1. De rechten van de verdediging in strafzaken
1.1 Recht op de behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn Op grond van het EVRM heeft eenieder recht op de behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Verjaring en redelijke termijn in strafzaken stemmen niet noodzakelijk overeen. Waar het verstrijken van de verjaringstermijn leidt tot het verval van de strafvordering wordt de overschrijding van de redelijke termijn op minder radicale wijze gesanctioneerd. Ratio legis van de verjaring beoogt vooral de bescherming van het openbaar belang, de rechtszekerheid en het bewijs. De ratio legis van de redelijke termijn is te vermijden dat de verdachte te lang in het ongewisse zou blijven over de uitkomst van een strafvervolging (billijkheid). Het beginpunt van de redelijke termijn is het ogenblik waarop de verdachte weet dat hij zich moet verdedigen. Wordt de verdachte beticht van een collectief misdrijf, dan loopt de redelijke termijn vanaf het moment waarop de verdachte zich kan verdedigen. Het eindpunt is de definitieve beslissing over de grond van de zaak of de stopzetting van de vervolging. De beoordeling van de redelijkheid van de termijn gebeurt aan de hand van de concrete gegevens van de voorliggende zaak, er zijn 3 criteria: • • •
Complexiteit van de zaak Gedrag van de gerechtelijke overheden Gedrag van de verdachte zelf
Recente arresten erkennen een 4e criteria: het belang van de zaak voor de betrokkene. De redelijke termijn verzet zich niet tegen het principe dat zeer ernstige misdaden onverjaarbaar zijn. Art.21ter VTSv.: Het HvC is van oordeel dat de overschrijding van de redelijke termijn niet het verval van de strafvordering is. Wel kan de rechter besluiten tot strafvermindering of zelfs tot een eenvoudige schuldverklaring. Het is de rechter niet toegelaten bij overschrijding van de redelijke termijn de omvang van de burgerlijke veroordeling van de beklaagde te verminderen.
2. De vorderingen die uit het misdrijf voortvloeien
2.1 De strafvordering 2.1.1 Algemene beginselen Strafvordering: vordering tot toepassing van de strafwet. → zaak wordt voor de strafrechter gebracht met als doel de bestraffing van de vermoedelijke dader. = rechtshandeling van de vervolgende partij. Vervolging: Zodra een persoon die verdacht wordt van een misdrijf weet heeft van deze verdenking, en zich hiertegen wenst te verdedigen, ongeacht of de vervolgende partij reeds de zaak aanhangig gemaakt heeft. Een zelfde feit kan tezelfdertijd een inbreuk op de strafwet als een aquiliaanse fout opleveren 2 vorderingen: strafvordering en burgerlijke vordering. Bovendien kan hetzelfde feit een deontologische gedragsregel schenden → tuchtvordering. Art.1 VTSv.: De strafvordering kan enkel worden uitgeoefend door het O.M. Art.3 VTSv.: De burgerlijke vordering behoort toe aan het slachtoffer en zijn rechtsopvolgers, zij beoogt het herstel van de schade die uit het misdrijf voortvloeit. Art.4 VTSv.: De strafvordering heeft voorrang op de burgerlijke vordering. De tuchtvordering beoogt de beteugeling van schendingen van deontologische regels i.v.m. de uitoefening van bepaalde beroepen. → disciplinaire rechtscolleges De strafvordering heeft in principe geen voorrang op de tuchtvordering.
→
2.1.2 Personen die de strafvordering uitoefenen Art.1 VTSv.: De strafvordering kan enkel worden uitgeoefend door het O.M. → monopolie De procureur-generaal oefent de strafvordering uit op het niveau van het ressort. Hij is alleen vervolgingsmagistraat, geen opsporingsmagistraat. De procureur des Konings is bevoegd op het niveau van het arrondissement. Zijn bevoegdheid is algemeen: hij is bevoegd de strafvordering uit te oefenen t.a.v. alle misdrijven. Uitz.: sociale misdrijven behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsauditeur. De bevoegdheid van de federale procureur strekt zich uit over het heel Rijk. Het federale parket is echter slechts subsidiair bevoegd: enkel indien de goede rechstbedeling het vereist wordt de strafvordering uitgeoefend door de federale procureur, zoniet blijft de lokale procureur des Konings bevoegd. Er is een limitatieve lijst van misdrijven waarvoor de federale procureur bevoegd is. Daarnaast gelden 2 kwalitatieve criteria: een veiligheidscriterium en een geografisch criterium. Veiligheidscriterium: De misdrijven gepleegd met gebruik van geweld tegen personen of materiële belangen om ideologische of politieke redenen met het doel zijn doelstellingen d.m.v. terreur, intimidatie of bedreigingen te bereiken. Geografisch criterium: De misdrijven die in belangrijke mate verschillende rechtsgebieden betreffen of een internationale dimensie hebben, in het bijzonder die van de georganiseerde criminialiteit. Uitzonderlijk wordt de strafvordering door de administratie uitgeoefend (vb. inzake douane en accijnzen → Ministerie van Financiën). Art.47duodecies Sv.: De federale procureur beschikt bij de uitoefening van zijn bevoegdheden over alle bevoegdheden van de procureur des Konings. Tussen het federaal parket en de lokale parketten bestaat een wederzijdse informatieplicht. De lokale parketten zijn ambtshalve verplicht het federaal parket in te lichten wanneer zij kennis krijgen van een misdrijf dat tot het bevoegdheidsdomein van het federaal parket behoort. De beslissing of een concreet strafdossier uiteindelijk behandeld wordt door een lokaal of een federaal parket komt toe aan de federale procureur (evocatierecht). Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open. Inzake de bevoegdheidsverdeling betreffende de uitoefening van de strafvordering kunnen geen nietigheden worden opgeworpen. Art.227 Sv.: Samenhangende misdrijven. (→ beoordeling door zelfde rechtbank voor goede rechtsbedeling). Bij een positief bevoegdheidsconflict (verschillende onderzoeken zijn lopende) zal het HvC de knoop moeten doorhakken. → Art.526bis Sv.: Regeling van rechtsgebied
2.1.3 Wijze waarop de strafvordering wordt uitgeoefend Beleid inzake de strafvordering Principe: elk misdrijf moet door het O.M. worden achterhaald. → Praktijk: seponeren, minnelijke schikking, bemiddeling In de praktijk moet een selectie gemaakt worden tussen de misdrijven die wel, en deze die niet worden vervolgd (= beleidskwestie). De algemene richtlijnen inzake het strafrechterlijk beleid worden bepaald door de minister van Justitie en verder uitgewerkt door het college van procureursgeneraal. De minister van Justitie mag zich niet met concrete dossiers inlaten, maar hij beschikt wel over een positief injuntierecht (vervolging bevelen). Art.28quater Sv.: De procureur des Konings moet bij zijn beslissing rekening houden met de richtlijnen inzake het strafrechterlijk beleid en zijn beslissing motiveren. Art.5bis, §3 VTSv.: De beslissing wordt aan de benadeelde meegedeeld.
Vervolging De beslissing tot vervolging wordt door het O.M. genomen. Vervolgen: het aanhangig maken van de zaak bij de rechter, met het oog op de toepassing van de strafwet. De instelling van de strafvordering kan worden gedaan door: • • •
Een vordering tot onderzoek Een rechtstreekse dagvaarding (art.216quater Sv.) Onmiddellijk verschijning (art.216quinquies Sv.)
De vordering tot onderzoek maakt de zaak aanhangig bij de onderzoeksrechter. Art.28septies Sv.: Het vorderen van de onderzoeksrechter brengt niet automatisch de strafvordering op gang: voor bepaalde onderzoeksdaden kan de procureur via een mini-instructie de onderzoeksrechter vragen enkel een specifieke onderzoeksdaad te bevelen, zonder dat hij daardoor met onderzoek wordt belast. Door de rechtstreekse dagvaarding wordt de zaak rechtstreeks voor het vonnisgerecht gebracht. Deze werkwijze wordt gevolgd wanneer het vooronderzoek bij wijze van eenvoudig opsporingsonderzoek werd gevoerd. De oproeping bij proces-verbaal kan worden gedaan t.a.v. personen die door de politie of door het parket werden gearresteerd, of die zich spontaan bij de procureur des Konings melden.
Art.20 Voorlopige Hechteniswet: De procureur des Konings kan aan de onderzoeksrechter vragen een bevel tot aanhouding met het oog op de onmiddellijke verschijning uit te vaardigen t.a.v. een verdachte die is voorgeleid en wiens aanhouding noodzakelijk is. In principe is het O.M. volledig vrij in zijn beslissing betreffende het instellen van de strafvordering. Uitzonderlijk is deze beslissing afhankelijk van een machtiging, een aangifte of een klacht van het slachtoffer. Gevallen waarbij een machtiging vereist is: • •
Fiscale misdrijven (art.29 Sv.) Personen die genieten van immuniteiten of voorrechten (meestal is dit een machtigingsimmuniteit)
Een aangifte is vereist m.b.t. sommige, in het buitenland gepleegde misdrijven. Er moet een officieel bericht zijn van de overheid van het land op wiens grondgebied het misdrijf werd gepleegd. Voor klachtmisdrijven (zoals laster en eerroof, en stalking) is een klacht van de benadeelde vereist. De benadeelde moet duidelijk vragen dat de strafvordering wordt ingesteld.
Niet-vervolging: het sepot Seponeren: het O.M. beslist de zaak niet te vervolgen (maar kan steeds op deze beslissing terugkomen). → opportuniteitsbeginsel Tegen een sepot kan geen rechtsmiddel worden ingesteld. Voor het sepot moet geen rekening gehouden worden met het gerechtelijk verleden van de verdachte of met de ernst van het feit. Processueel of technisch sepot: vervolging is niet mogelijk. Beleidssepot: vervolging is mogelijk, maar wordt niet opportuun geacht (criterium = openbaar belang). → kan gekoppeld worden aan een vermaning of aan voorwaarden Gevolgen van het spot: • • • •
Strafvordering vervalt niet Doet geen recht ontstaan voor de verdachte Een gezag van gewijsde (geen rechterlijke beslissing) Vervolging kan nog steeds
Nadelen van het sepot: • • •
Slachtoffer kan zich in zijn belangen geschaad voelen (maar kan een burgerlijke vordering nog steeds instellen) Ongelijkheid in behandeling van gelijkaardige dossiers (willekeur) Misbruiken
Art.274 Sv.: De procureur-generaal of de minister van Justitie kan steeds het bevel tot vervolging geven.
Buitengerechtelijke afhandeling door het parket De buitengerechtelijke afdoeningsystemen (minnelijke schikking en bemiddeling) kunnen slechts met akkoord van de verdachte en doen de strafvordering vervallen. Het doel van de afdoeningsystemen is het verminderen van de werklast van het gerecht. En er wordt gestreefd naar een meer humane afhandeling van de zaak. Art.216bis Sv.:De procureur des Konings kan, wanneer aan de wettelijke voorwaarden zijn voldaan, aan de verdachte voorstellen een geldsom te betalen. = minnelijke schikking Het voorstel tot minnelijke schikking is steeds unilateraal. Minnelijke schikking ↔ sepot: • • •
Wettelijk geregeld Voorwaarden Verval van de strafvordering
Toepassingsvoorwaarden minnelijke schikking: • • • •
Er is een plafondstraf van 5 jaar (straf in abstracto) De procureur moet van oordeel zijn dat enkel een geldboete moet gevorderd worden (straf in concreto) Kan enkel voorzover de zaak nog niet aanhangig is gemaakt bij de strafrechter De eventueel aan een ander veroorzaakte schade moet volledig vergoed zijn
Bij een minnelijke schikking mag de geldsom niet meer bedragen dan het maximum van de geldboete die in de wet voor het betrokken misdrijf is bepaald, verhoogd met de wettelijke opdeciemen, en niet minder dan €10, vermeerderd met de opdeciemen. De betaling geschiedt binnen tenminste 15 dagen en ten hoogste 3 maanden. Bijzondere omstandigheden kunnen een betalingstermijn van 6 maanden toestaan. De bepaalde geldsom kan verhoogd worden met de kosten van analyses of onderzoeken.
Het aanvaarden van de minnelijke schikking is een onweerlegbaar vermoeden van fout. Het slachtoffer kan zijn rechten laten gelden voor de burgerlijke rechtbank. Art.216ter Sv.: Bemiddeling: • • • •
Volledig herstellen van de schade Het volgen van een geneeskundige behandeling of therapie Maatschappelijke dienstverlening Volgen van een bepaalde vorming
Het gaat om een bemiddeling tussen de parketmagistraat en de verdachte. Toepassingsvoorwaarden: • •
Feit mag niet van die aard zijn dat het gestraft moet worden met een hoofdstraf van meer dan 2 jaar correctionele gevangenisstraf of met een zwaardere straf (straf in concreto) Dader heeft zich verbonden de door het misdrijf veroorzaakte kosten van analyse of deskundig onderzoek te betalen binnen de termijn
Het toepassingsgebied voor de bemiddeling is veel groter dan die van de minnelijke schikking wat betreft de plafondstraf. Voor minnelijke schikking komen enkel wanbedrijven in aanmerking, bij bemiddeling komen zelfs de meeste misdaden in aanmerking. Het verval van de strafvordering doet geen afbreuk aan de rechten van gesubrogeerden in de rechten van het slachtoffer of van slachtoffers die niet betrokken werden in de bemiddelingsprocedure; tegenover hen wordt de fout van de dader als onweerlegbaar vermoed. De verdachte wordt door de procureur des Konings opgeroepen en mag zich laten bijstaan door een advocaat. Ook het slachtoffer kan worden opgeroepen, maar dit is geen wettelijke verplichting. De bemiddeling is slechts mogelijk voor zover de zaak nog niet aanhangig is bij de strafrechter.
2.1.4 Personen tegen wie de strafvordering wordt uitgeoefend Principe De strafvordering wordt uitgeoefend tegen de persoon die ervan verdacht wordt een misdrijf te hebben gepleegd. Ook mededaders en medeplichtigen kunnen worden vervolgd. De strafvordering kan niet (minderjarigen) of slechts in beperkte mate (geestesgestoorden) worden uitgeoefend tegen schuldonbekwamen. Art.2bis VTSv.: De strafvordering kan tegen rechtspersonen worden ingesteld.
De immuniteiten Bepaalde personen genieten staatsrechtelijke en volkenrechtelijke voorrechten en immuniteiten. Tegen hen kan de strafvordering niet worden uitgeoefend. Deze immuniteit kan onbeperkt of beperkt zijn. Zij is onbeperkt wanneer zij op alle mogelijke strafbare feiten slaat. Zij is beperkt wanneer zij slechts op bepaalde misdrijven betrekking heeft (functionele immuniteit). Absolute immuniteit: kan nooit worden opgeheven. Machtigingsimmuniteit: kan worden opgeheven mits machtiging. De Koning heeft een absolute en onbeperkte immuniteit. Zijn immuniteit is beperkt tot zijn persoon en slaat dus niet op zijn familieleden en strekt zich evenmin uit tot zijn ministers. Parlementsleden genieten van een onschendbaarheid die deels absoluut, maar beperkt is, en deels onbeperkt, maar ophefbaar (deze regeling geldt ook voor regionale parlementsleden). Bij misdrijven door parlementsleden gepleegd in het parlement bij de uitoefening van hun parlementaire functie gaat het om een absolute immuniteit: zij geldt ten allen tijde en kan niet worden opgeheven. De immuniteit is echter beperkt: zij geldt enkel voor misdrijven, gepleegd bij het uitbrengen van een mening of een stem in het parlement. Bij andere misdrijven gaat het om een machtigingsimmuniteit. Er wordt een onderscheid gemaakt al naargelang de vervolgingen worden ingesteld tijdens of buiten de parlementaire zittijd. Het is een tijdelijke immuniteit die slechts geldt voor de duur van de parlementaire zittijd. Tijdens de parlementaire zittijd kan een parlementslid niet worden verwezen of rechtstreeks gedagvaard voor een hof of een rechtbank of worden aangehouden, dan met verlof van de kamer waarvan het parlementslid deel uitmaakt (uitz.: betrapping op heterdaad). De vervolging kan enkele worden ingesteld door het O.M. en de bevoegde ambtenaren (rechtstreekse dagvaarding is uitgesloten). Voor het vorderen van een gerechtelijk onderzoek is geen machtiging vereist. De dwangmaatregelen waarvoor het optreden van een rechter vereist is, kunnen enkel bevolen worden door de 1e voorzitter van het hof van beroep, op verzoek van de betrokken rechter en de voorzitter van het parlement moet op de hoogte gebracht worden (uitz.: betrapping op heterdaad). Om een parlementslid naar de strafrechter te verwijzen of hem te dagvaarden moet het parket eerst de toelating vragen. Voor misdrijven gepleegd buiten de zittijd kan het parlementslid gewoon worden vervolgd.
Bijzondere regels voor bepaalde categorieën personen Ministers en hoge functionarissen worden onderworpen aan speciale procedureregels (bevoorrechte rechtspleging). Hoger beroep tegen de beslissing is onmogelijk. Ministers zijn niet onschendbaar; indien zij worden verdacht van een misdrijf worden zij volgens een speciale procedure berecht. Common Law: Impeachment = afzetting. De bijzondere regeling in België geldt zowel voor federale als regionale ministers: • • • • • • • •
Berechting voor het hof van beroep voor misdrijven die zij in de uitoefening van hun ambt hebben gepleegd (ongeacht wanneer de vervolging plaatsvindt) Berechting voor het hof van beroep voor misdrijven gepleegd buiten hun ambtstermijn, maar die worden vervolgd tijdens de ambtstermijn Vervolging wordt ingesteld en geleid door de procureur-generaal Verlof vereist van het betrokken parlement voor elke vordering tot regeling van de rechtspleging, voor elke rechtstreekse dagvaarding en voor elke aanhouding Federale ministers: hof van beroep van Brussel bevoegd, cassatieberoep is mogelijk. De ambtsverrichtingen die in de regel behoren tot de bevoegdheid van de onderzoeksrechte en de procureur des Konings worden uitgeoefend door de raadsheer Speciale waarborgen voor dwangbevelen tijdens het vooronderzoek (bevel kan enkel door een college) Overzicht van de aanwijzingen en de indicatie omtrent hun kwalificatie wordt overgemaakt aan de bevoegde raad, samen met een akte van inverdenkingstelling
Ministers = parlementsleden: Vervolging ingesteld en geleid door magistraten van O.M., maar uiteindelijke verwijzing naar het vonnisgerecht beslist door de parlementaire assemblees. Ministers ↔ parlementsleden: • •
Bevoegdheid hof van beroep Onderzoek door procureur-generaal en een speciaal daartoe aangesteld raadsheeronderzoeksrechter
Bepaalde magistraten en hoge functionarissen genieten van het voorrecht van rechtsmacht: zij worden berecht door de 1e burgerlijke kamer van het hof van beroep, die in eerste en laatste aanleg uitspraak doet. De vervolging gebeurt door de procureur-generaal, en het ambt van onderzoeksrechter wordt waargenomen door een raadsheer in het hof van beroep. Rechtstreekse dagvaarding of klacht met burgerlijke partijstelling door het slachtoffer zijn uitgesloten. Art.479 en 483 Sv.: Limitatieve opsomming van desbetreffende personen. Art.482bis Sv.: De procedure van het voorrecht van rechtsmacht geldt ook t.a.v. medeplichtigen, mededaders en daders van samenhangende misdrijven.
Het voorrecht van rechtsmacht slaat op misdaden gepleegd buiten of binnen de uitoefening van hun ambt.
2.1.5 (Extra)territoriale gelding van de strafvordering De strafvordering kan enkel op Belgisch grondgebied worden uitgeoefend. Wel kan de strafvordering voor Belgische rechtscolleges worden uitgeoefend m.b.t. misdrijven die in het buitenland werden gepleegd (uitzonderlijk en restrictieve voorwaarden).
Misdrijven op Belgisch grondgebied Territorialiteitsbeginsel: De strafwet is van toepassing op alle misdrijven die op Belgisch grondgebied worden gepleegd. De plaats waar deze daden werden gesteld kan echter gedekt zijn door een staatsrechtelijke of volkenrechtelijke onschendbaarheid: •
• • •
Ambassades: Agenten of ambtenaren van de openbare macht van de ontvangststaat mogen het gezantsgebouw niet betreden of er hun functie uitoefenen zonder de toelating van het hoofd van de diplomatieke zending. Deze onschendbaarheid slaat ook op de private woning van de gezant, de voertuigen, de archieven, de briefwisseling, de diplomatieke tas, enz. Consulaten: Beperktere immuniteit dan die van de ambassades; zij is beperkt tot de consulaire gebouwen. Gebouwen van internationale organisaties: Bezitten in principe geen onschendbaarheid. In de praktijk beslissen verdragen daar echter anders om. Koninklijk paleis: Vloeit voort uit de onschendbaarheid van de Koning.
Misdrijven in het buitenland gepleegd Art.6-12bis VTSv.: Voorwaarden opdat de strafwet zou kunnen worden toegepast op misdrijven die in het buitenland gepleegd zijn. De vervolging is steeds facultatief en soms zijn er bijkomende vervolgingsvoorwaarden of –beletsels. Aut dedere, aut judicare: Wanneer België de uitlevering weigert, is het soms verdragsrechtelijk verplicht de zaak aan zijn bevoegde autoriteiten voor te leggen teneinde vervolging in te stellen. In bepaalde gevallen wordt t.a.v. in het buitenland gepleegde misdrijven de vervolging in België afhankelijk gesteld van de vraag of er een officieel bericht is van de overheid van de staat op wiens grondgebied het misdrijf werd gepleegd. → vermijden van dubbele vervolgingen
Art.7, §2 VTSv.: Voor misdaden en wanbedrijven door een Belg in het buitenland gepleegd, en waarvan een vreemdeling het slachtoffer is kan eveneens worden vervolgd op klacht van de benadeelde vreemdeling of van zijn familie, ook zonder officieel bericht. Vervolging is voor deze misdrijven echter enkel mogelijk op vordering van het O.M. Art.12 VTSv.: De vervolging van in het buitenland gepleegde misdrijven is slechts mogelijk indien de verdachte in België gevonden wordt. → vermijden verstekprocedures Het is slechts vereist dat de verdachte bij het begin van de procedure in België was. Voor sommige misdrijven wordt deze voorwaarde echter niet gesteld.
2.1.6 Prejudiciële vragen en prejudiciële geschillen Art.15 VTSv.: De strafrechter spreekt zich uit over alle vragen die incidenteel voor hem worden opgeworpen. = judex actionis judex exceptionis → MAAR: uitzonderingen: prejudiciële geschillen Prejudiciële geschillen: Vragen die niet door de strafrechter zelf, maar door een andere instantie worden beantwoord. De strafrechter zal hierbij de strafvordering opschorten. De verjaring van de strafvordering is geschorst.
