Maatschappelijke participatie individuele activeringsmethoden groepsgerichte activeringsmethoden kwartiermaken
Auteur(s)
Marjoke Verschelling-Hartog
Datum
Utrecht, februari 2009
© MOVISIE
MOVISIE Kennis en advies voor maatschappelijke ontwikkeling MOVISIE is het landelijke kennisinstituut en adviesbureau voor maatschappelijke ontwikkeling. We bieden toepasbare kennis, adviezen en oplossingen bij de aanpak van sociale vraagstukken op het terrein van welzijn, participatie, zorg en sociale veiligheid. In ons werk staan vijf actuele thema's centraal: huiselijk & seksueel geweld, kwetsbare groepen, leefbaarheid, mantelzorg en vrijwillige inzet. We investeren in de kracht en de onderlinge verbinding van burgers. We doen dit door maatschappelijke organisaties, overheden, maatschappelijk betrokken bedrijven en burgerinitiatieven te ondersteunen, te adviseren én met hen samen te werken. Lokaal of landelijk, toegesneden op het vraagstuk en de organisatie. Zo kunnen deze organisaties en hun professionals hun werk voor de samenleving zo goed mogelijk doen. Kijk voor meer informatie op www.movisie.nl.
COLOFON Auteur(s): Marjoke Verschelling-Hartog Projectnummer: 1801 Datum: 20 februari 2009 © MOVISIE Bestellen: www.movisie.nl Dit betreft een publicatie die uitkomt in het kader van het VWS-programma Beter in Meedoen. Dit meerjarige programma is gericht op de vernieuwing en kwaliteitsverbetering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Meer informatie over dit programma kunt u vinden op de website: www.invoeringwmo.nl
Voorwoord De sociale sector besteedt veel tijd en energie aan het leveren van een positieve bijdrage aan de maatschappij. Sommige beroepen uit de sociale sector bestaan al meer dan honderd jaar. Maar wat zijn nu eigenlijk de resultaten van dit werk? Welke werkwijzen zijn het meest succesvol? Hierover is nog te weinig bekend, terwijl er vanuit de overheid een groeiende behoefte is aan meer inzicht op dit gebied. Vandaar dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) in het kader van haar programma Beter in meedoen voor vijf jaar middelen vrijmaakt voor het project Effectieve interventies. Effectieve interventies is een onderdeel van het VWS-programma Beter in Meedoen. Na de invoering van de Wmo is het zaak om vooruit te kijken en te bezien welke inspanningen nodig zijn om van de Wmo een echte participatiewet te maken. Beter in meedoen richt zich op de vernieuwing en kwaliteitsverbetering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) die sinds januari 2007 van kracht is. Het programma ondersteunt gemeentes, uitvoerende instellingen, professionals, burgers en cliënten bij de innovatie van het beleid en bij een kwalitatief betere uitvoering van de Wmo. Welke methoden zijn er in de sociale sector en hoe effectief zijn ze? Deze vraag beantwoordt MOVISIE in het vijfjarige project Effectieve interventies. Dit gebeurt in samenwerking met gerenommeerde wetenschappers en deskundigen uit de praktijk. In 2008 heeft MOVISIE onderzoek verricht naar methoden op 4 thema’s: Wonen met zorg en welzijn, sociale samenhang, mantelzorg en vrijwilligerswerk en activering, oftewel de samenhang tussen de Wet De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de Wet werk en bijstand (Wwb) en de Wet sociale werkvoorziening (Wsw). Binnen deze thema’s is gezocht naar methoden in twaalf subthema’s: Thema 1: Mantelzorg en vrijwilligerswerk: - Respijtzorg (tijdelijke opvang van mensen die normaal mantelzorg krijgen) - Diversifiëren van het vrijwilligersbestand binnen vrijwilligersorganisaties - Het ondersteunen van lokaal vrijwilligerswerk Thema 2: Sociale samenhang: - Stimuleren van overbruggende contacten (klassen, etniciteit, generaties) - Stimuleren van buurtgebonden actief burgerschap - Stimuleren van maatschappelijke binding van jongeren (moslimradicalisme, links- en rechtsextremisme) Thema 3: Wonen met zorg en welzijn: - Voorzieningen dichtbij - Versterken van maatschappelijke participatie van oudere migranten - Bevorderen van maatschappelijke inzet door vitale ouderen Thema 4: De samenhang tussen de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de Wet werk en bijstand (Wwb) en de Wet sociale werkvoorziening (Wsw): - Individuele ondersteuning of activering gericht op maatschappelijke participatie - Groepsgerichte activiteiten gericht op maatschappelijke participatie - Toegankelijk maken van algemene voorzieningen gericht op maatschappelijke participatie voor kwetsbare mensen De verkenning die hier voor u ligt is onderdeel van de 12 verkenningen op deze subthema’s. De overige verkenningen kunt u vinden op de pagina van Effectieve Interventies op de website van MOVISIE: www.movisie.nl.
Utrecht, februari 2009 * Maatschappelijke participatie 1
De verkenningen zijn geen volledig uitgewerkte rapportages over de subthema’s. De verkenningen zijn werkdocumenten die de zoektocht naar methoden weergeven. Dit rapport bevat een groslijst van methoden, die in samenspraak met een groep experts is opgesteld. De verkenning vormt de basis voor ons verdere onderzoek. Het vervolgonderzoek zal zich richten op een selectie van methoden uit de groslijst. Nagegaan zal worden welke methoden voldoen aan een zekere mate van onderbouwing. Deze methoden worden nader beschreven en opgenomen in de databank Effectieve interventies. We zullen dit natuurlijk doen in overleg met direct betrokkenen. Mochten er nog methoden ontbreken op de groslijst, dan kunnen we deze in het vervolgonderzoek meenemen. De onderzochte thema’s dekken niet het gehele veld van de sociale sector en de Wmo. In het vervolgonderzoek gaan we verder op zoek naar methoden die binnen de grenzen van ons onderzoeksterrein, maar buiten de grenzen van de onderzochte subthema’s vallen. Zo bouwen we onze kennis langzaam op, tot een representatief beeld van het veld ontstaat. Voor alle verkenningen zijn we uitgegaan van een gelijkwaardige onderzoeksopzet. Tot deze opzet behoorde een – voorlopige – definitie van het begrip methode: 'Een systematische manier van handelen om een doel te bereiken'. Daarnaast is gekeken naar drie aanvullende eisen: - De methode is beschreven, weldoordacht en onderbouwd; - De methode wordt ten minste twee jaar in de praktijk toegepast; - De methode wordt niet slechts op één plek en door één instelling ingezet. De volgende stap is het voorleggen van deze aangevulde lijst met methoden aan de betrokken uitvoerende organisaties middels een enquête om zo de veelgebruikte methoden te selecteren. Op basis van het derde criterium gaan we de lijst beperken tot de in Nederland veelgebruikte methoden. De gegevens voor dit criterium (spreiding) worden verzameld op basis van een enquête onder verschillende uitvoerende organisaties. Zodoende zal dit verkennende onderzoek uiteindelijk leiden tot een overzichtslijst van methoden die veel worden toegepast door sociale professionals in Nederland. De groslijst is een brede inventarisatie. Wanneer er twijfel bestond of de methode aan de definitie en eisen voldeed, hebben we de methode wel opgenomen. Het vervolgonderzoek zal uitwijzen of de methode voldoet aan de criteria voor uitgebreide beschrijving en opname in de databank. In een aantal verkenningen naar subthema’s beperken we ons niet tot methoden, maar wordt ook aandacht besteed aan diensten, projecten en activiteiten die daarbinnen geleverd, opgezet en geboden worden. Voor sommige subthema’s bleken deze onderdelen onmisbaar om een adequaat beeld te schetsen van de activiteiten. We zijn ons ervan bewust dat de invalshoek van methoden nooit een volledig beeld van het werk in de sector kan schetsen. Wanneer we één conclusie kunnen trekken uit de verkenningen is het dat in grote delen van de sociale sector nog maar weinig met methoden gewerkt wordt. Om een goed beeld te krijgen van wat wel of niet werkt binnen de sociale sector is het dus zaak om de methoden te zien binnen de context van het vele, nuttige werk dat er los van methoden verricht wordt. Ook hiervoor is ruimte binnen het project Effectieve interventies. Voor meer informatie en contactgegevens van ons projectteam kunt u terecht op onze website (www.movisie.nl). Wij willen tenslotte iedereen bedanken die aan de totstandkoming van deze en andere verkenningen heeft meegewerkt. In het bijzonder alle mensen uit de praktijk die ons ruimhartig van informatie hebben voorzien.
Utrecht, februari 2009 * Maatschappelijke participatie 2
Inhoudsopgave 1 2
Inleiding ............................................................................................................................................. 4 Achtergrond ....................................................................................................................................... 5 2.1 Maatschappelijke participatie: de breedte van het begrip ......................................................... 5 2.2 Afbakening van de verkenning .................................................................................................. 6 2.3 De doelgroepen van maatschappelijke participatie ................................................................... 7 2.4 Maatschappelijke ontwikkelingen .............................................................................................. 7 3 Individuele activeringsmethoden ....................................................................................................... 9 3.1 Activerend huisbezoek............................................................................................................... 9 3.2 Activerend interview................................................................................................................. 10 3.3 Activeren met zorg ................................................................................................................... 10 3.4 Buurtgerichte sociale activering............................................................................................... 11 3.5 Diagnosemethode arbeidspotentieel ....................................................................................... 11 3.6 EVC-procedure ........................................................................................................................ 12 3.7 Individual Placement and Support ........................................................................................... 12 3.8 Individuele rehabilitatiebenadering .......................................................................................... 13 3.9 Individuele trajectbegeleiding .................................................................................................. 14 3.10 Individuele vraaggerichte benadering...................................................................................... 15 3.11 Invra-arbeid.............................................................................................................................. 15 3.12 Melba-profiel ............................................................................................................................ 16 3.13 Motiverende gespreksvoering.................................................................................................. 16 3.14 Supported employment............................................................................................................ 17 3.15 VrijBaan ................................................................................................................................... 18 3.16 Werk en aandacht.................................................................................................................... 18 3.17 Werken aan perspectief voor daklozen ................................................................................... 19 3.18 Workwise ................................................................................................................................. 19 4 Groepsgerichte activeringsmethoden.............................................................................................. 21 4.1 ABCD- (buurt)activering........................................................................................................... 21 4.2 Activeringscentra ..................................................................................................................... 21 4.3 Bijspringer ................................................................................................................................ 22 4.4 Skills......................................................................................................................................... 23 4.5 Talent geactiveerd ................................................................................................................... 23 4.6 Werk een zorg minder ............................................................................................................. 24 5 Omgevingsgerichte methoden......................................................................................................... 25 5.1 Drempelloos vrijwilligerswerk................................................................................................... 25 5.2 Kwartiermaken ......................................................................................................................... 25 5.3 Request.................................................................................................................................... 26 5.4 Unlimited @ Work .................................................................................................................... 27 6 Eerste bevindingen.......................................................................................................................... 28 6.1 Methoden en maatwerk ........................................................................................................... 28 6.2 Gevonden methoden ............................................................................................................... 28 6.3 Gebruik en effectiviteit ............................................................................................................. 31 7 Literatuur.......................................................................................................................................... 32 Bijlage: Expertmeetings .......................................................................................................................... 33
Utrecht, februari 2009 * Maatschappelijke participatie 3
1
Inleiding
Tegenwoordig is het algemeen onderkend dat naast betaald werk ook andere vormen van maatschappelijke participatie van waarde zijn voor zowel het individu als de samenleving. Wanneer werk in een bepaalde levensfase niet mogelijk is, wordt gekeken naar andere vormen van participatie, bijvoorbeeld vrijwillige inzet of dagbesteding. Doordat participatie sterk de aandacht heeft van politici, beleidsmakers en uitvoerders worden er veel projecten, werkwijzen en methoden gebruikt om mensen (weer) aan de samenleving te laten deelnemen. In deze verkenning is bekeken welke methoden er te vinden zijn op het snijvlak van de Wmo, Wwb en Wsw. Hieronder een korte toelichting op deze drie wetten. • Het maatschappelijke doel van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is ‘meedoen’. De Wmo wordt dan ook wel de participatiewet genoemd. Hierbij gaat het niet alleen om participatie in de beleidsvorming, maar ook om maatschappelijke participatie: meedoen in de samenleving. • Doel van de Wet werk en bijstand (Wwb) is ondersteuning bij arbeidsinschakeling en verlening van bijstand door gemeenten. Werk gaat voor inkomen: oogmerk is om mensen op de kortste weg naar betaald werk te kunnen zetten. • De Wet sociale werkvoorziening (Wsw) is er voor mensen met een arbeidshandicap. Dat zijn mensen die door een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking geen gewone baan kunnen krijgen. Via de Wsw kunnen zij werken bij een sociale werkvoorziening, gedetacheerd worden bij een regulier bedrijf of begeleid werken in dienst van een regulier bedrijf. De keuze voor deze wetten is ingegeven door de interesse vanuit het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor methoden die niet zozeer zijn gericht op betaald werk maar op maatschappelijk meedoen. Met betrekking tot effectieve interventies op het terrein van re-integratie is recentelijk het project Interventies naar Werk gestart. Op de website van dit project worden interventies gepubliceerd, die door een panel beoordeeld zijn op hun effectiviteit (www.interventiesnaarwerk.nl). De site is een initiatief van het ministerie van SZW, in samenwerking met UWV, CWI, gemeenten Groningen, Rotterdam en Utrecht, RWI en Boaborea. In de voorbereiding van deze verkenning is gesproken met het projectbureau dat deze website vult en onderhoudt. Enkele methoden die in onze verkenning zijn gevonden, zijn ook beschreven op de website Interventies naar werk. De methoden zijn verzameld door deskresearch en gesprekken met deskundigen op dit terrein in de vorm van expertmeetings. Door middel van deze verkenning schetsen we een beeld van dat wat reeds ontwikkeld is. Inzicht hierin kan beleidsmakers en uitvoerders helpen kiezen bij de inzet van interventies ten behoeve van het activeren van kwetsbare mensen. Voordat de methoden worden beschreven, wordt eerst ingegaan op de afbakening van het thema, de maatschappelijke context van deze verkenning en de doelgroepen waar we over spreken. Deze verkenning wordt afgesloten met een aantal bevindingen en aanbevelingen voor verder onderzoek.
