Ondanks enkele kleine stappen vooruit, wordt het leven van de arbeid(st)ers die in Indonesië voor Nike en Adidas werken nog altijd beheerst door armoede en angst
WE ZIJN GEEN
MACHINES
Timothy Connor Maart 2002
Clean Clothes Campaign, Global Exchange, Maquila Solidarity Network
De fabrieksmanagers misbruiken ons en vallen ons lastig omdat ze denken dat dat onze productiviteit zal verhogen. Ze begrijpen niet dat mensen beter werken wanneer ze behandeld worden met respect voor hun noden. Dat zou u moeten onderzoeken. Misschien zullen ze dan ophouden met ons te behandelen als machines. Een machine moet je alleen aanzetten en dan begint ze automatisch te werken. Mensen kunnen zo niet werken. Vertaling van de commentaar van een Nike arbeidster. Groepsinterview, 21 januari 2002. Op verzoek van de arbeidster worden haar naam en die van de fabriek niet vermeld.
Het arbeidssysteem behandelt ons als machines, daarom moeten we blijven werken, blijven werken, blijven werken. Arbeidster van de PT Nikomas Gemilang fabriek (Nike en Adidas), sprekend via een tolk. Diepte-interview op 22 juli 2001. Op verzoek van de arbeidster wordt haar naam niet vermeld.
Samenvatting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .3 Lage lonen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .3 Belemmering van de rechten van de arbeiders op vrijheid van vereniging . . . . . . . . . . . . . . . . . .3 Gevaarlijke en vernederende arbeidsomstandigheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .4 Besluit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .4 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .5 Methodologie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .6 Bang om vrijuit te spreken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .6 Respect voor het recht op vrije vakvereniging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8 Bevreesd voor hun leven – de PT Nikomas Gemilang fabriek te Serang, West-Java . . . . . . . . . .8 Gevangen gezet voor vakbondsactivisme - De PT Panarub fabriek in Tangerang, West-Java . . .10 Andere fabrieken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .12 Een individueel dossier - Leily’s verhaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .14 Werkuren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .16 Lonen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .17 Gezondheid en veiligheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .21 Blootstelling aan gevaarlijke chemicaliën . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .21 Risico’s op acute verwondingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .22 Aangepaste medische verzorging in de fabriekskliniek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .23 Blootstelling aan hitte en lawaai . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .23 Verbaal misbruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .23 Het inzetten van Indonesische soldaten “voor de veiligheid” in de Nikomas Gemilang fabriek . . . .24 Seksueel misbruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .24 Jaarlijks verlof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .25 Besluit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .25 Noot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .27 Bibliografie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .28
2
WE ZIJN GEEN
MACHINES Ondanks enkele kleine stappen vooruit, wordt het leven van de arbeid(st)ers die in Indonesië voor Nike en Adidas werken nog altijd beheerst door armoede en angst
SAMENVATTING De arbeidsomstandigheden in de sportschoenenfabrieken die in Indonesië voor Nike en Adidas-Salomon produceren, zijn wat verbeterd. De maatregelen zijn echter bijlange niet toereikend om de arbeiders een waardig leven te verzekeren: • LONEN: met een voltijds loon van slechts 2 US$1 per dag leven de arbeiders in uiterste armoede en wie kinderen heeft moet ze naar familie in het geboortedorp sturen of zich in schulden steken om in zijn basisnoden te voorzien. • VRIJHEID VAN VERENIGING: arbeiders moeten terecht vrezen dat actieve betrokkenheid bij een vakbond kan leiden tot ontslag, opsluiting in de gevangenis of fysiek geweld. • ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN: ofschoon de fysieke en psychologische druk waaronder ze moeten werken wat verminderd is, melden arbeiders dat ze nog steeds toegeschreeuwd en vernederd worden en moeten werken in gevaarlijke omstandigheden. Dit rapport is gebaseerd op eigen onderzoek aan de hand van interviews en groepsinterviews die door de auteur in juli 2001 en januari 2002 van in totaal 35 arbeiders uit vier voor Nike en/of voor Adidas-Salomon producerende fabrieken op West-Java zijn afgenomen.
Lage lonen De arbeiders leven in extreme armoede. Ze verdienen voor een voltijdse baan ongeveer US$ 56 per maand en verklaren dat de recente verhoging van de wettelijke minimumlonen de dramatische verhoging van de voedselprijzen niet heeft bijgehouden. Voor voldoende extra
inkomen moeten ze veel overwerken. Ze zijn echter zwaar getroffen door de economische inzinking in de VS die de vraag heeft doen afnemen en het aantal overuren in de meeste onderzochte fabrieken heeft doen dalen. Ongeveer de helft van de arbeiders die kinderen hebben zijn uit armoede verplicht ze te sturen naar familieleden in hun verafgelegen geboortedorp. Velen kunnen hun kinderen slechts drie of vier keer per jaar bezoeken. Ze vinden die scheiding uiterst pijnlijk. Wie zijn kinderen bij zich houdt, moeten schulden maken om in de basisnoden van het gezin te kunnen voorzien.
Belemmering van de rechten van de arbeiders op vrijheid van vereniging De arrestatie, gevangenneming en het lange proces van Ngadinah Binti Abu Mawardi van de Panarub fabriek (Adidas) hebben de vrees van de arbeiders versterkt dat vakbondsactiviteiten hun vrijheid in gevaar kan brengen. In de Nikomas Gemilang fabriek (Nike en Adidas) hebben de bedreigingen met geweld tegen mondige arbeiders en de onzekerheid over de moordpoging op Dhr. Rakhmat Suryadi de vrees doen ontstaan dat betrokkenheid bij een vakbond hun veiligheid in gevaar kan brengen. In enkele fabrieken zijn sommige vormen van discriminatie tegen leden van onafhankelijke vakbonden verminderd. Maar arbeiders verklaren dat zelfs in die fabrieken de werkgevers bij het ontslaan van arbeiders actieve vakbondsleden hebben gediscrimineerd. In 2001 wees Nike een aantal concrete voorstellen van mensenrechtenorganisaties af die bedoeld waren om de vrijheid van de arbeiders om mee te werken in vakbonden, te versterken.
Begin maart 2002 was de waarde van een Amerikaanse dollar EUR 1,160 (BEF 46,79). Om de waarde van de in US dollar vermelde bedragen in euro te berekenen, moet je ze vermenigvuldigen met 1,16
1
3
Gevaarlijke en vernederende arbeidsomstandigheden De fysieke en psychologische druk op de arbeiders is wat verminderd. Maar daartegenover staan nog praktijken waaruit blijkt dat de gezondheid en de waardigheid van de arbeiders niet gerespecteerd worden. Positieve stappen zijn o.m.: • Hervormingen zodat arbeiders nu ziekteverlof kunnen nemen; • Hervormingen die het seksueel misbruik beduidend hebben verminderd. De volgende problemen blijven: • Arbeiders worden nog altijd toegeschreeuwd wanneer ze te traag werken, en in sommige fabrieken worden ze nog vernederd en uitgescholden voor dom of voor dieren als hond of aap; • Het is zeer moeilijk voor de arbeiders om het wettelijk jaarlijks verlof te nemen; • Ademhalingsziektes tengevolge van het inademen van giftige chemicaliën komen nog altijd voor, zij het minder vaak; • In de Nikomas Gemilang fabriek gebeuren nog altijd ongevallen waarin arbeiders vingers verliezen; • In dezelfde fabriek moeten arbeidsters die wettelijk (onbetaald) menstruatieverlof willen nemen, nog altijd via een vernederende procedure het fysiek bewijs leveren dat ze hun maandstonden hebben door hun onderbroekje uit te trekken voor de (vrouwelijke) fabrieksdokters.
Besluit Er zijn prijzenswaardige verbeteringen, maar die kunnen bijlange niet verzekeren dat Nike en Adidas arbeiders in waardigheid kunnen leven. Nike en Adidas moeten: • De fabriekseigenaars en regeringen in de producerende landen duidelijk maken dat het opleggen van arbeidsnormen, met inbegrip van verhoogde lonen, niet zal leiden tot automatische relocalisatie naar landen met lagere arbeidskosten; • Druk uitoefenen opdat het recht van de arbeiders op organiseren en collectief onderhandelen wordt nageleefd; • Er zich toe engageren dat de arbeiders een voltijds loon krijgen dat ten minste voldoende is om in de basisbehoeften van een gezin te voorzien én over een klein bedrag te beschikken dat ze naar goeddunken kunnen besteden; • Samenwerken met internationale vakbonden en mensenrechtenorganisaties om een transparant programma van fabriekscontroles uit te werken dat wordt geïnspecteerd door geloofwaardige organisaties die onafhankelijk zijn van de bedrijven zelf (d.w.z. niet door hen geselecteerd worden).
Deze Nike werkneemster zuchtte diep toen ze het had over de 20 000 paar sportschoenen die de week voordien verbrand werden. “De fabriek zei dat de kwaliteit niet voldoende was. We zijn teleurgesteld want we moeten tot laat werken gedurende vele dagen en dan verbranden ze gewoon alles. Nu moeten we nog harder werken om ze te vervangen.” Toen ze geïnterviewd werd in November 2001 verdiende ze Rp. 449 300 (US$ 45) per maand en was gedwongen om het maximum aantal overuren per week te werken. Ze maakt voetbalschoenen die meestal voor Europa of Afrika bestemd zijn. Ze leeft alleen in een kleine kamer naast vele andere in West Java. Ze betaalt Rp. 85 000 (US$ 8,5) per maand aan huur. Ze hoopt die kamer op een dag te kunnen delen met haar man die ze nog niet gevonden heeft. Zoals veel collega’s verwacht ze haar man te ontmoeten in de fabriek. Ze stuurt geld naar haar familie en blijft zelf achter met heel weinig. Haar zus werkte voor de gigantische Nikomas fabriek in Serang, 50 kilometer verder weg, en ze spreken af als het past. Haar zus heeft haar een waterkoeler en een radio geleend. Behalve haar zus heeft ze weinig gasten. Op de vraag of ze aan een andere job gedacht heeft, is haar antwoord kort: “Vertel eens, wat kan ik doen?”
4
WE ZIJN GEEN
MACHINES Ondanks enkele kleine stappen vooruit, wordt het leven van de arbeid(st)ers die in Indonesië voor Nike en Adidas werken nog altijd beheerst door armoede en angst
INLEIDING In september 2000 publiceerde Oxfam Community Aid Abroad een rapport waarin de naleving van het recht van de arbeiders op vrijheid van organisatie in drie sportschoenenfabrieken in Indonesië werd onderzocht. Twee van die fabrieken produceerden voor Nike en één voor Nike en Adidas. Het rapport, Like Cutting Bamboo. Nike and Indonesian Workers’ Right to Freedom of Association2, stelde zeer ernstige schendingen van dat recht vast. Het ging om dreiging met geweld tegen arbeiders die opkwamen voor vakbondsrechten, het lastig vallen van leden van onafhankelijke vakbonden en het gebruik van voorwendsels om hen te ontslaan. In één van de fabrieken waren de arbeiders dikwijls het slachtoffer van verbaal misbruik door fabrieksopzichters, die scheldwoorden gebruikten als “hond”, “aap” en “varken”. In twee van de fabrieken moesten arbeidsters zich onderwerpen aan vernederende lichaamsonderzoeken door fabrieksdokters vooraleer ze het wettelijk menstruatieverlof konden nemen. De arbeiders moesten vaak meer dan 60 uur per week werken en, indien ze weigerden, werden ze ofwel vernederd in aanwezigheid van andere arbeiders ofwel bedreigd met ontslag. Het allerbelangrijkste voor de geïnterviewde arbeiders was dat in alle drie de fabrieken het normale weekloon veel lager was dan wat ze nodig hebben om in hun individuele basisbehoeften te voorzien. Als ze veel overuren werkten, zorgde het bijkomende loon voor overwerk ervoor dat de arbeiders zonder kinderen zich met hun loon konden voeden, kleden en wonen en een klein bedrag konden sparen. De arbeiders met kinderen waren er financieel slecht aan toe, zelfs met overuren. Op de dag waarop dat rapport werd bekendgemaakt, beloofde Nike dat het de situatie zou onderzoeken, maar het heeft nooit de resultaten 2
van zo’n onderzoek vrijgegeven. De bedoeling van dit rapport is te onderzoeken of sinds de publicatie van het vorig rapport 18 maanden geleden de arbeidsomstandigheden in de sportschoenenfabrieken die in Indonesië voor Nike en Adidas produceren, verbeterd zijn. Er staat veel op het spel. Het onderwerp van één van de hevigste debatten van onze tijd is de vraag of de huidige aanpak van de globalisering van de wereldhandel het welzijn van de armen in deze wereld verbetert dan wel ondermijnt. De sportkledingsector heeft als geen ander in het middelpunt van de belangstelling gestaan. Ze is het voorwerp geweest van een decenniumlange anti-sweatshopcampagne van activisten, vakbonden en organisaties uit het maatschappelijk middenveld. De bezorgdheid omtrent arbeidsmisbruiken in de sportkledingfabrieken is uitvoerig onder de aandacht van de mondiale media gekomen. Als de twee ondernemingen met het grootste marktaandeel (zij controleren samen 49% van de winstgevende sportschoenenmarkt in de VS) kunnen Nike en Adidas het zich gemakkelijk veroorloven om programma’s in te voeren om de rechten te beschermen van de arbeiders die hun producten maken. Beide ondernemingen hebben gedragscodes aangenomen en controlesystemen ingevoerd die, zo beweren ze, hen tot voortrekkers maken op het vlak van duurzaam ondernemen. Samen met Reebok zijn beide ook lid van de Fair Labor Association, een multi-stakeholder organisatie voor fabriekscontrole. Daarenboven heeft Nike het Global Compact van de Verenigde Naties ondertekend, en zich dus ertoe geëngageerd om een waaier van mensenrechten te bevorderen, met inbegrip van het recht van arbeiders op vrije vereniging. De mate waarin de initiatieven die deze ondernemingen hebben genomen het respect voor de
“Zoals bamboe hakken. Het recht van Nike arbeiders in Indonesië op vrijheid van vereniging.”
