd en moeten onmiddellijk 3. De benaming ball side-help side is niet helemaal juist. Ook de verdediger van de man met de bal is een help-verdediger, hij moet namelijk het passen beletten door middel van het trace the ball principe en geeft zo belangrijke hulp aan de verdediger van de potentiële balontvanger. 4. De manier van individuele verdediging hangt ook af van de totale verdedigingsfilosofie. Zoals al gememoreerd is zijn er globaal twee mogelijkheden. A. De eerste methode, bv. door Knight aangehangen en overeenkomend met de ball side- help side gedachte, is als de aanvaller met de ball penetreert (dit moet zoveel mogelijk voorkomen worden), deze penetratie te laten geschieden naar het midden, met de gedachte dat daar de meeste hulp aanwezig is (diagr. lll.18). De baseline drive mag hier nooit gedaan worden. B. De tweede methode, aangehangen door D. Smith e.a., staat nooit een penetratie naar het midden toe, met de achterliggende gedachte dat de aanvaller daar juist in een gebied komt, waar hoog percentuele schoten mogelijk zijn èn de aanvaller ook in een ideale situatie komt om te passen (hij is dan slechts één pass verwijderd van alle aanvallers). In deze methode moet de aanvaller met de bal naar en langs de zijkant gedwongen worden (funneling) en een baseline drive is evt. toegestaan (diagr. lll.19.).
23
Het voordeel van deze methode is dat er duidelijk een help side gecreëerd wordt, wat dus voor de help-verdedigers (off-the-ball verdedigers) gemakkelijk is. Bovendien is het zeer moeilijk om een continue aanval tegen deze verdedigingsmethode te spelen omdat de bal moeilijk van de ene zijde van het veld naar de andere zijde getransporteerd kan worden. lk heb altijd (ook in dit werkstuk) de eerste methode toegepast, maar ook de tweede methode is zeer goed toepasbaar. Alleen het principe van funneling zal op een agressieve wijze toegepast moeten worden. Het is duidelijk dat het aanhangen van één van deze methoden verregaande consequenties zal hebben voor de individuele verdedigingstechnieken (hier wordt later nog op teruggekomen).
24
Hoofdstuk 4: oefenstof voor bij hoofdstuk 3 Bij het aanleren van de juiste verdedigingstechniek moet er op gelet worden dat het langzaam en overzichtelijk gebeurt en dat elke fout direct gecorrigeerd wordt. Vermoeidheid mag dan geen rol spelen en het aanleren zal meestal aan het begin van de training plaatsvinden. Kloppenburg doet dit aanleren van de verschillende verdedigingstechnieken d.m.v. zgn. mass drills (zie diagr. lV.1.). Bij de beschrijving van deze oefeningen besteed ik weinig aandacht aan de organisatie. Deze is uiteraard zeer belangrijk en ik laat dat aan de lezer zelf over. Tijdens mijn trainingen laat ik meestal de organisatie van de oefeningen aan de spelers zelf over (vaak de captain); ik denk dat dit een goede zaak is want in de wedstrijd moeten de spelers ook zeer zelfstandig beslissingen nemen en organiseren.
OEFENING 1 Deze oefening betreft het aanleren van de verschillende technieken. De organisatievorm: de coach staat voor de spelers, die zich in rijen hebben opgesteld; er moet genoeg ruimte tussen de spelers zijn (diagr.lV.1.). Aan deze oefening komt geen bal te pas. a. op een verbaal signaal van de coach, b.v. "ready stanee", "pressure stance", komen de spelers in de resp. verdedigingshouding. b. op een signaal van de coach (verbaal of een handteken) maken de spelers één slide achterwaarts; later drie slides achterwaarts. c. idem met voorwaartse slides d. idem met zijwaartse slides (links of rechts) e .idem met dropstep Als dit wordt beheerst, moet de snelheid en het aantal opgevoerd worden, bv. gedurende 30 sec.; dit kan gebeuren op tekens van de coach of met een dribbelaar voor de groep, welke de groep moet volgen. Nu volgen een aantal oefeningen, die ik zelf veel toepas. Ik begin met oefeningen zonder bal; deze oefeningen gebeuren vooral in het voorseizoen, waarbij ze als techniek- en conditietraining dienen.
25
OEFENING 2 De spelers beginnen op de baseline. Meestal kunnen niet alle spelers tegelijk deze oefening doen, er wordt dan in 2 groepen gewerkt. De oefening duurt een halve minuut en wordt 4 à 5 maal herhaald, telkens met een halve minuut rust; tijdens de rust van de ene groep werkt de andere groep dus. Als dit gebeurd is (zo'n serie noem ik een blok), dan krijgen de spelers een iets langere rust-1 à 1 1/2 minuut-en dan volgt een nieuw blok (van 4 à 5 oefeningen). De totale oefening bestaat uit 4 blokken. Blok 1: De spelers staan dus op de baseline in de ready stance. Op signaal starten zij met achterwaartse slides met het rechter been voor. T.h.v. de vrije worplijn, de middenlijn en de andere vrije worplijn maken zij een of twee agressieve stappen (slides) voorwaarts terwijl dan ook een felle handbeweging naar de (denkbeeldige) bal gemaakt wordt. Bij de andere baseline aangekomen sprinten de spelers terug naar het beginpunt en starten weer met de achterwaartse slides (diagr. lV.2.). Blok 2: idem achterwaartse slides met linkerbeen voor. Blok 3: idem, zijwaartse slides. Blok 4: idem, achterwaartse slides maar na elke 3 slides moet er een drop step gemaakt worden (er wordt dan dus van been gewisseld). Dus: Blok1 (4x ½ min) – 1 á 1 ½ min rust - Blok2 (4x -1/2 min) - 1 à 1 1/2 min. rust - Blok3 (4x 1/2 min.) - 1 à 1 1 ½ min rust Blok4 (4x 1/2 min.). OEFENING 3 De spelers beginnen nu op de baseline of op de middenlijn; er wordt in blokken gewerkt, net zoals de vorige oefening. Blok 1: achterwaartse slides met het rechterbeen voor, over het halve veld; dan een sprint terug naar het beginpunt (diagr. lV.3.). Dit gebeurt weer gedurende een halve minuut, daarna een halve minuut rust; deze oefening wordt 4 maal herhaald. Dan 1 à 1 1/2 minuut rust. Blok 2: idem, nu het linkerbeen voor. Na 4 maal deze oefening weer 1 à 1 1/2 minuut rust. Blok 3: idem, bij zijwaartse slides . Tussen blok 3 en 4 weer 1 à 1 1/2 minuut rust. Blok 4: idem, met achterwaartse slides, maar na elke drie slides moet een drop step worden gemaakt.
26
OEFENING 4 Gedurende deze oefening bewegen de spelers zich tussen twee lijnen, welke zich op ca. 6 meter afstand bevinden (diagr.lV.4.). We krijgen nu 3 blokken, tussen elk blok 1 à 1 1/2 minuut rust. Blok 1: zijwaartse slides tussen de twee lijnen; deze oefening wordt 4 maal herhaald, gedurende een halve minuut met ertussen een halve minuut rust. Blok 2: idem, nu moeten er voor- en achterwaartse slides met het rechter been voor worden gemaakt tussen de 2 lijnen. Blok 3: idem, maar nu met het linker been voor.
OEFENING 5 ln deze oefening maken de spelers alleen maar zijwaartse slides en moeten de leider (ook een speler) volgen gedurende een halve minuut. In de beginpositie staan alle spelers opgesteld op de middenlijn en de leider heeft zijn gezicht gericht naar de groep (diagr. lV.5.); deze leider maakt de zijwaartse slides in hoog tempo, naar links en rechts, plotseling van richting veranderend. Na een halve minuut arbeid volgt een halve minuut rust, waarin een andere speler leider wordt, alle spelers worden eenmaal leider.
27
OEFENING 6: Zig-zag drill Deze oefening vindt plaats op het halve veld met dezelfde organisatievorm als in oef. 3 (diagr. lV.6.); sommige spelers beginnen dus op de baseline en sommige op de middenlijn. Er wordt tussen 2 verticale lijnen gewerkt. Blok 1: De spelers maken schuin achterwaartse slides en bij een verticale lijn gekomen wordt een drop step gemaakt en een verandering van richting vindt dan plaats. Aan de middenlijn (resp. achterlijn) gekomen, wordt een sprint naar de beginpositie gemaakt en dan wordt weer gestart met de slides. Dit gebeurt weer een halve minuut met een halve minuut rust (waarin meestal een andere groep werkt). Dit blok wordt 4 maal herhaald met tussen elk blok 1 à 1 1/2 minuut rust.
OEFENING 7 De groep spelers stelt zich in een hoek (A) van het veld op; de spelers werken over het hele veld. Op de baseline, middenlijn en andere baseline worden zijwaartse slides gemaakt, op de zijlijnen worden achterwaartse slides gemaakt (diagr. lV.7.). Bij de andere hoek van het veld (B) aangekomen, wordt een sprint langs de zijkant van het veld gemaakt (naar punt C). Na de sprint wandelt de speler weer naar het beginpunt A terug. Nr. 2 start, als nr. 1 na zijn zijwaartse slides bij de eerste hoek (C) is aangekomen, enz. Deze oefening moet 3 minuten duren en wordt 3 maal herhaald, met een pauze van 1 à 1 1/2 minuut.
De oefeningen 2 t/m 7 worden zonder bal uitgevoerd en zijn zeer vermoeiend. Het betreft vnl. verdedigend voetenwerk t.o.v. de dribbelaar en er dient constant gecorrigeerd te worden (zie techniek). Nu volgen een aantal oefeningen met de bal.
28
OEFENING 8: Driving line Er wordt in paren (aanvaller en verdediger) gewerkt, de paren stellen stellen zich in de perimeter op (diagr. lV.8.). Er werkt één groep tegelijk. a. de aanvaller staat in triple threat positie en moet proberen te scoren, terwijl ten hoogste 1 dribble toegestaan is. b. idem, maar er zijn ten hoogste 2 dribble: toegestaan. c. de groepen stellen zich dichter bij de basket op. Idem, maar er is geen dribble toegestaan (pressure stance); d.i. in feite geen driving line.
OEFENING 9: 1-1 De aanvaller start in de perimeter (triple threat positie) en speelt 1-1 tegen de verdediger (diagr. lV.9.). Na de verdedigingsrebound of een interceptie wordt er van functie gewisseld.
OEFENING 10: 1-1, met derde man Oefening 9 kan ook met 3-tallen worden gedaan. De derde man kan worden ingeschakeld als passer, dus de aanvaller kan de derde man gebruiken als hij in moeilijkheden verkeert (diagr. lV.10.). Na een doelpunt wordt de verliezer- de nieuwe passer en de passer wordt verdediger (er kan ook op andere wijzen van functie worden gewisseld)
29
OEFENING 11: Zig-zag drill Deze oefening gebeurt van baseline tot baseline met een aanvaller en een verdediger; de groep werkt tussen 2 verticale lijnen (ca. 6 meter uit elkaar). De aanvaller dribbelt, terwijl de verdediger de aanvaller volgt (op balkant! ); bij de verticale lijn gekomen verandert de aanvaller van richting, meestal een reverse dribble, en de verdediger moet dus een drop step met een paar snelle slides maken om zijn positie weer te herstellen (diagr. lV.11.). Deze oefening is zeer bekend en technieken als flicking, charging en stealing kunnen bij deze oefening toegepast worden.
OEFENING 12 Zig-zag drill plus 1-1 Deze drill lijkt op de zig-zag drill, maar vindt nu plaats tussen de zijlijn en mediaanlijn (lijn basket - basket). De aanvaller en verdediger starten t.h.v. het verlengde van de vrije worplijn, doen de zig-zag drill en bij het verlengde van de andere vrije worplijn gekomen wordt er 1-1 gespeeld en kan de aanvaller scoren. De groep heeft dan het hele gebied beneden de vrije worplijn tot zijn beschikking (diagr. IV. 12.).
OEFENING 13: vanaf de middenlijn 1-1 Bij deze oefening starten de aanvaller en de verdediger vanaf de middenlijn, de aanvaller probeert te scoren. Dit is dus zuiver een oefening tegen een dribbelaar (diagr. lV.13.).
30
OEFENING 14: Close out drill De aanvaller staat op de vrije worplijn, de verdediger met de bal op de baseline. De verdediger geeft een bounce pass aan de aanvaller en maakt een close-out manoeuvre naar de aanvaller (diagr. IV. 14.). De aanvaller kan schieten of een drive maken. Na het schot : rebound!
OEFENING 15: Close out drill De verdediger staat op het midden van de bucketlijn. Aan de andere kant van de bucket op de baseline staat de aanvaller met een bal. De aanvaller rolt de bal naar de vrijeworplijn, loopt achter de bal aan en pakt hem op t.h.v. de vrije worplijn; hij mag dan schieten of een drive maken. Op het moment van rollen start de verdediger en moet eerst de baseline aantikken voordat hij de aanvaller kan verdedigen, hij moet dus vanaf de baseline een close out-manoeuvre maken (diagr. lV.15.).
OEFENING 16: Agressiviteits drill Twee spelers staan op de baseline op het snijpunt met de bucketlijnen. De coach staat onder het bord met een bal en rolt de bal het veld in; op dat moment moeten de twee spelers de bal proberen te bemachtigen (diagr. lV.16.). De speler die de bal bemachtigt, wordt aanvaller, de andere wordt verdediger en zij spelen 1-1 op de basket, waar de coach staat.
31
Hoofdstuk 5: Het verdedigen van de aanvaller zonder bal op ball side in het achterveld ln de terminologie van Kloppenburg e.a. kan men van off-the-ball defense spreken. ln de praktijk zal in de perimeter de situatie met de guard en de forward het belangrijkst zijn. Twee mogelijkheden zijn hier te onderscheiden, nl. de guard heeft balbezit of de forward heeft balbezit.