Utrecht, februari 2009 * Maatschappelijke participatie 4
2
Achtergrond
In dit hoofdstuk gaan we in op de afbakening van de sector waarin we deze verkenning hebben uitgevoerd. Tevens wordt duidelijk naar welke doelgroepen we kijken in deze verkenning. De doelgroep en methoden plaatsen we vervolgens in een maatschappelijke context.
2.1
Maatschappelijke participatie: de breedte van het begrip
In het participatiewiel dat MOVISIE in 2008 heeft ontwikkeld worden de raakvlakken van onder andere de in de inleiding genoemde wetten duidelijk.
Figuur 1 Participatiewiel MOVISIE In dit wiel staat participatie van het individu centraal. Daaromheen staan de doelen van e e participatiebevordering (2 cirkel) die beoogd worden door het uitvoeren van activiteiten (3 cirkel). Deze activiteiten worden gefinancierd vanuit de verschillende wettelijke kaders (buitenste cirkel). Utrecht, februari 2009 * Maatschappelijke participatie 5
De doelen die te onderscheiden zijn, zijn: J zelfstandig functioneren: ondersteuning en motivering bij de basiszorg voor de persoon zelf. Het gaat hierbij om persoonlijke verzorging, huishoudelijke taken, administratieve taken, maar ook om de zorg voor voldoende aanspraak en dergelijke. Het activerende aanbod op dit vlak is deels gericht op het regelen van adequate ondersteuning en zorg en deels op het motiveren en ondersteunen van mensen om zelf weer dingen terug in handen te nemen en zo weer meer grip op het eigen leven te hebben. J sociale contacten: in contact komen van kwetsbare mensen met andere mensen of hun bestaande contacten te intensiveren. Dit kan bijvoorbeeld door vriendschappelijk huisbezoek, telefooncirkels, maar ook via de open inloopfunctie van buurtcentra, bibliotheken en kerken. J maatschappelijke participatie: deelname aan activiteiten buiten het eigen huis en buiten de eigen sociale kring. Dit zijn voornamelijk sociaalculturele activiteiten waarbij gedacht kan worden aan activiteiten met een recreatief, creatief, educatief of sportief karakter of activiteiten die liggen in het verlengde van de zorg voor eigen persoon en huishouden zoals begeleid winkelen. J maatschappelijk bijdragen: activiteiten waarbij door de betrokkene een actieve bijdrage geleverd wordt aan de maatschappij en/of dat deze zich daarop toerust. Hieronder vallen vrijwilligerswerk en arbeidsmatige dagbesteding. Focus van de ondersteuning ligt bij het vinden van activiteiten die qua belasting, ondersteuning op de werkvloer en interesse passen bij de betrokkene. J arbeidsvaardigheden vergroten: het gericht vergroten van de arbeidsvaardigheden door aangepast of gesubsidieerd werk en stages, cursussen en opleidingen. Concreet gaat het om participatiebanen, de sociale werkvoorziening, ondersteuning door jobcoaching en financiële prikkels voor werkgevers om kwetsbare mensen in dienst te nemen. J eigen inkomen verwerven: de stappen van mensen naar betaald werk. Focus ligt op het vinden van een passende baan, bijvoorbeeld door het vergroten van sollicitatievaardigheden en motivatie, jobhunting en het uitbreiden van de werkgelegenheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt. De realiteit is dat in de praktijk mensen bezig zijn met het realiseren van verschillende doelen tegelijk. Dit maakt het participatiewiel inzichtelijk door de doelen naast elkaar in beeld te brengen, in plaats van volgtijdelijk zoals in veel participatieladders gebruikelijk is.
2.2
Afbakening van de verkenning
Op basis van het participatiewiel en de focus op het snijvlak van de drie wetten is de keuze gemaakt voor de doelen die in deze verkenning centraal staan. De nadruk ligt in deze verkenning op twee van de bovenstaande doelen, namelijk maatschappelijk bijdragen en arbeidsvaardigheden vergroten. Het gaat bij methoden die deze doelen dienen niet meteen om het realiseren van betaalde arbeid, maar veel meer om participatie in de samenleving en de eerste stappen richting een betaalde baan. Toch zijn in deze verkenning ook methoden meegenomen die zich richten op het verwerven van eigen inkomen. Dit hebben we gedaan omdat methoden vaak doelen combineren of in de praktijk tot andere resultaten leiden dan waar ze in beginsel op gericht waren. Er zijn bijvoorbeeld methoden die zich richten op toeleiding naar betaalde arbeid waar in de praktijk blijkt dat (een deel van) de mensen in begeleiding toch naar andere activiteiten toegeleid worden. En er zijn methoden waarbij het omgekeerde het geval is. Hier openbaart zich het overgangsgebied tussen het bevorderen van maatschappelijke participatie, een taak die veelal wordt uitgevoerd door de welzijnssector, en de directe toeleiding naar arbeid: de wereld van re-integratie.
Utrecht, februari 2009 * Maatschappelijke participatie 6
Naast de focus op de doelen ‘maatschappelijk bijdragen’ en ‘arbeidsvaardigheden vergroten’ is gekozen voor het aanbrengen van een onderscheid in de methoden die gezocht zijn. We maken een onderscheid tussen: 1. methoden die een op het individu gerichte aanpak kennen 2. methoden die een groepsgerichte aanpak kennen 3. methoden die gericht zijn op de omgeving waarin geparticipeerd wordt of zal worden Voor deze indeling in subthema’s is gekozen om de verschillende functies die de methoden hebben inzichtelijk te maken. In de hoofdstukken drie, vier en vijf, zullen de methoden per subthema worden gepresenteerd.
2.3
De doelgroepen van maatschappelijke participatie
De methoden die gericht zijn op het bevorderen van maatschappelijke participatie kennen verschillende doelgroepen. Mensen kunnen in sommige levensfasen kwetsbaar zijn. Deze kwetsbaarheid kan zich uiten in gezondheidsproblemen, psychische beperkingen of andere belemmeringen. Vanuit deze kwetsbaarheid doen mensen een beroep op ondersteuning door Wwb, WIA, WAJONG of WW-uitkering, of op combinaties van deze uitkeringen. Maar ook niet-uitkeringsgerechtigden kunnen kwetsbaar zijn. Er is dus niet één vastomlijnde doelgroep te benoemen. Om zeer verschillende redenen zijn mensen soms niet in staat om mee te doen. Extra hulp of ondersteuning kan dan gewenst zijn. De hier beschreven methoden bieden deze ondersteuning. Sommige methoden zijn gericht op een specifieke doelgroep. Waar dat het geval is zullen we dat vermelden. Omdat we ons in deze verkenning beperken tot methoden gericht op maatschappelijk bijdragen en het vergroten van arbeidsvaardigheden is de doelgroep bepaald tot mensen die in deze richting activiteiten ontplooien.
2.4
Maatschappelijke ontwikkelingen
Het kabinet Balkenende IV geeft hoge prioriteit aan participatie. Dat blijkt onder meer uit het actieprogramma Iedereen doet mee dat is opgesteld door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Hierin wordt het belang van zowel arbeidsparticipatie als maatschappelijke participatie onderstreept en worden de doelstellingen van het kabinet geformuleerd. Het project Iedereen doet mee is opgezet om eraan bij te dragen dat het rijk, gemeenten en sociale partners zich gezamenlijk inzetten om mensen verder te brengen richting werk en participatie. Ook de Wmo hanteert de term ‘meedoen’ als motto. Onder meer het compensatiebeginsel draagt het belang uit dat hieraan gehecht wordt. Het compensatiebeginsel stelt dat mensen die beperkingen ervaren in hun mogelijkheden om maatschappelijk te participeren, door de gemeente gecompenseerd dienen te worden zodat zij wel mee kunnen doen op de manier die het beste bij de persoon past. Eind 2008 is de wet Participatiebudget door de Eerste Kamer goedgekeurd. Dit betekent dat per 1 januari 2009 een deel van de Wet Werk en Bijstand, de Wet Inburgering en de Wet Educatie Bevordering Volwassenen samengevoegd zijn in één budget. Het doel van deze samenvoeging is om gemeenten de mogelijkheid te bieden om middelen voor re-integratie, inburgering en educatie effectiever te kunnen inzetten om burgers te helpen. Maatschappelijke participatie is een breed begrip. De verschillende wettelijke kaders die tot doel hebben de participatie van burgers te bevorderen zijn daar een indicatie voor: Wmo, Wwb, Wsw, WI, WIA, WAJONG. Ook de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (WCPV) en de Algemene Wet
Utrecht, februari 2009 * Maatschappelijke participatie 7
Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) dienen dit doel, zij het minder direct. Voorts blijkt de breedte van het onderwerp uit de sturing, die verdeeld is over de beleidsvelden inburgering, welzijn, sociale zaken en onderwijs. De uitvoering is in handen van veel partijen, zoals zorginstellingen, sociale werkvoorzieningen, welzijnsorganisaties, re-integratiebureaus, sociale ondernemingen en andere organisaties uit het maatschappelijk middenveld. Ten slotte vormt ook de doelgroep die geactiveerd wordt een gemêleerd gezelschap, bijvoorbeeld mensen met psychische problemen, mensen met lichamelijke klachten, allochtone vrouwen, ouderen, jongeren. Een brede doelgroep, een ambitieuze overheid, een veelheid aan wettelijke kaders en financieringsstromen, verdeelde sturing en een groot speelveld van uitvoeringsorganisaties. Inzicht in interventies lijkt op dit terrein van extra belang, om grip te krijgen op de werkzame bestanddelen van methoden, projecten en aanpakken die rondom maatschappelijke participatie in grote verscheidenheid kunnen ontstaan. Voor kwetsbare burgers is het van het grootste belang dat zij de juiste ondersteuning krijgen. Inzicht in werkzame methoden kan hieraan een bijdrage leveren.