Prejudiciële vragen De strafrechter kan een prejudiciële vraag stellen aan het Europees Hof van Justitie i.v.m. een interpretatievraag van EG-recht. Dit antwoordt bindt de Belgische rechter. Indien er een conflict rijst tussen enerzijds nationale en regionale wetten en anderzijds regionale wetten onderling kan de rechter (soms verplicht) een prejudiciële vraag stellen aan het GwH. Ook vragen over schendingen door wetten, decreten en ordonnanties van het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel en het grondwettelijk non-discriminatiebeginsel behoren tot de bevoegdheid van het GwH.
Prejudiciële geschillen In sommige gevallen bepaalt de wet dat de strafrechter zijn beslissing over de strafvordering moet uitstellen totdat een andere instantie zich over een prejudiciële kwestie heeft uitgesproken. Het betreft hier een zaak die hetzij reeds aanhangig is voor een andere instantie, hetzij door één van de partijen bij een andere instantie wordt aanhangig gemaakt. Laster: Er is slechts sprake van laster voor zover het wettelijk bewijs van de valsheid van de aantijging wordt geleverd (door een strafrechtelijke of disciplinaire uitspraak). Deze uitspraak is prejudicieel t.a.v. de beslissing over de strafvordering.
Oneerlijke handelspraktijken: Rechtbank van koophandel zal eerst uitspraak moeten doen over een feit dat tevens het voorwerp uitmaakt van een vordering tot staking. Vragen betreffende de Arbeidsongevallenwet: Enkel de arbeidsrechtbank kan beslissen of een bepaald feit een arbeidsongeval uitmaakt. Zijn uitspraak is bindend voor de strafrechter. Milieumisdrijven: Uitspraak over de strafvordering wordt uitgesteld bij een eventuele vordering tot staking bij de voorzitter van de rechtbank van 1e aanleg.
2.1.7 Verval van de strafvordering De opheffing of vernietiging van de strafwet Art.2 Sw.:Indien de straf ten tijde van het vonnis bepaald, verschilt van die welke gold ten tijde van het misdrijf, wordt de minst zware straf toegepast. De strafvordering vervalt door de opheffing van de strafwet. Geen nieuwe vervolgingen kunnen worden ingesteld, en alle hangende vorderingen, die steunden op de opgeheven strafbepalingen, vervallen. De opheffing van de strafwet heeft echter geen gevolg voor de burgerlijke vordering.
Amnestie Amnestie: De wetgever kan beslissen dat een strafbaar feit niet zal worden bestraft en zelfs het kenmerk misdrijf verliest. Alle hangende vervolgingen vervallen, maar de amnestie heeft geen weerslag t.a.v. derden: de burgerlijke vordering blijft onaangetast.
Klachtafstand bij klachtmisdrijven Sommige misdrijven kunnen enkel op klacht van de benadeelde worden vervolgd. De rechtspleging kan geen voortgang vinden wanneer de partij de klacht intrekt voor elke daad van vervolging.
De dood van de verdachte Art.20 VTSv.: De strafvordering vervalt door de dood van de verdachte. → persoonlijk karakter van de straffen. De burgerlijke vordering kan tegen de nalatenschap worden uitgeoefend.
Art.20 VTSv.: T.a.v. een rechtspersoon vervalt de strafvordering door afsluiting van de vereffening, door gerechtelijke ontbinding of door ontbinding zonder vereffening. Hierop zijn 2 uitzonderingen: • •
Indien zij tot doel hebben te ontsnappen aan de vervolging Indien de rechtspersoon in verdenking gesteld werd voor het verlies van de rechtspersoonlijkheid
De verjaring De strafvordering kan slechts gedurende een zekere termijn worden uitgeoefend. Deze termijn begint te lopen vanaf de dag waarop het misdrijf werd gepleegd. Na het verstrijken van deze termijn vervalt de strafvordering door verjaring. → overwegingen van algemeen belang en bescherming rechtszekerheid De verjaring is van openbare orde en moet door de rechter ambtshalve worden toegepast. De verjaring is geen mensenrecht (↔ redelijke termijn). De redelijke termijn is niet van openbare orde. Art.21 VTSv.: Termijnen: • • • • •
Niet-correctionaliseerbare misdaden: 15 jaar Correctionaliseerbare misdaden: 10 jaar Wanbedrijven: 5 jaar Overtredingen: 6 maanden Wanbedrijven met verzachten omstandigheden: 1 jaar
Onverjaarbare misdrijven: • • •
Genocide Misdaden tegen de mensheid Oorlogsmisdaden
Voor de berekening van de verjaringstermijn wordt gekeken naar de straf in concreto. De verjaringstermijn wordt van maand tot maand en van dag tot dag berekend. Art.23 VTSv.: De verjaring begint te lopen vanaf de dag waarop het misdrijf werd gepleegd. In deze termijn is de dies a quo wel, de dies ad quem niet inbegrepen. Voor aflopende misdrijven begint de verjaring onmiddellijk te lopen van zodra het misdrijf is afgelopen. Bij voortdurende misdrijven begint de verjaring te lopen vanaf het ogenblik waarop de misdadige toestand wordt beëindigd. Bij collectieve of voortgezette misdrijven begint de verjaring te lopen vanaf het laatste feit.
Bij gevolgmisdrijven begint de verjaring te lopen vanaf het ogenblik waarop het gevolg is ingetreden. De vertrekdatum van de verjaringstermijn is de dag waarop het misdrijf werd gepleegd, niet te dag waarop het werd ontdekt. Art.21bis VTSv.: Voor bepaalde misdrijven begint de verjaring pas te lopen vanaf de dag waarop het slachtoffer de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt. In geval van correctionalisering van deze misdaden blijft de verjaringstermijn die in abstracto was bepaald gelden. Voor het verstrijken van de verjaringstermijn moet de strafprocedure volledig zijn afgewikkeld. Vereist wordt dat de hele procedure is afgerond (i.t.t. de burgerlijke vordering). De beslissingen die als gevolg van het aanwenden van rechtsmiddelen tot stand komen moeten ook worden geveld binnen de verjaringstermijn. Het is echter niet vereist dat het vonnis of arrest ook in kracht van gewijsde zou zijn getreden binnen de verjaringstermijn. Art.22 VTSv.: De stuiting is een onderbreking van de lopende verjaringstermijn, waardoor een nieuwe termijn begint te lopen die gelijk is aan de oorspronkelijke. De stuiting kan enkel plaats vinden gedurende de 1e termijn (i..t.t. de stuiting van de verjaring van de straf), de verjaringstermijn van de strafvordering kan bij stuiting dus maximaal het dubbele van de oorspronkelijke verjaringstermijn bedragen. Art.23 VTSv.: De dag van de stuitingsdaad is in de termijn begrepen. De verjaring kan enkel worden gestuit door: • •
Daden van onderzoek: alle daden gesteld door een daartoe bevoegd persoon met het oog op het verzamelen van bewijzen Daden van vervolging: alle daden van een daartoe bevoegd persoon die ertoe strekken de strafvordering uit te oefenen
De stuiting werkt in rem, niet in personam. De stuitingsdaad geldt dus t.a.v. alle personen die bij de zaak betrokken zijn. De stuiting geldt t.a.v. alle samenhangende misdrijven. Art.24 VTSv.: De schorsing is een tijdelijke stilstand in de lopende verjaringstermijn, waarna deze termijn verder loopt zonder dat het al verworven gedeelte verloren gaat. De verjaring wordt geschorst wanneer de wet dit bepaalt of wanneer er een wettelijk of jurisprudentieel beletsel bestaat dat de instelling of de uitoefening van de strafvordering verhindert.
Schorsingsgronden: •
• •
• • • • •
De behandeling van bepaalde excepties door het vonnisgerecht: De verjaring van de strafvordering is geschorst gedurende de behandeling van een opgeworpen exceptie van onbevoegdheid, onontvankelijkheid of van nietigheid (Wet Franchimont). Prejudiciële geschillen Opschorting uitspraak veroordeling (Art.18 Probatiewet): Wanneer de rechter de uitspraak van de veroordeling opschort o.g.v. de Probatiewet, wordt de verjaring van de strafvordering geschorst gedurende de proeftermijn. Parlementaire onschendbaarheid Verzet Cassatieberoep (op voorwaarde dat het beroep ontvankelijk is) Vordering tot heropening strafzaak Inleiding van de strafvordering bij het vonnisgerecht (voor feiten gepleegd voor 1 september 2003): Er zijn echter 3 uitzonderingen: wanneer de zaak wordt uitgesteld met het oog op het stellen van bijkomende onderzoeksdaden, wanneer enkel het O.M. hoger beroep instelt en wanneer de zaak in behandeling is voor de vonnisrechter
Het rechterlijk gewijsde Wie in het verleden bij een onherroepelijk vonnis of arrest werd veroordeel of vrijgesproken kan niet opnieuw worden vervolgd wegens hetzelfde feit. → ne bis in idem De strafvordering vervalt van zodra er een definitieve beslissing wordt geveld over de grond van de zaak. Het rechterlijk gewijsde is van openbare orde (I;t.t. bij de burgerlijke vordering). Voorwaarden voor ne bis in idem i.v.m. de vroegere uitspraak: • • • •
Strafrechtelijke uitspraak: disciplinaire en administratieve veroordelingen, sepot en buitengerechtelijke afdoeningen hebben geen ne bis in idem karakter. Over de grond van de zaak: beschikkingen van de onderzoeksgerechten hebben geen ne bis in idem karakter Rechterlijk gewijsde: beslissing moet definitief en onherroepelijk zijn (niet meer vatbaar voor verzet binnen de gewone temrijn, hoger beroep of cassatieberoep) De beslissing moet uitgaan van een Belgische rechter
Voorwaarden voor ne bis in idem i.v.m. de nieuwe vervolgingen: • •
Het moet gaan om dezelfde persoon Het moet gaan om hetzelfde feit (ongeacht de juridische omschrijving ervan)
De vraag of een nieuw feit hetzelfde is als datgene waarover vroeger reeds uitspraak werd gedaan is een feitenkwestie die aan de soevereine beoordeling wordt overgelaten van de feitenrechter.
Wanneer het nieuwe feit echter een laattijdig vastgesteld voortgezet of collectief misdrijf is, kan de rechter zich er nog over uitspreken zonder het ne bis in idem beginsel te schenden. De rechter moet weliswaar met de vroegere veroordeling rekening houden bij de straftoemeting, de strafvordering is echter niet vervallen door de vroegere veroordeling. Aan buitenlandse vonnissen wordt niet hetzelfde gezag van gewijsde gegeven. Buitenlandse strafvonnissen wegens een in België gepleegd misdrijf worden niet erkend. Art.13 VTSv.: Buitenlandse vonnissen wegens een in het buitenland gepleegd misdrijf genieten een beperkte erkenning in België. Het gaat hier om een beperkte erkenning: • •
Het is vereist dat de buitenlandse veroordeling werd ondergaan De erkenning steunt op het misdrijf, niet op het feit (vb.: illegale import/export)
De Schengen-Overeenkomst bepaalt dat een persoon, die bij onherroepelijk vonnis in één van de Schengenlanden (alle EU-lidstaten behalve het VK en Ierland, plus Noorwegen en Ijsland) is berecht, niet meer kan worden vervolgd ter zake van dezelfde feiten. Hier is er geen onderscheid tussen buitenlandse vonnissen wegens een in België gepleegd feit en buitenlandse vonnissen wegens een in het buitenland gepleegd feit. In de Schengen-Overeenkomst is er overigens sprake van feiten.
De buitengerechtelijke afhandeling Buitengerechtelijke afhandeling: Zaken die tot strafrechtelijke vervolgingen en bestraffing zouden kunnen leiden worden buiten de strafrechter om afgehandeld. → sneller, efficiënter, kostenbesparend, minder sitgmatiserend, omzeilen problemen strafrecht • • •
Minnelijke schikking Bemiddeling Onmiddellijke inning op grond van de Wegverkeerswet
De onmiddellijke inning kan worden voorgesteld voor bepaalde overtredingen van de wetten op het wegverkeer, en is slechts mogelijk voor zover geen schade aan derden werd veroorzaakt. De onmiddellijke inning wordt voorgesteld door de politieambtenaren die hiertoe speciaal gemachtigd werden door de procureur-generaal bij het hof van beroep. Wanneer de verdachte het voorstel aanvaard dan vervalt de strafvordering binnen een termijn van 1 maand.
2.2 De burgerlijke vordering 2.2.1 Algemene beginselen In België wordt aan het slachtoffer van een misdrijf een vorderingsrecht toegekend dat beperkt is tot de rechtsvordering tot herstel van de schade die voortvloeit uit het misdrijf. De strafvordering zelf wordt niet door het slachtoffer, maar door het O.M. uitgeoefend. De burgerlijke vordering betreft een privé-belang dat van patrimoniale aard is, de strafvordering betreft het openbaar belang. De burgerlijke vordering kan evenwel voor de strafgerechten uitgeoefend worden.
2.2.2 Personen die de burgerlijke vordering kunnen uitoefenen Art.3 VTSv.: De rechtsvordering tot herstel van de schade door een misdrijf veroorzaakt, behoort aan hen die schade hebben geleden. → persoonlijke benadeling vereist De burgerlijke vordering kan niet enkel door het slachtoffer worden uitgeoefend, maar ook door zijn rechtsopvolgers. Ook rechtspersonen kunnen de burgerlijke vordering uitoefenen. De burgerlijke vordering kan worden uitgeoefend door hen die ten gevolge van een wettelijke of een contractuele indeplaatsstelling de schade die het slachtoffer ten gevolge van het misdrijf heeft geleden, hebben vergoed (vb. verzekeraar). De burgerlijke vordering moet voldoen aan de algemene voorwaarden van het gerechtelijk privaatrecht: • • • •
Bekwaamheid Rechtmatig belang van patrimoniale aard Schade ten gevolge van het misdrijf Strafbaar feit
Verscheidene bijzondere wetten voorzien in de mogelijkheid voor verenigingen om in rechte op te treden in strafzaken. Meestal stelt de wet hierbij een statutair doelcriterium en een anciënniteitcriterium. Soms wordt bovendien de toestemming van het slachtoffer vereist.
2.2.3 Personen tegen wie de burgerlijke vordering wordt uitgeoefend De burgerlijke vordering kan niet alleen tegen de verdachte, maar ook tegen zijn rechtsopvolgers worden ingesteld en tegen diegenen die op grond van de regels van het burgerlijk aansprakelijkheidsrecht gehouden zijn tot betaling van de schade veroorzaakt door het misdrijf dat door de verdachte werd gepleegd. Art.50 Sw.: Zijn er meederde mededaders of medeplichtingen, dan kan de burgerlijke vordering tegen elk van hen worden uitgeoefend. De burgerlijke vordering kan hoofdelijk tegen alle medeplichtigen en mededaders van een zelfde misdrijf worden uitgesproken. → geen persoonlijk karakter De burgerlijke vordering kan eveneens worden uitgeoefend tegen geestesgestoorde delinquenten.
2.2.4 Gevallen waarin geen burgerlijke partijstelling mogelijk is Burgerlijke partijstelling is niet mogelijk t.a.v.: • • • •
Minderjarigen (leeftijd van de beklaagde ten tijde van het als misdrijf omschreven feit) Personen die genieten van immuniteiten of voorrang van rechtsmacht Vervolgingen wegens ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht (Art.10, 1°bis VTSv.) De minderjarige kan zelf niet optreden als burgerlijke partij
2.2.5 Voorwerp van de burgerlijke vordering Bestaansvoorwaarden: • • •
Fout Schade Causaal verband
De burgerlijke en de strafrechtelijke fout zijn identiek.
2.2.6 Wijze waarop de burgerlijke vordering wordt uitgeoefend De keuze tussen de burgerlijke rechtbanken en de strafgerechten Art.4 VTSv.: De burgerlijke vordering kan samen met de strafvordering voor de strafgerechten worden uitgeoefend. Gevolgen van de burgerlijke partijstelling (i.t.t. gewone burgerlijke vordering) • • • •
Slachtoffer kan het gerechtelijk onderzoek mee sturen en dus beïnvloeden Het slachtoffer kan de uitkomst van het strafproces beïnvloeden Het slachtoffer kan de procedure ten gronde mee bepalen In strafzaken wordt het bewijs door het O.M. geleverd
De tussenkomst van het slachtoffer in het strafproces heeft echter een vertragende werking. Art.4, 2e lid VTSv.: Aanhouding van de burgerlijke belangen: De strafrechter kan al uitspraak doen over de schuld en de straf, maar de uitspraak op burgerlijk gebied wordt uitgesteld wanneer de zaak wat de burgerlijke belangen betreft niet in staat van wijzen is of zelfs bij ontstentenis van burgerlijke partijstelling. → vooral wanneer de zaak voor de rechtbank wordt gebracht alvorens zich een burgerlijke partij heeft gemanifesteerd (vaak bij oproeping bij proces-verbaal) Art.4, 3e lid VTSv.: Het slachtoffer kan de beslechting van de burgerlijke belangen dan later via een verzoekschrift aan de burgerlijke rechtbank voorleggen ofwel terug bij het gerecht dat al uitspraak heeft gedaan over de strafvordering. Heropening van de debatten op burgerlijk vlak voor de strafrechter is echter enkel mogelijk als de strafrechter in zijn eerdere beslissing aangaf dat de burgerlijke belangen ambtshalve zijn aangehouden. Het verzoekschrift geldt als burgerlijke partijstelling. Art.162 Sv.: De burgerlijke partij zal worden veroordeeld tot het betalen van de gerechtskosten indien de verdachte buiten vervolging wordt gesteld of wordt vrijgesproken. Wanneer de benadeelde de strafvordering zelf op gang brengt, door rechtstreekse dagvaarding of klacht met burgerlijke partijstelling, moet de benadeelde een borgsom storten, vastgesteld door de onderzoeks- of vonnisrechter.
De burgerlijke vordering voor de strafgerechten Art.66-67 Sv.: Indien de strafvordering reeds aanhangig was voor de strafrechter, kan het slachtoffer zich burgerlijke partij stellen door zich te voegen bij de procedure die reeds in gang was gezet door het O.M. Dit gebeurt d.m.v. een eenvoudige verklaring van de benadeelde en kan in elke stand van het geding. Art.182 en 216quater, §1 Sv.: De procureur des Konings is verplicht om alle gekende slachtoffers te verwittigen van de openbare terechtzitting.
Burgerlijke partijstelling is zowel mogelijk tijdens het vooronderzoek als tijdens het onderzoek ten gronde. Ze kan echter niet voor het eerst plaats vinden in graad van beroep.
Wanneer het O.M. de zaak nog niet aanhangig heeft gemaakt bij de strafrechter, of besloten heeft dit niet te doen, dan beschikt het slachtoffer over de mogelijkheid de zaak zelf bij de strafrechter aanhangig te maken. Dit kan d.m.v. een rechtstreekse dagvaarding voor het vonnisgerecht of een klacht met burgerlijke partijstelling voor de onderzoeksrechter. In beide gevallen zal de burgerlijke partij een borgsom moeten betalen. De rechtstreekse dagvaarding is enkel mogelijk voor wanbedrijven en overtredingen. Ze is niet mogelijk wanneer de zaak reeds het voorwerp uitmaakt van een gerechtelijk vooronderzoek. Voor de assisenhoven, de krijgsgerechten en de jeugdrechtbanken is rechtstreekse dagvaarding niet mogelijk. Rechtstreekse dagvaarding is evenmin mogelijk t.a.v. ministers en personen die genieten van voorrecht van rechtsmacht. Art.63 Sv.: De benadeelde kan ook een klacht met burgerlijke partijstelling bij de onderzoeksrechter neerleggen. Hierdoor wordt de zaak bij de onderzoeksrechter aanhangig gemaakt. → onderzoeksrechter is geadieerd, rankschikking zonder gevolg of buitengerechtelijke afhandeling door het O.M. is niet langer mogelijk. Art.136 Sv.: De leiding van het onderzoek komt de onderzoeksrechter toe, zij het onder controle van de KI. Art.61quinquies Sv.: De burgerlijke partij kan bijkomende onderzoeksdaden vorderen of informatie aan de onderzoeksrechter aanbieden. De burgerlijke partijstelling is niet ontvankelijk als de aangevoerde feiten niet strafrechtelijk worden omschreven. De ontvankelijkheid van de burgerlijke partijstelling wordt beoordeeld door het vonnisgerecht, bij de beslissing over de grond van de zaak. De onderzoeksrechter is niet bevoegd zich over de ontvankelijkheid van de burgerlijke partijstelling uit te spreken. Niet-ontvankelijkheid van de klacht met burgerlijke partijstelling heeft automatisch de nietigheid als gevolg van de verwijzingsbeschikking en de verdere strafvordering. Wel kan het O.M. voor dezelfde feiten nog een gerechtelijk onderzoek vorderen.
De burgerlijke vordering voor de burgerlijke rechtbanken → regels van gerechtelijk privaatrecht Wanneer de zaak die het voorwerp uitmaakt van een burgerlijke vordering voor de burgerlijke rechtbank, tevens het voorwerp van een strafvordering voor de strafgerechten uitmaakt, dan geldt het beginsel le criminel tient le civil en état. De strafvordering heeft voorrang boven de burgerlijke vordering, met als gevolg dat de burgerlijke rechtbank gebonden is door de beslissing van de strafrechter. De burgerlijke vordering wordt geschorst totdat de strafrechter zich over de strafvordering heeft uitgesproken.
2.2.7 Verval van de burgerlijke vordering • • •
Afstand van rechtsvordering en dading De verjaring van de burgerlijke vordering Rechterlijk gewijsde
Alle rechtsvorderingen tot vergoeding van de schade op grond van buitencontractuele aansprakelijkheid verjaren door verloop van 5 jaar vanaf de dag volgend op die waarop de benadeelde kennis heeft gekregen van de schade of de verzwaring ervan en van de identiteit van de daarvoor aansprakelijke persoon. De burgerlijke vordering kan evenwel niet verjaren voor de strafvordering. Maar in elk geval verjaart zij door verloop van 20 jaar vanaf de dag volgend op die waarop de schade veroorzaakt door het feit zich heeft voorgedaan. Wanneer de burgerlijke vordering op tijd is ingesteld, loopt de verjaring niet meer tegen de eiser.