5
mensenrechten en de elementaire waardigheid van de arbeiders in de ontwikkelingslanden hebben verhoogd, is van vitaal belang voor consumenten, arbeiders en de internationale zakenwereld. Indien hun hervormingen doelmatig en duurzaam zijn, dan wordt het tijd dat mensenrechtenorganisaties en activisten hun klemtonen anders leggen en andere ondernemingen onder druk zetten om hun voorbeeld te volgen. Indien de arbeidsomstandigheden daarentegen weinig verbeterd zijn, dan is de uitdaging voor de mensenrechtengemeenschap om de druk op de ondernemingen aan te houden om ze aan te zetten tot echte hervormingen
METHODOLOGIE Dit rapport is gebaseerd op eigen onderzoek dat verricht is door middel van interviews en groepsinterviews. Ze werden in juli en november 2001 en in januari 2002 afgenomen van in totaal 35 arbeiders uit 4 fabrieken die in West-Java voor Nike en/of voor Adidas produceren. In juli 2001 nam de auteur van 6 arbeiders die toen tewerk gesteld waren in fabrieken die voor Nike en/of Adidas produceren, diepte-interviews af. Ze werden op band opgenomen en duurden tussen de één en drie uur. Ook is een interview afgenomen van een 7de arbeider die ontslagen was uit een fabriek die voor beide ondernemingen produceerde omdat hij betrokken was in een vakbondsactie. De auteur heeft ook 5 groepsinterviews van elk 2 uur gehouden met in totaal 28 arbeiders uit 4 fabrieken die voor Nike en/of Adidas produceren. Het eerste vond plaats in juli 2001 en de 4 andere in januari 2002. Deze interviews en groepsinterviews zijn afgenomen in het kader van onderzoek voor een doctoraatsthesis, gesuperviseerd door de School for Geosciences van de Universiteit van Newcastle, Australië. Om de interviews en groepsinterviews te organiseren werkte de auteur samen met lokale nietgouvernementele organisaties die contacten hadden met de betrokken arbeiders. Om in het belang van de arbeiders alles vertrouwelijk te houden, werden de interviews en groepsinterviews niet in de fabriek gehouden, maar op plaatsen bepaald door de lokale contactgroep. Het samenwerken met lokale niet-gouvernementele organisaties die al een vertrouwensrelatie met arbeiders hebben opgebouwd is een aanpak van fabriekscontrole die voorgestaan wordt door, onder andere, de Fair Labor Association, waar Nike en Adidas lid van zijn.
6
Omdat de auteur niet voldoende Bahasa Indonesia kent om interviews af te nemen, werden tolken ingehuurd. Die tolken waren onafhankelijk van de organisaties die de ontmoetingen met de arbeiders organiseerden. De foto’s die dit rapport illustreren, werden in november 2001 genomen door Ashley Gilbertson. Gilbertson is een beroepsfotograaf uit Melbourne, Australië. De foto’s zijn van arbeiders uit 4 sportschoenenfabrieken die voor Nike en/of voor Adidas produceren. Twee van die fabrieken waren niet vertegenwoordigd in de interviews of groepsinterviews door de auteur. Voordat hij de foto’s nam, interviewde Gilbertson de betrokken arbeiders en de informatie die ze gaven, is opgenomen in de onderschriften bij de foto’s. Het rapport bevat ook een gevalsstudie. Het is de vertaling van een rapport voorbereid door Julianto op basis van een interview dat hij afnam met een Nike arbeidster in november 2001. Julianto werkte bij een Nike onderaannemer tot april 2000. Toen werd hij verplicht ontslag te nemen wegens zijn betrokkenheid bij het organiseren van een arbeidersdemonstratie voor hoger loon. Hij werkt nu als arbeidsorganisator. Zoals vele Indonesiërs heeft hij slechts één naam.
BANG OM VRIJUIT TE SPREKEN Het is jammer genoeg zo dat Aziatische sportschoenenarbeiders die zich tegenover onderzoekers eerlijk uitspreken over de arbeidsomstandigheden in hun fabrieken, grote risico’s nemen. Het Like Cutting Bamboo rapport (Connor 2000) noteerde het geval van een Indonesische Nike arbeider die een anonieme telefoon had gekregen waarin z’n leven werd bedreigd indien hij bleef spreken over de omstandigheden in zijn fabriek. Het geval van Mevr. Lap Nguyen, een Vietnamese Nike arbeidster die het slachtoffer was van intimidatie, gewelddaden en ontslag nadat zij met Amerikaanse reporters had gesproken over de omstandigheden in haar fabriek, is ook goed gedocumenteerd (zie bijv. Connor 2001). Nike heeft de herhaalde eis van mensenrechtengroepen om toestemming te geven voor een onafhankelijk onderzoek van Mevr. Laps geval, genegeerd.
Bovenop de bezorgdheid voor hun eigen veiligheid en inkomen, zijn Nike arbeiders er vaak bezorgd voor dat zich eerlijk uitspreken over de omstandigheden in hun fabrieken ertoe zal leiden dat bedrijven zoals Nike bestellingen zullen annuleren, zodat de arbeiders hun werk verliezen. Dit is een boodschap die dikwijls wordt versterkt door bedrijfsleiders en opzichters. Zij waarschuwen de arbeiders ervoor dat spreken over fabrieksproblemen met buitenstaanders de toekomst van de fabriek zal schaden en hun werk in gevaar zal brengen. Met uitzondering van twee vroegen alle arbeiders die werden geïnterviewd om hun namen geheim ter houden, omdat ze bang waren voor represailles vanwege hun fabriek. Met uitzondering van de Nikomas Gemilang en de Panarub fabrieken vroegen alle geïnterviewde arbeiders om ook de naam van hun fabriek geheim te houden, om te voorkomen dat de multinationale sportkledingondernemingen uit reactie tegen de slechte publiciteit het aantal bestellingen zouden veminderen. De arbeiders die voor dit rapport werden gefotografeerd, gaven te kennen dat zij zich ervan bewust waren dat zij op de foto’s geïdentificeerd en gestraft kunnen worden door de werkgever. Allen beslisten het risico te nemen om zo de internationale aandacht te trekken op de omstandigheden waarin zij en hun collega arbeiders leven. Om de identificatie van die arbeiders moeilijker te maken worden hun namen en de namen van hun fabrieken geheim gehouden. Indien vertegenwoordigers van Nike en Adidas kunnen waarborgen dat de arbeidsters niet zullen gediscrimineerd worden omdat ze deelnamen aan dit onderzoek, zullen ze vrijgegeven worden. Althans in het openbaar beweren Nike vertegenwoordigers dat de onderneming elke vorm van intimidatie die arbeiders ervan weerhoudt om zich openlijk over fabrieksomstandigheden uit te spreken, verafschuwt. In februari 2001 ontspon zich in een interview op 2jjj, een Australisch radiostation, het volgende gesprek tussen Nike woordvoerster Maria Eitel en Steve Cannane van 2jjj3 :
3
Steve Cannane: Een Nike fabrieksbaas in Indonesië die beweert dat Nike zal opkrassen indien jullie klagen, is dus fout als hij dat zegt en u zal dit soort van intimidatie niet toelaten? Maria Eitel: Hij is totaal verkeerd en dat is een totaal onaanvaardbare intimidatie. Jammer genoeg heeft Nike geweigerd om dergelijke uitspraken te ondersteunen met actie. In mei 2001 besprak de Schone Kleren Campagne met Nike het geval van een fabriek in Indonesië. De manager had de arbeiders bekritiseerd omdat ze met buitenlandse onderzoekers en activisten hadden gesproken en had hen gewaarschuwd dat elke verdere openbare kritiek op de fabrieksomstandigheden Nike ertoe kon brengen om de productie naar andere fabrieken in andere landen over te hevelen. De Schone Kleren Campagne eiste dat Nike een ontmoeting zou hebben met die arbeiders en hun in het bijzijn van de fabrieksleiding en een onafhankelijke derde partij zou verzekeren dat de onderneming geen bestellingen zou annuleren als reactie op negatieve publiciteit. Uit de omvangrijke correspondentie over deze zaak blijkt dat Nike herhaaldelijk weigerde deze stap te zetten. In een e-mail gedateerd vrijdag 28 december bijv., suggereerde Nike woordvoerder Dusty Kidd dat zo’n ontmoeting niet nodig was omdat Nike na eigen onderzoek geen bewijs had gevonden dat de fabrieksmanager de uitspraken die de arbeidsters aan hem hadden toegeschreven, werkelijk had gedaan. Dit is een verkeerd argument. Het is voordelig voor Nike als de arbeiders hun mond houden over arbeidsmisbruiken. Daarom kan een onderzoek door de onderneming zelf niet als onafhankelijk beschouwd worden. Zelfs indien Nike werkelijk gelooft dat die bedreigingen niet werden geuit, dan nog mag dat hen er niet van weerhouden om een ontmoeting te hebben met de arbeiders en de fabrieksleiding en hen ervan te verzekeren dat eerlijke verklaringen omtrent de fabrieksomstandigheden hun hun job niet zullen kosten. In plaats daarvan heeft Nike impliciet laten blijken dat het liever arbeiders met de vrees laat zitten dat vrijuit spreken hun werk in gevaar brengt.
Zie: http://www.abc.net.au/triplej/morning/features/s251857.htm
7
RESPECT VOOR HET RECHT OP VRIJE VAKVERENIGING Tot juli 1998 mochten Indonesische arbeiders alleen lid worden van de SPSI, de officiële regeringsvakbond onder de dictatuur van Soeharto. Deze vakbond heeft nauwe banden met het Indonesische leger en doet in de meeste gevallen weinig om de arbeiders te helpen. Hij functioneert namelijk meer als een instrument van regeringsmacht dan als een middel voor de arbeiders om hun gemeenschappelijke belangen te verdedigen. Sedert Soeharto in 1998 de macht verloor is het in Indonesië legaal om onafhankelijke vakbonden op te richten en er zijn er verschillende geregistreerd in Nike onderaannemingsbedrijven. Daarenboven hebben een aantal vakbonden die vroeger behoorden tot SPSI, zich afgesplitst en de SPSI Reformasi opgericht. De kleding- en schoenenvakbond SPTSK was oorspronkelijk een onderdeel van SPSI en vervolgens van SPSI Reformasi, maar heeft zich sindsdien afgescheiden van SPSI Reformasi en heeft een eigen federatie opgericht. Het is de grootste vakbond in de meeste sportschoenenfabrieken in Indonesië die contracten hebben met Adidas en Nike. Er is
8
een belangrijk debat aan de gang over de vraag of SPTSK en andere vakbonden die zich van SPSI af hebben afgesplitst, wel degelijk hervormd zijn. De situatie blijkt complex te zijn, waarbij enkele SPTSK vakbondsfunctionarissen echt de belangen van de arbeiders dienen, en waarbij anderen zich gedragen zoals in de tijd van Soeharto. In een klein aantal fabrieken die voor Nike en Adidas produceren, zijn er naast de SPTSK nog andere onafhankelijke vakbonden.
Bevreesd voor hun leven – de PT Nikomas Gemilang fabriek te Serang, West-Java PT Nikomas Gemilang stelt ca. 23.000 arbeiders tewerk en produceert voor zowel Nike als Adidas. Ze is eigendom van de Pou Chen onderneming, Nikes belangrijkste leverancier van sportschoenen. Pou Chen heeft ook een aantal andere grote sportschoenenfabrieken in China en Vietnam, met inbegrip van het gigantische Yue Yuen fabriekscomplex in Dongguan, China, dat meer dan 40.000 werknemers tewerkstelt.
Bij de enorme Nikomas fabriek probeert één van de tien veiligheidsagenten nabij de toegang, de fotograaf tegen te houden. Mediabelangstelling voor deze fabriek heeft de eigenaars ertoe gebracht om de Nike logo’s aan de buitenkant te verwijderen. Voordien waren die logo’s een favoriete achtertrond voor fotografen van omheiningsdiensten. Dit bedrijf stelt meer dan 24 000 mensen tewerk.
Zoals op vele gebieden in Indonesië zijn de lokale politieke structuren in Serang complex. Het Indonesische leger speelt een hoofdrol in alle aspecten van het Indonesische leven tot op het lokale niveau, en lokale militaire bevelhebbers oefenen aanzienlijke macht uit. Er zijn ook officiële lokale regeringsafgevaardigden, het equivalent van lokale burgemeesters, bekend als lurahs. Tenslotte is er een onofficiële machtsstructuur waar lokale maffiabendes bij betrokken zijn. In Serang is er een nauwe relatie tussen de officiële en onofficiële machtsstructuren en lurahs huren geregeld lokale bendes om hun wil op te dringen. Die ingehuurde gangsters staan bekend als “preman”. Om haar macht over de arbeiders te vergroten heeft PT Nikomas Gemilang, zoals veel fabrieken, nauwe banden gesmeed met alle drie de politieke structuren. Volgens arbeiders van Nikomas die voor dit rapport werden geïnterviewd, heeft de fabriek fondsen ter beschikking gesteld van de lokale lurahs voor een aantal openbare werken en heeft die ambtenaren ook gevraagd om arbeiders voor de fabriek te rekruteren. Dit is een heel interessante bron van inkomen voor de ambtenaren, want gewoonlijk vragen ze een premie aan de arbeiders vooraleer ze hen aanbevelen aan de fabriek. PT Nikomas stelt ook al lang Indonesische soldaten tewerk om de veiligheid van de fabriek te verzekeren. Tenslotte heeft de fabriek ook preman tewerkgesteld om arbeiders die betrokken zijn bij het organiseren van vakbondsacties in Nikomas, te intimideren en lastig te vallen.