Utrecht, februari 2009 * Maatschappelijke participatie 8
3
Individuele activeringsmethoden
In de komende hoofdstukken presenteren we de individuele activeringsmethoden, groepsgerichte methoden en methoden gericht op de omgeving. Deze methoden zijn gevonden door middel van deskresearch, gesprekken met deskundigen op het terrein van activering en participatie en literatuuronderzoek. De methoden zijn in een expertmeeting voorgelegd aan groepen deskundigen die de lijst hebben aangescherpt en op bepaalde punten methoden hebben toegevoegd. We beschrijven per methode: doelgroep, doel, aanpak, bestaand materiaal en daar waar het gevonden is onderzoek naar de effectiviteit van de betreffende methode.
3.1
Activerend huisbezoek
Korte beschrijving Het Activerend huisbezoek is een methode om ouderen die door omstandigheden uit hun evenwicht zijn geraakt, door middel van tijdelijke sociaalemotionele steun en praktische hulp door een opgeleide vrijwilliger, te helpen en een nieuw perspectief te laten ontwikkelen. Doelgroep Zelfstandig thuiswonende ouderen die door omstandigheden uit hun evenwicht zijn geraakt (bijvoorbeeld door verlies van een dierbare of een afbrokkelend sociaal netwerk). Doel Samen met een vrijwilliger gedurende een vastgestelde periode (bv. 1 jaar) een plan uitstippelen en uitvoeren waardoor de uit evenwicht geraakte oudere zich in het leven beter weet te redden. Aanpak Activerend huisbezoek is een methode waarbij getrainde vrijwilligers, met begeleiding van een professional, tijdelijke en doelgerichte ondersteuning bieden aan ouderen middels huisbezoeken. Centraal in de methode staan drie stappen: situatieverheldering, perspectiefontwikkeling en actieondersteuning. Deze stappen worden door de oudere en de vrijwilliger gezamenlijk gezet, waardoor een steuntje in de rug wordt geboden en gewerkt wordt aan het opbouwen van zelfvertrouwen. De ouderen dienen zelf aan te geven wat zij willen veranderen; de vrijwilliger begeleidt de oudere bij de te zetten stappen. De nadruk ligt dus op het zelf actief worden en zijn. Ontwikkelaar en materiaal De ontwikkelaar is NIZW/Training vrijwilligers door Odyssee. Organisaties zoals Welzijn Ouderen, algemene instellingen welzijn, GGD en GGZ-instellingen werken met deze methodiek. De methodische uitwerking voor het opzetten en continueren van een project Activerend Huisbezoek is terug te vinden in ’t Heft in handen. Praktijkboek Activerend Huisbezoek (Ter Steege & Penninx, 2000). Het bevat materiaal voor werving, training en begeleiding van vrijwilligers. Onderzoek In 2000 zijn drie projecten Activerend Huisbezoek geëvalueerd. Het blijkt dat de methode beoogt eenzaamheid en sociaal isolement bij ouderen te doorbreken, bijvoorbeeld door het gaan ondernemen van activiteiten, het weer kunnen omgaan met de situatie (coping) of het weer oppakken van oude contacten. Een evaluatie van de methode in de gemeente Ridderkerk laat zien dat de methode hoge eisen stelt aan vrijwilligers en veel van hen vergt.
Utrecht, februari 2009 * Maatschappelijke participatie 9
3.2
Activerend interview
Korte beschrijving Het Activerend interview is een onconventionele methode voor de activering van baanlozen. In een interview worden individuele mogelijkheden en belemmeringen van deelnemers in kaart gebracht als basis voor een individueel actieplan gericht op het participatie in de samenleving. Doelgroep Langdurig baanlozen Doel Stimuleren van langdurig baanlozen tot deelname aan sociale verbanden als opstap voor een vorm van maatschappelijke participatie, passend bij het individu en diens situatie. Aanpak De activering bestaat uit drie stappen. De eerste stap is het benaderen van potentiële deelnemers en hen motiveren tot deelname. De tweede stap betreft een uitgebreid interview met de deelnemer om mogelijkheden, wensen en belemmeringen in kaart te brengen en het opstellen van een actieplan op basis van de bevindingen. Tot slot worden deelnemers in stap drie ondersteund bij de uitvoering van hun actieplannen. Het gaat bij deze interviews dus niet alleen om het verzamelen van informatie, maar primair om het activeren van de geïnterviewde. Belangrijke waarden bij deze methode zijn respect voor en eigen respect van de deelnemer, diepgang en een systematische aanpak en medeverantwoordelijkheid van de deelnemer voor het in gang zetten van het traject. Ontwikkelaar en materiaal De methode Activerend interview is ontwikkeld en in de praktijk beproefd door Rob Lammerts (VerweyJonker Instituut): Lammerts, R. (2000). Samen Actief. De methode Activerend Interview. Grondslagen en Handleiding. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.
3.3
Activeren met zorg
Korte beschrijving De methode Activeren met Zorg wordt toegepast om mensen met gezondheidsproblemen op een verantwoorde manier te activeren door (zo nodig) op een doelgerichte manier samen te werken met zorgverleners. Doelgroep Mensen met gezondheidsklachten die meer willen participeren in de maatschappij. Doel Een doelgerichter verloop van activeringstrajecten voor mensen met gezondheidsproblemen door adequate samenwerking tussen activeerders en zorgverleners. Aanpak De methode Activeren met Zorg bestaat uit een traject van zes stappen: in samenspraak met cliënt activeringsdoel formuleren; vaststellen wat de cliënt nodig heeft om het doel te realiseren; vaststellen of en wat voor samenwerking nodig is met een zorgverlener; zorgverlener selecteren op basis van het te realiseren doel; samenwerkingsvraag formuleren; en de manier van contactleggen kiezen. Ontwikkelaar en materiaal Deze methode is ontwikkeld door MOVISIE, voorheen NIZW. Brink, C. & Haeff, C. ten (2005). Activeren met Zorg. Achtergronden bij de richtlijn voor interdisciplinaire samenwerking bij cliënten sociale activering met gezondheidsproblemen. Utrecht: MOVISIE.
Utrecht, februari 2009 * Maatschappelijke participatie 10
3.4
Buurtgerichte sociale activering
Korte beschrijving In persoonlijk contact tussen een sociaal werker en bewoners worden activiteiten op maat bedacht én georganiseerd om maatschappelijke participatie van moeilijk bereikbare of geïsoleerde buurtbewoners te vergroten. Doelgroep Alle niet-werkenden in een geografisch afgebakend gebied, bijvoorbeeld een wijk of buurt. Doel Vergroten van de maatschappelijke participatie van moeilijk bereikbare of sociaal geïsoleerde buurtbewoners. Aanpak In persoonlijke gesprekken tussen een sociaal werker en buurtbewoners wordt gesproken over wensen, mogelijkheden en belemmeringen op het gebied van maatschappelijke participatie. Vervolgens zoeken bewoners samen met de sociaal werker naar bestaande activiteiten of te organiseren activiteiten die hierbij aansluiten. Nieuwe activiteiten kunnen worden gecreëerd door wensen van bewoners aan elkaar te koppelen of door samenwerking te zoeken met andere organisaties. Belangrijk binnen deze methode is het persoonlijk contact tussen sociaal werker en deelnemer, een informele werkwijze door de kleinschaligheid van het project, waarbij bureaucratische procedures en regels zoveel mogelijk vermeden worden. Door pragmatisch en informeel contact met andere instanties kan snel ingespeeld worden op ontwikkelingen binnen de wijk en op te ontwikkelen nieuw aanbod aan activiteiten die aansluiten bij wensen, mogelijkheden en beperkingen van deelnemers. Ontwikkelaar en materiaal Deze methode is ontwikkeld door MOVISIE, voorheen NIZW. Freitag, T., Leene, I. & Tenhaeff, C. (2003). Buurtgerichte sociale activering: Methodiekbeschrijving voor een gebiedsgerichte aanpak. Utrecht: NIZW. Onderzoek Wolters, J. (2007). Uit een isolement? De effecten van Buurtgerichte Sociale Activering op de sociale cohesie in de Berflo Es. Twente: Masterthesis Universiteit Twente. Schoonhoven, J. van (2005). Eindevaluatie ‘Buurtgerichte sociale activering’ Zutphen. Velp: Spectrum CMO.
3.5
Diagnosemethode arbeidspotentieel
Korte beschrijving De Diagnosemethode is een vragenlijst om meer inzicht te krijgen in de situatie en de beleving van de cliënt. Doelgroep Mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Doel 1. Betrouwbaar zicht krijgen op de mogelijkheden en belemmeringen van cliënten. 2. De cliënt in beweging brengen: meer zelfinzicht en zelfsturing (empowerment). 3. Professionalisering van de dienstverlening: – Betere match tussen cliënt en traject. – Ondersteuning en professionalisering consulenten in hun werkwijze. – Warme overdracht met (keten)partijen. – Bestandsanalyse: inzicht in cliëntenbestand en input voor (inkoop)beleid.
Utrecht, februari 2009 * Maatschappelijke participatie 11
Aanpak De klantmanager introduceert de vragenlijst bij de cliënt. De cliënt doorloopt de vragenlijst. Vervolgens wordt er een samenvatting van de resultaten gegeven en een voorlopige diagnose opgesteld. Deze wordt met de cliënt besproken, waarna een definitieve diagnose gesteld wordt en een trajectindicatie gegeven wordt. Ontwikkelaar en materiaal Dit product is ontwikkeld door TNO in samenwerking met de gemeente Zoetermeer. Zie ook www.tno.nl/dma en www.kenuwclient.nl.