2.2.8 Gezag strafrechtelijk gewijsde t.a.v. burgerlijk gewijsde De rechtspraak neemt aan dat de burgerlijke rechtscolleges gebonden zijn door de beslissingen van de strafgerechten. De burgerlijke rechter is slechts gebonden door datgene wat de strafrechter noodzakelijk, zeker en hoofdzakelijk heeft beslist. Het strafrechtelijk gewijsde bindt de burgerlijke rechter slechts tot tegenbewijs. Het gezag van gewijsde geldt dus: • • • •
T.a.v. wat noodzakelijk is: alles wat in rechte vereist is om de beslissing van de strafrechter te motiveren T.a.v. wat zeker is T.a.v. wat hoofdzakelijk is T.a.v. wie partij was in de strafprocedure
2.2.9 Hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden → Fonds tot hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden Slachtoffers van opzettelijke gewelddaden die via de gewone procedure van burgerlijke partijstelling geen vergoeding hebben kunnen verkrijgen, kunnen een beroep op dit fonds doen (buiten het strafprocesrecht). Financiering door al wie veroordeeld wordt tot een criminele of correctionele straf: deze personen worden veroordeeld tot het betalen van een bedrag van €25 vermeerderd met het aantal wettelijke opdeciemen. Rechthebbenden zijn slachtoffers van opzettelijke gewelddaden. Wanneer het slachtoffer is overleden, dan kunnen personen die ten gevolge van het overlijden kosten of een nadeel aanvoeren, zich eveneens tot het fonds wenden. Voorwaarden: • •
Subsidiair karakter: geen vergoeding via strafprocesrecht Vereiste van burgerlijke partijstelling
De vergoeding wordt naar billijkheid bepaald, rekening houdend met de financiële toestand en het gedrag van de verzoeker en de betrekkingen tussen de verzoeker en de dader.
3. Het vooronderzoek in strafzaken
3.1 Wijze waarop het onderzoek gevoerd wordt 3.1.1 Opsporingsonderzoek en gerechtelijk onderzoek Onderzoek in strafzaken: 1) Vooronderzoek: onderzoeken of er voldoende bezwaren zijn om de verdachte voor het vonnisgerecht te brengen 2) Onderzoek ten gronde Vooronderzoek: • •
Opsporingsonderzoek: onderzoek door procureur des Konings Gerechtelijk onderzoek: onderzoek door de onderzoeksrechter
De verdachte zijn onschuld wordt vermoed totdat het tegendeel bewezen is. Het O.M. en de onderzoeksrechter hebben de taak de waarheid te onderzoeken. → zoeken naar zowel bewijzen à charge en bewijzen à décharge De wet geeft aan verdachte en slachtoffer niet het recht zelfstandige opsporingen te verrichten tijdens het vooronderzoek, toch hebben zij een bepaalde sturingsmogelijkheid Art.61quinquies Sv.: De verdachte en de burgerlijke partij hebben het recht bijkomende onderzoeksdaden te vorderen van de onderzoeksrechter. Hij is echter niet verplicht op dit verzoek in te gaan, maar tegen de weigering kan hoger beroep worden aangetekend bij de KI.
3.1.2 Wijze waarop misdrijven ter kennis komen van de overheid Klachten, aangiften en ambtelijke vaststellingen De klacht is de aangifte van een misdrijf door de benadeelde zelf. Op zichzelf brengt de klacht de strafvordering niet op gang, enkel de klacht met burgerlijke partijstelling voor de onderzoeksrechter heeft dit gevolg. De aangifte is de kennisgeving van een strafbaar feit aan de overheid door een persoon die kennis heeft van een misdrijf. In bepaalde gevallen is de aangifte verplicht (Art.30 Sv.). Art.29, 1e lid Sv.: Iedere ambtenaar die in de uitoefening van zijn ambt kennis krijgt van een misdaad of wanbedrijf is verplicht dit te melden aan de procureur des Konings. = ambtelijke aangifte → slaat zowel vastgestelde misdrijven als ter kennis gebrachte misdrijven
Er is evenwel geen sanctie gesteld indien er geen (ambtelijke) aangifte wordt gedaan terwijl dit verplicht was. Enkel officieren van de gerechtelijke politie staan in dit verband onder disciplinair toezicht van de procureur-generaal. Fiscale misdrijven: bijzondere regeling (Art.29, 2e lid Sv.)
Proces-verbaal en strafdossier Van klachten, aangiften en eigen ambtelijke vaststellingen wordt een geschrift opgemaakt, dat aan het parket wordt overgemaakt. = proces-verbaal In principe is een proces-verbaal enkel authentiek naar de vorm, niet naar de inhoud. Het heeft geen sterkere bewijswaarde dan andere bewijzen. Sommige processen-verbaal hebben echter een bijzondere bewijswaarde, m.n. de processen-verbaal die gelden tot tegenbewijs. Enkel de personen gerechtigd tot het opmaken van een p-v die door de wet bekleed zijn met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie kunnen p-v’s opmaken. Aanvankelijk proces-verbaal: eerste proces-verbaal van waaruit het onderzoek start. Strafdossier: Bundeling van alle processen-verbaal. Het strafdossier is in principe geheim, geen uittreksel of afschrift mag worden gegeven dan met de uitdrukkelijke machtiging van de procureur-generaal bij het hof van beroep. Art.61ter Sv.: Wanneer de zaak is aangebracht bij de onderzoeksrechter en wordt onderzocht bij wijze van gerechtelijk onderzoek, kunnen de in verdenkinggestelde verdachte en de burgerlijke partij inzage vragen in het strafdossier. Deze mogelijkheid bestaat niet wanneer het onderzoek wordt geleid door de PdK. Vertrouwelijk dossier: Wordt aangelegd wanneer gebruik gemaakt wordt van stelselmatige observatie of van infiltratie. Dit dossier kan enkel door de PdK en de onderzoeksrechter worden ingekeken. → Art.47septies en 47novies Sv.
3.1.3 Wijze waarop misdrijven worden opgespoord en vastgesteld Permissieve regel, legaliteit en loyauteit Permissieve regel: alles wat niet verboden is, mag. Het is dus niet vereist dat het optreden van de politie gesteund is op een uitdrukkelijke wettelijke basis. Dit beginsel is echter te breed, de overheid is gebonden aan de beginselen van behoorlijk strafprocesrecht. Art.28bis, §3 en 56, §1 Sv.: De PdK en de onderzoeksrechter moeten waken over de wettigheid van de bewijsmiddelen en de loyauteit waarmee ze werden verzameld.
Sanctionering van onregelmatige opsporingshandelingen Politieofficieren die bij het opsporen en vaststellen van misdrijven en het verzamelen van bewijsmateriaal zelf misdrijven of andere onregelmatigheden plegen riskeren strafrechtelijke of disciplinaire sancties. Het bewijs dat op onrechtmatige wijze werd verkregen is ontoelaatbaar. Fouten van de politie tijdens het vooronderzoek leiden echter niet automatisch tot uitsluiting van het bewijsmateriaal. De strafrechter kan onregelmatigheden relatieveren als zij geen invloed hebben op de betrouwbaarheid van het bewijs of het recht op een eerlijk proces. Onrechtmatig bewijs: • • •
Bewijs dat werd verkregen d.m.v. een misdrijf Bewijs dat op onregelmatige wijze tot stand is gekomen Bewijs dat tot stand is gekomen met miskenning van de rechten van verdediging
Op loutere sturingsinformatie die enkel tot doel heeft het onderzoek verder af te bakenen en richting te geven heeft de bewijsuitsluitingsregel geen vat. Versoepeling door Antigoonrechtspraak, de sanctie van de uitsluiting van het onrechtmatig bewijs moet slechts in 3 gevallen worden toegepast: • • •
Het miskende vormvoorschrift is door de wet op straffe van nietigheid voorgeschreven De onregelmatigheid tast de betrouwbaarheid van het bewijs aan De onregelmatigheid brengt het eerlijk karakter van het proces in het gedrang
Opsporing en vaststelling van misdrijven en het EVRM Dwangmaatregelen die folteringen of onmenselijke en vernederende behandelingen zouden inhouden zijn altijd strijdig met het EVRM. Hierop bestaat geen enkele uitzondering. Art.37 en 38 Wet Politieambt: In uitzonderlijke omstandigheden kan het nodig zijn dat de politie, bij de uitoefening van haar bestuurlijke of gerechtelijke taken, dwang moet gebruiken, eventueel gepaard gaande met het gebruik van wapens. Behalve in het geval van wettige verdediging moet het gebruik van geweld steeds worden voorafgegaan door een waarschuwing, tenzij dit gebruik daardoor onwerkzaam zou worden. Art.37 Wet Politieambt: • •
Subsidiariteitsbeginsel: wettig doel dat niet op een andere wijze kan worden bereikt Proportionaliteitsbeginsel: gebruik van geweld moet redelijk zijn en in verhouding met het nagestreefde doel
Art.38 Wet Politieambt: Gebruik van vuurwapens • • •
Wettige verdediging Tegen gewapende personen of in de richting van gewapende personen die zich in voertuigen bevinden Bescherming
3.2 Personen belast met de opsporing en vaststelling van misdrijven 3.2.1 De leidinggevende magistraten Het O.M. De procureur des Konings: • • • • •
Zowel onderzoeksmagistraat als vervolgingsmagistraat Leiding over alle officieren van gerechtelijke politie binnen het arrondissement, hij beschikt t.a.v. hen over een algemeen vorderingsrecht (Art.28ter, §3 Sv.) Bevoegdheid ratione materiae: alle misdrijven Territoriale bevoegdheid: arrondissement (Art.23 Sv.) Mini-instructie: de PdK kan de onderzoeksrechter vorderen een onderzoekshandeling te verrichten waarvoor enkel de onderzoeksrechter bevoegd is zonder dat de PdK de leiding van het onderzoek verliest (Art.28septies Sv.)
De federale procureur: • • •
Staat niet hiërarchisch boven de procureurs des Konings Kan dwingende onderrichtingen geven i.v.m. de coördinatie van de strafvordering Tussenkomst in strafzaken met internationale vertakkingen
De onderzoeksrechter De onderzoeksrechter: • • • • • • •
Leidt het onderzoek in die zaken die bij wijze van gerechtelijk onderzoek worden onderzocht Rechter en opsporingsmagistraat Tussenkomst vereist wanneer dwangbevelen moeten worden genomen Bevoegdheid ratione materiae en ratione loci is dezelfde als die van de PdK Onderzoeksrechter gespecialiseerd in terrorisme is bevoegd voor het hele grondgebied van het rijk Beperkt door de saisine (Art.56, §1, laatste lid Sv.): hij kan enkel onderzoeksdaden verrichten m.b.t. de misdrijven waarvoor hij geadieerd is Delegatierecht van de onderzoeksrechter (kunnen soms niet aan om het even welke politiedienst worden gegeven)
De jurisdictionele bevoegdheden van de onderzoeksrechter kunnen niet worden gedelegeerd. De handelingen die hij kan stellen als opsporingsmagistraat kunnen worden gedelegeerd aan officieren van gerechtelijke politie. Art.62bis, 1e lid Sv.: Zijn gelijkelijk bevoegd de onderzoeksrechter van de plaats van de misdaad of het wanbedrijf, die van de plaats waar de verdachte verblijft of waar de maatschappelijke zetel of de bedrijfszetel van de rechtspersoon zich bevindt, en die van de plaats waar de verdachte kan worden aangetroffen. Onderzoeksopdrachten buiten het ambtsgebied van de onderzoeksrechter worden gegeven door ambtelijke opdrachten of rogatoire commissies. De onderzoeksrechter verzoekt aan zijn territoriaal bevoegde collega een bepaalde onderzoeksdaad te stellen. Bepaalde onderzoeksopdrachten kunnen rechtstreeks aan de politiediensten van het ander arrondissement gegeven worden. Art.62bis, 2e lid Sv.: De onderzoeksrechter die binnen zijn bevoegdheid kennis neemt van een misdrijf, kan buiten zijn arrondissement alle handeling verrichten of gelasten die tot zijn bevoegdheid behoren. Hij moet hiervan de territoriaal bevoegde PdK verwittigen. Ambtelijke opdrachten in het buitenland worden verricht o.g.v. internationale verdragen.
3.2.2 De politiediensten Opsporingstaken van de geïntegreerde politiedienst Naast de lokale politiediensten, die georganiseerd zijn in politiezones, zijn er federale politiediensten, bevoegd voor het grondgebied van het hele rijk. Binnen de lokale politiediensten worden gerechtelijke opsporingsdiensten opgericht die worden geleid door een politieambtenaar. Op arrondissementeel niveau worden de opdrachten van gerechtelijke politie uitgevoerd door de gedeconcentreerde gerechtelijke dienst, die geleid wordt door de gerechtelijke directeur. De algemene leiding en de operationele coördinatie van de centrale diensten van de federale politie op federaal niveau gebeurt door de algemene directie gerechtelijke politie, die zich op federaal niveau situeert en geleid wordt door een directeur-generaal. Federale en lokale politiediensten hebben dezelfde algemene bevoegdheid op het gebied van de opsporing en vaststelling van misdrijven. De basispolitiezorg wordt door de lokale politiediensten verstrekt, het optreden van de federale politie situeert zich op het bovenlokale niveau en wordt beheerst door de principes van specialiteit en subsidiariteit. Bevoegdheid federale politie: • • • •
Criminele organisaties Bijzondere opsporingstechnieken Complexiteit (aard van het feit, aard van de onderzoeksdaden of geografische spreiding) Verontrustend karakter
Verhouding leidinggevende magistraten en politiediensten Art.8 Wet Politieambt: De PdK en de onderzoeksrechter leiden het opsporingsonderzoek, respectievelijk gerechtelijk onderzoek bij wijze van vorderingen, gericht aan politiediensten. Deze vorderingen moeten in principe schriftelijk worden gedaan, behalve in dringende gevallen. Art.28ter, §3 en 56, §2 Sv.: De gevorderde politiediensten zijn gehouden aan de vorderingen gevolg te geven en voor de uitvoering noodzakelijke medewerking en personeelsleden te verlenen. Ze zijn verplicht ze uit te voeren, behalve indien de vordering als kennelijk onwettig voorkomt. Art.28ter, §4 en 56, §3 Sv.: De inlichtingen die politieambtenaren in uitvoering van deze vorderingen verzamelen moeten dadelijk aan de PdK of onderzoeksrechter worden overgemaakt,samen met de informatie waarover de betrokken ambtenaren eventueel reeds beschikten. → is echter geen substantiële verplichting (geen nietigheid) Art.28bis, §1Sv.: De politiediensten kunnen ook op autonome wijze misdrijven opsporen en vaststellen.
3.3 Het opsporingsonderzoek 3.3.1 Begrip Opsporingsonderzoek: onderzoek dat wordt gevoerd door de PdK. Hij is verantwoordelijk voor het onderzoek en waakt over de wettigheid van de bewijsmiddelen en de loyauteit waarmee ze worden verzameld. → Art.28bis, §1 Sv. Art.28ter, §1 Sv.: De PdK heeft een algemene opsporingsplicht en een algemeen opsporingsrecht, dat blijft bestaan ook al heeft hij de strafvordering ingesteld. De PdK oordeelt over de opportuniteit van de vervolging, wat met zich meebrengt dat hij ook over de opportuniteit van het onderzoek oordeelt. De onderzoeksrechter daarentegen is beperkt door zijn saisine en heeft geen opportuniteitsoordeel. Art.28bis, §3 Sv.: De opsporingshandelingen mogen geen enkele dwangmaatregel inhouden, noch schendingen van de individuele rechten en vrijheden behoudens de wettelijke uitzonderingen. Indien dwangmaatregelen moeten worden getroffen, dan moet een gerechtelijk onderzoek worden gevorderd (uitz.: mini-instructie). Het opsporingsonderzoek is volledig inquisitoir.
3.3.2 De heterdaadprocedure Art.41 Sv.: Een op heterdaad ontdekt misdrijf is een misdrijf dat wordt ontdekt terwijl het wordt gepleegd, of onmiddellijk daarna. Wordt ook als ontdekking op heterdaad beschouwd, het geval dat de verdachte door het openbaar beroep wordt vervolgd en het geval dat de verdachte in het bezit wordt gevonden van wapens, werktuigen of papieren, die doen vermoeden dat hij de dader van het misdrijf is of een medeplichtige. Bij betrapping op heterdaad heeft de PdK een reeks bevoegdheden die hij normaal niet heeft. Hij en zijn hulpofficieren hebben dan een reeks bevoegdheden die normaal enkel door de onderzoeksrechter kunnen worden bevolen. Art.59 Sv.: Bij betrapping op heterdaad kan de onderzoeksrechter het onderzoek van de feiten naar zich trekken en rechtstreekse de handelingen verrichten die tot de bevoegdheid van de PdK behoren. Samengevat vallen de bevoegdheden van de PdK en de onderzoeksrechter voor een deel samen bij betrapping op heterdaad.
3.3.3 De proactieve recherche Algemeen Art.28bis, §2 Sv.: Het opsporingsonderzoek slaat niet enkel op reeds gepleegde feiten, maar ook, onder bepaalde voorwaarden, op misdrijven die nog niet gepleegd zijn. = proactieve recherche: het verzamelen, registreren en verwerken van gegevens en inlichtingen m.b.t. die nog niet gepleegd zijn of nog niet aan het licht gebracht zijn. In het kader van de proactieve recherche worden vaak bijzondere opsporingsmethoden gebruikt en er wordt vaak sturingsinformatie verzameld.
Voorwaarden Art.28bis, §2 Sv.: • • •
Voorafgaande schriftelijke toestemming parket Gerechtelijke finaliteit Proportionaliteit
3.3.4 De bijzondere opsporingsmethoden Algemeen Bijzondere opsporingsmethoden worden gekenmerkt door hun heimelijk karakter en de noodzaak bepaalde elementen uit het onderzoek geheim te houden. Het doel van deze methoden is niet preventief, het gaat eerder om het creëren van de optimale omstandigheden om de daders van het misdrijf op heterdaad te kunnen betrappen. Door sommige bijzondere opsporingsmethoden wordt het recht op privacy zeer sterk aangetast en er rijzen vragen m.b.t. de bescherming van de rechten van de verdediging.
Wettelijke regeling Art.47ter-undecies en 56bis Sv.: De bijzondere opsporingsmethoden kunnen worden aangewend zowel binnen een opsporingsonderzoek als binnen een gerechtelijk onderzoek. Zij worden toegepast onder de controle van het O.M. Bij een gerechtelijk onderzoek is het de onderzoeksrechter zelf die instaat voor de tenuitvoerlegging, bij een opsporingsonderzoek is dit de PdK.
De meeste bijzondere opsporingsmethoden kunnen door de PdK worden bevolen zonder dat een machtiging van de onderzoeksrechter vereist is. In 2 gevallen is deze machtiging echter wel vereist: • •
Stelselmatige observatie met technische middelen om zicht te verwerven in een woning of de aanhorigheden daarvan en bij inkijkoperaties in een woning Bij de toepassing van sommige maatregelen op de woning of de lokalen die aangewend worden voor beroepsdoeleinden van advocaten en geneesheren
Deze machtiging kon bij wijze van mini-instructie worden verleend zodat geen gerechtelijk onderzoek vereist is. Maar het GwH vond deze regeling ongrondwettig en heeft deze vernietigd zodat nu ook voor de observatie met technische hulpmiddelen om zich te verwerven in een woning en voor de inkijkoperatie in een woning steeds een volwaardig gerechtelijk onderzoek moet worden gevorderd. Art.47ter, §1 Sv.: Bijzondere opsporingsmethoden worden, onder de controle van het O.M., aangewend door politiediensten die zijn aangewezen door de minister van Justitie. Ze hebben een gerechtelijke finaliteit. Art.47ter, §2 Sv.: De PdK staat in voor de permanente controle en binnen de gedeconcentreerde gerechtelijke dienst van de federale politie wordt een officier belast met de permanente controle over de bijzondere opsporingsmethoden in zijn arrondissement. Art.47ter, §1 Sv.: Bijzondere opsporingsmethoden kunnen ook worden aangewend in het kader van de strafuitvoering wanneer de veroordeelde zich aan de uitvoering van zijn straf heeft onttrokken. Art.47quinquies Sv.: Politieambtenaren die bij bijzondere opsporingsmethoden misdrijven plegen kunnen worden verschoond wanneer zij aan een aantal voorwaarden voldoen: • • • •
Subsidiariteit Proportionaliteit Uitdrukkelijke machtiging PdK Verbod van provocatie
Bij naleving van deze voorwaarden geldt een strafuitsluitende verschoningsgrond. Naast deze verschoningsgrond wordt bovendien voorzien in een rechtvaardigingsgrond voor de bijzondere maatregelen die strikt noodzakelijk zijn om de afscherming van de identiteit en de veiligheid van de politieambtenaren te vrijwaren. Niet alle details m.b.t. de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden kunnen gewoon in het strafdossier worden opgenomen, daarom wordt er een vertrouwelijk dossier aangelegd. De verschillende fasen van de uitvoering van de observatie of infiltratie worden ook in een p-v vastgelegd dat bij het gewone strafdossier wordt gevoegd. Enkel de PdK en de onderzoeksrechter hebben toegang tot het vertrouwelijk dossier. Het inzagerecht van de onderzoeksrechter geldt echter enkel in geval hij zelf de machtiging tot observatie verleende, of wanneer een gerechtelijk onderzoek wordt gevorderd in een zaak waarin reeds een observatie of infiltratie heeft plaatsgevonden. De inhoud van het dossier valt onder het beroepsgeheim.
Art.47decies Sv.: Ook bij de informantenwerking bestaan vertrouwelijke dossiers. De hele informantenwerking speelt zich af buiten het strafdossier. Art.235ter Sv.: Bij de dossiers waarin werd overgegaan tot vervolging wordt de kamer van inbeschuldigingstelling belast met de controle van de bijzondere opsporingsmethoden. Dit is een verplichte controle bij de afsluiting van het vooronderzoek. → geldt zowel voor het opsporingsonderzoek als voor het gerechtelijk onderzoek Art.235quater Sv.: De KI kan deze controle ook reeds voorlopig verrichten in de loop van het gerechtelijk onderzoek, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de onderzoeksrechter, hetzij op vordering van het O.M. Art.189ter en 335bis Sv.: De vonnisrechter heeft ook de mogelijkheid de KI nogmaals te gelasten haar controletaak op de toegepaste bijzondere opsporingsmethoden uit te oefenen. Art.47undecies Sv.: De dossiers waarin niet werd overgegaan tot vervolging worden, tenminste om de 3 maanden, aan de procureur-generaal bij het Hof van Beroep toegezonden teneinde deze toe te laten een controle uit te voeren op de regelmatigheid van de gebruikte methoden.
3.3.5 Afsluiting van het opsporingsonderzoek De PdK is verantwoordelijk voor de afsluiting van het opsporingsonderzoek. Drie opties: • •
•
Niet-vervolging: sepot, minnelijke schikking of bemiddeling Vordering tot onderzoek: onderzoek wordt verder geleid door de onderzoeksrechter (gerechtelijk onderzoek), wordt meestal gedaan indien de PdK meent dat dwangmaatregelen vereist zijn Dagvaarding of oproeping voor het vonnisgerecht
3.4 Het gerechtelijk onderzoek 3.4.1 Begrip Het gerechtelijk onderzoek wordt gevoerd onder leiding van een daartoe speciaal aangesteld onderzoeksmagistraat, de onderzoeksrechter. → wordt meestal gebruikt indien dwangmaatregelen vereist zijn of in complexe zaken
3.4.2 Taakomschrijving van de onderzoeksrechter → Art.56, §1 Sv. De onderzoeksrechter mag alle onderzoeksverrichtingen doen die nuttig zijn voor de ontdekking van de waarheid, op voorwaarde dat ze niet door de wet verboden zijn en verenigbaar zijn met de waardigheid van zijn ambt. → permissieve regel + beginselen van legaliteit en loyauteit De onderzoeksrechter moet zowel bewijzen à charge als bewijzen à décharge verzamelen. De onderzoeksrechter kan onderzoeksverrichtingen uitvaardigen, hetzij ambtshalve, hetzij op vordering van de PdK. Ook de inverdenkinggestelde en de burgerlijke partij kunnen aan de onderzoeksrechter vragen bepaalde onderzoeken te verrichten. De onderzoeksrechter is verplicht een onderzoek in te stellen, ook al acht hij het weinig waarschijnlijk dat er een misdrijf is gepleegd.