Het Like Cutting Bamboo rapport (september 2000) beschrijft hoe arbeiders die op 17 en 18 december 1999 betrokken waren bij een demonstratie voor hoger loon, het slachtoffer werden van hevige intimidatie en geweld. Eén van de geïnterviewde arbeiders, Julianto (foto), meldde dat hij voor zijn leven vreesde. Fabrieksmanagers hadden hem naar een kantoor gebracht en in het bijzijn van een Indonesische soldaat werd hij uitgescholden. Men zei hem dat hij zou aangevallen worden door ingehuurde gangsters indien hij niet ophield met het organiseren van de arbeiders. Vervolgens werd hij op straat herhaaldelijk benaderd door vreemdelingen die hem ervoor waarschuwden dat zijn leven in gevaar was, indien hij op de fabriek zijn ontslag niet zou indienen. Nadat een andere Nikomas arbeider gelijkaardige bedreigingen had gekregen, werd zijn huis leeggeroofd door een lokale bende. Tegen april 2000 had deze intimidatie alle 20 arbeiders die een hoofdrol hadden gespeeld in de organisatie van de demonstratie, ertoe gedwongen ontslag te nemen. Naast het onderzoek via interviews voor dit rapport, had de auteur in januari 2002 een ontmoeting met de huidige leider van de PT Nikomas Gemilang afdeling van de SPTSK vakbond. Hij sprak zich positief uit over de lonen en omstandigheden op de fabriek en beweerde dat de vakbondsrechten niet onderdrukt werden op de fabriek. Dit stond in sterk contrast met het confidentieel getuigenis van 16 arbeiders die deelnamen aan interviews en groepsinterviews in juli 2001 en januari 2002. Ze meldden dat de arbeiders in Nikomas nog altijd bang zijn dat meewerken met de vakbond hun leven in gevaar kan brengen. Zij vestigden de aandacht op een bijzonder voorval dat hun vrees in belangrijke mate heeft doen toenemen. Ze rapporteerden, en lokale vakbonden en mensenrechtenorganisaties bevestigen het, dat op 21 maart 2001 Rakhmat Suryadi, een SPTSK vakbondsfunctionaris op de fabriek, buiten de fabriek door een aantal mannen met machetes werd aangevallen toen hij op weg was naar zijn werk. Hij werd aan het hoofd en de benen gewond en moest 18 hechtingen op het achterhoofd krijgen. Hij verbleef een week in de kliniek en was één maand werkonbekwaam. Zijn aanvallers zeiden hem niets en deden geen poging om hem te beroven. De aanval kwam juist een maand nadat Mr. Suryadi in de Indonesische krant Kompas werd geciteerd in een artikel over de arbeidsmisbruiken bij onderaannemers van Nike.
9
Volgens plaatselijke vakbonden en mensenrechtenorganisaties werden in deze zaak een aantal mannen gearresteerd. Ze bekenden. Ze beweerden dat een lokale lurah hen had betaald om de aanval uit te voeren. Het is nog niet duidelijk of de lokale politicus op zijn beurt door iemand anders is betaald. Zelfs indien er een fabriek bij betrokken was, is het niet noodzakelijk PT Nikomas geweest, omdat Mr. Suryadi ook vakbondsactiviteiten in andere fabrieken ondersteund heeft, met inbegrip van de PT Spindo Mills fabriek in de buurt. Alhoewel het niet zeker is wie de aanval op Mr. Suryadi opgezet heeft, vermoeden de meeste geïnterviewde arbeiders sterk dat de bedrijfsleiders van de Nikomas fabriek erbij betrokken waren. Sinds de aanval zijn veel arbeiders die deelnamen aan vergaderingen over hun rechten, niet langer meer bereid dat te doen. Gegeven het feit dat de arbeiders erevan overtuigd zijn dat Nikomas in het verleden gangsters tewerkstelde om arbeiders te bedreigen en te intimideren, is het niet te verwonderen dat de aanval op Suryadi op dramatische wijze hun vrees heeft verhoogd dat actief worden in een vakbond hun leven in gevaar kan brengen. Arbeiders van Nikomas verklaarden ook dat zij bang waren om problemen in de fabriek te melden aan SPTSK vakbondsleiders omdat diegenen die dat deden, door hun opzichters gebrandmerkt werden als onruststokers. Opzichters lachen die arbeiders uit, vernederen ze en waarschuwen anderen om geen contact met hen te houden. Men is ook bang dat als je een probleem aanbrengt in je fabriek dat tot gevolg kan hebben dat je wordt overgeplaatst naar een moeilijkere en gevaarlijke afdeling. Gelijkaardige vrees werd twee jaar geleden gemeld door arbeiders die geïnterviewd werden voor het Like Cutting Bamboo rapport. In mei 2001 publiceerde de Amerikaanse mensenrechtenorganisatie Global Exchange een rapport (geschreven door de auteur van dit rapport) waarin Nike werd opgeroepen om de angst die de aanval op Mr. Suryadi had gewekt, weg te nemen. Het vroeg Nike om vertegenwoordigers te sturen die de Nikomas arbeiders zouden verzekeren dat zij vrij zijn om vakbonden te organiseren zonder vrees voor vergelding (Connor 2001, p.73). Het rapport stelde Nike ook voor een vertrouwelijke procedure op te zetten voor de arbeiders zodat ze aan onafhankelijke organisaties zouden kunnen melden als ze bedreigd of gediscrimineerd worden wegens vakbondsactiviteiten. Dit verzoek is tot nu toe
10
genegeerd. Blijkbaar is Nike tevreden met de status-quo bij PT Nikomas, waar angst voor geweld de arbeiders ervan weerhoudt voor hun vakbondsrechten op te komen.
Gevangen gezet voor vakbondsactivisme - De PT Panarub fabriek in Tangerang, West-Java In 2001 vestigde de zaak van Ngadinah Abu Mawardi internationale aandacht op de moeilijkheden waarmee Indonesische arbeiders geconfronteerd worden wanneer ze hun vakbondsrechten opeisen. De 29-jarige Ngadinah was de secretaris van de Footwear Workers’ Association (PERBUPAS), de kleinste van de twee vakbonden in PT Panarub, een fabriek in Tangerang, West-Java, die produceert voor Adidas. In de fabriek is er ook een afdeling van de SPTSK. In september 2000 organiseerde Ngadinahs vakbond een staking waaraan de meeste van de 8.000 arbeiders van de fabriek deelnamen. De arbeiders eisten dat hun overuren aan de wettelijk bepaalde tarieven uitbetaald zouden worden; dat ze het wettelijk (onbetaald) menstruatieverlof zouden kunnen nemen en hogere vergoedingen. Op 12 september sloten de vakbond en de bedrijfsleiding een akkoord met de belofte vanwege de fabriek dat ze de arbeiders die betrokken waren bij de staking, niet zou ontslaan of intimideren. Op maandag 23 april 2001 werd Ngadinah gearresteerd en in de gevangenis van Tangerang opgesloten. Ze werd ervan beschuldigd Artikel 160 (anderen aanzetten om de wet te overtreden) en Artikel 335 (onaangenaam gedrag tegenover anderen) van de strafwet te hebben overtreden. Ngadinahs opsluiting in afwachting van haar proces en de vaagheid van de aanklacht tegen haar waren aanleiding tot bezorgdheid onder de internationale mensenrechtenorganisaties. De zaak kwam uitvoerig in de media, zowel in Indonesië als in het buitenland, en een aantal internationale organisaties moedigden hun leden aan om protestbrieven te sturen naar Adidas, PT Panarub en de Indonesische regering. Op 23 mei werd Ngadinah vrijgelaten uit de gevangenis van Tangerang, maar de beschuldigingen tegen haar werden niet ingetrokken.
Advocaten van de Social Information and Legal Guidance Foundation (SISBIKUM), een niet-gouvernementele organisatie met nauwe banden met Ngadinahs vakbond, namen haar verdediging op zich. De uitvoerend secretaris van die organisatie, Arist Merdeka Sirait, vestigde er de aandacht op dat PT Panarub in het verleden al bestuursleden van Ngadinahs vakbond had ontslagen. Hij sprak zijn overtuiging uit dat het bedrijf had samengespannen met de politie om Ngadinah te arresteren om zo de onafhankelijke vakbond in de fabriek te onderdrukken. De Jakarta Post was dezelfde mening toegedaan en meldde op 25 mei dat Ngadinah was gearresteerd “wegens een klacht die ingediend was door een manager van PT Panarub, Slamet Supriyadi… Supriyadi had de politie verteld dat Ngadinah het meesterbrein was achter de vierdaagse massale staking door 8.000 arbeiders in de fabriek van de onderneming te Tangerang van 8 tot 11 september verleden jaar. Hij stelde dat de stakingen die door Ngadinah waren uitgelokt voor de onderneming een verlies van Rp 500 miljoen tot gevolg hadden”. Ngadinah zelf verklaarde bij haar vrijlating uit de gevangenis dat in Indonesië “werkgevers en regeringsfunctionarissen samenspannen om wettelijke vakbondsactiviteiten te onderdrukken”. AdidasSalomon heeft niet gereageerd op de beweringen dat z’n leverancier samenspande met de politie om Ngadinah te arresteren. Gedurende haar proces voerde Ngadinah aan dat de staking een spontane uitbarsting was van frustatie omwille van jaren van lage lonen en gedwongen overwerk. Op een bepaald moment vertelde ze aan de rechter: “In de fabriek heeft elke productielijn van 47 arbeiders een productiecijfer van 620 schoenen per dag… 720 indien we overuren doen. Het reële dagelijkse minimumcijfer is gewoonlijk 700. Indien we ons cijfer niet halen wordt de leiding heel kwaad op ons. Zo kwaad dat ze soms schoenen gooien naar de arbeiders. Daarom staakten de arbeiders, niet omdat ik hun de opdracht gaf.”4 Naarmate het proces vorderde, uitte SISBIKUM zijn bezorgdheid over het feit dat het niet eerlijk verliep. Ngadinahs verdediger rapporteerde dat de getuigen van de verdediging zeer lang en herhaaldelijk werden ondervraagd door de rechter, dat experts die als getuige wilden optreden voor de verdediging, niet werden aanvaard, en dat er 8 getuigen van de aanklager werden aanvaard
tegenover 2 van de verdediging. Tenslotte nam de advocaat ontslag als haar verdediger omwille van de manier waarop het proces verliep. Ngadinah verdedigde vervolgens zichzelf. De zaak kreeg veel aandacht van de media, zowel in Indonesië als in het buitenland. Op 30 augustus werd Ngadinah vrijgesproken van de twee beschuldigingen tegen haar. De rechters verklaarden dat de bewijzen geleverd door de aanklager en de getuigenverklaringen onvoldoende bewijskracht hadden. In januari nam Ngadinah deel aan een groepsinterview samen met andere arbeiders van PT Panarub. Ze is er vast van overtuigd dat de steun van internationale mensenrechtenorganisaties de enige reden voor haar vrijspraak. Ware het niet van die steun, dan zat ze nu in de gevangenis, gelooft ze. Vóór Ngadinahs arrestatie was het gebruikelijk dat leden van haar vakbond door de opzichters werden uitgepikt en brutaler werden behandeld dan de anderen. Ze kregen ook onderhoudstaken, zoals het poetsen van de fabrieksvloer. Sinds haar proces heeft dit soort van discriminatie opgehouden. Ngadinah en andere arbeiders van Panarub zijn ervan overtuigd dat dit eerder het gevolg is van de nieuwe belangstelling vanwege de internationale gemeenschap voor de omstandigheden in de fabriek, dan van een verandering van inzicht vanwege de fabrieksleiding. De fabriek discrimineert nog steeds tussen Perbupas en SPTSK in de mate dat SPTSK over een kantoor kan beschikken in de fabriek en Perbupas niet. Toen ze na haar proces terugkeerde naar de fabriek, werd ze overgeplaatst naar de personeelsafdeling. Ze heeft daarvoor echter niet de nodige opleiding gehad en ze heeft herhaaldelijk gevraagd om terug te mogen keren naar de productieafdeling. De fabriek heeft die aanvragen steeds geweigerd en erop gewezen dat ze nodig is waar ze is. Ngadinah is er vast van overtuigd dat ze op die afdeling is geplaatst om haar van de andere arbeiders af te zonderen en te voorkomen dat ze hen ertoe zou aanzetten mee te werken aan vakbondsactiviteiten. De leider van de Perbupas vakbond in Panarub werkt in één van de opslagplaatsen – nog een afdeling waar hij weinig contact heeft met de andere arbeiders. Hij heeft ook meermaals gevraagd op de productieafdeling te mogen werken, maar dat is hem herhaaldelijk geweigerd.
De commentaar van Ngadinah werd vertaald door Agatha Schmaedeck, een lid van de Amerikaanse organisatie United Students Against Sweatshops en die een deel van het proces van Ngadinah volgde. 4
11
Panarub stelt veel arbeiders met een tijdelijk contract tewerk. Dat maakt het voor deze arbeiders zeer moeilijk om actieve vakbondsleden te worden. Arbeiders die deelnamen aan de groepsinterviews in januari 2002 schatten dat zowat 40% van de 8.000 arbeiders op Panarub een contract hebben van 6 maand. In augustus 2000, toen de contracten van 600 arbeiders afliepen, werd de grote meerderheid opnieuw aangenomen, maar aan alle arbeiders die lid waren geworden van Perbupas, werd gezegd dat ze niet langer van dienst konden zijn. Sindsdien hebben militanten van Perbupas ervan afgezien om tijdelijken te rekruteren uit vrees dat ze daardoor hun job zouden kunnen verliezen. Adidas zou Panarub ervan moeten overtuigen om te stoppen met het tewerkstellen van tijdelijken en om zijn personeel de stabiliteit van een vaste job te bieden.