3.6
EVC-procedure
Korte beschrijving De methode EVC, Erkennen van Verworven Competenties, beoogt de erkenning, waardering en verdere ontwikkeling van wat een individu heeft geleerd of ontwikkeld in elke mogelijke leeromgeving: in formele omgevingen, maar ook in niet-formele of informele omgevingen, zoals de werkplaats of thuis. EVC is een methode om een leven lang leren vorm te geven. De essentie van EVC is het erkennen dat leren niet alleen gebeurt via het formele onderwijs, maar ook in andere leeromgevingen: Het gaat niet zozeer om ‘leren’ maar om ‘ontwikkelen’. Doelgroep Mensen die meer of andere werkervaring hebben dan hun laatst behaalde diploma Doel Bereiken dat mensen in een veranderende omgeving hun waarde behouden voor de arbeidsmarkt en daarmee voor hun werkgevers en zodoende nieuwe en/of betere kansen op werk krijgen. Aanpak Het instrument EVC brengt de kennis en kunde in beeld die mensen op een bepaald moment hebben; deze competenties kunnen overal vandaan komen. De EVC-procedure valt uiteen in drie stappen: het herkennen van competenties, deze in kaart brengen en met zoveel mogelijk bewijsmateriaal verzamelen in een portfolio; het erkennen van competenties, middels een beoordeling door een deskundige, deze bekijkt ook aan welke competenties nog gewerkt kan worden; en de ontwikkeling van competenties middels een plan van aanpak. Ontwikkelaar en materiaal Het kenniscentrum EVC brengt kennis op dit gebied bijeen: http://www.kenniscentrumevc.nl.
3.7
Individual Placement and Support
Korte beschrijving De methode IPS richt zich op arbeidsre-integratie van mensen met een psychiatrische problematiek, vanuit de gedachte dat deelnemen aan het arbeidsproces een belangrijke voorwaarde is voor het bevorderen van kwaliteit van leven en sociale integratie. IPS combineert Supported Employment met elementen uit andere rehabilitatiemodellen, waaronder de Individuele Rehabilitatie Benadering. Doelgroep Mensen met een psychische problematiek Doel Het vinden en behouden van betaald werk dat aansluit bij de mogelijkheden, wensen en ervaringen van de deelnemer.
Utrecht, februari 2009 * Maatschappelijke participatie 12
Aanpak Na een assessment waarin een arbeidsprofiel en arbeidsplan worden opgesteld, moet er zo snel mogelijk gestart worden met het zoeken naar werk. Training en begeleiding kan dan zoveel mogelijk op de werkplek plaatsvinden. De begeleiding is intensief en zo nodig langdurig van aard. Ook is deze begeleiding niet alleen gericht op de cliënt, maar eveneens op de werkgever. Bovendien kan de begeleiding zich richten op het sociale netwerk en de sociale en fysieke werkomgeving van de cliënt. Intensieve samenwerking met de GGZ-hulpverlening is van belang. Ontwikkelaar en materiaal De methode is afkomstig uit de Verenigde Staten. Een beschrijving van de methode is te vinden in: Dankers, T. & Wilken, J.P. (2007). Arbeidsreïntegratie bij mensen met psychische beperkingen. Een overzicht van in Nederland gebruikte methoden. B.V. Uitgeverij SWP Amsterdam / Kenniscentrum Sociale Innovatie, Hogeschool Utrecht. Onderzoek Onder andere: Drake, R.E. e.a. (1999). Research on the individual placement and support model of supported employment. In: Psychiatric quarterly, issue 4, p. 298-301. Michon, H. en van Weeghel, J. (2008) Rehabilitatieonderzoek in Nederland, overzicht van onderzoek en synthese van bevindingen in de periode 2000-2007. Utrecht: Trimbos-instituut, Kenniscentrum rehabilitatie en ZonMw.
3.8
Individuele rehabilitatiebenadering
Korte beschrijving De methode Individuele Rehabilitatie Benadering (IRB) richt zich vooral op individuele functioneringsbeperkingen die voortkomen uit een psychiatrisch ziektebeeld. De methode focust met name op de inzet en ontwikkeling van vaardigheden en hulpbronnen om functioneren in een of meer levensdomeinen te verbeteren, te weten: wonen, werken, leren en sociale contacten. Doelgroep Mensen met ernstig psychiatrische beperkingen die beter willen functioneren op een of meer levensdomeinen; ook toepasbaar op andere doelgroepen. Doel Mensen met ernstige psychiatrische problemen helpen om hun functioneren te verbeteren zodat zij succesvol en tevreden zijn in de omgeving van eigen keuze met zo min mogelijk professionele hulp. Aanpak De begeleiding vindt plaats in drie fasen: diagnostiek, planning en interventie. In de eerste fase worden de doelen, mogelijkheden en hulpbronnen van de cliënt in kaart gebracht. In de tweede fase plannen cliënt en begeleider interventies om de benodigde vaardigheden te vergroten en benodigde hulpbronnen in te schakelen. In de derde fase, de interventiefase, worden de geplande activiteiten uitgevoerd (trainen en toepassen van vaardigheden en verkrijgen en gebruiken van hulpbronnen. Ontwikkelaar en materiaal Deze methode is met name ontwikkeld voor het domein wonen, maar later ook toegepast voor het domein arbeid. Stichting Rehabilitatie ’92 heeft IRB naar de Nederlandse praktijk gehaald. Zij implementeert en introduceert de methode bij verschillende GGZ-instellingen, middels basisliteratuur en verschillende manieren van (na)scholing. De methodiek is oorspronkelijk ontwikkeld door het Center for Psychiatric Rehabilitation van de universiteit van Boston.
Utrecht, februari 2009 * Maatschappelijke participatie 13
Anthony, W., Cohen, M., Farkas, M. & Change, C. (2002). Psychiatric Rehabilitation. Boston: Boston University Center for Psychiatric Rehabilitation. Zie ook: www.rehabilitatie92.nl Onderzoek Swildens, W., Van Busschbach, J.T., Michon, H. & Kroon, H. (2008) Individuele rehabilitatiebenadering (IRB) bij ernstige psychiatrische stoornissen: effect op rehabilitatiedoelen en kwaliteit van leven. In: A.H. Schene e.a. (red.), Jaarboek voor psychiatrie en psychotherapie 2007-2008. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Michon, H. en van Weeghel, J. (2008) Rehabilitatieonderzoek in Nederland, overzicht van onderzoek en synthese van bevindingen in de periode 2000-2007. Utrecht: Trimbos-instituut, Kenniscentrum rehabilitatie en ZonMw. Rensen, P., Arum, S. van & Engbersen, R. (2008). Wat werkt? Een onderzoek naar de effectiviteit en de praktische bruikbaarheid van methoden in de vrouwenopvang, maatschappelijke opvang en opvang voor zwerfjongeren. Utrecht: MOVISIE / Trimbos-instituut.
3.9
Individuele trajectbegeleiding
Korte beschrijving De methode Individuele trajectbegeleiding richt zich op een intensieve begeleiding naar werk voor moeilijk plaatsbare werkzoekenden. Doelgroep Moeilijk plaatsbare werkzoekenden Doel Het helpen van moeilijk plaatsbare werkzoekenden bij het vinden en behouden van een passende baan, middels intensieve begeleiding. Aanpak De Individuele trajectbegeleiding kent een aantal fasen. Na een intake wordt een diagnose gesteld, waarin de trajectinhoud wordt vastgesteld en een trajectplan wordt opgesteld. Dan volgt er een voortraject waarin hulpverlening, activering, motivatie en niet-beroepsgerichte scholing aan bod komen. De derde fase betreft het arbeidsmarkttraject, waarin plaats is voor beroepsgerichte scholing, sollicitatietraining, arbeidsgewenning en werkervaring. Vervolgens volgt bemiddeling, plaatsing en nazorg, bestaande uit begeleiding op de werkplek. Tijdens het gehele traject staat de cliënt centraal en wordt ook aandacht besteed aan het realiseren van randvoorwaarden in de persoonlijke sfeer van de cliënt. Materiaal Krijnen-Hartgerink, H. M. (1992) Begeleiden met beleid: methodebeschrijving individuele trajectbegeleiding naar de arbeidsmarkt, Groningen: Wolters Noordhoff Dankers, T. & Wilken, J.P. (2007). Arbeidsreïntegratie bij mensen met psychische beperkingen. Een overzicht van in Nederland gebruikte methoden. B.V. Uitgeverij SWP Amsterdam / Kenniscentrum Sociale Innovatie, Hogeschool Utrecht. Onderzoek Onderzoek naar ITB in de jeugdreclassering: Bijl, B., Beenker, L.G.M., Baardewijk, Y. van. (2005). Individuele Traject Begeleiding op papier en in de praktijk. Duivendrecht: PI Research
Utrecht, februari 2009 * Maatschappelijke participatie 14
3.10
Individuele vraaggerichte benadering
Korte beschrijving De methodiek Individuele vraaggerichte benadering ondersteunt langdurig werklozen bij het vinden en verrichten van onbetaalde activiteiten, om de regie en zelfredzaamheid van de deelnemer te vergroten. Doelgroep Bijstandsgerechtigden en langdurig werklozen die (tijdelijk) niet in staat zijn betaald werk te verrichten. Doel Sociaal isolement voorkomen of verminderen door deelname aan onbetaalde activiteiten die daarnaast mogelijk een eerste stap naar betaald werk kunnen betekenen. Aanpak Projecten op het gebied van sociale activering zijn ontstaan in de jaren ’90 vanuit het besef dat niet alle langdurig werklozen zomaar in staat zijn betaald werk te verrichten. Door deze methodiek worden deelnemers in een vierfasentraject begeleid: de eerste fase bestaat uit contactleggen en een intake, waarin wensen over participatie en motieven en mogelijkheden op de arbeidsmarkt in kaart worden gebracht. In de tweede fase wordt op basis van de uitkomsten van een assessment een trajectplan opgesteld. Tijdens de derde fase zal de zorgverlener vooral bemiddelen tussen de deelnemer en de aanbieder van activeringsplekken; de deelnemer in deze fase actief mee laten te doen en bij te laten dragen aan de realisatie van de door deelnemer zelf gestelde doelen. In de laatste fase biedt de zorgverlener vooral ondersteuning en helpt deze de deelnemer bij het vergroten van regie en zelfredzaamheid. Materiaal Dekker, A. & Aa, P. van der (2000). Methodiek en beleid van sociale activering. Een individuele, vraaggerichte benadering. Den Haag: Elsevier. Spies, H. en Vanschoren, J. (2005). Maatschappelijke participatie: Handboek voor trajectbegeleiders sociale activering, arbeidsintegratie en activerende hulpverlening. Utrecht: Jan van Arkel.
3.11
Invra-arbeid
Korte beschrijving De Invra-methode, Inventarisatie Van Redzaamheids Aspecten is een instrument in de vorm van een observatielijst die vaardigheden in beeld brengt die relevant zijn voor verschillende werkplekken. Zo wordt een vaardigheidsprofiel in kaart gebracht die voor verschillende doeleinden ingezet kan worden: als observatie-, communicatie-, motivatie-, indicatie-, en evaluatie-instrument. De methode wordt toegepast bij moeilijk lerende jongeren. Doelgroep Moeilijk lerende jongeren, maar kan ook voor andere doelgroepen worden ingezet. Doel De talenten en competenties van een jongere in kaart brengen, waarmee een passende werkplek gevonden kan worden. Aanpak Middels een vragenlijst waarin vaardigheden op het gebied van arbeidsprestaties, motoriek en arbeidshouding in kaart worden gebracht ontstaat een persoons- en werkprofiel. Ontwikkelaar en materiaal Ontwikkeld door Invra, zie ook: www.invra.nl
Utrecht, februari 2009 * Maatschappelijke participatie 15
3.12
Melba-profiel
Korte beschrijving De Melba-methode, Merkmale zur Eingliederung von Leistungsgewandelter un Behinderter in Arbeit, is een methode waarmee aan de ene kant de mogelijkheden van een persoon en aan de andere kant de eisen van een functie in kaart gebracht worden. Hiermee kan een re-integratiebedrijf een goed onderbouwd advies geven aan de deelnemers van een schakeltraject. Doelgroep Mensen met een beperking (van alle niveaus) die terug de arbeidsmarkt op willen Doel Mensen met een beperking helpen terug op de arbeidsmarkt te komen door inzicht te geven in een bij hun capaciteiten passende werkplek. Aanpak De methode brengt een competentieprofiel van een cliënt in kaart én een eisenprofiel van een functie. Door beide profielen met elkaar te vergelijken kan een re-integratiebedrijf een goed onderbouwd advies geven aan de deelnemers van een schakeltraject. Het competentieprofiel geeft competenties weer vanuit verschillende perspectieven, zowel cognitief als vanuit sociaal, uitvoerend, psychomotorisch en communicatief perspectief. De methode wordt gebruikt om een passende baan op de arbeidsmarkt te vinden voor de cliënt. Ontwikkelaar en materiaal De methode bestaat uit een handboek met definities van capaciteiten en eisen; software; een SL versie (Stark Leitungsbeeintrachtigten); en IDA (Instrumentarium zur Diagnostik von Arbeitsfahigkeiten).