3.4.3 Saisine van de onderzoeksrechter Het gerechtelijk onderzoek kan slechts van start gaan van zodra de onderzoeksrechter is geadieerd. De onderzoeksrechter kan niet ambtshalve gerechtelijke onderzoeken starten, behalve in het uitzonderlijke geval van betrapping op heterdaad. Het gerechtelijk onderzoek is dus steeds reactief.
Wijze waarop de onderzoeksrechter geadieerd wordt • • • •
Vordering tot onderzoek (art.47 Sv.) Klacht met burgerlijke partijstelling van de benadeelde (art.63 Sv.) Auto-saisine bij betrapping op heterdaad (art.59 Sv.) Mini-instructie(art.28septies Sv.)
De PdK kan van de onderzoeksrechter dwangbevelen vorderen zonder dat het gerechtelijk onderzoek wordt ingesteld. In geval de onderzoeksrechter de gevraagde onderzoeksdaad weigert, kan het parket hoger beroep instellen bij de KI. → kan niet worden gebruikt voor alle dwangmaatregelen: aanhoudingsbevelen, ondervragingen van volledig anonieme getuigen, huiszoekingsbevelen, bevelen tot het plaatsen van een telefoontap, observatie met technische hulpmiddelen om zich te verwerven in een woning en de inkijkoperatie in een woning. De onderzoeksrechter heeft steeds een evocatierecht: hij beslist of hij uitsluitend de gevorderde onderzoekshandeling verricht en het dossier terugstuurt, dan wel of hij het gehele onderzoek voortzet. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk. De onderzoeksrechter dient zijn beschikking niet te motiveren en moet geen rekening houden met wat het parket vorderen. De mini-instructie is eenzijdig, zij kan enkel worden gevorderd door het O.M.
De omvang van de saisine De onderzoeksrechter heeft geen ambtshalve opsporingsrecht. Een gerechtelijk onderzoek kan enkel betrekking hebben op reeds gepleegde feiten. De onderzoeksrechter wordt gevat in rem, niet in personam. Hij kan zijn onderzoek uitbreiden tot alle personen die bij het feit dat hem werd voorgelegd betrokken zijn, ookal werden zij niet bij naam in de oorspronkelijke vordering vernoemd. De onderzoeksrechter is niet gebonden door de kwalificatie die het O.M. of de burgerlijke partij aan het feit is gegeven. Art.56, §1 Sv.: Wanneer de onderzoeksrechter in de loop van een gerechtelijk onderzoek feiten ontdekt die een misdaad of een wanbedrijf kunnen uitmaken dat niet bij hem is aangebracht, moet hij de PdK hiervan onmiddellijk in kennis stellen. De regels van samenhangende misdrijven gelden niet t.a.v. de onderzoeksrechter (i.t.t. vonnisrechter).
Gevolgen van de saisine Door de saisine wordt de zaak aanhangig gemaakt bij de onderzoeksrechter. De onderzoeksrechter kan niet weigeren te onderzoeken. Hij oordeelt niet over de opportuniteit van het onderzoek en is evenmin bevoegd de ontvankelijkheid of de gegrondheid van de strafvordering te beoordelen. Eens de zaak bij hem aanhangig is gemaakt, is hij verplicht het onderzoek te verrichten. Eens de zaak bij de onderzoeksrechter aanhangig is gemaakt, verliest de PdK de mogelijkheid af te zien van vervolging (sepot, minnelijke schikking, bemiddeling).
De saisine brengt de inverdenkingstelling van de verdachte met zich mee. Inverdenkingstelling is echter enkel verplicht indien er tegen de verdachte ernstige aanwijzingen van schuld bestaan. Indien de vordering tot onderzoek op naam van een concrete verdachte is gesteld of in de klacht met burgerlijke partijstelling een verdachte met naam is genoemd, dan vloeit hieruit een inverdenkingstelling voort (impliciete inverdenkingstelling). De onderzoeksrechter kan niet door de PdK van de zaak worden afgetrokken: eens hij met de zaak is belast, zet hij het onderzoek verder en is enkel de raadkamer bevoegd hem te ontlasten.
3.4.4 Verhouding onderzoeksrechter – procureur des Konings Vorderingen van de procureur des Konings t.a.v. de onderzoeksrechter De PdK kan het gerechtelijk onderzoek mee sturen. Hij heeft ten allen tijde inzage in het strafdossier en kan op grond hiervan eventueel aanvullende vorderingen nemen. Zo hij het opportuun acht kan hij de opdracht van de onderzoeksrechter uitbreiden. De onderzoeksrechter is gebonden door de vordering tot onderzoek en hij kan het onderzoek als dusdanig dus niet weigeren. Hij kan echter wel weigeren specifieke onderzoeksverrichtingen die van hem gevraagd worden te bevelen d.m.v. een strijdig bevel.
Rechtsmiddelen 1) Hoger beroep door de PdK De PdK kan hoger beroep aantekenen tegen een strijdig bevel van de onderzoeksrechter bij de KI. In een aantal gevallen is het hoger beroep van het parket tegen de beschikkingen van de onderzoeksrechter uitdrukkelijk geregeld: • • • •
Verlenen van inzage in het strafdossier aan de partijen Lichten van een beslag Inwilligen van een verzoek tot het stellen van bijkomende onderzoeksdaden Verkopen van in beslag genomen vermogensvoordelen of teruggeven van een borgsom
2) Cassatieberoep door de PdK Art.416 Sv.: Cassatieberoep van de PdK tegen de beschikkingen van de KI staat pas open nadat het eindvonnis of –arrest is geveld.
3.4.5 Rechten inverdenkinggestelde, burgerlijke partij en derde-beslagene tijdens het gerechtelijk onderzoek Het recht inzage te vragen in het strafdossier Art.61ter Sv.: Voor de inverdenkinggestelde en de burgerlijke partij is er een beperkt inzagerecht in het strafdossier. → enkel in gerechtelijk onderzoek De inzage slaat in principe op het gehele dossier, maar de onderzoeksrechter kan het inzagerecht beperken tot het deel van het dossier betreffende de feiten die tot de inverdenkingstelling of tot de burgerlijke partijstelling hebben geleid. Inzage kan geheel of gedeeltelijk worden toegestaan. Het inzagerecht houdt geen recht in om ook kopie te nemen van het dossier. Indien de onderzoeksrechter het verzoek afwijst, dan kan de verzoeker hoger beroep aantekenen bij de KI binnen een termijn van 8 dagen bij een met redenen omkleed verzoekschrift dat wordt neergelegd bij de griffie van de rechtbank van eerste aanleg. De PdK kan binnen dezelfde termijn hoger beroep aantekenen bij inwilliging van het verzoek, en dit met opschortende werking. Indien de onderzoeksrechter stilzit geldt dit als een afwijzing van het verzoek tot inzage. De KI doet uitspraak zonder debat binnen 15 dagen na de neerlegging van het verzoekschrift. De verzoeker mag geen nieuw verzoek met hetzelfde voorwerp toezenden of neerleggen vooraleer een termijn van 3 maanden is verstreken te rekenen van de laatste beslissing die betrekking heeft op hetzelfde voorwerp. Kwaadwillig misbruik van de door inzage verkregen inlichtingen is een misdrijf.
Het strafrechterlijk kortgeding Verzoeken tot opheffing van een beslag worden voor de strafrechter gebracht: het strafrechterlijk kortgeding. Het betreft een willig beroep. → Art.28sexies, 61quater en 61sexies Sv. Regeling: • • •
Eenieder die geschaad wordt door een opsporingshandeling betreffende zijn goederen, kan aan de PdK opheffing ervan vragen Dezelfde mogelijkheid bestaat in het gerechtelijk onderzoek Vanaf de aanhangigmaking van de zaak bij een vonnisgerecht wordt het verzoek gericht tot dat vonnisgerecht
De PdK of de onderzoeksrechter kunnen het verzoek afwijzen, of een gehele, gedeeltelijke of voorwaardelijke opheffing van de maatregel toestaan. Redenen voor de afwijzing: • • • •
Noodwendigheden van het onderzoek vereisen de maatregel Opheffing brengt de rechten van partijen of derden in het gedrang Opheffing betekent een gevaar voor personen of goederen De wet voorziet in de verbeurdverklaring van de betrokken goederen
Indien het verzoek wordt afgewezen kan de verzoeker de zaak aanbrengen bij de KI binnen een termijn van 15 dagen, te rekenen van de dag waarop de beschikking hem ter kennis. Bij inwilliging van het verzoek door de onderzoeksrechter kan de PdK beroep aantekenen onder dezelfde modaliteiten. De KI doet uitspraak binnen 15 dagen na de neerlegging van het verzoekschrift in een tegensprekelijke procedure. Hoger beroep heeft een opschortende werking, tenzij de voorlopige tenuitvoerlegging is bevolen. Geen nieuw verzoekschrift kan worden toegezonden of neergelegd met hetzelfde voorwerp vooraleer 3 maanden verstreken zijn te rekenen van de laatste beslissing die betrekking heeft op hetzelfde voorwerp. Art.28octies Sv.: Voor het beslag van vermogensvoordelen is een aparte procedure uitgewerkt, waarin het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring (C.O.I.V.) een belangrijke rol speelt. Tijdens het opsporingsonderzoek kan de PdK aan het C.I.O.V. de opdracht geven om waardevolle voorwerpen te verkopen, en de opbrengst in de plaats te stellen van het beslag. Vervreemding is mogelijk voor vervangbare vermogensbestanddelen, waarvan de bewaring in natura kan leiden tot waardevermindering, schade of onnodige kosten. De PdK kan ook beslissen de in beslag genomen goederen terug te geven aan de eigenaar tegen betaling van een geldsom. De PdK dient de persoon in wiens handen beslag gelegd is en zijn advocaat, personen die stellen dat zij geschaad zijn door de inbeslagname en de schuldeisers die via de hypothecaire staat bekend zijn te verwittigen. Tegen de beslissing kunnen de belanghebbenden binnen een periode van 156 dagen hoger beroep aantekenen bij de KI.
Het recht bijkomende onderzoekshandelingen te vragen → Art.61quinquies Sv. De inverdenkinggestelde en de burgerlijke partij kunnen de onderzoeksrechter verzoeken een bijkomende onderzoekshandeling te verrichten. De verzoeker moet specifiëren waarom en welke onderzoeksdaad. → enkel voor gerechtelijk onderzoek De onderzoeksrechter doet, op straffe van nietigheid, uitspraak binnen een maand. Deze termijn wordt teruggebracht tot 8 dagen indien één van de inverdenkinggestelden zich in voorlopige hechtenis bevindt. De onderzoeksrechter kan het verzoek afwijzen indien het niet noodzakelijk is of indien het nadelig is. Indien de onderzoeksrechter binnen de gestelde termijn geen beslissing heeft getroffen, dan geldt dit als een afwijzing van het verzoek. Tegen de afwijzing of de inwilliging kunnen respectievelijk de verzoeker en het parket hoger beroep aanteken bij de KI.
3.4.6 Afsluiting van het gerechtelijk onderzoek: de regeling van de rechtspleging Situering Tussen het gerechtelijk onderzoek en het onderzoek ten gronde is een gerechtelijke tussenfase ingebouwd: de regeling der rechtspleging. In deze fase van het onderzoek beslist de raadkamer, en in graad van beroep de KI, over de afsluiting van het onderzoek. Hier komen 2 vragen aan de orde: • •
Bestaan tegen de verdachte voldoende bewijzen? Werden de bewijzen op rechtmatige wijze vergaard?
Procedure voorafgaand aan de regeling der rechtspleging Art.127, §1 Sv.: Wanneer de onderzoeksrechter oordeelt dat zijn onderzoek voltooid is maakt hij het dossier over aan de PdK. = beschikking tot mededeling Indien de PdK geen andere onderzoekshandelingen wenst te laten verrichten, vordert hij de regeling door de rechtspleging door de raadkamer. = eindvordering De eindvordering moet alle feiten bevatten die in de oorspronkelijke vordering begrepen waren, zoniet blijft het onderzoek naar die feiten bij de onderzoeksrechter aanhangig en is hij niet ontlast.
De kwalificatie moet niet noodzakelijk overeenstemmen met de omschrijving die aan de feiten werden gegeven bij aanvang van het gerechtelijk onderzoek. De PdK kan in zijn eindvordering aan de raadkamer vragen de inverdenkinggestelde buiten vervolging te stellen of de zaak naar het vonnisgerecht te verwijzen. Hij kan ook vragen dat de raadkamer de onderzoeksrechter ontlast. Verder kan hij vorderen dat de raadkamer de internering of de opschorting toestaat. De PdK kan tenslotte ook vragen de nietigheid van bepaalde onderzoekshandelingen of handelingen i.v.m. de bewijsverkrijging vast te stellen.
De procedure voor de raadkamer Art.127, §2 Sv.: De eindvordering maakt de zaak bij de raadkamer aanhangig. Eens de eindvordering is opgesteld, bepaalt de raadkamer tenminste 15 dagen vooraf de plaats, de dag en het uur van de zitting van de raadkamer. Deze termijn wordt teruggebracht op 3 dagen indien één van de inverdenkinggestelden zich in voorlopige hechtenis bevindt. De griffier stelt de inverdenkinggestelde en de burgerlijke partijen in kennis dat ze gedurende deze termijn het dossier kunnen inkijken en er kopie van kunnen opvragen. Art.135, §2 Sv.: Laattijdige of onregelmatige oproeping maakt de verwijzingsbeschikking niet ongedaan. Wel kan de verdachte hoger beroep aantekenen. Art.127, §3 Sv.: Binnen de termijn kunnen de inverdenkinggestelde en de burgerlijke partij de onderzoeksrechter verzoeken bijkomende onderzoekshandelingen te verrichten. → schorst de regeling der rechtspleging totdat het verzoek definitief behandeld is Art.127, §4 Sv.: De raadkamer doet uitspraak op verslag van de onderzoeksrechter, na de PdK, de burgerlijke partij en de inverdenkinggestelde te hebben gehoord. De raadkamer kan de persoonlijke verschijning van de partijen bevelen. Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open. Ook verzet kan niet worden aangewend. De procedure is tegensprekelijk en verloopt achter gesloten deuren. De raadkamer is niet verplicht de bezwaren te vermelden die er tegen de inverdenkinggestelde bestaan. Het volstaat dat de verwijzingsbeschikking vermeldt dat het onderzoek voldoende bewijzen heeft opgeleverd.
Mogelijke beslissingen van de raadkamer 1) Buitenvervolgingstelling of verwijzing Art.128 Sv.: Wanneer uit het onderzoek blijkt dat de feiten geen misdrijf opleveren of dat er onvoldoende bezwaren tegen de inverdenkinggestelde zijn, beveelt de raadkamer de buitenvervolgingstelling.
De buitenvervolgingstelling wegens onvoldoende bezwaren heeft geen gezag van gewijsde. Buitenvervolgingstelling kan ook worden bevolen als de raadkamer vaststelt dat de strafvordering onontvankelijk is of dat zij is vervallen. Deze buitenvervolgingstellingen hebben meestal wel gezag van gewijsde. Wanneer de burgerlijke partij het gerechtelijk onderzoek heeft geopend, oordeelt de raadkamer over de rechtsplegingsvergoeding ten gunste van de verdachte (niet verschuldigd aan het O.M.). Oordeel de raadkamer dat er voldoende bezwaren tegen de inverdenkinggestelde bestaan, dan kan hij naar het vonnisgerecht verwezen worden. Door de beschikking tot verwijzing wordt de zaak aanhangig gemaakt voor het vonnisgerecht. Art.129 Sv.: Verwijzing naar de politierechtbank. Art.130 Sv.: Verwijzing naar de correctionele rechtbank. Art.133 Sv.: Verwijzing naar de procureur-generaal bij het hof van beroep.
2) De zuivering der nietigheden Art.131 Sv.: De raadkamer spreekt, als daartoe grond bestaat, de nietigheid uit van de handeling en van een deel of het geheel van de daarop volgende rechtspleging, wanneer zij een onregelmatigheid, verzuim of nietigheid vaststelt die een invloed heeft op een handeling van het onderzoek of de bewijsverkrijging. Nietig verklaarde stukken worden uit het dossier verwijderd en neergelegd ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg.
3) Beslissingen i.v.m. het onderzoek Wanneer de raadkamer vaststelt dat het onderzoek niet volledig is, dan schort zij haar beslissing over de regeling der rechtspleging op door te beschikken dat de zaak niet in staat is. Hierdoor blijft de zaak aanhangig bij de onderzoeksrechter, de PdK zal desgevallend aanvullende vorderingen kunnen nemen. De raadkamer is echter niet bevoegd zelf onderzoeksdaden te bevelen (i.t.t. KI). Wanneer de raadkamer vaststelt dat de onderzoeksrechter onbevoegd is, dan beveelt zij het ontslag van het onderzoek. De onderzoeksrechter wordt dan ontlast en de zaak zal voor de bevoegde instantie worden voortgezet. De raadkamer kan in 2 gevallen uitspraak ten gronde vellen: • •
Internering Opschorting
Rechtsmiddelen tegen de beschikking over de rechtspleging → hoger beroep bij KI Art.135, §1 Sv.: Het O.M. en de burgerlijke partij kunnen hoger beroep instellen tegen alle beschikkingen van de raadkamer (vereiste van belang). Wanneer enkel de burgerlijke partij beroep aantekent, moet de kamer de ontvankelijkheid van de burgerlijke partijstelling nagaan. De onderzoeksgerechten zijn bevoegd kennis te nemen van de vordering tot schadevergoeding van de buitenvervolginggestelde verdachte wegens tergend en roekeloos hoger beroep van de burgelijke partij. De inverdenkinggestelde kan beroep aantekenen wanneer hij de bevoegdheid van de onderzoeksrechter of de raadkamer betwist. Verder kan hij beroep aantekenen: • •
In geval van onregelmatigheden, verzuimen of nietigheden In geval van gronden van niet-ontvankelijkheid of verval van de strafvordering
Art.135, §2 Sv.: Het hoger beroep van de inverdenkinggestelde is enkel ontvankelijk indien het middel bij schriftelijke conclusie is ingeroepen voor de raadkamer. Art.135, §3 Sv.: Het hoger beroep wordt ingesteld binnen een termijn van 15 dagen. De partijen worden door de griffier opgeroepen. Wanneer alleen het O.M. hoger beroep instelt tegen de buitenvervolgingstelling, moet de burgerlijke partij niet worden uitgeroepen. De uitspraak van de KI gebeurt achter gesloten deuren.
3.4.7 Controle door de kamer van inbeschuldigingstelling Ambtshalve toezicht op het verloop van de gerechtelijke onderzoeken Art.135 Sv.: De KI houdt ambtshalve toezicht op het verloop van de onderzoeken. Art.235-235bis Sv.: De KI kan een lopend gerechtelijk onderzoek aan de onderzoeksrechter onttrekken en verder laten verrichten door één van de raadsheren van de KI zelf die dan raadsheeronderzoeker worden genoemd. = evocatierecht van de KI
Toezicht op langdurige onderzoeken Onderzoeken die meer dan een jaar aanslepen kunnen bij de KI worden aangebracht op 2 manieren: • •
Art.136 Sv.: Een met redenen omkleed verzoekschrift van de inverdenkinggestelde of de burgerlijke partij Art.136bis Sv.: De procureur-generaal kan de zaak aanbrengen bij de KI
Wanneer de zaak op die wijze bij haar is aangebracht kan de KI de zaak tot zich trekken en/of het dossier zuiveren. Het EHRM heeft echter beslist dat deze procedure onvoldoende tegemoetkomt aan de vereiste van art. 13 EVRM (recht op een effectief rechtsmiddel voor een nationale instantie).
Toezicht op de regelmatigheid van de rechtspleging Art.235bis Sv.: Het toezicht op de regelmatigheid van de procedure werd toevertrouwd aan de KI. Zij kan processtukken die besmet zijn door onregelmatigheden uit het strafdossier verwijderen. = zuivering van het strafdossier. De KI doet dit op vordering van het O.M., op verzoek van de partijen of ambtshalve. De nietigheden die moeten worden gezuiverd: • • •
Onregelmatigheden, verzuimen of nietigheden die betrekking hebben op een handeling van het onderzoek of de bewijsverkrijging Onregelmatigheden, verzuimen of nietigheden m.b.t. de verwijzingsbeschikking Gronden van niet-ontvankelijkheid of verval van de strafvordering
De KI kan overgaan tot de zuivering tijdens de regeling der rechtspleging. Zij kan dit echter ook in een vroegere fase van het onderzoek doen. Bij verzoek van één van de partijen is de KI verplicht de regelmatigheid van een onderzoeksdaad na te gaan. T.a.v. de inverdenkinggestelde vereist de wet dat deze het middel bij schriftelijke conclusie heeft ingeroepen voor de raadkamer (regel geldt enkel bij de regeling der rechtspleging). Art.235bis, §3-4 Sv.: De procedure is tegensprekelijk: wanneer de KI ambtshalve de regelmatigheid van de rechtspleging onderzoekt en er een nietigheid, een grond van niet-ontvankelijkheid of van verval van de strafvordering kan bestaan, beveelt ze de debatten te heropenen. Indien ze op verzoek van een partij ertoe beslist hoort ze de opmerkingen van de procureur-generaal en van de partijen in openbare terechtzitting. Art.235bis, §5 Sv.:De nietigheden die door de KI werden onderzocht kunnen niet opnieuw worden opgeworpen voor de feitenrechter. Hierop zijn 2 uitzonderingen: • •
De middelen die betrekking hebben op de bewijswaardering De middelen die de openbare orde aanbelangen
Wanneer de KI een onregelmatigheid, verzuim of nietigheid vaststelt, of een grond van onontvankelijkheid of verval van de strafvordering, spreekt zij de nietigheid uit van de handeling die erdoor is aangetast, en van het geheel van de daarop volgende rechtspleging. = fruits of the poisonous tree doctrine
Als niet alle resultaten die in een akte zijn opgenomen, voortvloeien uit nietige onderzoekshandelingen, verbiedt geen enkele wetsbepaling de onderzoeksgerechten om de akte te vervangen door een afschrift dat van de litigieuze vermeldingen is gezuiverd. Er bestaat echter geen absolute onmogelijkheid voor de rechter ten gronde om nietig verklaarde handelingen aan te wenden. Wanneer de nietig verklaarde stukken elementen bevatten die onontbeerlijk kunnen zijn voor de verdediging van een partij, staat het aan de rechter te oordelen in welke mate de eerbiediging van het recht van verdediging vereist dat een partij nietig verklaarde stukken kan aanwenden, daarbij erover wakend dat de rechten van de andere partijen niet worden miskend. Art.416, 2e lid Sv.: Er is cassatieberoep mogelijk tegen arresten waardoor de nietigheden worden gezuiverd.