1. De guard heeft bal bezit In de klassieke methode stond de verdediger van de forward gewoon tussen zijn man en de basket; dit principe nu is geheel verlaten. ln de agressieve verdediging wordt de guardforward pass als een penetrerende -dus gevaarlijke- pass gezien, die voorkomen, in ieder geval bemoeilijkt, moet worden. Een andere reden om deze pass te voorkomen is dat de aanval vaak begint met een guard-forward pass en als deze bemoeilijkt wordt, wordt de start van de aanval bemoeilijkt, in ieder geval de timing ervan. De verdediger van de forward moet nu in de passlijn verdedigen, staat dus min of meer tussen de bal en zijn man (diagr. V.1.). Er zijn verschillende uitdrukkingen voor deze stand: overplay positie, denial stance, contesting the forward, fence stance, strong side, lane closure; ik gebruik meestal de term: denial stance. Deze denial stance is zeer belangrijk en moet volkomen beheerst worden. Beschrijving: 1. Karakteristiek (zie foto 4): de voorste voet (outside foot), de outside arm en het hoofd moeten zich in de passlijn bevinden. 2. De voetenstand. De voorste voet (in diagr. V.1. de rechtervoet) bevindt zich dus in de passlijn, de achterste voet tussen de aanvaller en de basket, waardoor als er geschoten wordt, de aanvaller d.m.v. een reverse pivot toch uitgeblokt kan worden (diagr. V.2.).
32
3. Het lichaamsgewicht bevindt zich op de voorste voet, waardoor als de aanvaller in de richting van de basket gaat, er snel afgezet kan worden op de voorste voet (push-off). 4. De knieën zijn minder gebogen dan we met de on-the-ball defense gezien hebben, maar toch gebogen want de verdediger moet zich snel kunnen verplaatsen. 5. De borst van de verdediger is naar de aanvallende forward gericht. 6. De voorste arm (outside arm of lead arm) is gestrekt en bevindt zich in de passlijn. 7. De lead hand is open, met de handpalm naar de bal gericht; de duim wijst naar beneden. Dit is zeer belangrijk i.v.m. het voorkomen van vingerblessures. 8. De achterste arm (vanuit diagr. V.2. gezien de linker arm) is gebogen en met de buitenkant van de hand moet contact gehouden worden met de aanvaller. Dit contact wordt brush contact genoemd en gebeurt met de buitenkant van de hand omdat er dan minder kans op persoonlijke fouten is. Peterson beveelt daarom niet hand contact maar onderarm contact aan. 9. Het bovenlichaam is weer rechtop. 10. De hoofdhouding is zeer belangrijk. Het hoofd moet zodanig worden gedraaid, dat de verdediger over zijn schouder vooruit kijkt in de richting van zijn lead hand; hij kan dan zowel de bal als zijn man zien (straight ahead vision). Kloppenburg en Adams spreken in dit verband over ear in chest, dus het oor is naar de borst van de tegenstander gericht. Peterson zegt hierover dat het hoofd gericht moet zijn naar de bal, omdat er toch al brush contact is. lk ben hier geen voorstander van, omdat het brush contact verloren kan gaan, de aanvaller zal niet steeds dezelfde positie behouden. We hebben al gezien dat het hoofd zich in de passlijn bevindt, het head in lane-principe. 11. De afstand. De afstand t.o.v. de tegenstander is niet groot vanwege het brush contact. Sommige verdedigers staan wel verder weg van de tegenstander, waardoor het vrijlopen voor de aanvaller moeilijker wordt (de aanvaller moet een grotere weg afleggen); de back door-cut (zie verderop) is dan echter gemakkelijker. Ik ben hier geen voorstander van omdat het kontakt met de aanvaller sneller verloren gaat. Het is echter wel zo, dat als de afstand tussen de aanvallende guard en de forward groot wordt, de afstand tussen de verdediger van de forward en de forward ook groter wordt, vanwege de eventuele hulp aan de verdediger van de guard. Het is nu bijna onmogelijk voor de guard met de bal een pass naar de forward te geven. De forward moet nu iets doen om vrij te komen; hij kan dit doen met behulp van een medespeler (screen), dit wordt later behandeld, en zonder hulp van een medespeler. Zonder hulp van een medespeler zijn de meest gebruikelijke technieken de in-out- beweging en de back door-cut. A. De verdediging op de in-out beweging,
Op de eerste stap van de forward in de richting van de basket moet de verdediger niet reageren, anders zou het vrijkomen te gemakkelijk zijn (de forward hoeft dan alleen maar terug te stappen om de bal te kunnen ontvangen). De aanvaller moet gedwongen worden om meerdere stappen te maken. De verdediger reageert pas op de tweede stap, door een 33
slide naar de basket te maken. Als de aanvaller terugkomt, de verdediger beweegt zich steeds in een denial stance, is het nog altijd lastig voor de forward de bal te ontvangen en hij zal zich meestal in de richting van de bal bewegen. Als de forward het verlengde van de vrij worplijn passeert, verlaat de verdediger de denial stance en gaat tussen zijn man en de basket (was: man-bal) spelen; de denial stance vindt dus plaats in het gearceerde gedeelte van diagr. V.3. Als de verdediger de denial stance zou handhaven in de situatie boven het verlengde van de vrije worplijn zou hij te kwetsbaar voor de back doorcut worden. De verdediger heeft zijn doel bereikt: de forward ontvangt de bal op een ongunstige plaats. Als stelregel moet gebruikt worden, dat de forward eerst tot een in-out beweging gedwongen moet worden voordat hij de bal überhaupt kan ontvangen; hij moet werken voor de bal. B. De verdediging op de back door-cut
Een andere, veel toegepaste aanvalstechniek is de back door-cut, het naar de basket snijden van de forward achter de verdediger langs. De back door-cut wordt met een speciale techniek verdedigd, het zgn. openen naar de bal. Dit openen vindt plaats op het moment, dat de verdediger het contact met zijn man verliest, dus als hij zowel brush contact als gezichtscontact verliest. Als hulpmiddel om te openen wordt door veel coaches de zijlijnen van de bucket aangegeven. Het openen naar de bal gebeurt door een reverse pivot op de achterste voet te maken; tegelijkertijd moet de verdediger een sprong naar achter maken om een lob pass tegen te gaan en weer handcontact met de aanvaller te krijgen. Het handcontact moet met de binnenhand (in diagr. V.4.met de rechterhand) gemaakt worden, de buitenarm moet omhoog wijzen om de lob pass te voorkomen. Een andere techniek (D. Smith) om de back door-cut te verdedigen is om ter hoogte van de bucketlijn, als het zicht op zowel de man als de bal verloren gaat, simpel het hoofd te draaien naar de andere kant en de andere arm te strekken l de linkerarm wordt dan de leadarm). waardoor de verdediger weer in een denial stance komt, nu naar de andere kant. lk vind dit niet goed omdat de aanvaller naar de andere kant van het veld verdwijnt, de helpside, en de verdediger dan ook "help side verdediger" moet worden in een zgn. "open stance". De gehele verdediging moet gericht zijn op de bal. De back door-cut kan ook een clear out-manoeuvre (een gedeelte van het veld vrij maken) voor de guard met de bal zijn, die dan gemakkelijker 1-1 kan spelen. Daarom moet de verdediger van de forward, die de back door-cut heeft gemaakt, na het openen thv de zijlijn van de bucket even blijven staan om eventueel hulp te bieden aan de verdediger van de guard. Deze manoeuvre behoort eigenlijk tot de help side verdediging, 34
welke later besproken zal worden, maar is zo natuurlijk in de verdediging van de back doorcut dat ik hem nu al heb genoemd. Het gevaar van een back door-cut is zeer gering bij een goede teamverdediging, nl.: 1. Door een goede individuele verdedigingstechniek van de verdediger van de forward, die de back door-cut maakt; de techniek is boven beschreven. 2. Door een goede verdediging op de guard met de bal. Vooral het principe van tracing helpt hier veel (hoofdstuk lll) en in dit verband kunnen we de verdediger van de aanvallende guard (met de bal) een helpverdediger noemen, nl. de hulp die hij geeft aan de potentiële bal ontvanger, hier dus de back door-cutter, door het passen te bemoeilijken. Adams spreekt in dit verband (de relatie tussen de verdedigers van de guard en de forward) over hand in glove. 3. Door de hulp van de verdedigers op help side; deze bestaat uit de pass naar de cutter te onderscheppen of een charge te nemen op de cutter (diagr. V.5.). Er zijn nog twee kritieke punten voor de verdediger van de forward, waarop steeds gewezen moet worden: -
-
Als de forward toch de bal ontvangt in de perimeter moet zijn verdediger -die in een denial stance stond onmiddellijk zijn ongunstige positie t.o.v. de forward met de bal herstellen (we zagen dit reeds in hoofdstuk lll). De verdediger speelt dan een normale verdediging op de man met de bal, zoals in hoofdstuk lll is besproken. Het is belangrijk in mijn filosofie dat, als er een penetratie-dribble plaatsvindt (deze moet zoveel mogelijk voorkomen worden), deze naar het midden gebeurt; een baseline penetratie is nooit toegestaan! als de forward de bal weer terug passt naar de guard moet de verdediger van de forward onmiddellijk weer in een denial stance komen (jump toward the ball).
2. De forward heeft balbezit. Als de guard de bal naar de forward passt, wat moet de verdediger van de guard dan doen? Hij moet na de pass meteen in de richting van de forward springen (jump toward the ball): dit gebeurt evenwijdig aan de lijn guard-forward met zijn voeten dicht op deze lijn (diagr. V.6.) en zodanig dat hij zowel zijn man als de bal kan blijven zien. Hij kan nu, - Zowel hulp bieden aan de verdediger van de foward, - Als ook een eventuele pass naar zijn man onderscheppen, in ieder geval bemoeilijken, waardoor de continuïteit van de aanval bemoeilijkt wordt. Gebruikeliik was dat de verdediger van de guard ook terugviel in de richting van de basket, om een pass naar het midden te beletten ldiagr. V.7.). lk geloof, dat de wijze van verdedigen, aangegeven in diagr. V.6., een betere vorm van verdedigen is en dat als de center de bal ontvangt, de verdediger van de guard altijd nog kan helpen. 35
Opmerkingen: 1. Als de center de bal heeft, moeten de verdedigers van de guard en de forward zo snel mogelijk terugvallen op de center om daar hulp te bieden; dit terugvallen wordt collapsing genoemd (diagr. V.8.). 2. Terloops heb ik al genoemd, dat één van de functies van de verdediger van de man zonder bal is hulp te bieden; dit geldt voor zowel de verdediger van de forward als van de guard. Als een aanvaller een penetratiedribble dreigt te maken (zie voorbeeld diagr. V.9.), dan kan de andere verdediger de aanvaller helpen af te stoppen. Als dit gebeurt is, moet hij weer zo snel mogelijk een correcte positie t.o.v. zijn eigen man innemen. Dit principe wordt help and recovery genoemd; ik zal dit uitgebreider in hoofdstuk Vll behandelen. 3. Er is in dit hoofdstuk een relatie gelegd tussen de verdedigers van de ball side guard, de ball side forward (en ball side center); deze relatie is al een grote stap in de opbouw van de verdediging.
36
Hoofdstuk 6: Oefenstof bij hoofdstuk 5 De denial stance aanleren doet Kloppenburg d.m.v. een mass-drill. ln ieder geval moet de stand eerst aangeleerd en steeds gecorrigeerd worden.
OEFENING 1: ln-out beweging De guard heeft de bal en de verdediger staat in een denial stance t.o.v. de forward. De forward beweegt nu langzaam inout en de verdediger moet op correcte wijze volgen (diagr. Vl.1.). Als de guard de bal naar de forward kan passen, doet hij dat; deze speelt dan weer terug.
OEFENING 2: In-out beweging De guard heeft weer de bal en de forward mag de bal alleen in het gearceerde gebied ontvangen (diagr. Vl.2.). De aanvallende forward probeert vrij te lopen. Als hij' de bal heeft ontvangen moet hij terugpassen naar de guard. Belangrijk is het niet reageren van de verdediger op de eerste stap van de aanvaller.
OEFENING 3 Zie oefening nr. 2, maar als de forward de bal ontvangt, mag hij 1-1 tegen de verdediger spelen; de verdediger moet dan een goede positie t.o.v. de forward innemen en nooit de baseline geven.
OEFENING 4: Back door-cut Deze oefenmg gaat hetzelfde als oefening 3, alleen het gebied waar de forward de bal mag ontvangen is uitgebreid tot aan de mediaanlijn (diagr. IV. 3.). De verdediger moet dus nu openen naar de bal als de aanvallende forward de bucketlijn is gepasseerd, en weer sluiten als de forward terugkomt. Dit is een zeer moeilijke oefening voor de verdediger
37
OEFENING 5: Denial plus 1-1 De oefening wordt nu uitgebreid tot de gehele ball side (half-court, diagr. Vl.4.). De verdediger moet opletten, dat als de forward het verlengde van de vrije worplijn is gepasseerd, hij niet meer in een denial stance verdedigt.
OEFENING 6: SIX POINTS (B Knight) De oefening begint aan een bepaalde kant (hier de linker kant). De forward moet aan die kant de bal ontvangen, de verdediger moet dit beletten; als de forward de bal ontvangt, moet hij terugpassen naar de guard. Op een gegeven moment dribbelt de guard naar de andere zijde; dan moet de forward door het lage postgebied naar de andere zijde snijden en daar weer proberen vrij te komen (de verdediger komt dan weer van een open stand in de denial stance). Als de forward dan de bal ontvangt, speelt hij 1-1 tegen de verdediger. Knight noemt deze oefening six points; de belangrijke punten in deze oefening zijn: 1. contesting the forward 2. openen naar de bal 3. het fronten van de low post 4. het sluiten aan de andere kant (denial stancel 5. het 1-1 verdedigen van de forward met de bal 6. de rebound na een schotpoging (diagr. Vl. 5.).
38
OEFENING 7 Deze oefening gaat als oefening 5, maar de guard krijgt nu ook een verdediger. Het is de bedoeling dat de forward de bal moet ontvangen en tracht te scoren, alleen het passen naar de forward is nu zeer bemoeilijkt (door tracing the ball). De verdediger van de guard moet nu, als de forward de bal ontvangt, een goede positie innemen (diagr. Vl. 6.). Deze oefening zal de verdediger van de forward veel zelfvertrouwen geven, want het passen naar de forward zal zeer veel moeite kosten.
OEFENING 8: 2-2 op ball side Er wordt nu 2-2 op ball side gespeeld, maar de aanvallers mogen niet van screens gebruik maken of posten. De aanvaller met de bal kan dus alleen maar 1-1 acties doen. Bij deze oefening nu wordt de help and recovery erg belangrijk (diagr. Vl. 7.).