3.13
Motiverende gespreksvoering
Korte beschrijving Motiverende gespreksvoering kan gezien worden als een ‘gespreksstijl’, gericht op het oplossen van motivatieproblemen voor positieve gedragsveranderingen. Doelgroep Mensen die willen veranderen, maar het lastig vinden om de beoogde veranderingen uit te voeren. Doel Het oplossen van individuele motivatieproblemen die positieve gedragsverandering verhinderen. Aanpak Ter uitvoering van de methode motiverende gesprekvoering vindt een reeks gesprekken plaats tussen hulpverlener en cliënt. Deze gesprekken richten zich allereerst op het veranderen van de motivatie van de cliënt, vervolgens wordt dieper ingegaan op het versterken van de betrokkenheid van de cliënt bij verandering en het opstellen van een concreet plan om de verandering te bewerkstelligen. De gesprekstechniek die wordt toegepast besteedt vooral aandacht aan het uitlokken van ‘verandertaal’ (woordgebruik naar verandering toe) en het verminderen van ‘weerstandstaal’ (woordgebruik van verandering af). Ontwikkelaar en materiaal De methode is ontwikkeld door de Amerikaanse psycholoog William Miller en de uit Wales afkomstige psycholoog Steven Rollnick. De methode is mede gebaseerd op principes van het cliëntgerichte perspectief van Carl Rogers en de door Prochaska en DiClemente ontwikkelde theorie over stadia van gedragsverandering.
Utrecht, februari 2009 * Maatschappelijke participatie 16
In de publicatie Wat werkt? van MOVISIE en het Trimbos-instituut is de methode Motiverende Gesprekvoering uitgebreid beschreven. Hierin is ook meer materiaal te vinden. Voor verschillende doelgroepen zijn verschillende protocollen van de methode beschikbaar. Zie: Peter Rensen, Silke van Arum en Radboud Engbersen (2008). Wat werkt? Een onderzoek naar de effectiviteit en de praktische bruikbaarheid van methoden in de vrouwenopvang en maatschappelijke opvang en opvang voor zwerfjongeren. Utrecht: MOVISIE/Trimbos-instituut Onderzoek Onder andere: Petterson, P.L. e.a. (2006) ‘Short-term effects of a brief motivational intervention to reduce alcohol and drug risk among homeless adolescents’. In: Psychology of addictive behaviors, 20, 3: 254-264. In de publicatie Wat werkt? van MOVISIE en het Trimbos-instituut wordt vermeld dat er ‘met name in Amerika, maar ook in andere landen, veel onderzoek is gedaan naar deze methode. Het gaat dan onder andere om RCT-onderzoeken. Deze onderzoeken zijn vervolgens bekeken in systematische reviews en meta-analytische reviews. In Nederland zijn recentelijk enkele onderzoeken gestart naar de effectiviteit van motiverende gespreksvoering; onder andere bij cannabisverslaving.
3.14
Supported employment
Korte beschrijving Methodiek voor het toeleiden van mensen richting een reguliere arbeidssituatie. Deze methodiek is oorspronkelijk ontwikkeld voor mensen met een verstandelijke handicap, maar wordt nu ook toegepast voor mensen met psychische beperkingen. De methodiek is ook bekend onder de naam Begeleid werken en ook de term jobcoaching wordt wel als synoniem gebruikt. Doel Iedereen in staat stellen te werken in een reguliere arbeidssituatie, al dan niet onder begeleiding, waardoor het mogelijk wordt aansluiting te vinden met de samenleving (Dankers e.a. 2007:15). Doelgroep Mensen met verstandelijke of psychische beperkingen. Aanpak De uitvoering van de methodiek Supported employment vindt op verschillende manieren plaats. Eén aanpak is dan ook niet te geven. Wel zijn door Dankers en Wilken (2007) een aantal uitgangspunten voor de aanpak geformuleerd: • snelle plaatsing op een werkplek (first place, then train); • training en begeleiding (zoveel mogelijk) op de werkplek; • intensieve en – indien noodzakelijk – langdurige ondersteuning; • begeleiding gericht op deelnemer en werkgever. Materiaal Coenen-Hanegraaf, M. e.a. (1998) Begeleid werken: theorie en methodiek van een individuele, vraaggerichte benadering. Utrecht: J. van Arkel Dankers, T. & Wilken, J.P. (2007) Arbeidsre-integratie bij mensen met psychische beperkingen Een overzicht van in Nederland gebruikte methoden. B.V. Uitgeverij SWP Amsterdam/Kenniscentrum Sociale Innovatie - Hogeschool Utrecht Onderzoek Onder andere: Peele, A.M.J. te e.a. ( 2007) Hoe effectief is Supported Employment, literatuurstudie naar de effectiviteit van supported employment. In: NTZ, 4 196-214.
Utrecht, februari 2009 * Maatschappelijke participatie 17
Cook, J. A., Leff, H. S., Blyler, C. R. e.a. (2005). Results of a multisite randomized trial of supported employment interventions for individuals with severe mental illness. In: Archives of general psychiatry, 62, 505-512. Michon, H. en van Weeghel, J. (2008). Rehabilitatie-onderzoek in Nederland, overzicht van onderzoek en synthese van bevindingen in de periode 2000-2007. Trimbos-instituut, Kenniscentrum rehabilitatie en ZonMw.
3.15
VrijBaan
Korte beschrijving VrijBaan richt zich op empowerment van arbeidsgehandicapten zodat zij zelf de regie kunnen nemen over hun re-integratie. Doelgroep Personen die door een arbeidshandicap een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Het betreft mensen die over het algemeen langer dan twee jaar werkloos zijn of jongeren die nog geen werkervaring hebben (Wajong).In het bijzonder gaat het om arbeidsgehandicapten die onvoldoende in staat zijn sturing te geven aan hun re-integratieproces. Doel Het versterken van de eigen regie van mensen met een arbeidshandicap ten aanzien van hun eigen reintegratieproces, o.a. in het kader van de IRO (individuele re-integratieovereenkomst) en PRB (persoonsgebonden re-integratiebudget). Het gaat met andere woorden om empowerment. De methode is erop gericht om iemands individuele empowerment te versterken en daarmee die persoon in staat te stellen om de regie te nemen in zijn re-integratietraject. Op voorhand zijn geen concrete uitstroomdoelstellingen geformuleerd. Aanpak Via een meetinstrument wordt de mate van empowerment van een persoon in kaart gebracht. Via een samenhangend geheel van leer- en trainingsmodules wordt vervolgens gericht gewerkt aan het versterken van de diverse empowermentbepalende componenten. Er zijn 180 oefeningen en opdrachten die samen zijn gebracht in een curriculum empowerment. Ontwikkelaar en materiaal VrijBaan wordt uitgevoerd door het REA-college. Meer informatie op www.vrijbaan.nl. Delen van deze methodebeschrijving staan ook beschreven op www.interventiesnaarwerk.nl.
3.16
Werk en aandacht
Korte beschrijving Werk en Aandacht is een methode waarin langdurig werkloze vrouwen in een leer-werktraject thuiszorg bieden aan eenzame ouderen, zodat beide doelgroepen weer meer betrokken raken bij de maatschappij. Doelgroep Langdurig werkloze vrouwen en ouderen die geïsoleerd dreigen te raken. Doel Het project kent twee doelen: enerzijds activering of arbeidstoeleiding van langdurig werkloze vrouwen, anderzijds het verminderen van eenzaamheid en isolement bij ouderen.
Utrecht, februari 2009 * Maatschappelijke participatie 18
Aanpak Langdurig werkloze vrouwen doen gedurende een half jaar lichte vormen van hulp- en dienstverlening uit bij eenzame ouderen met een laag inkomen. Parallel hieraan wordt hen een training geboden, waarin door middel van cognitieve herstructurering en ervaringsleer gewerkt wordt aan het verbeteren van het negatieve zelfbeeld en de lage verwachtingen ten aan zien van de eigen invloed op het leven. Ontwikkelaar en materiaal Kamperman, M., Tenhaeff, C. (1998). Werk en aandacht. Een methode voor de opheffing van armoede en uitsluiting onder vrouwen en ouderen in Amsterdam Utrecht: NIZW.
3.17
Werken aan perspectief voor daklozen
Korte beschrijving De methodiek Werken Aan Perspectief Voor Daklozen richt zich op sociale activering van daklozen. Doelgroep Daklozen Doel Verbetering van de perspectieven van daklozen op maatschappelijke participatie. Aanpak De methode kent een vierfasenaanpak: Fase 1: Kennismaking en oriëntatie op wensen en mogelijkheden Fase 2: Plan maken, waarbij wensen van de dakloze uitgangspunt zijn Fase 3: Uitvoering van plan: bemiddeling naar een activiteit, ondersteuning en regelen van nodige hulp op het gebied van zorg en welzijn Fase 4: Evaluatie en nazorg om uitval te voorkomen Ontwikkelaar en materiaal Werken Aan Perspectief Voor Daklozen is ontwikkeld in het kader van het project Werken aan perspectief, uitgevoerd door MOVISIE in de periode september 2004 tot september 2005. Er zijn in 2006 verschillende brochures gepubliceerd door het NIZW die kunnen worden gedownload op www.movisie.nl.
3.18
Workwise
Korte beschrijving De methode Workwise richt zich op jongeren tussen 12 en 23 jaar die geplaatst zijn in een jeugdinrichting. Middels het Workwise-traject, een samenwerkingsverband tussen alle Justitiële Inrichtingen en meerdere jeugdzorginstellingen, wordt een jongere op weg geholpen naar een plek in de samenleving. Tijdens het verblijf in de inrichting en erna wordt de jongere geholpen bij het volgen van een beroepsopleiding en bij het vinden en behouden van een passende baan. Tegelijkertijd richt Workwise zich op huisvesting, vrijetijdsbesteding en het opbouwen van een sociaal netwerk. Doelgroep Jongeren van 12 tot en met 23 jaar die geplaatst zijn in een jeugdinrichting en die langer dan drie weken moeten blijven. Doel Jongeren die in een instelling zijn geplaatst helpen bij het vinden en houden van een passende baan of beroepsopleiding.