3.5 Onderzoeksverrichtingen 3.5.1 Het opnemen van klachten en aangiften Van klachten en aangiften die officieren van gerechtelijke politie ontvangen wordt een procesverbaal opgemaakt, dat wordt overgemaakt aan de PdK. Art.31 Sv.: In principe moet de aangever het p-v ondertekenen. Dit voorschrift is echter niet op straffe van nietigheid voorgeschreven. Ook de onderzoeksrechter kan klachten en aangiften opnemen. Het is enkel voor zover zij gepaard gaan met een burgerlijke partijstelling dat de onderzoeksrechter geadieerd is.
3.5.2 Identiteitscontrole en het houden van gegevensbestanden Verzamelen van informatie Art.34 Wet Politieambt: De politieambtenaren controleren de identiteit van ieders persoon wiens vrijheid wordt benomen of die een misdrijf heeft gepleegd. Art.44/1 Wet Politieambt: De politiediensten kunnen, bij het vervullen van de opdrachten die hun zijn toevertrouwd, gegevens van persoonlijke aard en inlichtingen inwinnen en verwerken.
Houden van een gegevensbestand Art.44/7 Wet Politieambt: De gegevens worden in een algemene nationale gegevensbank verwerkt, die wordt opgericht binnen één van de directoraten-generaal van de federale politie. Deze gegevensbank staat onder de controle van een controleorgaan dat wordt voorgezeten door een federale magistraat.
3.5.3 Plaatsbezoek Het plaatsbezoek is een onderzoek op de plaats van het misdrijf of op elke andere plaats waar nuttige vaststellingen kunnen worden verricht. Art.32 Sv.: Indien het onderzoek ter plaatse in een woning moet worden verricht, is er bij betrapping op heterdaad geen huiszoekingsbevel van de onderzoeksrechter vereist. Het plaatsbezoek kan aan de politie worden opgedragen, in de praktijk wordt het door de onderzoeksrechter persoonlijk verricht bij zeer ernstige misdaden. Hij laat zich hierbij steeds vergezellen door de PdK en door zijn griffier en kan desgevallend een deskundige aanstellen. Het plaatsbezoek is niet tegensprekelijk. De verdachte heeft niet het recht aanwezig te zijn, behalve bij een wedersamenstelling.
3.5.4 Observatie Voor zover de observatie niet stelselmatig is of gepaard gaat met het betreden van privé-plaatsen is observatie toegelaten. Wanneer echter een meer ingrijpende vorm van observatie wordt toegepast, dan vereist het EVRM hiervoor een wettelijke grondslag. Dit zal het geval zijn als de observatie langdurig is, een zekere intensiteit bereikt en wordt verricht met behulp van technische hulpmiddelen.
3.5.5 Ondervraging van de verdachte Minimumrechten van de ondervraagde persoon De PdK en de politie (opsporingsonderzoek) en de onderzoeksrechter (gerechtelijk onderzoek) kunnen de verdachte ondervragen. → Art.47bis Sv.: regeling, maar schending van voorschriften levert geen nietigheid op Art.28quinquies, §2 en 57, §2 Sv.: De ondervraagde heeft recht op een kosteloze kopie van het p-v van zijn verhoor indien hij hierom vraagt. De termijn is verschillend bij opsporingsonderzoek en gerechtelijk onderzoek. In geval van ernstige en uitzonderlijke omstandigheden kan het tijdstip van de mededeling worden uitgesteld voor een eenmaal hernieuwbare termijn van ten hoogste 3 maanden.
Ondervraging van de verdachte binnen een opsporingsonderzoek De ondervraging gebeurt buiten de aanwezigheid van de advocaat en is niet aan bijzondere voorwaarden onderworpen. Het is de politie-ambtenaar die vorm geeft aan het verhoor. In het kader van het opsporingsonderzoek bestaat niet de verplichting de verdachte in verdenking te stellen (i.t.t. gerechtelijk onderzoek). Art.40 Sv.: De PdK kan de verdachte voor maximaal 24 uur van zijn vrijheid beroven, en indien hij niet aanwezig is, kan de PdK tegen de verdachte een bevel tot medebrenging uitvaardigen. De politie heeft ook de bevoegdheid om over te gaan tot een bestuurlijke aanhouding (administratieve maatregel).
Ondervraging van de verdachte binnen een gerechtelijk onderzoek De ondervraging van de verdachte is geen wettelijke verplichting, maar wordt beschouwd als een deontologische verplichting van de onderzoeksrechter. Slechts in 1 geval is de ondervraging een wettelijke verplichting: wanneer de onderzoeksrechter een aanhoudingsbevel uitvaardigt. Bij de inverdenkingstelling daarentegen is de ondervraging niet verplicht. De inverdenkinggestelde kan hier wel om verzoeken. De verdachte kan door de onderzoeksrechter worden opgeroepen. Art.3 Voorlopige Hechteniswet: Als kan worden gevreesd dat de verdachte niet spontaan zal verschijnen, kan tegen hem een bevel tot medebrenging worden uitgevaardigd. Na de ondervraging kan de onderzoeksrechter eventueel overgaan tot het verlenen van een aanhoudingsbevel. De ondervraging van de verdachte vindt plaats in het kabinet van de onderzoeksrechter, buiten de aanwezigheid van de advocaat. De onderzoeksrechter kan zich laten bijstaan door een deskundige. Art.47bis Sv.: De magistraat of de politiedienst is verplicht aan de betrokkene mee te delen dat zijn verklaringen als bewijs in rechte kunnen worden gebruikt, maar een cautieplicht is slechts in uitzonderlijke gevallen verplicht. De ondervraging van de verdachte gebeurt niet onder ede (i.t.t. getuigenverhoor). Art.22 Voorlopige Hechteniswet: De verdachte die onder aanhoudingsbevel werd geplaatst of zijn raadsman kan de onderzoeksrechter om een samenvattende ondervraging verzoeken. Deze ondervraging mag worden bijgewoond door de raadsman van de verdachte en de PdK. Zij kan voor het eerst worden aangevraagd vooraleer de 2e verschijning voor de raadkamer plaatsvindt, en vervolgens voor elke verschijning voor de raadkamer of de KI.
Ondervraging met behulp van audiovisuele media Art.112 Sv.: Verhoor van de verdachte via videoconferentie.
De vrijheidsberoving van de verdachte Art.1-2 Voorlopige Hechteniswet: Een verdachte kan maximaal 24u door de PdK of de politie van zijn vrijheid worden beroofd. Het moet gaan om een persoon tegen wie ernstige aanwijzingen van schuld bestaan. Voor langere vrijheidsberovingen is een bevel van de onderzoeksrechter vereist (→ gerechtelijk onderzoek vereist, want mini-instructie niet mogelijk).
3.5.6 Inverdenkingstelling van de verdachte Principe De inverdenkingstelling is de officiële mededeling aan de betrokkene dat hij wordt verdacht van een misdrijf. Zij is enkel voorzien in het raam van een gerechtelijk onderzoek. → bevoegdheid onderzoeksrechter De onderzoeksrechter is verplicht tot inverdenkingstelling over te gaan t.a.v. elke persoon tegen wie ernstige aanwijzingen van schuld bestaan.
Rechten inverdenkinggestelde • • •
Kan inzage in het strafdossier vragen Kan bijkomende onderzoekshandelingen vragen Wordt partij in de strafzaak en kan vragen dat onregelmatige of nietige proceshandelingen uit het strafdossier worden verwijderd
Impliciete inverdenkingstelling Art.61bis Sv.: Eenieder tegen wie de strafvordering wordt ingesteld in het kader van een gerechtelijk onderzoek, geniet dezelfde rechten als de inverdenkinggestelde. = impliciete of virtuele inverdenkingstelling
Inverdenkingstelling en loyauteitsplicht Aan de niet-naleving van de verplichting in verdenking te stellen is geen sanctie verbonden en er is geen rechtsmiddel voorhanden. De onderzoeksrechter beschikt niet over de mogelijkheid een verdachte, die in verdenking werd gesteld, naderhand buiten verdenking te stellen. Dit kan alleen door een beslissing van het onderzoeksgerecht.
3.5.7 Getuigenverhoor Getuigenverhoor binnen het raam van een opsporingsonderzoek Art.71 Sv.: Een getuige is een persoon die nuttige inlichtingen kan verschaffen, hetzij over het misdrijf, hetzij over de persoonlijkheid van de verdachte. Tijdens het vooronderzoek wordt de getuige op niet-tegensprekelijke wijze verhoord. Een getuige die de bezwaren tegen de verdachte bevestigt is een getuige à charge, een getuige die verklaringen aflegt waaruit de onschuld van de verdachte blijkt is een getuige à décharge. Art.33-34 Sv.: De PdK kan aanwezigen en getuigen ondervragen bij betrapping op heterdaad. Bij betrapping op heterdaad kan hij de aanwezigen verbieden het huis of de plaats van het misdrijf te verlaten, totdat het p-v is afgesloten. Buiten betrapping op heterdaad kunnen getuigen steeds verhoord worden op voorwaarde dat er geen dwangmaatregelen tegen hen worden getroffen. Het gaat hier echter niet om een getuigenverhoor in de strikte betekenis van het woord: de betrokkenen worden immers niet onder ede verhoord. De regels i.v.m. het verhoor van de verdachte gelden ook t.a.v. getuigen. Minderjarige slachtoffers van bepaalde seksuele misdrijven hebben het recht zich tijdens elk verhoor te laten bijstaan door een vertrouwenspersoon.
Getuigenverhoor binnen het raam van een gerechtelijk onderzoek Het getuigenverhoor kan door de onderzoeksrechter zelf worden afgenomen, of door de onderzoeksrechter aan de politie worden opgedragen. In dit laatste geval wordt geen eed afgelegd. De regel betreffende het verhoor van verdachten gelden ook t.a.v. getuigen. Het getuigenverhoor tijdens het vooronderzoek is geheim. De verdachte of zijn advocaat hebben niet het recht hierbij aanwezig te zijn. De getuige kan worden opgeroepen bij wijze van eenvoudige uitnodiging. De getuige kan eveneens worden gedagvaard.
Art.4 Voorlopige Hechteniswet: Bevel tot medebrenging is mogelijk t.a.v. getuigen die weigeren te verschijnen. Getuigen worden door de onderzoeksrechter in principe steeds onder ede verhoord. In de praktijk gebeurt dit echter niet Kunnen geen eed afleggen: • •
Art.79 Sv.: Kinderen beneden de 15 jaar Art.31 Sw.: Personen die werden ontzet uit het recht te getuigen
Bloed- en aanverwanten kunnen wel door de onderzoeksrechter worden verhoord (i.t.t. bij de vonnisgerechten). Eens het slachtoffer zich burgerlijke partij heeft gesteld kan het niet als getuige onder ede worden verhoord. Art.407, §2 Sv.: Nietigheden i.v.m. de eedaflegging kunnen worden gedekt. De getuige heeft, in tegenstelling tot de verdachte, geen algemeen zwijgrecht: hij is verplicht de vragen die hem door de onderzoeksrechter worden gesteld te beantwoorden. Uitzonderingen op de spreekplicht: • •
Art.458 Sw.: Beroepsgeheim: getuige heeft het recht te zwijgen, maar is niet verplicht De getuige die zich door de waarheid te zeggen, zelf aan vervolgingen zou blootstellen
Het zwijgrecht beperkt zich tot het recht te weigeren vragen te beantwoorden, de verschijningsplicht en de plicht de eed af te leggen vallen er niet onder. Van de getuigenis wordt een p-v opgemaakt. Getuigen hebben geen recht op bijstand van een advocaat (mildering voor minderjarigen die het slachtoffer zijn van bepaalde seksuele misdrijven → vertrouwenspersoon). Art.92 Sv.: Een andere manier om minderjarigen te beschermen is de audiovisuele opname van het verhoor van minderjarigen. De minderjarige die 12 jaar of ouder is moet met de opname instemmen. De instemming van de ouders is irrelevant.
Anonieme getuigen Bescherming van getuigen: • •
Juridisch: afscherming identiteit Fysiek: feitelijke bescherming
Het EVRM erkent uitdrukkelijk het recht van de verdachte om met getuigen à charge te worden geconfronteerd. Art.75 Sv.: De onderzoeksrechter is verplicht de identiteit van de getuigen in het p-v op te nemen (op straffe van nietigheid). Art.75bis Sv.: Gedeeltelijke anonimiteit houdt in dat bepaalde identificatiegegevens van de getuige niet openbaar gemaakt worden. → Voorwaarde: redelijk vermoeden dat de getuige of iemand uit zijn naaste omgeving een ernstig nadeel zou lopen door het bekendmaken van bepaalde identiteitsgegevens of door het afleggen van een verklaring De gedeeltelijke anonimiteit wordt besloten door de onderzoeksrechter ambtshalve of op initiatief van de partijen of het O.M. gevorderd. Zij kan ook geschieden bij mini-iunstructie. Art.75ter Sv.: Strengere vereisten voor anonieme getuigenissen door politieagenten. Art.86bis Sv.: Volledige anonimiteit is een meer verregaande beperking van het recht van de verdachte op confrontatie met getuigen à charge en is dus aan striktere voorwaarden verbonden. Zij kan worden toegepast indien de gedeeltelijke anonimiteit niet lijkt te volstaan en wanneer kan worden aangenomen dat de getuige of een persoon uit zijn naaste omgeving zich redelijkerwijze door het afleggen van de getuigenis ernstig in zijn integriteit bedreigd voelt, en dat de getuige te kennen heeft gegeven wegens deze bedreiging geen verklaring te willen afleggen. Voor politiefunctionarissen wordt tevens vereist dat er precieze en ernstige aanwijzingen bestaan dat deze getuige of een persoon uit diens naaste omgeving objectief gezien gevaar loopt. T.a.v. volledig anonieme getuigenissen gelden de voorwaarden van proportionaliteit en subsidiariteit. De onderzoeksrechter moet, vooraleer hij een beslissing neemt, de betrouwbaarheid van de verdachte onderzoeken. Volledige anonimiteit kan enkel worden verleend door de onderzoeksrechter belast met het gerechtelijk onderzoek (mini-instructie niet mogelijk). De onderzoeksrechter beslist ambtshalve of op verzoek van één de partijen of het O.M. De beschikking is met redenen omkleed en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beschikking. De PdK houdt een register bij van alle anonieme getuigenissen. Art.86ter Sv.: Verloop van het anonieme getuigenverhoor. Van het verhoor wordt een p-v opgemaakt, wiens vormen op straffe van nietigheid van het getuigenverhoor zijn voorgeschreven.
Art.86quinquies Sv.: De anonieme getuigenverklaringen kunnen enkel dienen als bewijs van bepaalde misdaden en misdrijven gepleegd in het kader van een criminele organisatie. Een veroordeling mag niet uitsluitend of in overheersende mate op een anonieme getuigenis gegrond zijn. Volgens het EHRM kan een anonieme getuigenis worden toegelaten op voorwaarde dat er “counterbalancing procedures” zijn ter compensatie van het feit dat de verdachte niet rechtstreeks met de getuige wordt geconfronteerd. Deze zijn dat de onderzoeksrechter de identiteit van de getuige moet kennen en dat de advocaat van de verdachte aanwezig mag zijn bij het kruisverhoor en vragen kan stellen. De anonieme tip is een loutere anonieme inlichting die de politie via een gunstige wind heeft opgevangen. De anonieme tip valt buiten het toepassingsgebied van de regeling inzake anonieme getuigen, heeft geen bewijskracht, maar kan in overweging genomen worden om een onderzoek te openen of te sturen. Elke anonieme getuigenis die niet volgens de wettelijke regels is verlopen kan nog bruikbaar zijn als anonieme tip.
Bedreigde getuigen Art.102 Sv.: Een bedreigde getuige is een persoon die gevaar loop als gevolg van afgelegde of af te leggen verklaringen in de loop van het opsporingsonderzoek of het gerechtelijk onderzoek in het kader van een strafzaak. Ook de echtgenoot of partner, de inwonende gezinsleden en bloed- of aanverwanten tot in de 3e graad van de getuige moeten eventueel beschermd worden. Art.104, §1 Sv.: Gewone beschermingsmaatregelen. Art.104, §2 Sv.: Bijzondere beschermingsmaatregelen. Art.103 Sv.: Getuigenbeschermingscommissie. Art.105 Sv.: Besluitvormingsprocedure. Art.106 Sv.: Naamsverandering. → geen bekendmaking in BS Art.107 Sv.: Memorandum. Art.108 Sv.: Minimaal om de 6 maanden onderzoekt de Getuigenbescherming of er een grond bestaat tot wijziging of intrekking van de toegekende beschermingsmaatregelen of financiële maatregelen.
Verhoor met behulp van audiovisuele media Art.112 Sv.: Verhoor op afstand via videoconferentie. De PdK of de onderzoeksrechter kunnen deze vorm van verhoor bevelen indien het niet wenselijk of mogelijk is de te horen persoon persoonlijk te verhoren Verhoor per videoconferentie is mogelijk van: • •
Een bedreigde getuige Een in het buitenland verblijvende getuige, deskundige of verdachte
De ondervraagde persoon moet instemmen met het verhoor. Van het verhoor wordt een p-v opgemaakt. Art.112ter, §6 Sv.: Het verhoor mag slechts worden bekeken of beluisterd, door de personen die betrokken zijn bij het onderzoek, alsmede door de partijen in het geding en de gehoorde persoon. De niet-aangehouden inverdenkinggestelde en de burgerlijke partij kunnen hiertoe een verzoek indienen bij de onderzoeksrechter. Bedreigde getuigen kunnen ook getuigen via een verhoor via gesloten televisiecircuit. Art.112bis Sv.: Verhoor op afstand via teleconferentie is niet mogelijk voor een verdachte. Van het verhoor wordt een p-v opgemaakt. De via teleconferentie afgelegde verklaringen hebben slechts een beperkte bewijskracht: zij kunnen door de vonnisrechter slechts in aanmerking worden genomen als bewijs op voorwaarde dat zij in voldoende mate steun vinden in andere bewijzen.
3.5.8 Inwinnen gegevens bankrekeningen en banktransacties Art.46quater Sv.: De PdK kan gegevens over bankrekeningen en banktransacties inwinnen wanneer er ernstige aanwijzingen zijn dat de verdachte een misdrijf heeft gepleegd waarop een straf van 1 jaar of meer is gesteld. He tis mogelijk de banktegoeden op die rekeningen, financiële instrumenten of bankkluizen te bevriezen. Voor deze maatregel geldt echter een strengere proportionaliteitsvereiste. Bankinstellingen zijn verplicht onverwijld hun medewerking hiertoe te verlenen.
3.5.9 Deskundigenonderzoek Het deskundigenonderzoek binnen het raam van een opsporingsonderzoek Indien een deskundige wordt aangesteld buiten het geval van ontdekking op heterdaad, dan moet de deskundige de eed afleggen. Deskundigen zijn personen met een specifieke kennis of ervaring, die advies uitbrengen aan de rechter over een technische materie, en zelf niet aan het gerecht verbonden zijn. Deskundigen zijn gebonden door de opdracht van de rechter en mogen zelf geen juridische conclusies uit hun vaststellingen trekken (beginsel van techniciteit). Art.44 Sv.: De autopsie is een bijzondere vorm van deskundigenonderzoek. Bij betrapping op heterdaad kan de PdK, indien het gaat over een gewelddadige dood of over een verdachte dood zonder bekende oorzaak, een deskundige aanstellen met het oog op een autopsie. De deskundigen leggen de deskundigen eed af. Art.44bis Sv.: Bij betrapping op heterdaad kunnen bloedmonsters afgenomen worden. Bloedstalen mogen enkel worden getest om vaststellingen te verrichten m.b.t. een eventuele staat van dronkenschap. Dit belet niet dat bloedstalen met de toestemming van de betrokkene op andere substanties kunnen worden geanalyseerd. De opgevorderde geneesheer die het bloedstaal neemt is niet gehouden tot het beroepsgeheim, tenzij hij aan de betrokkene de eerste zorgen heeft toegediend.
Het deskundigenonderzoek binnen het raam van een gerechtelijk onderzoek De onderzoeksrechter kiest vrij de deskundige en omschrijft zijn opdracht. Voor psychiatrisch onderzoek, gepaard gaande met de vrijheidsberoving van de verdachte is enkel de raadkamer bevoegd. Het deskundigenonderzoek is geheim en niet-tegensprekelijk. Het gebeurt buiten de aanwezigheid van de partijen. De deskundige is niet verplicht de partijen te horen of zijn onderzoek in hun aanwezigheid te verrichten en dient ook niet met hen samen te werken. De verdachte kan wel een tegenexpertise laten verrichten en heeft steeds de mogelijkheid om tijdens het proces ten gronde de resultaten van de expertise te betwisten.
3.5.10 DNA-onderzoek DNA-onderzoek in het raam van een opsporingsonderzoek Art.44ter Sv.: Als er sporen van menselijk celmateriaal zijn aangetroffen kan de PdK, in het raam van het onderzoek dat bij hem aanhangig is, bij verdachte of slachtoffer een DNA-onderzoek laten verrichten. Dit kan enkel met de toestemming van de betrokkene.
DNA-onderzoek in het raam van een gerechtelijk onderzoek Art.90undecies Sv.: Binnen een gerechtelijk onderzoek (of via een mini-instructie) kan het DNAonderzoek ook zonder toestemming van de betrokkene worden uitgevoerd. Hij moet zijn beschikking met redenen omkleden. Vooraleer het DNA-onderzoek te bevelen moet de onderzoeksrechter de betrokkene horen, hem in kennis stellen van de omstandigheden van de zaak en van het feit dat zijn DNA-profiel aan een vergelijkend onderzoek kan worden onderworpen. Bij weigering kan het onderzoek onder dwang worden uitgevoerd.