39
Hoofdstuk 7: Het verdedigen van de aanvaller op helpside (in de perimeter) We spreken hier kortweg van help side defense. Dit houdt natuurlijk niet in dat de verdedigers op ball side niet helpen ( zie hoofdstuk V). In dit hoofdstuk worden vijf belangrijke principes besproken, namelijk.: l. Flat triangle (platte driehoek) ll. Jump toward the ball lll. Help and recovery IV. Help the helper V. Flotatie Sommige principes zagen we reeds eerder; ik behandel ze nu omdat ze in feite één geheel vormen. Ad. 1. Flat triangle De verdedigers op help side hebben twee problemen, hun man en de bal. In de eerste plaats moeten ze zich op de bal richten en bij een penetratie (dribble of pass) moeten ze onmiddellijk hulp kunnen verlenen. Hierbij is hun opstelling zeer belangrijk. Deze is in de buurt van óf in het inside gebied. D. Smith laat de help side verdediger zich met één voet in en één voet buiten de bucket opstellen. Des te verder de bal zich bevindt van de aanvaller, des te meer kan de verdediger zich opstellen in de bucket in de buurt van de mediaanlijn (helplijn). De meeste Amerikaanse coaches werken met het begrip flat triangle als hulpmiddel voor de help side verdediger om zich op te stellen; dit prefereer ik ook. De hoekpunten van de driehoek zijn de bal, de verdediger en zijn man (ball-you-man, diagr. Vll.1.). De basis van deze driehoek is de lijn ballman, ook wel line of the ball genoemd. De afstand van de verdediger t.o.v. zijn man (youman, al hangt af van de afstand van de bal tot de aanvaller; des te verder de bal weg is (één, twee of drie passes), des te groter is de afstand van de verdediger t.o.v. zijn man. ln ieder geval moet die afstand zodanig zijn, dat als de aanvaller de bal ontvangt, de verdediger hem gemakkelijk kan bereiken via een close out-manoeuvre; hieruit blijkt dat de afstand niet alleen afhankelijk is van de plaats van de bal op het veld, maar ook van de snelheid van de verdediger. De helpverdediger zal meestal een positie in de bucket innemen. De afstand van de verdediger tot de line of the ball lb) is niet groot. Er zijn coaches die praten over 1 stap afstand (Kloppenburg), Knight spreekt over 50 cm., Adams zegt 1 1/2 tot 3 stappen. lk vindt dat de afstand zodanig moet zijn dat er geen directe pass (dus alleen maar een lob pass) mogelijk moet zijn; hierdoor kan de verdediger weer op tijd bij zijn man zijn. De voornaamste reden van de niet te grote afstand is, dat als de man van de verdediger insnijdt, de verdediging t.o.v. deze man zo snel mogelijk moet kunnen geschieden (de verdediging van de insnijdende speler wordt in het hoofdstuk over de inside verdediging besproken).
40
De verdedigingshouding is als volgt (foto 5): 1. De voetenstand is evenwijdig aan de line of the ball (diagr. Vll.2.). Kloppenburg propageert de voetenstand evenwijdig aan de baseline.
2. De knieën zijn licht gebogen. Men heeft de neiging in deze stand rechtop te staan, vaak uit te rusten. De help side verdediger heeft zo'n moeilijke en omvangrijke taak, dat constant en onmiddellijk beslissingen genomen moeten worden; er moet steeds geanticipeerd worden op de bal en de man. Daarom moet de stand ook zodanig zijn, dat steeds snel bewogen kan worden. 3. Het bovenlichaam is rechtop. 4. Het hoofd moet in dezelfde richting als de voeten zijn, waardoor zowel de man als de bal gezien kan worden (straight ahead vision). Dit is zeer belangrijk en misschien wel het moeilijkste aspect van deze verdedigingshouding, omdat meestal de bal en de te verdedigen man in beweging zijn; de verdediger moet hulp kunnen bieden t.o.v. de bal maar hij blijft bijna altijd verantwoordelijk voor zijn man. 5. De ene arm wijst in de richting van de bal, de andere naar de man. Adams spreekt nu over pistol stance, ik spreek liever over open stand (i.t.t. denial stance). We hebben het nu over de Briian houding van de verdediger gehad. Deze hangen samen met de vele taken die de help side verdediger heeft nl.: a. t.o.v. zijn eigen man; 1. het verdedigen van de insnijdende speler (flash cut). 2. het onderscheppen van cross court passes. 3. als zijn man de bal ontvangt, het maken van een goede close out-manoeuvre. b. t.o.v. balpenetratie; 1. de dribblepenetratie. De mogelijkheden voor de help side verdediger zijn dan: de dribbelaar laten stoppen, de charge nemen, het schot blokken. ln het algemeen: de penetrator slechte beslissingen laten nemen. Men moet niet vergeten dat de dribbelaar in een gecompliceerde situatie terechtkomt; hoe moet hij deze oplossen? 2. De penetratiepass, bv. op een postende speler. De mogelijkheden voor de help side verdediger zijn nu: het onderscheppen van de pass en als de postende 41
speler de bal heeft ontvangen: de charge nemen. In ieder geval moet ook de postende speler in een moeilijke situatie gebracht worden. Als we naar de specifieke positie van de (help side) verdedigers kijk en kunnen we die in 3 gevallen onderscheiden. 1. De bal is op de guard positie. (bij aanvaller 1, diagr. Vll.3.). De verdediger van de weak side guard (2) valt terug om een mogelijke pass naar de hoge post te beletten, om bij een drive naar het midden van 1 hulp te kunnen bieden aan de verdediger van 1 en om een inside cut (het langs de eigen verdediger aan de kant van de bal snijden) van aanvaller 2 te beletten (we komen hier later op terug). De positie van de verdediger is 1 1/2 stap van de line of the ball om de guard-guard pass niet te makkelijk te maken. ln de meer agressieve verdedigingen (bv. Van D. Smith) wordt in deze situatie door verdediger 2 een denial stance toegepast, waardoor de horizontale pass, van guard naar guard, zeer moeilijk wordt. De verdediger van 4 staat in de bucket t.h.v. de zijkant van de bucket. Hij kan iets meer afstand van zijn man nemen dan verdediger 2. De verdediger van 3 staat natuurlijk in een denial stance en de verdediger van 1 verdedigt zodanig, dat als er een penetratiedribble komt (liever niet), deze naar het midden gebeurt. Ik ben uitgegaan van een opstelling met 2 guards. Als de aanval een opstelling heeft met één guard (bv. 13-1, diagr. Vll.4.), moet de verdediger van de pointguard zorgen, dat de pointguard uit het centrale gebied (gearceerde driehoek) verdreven wordt. Als dit niet zou gebeuren, zou de help side defense bijna onmogelijk zijn. Er moet m.a.w. een help side gecreëerd worden. de bal is op de forward positie (bij aanvaller 3, diagr. Vll.5), Als we naar de specifieke positie van de (help side) verdedigers kijken kunnen we drie gevallen onder2. De bal is op de forwardpositie (bij aanvaller 3, diagr. Vll.5.) De positie van de verdedigers van 3 en 1 is bekend (zie hoofdstuk V) De verdediger van de guard 2 kan terugvallen tot aan de helplijn of zelfs verder. De verdediger van forward 4 staat nu ongeveer in het midden van de bucket, op de helplijn.
42
3. De bal is in het inside gebied (diagr. Vll.6.). Deze situatie is zo dreigend, dat alle perimeterspelers terug moeten vallen in de bucket in de richting van de bal (collapsing).
Enkele opmerkingen tot slot: - Nogmaals: de positie van de help side verdedigers verandert iedere keer met de beweging van de bal èn de beweging van zijn man. Om beide in de gaten te houden is de straight ahead vision essentieel. - Alleen al de aanwezigheid in de bucket van de help side verdedigers werkt preventief: de aanvallers zullen minder snel penetreren. - Een ander voordeel van de positie van de verdedigers in de flat triangle is dat vele aangeraakte ballen (deflected) een prooi van de verdediging worden, omdat de positie van de verdediger meestal dichter bij de bal is dan de aanvaller. Ad. 2. Jump toward the ball Dit principe had ook bij de individuele verdediging van de man met de bal besproken kunnen worden en we zagen het ook reeds in hoofdstuk V (ball side defense). Als aanvaller 1 naar aanvaller 2 passt, moet de verdediger van 1 onmiddellijk schuin naar achteren in de richting van de pass springen (diagr. Vll.7.).Paye zegt hierover: de verdediger moet in één beweging eén stap naar de bal en één stap naar de basket maken. We kunnen hier de ontwikkeling t.o.v. het basketball van vroeger zien: toen moest de verdediger alleen maar terugvallen in de richting van de basket. De redenen van het jump toward the ball zijn: 1. De ball-you-man opstelling te verkrijgen. 2. Een verdediger mag nooit op een inside cut verslagen worden (bv. give and go) en dat is nu onmogelijk. 3. Ook staat de verdediger in een goede positie om weer snel bij zijn man terug te komen mocht deze de bal weer ontvangen (recovery). In diagr. Vll.7. zien we een voorbeeld met 2 guards. Dit principe vindt altijd plaats in elke situatie. Er moet hard op geoefend worden omdat het zeer slecht beheerst wordt in ons land. De verdedigers moeten altijd dichter bij de bal staan dan hun aanvallers.
43
Ad. 3. Help and recovery Tot nu toe is er over min of meer statische situaties gesproken, namelijk de positie van de helpverdediger. Vanuit deze positie moet hij hulp bieden. We komen nu aan het fameuze help and recovery. Help and recovery is feitelijk de hulp van de verdediger zonder bal bij een penetratie (meestal dribble) of een dreigende penetratie en daarna weer terugkeren naar de eigen man. De eigen man wordt losgelaten. Paye spreekt m.b.t. de hulp over closing the gap. De recovery is misschien wel het moeilijkst omdat de eigen man uit het oog verloren wordt en men bijna altijd verantwoordelijk blijft voor de eigen man. D. Smith zegt dat de helper zijn eigen man in het gezichtsveld moet houden; dit is in vele gevallen een onmogelijkheid. Peterson zegt: helpen kan iedereen, de recovery, dus het herstellen van de positie t.o.v. de eigen man, kunnen maar weinigen. ln de tweede alinea heb ik geschreven over penetratie of dreigende penetratie omdat daar ongeveer de grens ligt tussen help and recovery en rotatie (zie later). Laten we verschillende help and recovery situaties bekijken. We kunnen dribblepenetraties of passpenetraties onderscheiden 1. Dribblepenetratie. Bij de dribblepenetratie moet de verdediger, die het dichtst bij de verdediger van de man met de bal staat, hulp bieden; hij moet de dribbelaar helpen afstappen (zie verdediger 2 in diagr. Vll.8.). Voordat we enkele specifieke situaties bekijken zijn er nog een paar algemene opmerkingen belangrijk: - de dribblepenetratie moet natuurlijk zoveel mogelijk voorkomen worden, dit in de eerste plaats door de verdediger van de dribbelaar - in verband met de individuele verdediging van de dribbelaar spreekt D. Smith over een 45°-hoek (zie hoofdstuk lll). Dit is een fantastisch hulpmiddel. Als de verdediger van de dribbelaar hiervoor kan zorgen, zal de help and recovery-situatie zich alleen maar in de perimeter afspelen. Dit is natuurlijk zeer voordelig voor de totale verdediging, omdat de bal ver van de basket blijft. Als de penetratiedribble scherper is, dus meer in de richting van de basket, wordt de verdedigingssituatie veel moeilijker. - de help and recovery is een geweldig middel om een switch te voorkomen. ln mijn gehele verdediging komt, behalve bij de rotatie, geen switch voor. Hoewel in veel situaties, technisch tactisch gezien, de switch als hulpmiddel voor de verdedigers misschien beter is, heb ik twee argumenten waarom ik het niet toepas, namelijk de missmatch (situatie waarin een kleine verdediger een grote aanvaller of een zwakke verdediger een sterke aanvaller krijgt te verdedigen) wordt voorkomen en, wat veel belangrijker is, de verantwoordelijkheden van de verdedigers blijven altijd duidelijk. a. Help and recovery van guard naar guard (diagr. Vll.8.) Guard 1 maakt een penetratiedribble naar het midden en de verdediger van 2, vanuit helppositie, maakt slides in de richting van aanvaller 1. Hij moet dit direct naar de dribbelaar doen met zijn borst in de richting van de dribbelaar, zodat aanvaller 1 wel moet afstoppen, op straffe van een charge. We zien hier dat het bijna onmogelijk is voor de verdediger van 2 om de eigen man nog in de gaten te houden. 44
Als 1 de bal naar 2 passt, moet de verdediger van 2 zo snel mogelijk, met slide steps, naar zijn man terug (vlg. close out manoeuvre). Het wordt veel moeilijker voor de verdediger van 2 als 2 ook nog beweegt, bv. een back door-cut maakt. Een goed hulpmiddel voor de verdediging kan ook nog zijn de zgn. hedging-techniek. Hedging is een schijnbeweging. De verdediger van 2 maakt hierbij een schijnbeweging van 1 of 2 stappen in de richting van de dribbelaar 1, alsof hij een charge wil gaan nemen. Hierdoor stopt 1 vroegtijdig zijn dribble en verdediger 2 herstelt daarna onmiddellijk de positie t.o.v. zijn man. b. Help and recovery van guard naar forward. We hebben de situatie van diagr. Vll.9. al gezien in hoofdstuk V. De forward maakt een penetratiedribble (naar het midden) en de verdediger van de guard maakt de help and recovery-manoeuvre. c. Help and recovery van forward naar guard. Dit is een situatie die voorkomen moet worden, omdat hij uiterst gevaarlijk is voor de verdediging. Deze situatie wordt meestal tactisch al voorkomen omdat de verdediger van de guard de eventuele penetratiedribble alleen maar naar het midden mag laten plaatsvinden. Waarom is deze situatie zo gevaarlijk? Omdat als deze penetratie plaats vindt, en de verdediger van de forward helpt, de forward zich in een zeer goede schotpositie bij de baseline beweegt en als hij daar de bal ontvangt, een gemakkelijk open schot heeft (diagr. Vll.10.). ln feite vallen b. en c. onder ball side defense. d. help and recovery op een baselinepenetratie (diagr. Vll.11.). Aanvaller 3 maakt een baselinepenetratie (dit moet normaal voorkomen worden). Zo gauw dit gebeurt, snelt verdediger 4 door de bucket (cross the lane! ) om deze penetratie zo snel mogelijk af te stoppen. Een goede mogelijkheid voor verdediger 4 is de charge te nemen. Als aanvaller 3 is afgestopt, en de verdediger van 3 weer bij zijn man is, moet verdediger 4 zo snel mogelijk zijn man opzoeken (recovery). ln dit voorbeeld wordt de hulp verleend door de help side verdediger van de Forward. Deze hulp kan ook verleend worden, als er een weak side low post is, door de verdediger van deze low post.