Utrecht, februari 2009 * Maatschappelijke participatie 19
Aanpak Een gemiddeld Workwise-traject kent vier fasen: de intake en planvorming; fase ‘binnen’; fase overgang van ‘binnen’ naar ‘buiten’; en de fase ‘buiten’. In elke fase wordt gewerkt aan het vergroten van (arbeids)vaardigheden en het maken van (beroeps)keuzes. De jongeren worden geholpen bij het (gaan) volgen van een studie om zo een vakdiploma te halen. Ook worden jongeren ondersteund bij het zoeken naar en behoud van een stage of baan. Er wordt ook een nazorgplan opgesteld, waarin de begeleiding van de jongere is geregeld voor het moment dat de jongere vertrekt uit de instelling. De begeleiding is heel intensief en wordt op maat verzorgd door een Individueel Trajectbegeleider (ITB’er), die in dienst is van de instelling waar de jongere is geplaatst. De ITB’er maakt bij binnenkomst kennis met de jongere en volgt hem of haar gedurende het gehele traject, tot en met de nazorg. Daarnaast wordt nauw samengewerkt met scholen, werkgevers, gemeenten, reclassering en Bureau Jeugdzorg. Materiaal Beschrijving van Workwise is te vinden op de website: http://www.work-wise.nl Onderzoek Koster, A. & Hooren, R. van (2005). Deel 2. Kwaliteit van het programma Work-Wise. ’s Hertogenbosch: PSW.
Utrecht, februari 2009 * Maatschappelijke participatie 20
4
Groepsgerichte activeringsmethoden
Groepsgerichte activiteiten kunnen het functioneren van individuen verbeteren. Hierbij zijn twee aspecten aan de orde: de uitwisseling van ervaringen van ‘lotgenoten’ en de overdracht van kennis en informatie. Trainingen of cursussen zijn een variant op de groepsgerichte activiteiten. Hierin gaat het meer om een vast stramien van doelgerichte en planmatige inspanningen om competenties te ontwikkelen. In beide gevallen is de doelgroep een groep cliënten met min of meer gelijke kenmerken, waaronder soortgelijke hulpvragen en/of problematiek.
4.1
ABCD- (buurt)activering
Korte beschrijving De Asset-Based Community Development (ABCD)-benadering is een van oorsprong Amerikaanse methode die lokale talenten en vaardigheden in kaart brengt en deze mobiliseert om te werken aan vitale buurten. Deze methode onderscheidt zich doordat niet wordt gekeken naar problemen, maar naar kansen in een wijk. De ABCD-werkwijze is “asset-based”; individuen en groepen beschikken over capaciteiten die in dienst kunnen staan van de wijk. Doelgroep Bewoners van achterstandswijken. Doelstelling Leefbaarheid in achterstandswijken vergroten door sociaal kapitaal te stimuleren, activeren van buurtbewoners tot maatschappelijke participatie. Aanpak De methode legt nadruk op zelfredzaamheid en zelforganiserend vermogen van burgers. Door sociaal kapitaal in een wijk te stimuleren en in te zetten creëert de aanpak vitale en leefbare wijken. Burgers worden gezien als producenten van visies en projecten of als gelijkwaardige partner van (overheids)instellingen bij de ontwikkeling van de wijk. De regie ligt bij bewoners. Samenwerking is van essentieel belang in de ABCD-methode. De ABCD-methode is tevens gericht op vergroting van de economische, politieke, culturele en sociale macht van bewoners. Door voortdurend te bouwen aan relaties tussen bewoners, groepen en instellingen ontstaat een sociaal netwerk, van waaruit nieuwe initiatieven voor wijkontwikkeling ontstaan. Burgers raken meer betrokken bij de wijk en zien dat ze zelf iets voor de wijk kunnen doen. Zij zullen zich minder afhankelijk opstellen ten opzichte van de overheid. Materiaal Sprinkhuizen, A.,Tonkens, E. & Wild, J. de (2001). Wijken voor bewoners: Asset-Based Community Development in Nederland. Utrecht: NIZW en Verwey-Jonker Instituut.
4.2
Activeringscentra
Korte beschrijving Mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt worden gestimuleerd om onder begeleiding diensten aan te bieden of zinvolle klussen in de wijk uit te voeren op de terreinen schoon, heel, veilig, prettig en zorgzaam.
Utrecht, februari 2009 * Maatschappelijke participatie 21
Doelgroep Mensen die al langdurig afhankelijk zijn van een uitkering en mensen die op een andere manier in een achterstandssituatie verkeren (mensen die vallen tussen de SW en de huidige re-integratieprojecten van de WWB). Doel De doelgroep begeleiden naar activiteiten in de wijk door te focussen op persoonlijke kwaliteiten en kennis, waarmee zij een toegevoegde waarde worden voor de wijk waarin zij actief zijn en waarmee zij zo hun schijnbaar uitzichtloze situatie van isolatie en inactiviteit geleidelijk ontstijgen. Aanpak Een geselecteerde groep langdurig werklozen brengt middels interviews met buurtbewoners en andere werklozen wensen en capaciteiten in kaart. Op basis hiervan wordt een ondernemingsplan geschreven en een activeringscentrum opgestart. De geselecteerde groep werklozen gaat hier aan het werk als activeringsmedewerker. Het centrum levert diensten in de wijk die aansluiten bij wensen en behoeften die uit de interviews naar voren zijn gekomen. De diensten worden geleverd door andere langdurig werklozen en wijkbewoners in een achterstandssituatie. Zij worden gevolgd en gestimuleerd in hun ontwikkeling en stromen waar mogelijk door, om ruimte te maken voor anderen. Het activeringscentrum moet worden ingebed in de lokale infrastructuur van zorg-, welzijn- en andere dienstverlenende organisaties; met al deze organisaties wordt samengewerkt. Ontwikkelaar en materiaal Het project komt voort uit een IPW-subsidie van het ministerie van SZW. Er zijn pilots uitgevoerd in de gemeenten Alphen aan den Rijn, Almelo, Culemborg en Ede. Meer informatie is te vinden op: www.activeringscentra.nl Ludwig, D., Riksten, H. en Uyl, R. den (2008). Het maatschappelijk activeringscentrum. Handreiking. Amsterdam: Radar.
4.3
Bijspringer
Korte beschrijving De Bijspringermethode richt zich op het versterken van vrijwilligerswerk op lokaal niveau op basis van vijf kernprincipes (pijlers): outreachend, persoonlijk, flexibiliserend, in en door directe leefomgeving en professionele coördinatie. Binnen deze methode krijgt het versterken van vrijwilligerswerk op verschillende manieren gestalte, namelijk door: dorps- en wijkgerichte activiteiten, het betrekken van bijzondere groepen en ondersteuning van vrijwilligersorganisaties. Doelgroep Iedereen: zowel mensen met veel tijd als mensen met volle agenda’s, bijzondere doelgroepen enz. Doel Versterken van vrijwilligerswerk op lokaal niveau door het activeren van inwoners naar een vrijwilligersactiviteit. Aanpak Allereerst vindt er een uitgebreide oriëntatie plaats waarin kennis wordt gemaakt, inzicht verworven in de netwerken en samenwerking wordt aangegaan met een projectgroep en sleutelorganisaties en personen in dorp en wijk. Vervolgens worden alle volwassen inwoners gevraagd naar hun mogelijkheden, wensen en bereidheid om deel te nemen aan vrijwilligerswerk. Daarnaast wordt ook alle locale actieve organisaties gevraagd naar hun mogelijkheden, wensen en vacatures voor vrijwilligerswerk. Na deze inventarisatie wordt een Steunpunt voor Vrijwilligers opgezet. Eenieder die via de Bijspringermethode aan het werk wil, gaat samen met een begeleider op zoek naar een geschikte
Utrecht, februari 2009 * Maatschappelijke participatie 22
vrijwilligersbaan; de wens van de vrijwilliger staat hierbij centraal. Ook voor bijzondere groepen kan het Steunpunt een belangrijke rol vervullen. Ontwikkelaar en materiaal De Bijspringermethode is in 2000 ontwikkeld door Stichting Scala in de Friese plattelandsgemeente Oosterstellingwerf. De Bijspringermethode is vastgelegd in een viertal handboeken: www.scala-welzijn.nl/page-item-_vrijwilligerswerk%2Cbijspringer%2Cbij.handboeken_bijspr_meth.html
4.4
Skills
Korte beschrijving De Skills-methodiek helpt mensen zicht te krijgen op hun competenties en eigen kunnen. De trainingen zijn gericht op het versterken van effectief gedrag en oplossen van obstakels. Doelgroepen • Werkloze vrouwen/alleenstaande moeders in de bijstand met kinderen tot 5 jaar (zonder arbeidsplicht) en andere personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt • Langdurig werkloze bijstandsgerechtigden • Bijstandsgerechtigden met psychische klachten en/of ernstige psychosociale problemen Doel Skills bestaat uit vier trainingen: Jobs, Lifeskills, Workskills en Careerskills. Met name Jobs en Lifeskills passen binnen de afbakening van deze verkenning. De Jobs-training richt zich op het vergroten van de kansen op het vinden en kunnen behouden van betaald werk, door middel van het vergroten van sollicitatievaardigheden, bewustwording van competenties en onderkennen en aanpakken van mogelijke obstakels. De Lifeskills-training richt zich op het helpen van mensen in het vinden van richting voor de toekomst. Aanpak De trainingen richten zich enerzijds op werkzoekvaardigheden, anderzijds op coaching. Er worden oefeningen gedaan als leren denken als werkgever; informatie inwinnen bij een bedrijf; een sollicitatiegesprek voeren; gebruik maken van je netwerk, het schrijven van sollicitatiebrieven en het opstellen van een cv. De coaching focust op de mogelijkheden van de deelnemers. De trainers ondersteunen, begeleiden en moedigen aan. Zo wordt gewerkt aan inzicht in de eigen competenties en vergroting van het probleemoplossend vermogen. Ontwikkelaar en materiaal Skills is door de Universiteit van Michigan ontwikkeld en in Nederland geïntroduceerd door TNO Arbeid, meer informatie zie www.tno.nl/arbeid.
4.5
Talent geactiveerd
Korte beschrijving De methode Talent Geactiveerd richt zich op persoonlijke vorming in het perspectief van maatschappelijke participatie. Deze methode combineert een talentenanalyse met een groepsaanpak en een leervolgsysteem. Doelgroep Langdurig werklozen Doel Sociale activering via versterking van de goede eigenschappen en competenties van de deelnemers.