3.5.11 Inobservatiestelling De inobservatiestelling is een deskundigenonderzoek dat enkel door de raadkamer kan worden bevolen binnen het kader van een gerechtelijk onderzoek. Zij kan worden bevolen t.a.v. verdachten van wie wordt vermoed dat ze aan een geestesstoornis leiden. De inobservatiestelling wordt gevraagd door de PdK, de onderzoeksrechter, de verdachte of zijn raadsman. De voorwaarden zijn gedeeltelijk gelijklopend met die van de voorlopige hechtenis, met een aantal belangrijke verschilpunten: • • • •
Art.1 Wet Bescherming Maatschappij: vermoeden dat de verdachte geestesgestoord is Art.6 Wet Bescherming Maatschappij: beperkt qua duur (1 maand, verlenging mogelijk tot max. 6 maanden) De raadkamer vaardigt het bevel uit Art.2 Wet Bescherming Maatschappij: Procedure is tegensprekelijk, de verdachte en zijn advocaat worden gehoord
De inobervatiestelling wordt uitgevoerd in de psychiatrische afdeling van een strafinrichting. Zij kan worden gevolgd door een internering (= maatregel ten gronde, i.t.t. inobervatiestelling). De procedure van inobservatiestelling moet slechts worden gevolgd indien het psychiatrisch onderzoek gepaard gaat met vrijheidsberoving.
3.5.12 Fouillering Fouillering is het oppervlakkig speuren op of onder de kleren of in de bagage van een persoon, op zoek naar sporen van een misdrijf. Zij kan worden verricht zonder rechterlijk bevel. Art.28, §1 Wet Politieambt: Veiligheidsfouillering. Art.28, §2 Wet Politieambt: Gerechtelijke fouillering. Enkel wanneer de fouillering gepaard gaat met aanrakingen van de intieme lichaamsdelen moet de procedure van het lichaamsonderzoek worden gevolgd.
3.5.13 Onderzoek aan het lichaam Lichaamsonderzoek is een onderzoek waardoor de betrokkene in zijn seksueel eergevoel kan worden gekwetst. Het is een ter exploratie van de intieme delen van het lichaam bevolen deskundigenonderzoek. Art.90bis Sv.: Het lichaamsonderzoek kan worden bevolen door de onderzoeksrechter, de KI of door de rechtbank die van het misdrijf kennis neemt. Dit bevel is niet nodig bij betrapping op heterdaad of indien de persoon die het onderzoek moet ondergaan meerderjarig is en schriftelijk met het onderzoek instemt. De procedure van de mini-instructie is mogelijk. Het lichaamsonderzoek is geheim en niet tegensprekelijk.
3.5.14 Huiszoeking Begrip en grondslag De huiszoeking is een onderzoeksmaatregel die ertoe strekt gegevens m.b.t. misdrijven op te sporen en te verzamelen in privé-plaatsen. Het is een daad van gerechtelijke politie en is steeds reactief. Een rechterlijk bevel is op zich niet voldoende; het moet bovendien voldoen aan de voorwaarden van legaliteit, proportionaliteit en legitimiteit. Huiszoeking kan slechts plaatsvinden op bevel van de onderzoeksrechter, in het kader van een gerechtelijk onderzoek. De huiszoeking bij betrapping op heterdaad en de huiszoeking met toestemming zijn ook toegelaten in het kader van een opsporingsonderzoek.
Toepassingsgebied De regels inzake huiszoeking gelden enkel t.a.v. privé-plaatsen. Volgens het EHRM is de plaats waar een persoon zijn professionele activiteiten uitoefent eveneens een privé-plaats die door het recht op privacy is beschermd.
Grond- en vormvoorwaarden • • •
Bevel van de onderzoeksrechter, dat zelf geen inhoudelijke voorwaarden kent Ernstige aanwijzingen van schuld (staat niet in wet) Beperking door saisine
Art.87-88 Sv.: De huiszoeking kan worden uitgevoerd in de woning van de verdachte en op elke plaats waar de onderzoeksrechter vermoedt dat men bewijsmateriaal m.b.t. het misdrijf verborgen heeft. Art.36 Sv.: Bij betrapping op heterdaad kan de huiszoeking door de PdK enkel plaatsvinden in de woning van de verdachte. De huiszoeking moet niet persoonlijk door de onderzoeksrechter worden uitgevoerd, hij kan deze taak delegeren aan officieren van gerechtelijke politie. Enkel in delicate aangelegenheden moet de onderzoeksrechter de huiszoeking persoonlijk verrichten. De delegatie moet echter wel voldoende gedetailleerd zijn. Huiszoekingen in het raam van de douanewetgeving (visitaties) kennen een bijzonder regeling: zij vereisen niet steeds een rechterlijke machtiging.
Huiszoeking bij betrapping op heterdaad Art.36 Sv.: Bij betrapping op heterdaad kunnen de PdK en zijn hulpofficieren een huiszoeking verrichten zonder bevel van de onderzoeksrechter. De bepalingen van de Huiszoekingswet betreffende de tijdsspanne gelden niet. Vereist is dat het misdrijf op heterdaad werd vastgesteld voorafgaand aan de huiszoeking.
Huiszoeking met toestemming van de bewoner van het huis Art.1-1bis Huiszoekingswet: Wanneer de bewoner van het huis toestemt, kan de politie overgaan tot een huiszoeking zonder dat bevel van de onderzoeksrechter vereist is. De toestemming moet schriftelijk zijn en voorafgaan aan de huiszoeking. De toestemming moet worden verleend door de bevoegde persoon (feitelijk genot doorslaggevend). Elk van beide echtgenoten is bevoegd de toestemming te geven.
Beperkingen • • •
Tijdstip van de huiszoeking: huiszoeking is ’s nachts niet mogelijk, het volstaat echter dat de huiszoeking tijdelijk is aangevat Plaats van de huiszoeking: plaatsen die volkenrechtelijke of staatsrechtelijke immuniteit genieten kunnen niet onderworpen worden aan een huiszoeking Huiszoeking bij een persoon die gebonden is door het beroepsgeheim
3.5.15 Andere zoekingen Art.26 Wet Politieambt: Plaatsen die toegankelijk zijn voor het publiek mogen steeds worden betreden door politieambtenaren. = recht van betreding Ook verlaten onroerende goederen mogen worden betreden zonder dat een bevel vereist is. Art.29 Wet Politieambt: De politie kan voertuigen of andere vervoermiddelen op de openbare weg of op voor publiek toegankelijke plaatsen, zowel in het verkeer als geparkeerd, doorzoeken, tenzij het een voertuig betreft dat als woning gebruikt wordt.
3.5.16 Inkijkoperatie Art.46quinquies en 89ter Sv.: Een inkijkoperatie onderscheidt zich van een huiszoeking door haar heimelijk karakter: de PdK of de onderzoeksrechter kan de politiediensten machtigen om een private plaats op heimelijke wijze te betreden. Er kunnen 3 soorten inkijkoperaties worden onderscheiden: • • •
Inkijkoperatie op openbare plaatsen Inkijkoperaties in een private plaats Inkijkoperatie in een woning, aanhorigheid of lokaal aangewend voor beroepsdoeleinden of de woonplaats van een advocaat of arts (kan enkel door de onderzoeksrechter worden bevolen, de mini-instructie is uitgesloten)
Een inkijkoperatie vereist een voorafgaandelijk schriftelijk en met redenen omkleed bevel van de PdK of de onderzoeksrechter. In spoedeisende gevallen kan worden volstaan met een mondelinge machtiging die naderhand zo spoedig mogelijk schriftelijk wordt bevestigd. De maatregel kan enkel worden bevolen wanneer er ernstige aanwijzingen zijn dat de strafbare feiten een misdrijf uitmaken of zouden uitmaken zoals bedoeld in art.90ter Sv. of gepleegd worden in het kader van een criminele organisatie. En inkijkoperatie kan te allen tijde plaatsvinden maar is aan striktere voorwaarden dan de huiszoeking verbonden, m.n. de subsidiariteit en de proportionaliteit.
3.5.17 Inbeslagneming Zaken die in beslag kunnen worden genomen Inbeslagneming kan worden verricht zowel binnen een opsporingsonderzoek als binnen een gerechtelijk onderzoek. Art.35 Sv.: Inbeslagneming is mogelijk t.a.v. alle zaken die schijnen vatbaar te zijn voor verbeurdverklaring of van alles wat kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen. Art.37 Sv.: Papieren of zaken die tot overtuiging of tot ontlasting kunnen dienen kunnen in beslag genomen worden. Art.35bis Sv.: Ook onroerende goederen die een uit een misdrijf verkregen vermogensvoordeel schijnen uit te maken kunnen in beslag worden genomen. Art.43quater Sw.: Vermogensvoordelen die niet rechtstreeks voortvloeien uit het bewezenverklaarde misdrijf, maar waarvan de veroordeelde geen tegenbewijs kan leveren ter ontkrachting van de ernstige en concrete vermoeden van de PDK dat deze voordelen voorspruiten uit een misdrijf kunnen verbeurdverklaard worden. De vermogensvoordelen, verworven gedurende een periode van 5 jaar, voorafgaand aan de inverdenkingstelling van de verdachte, en die niet voortvloeien uit het misdrijf waaraan hij schuldig werd bevonden, maar uit andere, gelijkaardige misdrijven kunnen ook verbeurd verklaard worden. Art.35ter Sv.: Criminele vermogensvoordelen kunnen ook het voorwerp uitmaken van een inbeslagneming per equivalent. Kunnen ook in beslag genomen worden: • • • •
Objectum sceleris: voorwerp van het misdrijf Instrumentum sceleris: zaken die gediend hebben of bestemd waren tot het plegen van het misdrijf Productum sceleris: de zaken die uit het misdrijf voortkomen Lucra sceleris: primaire en secundaire vermogensvoordelen
Kunnen zaken die zich bij een derde bevinden in beslag worden genomen? Het is mogelijk een beslag onder derden te verrichten. In dit geval gebeurt de inbeslagneming door een kennisgeving aan de schuldenaar.
Zaken die niet in beslag kunnen worden genomen • •
Stukken die gedekt zijn door het beroepsgeheim (deze regel geldt echter niet t.a.v. de verdachte) Zaken die volgens het gerechtelijk wetboek of ingevolge bijzondere wetten niet beslagbaar zijn
Beheer van de inbeslaggenomen goederen → Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring (COIV). Wanneer de PdK is overgegaan tot de inbeslagneming van vermogensvoordelen, dan is hij verantwoordelijk voor het waardevast beheer van de inbeslaggenomen goederen. → Art.28octies Sv.
Inbeslagneming van voertuigen Art.35 Sv.: Voertuigen kunnen voor zover zij eigendom zijn van de verdachte of inverdenkinggestelde, in beslag worden genomen en ter beschikking gesteld worden van de federale politie. De beslissing tot terbeschikkingstelling wordt door de PdK of de federaal procureur genomen. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open. De terbeschikkingstelling houdt in dat de federale politie, die het voertuig als een goed huisvader dient te gebruiken, het kan gebruiken voor haar normale werking.
Inbeslagneming van onroerende goederen → bijzondere procedure: Art.35bis Sv.
Beklag tegen beslag: het strafrechterlijk kortgeding → Art.28sexies en 61quater Sv.
3.5.18 Databeslag en netwerkzoeking Databeslag → Art.39bis Sv. Het kopiëren, ontoegankelijk maken en verwijderen van gegevens opgeslagen in een informaticasysteem kan volgens de traditionele procedure van inbeslagneming wanneer dit gepaard gaat met de inbeslagneming van de materiële drager van de gegevens. Wanneer de inbeslagneming van de materiële drager niet wenselijk is, kunnen de relevante gegevens gekopieerd worden op dragers van de overheid.
Netwerkzoeking → Art.88ter Sv. Indien een zoeking in een informaticasysteem echter moet worden uitgebreid naar een informaticasysteem of een deel ervan dat zich op een andere plaats bevindt dan waar de zoeking plaatsvindt, dan gelden de regels van netwerkzoeking en is een rechterlijk bevel vereist (kan ook bij wijze van mini-instructie). Netwerkzoeking kan enkel worden bevolen indien de voorwaarden van proportionaliteit en subsidiariteit zijn vervuld. De gegevens kunnen worden gekopieerd, ontoegankelijk gemaakt worden of verwijderd uit het informaticasysteem. Wanneer de gegevens echter zich niet op het Belgisch grondgebied bevinden, dan is enkel kopiëren mogelijk.
Medewerking van particulieren → Art.88quater Sv.
3.5.19 Uitgestelde tussenkomst, gecontroleerde aflevering en gecontroleerde doorlevering Uitgestelde tussenkomst → Art.40bis Sv Bij een uitgestelde tussenkomst volgen de politiediensten het vervoer van de gecontroleerde goederen. Zij gaan over tot inbeslagneming van de goederen en de vatting van de daders op het ogenblik waarop de goederen worden afgeleverd. De politiediensten moeten hiertoe een schriftelijke machtiging krijgen van de procureur die met redenen omkleed moet zijn. In spoedeisende gevallen kan de machtiging mondeling gegeven worden, maar moet zij naderhand schriftelijk worden bevestigd.
Gecontroleerde aflevering en doorlevering Een gecontroleerde aflevering betreft illegale transporten van goederen of personen, waarvan de politiediensten op de hoogte zijn en die door de politie zelf of met de hulp van de politie worden afgeleverd. De politionele tussenkomst wordt uitgesteld uiterlijk tot op de eindbestemming. Een gecontroleerde doorlevering is hetzelfde, maar zonder politionele tussenkomst op de eindbestemming.
3.5.20 Schending briefgeheim Het onderscheppen van post → Art.46ter Sv. Onderscheppen van post, zonder kennisname van de inhoud ervan, kan gebeuren op bevel van de PdK. Voorwaarde is het bestaan van ernstige aanwijzingen dat er een strafbaar feit is gepleegd waarop een gevangenisstraf van 1 jaar of meer is gesteld. Het begrip post omvat ook de postzending en de grensoverschrijdende post. E-mail valt niet onder deze definitie.
Lezen van post → Art.88sexies Sv. Kennisneming van post kan enkel na machtiging door de onderzoeksrechter, niet door de PdK, tenzij bij betrapping op heterdaad (of bij mini-instructie). Kennisneming van de post van een advocaat of een arts is enkel mogelijk als deze personen ervan verdacht worden zelf een misdrijf te hebben gepleegd.
3.5.21 Identificatie telefoonnummers en opsporen en lokaliseren van telecommunicatie Identificatie van telefoonnummers → Art.46bis Sv. De PdK is bevoegd de identificatiegegevens op te vorderen m.b.t. telecommunicatiediensten waarop een bepaald persoon geabonneerd is of die door een bepaald persoon gewoonlijk gebruikt worden. Dit artikel is ruim geformuleerd en kan ook worden toegepast op identificatie van het IP-adres. Deze bevoegdheid kan altijd worden uitgeoefend. In geval van uiterst dringende noodzakelijkheid kan zij zelfs door een officier van gerechtelijke politie worden uitgeoefend, na mondeling en voorafgaande instemming van de procureur.
Opsporen of lokaliseren van telecommunicaties → Art.88bis Sv. Voor het opsporen of lokaliseren is een bevel van de onderzoeksrechter vereist. Bij betrapping op heterdaad kan de PdK deze maatregel bevelen, op voorwaarde echter dat de maatregel binnen de 24 uur wordt bevestigd door de onderzoeksrechter. Deze maatregel kan bij wijze van mini-instructie worden gevorderd. Het bevelschrift moet gemotiveerd zijn en moet laten blijken dat de registratie of lokalisatie noodzakelijk is voor de waarheidsvinding. Verder moet voldaan worden aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit als de registratie gepaard gaat met identificatie van oproepnummers of IP-adressen. De maatregel is beperkt in de tijd en kan maximaal 2 maanden duren, onverminderd een hernieuwing.
3.5.22 Afluisteren van privé-communicaties → Art.90ter Sv. Dit artikel slaat zowel op privé-communicatie als privé-telecommunicatie Deze communicaties zijn slechts beschermd tijdens de overbrenging ervan, niet ervoor en erna. Dit betekent dat e-mails en voice-mails en soortgelijke toepassingen niet beschermd zijn wanneer zij zijn opgeslagen in een postbus. Enkel de transmissiefase is beschermd. Grondvoorwaarden: • • • •
Proportionaliteit: ernstige feiten Subsidiariteit: moet blijken uit de motivering van de beschikking van de onderzoeksrechter Enkel reactief: het feit moet reeds gepleegd zijn Geen mini-instructie
De afluistering kan worden bevolen t.a.v.: • • • •
Verdachten Communicatie of telecommunicatiemiddelen die geregeld door de verdachte worden gebruikt Plaatsen waar de verdachte vermoed wordt te vertoeven Derden van wie o.g.v. precieze feiten vermoed wordt dat zij geregeld in verbinding met de verdachte staan
Art.90quater Sv.: Vormvoorwaarden: • • •
Voorafgaande machtiging van de onderzoeksrechter Met redenen omkleed bevel dat aan de PdK wordt medegedeeld Bepaalde vermeldingen op straffe van nietigheid
Art.90quinquies Sv.: De maatregel mag maximaal een maand duren, deze termijn kan echter één of meer malen verlengd worden met een termijn die niet langer mag zijn dan één maand, met een maximum van 6 maanden. Indien nieuwe en ernstige omstandigheden de afluistering noodzakelijk maken kan de onderzoeksrechter een nieuwe afluistering bevelen. Art.90sexies Sv.: De communicatie of telecommunicatie die onder het beroepsgeheim valt wordt niet opgenomen in het p-v van afluistering. Art.90octies Sv.: In principe kan geen afluistering bevolen worden t.a.v. personen die gehouden zijn door het beroepsgeheim, tenzij de betrokken zelf verdacht wordt. Er geldt dan een speciale procedure. Praktische uitvoering van de maatregel: • • • •
Door officieren van gerechtelijke politie Toevoeging aan het strafdossier Opname van de afgeluisterde communicaties Kennisgeving van de maatregel aan de betrokkene
3.5.23 Bijzondere opsporingsmethoden Algemeen Bijzondere opsporingsmethoden kunnen binnen het opsporingsonderzoek worden toegepast. In sommige gevallen is de machtiging van de onderzoeksrecht vereist en is geen mini-instructie mogelijk. Bijzondere opsporingsmethoden kunnen ook in het raam van een gerechtelijk onderzoek worden toegepast. In dat geval worden de machtigingen van de onderzoeksrechter door de PdK ten uitvoer gelegd. Kenmerkend voor de bijzondere opsporingsmethoden is hun heimelijk karakter, zij komen niet in het strafdossier terecht, maar in een vertrouwelijk dossier. Er is een controle voorzien door de KI, waartegen onmiddellijk cassatieberoep mogelijk is. In het raam van bijzondere opsporingsmethode worden sommige misdrijven door opsporingsambtenaren gedoogd. In geen geval mogen de politiediensten echter zelf misdrijven provoceren.
Stelselmatige observatie → Art.47sexies Sv. De gewone observatie kan voor alle misdrijven en behoeft geen speciale machtiging. Stelselmatige observaties: • • • •
Gebruik van technische hulpmiddelen Observaties van meer dan 5 opeenvolgende dagen of meer dan 5 niet-opeenvolgende dagen gespreid over een maandag Internationaal karakter Gespecialiseerde eenheden van de federale politie
Stelselmatige observaties kunnen statisch of dynamisch en kortstondig of langdurig zijn. Een defensieve observatie heeft als enig doel het verzamelen van informatie, een offensieve observatie strekt ertoe het meest gunstige moment voor een interventie te bepalen. Contra-observatie: nagaan of er vanuit het criminele milieu zelf observaties binnen het gerecht worden uitgevoerd. Voorwaarden: proportionaliteit en subsidiariteit.
Infiltratie → Art.47octies Sv.
Gebruik van informanten → Art.47decies Sv. De rechtspraak aanvaardt dat politieofficieren het recht hebben de identiteit van tipgevers, informanten en infiltranten te verzwijgen o.g.v. hun beroepsgeheim. → niet per se strijdig met het EVRM: de beklaagde moet zijn recht op tegenspraak kunnen uitoefenen Het bewijs verkregen uit een getuigenis van een anonieme getuige mag niet het enige bewijs zijn. Voor de informantenwerking gelden de proportionaliteits- en subsidiariteitsvereiste niet.
3.5.24 Voorlopige maatregelen t.a.v. rechtspersonen → Art.91 Sv.
3.5.25 Beknopt voorlichtingsrapport en maatschappelijke enquête → Art.2 Probatiewet Beknopt voorlichtingsrapport en maatschappelijk enquête hebben betrekking op de gedragingen van de verdachte en zijn milieu. In assisenzaken wordt steeds een moraliteitsverslag opgesteld over de achtergrond en de persoonlijkheid van de beschuldigde.
3.6 De voorlopige hechtenis 3.6.1 Algemene beginselen Kenmerken De voorlopige hechtenis is de vrijheidsberoving van een verdachte in het kader van een onderzoek in strafzaken. Kenmerken: • • • • •
Steeds uitzonderlijk (Art.16, §1 Voorlopige Hechteniswet) Geen straf (Art.16, §1 Voorlopige Hechteniswet) Geen onderzoeksmaatregel Steeds voorlopig (redelijke termijn) Kan enkel worden bevolen door een rechter
Voorlopige hechtenis en andere vrijheidsberovingstitels Art.31 Wet Politieambt: De bestuurlijke aanhouding Art.28 Wet Politieambt: De kortstondige vrijheidsbeneming in het kader van een fouillering. De aanhouding op grond van het vattingsbevel: eens een persoon op definitieve wijze tot een vrijheidsberovende straf werd veroordeeld, dan steunt de vrijheidsberoving op het veroordelend vonnis, en is niet langer sprake van voorlopige hechtenis. Wanneer de veroordeelde zich niet spontaan aanmeldt om zijn gevangenisstraf uit te zitten, dan kan tegen hem door de PdK een vattingsbevel worden uitgevaardigd.
3.6.2 Arrestatie → Art.1-2 Voorlopige Hechteniswet De arrestatie is de vrijheidsbeneming die aan de eigenlijke vrijheidsberoving door de onderzoeksrechter voorafgaat. Ze mag niet langer duren dan 24 uren en heeft tot doel de verdachte ter beschikking te stellen van de rechterlijke overheid. Personen bevoegd tot arrestatie: • • •
De politie bij betrapping op heterdaad PdK Particulieren bij betrapping op heterdaad (maar is geen echte arrestatie)
De politiearrestatie is beperkt tot de misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis mogelijk is; een feit waarop een straf is gesteld van tenminste 1 jaar gevangenisstraf. De wet verleent aan de gearresteerde geen specifieke rechten, hij heeft geen recht op contact met een advocaat. Om een persoon langer dan 24 uur van zijn vrijheid te kunnen beroven is en rechterlijk bevel nodig.
3.6.3 Bevel tot medebrenging → Art.3-4 Voorlopige Hechteniswet Het medebrengingsbevel is een met redenen omkleed bevel van de onderzoeksrechter dat tot doel heeft een niet spontaan verschijnende getuige of verdachte met dwang voor zich te laten brengen met het oog op ondervragingen. Het medebrengingsbevel kan ook door de vonnisrechter worden uitgevaardigd.