45
2. Pass-penetratie. Onder 1 werd de dribble-penetratie behandeld. Nu worden help and recovery-manoeuvres bij de pass-penetratie besproken: a. Help and recovery van guard naar high post: De bal in het bezit van de high post, is één van de gunstigste situaties voor de aanval. De verdedigende guards vallen nu terug op de high post, met de bedoeling dat deze de bal weer uit het high post-gebied speelt. Als dit gebeurt, is de recovery zeer belangrijk (diagr. Vll.12.). b. Help and recovery van guard naar medium post. Er zijn nu twee mogelijkheden: - de verdedigende guard kan een pass naar de medium post proberen te onderscheppen of aan te raken. Dit zal niet zo vaak voorkomen. - Zals de medium post de bal heeft, moeten de verdedigende guards voorkomen, dat de medium post een dribble in de bucket maakt (diagr. Vll.13.). ln het algemeen kan gesteld worden, dat als de bal in de bucket is, alle verdedigers in de bucket terug moeten vallen (collapsing); de eerste zorg voor de verdediging is dan de bal uit dat gevaarlijke gebied te krijgen. ln deze situatie is de recovery erg moeilijk. Aan de andere kant: de post speler bevindt zich ook in een moeilijke situatie.
c. Help and recovery van help side forward naar de strong side low post: Dit is een veel voorkomende en belangrijke situatie. Omdat de verdediger van de lage post nogal kwetsbaar is voor lob passes vanaf de zijkant (de post-verdedigers worden later besproken), moet de help side verdediger 4 zeer attent zijn op deze passes. Een lob pass moet een interceptie zijn voor de verdediger 4. Mocht de center 5 de bal toch ontvangen, dan heeft 4 nog altijd de mogelijkheid om een charge te nemen of een schot te blokken. Kloppenburg verbiedt hier het schot te blokken vanwege de kans op een persoonlijke fout. Een soortgelijke hulp van verdediger 4 vindt ook plaats bij de back door-cut (diagr. Vll.15.). De recovery in deze situaties is zeer moeilijk.
46
Ad. 4. Help the helper (and recovery) Help and recovery is een tijdelijke hulp. Goede verdediging op een dribbelaar (450-hoek) plus de help and recovery, zijn methoden om de bal in de perimeter te houden. Bij een werkelijke penetratiedribble, dus in de richting van de basket (geen 45°-hoek), is er een acuut gevaar voor de verdediging en dient er onmiddellijk hulp te komen. Deze directe hulp gebeurt meestal door de verdediger van de weak side low post of door de verdediger van de weak side forward. ln diagr. Vll.16. zien we een voorbeeld van een penetratiedribble van de guard 1. Hulp van verdediger 3 is nu onmogelijk (toch al gevaarlijk, zie diagr. Vll.10.). De directe hulp moet nu komen van de verdediger van de weak side low post (5). Deze moet de dribbelaar afstoppen en beletten te schieten. Een stelregel is: help zodanig dat de dribbelaar buiten de bucket wordt afgestopt. Door deze hulp van 5 op de werkelijke penetratie komt zijn eigen man volkomen open te staan. De verdediger van 4 moet nu roteren naar aanvaller 5 om een eventuele 4 pass naar 5 te onderscheppen (diagr. Vll.16.). Deze manoeuvre van verdediger 4 noemt D. Smith helping the helper. De andere verdedigers bewegen zich in de richting van de basket. Een andere situatie van helping the helper zien we in diagr. Vll.17. Aanvaller 3 maakt een baseline drive, de help side verdediger van 4 helpt onmiddellijk. Hij moet zo snel mogelijk door de bucket rennen en aanvaller 3 zo vroeg mogelijk afstoppen,het liefst buiten de bucket (crossing the lane). Nu roteert de help side verdediger van de guard (2) gelijktijdig in de richting van de basket om een logische pass (obvious pass) naar 4 te voorkomen. Als de penetratiedribble is 5 afgestopt, vindt er meestal een recovery naar de eigen man plaats. bal meestal weer buiten de bucket zal plaatsen. Dit zal naar een Er is vaak tijd om weer naar de eigen man terug te keren, omdat 3 de afgestopte aanvaller zich in een moeilijke situatie bevindt en de open man -één van de guards- gebeuren, waardoor de verdediging mag zich weer kan herstellen. Enkele opmerkingen: 1. De bedoeling van helping the helper (en van rotatie) is tweeërlei: - Het voorkomen dat de verlaten aanvaller van de helper, die in een gemakkelijke scorings- positie staat, de bal ontvangt. De open man wordt a.h.w. geëlimineerd. - Het volgende argument is zeer belangrijk en onderschat: de reboundpositie op de weak side -waar de meeste rebound: terecht komen moet verzekerd worden. Toch is deze reboundpositie kwetsbaar omdat meestal een kleine verdediger tegen een grote aanvaller komt te staan. 2. De overige verdedigers vallen terug in de bucket. Dit principe zien we terug bij elke penetratie (collapsing).
47
3. Het helping the helper vindt plaats bij een diepe penetratie (dribble). De beweging van de verdedigers is altijd in de richting van de eigen baseline om de open man te vinden, die zich in een gemakkelijke scoringspositie bevindt (zie diagr. Vll.16. en diagr. Vll.17.). Het vindt dus niet plaats in een normale help and recovery situatie in de perimeter (zie diagr. Vll.18.). Deze rotatie is in principe wel mogelijk, maar gebeurt niet in de basisverdediging, wel in de presverdedigingen. De bedoeling is dan niet alleen zuiver defensief, maar juist ook agressief, de bal te stelen. ln de situatie van diagr. V ll.18. wordt de beweging van verdediger 3 shooting the gap genoemd. Ad. 5. Rotatie Help and recovery en helping the helper zouden we al een soort rotatie kunnen noemen: een onvolledige rotatie. Bij deze rotatie blijft er echter altijd een aanvaller -de minst gevaarlijke- open. Een volledige rotatie vindt plaats, als ook de open aanvaller wordt geëlimineerd. De verdedigers, die aan de rotatie meedoen, krijgen een andere man te verdedigen en niet tijdelijk -zoals bij de help and recovery en helping the helper- maar gedurende de gehele aanval. Er kan hier van een soort switch worden gesproken, de enige switch-situatie in mijn verdediging. De rotatie kan met 2, 3, 4 en 5 verdedigers plaatsvinden. Laten we de rotatie bespreken aan de hand van enkele voorbeelden: 1. In dit voorbeeld zien we een rotatie op een baselinepenetratie. Aanvaller 3 penetreert langs de baseline; dit moet zo snel mogelijk worden afgestopt en gebeurt door de help side verdediger van 4 d.m.v. de cross the lane-manoeuvre. (Een regel bij een penetratiedribble zagen we reeds: laat de aanvaller niet in de bucket komen. Tijdens deze cross the lane-manoeuvre sprint de gepasseerde verdediger van 3 naar de open aanvaller, 4 (Kloppenburg noemt dit: sprint release, diagr. Vll.19.). Dit is dus een 2-mans rotatie. Een regel bij de rotatie is: de gepasseerde verdediger (hier de verdediger van 3) zoekt de open Als de verdediger van de weak side guard (2) het principe van helping the helper toepast –wat gebruikelijk is- wordt aanvaller 2 de open man. Verdediger 3 ziet dit en buigt af naar aanvaller 2 (diagr. Vll.20.); dit principe wordt door Paye fishhooking genoemd. ln dit geval vindt een 3mansrotatie plaats.
48
2. Bij een baseline-penetratie is de rotatie logisch en duidelijk. De penetratiedribble vindt niet altijd plaats langs de baseline. We zien in dit voorbeeld een penetratiedribble van de guard 1. Op deze penetratiedribble moet de verdediger van de center (5) onmiddellijk reageren en guard 1 zo snel mogelijk afstoppen (liefst buiten de bucket). De verdediger van de weakside forward (4) moet naar de open aanvaller onder het bord (5) roteren. De verdediger van de penetrator (1) maakt een fishhook beweging -zoekt a.h.w. de opeenvolgende mogelijk open aanvallers af- en komt terecht bij de overgebleven man, de weak side guard 2. Dit is dus een 4-mans rotatie. Aan deze rotatie doet de verdediger van forward 3 niet mee om al eerder genoemde redenen (diagr. Vll.21.). 3. In dit voorbeeld zien we een 1-2-2 opstelling van de aanval (diagr. VIl.22.). De point guard 1 penetreert. De verdediger van de weak side low post zet de helpmanoeuvre in, en probeert de penetrerende guard zo vroeg mogelijk te stoppen. De verdediger van de weak side forward 3 roteert natuurlijk om de open aanvaller onder. het bord (4) te elimineren. De oorspronkelijke verdediger van 1 moet de fish-hook beweging naar de laatste open man (3) maken.
Uit deze voorbeelden zijn een aantal algemene regels te destilleren: 1. De werkelijke rotatie vindt plaats op een penetratie in de richting van de basket. Als de verdediger van de penetrator de 452 hoek (zie hoofdstuk lll) kan handhaven, vindt er een help and recovery in de perimeter plaats, 2. De rotatie wordt ingezet door de verdediger die dicht bij de baseline staat. Hij heeft het meeste overzicht en de andere verdedigers staan in een te ongunstige positie. Meestal zal dit de verdediger van de center zijn, soms de verdediger van de weak side forward, 3. De rotatie wordt meestal ingezet vanaf de help side. De help side verdediger staat hiervoor in een gunstige positie; bovendien is de obvious pass naar de weak side voor de penetrator niet gemakkelijk
49
Aan het eind van dit hoofdstuk nog enkele opmerkingen: 1. De beslissing tussen help and recovery en rotatie is vaak moeilijk. Wanneer vindt er een werkelijke penetratie plaats? Het belangrijkste is dat er een beslissing genomen wordt en een besluitvaardige center is in deze belangrijk 2. Het is mijn overtuiging dat een goede rotatie de aanval volkomen kan ontwrichten. Men kan zich zelfs afvragen, als de rotatie perfect wordt beheerst, om de penetratiedribble opzettelijk toe te staan a.h.w. uit te lokken. Vooral op het eind van een wedstrijd, als de verdedigende ploeg achterstaat en de bal moet hebben, werkt deze methode goed.
50
Hoofdstuk 8: Oefenstof bij hoofdstuk 7 Er volgen een aantal oefeningen, welke op de theorie van hoofdstuk 6 slaan. De oefeningen omvatten vaak meerdere aspecten van de (help side) verdediging.
OEFENING 1 Flat triangle en jump toward the ball a. Er staan 2 guards (1 en 2) met 2 verdedigers opgesteld; 1 heeft de bal. 1 passt de bal naar 2. De verdediger van 1 moet een goede positie innemen d.m.v. een jump toward the ball-manoeuvre; de verdediger van 2 maakt een close out-manoeuvre naar aanvaller 2 (diagr. Vlll. 1.). b. Deze oefening kan ook uitgevoerd worden tussen een guard en een forward. OEFENING 2 a. Een oefening voor de posities van de forwards. 2 coaches staan opgesteld op de guard-posities; op de forward-posities staan de forwards (3 en 4) opgesteld met hun verdedigers. De coaches passen de bal heen en weer en de verdedigers van de forwards moeten steeds hun positie aanpassen (diagr. Vlll. 2.). b. Nu kunnen de coaches ook naar de forwards passen, die 1-1 mogen spelen. Op een penetratie-dribble vindt help and recovery plaats. Bij deze oefening moeten de forwards zich bewegen (zij moeten vrijlopen), maar mogen niet de helplijn passeren. Verdediging van de back door-cut speelt hier dus ook een rol.
OEFENING 3 Shell drill a. Er staan 4 aanvallers in de perimeter opgesteld met daar tegenover 4 verdedigers. De aanvallers spelen de bal naar elkaar en de verdedigers passen hun positie aan (diagr. Vlll. 3.). De coach moet elke fout in de houding en positie van de verdedigers onmiddellijk corrigeren. b. Bovenstaande oefening kan uitgebreid worden door de aanvallers, na elke pass, plaatswissels te laten uitvoeren.
51
OEFENING 4 Jump toward the ball en help and recovery Deze oefening wordt uitgevoerd met 2 ballen; één bevindt zich bij aanvaller 1, die op de guardpositie met een verdediger staat, de andere bal is geklemd tussen de knieën van de coach die in de hoek van het veld staat opgesteld. Op de andere guardpositie staat aanvaller 2. Aanvaller 1 passt de bal naar 2, de verdediger van 1 maakt een jump toward the ballmanoeuvre. 2 passt de bal door naar de coach, de verdediger van 1 neemt weer een nieuwe help-positie in. De coach past de bal, welke hij ontvangen heeft van 2, met een bounce pass naar een denkbeeldige low post en verdediger 1 tikt de bal buiten het veld (hij helpt de verdediger van de low post). Onmiddellijk na de bounce pass pakt de coach de tweede bal tussen zijn knieën vandaan en passt naar 2, die de bal doorpasst naar 1. De verdediger van 1 moet vanuit de bucket een snelle close out-manoeuvre maken naar aanvaller 1, die 1-1 gaat spelen tegen verdediger 1 (diagr. Vlll. 4.).