Andere fabrieken Er zijn Fabrieken waarvan de arbeiders vroegen om de namen niet bekend te maken – enkele stappen vooruit, maar actieve vakbondsleden hebben nog altijd reden om te vrezen voor onrechtvaardig ontslag. Zoals boven besproken vroegen arbeiders van andere sportschoenenfabrieken die voor dit rapport werden geïnterviewd om de naam van hun fabriek geheim te houden. Al deze fabrieken produceren voor Nike, niet voor Adidas. In enkele van die fabrieken zijn er belangrijke verbeteringen geboekt wat betreft de naleving van het recht van de arbeiders op vrije vereniging. Het Like Cutting Bamboo rapport gaf een gedetailleerde beschrijving van een aantal praktijken die door fabriekseigenaars werden aangewend om het leven van onafhankelijke vakbondsleiders moeilijk te maken en om arbeiders af te schrikken om lid te worden van onafhankelijke vakbonden. Een aantal van deze praktijken is opgehouden. De Nike sportschoenenfabrieken met onafhankelijke vakbonden stellen hen nu een kantoor ter beschikking in de fabriek en vergaderen regelmatig met hun leiders. Ze geven hun vertegenwoordigers meer vrijheid om tijdens de werkonderbrekingen vakbondskwesties met de arbeiders te bespreken. Vakbondsmilitanten krijgen over het algemeen de toelating om gedurende de onderbrekingen informatie over de vakbond uit te delen aan andere arbeiders, maar de fabrieken censureren wat wordt uitgedeeld en weigeren alle materiaal met kritiek op de arbeidsomstandigheden. In die fabrieken worden onafhankelijke vakbondsleiders niet
12
langer bedreigd met het feit dat ze nooit promotie zullen krijgen en één of twee kregen inderdaad promotie. De praktijk om onafhankelijke vakbondsleiders voortdurend van de ene afdeling naar de andere over te plaatsen om hen van hun stuk te brengen, is ook opgehouden, en geen enkele vakbondsleider in deze fabrieken was gedurende de twee voorafgaande jaren bedreigd met geweld. Sommige arbeiders geloofden dat deze verbeteringen er gekomen waren omdat hun vakbond er hard voor geijverd heeft om de onderlinge solidariteit onder de arbeiders te versterken. Anderen geloofden dat ze het resultaat waren van de internationale media-aandacht voor de onderdrukking van de vakbondsrechten in hun fabriek. Tijdens één van de groepinterviews in januari 2002, zei een onafhankelijke vakbondsmilitant die regelmatig contact had met arbeiders van andere Nike fabrieken (via een tolk): We hopen, we hopen werkelijk dat u begint meer aandacht te schenken aan andere fabrieken, omdat wij nu betere omstandigheden en betere voorzieningen hebben. Als arbeider, als arbeider denk ik dat we solidair moeten zijn met andere Nike fabrieken. Alsjeblieft, heb meer aandacht voor anderen en kom niet alleen naar hier. Ik weet dat onze verbeterde omstandigheden komen van mensen zoals jullie… We willen het alleen duidelijk maken. Indien je rapporteert over betere omstandigheden… zal de internationale gemeenschap misschien denken; “het is nu in orde “, terwijl van de ca. 14 fabrieken (die voor Nike produceren in Indonesië)… er feitelijk slechts twee zijn (waar de zaken verbeterd zijn)… en de anderen zijn er nog steeds erg aan toe. Jammer genoeg is er zelfs in die fabrieken een belangrijke factor die de meeste arbeiders ervan weerhoudt om hun vakbondsrechten vrij uit te oefenen: de arbeiders blijven bang dat lid worden van een onafhankelijke vakbond hun jobs in gevaar brengt. De praktijk om voorwendsels te zoeken om leden van onafhankelijke vakbonden te ontslaan of hen te “schorsen” (gedwongen onbepaald verlof) is wat aan Like Cutting Bamboo zijn naam gaf. Eén van de voor dat rapport geïnterviewde arbeiders beschreef de impact op de onafhankelijke vakbonden van het feit dat hun leden op die manier ontslagen werden, met de woorden: “like cutting bamboo wood” (als bamboehout hakken, nvdv). Arbeiders die voor dat rapport werden geïnterviewd, gaven me recente voorbeelden van deze praktijk en vertelden dat veel arbeiders die
wilden lid worden van een vrije vakbond, besloten hadden dit niet te doen uit vrees hun werk te verliezen.
een ontslagpremie had aanvaard omdat “de weg te lang was” en hij niet langer in staat was de beslissing aan te vechten.
Eén van de in juli 2001 geïnterviewde arbeiders was al 4 maand met gedwongen verlof van onbepaalde duur. Begin maart 2001 was hem en 63 andere arbeiders verteld dat er voor hen geen werk meer was omdat de bestellingen waren verminderd. Alhoewel er op dat moment slechts een kleine minderheid van de arbeiders van de fabriek lid was van een onafhankelijke vakbond waren 45 van de 63 arbeiders die werkloos werden, lid van een onafhankelijke vakbond en 4 waren bestuursleden van de vakbond. Op het einde van de maand werden die arbeiders ontslagen. Met uitzondering van twee aanvaardden allen een ontslagpremie. De geïnterviewde arbeider was één van de twee die tegen hun ontslag protesteerden en daarom verlof van onbepaalde duur kregen met een verminderd loon in afwachting van een oplossing van de zaak. Hij was ervan overtuigd dat de fabriek probeerde om de invloed van de onafhankelijke vakbond te verminderen door een disproportioneel groot aantal van de leden ervan te ontslaan. De arbeider legde zijn geval voor aan het Indonesische Ministerie van Arbeid, maar dat nam een beslissing in het voordeel van de fabriek.
Een andere, in juli 2001 geïnterviewde, arbeidster van dezelfde fabriek was ook met gedwongen verlof van onbepaalde duur, in dit geval als gevolg van een incident in april 2001. Volgens haar maakten zij en een vriendin zich zorgen over het feit dat een lijnopzichter die de reputatie had brutaal en agressief te zijn tegenover de arbeiders, aangesteld werd op hun afdeling. Ze beslisten een formele klacht in te dienen tegen zijn aanstelling.
Jammer genoeg kan men er niet op vertrouwen dat de Indonesische administratie en het gerecht in dit soort zaken zonder vooroordelen optreden. Tijdens de dictatuur van Soeharto spanden rechters en ambtenaren dikwijls samen met werkgevers om de vakbondsrechten te onderdrukken, met de motivering dat het wenselijk is een investeringsklimaat te behouden dat de fabrieksproductie ertoe aanzet om in Indonesië te blijven. Alhoewel er een proces van democratische hervorming op gang is gekomen, blijft de gehechtheid aan de regels van de rechtsstaat zwak. Het Jaarlijks Rapport van 2001 van Amnesty International noteert dat in Indonesië “de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht nog altijd ondermijnd wordt door corruptie en inmenging vanwege de regering.5. Terwijl de arbeider protesteerde tegen zijn afdanking wegens een “activiteitsdaling” wierf de fabriek meer dan 30 nieuwe arbeiders aan, maar weigerde die arbeider werk. In januari 2002 rapporteerden vakbondsmilitanten van de fabriek dat hij zijn strijd uiteindelijk had opgegeven en 5
Maar vooraf begon al een gerucht te circuleren dat ze van plan waren de arbeiders aan te zetten om de productie te vertragen uit protest tegen de aanstelling. De arbeidster ontkende dat ze ooit die bedoeling had gehad. Ze werd ondervraagd door de bedrijfsleiding en ervan beschuldigd de arbeiders ertoe aan te zetten zo’n slecht werk af te leveren dat op een dag 80% van de productie afgekeurd had moeten worden. Volgens de arbeidsters was dit een valse beschuldiging. Ze stelde dat er op die dag slechts 13 van in totaal 300 geproduceerde stukken afgekeurd werden. De arbeidster is ervan overtuigd dat zij en de andere bij het incident betrokken arbeidsters het mikpunt werden omdat zij de reputatie hadden op te komen voor de rechten van de arbeiders. Zij en haar vakbond legden haar zaak voor aan het Centrale Comité voor Regeling van Arbeidsgeschillen (P4P) bij het Indonesische Ministerie voor Arbeid. Het comité nam een beslissing in het nadeel van de arbeidster en ze werd ontslagen. Met de toelating van die arbeidster schreef de auteur tussen juli en november 2001 een aantal keren een brief naar Nike waarin hij de onderneming vroeg om toestemming te geven voor een onafhankelijk onderzoek van deze zaak, om er zeker van te zijn dat ze niet onterecht ontslagen was. Nike ging niet in op het verzoek om een onafhankelijk onderzoek. Het verklaarde in de plaats dat Nike stafleden de zaak zouden onderzoeken. De onderneming heeft een aantal verdere vragen van de auteur om informatie te bekomen over dit intern onderzoek, genegeerd. Indien Nike het ernstig meent met de waarborg dat arbeiders die opkomen voor hun rechten, niet zullen worden gediscrimineerd, dan had de onderneming logischerwijs een onafhankelijk onderzoek door een geloofwaardige controle-
Het Jaarlijks Rapport van Amnesty International 2000 beschreef de rechterlijke macht in Indonesië als “zwak en corrupt”.
13
organisatie moeten organiseren. Tegen januari 2002 kon de arbeidster onmogelijk nog verder protesteren tegen haar ontslag en had daarom een ontslagpremie aanvaard. Opnieuw verklaarden leden van haar vakbond dat “de weg te lang was”. In een andere fabriek waren de arbeiders ervan overtuigd dat het beslissingsproces over wie werkloos wordt gedurende een minder goede periode, aan de fabrieksleiding veel ruimte laat om zich van actieve vakbondsleden te ontdoen. Bij die gelegenheden kiezen de opzichters persoonlijk welke arbeiders van hun lijn hun werk verliezen. Dit geeft aan de opzichters een grote mate van vrijheid om leden van onafhankelijke vakbonden of arbeiders die af en toe klagen over slechte arbeidsomstandigheden, te verwijderen. Op de checklist van alle opzichters staat vermeld welke arbeiders lid zijn van de onafhankelijke vakbond, en dat vergroot de vrees van de arbeiders. Arbeiders door mij geïnterviewd, hadden hun opzichters gevraagd waarom hun vakbondslidmaatschap op die lijsten vermeld was, maar ze hadden geen afdoend antwoord gekregen. Een had gegrapt dat, indien die informatie bedoeld was om de opzichters eraan te herinneren wie een premie en een loonsverhoging moest krijgen, ze dan zeer dankbaar zou zijn, maar dat ze daar op een of andere manier aan twijfelde. Onlangs ontsloeg die fabriek 600 arbeiders maar nu wel geen disproportioneel groot aantal leden van de onafhankelijke vakbond. Niettemin zijn de arbeiders ervan overtuigd dat de fabriek met de vakbondsleiders zou moeten onderhandelen om een eerlijker methode te zoeken om te bepalen welke arbeiders hun werk verliezen. In de meeste onderzochte fabrieken zijn de bestellingen van schoenen onlangs beduidend verminderd. Aan de arbeiders in deze fabrieken is verteld dat dit komt doordat de economische inzinking in de VS na de terroristische aanval van 11 september de vraag drastisch heeft doen dalen. Naast de fabriek die in december 2001 600 arbeiders ontsloeg, is een andere Nike onderaannemer in maart 2002 van plan om 400 arbeiders te ontslaan. De twee onderzochte fabrieken waar de bestellingen niet verminderd zijn, zijn PT Nikomas Gemilang en PT Panarub. Het is bijzonder zorgwekkend dat bestellingen van Nike verminderen in fabrieken waarin onafhankelijke vakbonden ingeburgerd zijn geraakt, terwijl bestellingen stabiel gebleven zijn in PT Nikomas Gemilang, een fabriek die vakbondsactiviteiten radicaal heeft onderdrukt. Mensenrechtengroeperingen hebben Nike al vaak opge-
14
roepen om geregeld het niveau van zijn bestellingen bij elke fabriek bekend te maken zodat elke discriminatie van fabrieken met vakbonden nagespoord kan worden. De onderneming blijft dat weigeren. Persberichten suggereren dat ook andere factoren dan de economische inzinking in de VS een rol kunnen spelen. Op 11 februari publiceerde Business Week een artikel waarin Anton Supit, de voorzitter van de Indonesische Schoenindustrievereniging, werd geciteerd met de verklaring dat de politieke instabiliteit en de hogere kosten als gevolg van de inflatie “Nike, Reebok, Adidas en anderen” ertoe aanzetten om bestellingen in China en Vietnam te plaatsen. In januari 2002 had de auteur een ontmoeting met vertegenwoordigers van 2 fabrieken in Vietnam die sportschoenen produceren voor Nike. In die fabrieken stegen de bestellingen sterk. In tegenstelling tot Indonesië, is in Vietnam de enige bij wet toegelaten vakbond de officiële vakbond van de communistische regering.
Een individueel dossier - Leily’s verhaal (Dit is een vertaling van een rapport opgesteld door Julianto, zelf een ex-werknemer van de Nikomas fabriek, die nu werkt als vakbondsvrijgestelde in Serang op West-Java.) Op zondag 4 november 2001 interviewde ik een Nikomas arbeidster. Het interview vond plaats in haar huis. Ze stemde ermee in dat haar verhaal zou worden gepubliceerd, op voorwaarde dat ik haar een andere naam gaf. Ze verklaarde dat het gebruik van haar echte naam gevaarlijk zou kunnen zijn voor haar wanneer het rapport in handen kwam van de fabrieksleiding. Leily begon bij Nikomas te werken in 1997, van zodra ze haar diploma van de middelbare school had behaald. De job werd haar gesuggereerd door een vriendin die daar werkte. Eerst was ze zeer blij dat ze zo gemakkelijk een job had gevonden en ze hoopte dat ze haar ouders zou kunnen helpen. Maar haar loon was zo laag dat ze nauwelijks zichzelf kon onderhouden. Ze moest wonen in de slaapzaal van de fabriek, zodat ze haar ouders in Centraal Java wat geld zou kunnen opsturen om te helpen betalen voor de school van haar 2 zussen. De slaapzaal was heel oncomfortabel, ze moest een kamer van 3 bij 6 meter delen met 11 andere arbeidsters. Het toilet was op 80 meter van haar kamer en ze moesten ervoor in de rij staan.