Utrecht, februari 2009 * Maatschappelijke participatie 23
Aanpak Deze methoden is opgebouwd uit een aantal fasen. Er wordt gestart met een intakegesprek en een talentenanalyse, bestaande uit verschillende tests en vragenlijsten, op basis waarvan de zorgverlener en deelnemer een ‘hulpvraag’ formuleren. Vervolgens stellen zorgverlener en deelnemer samen veranderingsdoelen op, waarbij de zorgverlener veel aandacht besteedt aan het achterhalen van de vraag achter de vraag. Erna volgt een groepsprogramma, waarin gewerkt wordt aan ieders persoonlijke veranderingsdoelen, aansluitend bij verschillende competentiegebieden. Deelnemers worden uitgenodigd en gestimuleerd maatschappelijk nuttige activiteiten te gaan ondernemen die aansluiten bij hun persoonlijke veranderingsdoelen. Competenties worden met name gezocht in: uitdrukkingsvaardigheden, psychosociale vaardigheden, motivatie en werkhouding, specifieke vereisten voor de gewenste werkzaamheden in de toekomst en vermogen tot zelfzorg. Ontwikkelaar en materiaal Uitvoerende organisatie: Ecosol Het handboek is te vinden op: http://www.ecosol.nl/downloads/talentgeactiveerd.pdf
4.6
Werk een zorg minder
Korte beschrijving Werk een zorg minder biedt langdurig werklozen met zorgproblemen de mogelijkheid om hiervoor al werkend een oplossing te vinden. Er wordt begonnen bij het vinden van werken en niet bij de zorgproblemen, zodat de werkloze de kans krijgt werkervaring op te doen, structuur te vinden en deel te nemen aan de samenleving. Hiertoe worden een leefgebiedenmatrix en competentiescan ingezet en is een lesmap ‘groepsgewijze empowerment’ voor trajectbegeleiders ontwikkeld. Doelgroep De methode is gericht op langdurig werklozen met psychosociale problemen en/of een grote afstand tot de arbeidsmarkt in een rusttraject. Doel Mensen met psychosociale problematiek weer in beweging krijgen en zorgen dat zij weer deelnemen aan de samenleving. Het uitgangspunt is dat iedereen op de juiste plek terechtkomt. Dit kan een SWbedrijf zijn, dan wel dagbesteding of de Ggz. Aanpak De methode bestaat uit twee fasen: contact- en motivatiefase en activeringsfase. In de eerste fase is het doel activeren en maatschappelijke participatie. In de tweede fase is het doel participatie door middel van maatschappelijk nuttig werk. In de eerste fase worden deelnemers losgemaakt van de thuissituatie en wordt, wanneer dit gelukt is, met hen in kaart gebracht welke acties er ondernomen kunnen worden. De deelnemers gaan meteen na de werving aan de slag in een werk- of activeringscentrum. Ze worden hierbij intensief begeleid. De tweede fase betekent een afbouw van zorg en opbouw van werk, nog steeds onder begeleiding. Via groepsgewijze empowerende bijeenkomsten worden onderlinge contacten en positief denken gestimuleerd. Tevens worden de bestaande werkgerelateerde competenties van de deelnemer in beeld gebracht. Ontwikkelaar en materiaal De methode is ontwikkeld door de Werkprojectengroep Groningen met Equal-subsidie van de Europese Unie. Op de website www.werkeenzorgminder.nl is informatie over het project te vinden. Tevens staat de methode beschreven op www.interventiesnaarwerk.nl.
Utrecht, februari 2009 * Maatschappelijke participatie 24
5
Omgevingsgerichte methoden
Naast methoden die gericht zijn op het individu of op een groep personen zijn er ook methoden die voorzieningen waarin individuen zouden kunnen participeren algemeen toegankelijk willen maken voor kwetsbare mensen. Dit kan bijvoorbeeld door het fysiek aanpassen van een ruimte of het creëren van begrip voor de specifieke doelgroep bij personeel en andere bezoekers van de voorziening. Onder deze noemer is een klein aantal methoden te noemen. Hieronder worden deze nader beschreven.
5.1
Drempelloos vrijwilligerswerk
Korte beschrijving Door middel van een begeleidingstraject op maat wordt ernaar gestreefd om vrijwilligerswerk beter toegankelijk te maken voor mensen met een lichamelijke functiebeperking. Doelgroep Mensen met een lichamelijke functiebeperking die vrijwilligerswerk willen doen Doel Vrijwilligerswerk toegankelijker maken voor mensen met een lichamelijke functiebeperking. Aanpak Aan de hand van een aantal stappen wordt de deelnemer begeleid op weg naar vrijwilligerswerk: een intake; zoeken naar vacatures; plaatsing; en nazorg. Hierbij is een belangrijk uitgangspunt dat de vraag van de deelnemer centraal staat en het te volgen traject en de tijdsduur worden aangepast aan de deelnemer. Tevens blijft de deelnemer zelf verantwoordelijk voor het proces en sluit de begeleider aan bij de zelfstandigheid van de deelnemer en zal deze zo nodig vergroting van zelfstandigheid stimuleren. De begeleider doet niet meer voor een deelnemer dan nodig is voor het vinden en uitvoeren van passend vrijwilligerswerk. Deze methode gaat uit van de gedachte dat mensen met een lichamelijke functiebeperking zo min mogelijk in een uitzonderingspositie moeten zitten. Materiaal Foolen, J., Hofman, E., Broenink, N. & Wilbrink, I. (2002). Drempelloos vrijwilligerswerk. Maatwerk voor mensen met een lichamelijke functiebeperking. Utrecht: NOV Publicaties.
5.2
Kwartiermaken
Korte beschrijving Bij Kwartiermaken gaat het om het organiseren van draagvlak in de betrokken organisatie of in samenlevingsverbanden (buurt of wijk) om een niche in een concrete situatie te ontwikkelen. Kwartiermaken is dan het ondersteunen van kwetsbare burgers in het aangaan van (nieuwe) verbindingen die als zinvol worden ervaren. Doelgroep Mensen met psychische of sociale beperkingen Doel Het doel van Kwartiermaken is om een maatschappelijk klimaat te bevorderen zodat mensen met psychische of sociale beperkingen naar eigen mogelijkheden en beperkingen kunnen functioneren. Aanpak De inzet van Kwartiermaken is uitsluiting tegengaan én mogelijkheden creëren voor mensen om nieuwe ervaringen op te doen in een sociale en maatschappelijke omgeving, nieuwe ervaringen zoals bedoeld
Utrecht, februari 2009 * Maatschappelijke participatie 25
in het concept van activerend burgerschap. De invalshoek is de rol van de samenleving versterken bij pogingen van mensen om het leven weer te hernemen. Daarvoor zijn initiatieven nodig die mensen onderling (bijvoorbeeld in een buurt) en mensen en organisaties bij elkaar brengen en die bemiddeling tot stand brengen tussen wensen en behoeften van cliënten en hun omgeving. Ontwikkelaar en materiaal Het begrip kwartiermaken is geïntroduceerd door Doortje Kal: Kal D. (2001). Kwartiermaken: werken aan ruimte voor mensen met een psychiatrische achtergrond. Amsterdam: Boom. Onderzoek Gerda Scholtens e.a. onderzochten een aantal projecten waar professionals zijn gaan kwartiermaken. De onderzochte projecten tonen verschillende voorbeelden hoe op methodische wijze aan draagvlak kan worden gewerkt. Scholtens, G. Tils, J. (2007). Acht keer kwartiermaken: een verkennend onderzoek naar de methodische aspecten van kwartiermaken. Amsterdam: SWP
5.3
Request
Korte beschrijving Request is een methode/project om een empowerende omgeving te creëren. Dit gebeurt door middel van het uitvoeren van een quick scan om te bekijken hoe beleid, procedures en processen de empowerment van een individu kunnen versterken. Doelgroep Organisaties die mensen die langdurig van de arbeidsmarkt zijn buitengesloten weer willen laten instromen. Doel Creëren van een empowerende omgeving om cliënten te helpen bij een terugkeer op de arbeidsmarkt. Aanpak Het meetinstrument, REQUEST Quick Scan, meet in hoeverre beleid, procedures en processen de empowerment van een individuele cliënt versterken. Het instrument geeft ook een terugkoppeling over de 'empowerende' kwaliteit van de interactie tussen professional en cliënt. Aansluitend op het meetinstrument biedt REQUEST een aantal intensieve ontwikkelingsmodules om organisaties in staat te stellen hun empowerende kwaliteit te versterken. Materiaal De Request Quickscan is beschikbaar. Daarnaast bestaan er ontwikkelingsmodulen, onderverdeeld in vier thema’s: • Empowerend handelen in een organisatie • Missie en cultuur • Eigen regie en HRM • Eigen regie en strategie Zie ook: www.request-vrijbaan.nl.
Utrecht, februari 2009 * Maatschappelijke participatie 26
5.4
Unlimited @ Work
Korte beschrijving De methodiek Unlimited@Work helpt vrijwilligerssteunpunten bij het bemiddelen en begeleiden van kwetsbare vrijwilligers, bijvoorbeeld mensen met een psychische beperking. Veel tips en handvatten zijn ook bruikbaar voor de bredere groep kwetsbare vrijwilligers. Doelgroep Vrijwilligers met een psychische beperking Doel Mensen met een psychische beperking de mogelijkheid geven vrijwilligerswerk te verrichten en hen hierin begeleiden en ondersteunen. Aanpak Allereerst maakt de bemiddelaar kennis met de GGZ-instellingen en het vrijwilligerswerkveld en andersom, zodat een overzicht verkregen wordt in lokale spelers in de GGZ-sector. Vervolgens worden vrijwilligersorganisaties ‘klaargestoomd’ om hen toegankelijk te maken voor vrijwilligers met een psychische beperking. Door middel van een intake met de vrijwilliger, krijgt de bemiddelaar inzicht in de wensen van de vrijwilliger en kan de bemiddelaar een passende werkplek zoeken en beide partijen aan elkaar voorstellen in een sollicitatiegesprek. De vrijwilliger wordt begeleid: de voortgang wordt bewaakt en gestimuleerd; er wordt gezorgd dat de vrijwilliger gemotiveerd blijft, en dat de ontwikkeling van competenties van de vrijwilliger gestimuleerd wordt. Evaluaties creëren momenten waarop de vrijwilliger reflecteren kan wat betreft werk, competenties en wensen. Ontwikkelaar en Materiaal Daru, S. & Sok, K. (2007). Un-limited@Work. Onbeperkt vrijwilligerswerk door mensen met een psychische beperking. Utrecht: MOVISIE.
Utrecht, februari 2009 * Maatschappelijke participatie 27
6
Eerste bevindingen
In dit hoofdstuk presenteren we de bevindingen naar aanleiding van deze verkenning naar methoden op het snijvlak van Wmo, Wwb en Wsw.
6.1
Methoden en maatwerk
De algemene indruk na afloop van deze verkenning is dat er ter bevordering van maatschappelijke participatie en het vergroten van arbeidsvaardigheden een breed palet werkwijzen is. De lijst van methoden in deze verkenning vormt een selectie van de werkwijzen die in de praktijk worden toegepast. Zoals uiteengezet in het voorwoord is deze verkenning bedoeld om uiteindelijk die methoden te vinden die voldoen aan een zekere onderbouwing. Met de groslijst in deze verkenning hebben we deze methoden breed in kaart gebracht. In het vervolgtraject zal worden bekeken of de methoden voldoen aan de criteria om ze in een nog te ontwikkelen databank van effectieve interventies te beschrijven. Daarbij is ook van belang hoe vaak methoden in de praktijk gebruikt worden. Dit zal getoetst worden door een enquête die verspreid wordt onder welzijnsinstellingen, re-integratiebureaus en sw-bedrijven. Van de methoden die in de databank worden geplaatst onderzoeken we of er iets bekend is over de effectiviteit. Daarbij kijken we niet alleen naar wetenschappelijk onderzoek, maar ook naar de ervaring van professionals en cliënten. Samenwerking met de praktijk is en blijft daarom noodzaak. In twee door MOVISIE georganiseerde bijeenkomsten (d.d. 8 en 9 december) zijn de gevonden methoden getoetst door experts uit de werelden van respectievelijk welzijn en re-integratie. Tijdens één van deze expertmeetings werd opgemerkt dat vanuit de sociale sector vaak kritiek wordt geuit op methodisch werken. Een van de redenen die hiervoor gegeven wordt ligt in de diversiteit van de doelgroep. Professionals geven aan dat standaardmethoden niet geschikt zijn voor het werken met individuen, omdat alle cliënten anders zijn. De vraag is of methoden en maatwerk elkaar bijten. In de praktijk is zichtbaar dat er een veelheid aan projecten en werkwijzen door organisaties wordt ontwikkeld. Hiermee proberen organisaties hun werkwijze toe te spitsen op de praktijk van hun cliënten en zo kwaliteit en maatwerk te leveren. Toch lijkt het erop dat in dit deel van de sociale sector meer methodisch wordt gewerkt dan in veel andere delen van de sector. In hoeverre de methoden eenduidig worden toegepast is hier niet onderzocht, maar er is zeker aandacht voor systematisch handelen om een doel te bereiken. De breedte van de afbakening, namelijk methoden gericht op maatschappelijk bijdragen en het vergroten van arbeidsvaardigheden, kan een reden zijn voor de grote hoeveelheid methoden die gevonden is. In het begin van deze verkenning is doormiddel van het participatiewiel de afbakening en de achterliggende gedachte daarvan geschetst. Hierin werd duidelijk dat individuen aan meerdere doelen tegelijk kunnen werken en dat hierbij meerdere methoden behulpzaam kunnen zijn. Dit verklaart de grote hoeveelheid aan ‘gereedschap’ die ingezet kan worden ten behoeve van het bereik van deze doelen.