3.6.4 Aanhoudingsbevel → Art.16 Voorlopige Hechteniswet Een aanhoudingsbevel kan, i.t.t. een bevel tot medebrenging, enkel tegen een verdachte worden uitgevaardigd en dit slechts voor zover het volstrekt noodzakelijk is Grondvoorwaarden: • • •
Er moeten ernstige schuldaanwijzingen zijn (het moet gaan om een inverdenkinggestelde die reeds een misdrijf gepleegd heeft) Het feit moet strafbaar zijn met een gevangenisstraf van een jaar of meer De aanhouding moet volstrekt noodzakelijk zijn en de ettelijke redenen voor de verlening van een aanhoudingsbevel moeten aanwezig zijn
Vormvoorwaarden: • • •
Voorafgaande persoonlijke ondervraging door de onderzoeksrechter Motivering Betekening aan de verdachte binnen de 24 uur
Art.34 Voorlopige Hechteniswet: Aanhoudingsbevel bij verstek.
3.6.5 Verbod van vrij verkeer → Art.20 Voorlopige Hechteniswet Het verbod van vrij verkeer is een maatregel van de onderzoeksrechter waardoor de verdachte gedurende 3 dagen het recht op contact met derden (behalve zijn advocaat) wordt ontzegd. Het verbod van vrij verkeer geldt in personam, niet in rem.
3.6.6 Opheffing aanhoudingsbevel → Art.25 Voorlopige Hechteniswet De onderzoeksrechter kan in de loop van het onderzoek beslissen het aanhoudingsbevel op te heffen indien hij van oordeel is dat de aanhouding van de verdachte niet langer genoodzaakt is. In dat geval zal hij beslissen tot opheffing van het aanhoudingsbevel: een met redenen omklede beschikking waarin de onderzoeksrechter het bevel tot aanhouding opheft.
3.6.7 Aanhoudingsbevel t.a.v. een in vrijheid gelaten of gestelde verdachte → Art.28 Voorlopige Hechteniswet De onderzoeksrechter kan in elke stand van het geding een aanhoudingsbevel uitvaardigen tegen een in vrijheid gelaten of in vrijheid gestelde verdachte wanneer deze verzuimt bij enige proceshandeling te verschijnen of er nieuwe en ernstige omstandigheden voorhanden zijn. Art.38 Voorlopige Hechteniswet: Deze mogelijkheid bestaat eveneens t.a.v. de verdachte die onder bepaalde voorwaarden in vrijheid was gelaten of gesteld en de verdachte deze voorwaarden niet naleeft.
3.6.8 Rechterlijk toezicht op de voorlopige hechtenis Art.5 EVRM geeft eenieder die door arrestatie of gevangenhouding van zijn vrijheid beroofd is, het recht de rechtmatigheid van deze vrijheidsberoving door de rechter te laten beoordelen. Deze toetsing behelst zowel de wettelijkheid als de opportuniteit van de vrijheidsberoving. In België vindt er gedurende gans het gerechtelijk onderzoek op geregelde tijdstippen een opportuniteitscontrole plaats door de raadkamer. Tegen de beschikkingen van de raadkamer kan hoger beroep en cassatieberoep worden aangetekend. De niet-naleving van de wettelijke termijnen worden gesanctioneerd met de vrijlating van de verdachte. Tegen het aanhoudingsbevel zelf kan geen hoger beroep worden aangetekend. Art.21 Voorlopige Hechteniswet: Binnen de 5 dagen na het aanhoudingsbevel gebeurt er een automatische controle door de raadkamer. Deze controle wordt vervolgens periodiek herhaald. = wettigheidscontrole en opportuniteitscontrole De raadkamer kan sommige nietigheden herstellen, maar niet allemaal. Art.22 Voorlopige Hechteniswet: Zolang aan de voorlopige hechtenis geen einde wordt gemaakt en het gerechtelijk onderzoek niet is afgesloten, oordeelt de raadkamer van maand tot maand over het handhaven van de voorlopige hechtenis. Bij niet-correctionalisserbare misdaden is dit slechts om de 3 maanden. Deze termijnen kunnen niet worden ingekort. = zuivere opportuniteitscontrole Indien de raadkamer vaststelt dat de redelijke termijn is overschreden, zal zij de vrijlating moeten bevelen. Art.24 Voorlopige Hechteniswet: Bij langdurige vrijheidsbenemingen (langer dan 6 maanden) kan de verdachte vragen bij de behandeling van zijn zaak voor het onderzoeksgerecht in openbare terechtzitting te verschijnen. Art.136ter Sv.: Behalve voor de niet-correctionaliseerbare misdaden worden alle zaken waarin de verdachte zich reeds 6 maanden in voorhechtenis bevindt zonder dat er een uitspraak is over de regeling van de rechtspleging, automatisch aan de KI voorgelegd. Bij niet-correctionaliseerbare misdaden kan deze controle enkel plaatsvinden op verzoek van de inverdenkinggestelde. Opdracht KI: • •
Nagaan of er ernstige aanwijzingen van schuld blijven bestaan en of er nog steeds redenen zijn om de hechtenis te handhaven Uitoefenen algemene bevoegdheden in het raam van het toezicht op het gerechtelijk onderzoek
De aangehouden verdachte heeft het recht inzage te vragen in het strafdossier. De verdachte of zijn raadsman kunnen om een samenvattende ondervraging vragen.
Art.23 Voorlopige Hechteniswet: Rechtspleging voor de raadkamer: • • • •
Achter gesloten deuren Aanwezigheid van verdachte en zijn advocaat Openbare terechtzitting mogelijk bij langdurige onderzoeken Raadkamer moet antwoorden op conclusies van de partijen
Rechtsmiddelen: • •
Art.30 Voorlopige Hechteniswet: Hoger beroep Art.31 Voorlopige Hechteniswet: Cassatieberoep
Art.27 Voorlopige Hechteniswet: De verdachte heeft steeds de mogelijkheid om zelf te vragen voorlopig in vrijheid te worden gesteld, d.m.v. een verzoek tot voorlopige invrijheidstelling gericht aan het vonnisgerecht. Voorlopige invrijheidstelling kan ook worden gevraagd door personen wier onmiddellijke aanhouding ter terechtzitting was bevolen. Deze mogelijkheid bestaat eveneens voor wie aangehouden is ingevolge een veroordeling bij verstek, waartegen verzet binnen de buitengewone termijn is aangetekend.
3.6.9 Voorlopige hechtenis en regeling van de rechtspleging Art.26 Voorlopige Hechteniswet: Bij de regeling van de rechtspleging kan de raadkamer tegelijkertijd beslissingen treffen over de voortzetting van de voorlopige hechtenis. Wanneer de raadkamer beslist de voorlopige hechtenis voort te zetten dan moeten bepaalde redenen voorhanden zijn en moet de beslissing gemotiveerd zijn. Is de verwijzingsbeschikking nietig, dan is ook de aparte beschikking betreffende de handhaving van de voorlopige hechtenis nietig. In geval de raadkamer beslist tot invrijheidstelling van de verdachte kan het O.M. hoger beroep aantekenen bij de KI. De verdachte kan een verzoekschrift indienen om zijn voorlopige invrijheidstelling te bekomen, maar hij kan geen beroep aantekenen tegen de beschikking waarbij zijn voorlopige hechtenis wordt gehandhaafd bij de regeling van de rechtspleging.
3.6.10 Onmiddellijke aanhouding ter terechtzitting Art.33 Voorlopige Hechteniswet: Wanneer de beklaagde, op het ogenblik van het vonnis, aangehouden was o.g.v. de Voorlopige Hechteniswet, dan blijft hij, indien de uitgesproken hoofdgevangenisstraf de ondergane hechtenis overtreft, aangehouden niettegenstaande hoger beroep. Was de beklaagde niet aangehouden, dan kan in bepaalde gevallen de onmiddellijke aanhouding ter terechtzitting worden uitgesproken. Het bevel tot onmiddellijke aanhouding kan ook bij verstek worden uitgesproken. De beklaagde kan dan verzet aantekenen en kan in vrijheid worden gesteld in afwachting van een uitspraak ten gronde als de vonnisrechter het verzet ontvankelijk verklaart (bij tussenvonnis) of ingaat op een verzoek tot voorlopige invrijheidstelling. Onmiddellijke aanhouding ter terechtzitting kan enkel op vordering van het O.M. en moet in concreto worden gemotiveerd. De beslissing is niet vatbaar voor hoger beroep of verzet.
3.6.11 Alternatieven voor de voorlopige hechtenis Vrijheid en invrijheidstelling onder voorwaarden → Art.35 Voorlopige Hechteniswet Kan worden bevolen door de onderzoeksrechter, de raadkamer, de KI en het vonnisgerecht.
Vrijheid of invrijheidstelling met borgsom → Art.35, §4 Voorlopige Hechteniswet De vrijheid of invrijheidstelling mits betaling van een geldsom kan in alle fasen van de rechtspleging worden bevolen door de onderzoeksrechter bij de verlening of opheffing van het bevel, of door de raadkamer of de KI bij de handhaving van het aanhoudingsbevel, of door de vonnisgerechten die beslissen over de invrijheidstelling van de beklaagde. Er is geen motivering verplicht.
3.6.12 Onwerkzame hechtenis Onrechtmatige hechtenis → Art.27 Wet Onwerkzame Voorlopige Hechtenis Er is sprake van een onrechtmatige hechtenis indien de vrijheidsberoving het EVRM heeftgeschonden. De vordering die uit een onrechtmatige hechtenis ontstaat is een vordering tot schadevergoeding, die voor de burgerlijke rechtbanken wordt gebracht.
Onwerkdadige hechtenis → Art.28 Wet Onwerkzame Voorlopige Hechtenis Er is sprake van een onwerkdadige hechtenis wanneer een persoon gedurende meer dan 8 dagen in voorlopige hechtenis is genomen geweest, zonder dat deze hechtenis of de handhaving ervan te wijten zijn aan persoonlijk gedrag indien: • • • • •
Hij buiten de zaak is gesteld Hij buiten vervolging is gesteld De strafvordering verjaard is Het feit dat hij gepleegd heeft is geen misdrijf Zijn aanhouding werd ingetrokken
3.6.13 Uitlevering Begrip Uitlevering is de rechtshandeling tussen 2 staten waarbij de staat op wiens grondgebied een voortvluchtig delinquent wordt aangetroffen, deze laatste overdraagt aan de staat die hem zoekt met het oog op zijn vervolging of bestraffing.
Soorten uitlevering Vervolgingsuitlevering: Uitlevering met het oog op de vervolging van een persoon die wordt verdacht van een misdrijf. Executie-uitlevering: Uitlevering met het oog op de strafuitvoering t.a.v. een reeds veroordeeld persoon.
Actieve uitlevering: Uitlevering bekeken vanuit de optiek van de verzoekende staat. → specialiteitsbeginsel: de verzoekende staat mag enkel vervolgen of ten uitvoer leggen wegens de feiten waarvoor uitlevering werd toegestaan → male captu, bene detentus: de rechtbanken van de verzoekende staat zijn onbevoegd zich uit te spreken over enigerlei onregelmatigheden begaan in de uitleveringsprocedure Passieve uitlevering: Uitlevering bekeken vanuit de optiek van de aangezochte staat. → regels beheerd door het recht van de aangezochte staat
Voorwaarden • • • • • •
Er moet een verdrag zijn, gesloten op basis van wederkerigheid Aanduiding van het feit: ofwel door enumeratiemethode (limitatieve lijst), ofwel door eliminatiemethode (verwijzing naar strafmaat) Dubbele incriminatie: feit moet strafbaar zijn in beide staten (kwalificatie moet niet noodzakelijk overeenstemmen) Dubbele jurisdictie: feiten moeten in beide staten aanleiding kunnen geven tot vervolging Strafvordering of strafuitvoering is nog niet verjaard Litispendentie: uitlevering kan worden geweigerd in geval van samenloop met een procedure in België
Uitlevering wordt niet toegestaan voor politieke misdrijven, hierop zijn wel een aantal uitzonderingen zoals de aanslag op een staatshoofd en bepaalde daden van collaboratie met de vijand. Het Europees Verdrag tot Bestrijding van Terrorisme heeft een reeks misdrijven gedepolitiseerd; sommige uitzonderingen zijn verplicht, andere facultatief. Militaire en fiscale misdrijven kunnen meestal geen voorwerp uitmaken van uitlevering. België levert zijn nationale onderdanen niet uit. Men beoordeelt het nationaliteitsvereiste op het ogenblik van de uitlevering. Politieke vluchtelingen kunnen niet worden uitgezet of uitgeleverd naar hun land van oorsprong wanneer zij daar dreigen te worden vervolgd om redenen van ras, religie,… Personen die niet erkend zijn als politiek vluchteling, maar die evenzeer riskeren om redenen van ras, religie, enz. te worden vervolgd kunnen zich beroepen op de discriminatieclausule. Krachtens deze clausule wordt uitlevering geweigerd als de gezochte persoon in de verzoekende staat op een discriminatoire manier dreigt te worden behandeld. Wanneer het strafbaar feit waarvoor uitlevering wordt gevraagd, in de verzoekende staat strafbaar is met de doodstraf, kan België de uitlevering slechts toestaan als de verzoekende staat uitdrukkelijke zekerheden geeft dat de doodstraf niet zal worden uitgevoerd.
De uitleveringsprocedure Uitleveringsverzoeken worden langs diplomatieke weg overgemaakt. Sommige moderne uitleveringsverdragen bepalen dat het uitleveringsverzoek rechtstreeks door de minister van Justitie van de verzoekende staat kan gericht worden aan de minister van Justitie van de aangezochte staat. De uiteindelijke beslissing tot uitlevering berust bij de uitvoerende macht, nadat deze het advies van de KI heeft ingewonnen. Is het uitleveringsverzoek gebaseerd op een veroordelend vonnis of arrest, of op een verwijzingsbeschikking van de bevoegde rechter of rechtbank waardoor de gezochte persoon naar het vonnisgerecht kan worden verwezen, dan kan hij in België zonder verdere formaliteiten worden opgesloten. Is het uitleveringsverzoek daarentegen gebaseerd op een aanhoudingsbevel of een gelijkwaardige akte, dan moet dit eerst uitvoerbaar verklaard worden door de raadkamer. De beslissing van de raadkamer kan worden aangevochten voor de KI en tegen het arrest van de KI staat cassatieberoep open. = exequatur-procedure In spoedgevallen kan de betrokkene worden aangehouden op vertoon van een aanhoudingsbevel, verleend door de onderzoeksrechter van de plaats waar hij verblijft of kan worden aangetroffen, en aanleunend bij een officieel bericht van de overheid van de verzoekende staat. De voorlopige aanhouding kan maximum 40 dagen duren. Vanaf het ogenblik waarop de gezochte persoon krachtens de normale procedure is opgesloten staat hij ter beschikking van de regering, in afwachting van de uiteindelijke beslissing over de uitlevering. De maandelijkse controles door de raadkamer gelden niet en hij beschikt evenmin over de mogelijkheid zijn voorlopige invrijheidstelling te vragen. Wanneer de gezochte persoon met zijn uitlevering instemt kan ofwel de verkorte ofwel de vereenvoudigde procedure worden gevolgd. Verkorte procedure: rechtstreekse uitlevering tussen de parketmagistraten van beide staten, de verdachte kan echter zijn instemming op elk moment herroepen. Vereenvoudigde procedure: minister van Justitie beslist over de uitlevering, zonder advies van de KI. → Schengen-uitvoeringsovereenkomst en EU-overeenkomst Zodra de gezochte persoon is opgesloten, wint de regering het advies van de KI in, deze gaat na of de uitleveringsvoorwaarden vervuld zijn. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open. De uiteindelijke beslissing berust bij de regering, zij is niet gebonden door het advies van de KI. Tegen het uitleveringsbesluit is hoger beroep mogelijk bij de Raad van State, zij kan de schorsing van de tenuitvoerlegging bevelen.
Indien alle lokale rechtsmiddelen zijn uitgeput bestaat er nog de mogelijkheid een klacht in te dienen bij het EVRM. Deze klacht heeft echter geen schorsende werking.
Specialiteitsbeginsel De verzoekende staat mag de uitgeleverde persoon niet vervolgen voor feiten die werden gepleegd voor de uitlevering en waarvoor de uitlevering niet werd verzocht. Het specialiteitsbeginsel geldt niet als de uitgeleverde persoon toestemt of wanneer hij na te zijn uitgeleverd, langer verblijft op het grondgebied van de verzoekende staat dan nodig was voor zijn vertrek.
3.6.14 Europees aanhoudingsbevel Begrip Het Europees aanhoudingsbevel is een gerechtelijke beslissing genomen door de bevoegde rechterlijke autoriteit van een lidstaat van de EU, met het oog op de aanhouding en overlevering door de bevoegde rechterlijke autoriteit van een andere lidstaat van een persoon gezocht met het oog op de instelling van een strafvervolging of de tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende straf of veiligheidsmaatregel. Deze procedure verloopt rechtstreeks tussen de gerechtelijke autoriteiten.
Voorwaarden i.v.m. het feit waarvoor overlevering wordt gevraagd • • • • •
Drempelstraf: 12 maanden Dubbele incriminatie Geen dubbele jurisdictie (facultatieve weigeringsgrond) Geen verjaring van de strafvordering of de straf volgens Belgisch recht Geen litispendentie in de staat van tenuitvoerlegging
De exceptie van politieke misdrijven speelt hier niet meer.
Voorwaarden i.v.m. de gezochte persoon • • •
Meerderjarig Respect voor mensenrechten Geen amnestie of ne bis in idem
De nationaliteit is niet langer een beletsel voor de overlevering. De discriminatieclausule is wel nog van toepassing. Er gelden speciale garanties bij de tenuitvoerlegging van verstekvonnissen. Sommige landen kunnen uitlevering weigeren wanneer de verzoekende staat en levenslange gevangenisstraf zou opleggen.
Procedure Het Europees aanhoudingsbevel gaat uit van de rechterlijke autoriteit van de uitvaardigende lidstaat. De beslissing het aanhoudingsbevel al dan niet uit te voeren ligt bij de uitvoerende rechterlijke autoriteit. Dit is een louter gerechtelijke beslissing. Wanneer de gezochte persoon tegen wie een Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd, in België wordt gevonden, wordt hij aangehouden en binnen 24 uur na zijn vrijheidsbeneming voor de onderzoeksrechter geleid. De onderzoeksrechter kan de betrokkene, onder oplegging van één of meer voorwaarden of mits betaling van een borgsom, in vrijheid laten tot op het tijdstip waarop over de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel een definitieve beslissing wordt genomen. De onderzoeksgerechten voorzien niet in een controle op het Europees aanhoudingsbevel, noch op de handhaving ervan. Wanneer de onderzoeksrechter tijdens het verhoor over de hechtenis reeds vaststelt dat er kennelijke reden bestaat om de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel te weigeren, neemt hij onverwijld een met redenen omklede beslissing tot niet-tenuitvoerlegging. Het O.M. kan hiertegen binnen de 24 uur hoger beroep instellen bij de KI. Daarna staat cassatieberoep open. Bij de normale procedure doet de raadkamer binnen 15 dagen na de aanhouding uitspraak over de tenuitvoerlegging. Tegen deze beslissing staat hoger beroep bij de KI open en vervolgens cassatieberoep. De overlevering gebeurt binnen 10 dagen na de beslissing tot tenuitvoerlegging. In uitzonderlijke omstandigheden kan het O.M. de termijn opschorten De betrokkene kan instemmen met de overlevering, maar kan deze steeds terug intrekken. Bij instemming ziet de betrokkene af van de bescherming van het specialiteitsbeginsel.
4. Het onderzoek ter terechtzitting
4.1 Inleiding Het onderzoek ter terechtzitting is de procesfase waarin wordt beslist over de grond van de zaak. Deze procesfase betreft de vraag of de feiten uit de tenlastelegging bewezen zijn en of de beklaagde schuldig is. Het speelt zich af voor de vonnisgerechten. In principe moeten alle onderzoeksverrichtingen die tijdens het vooronderzoek werden gedaan, worden overgedaan. In de praktijk worden niet alle onderzoeksverrichtingen overgedaan: de rechter ten gronde beschikt immers over het strafdossier: de rechter ten gronde zal doorgaans de herhaling van de onderzoeksverrichtingen uit het vooronderzoek slechts bevelen voor zover zij hem nodig of nuttig voorkomen.
4.2 De bevoegdheid in strafzaken 4.2.1 Algemene bevoegdheidsregels Algemene regels Art.137 Sv.: Bevoegdheid politierechtbank: overtredingen. Art.179 Sv.: Bevoegdheid correctionele rechtbank: wanbedrijven. D.m.v. correctionalisering en contraventionalisering kunnen misdaden en wanbedrijven respectievelijk worden voorgelegd aan de correctionele rechtbanken en de politierechtbanken. De politierechtbank is vooral verkeersrechtbank. Het is slechts uitzonderlijk dat de hoedanigheid van de beklaagde het bevoegde rechtscollege aanwijst. Bijzondere vonnisgerechten zijn de jeugdrechtbanken, de militaire rechtscolleges en het hof van beroep. Politierechtbanken en correctionele rechtbanken zijn territoriaal bevoegd t.a.v. het arrondissement, de hoven van beroep voor hun rechtsgebied, de assisenhoven voor hun provincie en het HvC voor het hele rijk. Art.23 Sv.: Zijn op gelijke wijze bevoegd de rechtbank van de plaats waar het misdrijf werd gepleegd (forum delicti commissi), de rechtbank van de verblijfplaats van de verdachte (forum domicilii) en de rechtbank van de plaats waar de verdachte kan worden aangetroffen (forum deprehensionis). → bevoegdheidsconflicten
Uitzonderingen op de bevoegdheidsregels • • •
Samenhang Ondeelbaarheid Verwijzing o.g.v. Taalwet Gerechtszaken
Art.227 Sv.: Er is samenhang tussen 2 of meerdere zaken wanneer een verband bestaat dat van zulke aard is dat het vereist dat de zaken samen, door dezelfde rechtbank worden behandeld. → in het belang van een goede rechtsbedeling Bij samenhang ratione materiae en ratione personae gebeurt de samenvoeging ten voordele van het rechtscollege met de ruimste bevoegdheid. Bij samenhang ratione loci bestaat geen voorrangsregel (onderling overleg beslist). Er is sprake van ondeelbaarheid wanneer een zelfde verdachte wordt vervolgd wegens verschillende tenlasteleggingen die onderling zodanig verbonden zijn dat de ene tenlastelegging zich vermengt met de andere. De samenvoeging gebeurt ten voordele van het rechtscollege met de ruimste bevoegdheid. Wanneer de beschuldigde voor het assisenhof opwerpt dat hij de taal van de rechtspleging niet beheerst en verzoekt naar een assisenhof van een ander taalgebied te worden verwezen, dan is verwijzing verplicht. Voor de correctionele rechtbank en de politierechtbank is de verwijzing facultatief.