In het atelier was de toestand niet beter. De groepsleider en de opzichter waren heel brutaal tegen de arbeiders. Haar opzichter schreeuwde hen toe en schold hen voortdurend voor ‘aap’, ‘varken’ en ‘domme’. Leily dacht dat die brutaliteit veroorzaakt was door de druk vanwege het management om de hoge productiecijfers te halen. Leily en haar vriendinnen waren niet altijd in staat het cijfer te halen. Als gevolg daarvan smeet haar opzichter twee keer de buitenzool van een schoen naar haar. Eind 1998 werden Leily en twee andere arbeidsters van de stikafdeling om dezelfde reden gestraft en moesten de hele dag vooraan voor de productielijn rechtop staan. De volgende morgen moesten ze de fabrieksvloer poetsen vooraleer ze aan het werk mochten gaan. Leily voelde zich vernederd door deze behandeling. Vanaf eind 1999 tot begin 2000 werd Leily bedreigd met ontslag omdat ze een arbeidersvergadering had bijgewoond en weigerde er iets over los te laten. Ze werd lastig gevallen door fabriekspersoneel en een veiligheidsagent brak in in haar kastje op de slaapzaal om naar haar notities van de vergadering te zoeken. Vanaf die dag heeft ze nooit nog een arbeidersvergadering bijgewoond uit vrees dat ze ontslagen zou worden.
van veel soorten geweld tegenover de arbeidsters, maar ze zweeg erover omdat ze haar werk niet wou verliezen. Ze is ontevreden over haar werkomstandigheden maar ze voelt zich enigszins gesterkt door de vriendinnen rondom haar met wie ze dezelfde ervaringen kan delen. Tegenwoordig is er veel verbeterd in de manier waarop de opzichters hen behandelen, wat goed is. Maar de moeilijkheden waarmee de arbeidsters geconfronteerd worden, nemen veel vormen aan. Leily kan nooit menstruatieverlof nemen, waar ze nochtans recht op heeft, maar haar opzichter geeft haar geen toestemming. Dat is het geval voor de meeste arbeidsters. Ze hoopt dat de arbeidsomstandigheden in haar fabriek verder zullen verbeteren. Door middel van dit interview hoopt Leily dat: • PT. Nikomas Gemilang stopt met alle vormen van geweld tegen arbeiders en de opzichters die de regels overtreden, straft; • Nike en Adidas de lonen verhogen; • Nike en Adidas zorgen voor slaapgelegenheid voor gehuwde arbeiders; • Nike en Adidas zorgen voor kinderdagopvang en een transportvergoeding; • Nike en Adidas toelaten dat de arbeiders hun eigen organisatie hebben.
In oktober 1999 huwde Leily met een collega arbeider van Nikomas. Ze verhuisde van de slaapzaal naar een klein huis met één slaapkamer dat ze huren voor Rp 150.000 (US$ 14.50) per maand. Ze hebben een kind dat bij Leily’s ouders woont in Centraal Java. Leily en haar echtgenoot moeten veel overuren doen alleen al om de kosten voor levensonderhoud te betalen. Daarom kan ze niet stoppen met werken om voor haar kindje te zorgen. Ze denkt dat ze elk Rp 800.000 per maand nodig hebben om in hun basisbehoeften te voorzien. Maar Leily’s voltijdse loon bedraagt slechts Rp 438.000 per maand en dat van haar man Rp 441.000 per maand. Ze doen heel veel overuren zodat ze elke maand wat geld kunnen opsturen voor hun kindje. Reizen naar Centraal Java is zeer duur en daarom kunnen ze zich slechts om de 4 maand één reis van haar ofwel haar man veroorloven om hun kindje te bezoeken. Leily wenst heel erg dat er kinderdagopvang bij de fabriek zou zijn. In oktober 2000 werd een vriendin van Leily ziek, maar de opzichter dwong haar verder te werken. Pas wanneer ze het bewustzijn verloor, riep de opzichter een ziekenwagen om haar naar de kliniek te brengen. Leily is ook getuige geweest
15
WERKUREN Nikes gedragscode bepaalt dat elke fabriek “op regelmatige basis de arbeiders één vrije dag per week moet geven met niet meer dan 60 werkuren per week, of indien de plaatselijke beperkingen lager zijn, die moet naleven.” Adidas’ Standards of Engagement bepalen dat
Dit koppel bestaat uit jonge twintigers. Ze leven in een klein complex met andere Nike werknemers. De man werkt in de nabijgelegen Nike fabriek sinds 3 jaar. Toen het koppel geïnterviewd en gefotografeerd werd in november 2001 was de vrouw 8 maand zwanger. Ze zijn bang. Nu betalen ze Rp. 80 000 (US$ 8) huur per maand en Rp. 12 0000 (US$ 1,20) voor water. In november 2001 bedroeg zijn loon Rp. 435 000 (US$ 43,5) en met eventueel overwerk kon hij maximaal nog Rp. 200 000 (US$ 20) verdienen. “Nu is er geen overwerk. Mijn loon is O.K. voor voeding – rijst van lage kwaliteit – voor ons maar we kunnen geen radio of niks kopen. Als ouder ben ik bezorgd over mijn baby. “We sparen beetje per beetje. Het enige waar ik bang voor ben is onze financiële situatie als de baby geboren is want het loon bij Nike is te laag.” In januari 20002 verhoogden de plaatselijke regeringen in Indonesië de minimumlonen maar werknemers zeggen dat vermindering in de subsidies voor brandstof en andere elementaire producten betekenen dat de verhoging van het minimumloon geen gelijke tred houdt met de inflatie.
16
de “werknemers niet verplicht mogen worden om, ofwel, overuren meegerekend, meer dan 60 uur per week te werken, uitgezonderd in uitzonderlijke omstandigheden, ofwel meer dan het plaatselijk wettelijk aantal maximum uren. De werknemers moeten tenminste 24 opeenvolgende uren vrijaf krijgen per zevendaagse periode, en moeten jaarlijks betaald verlof krijgen”.
De werkuren fluctueren samen met de seizoensschommelingen van de bestellingen. Ze verschillen ook van fabriek tot fabriek en tussen verschillende fabrieksafdelingen. Het Like Cutting Bamboo rapport stelde vast dat in al de fabrieken de ondervraagde arbeiders regelmatig meer dan 60 uur per week moesten werken en dat in de Nikomas Gemilang fabriek werkweken van 70 uur en meer gebruikelijk waren. Arbeiders die overwerk weigerden, waren het slachtoffer van een hele reeks mogelijke straffen. In sommige fabrieken kregen de arbeiders een aantal waarschuwingsbrieven, wat kon resulteren in ontslag. In andere fabrieken werden ze uitgescholden en vernederd met opdrachten als het poetsen van de toiletten of vooraan voor de andere arbeiders gaan staan. De meeste arbeiders die in november 2001 en januari 2002 voor dit rapport werden geïnterviewd vertelden dat ze nu veel minder overwerk moeten verrichten dan de gewoonte was tijdens de piekperiodes in het verleden. In sommige afdelingen van enkele fabrieken doen de arbeiders nog nauwelijks overwerk, in andere varieert de werkweek tussen de 45 en 60 uur per week. Dat is heel wat minder dan de werkweken die gebruikelijk waren in de vorige 6 tot 12 maanden. Eén van de in juli 2001 geïnterviewde Nike arbeiders werkte toen 11 uur per dag, 7 dagen per week (dus een 77-urige werkweek). Tegen januari 2002 was haar werkweek gedaald tot 57 uur per week. Arbeiders van PT Nikomas Gemilang meldden dat van december 2000 tot februari 2001 veel arbeiders in de fabriek 12 uur per dag gedurende 7 dagen per week werkten (84 uur per week). Vanaf januari 2002 kwamen werkweken van 60 uur veel meer voor. Die kortere werkweken zijn waarschijnlijk grotendeels het gevolg zijn van de hierboven besproken vermindering van de bestellingen. Maar het kan ook het gevolg zijn van het feit dat Nike en Adidas meer moeite doen om hun gedragscodes op te leggen. Volgens een arbeider van Nikomas kwam aan de buitengewoon lange werkweken tot februari 2001 een einde nadat een inspecteur van Nike was tussengekomen. Arbeiders van een aantal andere fabrieken zeiden dat de bedrijfsleiders aangekondigd hadden dat overwerk boven een bepaald aantal uren per week vrijwillig is, en dat het mogelijk is overwerk boven dat niveau te vermijden door naar de personeelsmanager te gaan. Vaak was het probleem in die fabrieken dat een klacht bij de personeelsmanager de opzichter buitenspel zet, en dus dienden de arbeiders geen klacht in om te vermijden dat ze
het slachtoffer zouden worden van de woede van de opzichters. Aanvragen om geen “verplicht” overwerk te moeten verrichten, worden in deze fabrieken nog altijd afkeurend bekeken en de arbeiders die ze indienen, worden dikwijls ervoor gewaarschuwd dat ze hun werk kunnen verliezen. De paradoxale kant aan de vermindering van het overwerk is dat de lonen zo laag zijn dat de arbeiders in hun wanhoop zoveel mogelijk uren werken. Arbeiders van alle fabrieken legden er herhaaldelijk de nadruk op hoe levensbelangrijk het inkomen uit overwerk is om in hun basisnoden te kunnen voorzien, omdat het met het basisloon bijna onmogelijk is om zelfs alleen maar voeding en huur te betalen. In januari 2002 zei Ngadinah van Panarub (Adidas) in een groepsinterview (via een tolk): We leven van ons loon voor overwerk - alle arbeiders van Panarub. Indien je geen overwerk kunt doen, verdien je zeer weinig. Toen ik in juli 2001 een (Nike) arbeider die 77 uur per week werkte, vroeg of hij minder uren wenste te werken, antwoordde hij dat hij natuurlijk liever wat meer wou rusten, maar dat hij het overwerk nodig had om iets te kunnen sparen. In een groepsinterview van januari 2001 omtrent een andere Nike onderaannemer zei een arbeider dat, ofschoon overwerk vrijwillig is in hun fabriek, “het door de omstandigheden opgedrongen wordt omdat ze zonder niet kunnen overleven. Arbeiders die nu minder dan 60 uur per week werken hebben leven in extreme armoede.
LONEN Het Like Cutting Bamboo rapport (september 2000) stelde vast dat de lonen van de arbeiders veel lager waren dan wat ze nodig hadden om in hun basisbehoeften te voorzien en dat ze sterk afhankelijk waren van overwerk om financieel rond te komen. Het stelde ook vast dat vooral arbeiders met kinderen zich in een erg slechte financiële positie bevonden. Sindsdien heeft onderzoek betaald door Nike, de toereikendheid van de lonen van Nike arbeiders in Indonesië bestudeerd. In februari 2001 publiceerde Nike een rapport met de titel “Workers’ Voices: An Interim Report of Workers’ Needs and Aspirations in Nine Contract Factories in Indonesia”. Het onderzoek werd opgezet door
17
de Global Alliance for Workers and Communities, en uitgevoerd door het Center for Societal Development Studies van de Atma Jaya Katholieke Universiteit te Jakarta. Daarin werd vastgesteld dat de meeste arbeiders bij Nikes onderaannemers het officiële regionale minimumloon of meer kregen, dat toen ongeveer, Rp. 286.000 (US$ 32.9) bedroeg. Het kwam echter tot de vaststelling dat in de meeste Indonesische provincies het minimumloon lager was dan het bestaansminimum zoals geschat door de regering en gebaseerd op de behoeften van een ongehuwde man. Als overwerk en vergoedingen in rekening worden gebracht bedroeg het gemiddeld maandloon in de negen fabrieken tussen Rp. 471.550 (US$ 54) en Rp. 614.150 (US$ 70,6). Zelfs met inachtneming van het belangrijke aandeel van overwerk in het inkomen van de arbeiders meldden “meer dan de helft” van de deelnemers aan de groepsinterviews dat hun lonen “laag en onvoldoende waren”6. De voor dit rapport geïnterviewde arbeiders beklemtoonden sterk dat hun lonen te laag blijven. Zoals hierboven vermeld, vonden de interviews plaats in juli en november 2001 en in januari 2002. In 2001 kregen de geïnterviewde arbeiders een basisloon tussen Rp. 426.000 (US$ 37,50) en Rp. 500.000 (US$ 44) per maand.
18
Het afgebeelde loonstrookje is van Ngadinah van de PT Panarub fabriek (Adidas). Het toont dat ze in een periode van 3 weken tussen 9 en 30 november 2001 een basisloon kreeg van Rp. 343.000 (US$ 32,50) plus twee bijkomende vergoedingen die in totaal Rp. 33.600 (US$ 3,16) bedroegen. Van dat bedrag werd Rp. 11.130 (US$ 1,05) afgetrokken voor haar wettelijke ziekteverzekering (Jamsostek) en voor andere kosten, zodat ze Rp. 365.700 (US$ 34,50) overhield voor de drie weken. Haar wekelijks inkomen gedurende deze periode bedroeg dus Rp. 121.900 (US$ 11,50) en ze moest overleven met Rp. 17.414 (US$ 1,65) per dag. In januari 2002 werden de wettelijke minimumlonen in de meeste Indonesische provincies beduidend verhoogd, in enkele zelfs met 38% om te arbeiders te helpen het hoofd te bieden aan de prijsstijgingen als gevolg van de vermindering van de regeringssubsidies voor voedsel en brandstof. Arbeiders in de onderzochte Nike en Adidas fabrieken verdienen nu een basisloon tussen Rp. 565.000 (US$ 56) en Rp. 590.000 (US$ 58,50) per maand. Volgens de arbeiders die in januari 2002 deelnamen aan de groepsinterviews zijn de prijzen echter sneller gestegen dan de lonen en is hun economische situatie dus niet verbeterd. Op 17 januari verhoogde de regering de brandstofprijzen met gemiddeld 22% maar in de voorafgaande maanden waren de prijzen van basisgoederen zoals rijst en petroleum al dramatisch gestegen wegens het hamsteren voor de afschaffing van de subsidies. (Jakarta Post 2002b). Op 9 januari meldde de Jakarta Post dat de prijs van petroleum “drastisch was gestegen” en dat in West-Java, waar de meeste onderaannemers van Nike en Adidas zich bevinden, de prijs van de rijst was gestegen van zijn gewone niveau van Rp. 2.600 (US$ 0,26) per kilo tot tussen Rp. 2.800 (US$ 0,28) en Rp. 3.200 (US$ 0,32) per kilo. De prijs van palmolie was van normaal Rp. 2.800 (US$ 0,28) gestegen tot Rp. 3.500 (US$ 0,35) per kilo (Jakarta Post 2002b). Arbeiders van de Panarub fabriek te Tangerang, West-Java, meldden in een groepsinterview op 21 januari dat rijst op de goedkoopste markt nu Rp. 4.000 (US$ 0,40) per kilo kost, een verhoging met 50% in vergelijking met 6 maand ervoor. De prijs van de eieren was omhoog gegaan van Rp. 6.000 (US$ 0,60) tot Rp. 8.000 (US$ 0,80) per kilo, een verhoging met 33%7. Begin februari 2000 werd Java getroffen door grote overstromingen en de economische kost zal waarschijnlijk honderden miljoenen dollar bedragen. De overstromingen veroorzaakten veel schade aan de gewassen en transportsystemen (wegen en bruggen) met als gevolg nog verdere stijging van de voedselprijzen (Business Times 2002).