OEFENING 5 Help and recovery guard-guard a. Er staan 2 aanvallende guards (1 en 2) opgesteld met hun 2 verdedigers; 1 heeft de bal. De guard met de bal speelt 1-1 tegen zijn verdediger (1); de andere verdediger (2) moet assistentie verlenen d.m.v. help and recovery (diagr. Vlll. 5.). Als de aanvallende guard zijn dribble beëindigd heeft, passt hij naar guard 2 die dan 1-1 gaat spelen. De aanvallers mogen de helplijn niet passeren, de verdedigers wel. b. Een volgende stap is, dat de aanvallende guard zonder bal mag bewegen, bv. een back door-cut maken. c. Deze oefening kan ook in wedstrijdvorm uitgevoerd worden. Als de verdediging balbezit krijgt -bv. via een rebound- wordt er gewisseld.
OEFENING 6 Help and recovery guard-high post Er staan 2 guards(1 en 2) en een hoge post (5) opgesteld, met hun resp. verdedigers. De aanvallers passen de bal naar elkaar, de verdedigers moeten steeds een goede positie innemen. Als de bal bij de hoge post komt, moeten de verdedigende guards terugvallen op de hoge post (collapsing, diagr. Vlll. 6.).
52
OEFENING 7 Help and recovery inside Er staan 2 aanvallers (1 en 2) opgesteld op de forward posities. 1 Heeft de bal, aanvaller 2 heeft een verdediger, die in helppositie staat. Aanvaller 1 maakt een baseline-drive, verdediger 2 moet onmiddellijk een cross the lane-beweging maken om 1 af te stoppen. Als dit is gebeurd, passt 1 naar 2 en de verdediger van 2 moet zo snel mogelijk naar zijn man teruggaan (recovery) om hem het scoren te beletten.
OEFENING 8 Help and recovery drill 4 Aanvallers, 2 guards (1 en 2) en 2 forwards (3 en 4) staan met hun resp. verdedigers in de perimeter opgesteld. De aanvaller met de bal (hier 1) probeert te penetreren, de dichtstbijzijnde helpverdediger (van 2) helpt en na het afstappen van de dribble passt 1 naar 2 en de verdediger van 2 maakt een snelle recovery (diagr. Vlll. 8.). Zo kan elke aanvaller 1-1 spelen en de verdediging moet steeds anticiperen d.m.v. help and recovery
OEFENING 9 Collaps a. In deze oefening staan 4 aanvallers in de perimeter met hun verdedigers opgesteld; een vijfde aanvaller, de center, heeft geen verdediger. De perimeteraanvallers bewegen niet, de center mag wel bewegen. De aanvallers passen de bal naar elkaar, de verdedigers moeten hun positie steeds aanpassen. Als de bal naar de center gepasst wordt, vallen alle verdedigers in de richting van de center lbucket) terug (collapsing, diagr. Vlll. 9.). Deze moet de bal weer terugpassen in de perimeter, waarna de verdedigers hun positie t.o.v. de bal en hun man moeten herstellen. b. ldem; als de center de bal ontvangt, mag hij scoren. Hij moet echter tenminste 2 dribbles maken. De verdedigers moeten dit scoren beletten (de center mag natuurlijk ook de bal weer terug-passen).
53
OEFENING 10 Help the helper a. De opstelling is als volgt: Aan de linkerkant staat een aanvaller (2) met de bal, aan de andere kant staan een low post (5) en een forward (3) met hun verdedigers. 2 Maakt een penetratiedribble; de verdediger van 5 moet hulp verlenen (cross the lane), terwijl verdediger 3 op 5 terugvalt (help the helper). Als aanvaller 2 afgestopt is, passt hij naar een open aanvaller, terwijl de verdedigers een recovery-beweging maken. b. Deze oefening is uit te breiden door de posities en het aantal aanvallers (en verdedigers) als ook de plaats van penetratiedribble te veranderen.
OEFENING 11 Rotatie a. De opstelling is als volgt: Aanvaller 3 met de bal aan de zijkant van het veld; forward 4 en guard 1 staan op de weak side. Tegenover de aanvallers staan verdedigers. Aanvaller 3 maakt een baselinepenetratie, verdediger 4 helpt (cross the lane) en de verdediger van 1 roteert in de richting van de basket om een logische pass naar 4 te verhinderen. De verdediger van de penetrator 3 maakt een fish-hook beweging naar de open man, hier aanvaller 1 (diagr.Vlll. 11.) b. Hetzelfde principe zien we in een opstelling met 4 aanvallers en 4 verdedigers (de weak side low post is nu toegevoegd (diagr. Vlll. 12.). OEFENING 12 Rotatie Deze oefening heeft hetzelfde principe als oefening 11 ; de penetratiedribble geschiedt echter door het midden. We hebben een opstelling van: 5 aanvallers en 5 verdedigers. Aanvaller 1 maakt een penetratie-dribble. De verdediger van 5 zet de helpbeweging in, de verdedigers van 4 en 2 roteren en de oorspronkelijke verdediger van 1 fish-hookt naar de open man, hier aanvaller 2 (diagr. Vlll. 13.). Opmerking: Deze oefeningen zijn slechts een klein gedeelte van het beschikbare. De: lezer kan zelf talloze andere oefeningen bedenken, door variaties aan te brengen in bv.: - Aantal spelers - Kant van het veld - Positie van de spelers - Beweging of stilstand, enz. 54
Hoofdstuk 9: Verdediging van de aanvaller in het inside gebied De verdediging van de aanvaller, die zich in het inside gebied bevindt, is essentieel in de totale verdediging. Als de bal zich in het inside gebied bevindt, is de verdediging immers in grote moeilijkheden. Gemakkelijke schoten, persoonlijke fouten en een pass naar een open aanvaller zijn dan het gevolg. We hebben al gezien wat de verdedigers, die it de man met de bal verdedigen, dan moeten doen: help, rotatie en collaps. Nu is de vraag: wat moet de verdediger, wiens man zich in het inside gebied bevindt, doen? We onderscheiden: I. De verdediging van de postende aanvaller: a. low post of side post. b. high post. ll. Verdediging van de insnijdende aanvaller (flash cut). lll. Verdedigingsrebound. Ad. 1.a. Verdediging van low post of side post Als de aanvaller op de zijkant van de bucket staat (in dit voor-beeld aanvaller 5, diagr. lX.1.), dan moet de verdediger een denial stance innemen aan de kant van de lijn bal-basket. Zou de aanvaller zich boven deze lijn bevinden (diagr. lX.2.) dan neemt de verdediger van de post een denial stance in (t.o.v. de post) aan de kant van de lijn bal-basket. ln de denial stance op de low post (zoals in diagr. lX.3.) heeft de verdediger één voet (de rechter) voor de aanvaller, één voet (de linker) achter een voet van de aanvaller. Dit laatste is belangrijk, want bij een schot vanaf de zijkant heeft de verdediger nog de mogelijkheid om de aanvaller d.m.v. een reverse pivot uit te blokken. De verdediger heeft zijn rechter arm gestrekt voor de aanvaller (in de passlijn dus); de handpalm is open naar de bal, de duim wijst naar beneden. De achterste arm (linker) bevindt zich achter de aanvaller en met de hand (of arm) wordt contact met de rug van de aanvaller onderhouden (brush contact).
55
Wanneer de postende speler (5) zich op de lijn bal-basket bevindt, dan moet de verdediger van 5 zich op die lijn tussen zijn man en de basket bevinden (diagr. lX.4.). Dit heet fronten. De verdediger van 5 heeft dan één arm hoog, met de andere arm wordt contact met de tegenstander gehouden. Bij het fronten lijkt de lob pass naar de postende speler erg gevaarlijk. Dit is in feite nauwelijks gevaarlijk, omdat de verdediger op 2 manieren hulp krijgt: a. Van de verdediger van de passende speler (1). We hebben gezien dat deze verdediger dicht op zijn man staat en het principe van tracing the ball toepast, waardoor de inside pass erg moeilijk wordt. b. Van de help side verdediger (hier van de verdediger van 4). Deze kan een lob pass onderscheppen óf een charge nemen op aanvaller 5, die zich in de richting van de basket beweegt om de lob pass te vangen (diagr. lX.5.)
Mocht de bal, zoals in diagr. lX.6., van 1 naar 2 worden gepasst, dan moet de verdediger van de post een denial stance aan de andere zijde van de post innemen. Hij moet dit voorlangs de post doen. De verdediger komt dus van de denial stance, via fronting, in de andere denial stance. Het is niet altijd mogelijk de postende speler van de bal te houden. Als de postende speler de bal toch ontvangt, dan moet zijn verdediger de denial stance verlaten en zo snel mogelijk een positie tussen zijn man en de basket innemen (diagr. lX.7.). Belangrijk hierbij is dat de verdediger de baseline afsluit, zijn man een weinig aan de kant van de baseline overspeelt. De aanvaller zal, als hij naar de basket wil, een beweging naar binnen moeten maken, waardoor de andere verdedigers goed hulp kunnen verlenen (collaps). Verder moet de verdediger van de center (met de bal) een eventueel schot proberen te blokken (zoals al besproken is, ben ik daar een voorstander van). 56
M.b.t. de vraag, aan welke kant van de postende speler de denial stance ingenomen moet worden heeft Knight een andere opvatting dan de mijne. Als hulplijn voor de verdediger geeft Knight het verlengde van de vrije worplijn aan. Bevindt de bal zich boven de vrije worplijn, dan moet de post in een denial stance aan de kant van de vrije worplijn verdedigd worden. Bevindt de bal zich onder het verlengde van de vrije worplijn, dan moet de post in een denial stance aan de kant van de baseline worden verdedigd (diagr. lX.8.). Knight vindt, dat als de post de bal dan ontvangt, hij de bal aan de binnenkant moet krijgen, vanwege de hulp van de andere verdedigers. Paye huldigt weer een andere opvatting. Als hulplijn neemt hij de lijn door de aanvaller met de bal evenwijdig aan de baseline. De verdediger van de post moet een denial stance innemen aan de kant van die hulplijn (diagr. lX.9).
Ad.1.b. De verdediging van de high post De verdedigervan de high post neemt een denial stance aan de kant van de bal in. In dit voorbeeld: als 1 de bal heeft aan de linkerkant, als 2 de bal heeft aan de rechterkant. Als de bal zich op de helplijn bevindt, staat de verdediger achter de high post (dit í.t.t. de verdediging van de side post, die d.m.v. fronting wordt verdedigd). De reden, waarom er geen fronting wordt toegepast, is dat de verdediger dan zeer kwetsbaar is voor de lob pass. Toch denk ik, dat in de toekomst de hoge post ook gefront gaat worden, omdat het balbezit van de hoge post op die positie te gevaarlijk is. Als de bal van 1 naar 2 wordt gepasst, dan verplaatst de verdediger van de hoge post zich ook achter de hoge post langs (diagr. lX.10.). Ad.2. De verdediging van de insnijdende speler De aanvaller, die de bucket insnijdt naar de bal toe, komt van de weak side. Op grond hiervan zou dit onderwerp ook bij de help side verdediging behandeld kunnen zijn. Dit onderwerp wordt behandeld aan de hand van een voorbeeld. Aanvaller 2 heeft de bal, aan de andere kant van het veld staat aanvaller 3, wiens verdediger in helppositie in de bucket staat. Aanvaller 3 snijdt naar de bal. Bij het bewegen van de aanvaller in de richting van de bucket, wordt de driehoek ball-you-man platter, omdat een directe pass niet mag 57
plaatsvinden. Zo gauw de aanvaller in de bucket in de buurt van de helplijn komt, moet de verdediger van 3 contact met hem maken (brush contact) en een denial stance innemen (diagr. lX.11.) met het linkerbeen voor en de linkerarm in de passlijn. Als de aanvaller naar boven snijdt, blijft de verdediger in deze denial stance. Als de aanvaller naar het lage post gebied snijdt, opent de verdediger naar de bal toe d.m.v. een reverse pivot op zijn rechter voet (hij heeft de aanvaller dan in zijn rug) en met de volgende stap maakt de verdediger een front pivot op zijn linker voet, waardoor hij in een denial stance aan de andere kant van de aanvaller komt (met zijn rechter voet voor zijn rechterarm in de passlijn). Het moment van openen naar de bal is even voor de lijn bal-basket, we kunnen ook zeggen als zowel de bal als de man niet meer gezien kunnen worden (vgl. verdediging van de side post en verdediging van de back door-cut). Als de aanvaller de lijn bal-basket snijdt, wordt hij a.h.w. gefront door de verdediger (diagr. lX.12.).
Sommige coaches propageren het nemen van een charge op de insnijdende speler. Dit is soms mogelijk als de baan van de insnijdende speler bekend is in een pattern-offense. Harde coaches proberen de insnijdende speler uit de bucket te houden door hem uit te boxen (vgl. verdedigingsrebound). Kloppenburg propageert, als de aanvaller de bucket inkomt, meteen contact met deze insnijdende speler te maken; de verdediger moet dan naar zijn man toe bewegen. Met het oogmerk hem geen bal te laten ontvangen is dit juist; het wordt echter moeilijk vanuit deze positie en houding hulp aan andere verdedigers te geven (bv. op een penetratie-dribble). Adams wil dat de insnijdende speler altijd in dezelfde denial stance wordt verdedigd. De verdediger moet de aanvaller a.h.w. bovenlangs dwingen. Hij meent dat het openen op een snijbeweging naar het lage postgebied te veel tijd kost. Ad.3. De verdedigingsrebound ln dit hoofdstuk hebben we het verdedigen van de aanvaller in het inside gebied behandeld. Daar de meeste rebounds in dit gebied terecht komen, hoort ook de verdedigingsrebound in dit hoofdstuk thuis. lk werk met het begrip individual rebound area. Dit is een gebied van ongeveer 6 bij 6 meter onder het bord (diagr. lX.13.). Als regel geldt: check je man buiten dit gebied; blok hem uit binnen dit gebied. Dus als de aanvaller tijdens het schot buiten de individual rebound area blijft, wordt hij gecheckt (d.m.v. oog- of hand-contact) en de verdediger gaat dan helpen de bal af te vangen. Komt 58
(of is) de aanvaller in de individual rebound area, dan moet deze man eerst worden uitgeblokt. Dit uitblokken moet zo agressief mogelijk gebeuren. Maak zo snel mogelijk contact met de aanvaller. ls de aanvaller één stap weg is (meestal is hij niet verder weg, hij bevindt zich in de individual rebound area) moet een front pivot (in diagr. lX.14. met het voorste, linker been) gemaakt worden tot naast de buitenkant van de (linker-) voet van de tegenstander. Tegelijkertijd moet de verdediger met zijn (linker) hand contact maken met de heup van de tegenstander. Door deze actie zal de aanvaller om te rebounden waarschijnlijk langs de andere kant naar de basket gaan. De front pivot wordt onmiddellijk gevolgd door een reverse pivot met het rechterbeen tot naast de rechtervoet van de aanvaller, waardoor de aanvaller in de rug van de verdediger beland. De afstand tussen de voeten is in deze houding breed. De ellebogen zijn naar achteren gericht (garage).