4.2.2 Bevoegdheidsconflicten Algemeen Indien meerdere rechtbanken bevoegd zijn is er een positief bevoegdheidsconflict. Negatieve bevoegdheidsconflicten doen zich voor wanneer één of meer vonnisgerechten zich onbevoegd verklaren. Bevoegdheidsconflicten geven aanleiding tot de regeling van rechtsgebied. → Art.525-540 Sv.
4.3 De saisine van de vonnisgerechten 4.3.1 Wijze waarop het vonnisgerecht geadieerd wordt De politierechtbank en de correctionele rechtbank •
•
• •
•
Rechtstreekse dagvaarding o Door O.M. of burgerlijke partij o Enkel mogelijk voor wanbedrijven en overtredingen o Niet bij gerechtelijk onderzoek Oproeping per proces-verbaal en bevel tot onmiddellijke verschijning o Oproeping per p-v is mogelijk bij betrapping op heterdaad o Vonnis moet binnen 2 maanden, op straffe van niet-ontvankelijkheid van het p-v Verwijzingsbeschikking van het onderzoeksgerecht Vrijwillige verschijning van de beklaagde o Kan ook door instemming met nietige dagvaarding o Kan niet voor het eerst in hoger beroep Andere wijzen van adiëring o Ambtshalve bij zittingsmisdrijven o Verwijzing op grond van de Taalwet gerechtszaken o Verwijzing door het HvC i.v.m. de regeling van rechtsgebied
Het Hof van Assisen → inbeschuldigingstelling door KI
4.3.2 Omvang van de saisine De rechter is beperkt door de saisine: hij kan zich slechts uitspreken over de zaak die hem werd voorgelegd, en kan deze niet uitbreiden tot feiten of personen die niet in de saisine waren begrepen. De taak van de rechter is zowel in rem als in personam beperkt. De vonnisrechter is echter niet gebonden door de kwalificatie die aan het feit werd gegeven. Herkwalificatie is mogelijk indien de beklaagde hiervan in kennis wordt gesteld en indien deze hetzelfde feit tot voorwerp heeft. Het vonnisgerecht kan zich ten gevolge van een herkwalificatie onbevoegd verklaren, dit geeft aanleiding tot de regeling van rechtsgebied.
4.3.3 Gevolgen van de saisine • •
Het vonnisgerecht moet zich uitspreken: minnelijke schikking, sepot en bemiddeling zijn niet meer mogelijk Rechten van de verdediging kunnen volledig worden uitgeoefend o De beklaagde moet op de hoogte worden gesteld van de juiste inhoud van de aanklacht, zowel de aard als de reden moeten worden medegedeeld o Exceptio obscuri libelli: te vage omschrijving van de tenlasteleggingen kan leiden tot onontvankelijkheid van de strafvervolging o Voldoende tijd en faciliteiten voor de voorbereiding van de verdediging o Recht op inzage in het strafdossier (in assisenzaken is er ook recht op een gratis afschrift), er is evenwel geen toegang tot het vertrouwelijk dossier o Contact met raadsman
4.4 De rechtspleging voor de vonnisgerechten 4.4.1 De politierechtbank en de correctionele rechtbank Verschijning der partijen Indien de beklaagde niet verschijnt, kan hij worden veroordeeld bij verstek. Tegen het verstekvonnis kan verzet worden aangetekend. De beklaagde is niet verplicht te verschijnen, tenzij de rechter de persoonlijke verschijning uitdrukkelijk beveelt. Voor het Hof van Assisen is de persoonlijke verschijning wel vereist. Het O.M. kan geen verstek laten. De andere partijen zijn niet verplicht te verschijnen voor de politierechtbank en de correctionele rechtbank. Voor een vonnis op tegenspraak is niet vereist dat de partij de zaak van bij het begin tot het einde heeft gevolgd.
De voorlezing van de processen-verbaal door de griffier → Art.1153 en 190 Sv. (in de praktijk in onbruik geraakt)
Het eigenlijke onderzoek ter terechtzitting •
•
•
De ondervraging van de beklaagde o Enkel voorgeschreven in correctionele zaken o Beklaagde is niet verplicht te spreken o Verhoring gebeurt buiten de eed o Bekentenis leidt niet automatisch tot veroordeling Getuigenverhoor o Oproeping door O.M. o Rechter is niet verplicht ze te ondervragen, hij oordeelt wie hij hoort o Gedeeltelijk anonieme getuigen wel, volledig anonieme getuigen niet zonder hun toestemming o Verplichte verschijning o Eedaflegging o Geleid door de voorzitter o Getuigen hebben geen recht op bijstand van een advocaat o De getuige heeft spreekplicht, behoudens in uitzonderlijke gevallen Deskundigenonderzoek o Door de rechter aangeduid en opdracht door de rechter omschreven o Deskundigeneed (op straffe van nietigheid die gedekt kan worden)
De eis van de burgerlijke partij Indien het slachtoffer zich burgerlijke partij heeft gesteld, tijdens het vooronderzoek of ten laatste op de terechtzitting zelf, kan het nu zijn eis voordragen d.m.v. een geschreven conclusie, maar dit mag ook mondeling. De burgerlijke partijstelling is aan geen vormen verbonden. Wanneer de benadeelde niet verschijnt voor de strafrechter, dient deze laatste in zijn eindvonnis de burgerlijke belangen ambtshalve aan te houden. De benadeelde kan dan bij verzoekschrift de zaak bij de strafrechter aanhangig maken om uitspraak te doen over de burgerlijke vordering.
De vordering van het O.M. Het O.M. vat de zaak samen en neemt zijn conclusie. Deze vordering wordt mondeling door de parketmagistraat ter terechtzitting genomen. Wanneer de strafrechter alleen uitspraak moet doen over de burgerlijke vordering, is de PdK niet verplicht de debatten bij te wonen.
De verdediging van de beklaagde De beklaagde kan mondeling of door schriftelijke conclusie zijn verdediging voordragen.
De replieken Na elkaars argumenten te hebben gehoord, kunnen de partijen repliceren. Indien de beklaagde erom vraagt krijgt hij het laatste woord.
De beraadslaging De beraadslaging geschiedt in de raadkamer, buiten de aanwezigheid van de partijen. Het O.M. mag de beraadslaging niet bijwonen, op straffe van nietigheid van de uitspraak. De beslissingen worden bij volstrekte meerderheid genomen. In sommige gevallen is eenparigheid vereist: wanneer de beslissing in hoger beroep wordt hervormd ten nadele van de beklaagde.
Het vonnis of arrest Eindbeslissing: beslissing over de strafvordering, waardoor de rechter zijn rechtsmacht, wat hem betreft, uitput. Ze kunnen betrekking hebben op de grond van de zaak of op een tussengeschil. Beslissing alvorens recht te doen: beslissing die de eindbeslissing voorafgaat. Mogelijke eindbeslissingen: • • •
Veroordeling Vrijspraak Ontslag van rechtsvervolging
Het vonnis of arrest moet gemotiveerd worden (vermelding wetsartikelen). Het beschikkend gedeelte geeft aan wat de rechter beslist. De motivering is het deel van het vonnis waarin de rechter de redenen aangeeft die hem tot deze beslissing hebben geleid. Feitelijke motivering: vaststelling die het feit bewezen verklaart. Juridische motivering: kwalificatie van het feit De rechter moet soms ook de inhoudelijke gronden vermelden (= bijzondere motiveringsplicht): • • • •
Motivering van de straf Antwoord op conclusies Toepassing verzachtende omstandigheden Opschorting van de uitspraak
Beginsel van de eenheid van de uitspraak over schuld en straf: het vonnis moet uitspraak doen over heel de strafvordering. Het vonnis wordt onmiddellijk of ten laatste op de terechtzitting, volgende op die waarop de debatten gesloten zijn, uitgesproken. Het vonnis moet in openbare terechtzitting worden uitgesproken, in aanwezigheid van het O.M. (op straffe van nietigheid). Vormvereisten van de uitspraak: • • • • •
Beginsel van continuïteit van de zetel (zelfde rechters als diegene die de zaak ter terechtzitting hebben behandeld) Toelichting gevangenisstraf Mogelijkheden burgerlijke partij om tijdens de strafuitvoering gehoord te worden Taal van de rechtspleging Ondertekening binnen 48 uur na de uitspraak
De uitvoering van de vonnissen en arresten van de strafgerechten geschiedt door het O.M., wat betreft de straffen, en door de burgerlijke partij, voor wat de burgerlijke veroordelingen betreft.. Uitvoering is alleen mogelijk als de uitspraak definitief is en dus niet meer vatbaar is voor verzet, hoger beroep of cassatie. De termijn om verzet en hoger beroep aan te tekenen begint te lopen vanaf de betekening.
4.5 Het bewijs in strafzaken 4.5.1 Inleiding Vrije bewijsstelsel: de bewijsmiddelen worden niet op limitatieve wijze in de wet opgesomd, de rechter beoordeelt op soevereine wijze het hem voorgelegde bewijsmateriaal en vormt op grond hiervan zijn innerlijke overtuiging. De bewijslast berust bij het O.M. en de burgerlijke partij. → vermoeden van onschuld Alle bewijsmateriaal moet in openbare terechtzitting worden voorgelegd zodat de beklaagde de gelegenheid krijgt de bewijzen te weerleggen.
4.5.2 De bewijsvoering Bewijslast en aanvoeringslast De vervolgende partij moet het bewijs leveren. Wanneer de beklaagde op geloofwaardige wijze een rechtvaardigings- of een schulduitsluitingsgrond inroept, dan moet de vervolgende partij het tegenbewijs leveren. De aanvoeringslast berust bij de beklaagde, maar de bewijslast blijft bij de vervolgende partij. De bewijslast is ondeelbaar. Uitzondering: de Kaalplukwet: De vermogensvoordelen kunnen worden verbeurd verklaard indien er ernstige en concrete aanwijzingen zijn dat deze voordelen uit het misdrijf voortspruiten waarvoor hij werd veroordeeld of uit identieke feiten, en de veroordeelde het tegendeel niet geloofwaardig kan maken.
Actieve rol van de rechter De rechter moet de waarheid achterhalen, hij is zelf vrij in het opzoeken van het bewijs.
4.5.3 De bewijsmiddelen Regel: het bewijs mag met alle middelen worden geleverde In strafzaken kan het bewijs met alle middelen worden geleverd. Op deze regel bestaan 2 uitzonderingen: • •
Wanneer de wet uitdrukkelijk het gebruik van bepaalde gegevens niet toelaat als bewijs Wanneer bij de bewijsgaring onregelmatigheden werden begaan en het onrechtmatig verkregen bewijs om die reden oordeelsvorming moet worden geweerd
Komen in aanmerking als bewijs: • • •
•
Gegevens van het strafdossier Bewijzen voorgelegd ter terechtzitting Vermoedens o Jurisprudentiële vermoedens o Wettelijke vermoedens Algemeen bekende gegevens
Uitzondering: de sanctionering van onregelmatig verkregen bewijs De rechter mag zijn innerlijke overtuiging in beginsel enkel steunen op de hem regelmatig voorgelegde gegevens. Onrechtmatigheden begaan bij de bewijsgaring: • • • •
•
Bewijzen met miskenning van een regel van het strafprocesrecht Bewijzen verkregen door een misdrijf Bewijzen verkregen door schending van het recht op privacy Bewijzen met miskenning van de rechten van verdediging o Vrijstelling van de verplichting te getuigen o Anonieme getuigen o Het gebruik van listen bij de opsporing van misdrijven o Onredelijk lange procedure Bewijzen met miskenning van de menselijke waardigheid
Het bewijs opgenomen door een particulier die zelf aan het gesprek deelneemt is niet onrechtmatig indien de particulier niet gehandeld heeft in overleg met de politie. De politiefunctionaris die in de fout is gegaan kan strafrechtelijke of tuchtrechtelijk worden gesanctioneerd. Het slachtoffer kan schadevergoeding eisen en als compensatie kan strafvermindering worden toegekend. Meestal wordt geopteerd voor de bewijsuitsluitingsregel of de onontvankelijkheid van de strafvordering. In principe leidt elke onregelmatigheid bij de bewijsgaring tot de uitsluiting van het onregelmatig vergaarde bewijs. Werd de onrechtmatigheid begaan tijdens een lopend onderzoek, dan was enkel de individuele door onrechtmatigheid aangetaste handeling nietig. Als daarentegen het hele onderzoek gestart was uit een onrechtmatige daad, dan nam de rechtspraak aan dat heel het onderzoek nietig was, ook de bewijzen die naderhand op rechtmatige wijze waren vergaard. = fruits of the poisonous tree doctrine Sommige rechtspraak aanvaardde bovendien dat deze onregelmatigheden de onontvankelijkheid van de strafvordering tot gevolg hadden. Het HvC heeft dit gemilderd door te stellen dat het feit dat bepaalde bewijselementen op onrechtmatige wijze werden verkregen, belet de rechter niet de beklaagde aan feiten schuldig te verklaren indien hij die beslissing kan laten steunen op andere, op rechtmatige wijze verkregen bewijzen. Slechts één vorm van onrechtmatig optreden heeft de onontvankelijkheid van de strafvordering tot gevolg: politiële provocatie.
Aangifte: geen vereiste van legaliteit en rechtmatigheid Antigoonrechtspraak: onrechtmatig bewijs moet enkel worden geweerd indien: • • •
De niet-naleving van de miskende vormvoorschriften door de wet wordt voorgeschreven op straffe van nietigheid De begane onrechtmatigheid de betrouwbaarheid van het bewijs heeft aangetast Het gebruik van het bewijs in strijd is met het recht op een eerlijk proces o Opzettelijk begaan van de onrechtmatigheid o Ernst van het misdrijf overstijgt de begane onrechtmatigheid niet o Onrechtmatig verkregen bewijs betreft niet alleen een materieel element van het bestaan van het misdrijf o Onregelmatigheid heeft een weerslag op het recht of de vrijheid die door de miskende norm wordt beschermd o Onregelmatigheid was niet van zuiver formele aard
Het HvC maakt geen onderscheid meer tussen onregelmatigheden begaan door de overheid of door private burgers. De vruchten van een opsporingshandeling die met miskenning van op straffe van nietigheid voorgeschreven vormvereisten is verricht, zijn eveneens nietig wanneer ze er het rechtstreekse gevolg van zijn. Hetzelfde geldt voor het bewijsmateriaal dat voortvloeit uit een opsporingshandeling die onrechtmatig is omdat ze in strijd is met het recht op een eerlijk proces. Ook de raadkamer en de KI moeten de Antigoonrechtspraak toepassen bij de zuivering van de nietigheden. Het is de feitenrechter die in concreto nagaat of het bewijs nog betrouwbaar is en of het gebruik ervan het recht op een eerlijk proces zou schenden.
4.5.4 De bewijswaardering Uitgangspunt: het vrije bewijsstelsel De rechter moet zijn soevereine appreciatie van de bewijsmiddelen niet motiveren. Hij mag echter de bewijskracht van de akten waarin ze zijn opgenomen niet miskennen. De rechter mag bij zijn beslissing zich niet op tegenstrijdige wijze over het bewijsmateriaal uitspreken.
Uitzonderingen op het beginsel van het vrije bewijsstelsel •
•
•
De bewijskracht van processen-verbaal o Gewone processen-verbaal: waarde van een gewone inlichting o Processen-verbaal die gelden tot tegenbewijs: wordt voor waar gehouden bij gebrek aan tegenbewijs o Processen-verbaal die gelden tot inschrijving wegens valsheid: kunnen enkel worden weerlegd d.m.v. de valsheidsprocedure Bewijskracht anonieme getuigenissen o Gedeeltelijke anonieme getuigenissen: zelfde waarde als gewone getuigenissen o Volledig anonieme getuigenissen: behoeft een steunbewijs (kwantitatief en kwalitatief criterium) Verklaringen afgelegd met behulp van audiovisuele media
De bewijswaardering en de zuivering van de nietigheden Onregelmatige processtukken kunnen in de fase van het vooronderzoek worden gezuiverd. De onderzoeksgerechten hebben de bevoegdheid het strafdossier te zuiveren van onregelmatigheden, verzuimen of nietigheden die betrekking hebben op onderzoekshandelingen en op de bewijsverkrijging zonder zich evenwel te mogen uitspreken over de bewijsappreciatie. Het zuiveringssysteem is facultatief. De nietigheden moeten niet worden opgeroepen voor de onderzoeksrechter. Ze kunnen wel geen 2 keer worden opgeworpen. Nietigheden die verband houden met de openbare orde kunnen steeds voor de vonnisrechter worden opgeworpen.
4.6 De rechtsmiddelen 4.6.1 Inleiding Begrip Verzet: rechtsmiddel dat ter beschikking staat aan de partij die verstek heeft laten gaan, de zaak komt voor het rechtscollege dat de oorspronkelijke beslissing heeft geveld. Hoger beroep: rechtsmiddel waardoor de zaak aan een ander, hoger geplaatst rechtscollege wordt onderworpen. Cassatieberoep: doel om de beslissing te vernietigen. = buitengewoon rechtsmiddel, kan enkel op juridische gronden worden aangewend.
Algemene beginselen i.v.m. het aanwenden van rechtsmiddelen • • • •
Vereiste van belang Geen nadelig effect voor degene die het aanwendt Schorsend effect (geldt niet in geval van verzet binnen de buitengewone termijn, de uitvoerbaarverklaring bij voorraad en de onmiddellijke aanhouding ter terechtzitting) Devolutieve werking
4.6.2 Verzet Begrip Verzet: rechtsmiddel dat ter beschikking staat aan de partij die verstek heeft laten gaan, de zaak komt voor het rechtscollege dat de oorspronkelijke beslissing heeft geveld. Bij ontvankelijk verzet vervalt de oorspronkelijke beslissing en komt de nieuwe in de plaats van de oude. Wanneer het verstekvonnis kan worden betekend aan de beklaagde, treedt het verstekvonnis voorlopig in kracht van gewijsde na het verstrijken van de gewone termijn. De beklaagde beschikt echter nog over een buitengewone termijn om verzet aan te tekenen.
Algemene beginselen inzake verzet • • • •
Recht op verstek (niet voor het O.M.) Belang Tegen eenzelfde vonnis kan slechts eenmaal verzet worden uitgeoefend: opposition sur opposition ne vaut Verzet en hoger beroep kunnen worden gecumuleerd
Beslissingen vatbaar voor verzet De beslissing waartegen verzet wordt aangetekend moet bij verstek gewezen zijn: de beklaagde noch zijn advocaat verschijnt niet op de dag en het uur in de dagvaarding. Tegen cassatiearresten is geen verzet mogelijk.
Partijen die verzet kunnen aantekenen = partij die verstek heeft laten gaan
Wijze waarop verzet wordt aangetekend → verzetsakte, die per deurwaardersexploot wordt betekend aan het O.M. en eventueel aan de burgerlijke partijen
Termijnen om verzet aan te tekenen Gewone termijn: geldt wanneer het verstekvonnis of –arrest aan de betrokkene kon worden betekend. = 15 dagen te rekenen na de dag waarop het vonnis werd betekend Buitengewone termijn: geldt enkel t.a.v. de beklaagde wanneer het verstekvonnis of –arrest niet aan hem persoonlijk is betekend. = 15 dagen te rekenen na de dag waarop hij van de betekening kennis heeft gekregen
Mogelijke beslissingen op verzet •
•
Onontvankelijkheid o Laattijdig o Onregelmatig o Gericht tegen een vonnis op tegenspraak o Ongedaan verzet: enkel nog hoger beroep mogelijk (afwezigheid eerste nuttige terechtzitting) Gegrondheid
4.6.3 Hoger beroep Begrip Hoger beroep: rechtsmiddel waardoor de zaak aan een ander, hoger geplaatst rechtscollege wordt onderworpen. = mensenrecht
Algemene beginselen • • •
Belang Devolutieve werking Geen nadeel voor verzoeker
Hoofdberoep en incidenteel beroep Hoofdberoep: zelfstandig rechtsmiddel, dat door elke partij kan worden aangewend zowel op burgerlijk gebied als op strafgebied. Incidenteel beroep: kan enkel worden ingesteld m.b.t. de burgerlijke vordering en staat alleen open t.a.v. de partij tegen wie hoofdberoep werd aangetekend m.b.t. de burgerlijke vordering, het kan worden aangetekend zolang de debatten niet gesloten zijn bij mondelinge conclusie.
Beslissing vatbaar voor hoger beroep Principe: alle beslissingen met een paar uitzonderingen: • • • •
Arresten van het assisenhof Arresten van het hof van beroep zetelende in geval van voorrecht van rechtsmacht van magistraten of ministers Loutere beslissingen Maatregelen van inwendige aard
Partijen die hoger beroep kunnen aantekenen Alle partijen in een strafzaak.
Termijnen om hoger beroep aan te tekenen Algemene regel: temrijn van 15 dagen. Hoger beroep tegen de burgerlijke partij: extra termijn van 5 dagen om hoger beroep aan te tekenen. O.M.: 25 dagen
Wijze waarop het hoger beroep wordt aangetekend Mondelinge verklaring ter griffie van de rechtbank die het vonnis heeft gewezen. De verklaring moet niet met redenen omkleed zijn. O.M.: deurwaardersexploot Incidenteel beroep: conclusie voor de rechter in hoger beroep.
4.6.4 Voorziening in cassatie Begrip Cassatieberoep: doel om de beslissing te vernietigen. = buitengewoon rechtsmiddel, kan enkel op juridische gronden worden aangewend. Het HvC roept ambtshalve de middelen van de strafvordering in.
Beslissingen vatbaar voor cassatieberoep Eindbeslissingen, in laatste aanleg gewezen, die nog niet het voorwerp hebben uitgemaakt van cassatieberoep. Cassatieberoep tegen beslissingen alvorens recht te doen en tegen arresten i.v.m. het onderzoek staat pas open nadat de eindbeslissing tot stand is gekomen. • • • • •
Arresten en vonnissen m.b.t. de zuivering der nietigheden Arresten of vonnissen van het vooronderzoek die uitspraak doen over de burgerlijke aansprakelijkheid Arresten van de KI i.v.m. de voorlopige hechtenis Vonnissen of arresten waarbij uitspraak wordt gedaan over de strafvordering Beslissingen van uithandengeving van minderjarigen
Een eiser in cassatie kan geen tweede maal cassatieberoep aantekenen tegen dezelfde eindbeslissing.
Partijen die cassatieberoep kunnen aantekenen Alle partijen die een belang kunnen laten gelden. Enkel het O.M. bij het rechtscollege dat de bestreden beslissing heeft geveld kan cassatieberoep instellen.
Termijnen om cassatieberoep in te stellen 15 vrije dagen: dies a quo en dies ad quem zijn beide niet in de termijn begrepen. De termijn begint te lopen de dag na de uitspraak. Voor de partij veroordeeld bij verstek begint de termijn vanaf het verstrijken van de gewone termijn van verzet.
Wijze waarop cassatieberoep wordt ingesteld Verklaring ter griffie van de rechtsmacht die uitspraak heeft gedaan.