De recente vermindering van het overwerk heeft de nieuwe loonsverhoging verder teniet gedaan. Zoals in het vorige hoofdstuk vermeld, zijn de arbeiders afhankelijk van het inkomen voor overwerk om in hun basisbehoeften te voorzien en wat spaargeld over te houden. In juli 2001 meldde een ongehuwde arbeidster die in een gratis verblijfplaats van de fabriek woonde dat ze met haar premie voor overwerk sommige maanden tot Rp. 100.000 (US$ 9,70) kon sparen. In januari 2001 reageerden zes deelnemers aan een groepsinterview van de dezelfde fabriek op de vraag hoeveel ze konden sparen, met ironisch gelach. In plaats daarvan vertelden ze dat ze nu tegen het eind van de maand, voordat hun maandelijks loon uitbetaald werd, geld moesten lenen. De situatie is het ergst voor arbeiders met kinderen. De ontoereikendheid van hun loon maakt het voor hen uitermate moeilijk om hun gezin te onderhouden. In sommige fabrieken kunnen ongehuwde arbeiders die bereid zijn om met acht op één kamer te leven, hun voordeel doen met het gratis logement op de fabriek. Die keuze is er niet voor arbeiders met een gezin. Achtentwintig per cent van de voor het Global Alliance rapport geïnterviewde arbeiders waren ouders. Dat rapport bevatte de volgende paragraaf: Wanneer in de groepsinterviews aan de arbeiders werd gevraagd waarom sommigen ongelukkig waren, meldden enkele jonge ouders dat ze niet samenleven met hun kleine kinderen. Die arbeiders verklaarden dat ze wegens het gebrek aan goedkope kinderopvang en de hoge kosten voor onderwijs in de wijde omtrek van Jakarta, verplicht waren hun kinderen achter te laten bij de familie in hun geboortedorp. (Center for Societal Development Studies 2001, p.20). Eén van de doelen van dit onderzoek was een idee te krijgen van welk percentage Nike en Adidas arbeiders gescheiden van hun kinderen moeten leven en op welke manier dat een impact heeft op hen en hun gezinnen. Ongeveer 28% van de arbeiders in Nike onderaannemers in Indonesië zijn ouders (Center for Societal Development Studies 2OO1, p. 20). Aan de 35
arbeiders die ofwel werden geïnterviewd of die deelnamen aan groepsinterviews, werd gevraagd het percentage ouders in hun fabrieken te schatten die zich verplicht zagen hun kinderen bij familieleden te plaatsen in hun geboortedorp. Dertig schatten dat meer dan de helft hun kinderen achterlieten in hun dorp. Van de rest schatte er één de helft, een ander 40% en de andere drie vonden het moeilijk een schatting te maken, maar zeiden dat het er “heel veel” waren8. De meeste arbeidsters in deze situatie kunnen zich slechts veroorloven om hun kinderen om de één tot zes maanden te bezoeken, afhankelijk van de afstand tussen de fabriek en het dorp. De meeste arbeiders van andere eilanden dan Java zien hun kinderen eens om de paar jaar. Een arbeider had een dochtertje van drie jaar, en hij en z’n vrouw konden haar slechts eenmaal per maand zien. Natuurlijk vonden ze de scheiding uitermate pijnlijk. Alle arbeiders zeiden dat indien hun loon voldoende zou zijn om in de basisbehoeften van een gezin te voorzien of indien de fabriek voor kinderopvang zou zorgen, de meeste arbeiders ervoor zouden kiezen hun kinderen bij zich te houden. Tegenwoordig nemen arbeiders die hun kinderen bij zich houden, een enorme financiële last op zich. Een arbeider had een zoon van een jaar en vertelde dat hij een lening moest aangaan om het levensonderhoud van zijn vrouw te bekostigen die voor de baby zorgde. Tussen de maandelijkse betaaldagen moeten ze dikwijls voedsel kopen op krediet. Een andere arbeider die in juli 2001 werd geïnterviewd, had een zuster die ook op de fabriek werkte en een zoontje had van drie jaar. Ze bevond zich in een zeer moeilijke financiële situatie. Ze moest een buurvrouw Rp. 60.000 per maand betalen om voor haar zoon te zorgen en moest besparen op basisvoedsel om melk te kunnen kopen voor het kind. Eén van de ongehuwde arbeiders verklaarde dat de armoede van zijn collega arbeiders met een gezin een té gevoelig probleem was om direct met hen te kunnen bespreken. Maar uit wat hij zag hoe ze leefden en hoe weinig ze aten, kon hij afleiden hoe moeilijk ze het hadden.
6 Het Global Alliance rapport wees erop dat de uurlonen in de 9 fabrieken, die toen varieerden tussen US$ 0,32 en US$ 0,42 veel hoger waren dan het gemiddelde uurloon voor Indonesische productiearbeiders in 1999 (US$ 0,17) (Center for Societal Development Studies 2001, p. 23). Bij het maken van deze vergelijking vergat het te vermelden dat de meeste Nike fabrieken zich in dicht bevolkte industriële zones bevinden waar de levensduurte en het minimumloon allebei beduidend hoger zijn dan in de meeste streken van Indonesië. 7 Naar de auteurs beste weten zijn er nog geen officiële cijfers omtrent de recente inflatie van de prijzen voor basisvoedsel op West-Java. 8 Dit is natuurlijk geen precies cijfer, maar het geeft een algemeen beeld van hoeveel Nike en Adidas sportschoenenarbeiders zich in Indonesië in die situatie bevinden. Er is meer onderzoek nodig, vooral naar de impact op deze kinderen van het feit dat ze gescheiden van hun ouders moeten leven.
19
Tien personen leven in dit gebouw, gelegen in een krottenwijk op honderd meter van een Nike fabriek. Er is één kleine keuken, één badkamer en een kleine gemeenschappelijke wasplaats. Er is geen stromend water, enkel een bron en een emmertje met een touw om water op te halen om te koken en te wassen. In november 2001 bedroeg de huur van deze kleine, donkere kamers Rp. 80 000 (US$ 8) per maand. De werknemers ontvingen een basisloon van Rp. 426 000 (US$ 43) per maand en een dagelijkse toelage van Rp. 5000 (US$ 0,50) die verondersteld wordt voldoende te zijn voor lunch en transport. De werknemers beweerden tot juli 2001 alleen in staat te zijn te overleven door lange overuren te werken. Maar door de economische achteruitgang in de Verenigde Staten sinds juli, zijn door de gedaalde de bestellingen voor Nike de overuren drastisch teruggevallen. Nu zijn veel werknemers gedwongen om leningen aan te gaan van kredietinstellingen. De gemiddelde lening bedraagt Rp. 300 000 (US$ 30) volgens één bron. Om die schulden te kunnen terug te betalen, is de werknemer gebonden aan de fabriek.
20
GEZONDHEID EN VEILIGHEID Indien de productieprocessen in de sportschoenenproductie niet goed beheerd worden, kunnen ze zeer ernstige risico’s betekenen voor de gezondheid van de arbeiders. Mogelijke gevaren omvatten de blootstelling aan gevaarlijke chemicaliën, ademhalingsziektes, spier- en gewrichtsproblemen (letsels door repetitieve bewegingen en rugletsels door opheffen van zware lasten), gevaar voor acute verwondingen (scheurwonden, amputaties, verplettering, val), blootstelling aan overmatige hitte en geluid en gevaar voor oogletsels. Een doelmatig management van gezondheid en veiligheid vereist een waaier van maatregelen met inbegrip van epidemiologische controle van het personeel, nauwgezette opleiding van de arbeiders, controle van de industriële hygiëne en de betrokkenheid van de arbeiders in veiligheidscomités met werkgevers- en werknemersafgevaardigden. Het is ook wenselijk dat er aangepaste professionele medische zorg ter beschikking is in fabrieksklinieken. Een betrouwbare beoordeling van de prestaties van een fabriek op dit gebied vereist het goed bijhouden van fabrieksgegevens en volledige inspecties door opgeleide specialisten. Ofschoon deze problematiek blijkbaar een belangrijk onderdeel is van de controleprogramma’s van hun ondernemingen, geven Nike en Adidas zeer zelden de toestemming aan echt onafhankelijke specialisten om de omstandigheden te onderzoeken en er systematisch en volledig transparant over te rapporteren. Tijdens de weinige gelegenheden waarop professionele, onafhankelijke en transparante inspecties toegelaten zijn, zijn er ernstige risico’s aan het licht gekomen. In maart 1999 gaf Nike aan Dara O’Rourke de toestemming om de Tae Kwang Vina fabriek in Vietnam te inspecteren. Die fabriek was eerder op negatieve manier in de media gekomen omdat ze de arbeiders blootstelde aan giftige chemische dampen. O’Rourke was ten volle bevoegd voor de opdracht, hij is nl. opgeleid als gezondheids- en veiligheidsspecialist en is nu assistent-professor in milieu- en arbeidsbeleid aan de MIT. Alhoewel de fabriek de blootstelling van de arbeiders aan giftige solventen en andere chemicaliën had verminderd, constateerde hij dat het niveau van blootstelling aan een
aantal van die chemicaliën nog de Vietnamese regeringsnormen overtrad. Hij verzamelde bewijzen van een aantal andere gezondheids- en veiligheidsproblemen in de fabriek, zoals overmatig geluid en hitte, slechte ergonomie, verkeerd gebruik van beschermingsuitrusting en ondermaatse opsporing van ziekteoorzaken (O’Rourke en Brown 1999). In 2000 evalueerde O’Rourke de bevindingen van een Nike inspectie door PricewaterhouseCoopers van een Indonesische fabriek die voor Nike en Reebok produceerde. Hij concludeerde dat de inspectie het gebruik van gevaarlijke chemicaliën en andere ernstige gezondheids- en veiligheidsproblemen niet had vastgesteld. (O’Rourke 2000). Totdat ondernemingen als Nike en Adidas bereid zijn erop aan te dringen dat gezondheid en veiligheid op een professionele en volledig transparante manier worden geïnspecteerd, kunnen interviews en groepsinterviews als deze tenminste een algemeen idee geven van de ernst van de gevaren waar de arbeiders aan blootgesteld worden.
Blootstelling aan gevaarlijke chemicaliën Zes van de arbeiders die deelnamen aan het onderzoeksprogramma brachten het probleem ter sprake van ademhalingsziekten veroorzaakt door het inademen van chemische dampen. De gevaren van blootstelling aan dampen van organische solventen in sportschoenenfabrieken kwamen sterk onder de internationale aandacht in 1997, toen één van Nikes eigen controlerapporten, opgesteld door de accountingfirma Ernst and Young, gelekt werd naar de New York Times (Greenhouse 1997). Het rapport vond bewijzen van uiterst hoge niveaus van blootstelling. Vooral onrustwekkend was de blootstelling aan tolueen op niveaus tussen 6 en 177 maal het Vietnamese maximum (TRAC 1997). Tolueen is een chemisch solvent dat het centrale zenuwsysteem kan aantasten, lever- en nierbeschadiging en oogirritaties kan veroorzaken. Er zijn ook heel wat wetenschappelijke bewijzen dat blootstelling aan tolueen miskramen kan veroorzaken9. Het uitgelekte rapport noteerde dat de blootstelling aan tolueen en andere chemicaliën resulteerde in “groeiende aantallen werknemers die aan huid-, hart- en keelziektes en allergieën lijden” (TRAC 1997).
Informatie over de gevaren van tolueen is samengevat in de Toxocological Profile for Toluene, herzien, gepubliceerd door de U.S. Agency for Toxic Substances and Disease Registry (Atlanta, ATDSR, 1998). 9
21
Nike heeft, wat het chemicaliën op “waterbasis” noemt, geïntroduceerd voor het aaneenlijmen van de verschillende onderdelen van sportschoenen. Het zou nauwkeuriger zijn om die chemicaliën “op waterbasis” te beschrijven als chemicaliën met “minder solventen”. Ze bevatten nog potentieel gevaarlijke organische solventen, maar minder dan de vroeger gebruikte chemicaliën op “solventbasis”. De blootstelling van de arbeiders aan de dampen van deze chemicaliën moeten nog altijd gemeten worden via industrieel-hygiënische controles, en de blootstelling moet op basis van de controleresultaten verminderd of geëlimineerd worden. De meest doeltreffende vormen van beheersing vormen lokale afzuiging en productvervanging. Individuele gasmaskers mogen alleen in laatste instantie gebruikt worden. Ze zijn immers slechts doelmatig zijn als elke individuele arbeider zijn eigen aan hem aangepaste uitrusting heeft, als de patronen regelmatig worden vernieuwd vooraleer ze verzadigd zijn en als de arbeiders opleiding hebben gekregen over hun gebruik, schoonmaak en bewaring. In mei 1998 engageerde Nike zich ertoe dat al zijn fabrieken voor luchtkwaliteit de gezondheidsnormen van de VS administratie zouden halen. In april en mei 2001 heeft de auteur de onderneming een aantal keren gevraagd om testresultaten ter beschikking te stellen om te bewijzen dat deze luchtkwaliteitsnormen inderdaad gehaald werden, maar de onderneming heeft dusver geweigerd om die informatie te geven. Arbeiders die voor dit rapport geïnterviewd werden zeiden dat Nike inspecteurs zond om de luchtkwaliteit in de fabriek te meten, maar dat ze geen resultaten van de tests gekregen hebben. Eén van de in juli 2001 geïnterviewde Nike arbeidsters werkte met chemicaliën “op waterbasis” en meldde dat zij twee tot driemaal per week aanvallen van pijnlijke ademhaling kreeg. Die duurden gewoonlijk tot twee uur. Ze schatte dat vijf van de acht arbeiders op haar afdeling dezelfde problemen hadden. Tegen januari 2002 had die arbeidster de fabriek verlaten. De toen geïnterviewde vakbondsmilitanten van haar fabriek zeiden dat er in de fabriek nog altijd arbeiders zijn met ademhalingsproblemen maar dat het aantal gedaald was,. Eén van de arbeiders van de Nikomas Gemilang fabriek die deelnam aan een groepsinterview vertelde hoe een vriend van hem in juni 2001 ontslag had genomen omdat hij was beginnen bloed op te hoesten toen hij ziek werd, volgens hem als gevolg van zijn werk in de fabriek.