6.2
Gevonden methoden
Individuele activeringsmethoden Uit deze verkenning wordt duidelijk dat er veel individuele activeringsmethoden bestaan. Bij het schrijven van deze verkenning hebben we de volgende soorten methoden onderscheiden:
Utrecht, februari 2009 * Maatschappelijke participatie 28
•
Methoden gericht op motivatie o Activerend huisbezoek o Activerend interview o Motiverende gespreksvoering
•
Sociale activering o Individuele vraaggerichte benadering o Activeren met Zorg o Werken aan perspectief voor daklozen
•
Methoden die vaardigheden of competenties in beeld brengen o EVC-procedure o Invra-arbeid o Melba-profiel o Diagnosemethode arbeidspotentieel
•
Supported Employment o Individuele rehabilitatiebenadering o Individuele trajectbemiddeling o Individual placement and support
•
Leerwerkstages o Werk en Aandacht
Dit onderscheid is gebruikt om in beeld te krijgen wat de verschillende methoden beogen. Er is een aantal overeenkomsten in de methoden te benoemen. De meeste methoden hebben cliëntgericht werken als belangrijkste uitgangspunt. Concreet houdt dit in dat de motivatie of het doel van de persoon uitgangspunt is. Een aantal methoden vult dit in door uitgebreide aandacht voor contactlegging en een aantal gesprekken om motivatie en doelen van de persoon helder te krijgen. Andere methoden vullen dit juist in door snelle plaatsing op een activiteit met daarnaast begeleiding op maat. Een ander belangrijk uitgangspunt is dat sociale contacten, leren en maatschappelijk actief zijn voor alle mensen van waarde is. Het welzijn van mensen is erbij gebaat als er een beroep op hen wordt gedaan en dat geldt ook voor mensen met beperkingen. Dit uitgangspunt staat haaks op het gevreesde ‘te veel pamperen of beschermen’ dat eerder zowel in de zorg als ook bij uitkeringsinstanties hoogtij vierde. Het derde element dat in vrijwel alle methoden terugkomt is bemiddeling naar passende activiteiten, of dat nu de start is of de uitkomst van een traject. Er is ook een aantal verschillen te benoemen. Een deel van de methoden benadrukt een gedegen voorbereidingstraject, bestaande uit motiverende gesprekken, assessment-achtige activiteiten, het werken aan belemmeringen en oriënterende activiteiten. Andere methoden gaan juist uit van zo snel mogelijke plaatsing op een activiteit, met ondersteuning en het werken aan vaardigheden en belemmeringen parallel aan de activiteit. Een ander punt van verschil is of er wel of niet expliciet gewerkt wordt aan leren en ontwikkeling. In activeringstrajecten wordt natuurlijk altijd geleerd, maar bij bepaalde methoden wordt expliciet aangegeven welke competenties of vaardigheden verder ontwikkeld moeten worden. Hier wordt dan aan gewerkt door bijvoorbeeld trainingen of het zoeken van activiteiten waarbij die specifieke vaardigheden geoefend kunnen worden.
Utrecht, februari 2009 * Maatschappelijke participatie 29
Een derde verschil is of er wel of geen nazorgactiviteiten worden verzorgd. Dat wil zeggen, of de begeleiding afgerond is zodra er een passende activiteit is gevonden of dat de begeleiding dan nog enige tijd doorloopt. De verschillen tussen de methoden zijn nauw verbonden met de verschillende fasen waarin een individu zich bevindt wanneer deze werkt aan het (opnieuw) participeren in de samenleving. Er is bijvoorbeeld een aantal methoden dat zich richt op het empoweren van de doelgroep, alvorens een stap te maken richting maatschappelijk bijdragen of het vergroten van arbeidsvaardigheden. Hierbij valt te denken aan de EVC-procedure, de Invra-methode en het Melba-profiel. Deze methoden zijn behulpzaam bij het verder concretiseren van de richting waarin een persoon zou willen participeren. In de paragraaf over de omschrijving van de doelgroepen van deze verkenning is al duidelijk gemaakt hoe divers deze is. De problematiek van degenen die maatschappelijk willen participeren is net zo veelzijdig. Ondersteuning kan dus op meerdere terreinen tegelijk of achtereenvolgens plaatsvinden. Methoden moeten dan gecombineerd worden. Denk aan een combinatie tussen een EVC-procedure en buurtgerichte sociale activering, waarin de deelnemers aan het activeringstraject tegelijkertijd kunnen werken aan het inzichtelijk maken van hun eigen competenties door middel van een EVC-procedure. In het verdere onderzoek naar methoden op het terrein van maatschappelijke participatie is het belangrijk ervan bewust te zijn dat één methode van activering nooit zal bestaan. De kunst is het combineren van verschillende methoden tot maatwerk. Juist bij het leveren van maatwerk is inzicht in de aard en de effectiviteit van verschillende interventies van belang. Groepsgerichte activeringsmethoden De methoden die we scharen onder de groepsgerichte activeringsmethoden, zijn veelal methoden waarin een combinatie gemaakt wordt tussen een individueel traject en een groepsaanpak. De methode Werk een Zorg Minder is daar een duidelijk voorbeeld van. Deelnemers worden individueel begeleid maar worden tevens in groepsbijeenkomsten in contact gebracht met andere deelnemers om ervaringen uit te wisselen en samen te werken aan hun empowerment. Ook in de activeringscentra en in de methode Talent geactiveerd wordt deze combinatie ingezet. Er valt over de plaatsing van deze methoden in deze verkenning te twisten. Ze zouden namelijk ook beschreven kunnen worden onder het hoofdstuk individuele activeringsmethoden. Er is voor gekozen de methoden onder dit hoofdstuk te plaatsen om zo hun unieke toevoeging aan de individuele activering het beste te tonen. In vervolgonderzoek zou kunnen worden onderzocht wat de toegevoegde waarde is van een dergelijk groepselement in de methode en op welke manier dit element bijdraagt aan de effectiviteit van de interventie. Als dit duidelijk is kan een groepselement wellicht aan meerdere individuele activeringsmethoden worden gekoppeld. Methoden waarin de buurt een rol speelt zijn ook opgenomen in dit subthema. Veelal is actief worden in de eigen buurt voor mensen de kleinste stap om weer te gaan participeren. Hoewel het hoofddoel van bijvoorbeeld ABCD-activering en de Bijspringermethode is om de leefbaarheid en vrijwillige inzet in een wijk of buurt te vergroten kan een nevendoel zijn om kwetsbare mensen te activeren hieraan mee te werken. Het is interessant te bekijken welke koppeling er mogelijk is tussen deze methoden en de individuele activeringsmethoden. Omgevingsgerichte methoden Er is een beperkt aantal methoden gevonden dat specifiek gericht is op de omgeving. Kwartiermaken en Request zijn twee methoden die insteken op de omgeving waarin het individu zal gaan participeren. Met name Kwartiermaken is een methode die momenteel sterk in ontwikkeling is. Ook in andere methoden is
Utrecht, februari 2009 * Maatschappelijke participatie 30
het aspect omgeving een punt van aandacht, zoals de methode Unlimited@work. Deze op vrijwilligersorganisaties gerichte methode probeert ruimte en ondersteuning te creëren voor kwetsbaren om in het vrijwilligerswerk hun steentje bij te kunnen dragen. In vervolgonderzoek kan worden gekeken welke elementen in bovenstaande methoden maken dat voorzieningen daadwerkelijk toegankelijk zijn voor kwetsbare mensen. Deze inzichten kunnen helpen bij het verder vormgeven van participatievoorzieningen voor kwetsbare mensen.
6.3
Gebruik en effectiviteit
Momenteel hebben we nog geen inzicht in het gebruik van de methoden in het veld. De komende maanden zal een enquête uitgezet worden onder welzijnsinstellingen, re-integratiebureaus en sociale werkvoorzieningen. In deze enquête wordt gepeild welke methoden in de praktijk gebruikt worden. Uit deze verkenning blijkt dat methoden uit het cluster Supported employment erg goed beschreven zijn. Hoewel deze methoden dieper gaan dan het bevorderen van maatschappelijk bijdragen en het vergroten van de arbeidsvaardigheden (afbakening van deze verkenning), zijn deze methoden wel opgenomen in het overzicht en bieden ze nieuwe inzichten. Door deze methodebeschrijvingen wordt zichtbaar dat de GGZ-sector voorop loopt in het ontwikkelen van evidence based methoden. In de expertmeetings werd aangegeven dat de welzijnssector wellicht profijt kan trekken uit de ervaringen die reeds in de GGZ-sector zijn opgedaan. De methode Individual Placement and Support (IPS) is bijvoorbeeld in meerdere studies onderzocht op effectiviteit en maakt als effectieve interventie onderdeel uit van de Multidisciplinaire Richtlijn Schizofrenie (Korevaar en Droës, 2008:214). Vanuit de expertmeeting is aangegeven dat een interessant thema voor vervolgonderzoek kan zijn in hoeverre de goed uitgewerkte Ggz-methoden toegepast zouden kunnen worden voor andere doelgroepen. In deze verkenning is een beeld geschetst van de methoden op het snijvlak van Wmo, Wwb en Wsw. In de komende jaren zal verder onderzoek op dit terrein plaatsvinden om zo inzicht in de effectiviteit van interventies in de sociale sector te vergroten.
Utrecht, februari 2009 * Maatschappelijke participatie 31
7
Literatuur
Korevaar, L. en Droës, J. (2008). Handboek rehabilitatie voor zorg en welzijn. Bussum: Coutinho. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (2007). Actieprogramma Iedereen doet mee. Den Haag: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Utrecht, februari 2009 * Maatschappelijke participatie 32
Bijlage: Expertmeetings
Expertmeeting 1: Maatschappelijke participatie kwetsbare mensen - 8 december 2008 Deelnemers Cora Brink MOVISIE Peter Brouwer TNO Arbeid Frans Coenen Combo Bert Doek Raad voor Werk en Inkomen Sietze Henstra IVIO Groep Hans van Iersel Alexander Calder Re-integratie Jan de Koning Request Vrijbaan Peter Rensen, dagvoorzitter MOVISIE Marjoke Verschelling MOVISIE
Expertmeeting 2: Maatschappelijke participatie kwetsbare mensen - 9 december 2008 Deelnemers Cora Brink MOVISIE Heleen van Deur, dagvoorzitter MOVISIE Maarten Davelaar Verwey-Jonker Instituut Roelof Hortulanus LESI Rob Lammerts Verwey-Jonker Instituut Paul Ongenae VGN Henk Spies Buro 10 Rogier den Uyl Radar Peter Wesdorp WhatWorks Erik van Zoonen MEE
Utrecht, februari 2009 * Maatschappelijke participatie 33