Het maken van een front pivot bij het uitblokken is discutabel. De meeste coaches propageren een reverse pivot om persoonlijke fouten te voorkomen. Knight prefereert ook een reverse pivot omdat de verdediger dan meer tijd heeft om contact te maken. Het is inderdaad zo, dat als de aanvaller te dichtbij is, een front pivot niet mogelijk is; m.a.w. er moet dan een reverse pivot gemaakt worden naar de kant waar de aanvaller zich naar toe beweegt. Nog een slotopmerking: ln dit hoofdstuk hebben we het -bij het verdedigen van de postende speler- over denial stance en fronting gehad. De aanvallende post kan ook op de weak side opgesteld staan, en dan is zijn verdediger een help side verdediger, die dus in de pistol stance staat. Vanuit deze stand moet de verdediger hulp verlenen op en penetratie; hij is vaak de eerste man in de rotatie. D. Smith laat de verdediger van de hoge post niet meedoen aan de rotatie. Hij vindt, dat de hoge post nooit de bal mag ontvangen. Het is echter soms noodzakelijk, dat de verdediger van de hoge post helpt, bv. op een baseline-penetratie als er geen weak side aanvallers zijn, dus ook geen help side verdedigers.
59
Hoofdstuk 10: Oefenstof bij hoofdstuk 9 OEFENING 1 Verdediging van de side en low post a. Aan de bucket rand bevindt zich een postende aanvaller (5) met zijn verdediger. De coach (of een speler) staat op de forwardplaats met een bal. De coach moet proberen een pass te geven, terwijl de verdediger dit moet beletten d.m.v. denying of fronting (diagr. X.1.). Als de aanvaller balbezit krijgt, wordt er 1-1 gespeeld. De verdediger moet dan onmiddellijk zijn positie aanpassen. Het is niet toegestaan de aanvaller voorbij de helplijn een pass te geven. OEFENING 2 a. Op de medium post positie staat een aanvaller (5) met zijn verdediger. Aan de zijkant bevinden zich 2 spelers (één boven het verlengde van de vrije worplijn, één in de hoek). Eén van deze spelers heeft de bal. De 2 perimeter spelers passen de bal naar elkaar, terwijl de verdediger van 5 steeds een goede denial stance in moet nemen. Deze verdediger moet zich voorlangs de aanvaller verplaatsen (diagr. X.2.). b. Idem; de perimeterspelers proberen 5 aan te spelen. Als 5 de bal heeft, wordt er 1-1 gespeeld. c. Dezelfde organisatievorm, 5 mag zich nu langs de gehele bucketrand vrijlopen. Het beletten van de pass naar 5 wordt nu veel moeilijker voor de verdediger. Als 5 de bal ontvangt, wordt er weer 11 gespeeld. OEFENING 3 Verdediging van de hoge post Op de hoge post plaats staan een aanvaller (5) met zijn verdediger. Op de guardpositie bevinden zich 2 guards met één bal (diagr. X.3.). De guards passen de bal naar elkaar, de verdediger van 5 moet steeds zijn positie aanpassen. Als de hoge post de bal ontvangt wordt er 1-1 gespeeld.
60
OEFENING 4 a. Er staan 3 perimeter-spelers opgesteld met één bal. ln het insidegebied bevindt zich een aanvaller (5) en een verdediger. De 3 perimeter-spelers kunnen naar elkaar passen en moeten proberen 5, die zich in het gehele insidegebied mag bewegen, de bal toe te spelen (diagr. X.4.). De verdediger moet dit uiteraard beletten. Als de bal bij 5 komt, wordt er 1-1 gespeeld. Dit is een moeilijke oefening voor de verdediger, omdat zowel de bal als de aanvaller beweegt. b. De vorige oefening kan uitgebreid worden door aan de perimeter-aanvallers een verdediger toe te voegen. Deze verdedigers moeten het principe van tracing toepassen. Deze oefening dient om het zelfvertrouwen van de insideverdedigers te stimuleren, omdat een insidepass erg moeilijk wordt. De verdediger van 5 merkt dat hij grote hulp van de perimeter-verdedigers krijgt. OEFENING 5 Oefening 4.a. wordt uitgebreid met een tweede insideaanvaller (4) en zijn verdediger (diagr. X.5.). De aanvallers kunnen bewegen (cut, rotatie). Vanuit de perimeter moet de bal naar één van de inside-aanvallers worden gepasst. 4 en 5 moeten proberen te scoren, de verdedigers moeten dit beletten. Deze oefening is ook een uitstekende aanvalsoefening.
OEFENING 6 Flash cut a. De bal bevindt zich bij de coach op de forwardplaats; op de weak side staat een aanvaller (2) met zijn verdediger. 2 Maakt een flash cut naar de strong side om de bal te ontvangen, de verdediger probeert dit te beletten (diagr. X.6.). Als 2 de bal ontvangt, wordt er 1-1 gespeeld. b. Deze oefening kan uitgevoerd worden vanuit verschillende startposities van zowel de aanvaller als de bal.
61
OEFENING 7 Flash cut en help De coach staat met 2 basketballen (één in zijn handen, een tussen zijn knieën geklemd) op de guard plaats. Op de weak side staat een aanvaller (3) met zijn verdediger, als strong side low post staat 5 opgesteld (zonder verdediger). 3 Snijdt na een schijnbeweging- naar de hoge post positie, zijn verdediger gaat mee. De coach passt de bal altijd naar 3 en zijn verdediger moet de bal onderscheppen of wegtikken (deflected ball). Daarna passt de coach de tweede bal naar 5, die probeert te scoren (hij mag alleen naar binnen bewegen, dus niet langs de baseline). Na zijn eerste actie t.o.v. 3 valt de oorspronkelijke verdediger van 3 onmiddellijk terug op 5 en probeert hem het scoren te beletten (diagr. X.7.). OEFENING 8 Er staan 3 passers in de perimeter opgesteld (1, 2 en 3) waarvan 1 en 2 een bal hebben. Op de forward positie staat 4 met een verdediger. In eerste instantie moet 4 een flash cut naar de hoge postplaats maken om de bal van 1 te ontvangen. De verdediger probeert dit te voorkomen en als 4 de bal ontvangt, wordt er 1-1 gespeeld. Na de actie van de verdediger op 4 (interceptie of 1-1) passt 2 de tweede bal naar 1, die doorpasst naar 3. De verdediger maakt een close out-beweging naar 3 en speelt 1-1 met 3 (diagr. X.8.). OEFENING 9 5- point De coach staat met een bal op de guard positie. Aan dezelfde kant van het veld staat een aanvaller (3) met een verdediger opgesteld. De coach probeert de bal naar 3 te passen, de verdediger probeert dit te voorkomen. Als 3 de bal ontvangt, passt hij terug naar de coach. Na enige tijd beweegt 3 naar de lage post plaats op de weak side en hij snijdt daarna naar de hoge post plaats om de bal te ontvangen. De verdediger moet steeds een goede verdedigingshouding innemen en proberen te voorkomen dat 3 de bal ontvangt. Als deze toch balbezit krijgt, wordt er 1-1 gespeeld (diagr. X.9.). De 5 punten in deze oefening zijn: 1. 1 contesting the forward 2. openen naar de bal 3. verdediging van de flash cut 4. 1-1 5. rebound.
62
OEFENING 10 Op de guard plaatsen staan 2 aanvallers (1 en 2); 1 heeft een verdediger. ln de hoek aan de andere zijde van de verdediger staat de coach. Aanvaller 1 heeft een bal en de coach heeft ook een bal (tussen de knieën geklemd). Aanvaller 1 passt de bal naar 2 die doorpasst naar de coach. Op de pass van 1 naar 2 snijdt 1 naar de strong side lage post plaats. De verdediger maakt een jump toward the ball-beweging en verdedigt de cut van 1 (1 mag nooit een inside cut maken!). De coach passt de bal naar 1 op de lage post plaats; de verdediger van 1 voorkomt dit door de bal weg te tikken. Zo gauw dit is gebeurd passt de coach de tweede bal naar 2. Ondertussen is 1 weer teruggekeerd op zijn oorspronkelijke guardpositie en ontvangt de bal van 2. Nu spelen 1 en zijn verdediger 1-1 (diagr. X.10.). OEFENING 11 Circle block-out drill a. Aan de buitenrand van de cirkel staan 4 verdedigers met hun gezicht naar de cirkel. ln hun rug hebben ze een aanvaller ook met het gezicht naar de cirkel. De bal ligt in het midden van de cirkel (diagr. X.11.).Op een signaal van de coach moeten de aanvallers de bal proberen te pakken; de verdedigers moeten (door hun aanvallers in hun rug te houden) dit beletten. De oefening duurt 3 à 4 seconden. b. Idem, maar de verdedigers staan met hun gezicht naar de aanvallers gericht. Op een signaal van de coach moeten de verdedigers d.m.v. de agressieve block-out techniek de aanvallers beletten de bal te bemachtigen. Deze oefening duurt weer 3 à 4 seconden. OEFENING 12 Circle block-out drill 4 Spelers staan op gelijke afstand van elkaar, aan de buitenrand van de cirkel. Zij beginnen zich met gelijke snelheid rond de cirkel te bewegen. De coach staat buiten de bucket met een bal. Als de coach de bal schiet worden de 2 spelers, die zich dan in het onderste gedeelte van de cirkel bevinden, verdedigingsrebounders. De 2 spelers die zich in het bovenste gedeelte van de cirkel bevinden, worden aanvalsrebounders. De verdedigingsrebounders moeten de aanvallers dus uitblokken en de bal bemachtigen (diagr. X.12.).
63
OEFENING 13 Rebound 3-3 ln de perimeter bevinden zich 3 aanvallers (1, 2 en 3) met hun verdedigers. De aanvallers mogen om de beurt ongedekt schieten; na een gemist schot wordt er gerebound (diagr. X.13.). Na 2 of 3 verdedigingsrebounds wordt er van functie gewisseld, de verdedigers worden aanvallers. Welke groep heeft er het eerst 30 doelpunten?
OEFENING 14 Rebound 3-3-3 Er zijn 3 groepen van 3 spelers. Twee groepen staan in de perimeter (aanvals- en verdedigingsrebounders). Eén groep is buiten het veld opgesteld. De coach heeft de bal. Als de coach schiet, wordt er gerebound. Na een verdedigingsrebound wisselt deze groep met de groep buiten het veld. Na een aanvalsrebound wisselen de aanvals- en verdedigingsrebounders van functie; de groep buiten het veld mag dan dus buiten het veld blijven. Als een groep slecht reboundt, dan komen ze niet tot rusten, dan moeten ze dus blijven rebounden (diagr. X.14.).
OEFENING 15 Block-out reaction drill 2 Aanvallers (1 en 2) staan opgesteld op de forwardplaatsen. Op het midden van de vrije worplijn staat een verdediger (A). De coach staat onder de basket met de bal. Als de coach het nummer van een aanvaller (bijv. 1) noemt, probeert deze de bal aan te tikken; A moet de aanvaller uitblokken en buiten de bucket houden. Ondertussen loopt de andere aanvaller naar de vrije worplijn. Na ca. 4 sec. passt de coach de bal naar 2, die schiet. A maakt een close out-beweging naar 2, probeert 2 te verdedigen, en blokt 2 in ieder geval na het schot uit (diagr. X.15.).
64
Hoofdstuk 11: De verdediging in het voorveld We hebben het tot nu toe over de verdediging in het achterveld gehad. De meeste coaches leggen daar het accent van hun verdediging. Volgens het principe van de pressie moet er door de verdediging ook druk in het voorveld worden uitgeoefend. De aanval mag geen moment zonder druk opereren. We kunnen globaal 2 gevallen onderscheiden dat de tegenstander na een eigen aanval balbezit krijgt. I. Als er niet gescoord is. Dit gebeurt dan meestal d.m.v. de verdedigingsrebound, soms intercepties of overtredingen. ll. Als er wel is gescoord. Dan vindt er dus een inbounds-pass plaats. Ad 1. Na een verdedigingsrebound van de tegenstander is het in eerste instantie zaak voor de verdediging een fast break te voorkomen. De aanvalsrebounder, die het dichtst bij de bal stond (in diagr. X1.1., speler 4) moet druk op de bal houden en proberen de outlet pass te vertragen. De speler, die tijdens het schot op de point guard positie stond (meestal 1) zal zich zo snel mogelijk terug moeten trekken in de richting van de eigen basket, om een lange pass te voorkomen. Hij zorgt voor het zgn. verdedigend evenwicht; in feite doen alle verdedigers -op hun manieraan het verdedigend evenwicht mee. Nummer 2, die zich tijdens een schot in de buurt van de vrije worplijn had opgesteld voor de lange rebounds, trekt zich als tweede speler terug om een fast break te voorkomen. Als de tegenstanders hun outlet pass altijd naar hun point guard geven, is het ook mogelijk om 2 een interceptie te laten plegen op de outlet pass. De overige spelers moeten zo snel mogelijk terugrennen. Het overschakelen van de aanval naar de verdediging wordt (verdedigende) transitie genoemd. Mocht de tegenstander toch een fast break met een overtal situatie- creëren, dan is er nog niets verloren. 1. 2-1 situatie (2 aanvallers tegen één verdediger) Deze verdediger zal het de aanvallers zo moeilijk mogelijk moeten maken. Hij mag geen directe lay-up toestaan. Hij zal tijd moeten winnen, waardoor de andere verdedigers de kans zullen krijgen hem te helpen.
65
Hij doet dit door: - een schijnbeweging naar de aanvaller met de bal te maken (zodat deze afgestopt) en onmiddellijk daarna terugvallen op de andere aanvaller (om een schot uit te blokken, diagr. X|.2) - een charge te nemen op de aanvaller, die toch naar de basket gaat of een schot te blokken.