22
Er is dringend verder onderzoek nodig om een volledig beeld te krijgen van de mate waarin ademhalingsziekten veroorzaakt door het inademen van giftige chemicaliën, nog een probleem vormt in de sportschoenenfabrieken die voor Nike en Adidas en andere merken produceren.
Risico’s op acute verwondingen Arbeiders in de warme persafdeling van sportschoenenfabrieken werken met zware metalen gietvormen en indien er één valt op een onbeschermde voet, kan dat leiden tot amputatie of erge verplettering. Om de arbeiders te beschermen zijn sterke schoenen met staal versterkte neuzen vereist. Eén van de arbeiders van Nikomas Gemilang die in juli 2001 werd geïnterviewd, zei dat arbeiders van de persafdeling herhaaldelijk sterkere en veiligere schoenen hadden gevraagd, maar het bedrijf had dat geweigerd omdat ze te duur zouden zijn. Arbeiders van Nikomas Gemilang die in januari 2002 deelnamen aan het groepsinterviews, meldden dat er op die afdeling nog geen veilige schoenen ter beschikking waren gesteld. Op sommige afdelingen van de fabrieken moeten de arbeiders bijzonder goed opletten dat hun vingers niet in de machines geraken en afgesneden worden. Het gevaar is vooral groot wanneer ze onder druk staan om vlug te werken. Arbeiders van Nikomas Gemilang die in juli 2001 deelnamen aan interviews en in januari 2002 aan groepsinterviews, schatten onafhankelijk van elkaar dat er onder de 23.000 arbeiders op de fabriek gemiddeld 5 of 6 per jaar een ongeval hebben met het verlies van een of meer vingers tot gevolg. Arbeiders die in januari 2002 deelnamen aan het groepsinterview, meldden dat een arbeider de week voordien een deel van zijn vingers had verloren in een ongeval. Arbeiders die in 2000 voor het Like Cutting Bamboo rapport werden geïnterviewd, schatten toen dat dit soort ongevallen veel meer voorkwam. De fabriek neemt dus waarschijnlijk meer voorzorgsmaatregelen om dit soort verwondingen te voorkomen. De standaardprocedures inzake gezondheid en veiligheid vereisen dat de fabrieken zorgvuldig statistieken bijhouden over het aantal verwondingen van dit soort, om de oorzaken ervan te identificeren en als middel om ze te voorkomen. Totdat Nike en Adidas en hun leveranciers bereid zijn om hun gezondheids- en veiligheidspraktijken open te stellen voor openbaar onderzoek is het onmogelijk na te gaan of de ondernemingen afdoende stappen nemen om die verwondingen te voorkomen.
Aangepaste medische verzorging in de fabriekskliniek Arbeiders die in 2000 voor het Like Cutting Bamboo rapport werden geïnterviewd, stelden dat de veel geroemde gratis klinieken in deze fabrieken eerder functioneerden als controleinstrumenten dan als middel om de gezondheid van de arbeiders te bevorderen. Dat wordt geïllustreerd door de manier waarop verhinderd wordt dat arbeidsters menstruatieverlof nemen. Volgens de Indonesische wet hebben vrouwen het recht om voor een bepaalde tijd onbetaald verlof te nemen wanneer ze hun maandstonden hebben. Fabrieksarbeidsters die lange uren moeten staan of zitten in de fabriek en die zich geen geneesmiddelen kunnen veroorloven om hun ongemakken te verlichten, hebben dit verlof soms nodig wanneer ze bijzonder erge maandstonden doormaken. Arbeidsters van twee fabrieken meldden dat, vooraleer zij dit verlof konden nemen, ze verplicht waren naar de fabriekskliniek te gaan om zich aan een medisch onderzoek door fabrieksdokters te onderwerpen om te bewijzen dat ze hun maandstonden hadden. Deze vernederende procedure had tot gevolg dat zeer weinig arbeidsters dit verlof namen. Tegen januari 2002 had één van de fabrieken die praktijk stopgezet. Nu kan men daar en in de meeste andere fabrieken relatief gemakkelijk menstruatieverlof nemen. Maar alhoewel het beleid in de Nikomas fabriek officieel veranderd is, moeten vrouwen die menstruatieverlof willen nemen nog altijd hun onderbroekje uittrekken voor vrouwelijke fabrieksdokters. Slechts weinig arbeidsters zijn bereid deze vernedering te ondergaan en nemen dus dit verlof niet. Op één gebied was er volgens alle arbeiders vooruitgang: het bekomen van ziekteverlof. In het verleden hadden arbeiders het enorm moeilijk om ziekteverlof te krijgen. Er werd grote druk op hen uitgeoefend om te blijven werken, zelfs als ze zeer ziek waren. De voor dit rapport geïnterviewde arbeiders verklaarden dat de situatie op dit vlak beduidend verbeterd was. Alhoewel in sommige fabrieken de arbeiders moeten blijven werken tot ze relatief ernstig ziek zijn, zijn de werkgevers toch inschikkelijker met het toestaan van ziekteverlof als ze een doktersattest hebben.
Blootstelling aan hitte en lawaai In de groepsinterviews wezen een aantal arbeiders op de hitte en het lawaai, problemen die het werk op hun afdeling uiterst onaangenaam maakten. Inspecties ter plaatse zijn nodig om na te gaan of de betrokken hitte- en lawaainiveaus zo hoog zijn dat ze een gevaar vormen voor de gezondheid van de arbeiders.
VERBAAL MISBRUIK Het Like Cutting Bamboo rapport (september 2000) stelde vast dat verbale mishandeling van de arbeiders gebruikelijk was en dat arbeiders in de PT Nikomas Gemilang stelselmatig werden uitgescholden door de opzichters indien ze te traag werkten of fouten maakten. De opzichters beschimpten hen vaak met scheldwoorden als “hond”, “aap” of “varken”. Dit verbale geweld werd bijzonder extreem wanneer er hoge productiecijfers gehaald moesten worden. Het hierboven besproken Global Alliance rapport van februari 2001 stelde vast dat 30,2% van de geïnterviewde arbeiders uit 9 Nike onderaannemers in Indonesië persoonlijk het slachtoffer waren geweest van verbaal geweld en dat 56,8% getuige was geweest van het probleem. In groepsinterviews meldden arbeiders dat brute woorden of gescheld normaal zijn in hun fabriek en beschouwd worden als een normaal aspect van de relatie met de opzichters. Arbeiders die deelnamen aan dat onderzoek beschreven verbaal geweld als “brutale en onvriendelijke woorden, boos gescheld, en vernederende en beschamende woorden zoals namen van dieren en beledigingen omtrent hun intelligentie. (Center for Societal Development Studies 2001, p. 4, 27). Vanaf januari 2002 is het niveau van verbaal geweld in de meeste voor dit rapport onderzochte fabrieken gedaald. In de Nike fabrieken kregen de opzichters een opleiding over hoe ze zich moeten gedragen tegenover de arbeiders. In een aantal fabrieken worden arbeiders aangemoedigd om klacht in te dienen indien ze beschimpt worden. Dat heeft het aantal gevallen en de intensiteit van het misbruik verminderd, maar het komt nog voor. In de meeste fabrieken worden de arbeiders nog uitgescholden wanneer ze te traag werken, maar de opzichters vernederen ze niet meer en schelden ze niet
23
meer uit voor dieren. Een uitzondering daarop vormt de Nikomas Gemilang fabriek (Nike en Adidas) waar arbeiders meldden dat, alhoewel de opzichters officiële instructies hadden gekregen van de bedrijfsleiding om de arbeiders minder te beledigen, het nog altijd niet ongewoon was om beschimpt te worden of voor “hond” of “aap” uitgescholden te worden. Arbeiders van een aantal fabrieken stelden vast dat de woede van de opzichters op haar beurt veroorzaakt was door de druk vanwege de hogere bedrijfsleiders die eisen dat de arbeiders hoge productiecijfers halen. Volgens arbeiders van PT Panarub, dat alleen voor Adidas produceert, komt verbaal misbruik in de fabriek nog veel voor. De meeste opzichters schreeuwen op arbeiders als ze te traag werken of de productiecijfers niet halen, en velen beledigen ze vaak door ze “dom” of “idioot” te noemen. Met uitzondering van de hieronder beschreven situatie op PT Nikomas Gemilang, waar arbeiders werden geslagen door Indonesische soldaten die tewerkgesteld waren als bewakingsagenten, waren er geen andere bewijzen van geweld tegen de arbeiders. Arbeiders in twee fabrieken meldden dat opzichters soms onderdelen van schoenen op de grond gooien wanneer ze schelden omdat er fouten zijn gemaakt, maar ze gooien ze niet meer naar de arbeiders en gebruiken geen ander geweld meer tegen hen.
HET INZETTEN VAN INDONESISCHE SOLDATEN “VOOR DE VEILIGHEID” IN DE NIKOMAS GEMILANG FABRIEK Gedurende periodes van arbeidsonrust huren de werkgevers dikwijls Indonesische soldaten in om de arbeiders aan het werk te houden of om te verhinderen dat ze staken of demonstreren voor een hoger loon of betere werkomstandigheden. In september 1999 bemerkte een studentendelegatie uit de VS dat er soldaten gestationeerd
24
waren bij de Nikomas Gemilang fabriek op het moment dat er loonsonderhandelingen werden gevoerd. Toen dat onder de aandacht van Nike werd gebracht, antwoordde de vertegenwoordiger van Nike, Dusty Kidd, dat Nike “de fabrieken speciale orders gegeven heeft om geen militair personeel op de fabrieksterreinen te stationeren”. Daarop werden de soldaten vervangen door niet-militair veiligheidspersoneel. Later, tijdens een geweldloze stakingsactie door de arbeiders van PT Nikomas op 18 december 1999, werd er politie van Brimob (een gewapende politiebrigade), uitgerust met geweren, naar de fabriek geroepen en samen met veiligheidsagenten en ingehuurde burgers bedreigden en provoceerden zij de arbeiders (Bissell et al. 2000). Arbeiders die in juli 2000 geïnterviewd werden, meldden dat er opnieuw soldaten als veiligheidsagenten tewerkgesteld werden door de fabriek en dat ze betrokken waren geweest bij wrede en onuitgelokte gewelddaden tegen de arbeiders. Ze vroegen me om geen specifieke gevallen te beschrijven om te vermijden dat de betrokken arbeiders zouden gestraft worden omdat ze met me spraken. Arbeiders die in januari aan het groepsinterview deelnamen zeiden dat klachten door de SPTSK vakbond ertoe leidden dat de fabrieksleiding enige maanden stopte met het tewerkstellen van soldaten. Maar vanaf januari 2002 zijn ze er opnieuw mee begonnen, maar nu werden ze alleen gestationeerd voor de fabriek, niet erin. Alhoewel er geen nieuwe gevallen van gewelddaden tegen arbeiders door die soldaten zijn geweest, vergroot hun aanwezigheid bij de fabriek vrees van de arbeiders dat betrokkenheid bij de vakbond of medewerking aan een staking hun veiligheid in gevaar kan brengen.
SEKSUEEL MISBRUIK Volgens het rapport van Global Alliance over 9 Nike fabrieken in Indonesië, dat Nike in februari 2001 publiceerde, meldden 7,8% van de arbeiders dat ze het slachtoffer waren van ongewenste seksuele opmerkingen en 3,3% meldden ongepaste aanrakingen (Center for Societal Development Studies, 2001). De voor dit rapport geïnterviewde arbeiders beschreven een aantal stappen die werden gezet om dit probleem op te lossen. Opzichters en managers kregen een opleiding met de
bedoeling seksueel misbruik te ontmoedigen, en in de Nikomas Gemilang fabriek werden een aantal opzichters die van seksueel misbruik werden beschuldigd, ontslagen. De meeste arbeidsters wisten niet of hun medearbeidsters last hadden van ongewenste seksuele intimiteiten omdat het probleem in de Indonesische cultuur heel gevoelig ligt en dus niet openlijk besproken wordt. De meesten waren ervan overtuigd dat in hun fabriek seksueel misbruik tegenwoordig minder een probleem vormt dan in het verleden. Geen van de geïnterviewde arbeidsters was zelf seksueel lastiggevallen, maar sommigen merkten op dat seksueel misbruik op hun fabriek blijft voorkomen. Maar de arbeidsters zijn bang om het te melden omdat ze denken dat ze hun job zouden kunnen verliezen indien ze een lid van het management zouden beschuldigen.
JAARLIJKS VERLOF In alle drie de fabrieken die voor het Like Cutting Bamboo rapport werden onderzocht, kregen de arbeiders de toelating om op de religieuze moslim feestdagen verlof te nemen, maar het was voor hen zeer moeilijk om ander jaarlijks verlof te nemen, zelfs al hebben ze theoretisch wettelijk recht op 12 dagen per jaar. Lijnopzichters zetten de arbeiders onder grote druk om geen verlof te nemen op andere dan religieuze feestdagen. Arbeiders die voor dit rapport werden geïnterviewd, beweerden dat het wat gemakkelijker was geworden om hun wettelijk jaarlijks verlof te nemen. Maar toch bleven er belangrijke problemen. Een aantal fabrieken voerde een beter beleid inzake verloven. Eén had de arbeiders zelfs een opleiding gegeven over hoe ze hun verlof konden opeisen. Toch zijn er op het niveau van de fabriekslijn nog belemmeringen. Arbeiders moeten nog toestemming van hun opzichters krijgen om verlof te nemen. Die weigeren gewoonlijk, tenzij ze een andere arbeider kunnen vinden om hen op die dag in de lijn te vervangen. In de meeste fabrieken kunnen arbeiders hun opzichter dwingen toestemming te geven door een klacht in te dienen bij de “dienst maatschappelijk verantwoord ondernemen” of de personeelsdienst. Klachten kunnen evenwel leiden tot represailles vanwege de fabrieksopzichters. Dus dienen de arbeiders niet graag een klacht in. Het gevolg is dat weinig arbeiders jaarlijks verlof kunnen nemen.