2. 3-2 situatie De 2 verdedigers moeten proberen de aanval zo lang mogelijk op te houden, zodat de overige verdedigers tijd krijgen om te helpen. Er moet zodanig verdedigd worden dat de aanval gedwongen wordt tenminste 2 passes te maken. Hierdoor wordt tijd gewonnen (waardoor de andere verdedigers kunnen helpen) en de kans op technische fouten (bv. vangfouten) van de aanvallers wordt groter. Laten we de meest voorkomende 3-2 situatie bekijken (diagr. Xl.3.). De 2 verdedigers staan in een verticale positie opgesteld. De voorste verdediger (2) stopt zo snel mogelijk de middenman in de fast break af. Na een 1 logische pass naar één van de zijkanten stapt de achterste verdediger (1) in die richting om de man met de bal te verdedigen. De oorspronkelijke voorste verdediger 2 valt na het afstoppen van de middenman onmiddellijk terug tot dicht bij de basket om een pass onder het bord te voorkomen. De aanval moet nu een 2e pass geven naar een open man (vaak de middenman), die in ieder geval geen lay-up kan maken. Als de overige verdedigers snel terugkomen is het mogelijk dat één van hen zelfs de 2e pass kan onderscheppen. N.B.: Deze eindfase van de fast break vindt in feite plaats in het achterveld van de verdediging. Toch wordt de verdediging hiervan nu behandeld omdat het een natuurlijke situatie in de gehele transitie is.
66
Ad.2 Na een score is er voor de verdediging meer kans om grote pressie in het voorveld uit te oefenen; er is meer tijd om de verdediging te organiseren. Deze organisatie is in feite het zo snel mogelijk zoeken van de eigen man en hem full court verdedigen. De verdediger van de point guard, die in eerste instantie voor het verdedigend evenwicht zorgde, zal naar zijn man, die de inbounds-pass ontvangt, gaan (diagr. Xl.4.). Hij moet onmiddellijk pressie op de bal uitoefenen. Als regel hanteer ik: dwing de point guard (de man met de bal) tot tenminste 2 reverse dribbles. De point guard moet bezig zijn FT om de bal te beschermen, aan het organiseren van de teamaanval mag hij niet toekomen. Als de inbounds-pass niet naar de point guard gaat, maar naar een andere aanvaller, dan moet diens man op de bal verdedigen. Er vindt dus full court pressie op de bal plaats. De verdedigers van de aanvallers zonder bal moeten op 2 zaken letten. 1. Zij staan altijd in een flat triangle (ball-you-man) opgesteld. Hierbij wordt de afstand tot hun man groter, als de afstand van hun man tot de bal groter wordt (diagr. Xl.5.). 2. Zij moeten de line of ball in de gaten houden. Deze line of ball is de denkbeeldige lijn door de aanvaller met de bal evenwijdig aan de achterlijn (diagr. Xl.6.). Alle verdedigers moeten zich in de full court situatie altijd tussen de line of ball en hun achterlijn bevinden.
67
Het gevolg van deze 2 punten is, dat: - op een pass een interceptie gepleegd kan worden, - als de verdediger van de man met de bal voorbij gedribbeld wordt kan er goed geholpen worden. Het risico van het voorbij gedribbeld worden in het voorveld is niet groot. Meestal zal de point guard, over de middenlijn gekomen, afstoppen om de aanval op te zetten. Bovendien is er hulp van de overige verdedigers (bv. hedging, charges, help and recovery en vooral rotatie). Als de dribbelaar doorgaat raakt hij (zelf) in een gecompliceerde situatie verzeild. Er moeten dan zeer snelle en technisch moeilijke beslissingen worden genomen, die vaak tot balverlies leiden. ln de naaste toekomst is het te verwachten, dat in het voorveld 2-, 3-, of 4-mans stunts gedaan zullen worden, zoals double teaming of run and jump. We zijn dan in het overgangsgebied van de basisverdediging en een full court m.t.m. press. Het gevaar dan is dat de spelers nog slechts tactisch verdedigen, waarbij de basistechnieken worden verwaarloosd.
68
Hoofdstuk 12: Oefenstof bij hoofdstuk 11 OEFENING 1 Full court 1-1 De spelers staan achter de baseline opgesteld met 2tallen. Elk 2-tal heeft een bal. Eén 2-tal (aanvaller en verdediger) speelt full-court 1-1 (diagr. Xll.1.). Het volgende 2-tal start als het voorgaande 2-tal klaar is, d.w.z. als er een doelpunt is gemaakt, of als de verdediger balbezit verwerft.
OEFENING 2 De spelers staan opgesteld achter de baseline, zoals in oef. 1. Er wordt weer met 2-tallen gespeeld. Er zijn echter twee I 2-tallen gelijktijdig bezig. Het tweede 2tal mag pas de middenlijn passeren, als het eerste 2-tal klaar is (diagr. Xll.2.). I Het is nu mogelijk dat de verdediger (van het tweede 2-tal) in het voorveld speciale technieken -zoals stealing, charging, flickingtoepast, zolang zijn aanvaller nog niet over de middenlijn mag komen (dus zolang het eerste 2-tal nog bezig is)
69
OEFENING 3 Er wordt weer full-court met 2-tallen gewerkt. Eén speler (de verdediger) van het 2-tal (1) staat met een bal opgesteld op het verlengde van de vrije worplijn; de andere (de aanvaller 2) staat op de baseline. De oefening begint als 1 de bal naar 2 passt; 2 moet op de andere basket proberen te scoren. Na de pass moet 1 eerst de middenlijn aanraken, alvorens hij zijn man kan opzoeken om 1-1 te spelen (diagr. Xll.3.).
OEFENING 4 Oefening 1 kan uitgebreid worden door beneden de vrije worplijn een extra aanvaller met zijn verdediger op te stellen. Die aanvaller mag niet boven de vrije worplijn (of het verlengde ervan) komen, de verdediger wel (diagr. Xll.4.). Als de verdediger, die full-court verdedigt, wordt gepasseerd, kan de andere verdediger nog helpen (hedging, rotatie enz.).
70
OEFENING 5 Full court 2-2 a. 2 Aanvallers met hun verdedigers staan opgesteld. Eén van die aanvallers staat met de bal achter de baseline. De inbounds-pass mag niet voorbij de vrije worplijn (of het verlengde ervan) gegeven worden. Na de inboundspass wordt er full court 2-2 gespeeld. De actie is afgelopen na een doelpunt of bij balbezit van de verdediging (diagr. Xll. 5.). b. Deze oefening kan uitgebreid worden, door als de verdediging balbezit krijgt, zij onmiddellijk kunnen aanvallen op de andere basket. Er wordt dus nu full court heen en weer gespeeld. c. Een verdere uitbreiding van de oefening is dat er 3-3 of 4-4 full court wordt gespeeld.
OEFENING 6 Transitie Er staan 2 ploegen (5 aanvallers tegen 5 verdedigers) opgesteld. De verdediging staat in een zone verdediging. De coach heeft de bal. De coach schiet. Krijgt de verdediging de bal, dan moeten zij op de andere basket proberen te scoren. De oorspronkelijke aanval moet een goede transitie toepassen. Krijgt de aanval balbezit, dan proberen ze op dezelfde basket te scoren en daarna wordt de transitie game gespeeld (diagr. Xll.6.).
71
OEFENING 7 Handicap 4-4-4 Er staan 4 aanvallers op de baseline; 4 verdedigers staan opgesteld t.h.v. de vrije worplijn. De coach staat opgesteld met een bal. De coach passt de bal naar een van de aanvallers, die op de andere basket moeten proberen te scoren. De verdediger, die tegenover de aanvaller die de bal ontvangt staat, moet eerst de baseline aantikken, voordat hij kan helpen in de verdediging. Er ontstaat dus tijdelijk een 4-3 situatie (diagr. Xll. 7.). N.B.: Alle fast break oefeningen met een verdediging zijn in feite transitie-oefeningen voor die verdediging.
72
Hoofdstuk 13: Het verdedigen van speciale situaties De aanvaller zal proberen in een goede schotpositie te komen. Dit kan hij zonder en met behulp van screens. Alvorens over het verdedigen van de screens te beginnen, wil ik nog een belangrijke verdedigingssituatie bespreken, het verdedigen van de give and go. De give and go is een aanvalsactie waarbij de aanvaller (1) naar een medespeler (2) passt (diagr. Xlll.1.), vervolgens naar de basket snijdt (met of zonder schijnbeweging vooraf) en de bal terugontvangt. Paye noemt dit: een pass gevolgd door een inside cut. De give and go wordt verdedigd d.m.v. de al besproken fundamentele verdedigingstechnieken. Om te beginnen moet de eerste pass (van 1 naar 2) bemoeilijkt worden. Dit gebeurt door op de balbezitter de tracing-techniek en op de balontvanger een denial stance toe te passen. Hierdoor zal 2 moeten vrijlopen en zal, als 2 de bal ontvangt, de passhoek voor de tweede pass ongunstiger worden. Na de pass van 1 naar 2 zal verdediger A meteen het jump toward the ball moeten doen. Door deze beweging kan 1 alleen maar achter A langs snijden. Tijdens het snijden naar de basket komt verdediger A vanuit een denial stance (met zijn linkerbeen voor) via een open stand in een denial stance (met zijn rechterbeen voor). We zagen een dergelijke vorm van verdedigen al bij de verdediging van de back door-cut en bij de inside verdediging. Als 2 naar 1 wil terugpassen (B past weer tracing op 2 toe) zal hij 2 verdedigers moeten passeren, hetgeen zeer moeilijk is. Bovendien is er ook hulp vanaf de help side. Nu het verdedigen van veel voorkomende screens. Een onderverdeling van de screens kan als volgt worden gegeven. 1. on-the-ball screens a. pass en geef een screen , b. pass and go behind c. de dribbelaar ontvangt een screen (blind pick) d. de dribbelaar geeft een screen (bv. weave) 01 2. off-the- ball screens a. horizontaal b. vertikaal c. splitting the post
73
Ad.1. De verdediging van on-the- ball screens Alvorens op de specifieke screensituaties in te gaan wil ik iets over de verdediging van de onthe-ball screens in het algemeen zeggen. Er zijn 3 bestrijdingswijzen voor wat betreft de verdediger, die het screen krijgt (in het voorbeeld verdediger A). - Slide (diagr. Xlll.2) Aanvaller 2 screent voor 1. Verdediger B maakt ruimte voor A waardoor A het screen kan ontwijken en tussen 2 en B door kan gaan. Het gevaar hiervan is dat 1 achter het screen kan afstoppen en schieten. Bovendien staat 1 gedurende het screen niet onder druk. - Switch (diagr. Xlll.3) B neemt na het screen aanvaller 1 over en A blijft bij 2. Over de nadelen van een switch heb ik al geschreven en het enige geval waarin ik een switch toesta is bij de volledige rotatie. - Over the top (diagr. Xlll.4) Ook wel fighting over the top genoemd. Verdediger A moet zich nu tussen zijn man (1) en de screener (2) doorvechten, zodat hij bij zijn man blijft. Deze verdedigingswijze is de meest agressieve en moeilijkste voor A. Voordat A het screen ontvangt moet B, die het screen ziet gebeuren, A waarschuwen door "screen" te roepen. A moet zich met een grote, agressieve slide step tussen 1 en 2 doorwringen. Dit is gemakkelijker als A een goede verdediging op 1 speelt, d.w.z. als hij 1 een halve man overspeelt op de kant van de bal. Het voordeel van over the top verdedigen is dat 1 nu niet in een schotpositie komt en er steeds druk op hem wordt uitgeoefend. Alle on-the-ball screens worden door ons met de over the top-methode verdedigd.
74
Ad.1a. Het verdedigen van een pass en een screen (diagr. Xlll.5) 1 passt naar 2 en zet een screen op B. Bij het verdedigen moet de pass bemoeilijkt worden, zowel door A (tracing) als B (denial stance). Hierdoor zal 2 de bal vaak op een ongunstige plaats krijgen (zie ook give and go). 2 zal in de richting van het screen willen dribbelen en B moet met hem mee d.m.v. de over the top-methode. B heeft het moeilijk, maar behalve de hulp die hij ontvangt d.m.v. de waarschuwing dat hij een screen krijgt("screen"), krijgt hij ook hulp van A, die uitstapt in de richting van 2 (diagr. Xlll.6). Dit is een hedge-techniek, welke ook wel "stepping in" (Knight) of simpel "help" wordt genoemd.
Deze techniek wordt altijd bij dit soort screens toegepast en belangrijk hierbij is dat de verdediger van de screener dicht op zijn man staat. Dit laatste gebeurt helaas vaak niet vanwege de angst van A voor het afrollen van zijn man. Het afrollen is niet gevaarlijk voor de verdediging, want na het hedging stapt A weer onmiddellijk naar 1 en de pass van 2 naar de afrollende speler 1 is niet gemakkelijk omdat 2 met de pass twee verdedigers moet passeren om 1 te bereiken. Bovendien is er altijd hulp van de help side (diagr. Xlll.7). De hedge-techniek heeft als voordeel dat: - de man met de bal moet afstoppen. - de man met de bal moet uitwijken, hetgeen tijdwinst - geeft voor de verdediger van de man die het screen. - ontvangt om zich over the top te vechten. - de man met de bal een charge kan maken. - de man met de bal zijn dribble richting omdraait, dus weer naar zijn eigen verdediger dribbelt.
75
Ad.1b. Het verdedigen van een pass and go behind Deze situatie kan buiten of in de buurt van het inside-gebied plaatsvinden. Het eerste geval is aangegeven in diagr. Xlll.8. 1 Passt de bal naar 2 en probeert vervolgens 2 als screen te gebruiken. Deze manoeuvre dient niet om 1 in een goede scoringspositie te brengen, maar wordt vaak gebruikt als start van een aanval. Omdat het de aanvaller niet in een schotpositie brengt, wordt dit spelletje vaak te passief verdedigd; echter vanwege de tweede reden moet het agressief worden verdedigd. Verdediger B moet de pass moeilijk maken (denial defense) en zorgen dat 2 de bal zo ver mogelijk van de basket ontvangt. Na de pass van 1 naar 2 maakt A -uiteraard- een jump toward the ball. 1 Snijdt, achter 2 langs om een hand-off pass te krijgen en A moet over the top verdedigen om deze pass tegen te gaan. Als 1 de bal toch ontvangt, staat B weer klaar om een help-manoeuvre (zie ad.1a) te maken. Als het aanvalsspelletje met de hoge post gebeurt, wordt op dezelfde manier verdedigd (diagr. Xlll.9). Verdediger B heeft het nu moeilijker. Hij moet pas de hedge-beweging inzetten, als 1 weer balbezit krijgt; als het te snel gebeurt, kan 2 een gemakkelijke drive naar de basket maken.