25
BESLUIT In Indonesië leven Nike en Adidas arbeiders in extreme armoede. Zelfs indien er heel veel overgewerkt kan worden, blijven de lonen zo laag dat ze gezinnen uit elkaar halen en veel arbeiders ertoe dwingen gescheiden van hun kinderen te leven. In tijden als deze, wanneer de combinatie van een economische inzinking in de VS en stijgende inflatie in Indonesië, de bestellingen en het aantal overuren doet teruglopen, wordt de economische situatie van de arbeiders zeer hachelijk. Velen moeten schulden aangaan om te overleven. Door de massale afdankingen als gevolg van die terugloop, hebben al vele honderden de nu al 40 miljoen werkloze Indonesiërs moeten vervoegen. Het leven van die arbeiders wordt ook beheerst door vrees. Ze zijn terecht bang dat vrijuit spreken over de omstandigheden in hun fabriek of meewerken in een actieve vakbond hun baan in gevaar zal brengen. De arrestatie, de gevangenneming en het proces tegen Ngadinah Binti Abu Mawardi van de PT Panarub fabriek, die levert aan Adidas, heeft de bezorgdheid gewekt dat betrokkenheid bij een actieve vakbond hun vrijheid in gevaar kan brengen. Aanvallen op mondige arbeiders van de PT Nikomas Gemilang fabriek, die zowel aan Nike als aan Adidas levert, hebben de 23.000 arbeiders van die fabriek er bang voor gemaakt dat betrokkenheid bij vakbondsactiviteiten hun levens in gevaar kan brengen. Die armoede en angst worden direct veroorzaakt door de wijze van zakendoen waarvoor Nike en Adidas gekozen hebben. Ze werken met mondiale aannemingssystemen die de kosten van de onstabiele consumentenmarkten afwentelen op wie het zich het minst kan veroorloven – jonge arbeidsters uit doodarme plattelandsgebieden in zich industrialiserende landen. Om ondernemingen als Nike en Adidas de flexibiliteit en de lage kosten te bieden die ze vragen, houden de werkgevers het voltijdse loon lager dan wat een ongehuwde arbeider nodig heeft om in zijn basisbehoeften te voorzien. Daardoor moeten de arbeiders in hun wanhoop zoveel mogelijk overwerken. Op die manier kan de werkgever gelijk wanneer de bestellingen vlug afwerken. De dwang tot maximum flexibiliteit en minimale kosten verplicht de fabriekseigenaars ook de groei van actieve vakbonden, die zouden kunnen staken of hogere lonen eisen, te onderdrukken. Indien de onderaannemers hun arbeiders niet onder controle kunnen houden en hun kosten laag houden, kunnen Nike en Adidas gemakkelijk hun bestellingen plaatsen bij andere ondernemingen die daar wel toe bereid zijn.
26
Nike en Adidas zijn niet de enige in dit geval, maar ze er meer dan andere ondernemingen toe in staat om er iets aan te doen. In de mondiale kleding- en schoenindustrie is aanneming en onderaanneming van productie heel gebruikelijk geworden. Als gevolg daarvan zijn extreem uitbuitende arbeidsomstandigheden de norm geworden. Mensenrechtenorganisaties hebben reuzenondernemingen als Nike en Adidas tot doelwit gekozen omdat ze het met hun winstniveaus gemakkelijker kunnen veroorloven de arbeiders die hun goederen produceren een waardig leven te waarborgen. Nikes nettowinst voor 2001 bedroeg US$ 589,7 miljoen. Adidas’ winst voor het jaar 2000 bedroeg US$ 160 miljoen. Beide ondernemingen zijn uiterst gul wanneer het gaat om steun aan atleten. Nike heeft een contract met Tiger Woods dat hen ertoe verplicht hem gedurende vijf jaar wekelijks US$ 385.000 te betalen (Los Angeles Times 2000) en een contract met Lleyton Hewitt ter waarde van US$ 15 miljoen over dezelfde periode. (Business Review Weekly 2001). Ondanks hun rijkdom weigeren beide ondernemingen structurele hervormingen door te voeren om fatsoenlijke lonen en arbeidsomstandigheden te verzekeren. Beide weigeren zich te engageren tot een loonnorm die in de basisnoden van een klein gezin zou voorzien. Geen van beide is bereid om de door activisten gevraagde onafhankelijke controleen inspectiesystemen voor fabrieksomstandigheden in te voeren. Daarenboven heeft Nike gedurende de laatste 12 maanden geweigerd een aantal concrete voorstellen van Oxfam Community Aid Abroad, de Schone Kleren Campagne en Global Exchange geweigerd. De bedoeling van die voorstellen was de vrijheid van de arbeiders om zich te engageren in vakbondsactiviteiten en om vrijuit te spreken over de arbeidsomstandigheden in bepaalde fabrieken, te versterken. Dat betekent niet dat er geen verbeteringen merkbaar zijn in die fabrieken. Voor dit rapport geïnterviewde arbeiders wezen erop dat ze door hun opzichters minder vaak toegeschreeuwd en vernederd worden dan 18 maanden geleden en dat seksueel misbruik minder voorkomt. In enkele fabrieken zijn sommige soorten van discriminatie tegen leden van vrije vakbonden verminderd, alhoewel het cruciale probleem van discriminatie tegen leden van onafhankelijke vakbonden bij ontslag nog niet is aangepakt. Er zijn enkele verbeteringen op het vlak van gezondheid en veiligheid, alhoewel die moeten geplaatst worden tegenover de blijvende gevaren voor de gezondheid van de arbeiders. Een positieve ontwikkeling is dat het nu gemakkelijker is
om ziekteverlof te nemen voor arbeiders die relatief ernstig ziek zijn. Daarentegen komen ademhalingsziektes veroorzaakt door het inademen van toxische chemische dampen, nog altijd voor, zij het minder vaak. In de Nikomas Gemilang fabriek verliezen arbeiders nog steeds vingers in ongevallen met snijmachines. Ze krijgen nog steeds niet de veilige schoenen om hun voeten te beschermen tegen amputatie ingeval van een ongeval met de zware metalen gietvormen. Alhoewel in enkele fabrieken de procedures voor het bekomen van het wettelijk menstruatieverlof verbeterd zijn, moeten arbeidsters in de Nikomas Gemilang fabriek nog altijd bewijzen dat ze hun maandstonden hebben door het onderbroekje uit te trekken voor de fabrieksdokters. Kortom, Nike en Adidas hebben niet genoeg gedaan om de bezorgdheid van de mensenrechtenorganisaties, consumenten en de arbeiders zelf weg te nemen. De aangebrachte verbeteringen zijn prijzenswaardig en de fabrieken verdienen er lof voor. Ze bewijzen dat onder internationale druk verandering ten goede mogelijk is. Jammer genoeg zijn ze bijlange niet toereikend genoeg om de Nike en Adidas arbeiders een waardig leven te verzekeren. Er zijn structurele hervormingen nodig die duurzaam en transparant zijn en onafhankelijk gecontroleerd worden. Daarom moeten Nike en Adidas: 1. Fabriekseigenaars en regeringen in de producerende landen duidelijk maken dat het opleggen van arbeidsnormen, inclusief hogere lonen, niet zal leiden tot automatische relocatie naar landen met goedkopere arbeid; 2. Erop aandringen dat het recht van de arbeiders op organiseren en op collectief onderhandelen wordt opgelegd; 3. Ervoor instaan dat hun leveranciers geen tijdelijke arbeidskrachten en andere aanwervings- en ontslagpraktijken gebruiken die de vrees van de arbeiders vergroten dat deelnemen aan vakbondswerk hun jobs in gevaar kan brengen; 4. Waarborgen dat de fabriekseigenaars geen gewapende soldaten zullen inhuren en stationeren bij de fabriek, vooral in landen waar in het verleden militairen werden ingezet om vakbonden te onderdrukken; 5. Er zich toe engageren om te verzekeren dat de arbeiders een voltijds loon krijgen dat ten minste voldoende is om in de basisbehoeften van hun gezin te voorzien en om daarbovenop over wat bijkomend inkomen te beschikken dat ze naar goeddunken kunnen besteden. Daarvoor moeten ze:
- Onderzoek verrichten naar de waarde van de huidige lonen van de arbeiders; - Overleg plegen met plaatselijke vakbonden, mensenrechten- en andere relevante organisaties en academici om voor elke streek het gepaste leefbaar loon te bepalen; - Het niveau van een leefbaar loon onderhandelen met echte vertegenwoordigers van de arbeiders; - Prijzen voor leveranciers vaststellen die rekening houden met de kost voor de uitbetaling van leefbare lonen. 6. Ernstig onderzoek verrichten naar de eigen bestellingspraktijken om na te gaan of ze niet aangepast moeten worden zodat de leveranciers de normen vervat in hun gedragscodes kunnen toepassen; 7. Samenwerken met internationale vakbonden en mensenrechtenorganisaties om een controle- en inspectieprogramma uit te werken met inspectie van fabriekscontrole door geloofwaardige organisaties die onafhankelijk zijn van de onderneming (d.w.z. niet door hen geselecteerd zijn). Zo’n programma moet: - vorming voor de arbeiders inhouden, zodat ze weten welke rechten ze hebben; - een vertrouwelijk en toegankelijke klachtenprocedure inhouden voor arbeiders wier rechten niet worden gerespecteerd; - ervoor zorgen dat geregelde, professionele en transparante inspecties inzake arbeidsgezondheid en -veiligheid in de fabrieken van hun leveranciers uitgevoerd worden. - ervoor zorgen dat alle rapporten van controles en inspecties openbaar gemaakt worden, zodat de internationale gemeenschap kan nagaan in welke mate de toestand verbeterd is; - de regelmatige bekendmaking inhouden van de adressen van alle leveranciers en het niveau van de bestellingen bij elke van hen aan de internationale vakbonden en mensenrechtenorganisaties die betrokken zijn bij de controles en inspecties. Dit moet enig inzicht geven of arbeiders die proberen vakbonden op te richten niet gestraft worden met het doorschuiven van bestellingen naar fabrieken zonder vakbond. Met die stappen zouden ze echt leiders worden op het vlak van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ze zouden een voorbeeld stellen dat we andere ondernemingen zouden kunnen aanraden te volgen. Tot dan zullen Nike en Adidas arbeiders het waarschijnlijk uiterst en onnodig moeilijk blijven hebben. En kunnen noch mogen verbruikers erop vertrouwen dat hun sportkleding in fatsoenlijke omstandigheden is gemaakt.
27
NOOT De wisselkoersen voor de sommen in dit rapport geciteerd, werden vastgesteld met behulp van de Universal Currency Converter voor de sommen in 2002 en van Oanda.com
voor 2001 en vroeger.
INTERPRESS SERVICE (2002), Labor-Indonesia:Businesses Reject New Minimum Wage’, by Kafil Yamin, 10 januari. JAKARTA POST (2002a), ‘Index prices soar in many provinces’, 9 januari. JAKARTA POST (2002b), ‘Fuel prices hike won’t hurt the poor, says government’, 24 januari. LOS ANGELES TIMES (2001), ‘The Inside Track, 4 juni
BIBLIOGRAFIE BISSELL, T., GESUALDI, F., HAAN, E. D., CURR, P., BJURLING, K., KEARNEY, N., COPELAND, L., GOULD, B., CONNOR, T. & DELANEY, A. (2000), ‘Open letter to Phil Knight (Nike CEO) from labor rights groups concerned about Nike’s labor practices a detailed response to Nike’s claims to have reformed its labor practices’, NikeWatch web site - http://www.caa.org.au/campaigns/nike/letter_15_March_2000.html.
BUSINESS REVIEW WEEKLY (2001), “Net Earnings”, by James Thomson, 13 december. BUSINESS TIMES (Singapore) (2002), “Indonesian Economic Rebound at Risk from Floods”, by Shoeb Kagda, 5 februari. BUSINESS WEEK (2002), “An Economic State Of Emergency, Without reform and debt relief, Indonesia faces catastrophe”, Michael Shari, 11 februari. CENTER FOR SOCIETAL DEVELOPMENT STUDIEs (2001), Workers’ Voices: An Interim Report of Workers’ Needs and Aspirations in Nine Nike Contract Factories in Indonesia. Prepared by the Center for Societal Development Studies, Atma Jaya Catholic University, Jakarta, Indonesia for the Global Alliance for Workers and Communities. CONNOR, T. (2000), Like Cutting Bamboo, Nike and the right of Indonesian Workers to Freedom of Association, Oxfam Community Aid Abroad Briefing Paper No. 27, september. CONNOR, T. (2001), Still Waiting for Nike To Do It, Global Exchange, San Francisco. GREENHOUSE, S. (1997), ‘Nike Shoe Plant in Vietnam is Called Unsafe for Workers’, New York Times, 8 november, p. 1.
28
MINICHIELLO, V. (1995, In-depth interviewing: principles, techniques, analysis, 2nd edn, Longman, Melbourne. O’ROURKE, D. & BROWN, G. (1999), ‘Beginning to Just Do It: Current Workplace and Environmental Conditions at the Tae Kwang Vina Nike Shoe Factory in Vietnam’, Global Exchange web site , San Francisco, geraadpleegd op 13 april, 2001. O’ROURKE, D. 2000), ‘Monitoring the Monitors: A Critique of PricewaterhouseCooper’s Labor Monitoring’, Professor Dara O’Rourkes website, Massechussets Institute of Technology http://web.mit.edu/dorourke/www/, geraadpleegd in oktober 2000. TRAC (1997), ‘Ernst & Young Environmental and Labor Practice Audit of the Tae Kwang Vina Industrial Ltd. Co., Vietnam, Transnational Resource and Action Centre web site – http://www.corpwatch.org/trac/nike/ernst/audit. html, San Fancisco, geraadpleegd op 3 april 1998.
MACHINES Vertaling: Leo Doise Schone Kleren Campagne, Haachtsesteenweg 579, 1031 Brussel, tel 02/246 36 81 www.schonekleren.be
Brussel - Maart 2002
gevaert graphics
WE ZIJN GEEN