76
Ad.1c. De verdediging als de dribbelaar een screen ontvangt (diagr. Xlll.10) 1 Dribbelt en ontvangt een blind pick van 2. De bestrijdingswijze is weer analoog. A werkt zich, na een waarschuwing van B, over the top. B staat dicht op de screener en stapt onmiddellijk uit, waardoor A de tijd krijgt om zich over the top te vechten. Na het afrollen van 2 gaat B met zijn man mee (help and recovery). We zijn in een interessante situatie beland. ln diagr. Xlll.10 stapte B na het screen uit. Toch is dit niet logisch. De positie van B t.o.v. 2 was aan de balkant (denial stance) omdat 2 een potentiële balontvanger was. Daarom laten sommige coaches (bv. Knight) B voor het screen uitstappen (hedging). Als 1 zijn dribble stopt, maakt B de recovery- manoeuvre (diagr. Xll|.11). ln feite wordt het screen voorkomen. Deze bestrijdingswijze is nog niet algemeen, maar zal in de toekomst steeds meer worden toegepast. ln de press verdedigingen zien we dit reeds, bv. in de run and jump press. Ad.1d. De verdediging als de dribbelaar het screen geeft (diagr. Xlll.12) Deze aanvalsmanoeuvre zien we bij de zgn. weave. Weer hetzelfde. B vecht zich over the top. A maakt de help and recovery-manoeuvre.
Nog enkele slotopmerkingen over het verdedigen van on-the-ball screens. 1. De principes van de verdediging zijn steeds hetzelfde, zoals: - over the top - help and recovery - waarschuwing voor de screen - nooit een switch 2. Vele coaches hebben andere opvattingen. Kloppenburg spreekt van hedge and switch. Smith laat verschillende soorten screens op verschillende wijzen verdedigen, bv. d.m.v. help and recovery, jump switch. Paye geeft zelfs voor dezelfde screens verschillende mogelijkheden. Ik denk dat dit verwarrend kan werken voor de verdedigers. 3. Een groot nadeel van on-the-ball screens is dat er altijd 2 verdedigers in de buurt van de bal staan. Dit geeft de mogelijkheid van double teaming. Deze bestríjdingswijze zal in de toekomst zeer veel toegepast worden.
77
4. Het afrollen is niet gevaarlijk, omdat er ook nog hulp is van de help side verdedigers. Deze hulp is des te gemakkelijker omdat -tijdens het screen- de bal op een bepaalde plaats van het veld gelokaliseerd is, dus de help side verdedigers hebben niet met een snel bewegende bal te maken. 5. De feiten in punten 3 en 4 zijn er de oorzaak van dat de aanval in de passing game praktisch geen on-the-ball screens toepast, maar off-the-ball screens. Ad.2a. De verdediging van horizontale (laterale) screens Op de pass van 1 naar 2 maakt 3 gebruik van aanvaller 5 om zich vrij te maken van C. In de eerste plaats waarschuwt verdediger E voor het screen. 3 Snijdt boven of onder het screen langs. Verdediger C gaat altijd langs de balkant van het screen (diagr. Xlll.13). Hij gaat van een denial stance met zijn rechterbeen voor naar een denial stance met zijn linkerbeen voor. Hij doet dit echter niet via een open stand, maar d.m.v. simpel zijn hoofd te draaien; hij blijft dus met zijn rug naar de bal. Toch kan hij zowel de bal als zijn man zien d.m.v. straight-ahead-vision. De verdediger van 5 (E) waarschuwt niet alleen, maar kan op de snijdende aanvaller 3 ook een charge nemen. 3 moet dit ontwijken, hetgeen C ook meer tijd geeft voor de verdediging. Verder wordt op de passer weer het tracing-principe toegepast hetgeen het passen zeer bemoeilijkt. Ad.2b. De verdediging van verticale screens Dit soort screens zijn moeilijk te verdedigen. Een bekend aanvalsspelletje (bv. van U.C.L.A.) met een vertikaal screen staat in diagr. Xlll.14. 1 Passt de bal naar forward 2. Op dat moment komt 5 vanaf de lage post plaats naar de hoge post plaats en zet een screen voor 1, die naar de lage post plaats snijdt en de bal terugontvangt van 2. Verdediger A krijgt een waarschuwing van E, ontwijkt het screen en gaat over de balkant met 1 mee. Hij blijft zoals bij het horizontale screen, in een denial stance d.m.v. het omdraaien van zijn hoofd. Het openen naar de bal werkt niet goed omdat -Adams noemde het al- dit te veel tijd kost. Verdediger E kan weer helpen door evt. een charge te nemen. Toch moet E goed opletten in dit soort situaties, omdat na deze actie zijn man vaak open komt om een pass te ontvangen. We hebben al gezien dat we niet graag de bal op de hoge post plaats hebben.
78
Ad.2c. Het verdedigen van splitting the post 2 Passt de bal naar de post 5 (meestal de high post) en zet een screen voor 1. Deze maakt gebruik van het screen en ontvangt de bal meestal terug. Een andere mogelijkheid is dat 2 de bal ontvangt. In de eerste plaats moet de verdediger van 5 (E) de pass naar 5 altijd trachten te voorkomen. Als 5 de bal heeft, moet E zo dicht mogelijk op 5 verdedigen, tussen 5 en de basket. A wordt gewaarschuwd door B, die het screen ziet aankomen. Hij moet zich over de balkant langs het screen bewegen. B moet ruimte voor A maken. Het is gebruikelijk dat in deze situatie een switch wordt toegepast tussen A en B. Dit is de gemakkelijkste manier om te verdedigen, maar wegens eerder genoemde redenen pas ik de switch niet toe. Bij de off-the-ball screens gaat de verdediger die een screen ontvangt, altijd over de balkant van het screen. De verdediger van de aanvaller, die het screen zet, kan bijna altijd in de baan van de snijdende aanvaller stappen om een charge uit te lokken. ln dit hoofdstuk hebben we de verdediging van veel voorkomende screen-situaties behandeld. Het zou te ver voeren om alle screen-mogelijkheden te behandelen. De lezer kan nu zelf wel de oplossingen van die andere mogelijkheden bedenken.
79
Hoofdstuk 14: Oefenstof bij hoofdstuk 13 OEFENING 1 Over the top a. 1 Is een aanvaller met de bal, tegenover hem staat verdediger A. 2 Staat op de elleboog als screener. 1 Tracht, al dribbelend, A vast te zetten op het screen. A moet dit voorkomen d.m.v. fighting over the top (diagr. XlV.1.). b. Bovenstaande oefening kan_ voor de verdediger moeilijker worden gemaakt. Er staat nog een screener (3) opgesteld op de andere elleboog (diagr. XlV.2.)
OEFENING 2 Step in a. Deze oefening lijkt op de vorige oefening. 1 Heeft de bal en heeft verdediger A tegenover zich. 2 Staat op de elleboog met verdediger B. 1 Probeert al dribbelend van het screen gebruik te maken. A vecht zich over the top en heeft nu hulp van verdediger B (diagr. XlV.3.). Deze hulp bestaat uit waarschuwen en de step inmanoeuvre te maken. Essentieel is dat de verdediger van de screener (B) dicht op zijn man staat. b. Bovenstaande oefening kan worden uitgebreid door 2 ook toe te staan af te rollen. B maakt dan: help and recovery. c. Een verdere uitbreiding vindt plaats door een tweede screener (3) met zijn verdediger (C) op de elleboog te laten staan (diagr. XlV.4.). N.B.: Zoals ik heb gememoreerd in de theorie, kan de verdediger van de screener ook een step in-manoeuvre maken, voordat het screen plaatsvindt.
80
OEFENING 3 Transition drill a. Er staan 4 aanvallers (1, 2, 3 en 4) met hun verdedigers (A, B, C en D) opgesteld in de perimeter. 1 Heeft de bal. 1 Passt naar 2 en zet een screen op C, 3 komt naar de open guard positie; 2 passt naar 3 en zet een screen op D enz. ( diagr. XlV.5.). De verdedigers moeten goed anticiperen op deze off-the-ball screens b. Deze oefening kan uitgebreid worden door een penetrerende pass naar de forward positie toe te staan (dan vindt er dus een horizontaal screen plaats). OEFENING 4 2-2 Half court 2 Aanvallers spelen tegen 2 verdedigers, half court. Als de verdediging balbezit krijgt, wordt er van functie gewisseld. ln deze partijtjes zullen veel on-the-ball screens worden gedaan.
OEFENING 5 3-3 Half court 3 Aanvallers spelen tegen 3 verdedigers. Weer functiewisseling bij balbezit van de verdediging. Nu komen off-the-ball screens ook in het spel. N.B.: Er zijn nog vele oefeningen mogelijk door de theorie uit hoofdstuk 13 uit te voeren in oefenvorm. Hiermee moet begonnen worden. Ook bepaalde fundamentele screensituaties die veel toegepast worden, zoals het U.C.L.A.-spelletje, moeten in oefenvorm worden getraind
81
Hoofdstuk 15: Afsluiting ln dit laatste hoofdstuk zou ik nog enkele resumerende opmerkingen willen maken. Het wezenlijke is alle behandelde fundamentele technieken toe te passen in een team defense; de coördinatie van de geleerde technieken vormt de basis voor de verdedigingscapaciteiten van zowel individu als team. Maar het aller belangrijkste is al achter de rug: de fundamentals. Zij vormen de pijlers. Paye zegt: elke teamaanval gebruikt slechts bekende fundamentals. Dus: verdedig die fundamentals en pas de algemene filosofie (pressie) toe. Via zgn. break down drills (bv. alleen maar denial defense drills), multiple purpose drills naar part-method drills (team defense, waarin het accent op een bepaalde methode van de team defense ligt), wordt langzaam maar zeker de teamverdediging opgebouwd. Ik zal enkele oefeningen, die ik toepas, aanreiken. Deze oefeningen zijn uiteraard 3-3, 4-4 of 5-5 oefeningen en kunnen in oefen- of wedstrijdvorm worden toegepast. OEFENING 1 Plaatswissel drill 4-4 4 Aanvallers (1, 2, 3 en 4) met hun verdedigers (A, B, C en D) staan opgesteld in de perimeter. 1 heeft de bal. ln deze oefening wisselen de aanvallers op een voorgeschreven manier van plaats, waarbij de verdedigers de bekende verdedigingsfundamentals moeten toepassen. 1 Passt naar 3 en gaat naar de positie van 4 via een inside cut, 2 neemt de positie van 1 in en 4 vult de positie van 2 in via een flash cut naar de high post (diagr. XV.1.). We zien in deze oefening veel verdedigíngs-manoeuvres: op een inside cut, van help side naar ball side, op een flash cut.
OEFENING 2 Er staan 5 aanvallers en 5 verdedigers opgesteld. Op de hoogte van de cirkel van de bucket staan 2 coaches, waarvan één de bal heeft (diagr. XV.2.). De aanvallers bewegen (mogen screens zetten), de verdediging moet goed anticiperen. Dit is des te moeilijker omdat de coaches de bal naar elkaar passen, zodat de verdedigers zich steeds moeten aanpassen aan hun man en de plaats van de bal. Er moet steeds gecorrigeerd worden. Op een gegeven moment, gooit één van de coaches de bal naar één van de verdedigers. De oorspronkelijke verdediging speelt een fast break en de oorspronkelijke aanval moet deze fast break verdedigen.
82
OEFENING 3 Half court 4-4 of 5-5 a. 2 Ploegen spelen half court tegen elkaar. De ene ploeg speelt alleen maar in de verdediging, de andere alleen maar in de aanval. 0mdat de verdediging gecompliceerd is en het onmogelijk is op alle facetten van de verdediging te letten, is het verstandig alleen maar op een bepaalde verdedigingsfundamental te letten, zoals: denial defense, inside defense, help side defense, enz. b. Eén ploeg verdedigt gedurende de gehele wedstrijd, de andere valt alleen maar aan. De aanval krijgt een punt als er wordt gescoord, de verdediging verdient een punt na de verdedigingsrebound, een interceptie of een overtreding van de aanval. c. Er spelen weer 2 teams half court tegen elkaar. Na balbezit van de verdediging wordt er van functie gewisseld. d. ldem als c. Er wordt nu pas van functie gewisseld, als de verdediging na balbezit een fast break naar de andere basket heeft gelopen (5 tegen 0) en terug (tegen 2 of 3 verdedigers van de oorspronkelijke aanval). Uit deze beide fast breaks moet worden gescoord. P.S.: ln mijn training laat ik in alle half court wedstrijden balbezit van de verdediging volgen door een fast break! ! l
OEFENING 4 4-4 of 5-5 Full court a. 2 Teams spelen tegen elkaar full court. Deze wedstrijden laat ik niet te lang duren. Er wordt meestal tot de 5 gespeeld. b. Er kunnen ook bepaalde opdrachten worden gegeven. Bijv. 3 min. te spelen, één ploeg staat 12 punten achter. OEFENING 5 3-3 Full court Dit is een zeer zware oefening. Er zijn 3 teams. 2 Ploegen spelen full court 3-3 tegen elkaar, de andere rust. Een wedstrijd is afgelopen als één van de ploegen 2 doelpunten heeft gemaakt. De winnaar blijft staan, de verliezer gaat aan de kant. Welke ploeg heeft het eerst 7 gewonnen wedstrijden?
83
Literatuurlijst R. Adams
A man to man pressure defense system
T. Boot
The fast break
R. Clements
Kloppenburg defense
B. Cousy
Basketball
Healey and Hartley
Basketball’s ten greatest defenses
J.M. Janbroers
Modern Basketball
B. Paye
- Coaching the full court man to man press - The winning power of pressure defense
G. Raveling
A rebounder’s workshop
D. Smith
Basketball
Athletic journal Italiaanse magazines
- Super basket - Il basket - Giganti del basket
N.A.B.C. Bulletins Scholastic coach
84