www.edusom.nl
Opstartlessen
Lesbrief 6. Gezondheid Wat leert u in deze les?
Praten met de dokter.
Zinnen maken.
Zeggen dat iets niet zo is.
Veel succes!
Deze les is ontwikkeld in opdracht van: Gemeente Den Haag en DWI Amsterdam
HET GESPREK Opdracht 1. Lees het gesprek. U kunt het gesprek ook beluisteren via http://www.edusom.nl en www.stationnederlands.nl. HET GESPREK DEEL 1
Asha Yunis komt bij de dokter. Waar heeft Asha pijn? Dokter: Asha: Dokter: Asha: Dokter: Asha: Dokter: Asha: Dokter:
Asha: Dokter: Asha: Dokter: Asha: Dokter:
Goedemorgen, mevrouw Yunis. Wat kan ik voor u doen? Goedemorgen, dokter. Ik heb zo’n pijn in mijn keel. En hoe lang heeft u al pijn in uw keel? Al twee weken. Dan wil ik graag even in uw keel kijken. Tja, uw keel is erg rood. Heeft u ook koorts? Ja, ik heb koorts. En ik ben steeds heel moe. U heeft keelontsteking. U krijgt medicijnen van mij. U moet de medicijnen één week slikken. Drie keer per dag. Drie keer per dag, dat is goed. En word ik dan weer beter? [Lacht] Ja hoor, dan wordt u weer beter. Kijk, hier is een recept. U gaat naar de apotheek. Daar krijgt u de medicijnen. U slikt ze driemaal daags, een hele week. Een hele week… En u moet alle pillen slikken, allemaal. Tot ze op zijn. Ja. Maar als u volgende week niet beter bent, moet u even terugkomen. Dat is goed. Dank u. Dag, dokter. Dag, beterschap!
Les 6 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
2
DE WOORDEN Opdracht 2. Lees de woorden. Zoek deze woorden op in het gesprek op pagina 2. Zet er een streep onder. U kunt de woorden ook beluisteren via http://www.edusom.nl de pijn Als je pijn hebt, dan heb je een slecht gevoel in je lichaam. Je zegt: AU! Voorbeeld: Au! Dat doet heel veel pijn! de keel Je keel zit tussen je hoofd en je borst. Je eten gaat door je keel. Voorbeeld: Ik heb pijn in mijn keel als ik eet of drink. de ontsteking Als je een ontsteking aan je oor hebt, dan ben je ziek. Je oor is warm en dik. Voorbeeld: Ik heb een oorontsteking. Mijn oor doet veel pijn. de koorts Als je koorts hebt, dan ben je ziek. Je voelt je heel warm en je voelt je ziek. Voorbeeld: Mijn dochter is heel erg ziek. Ze heeft al drie dagen 39 graden koorts. het medicijn Een medicijn helpt als je ziek bent. Je haalt medicijnen bij de apotheek. Voorbeeld: Mijn dochter was erg ziek, maar door de medicijnen was ze snel weer beter. slikken Als je een medicijn slikt, gaat het door je keel naar binnen. Voorbeeld: Deze medicijnen moet u elke dag slikken. terugkomen Als je bij de dokter moet terugkomen, dan moet je nog een keer naar de dokter komen. Voorbeeld: “Wanneer moet ik terugkomen, dokter?” “Kom volgende week maandag maar terug.”
Tip woorden leren Leer woorden in een zin, dan onthoud je ze beter! Ik heb pijn in mijn keel.
Les 6 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
3
VRAGEN BIJ HET GESPREK Opdracht 3. Is de zin goed of fout? Zet een kruisje. Goed
Fout
1. Asha heeft al twee weken keelpijn. 2. Asha moet twee weken medicijnen slikken. 3. Asha moet drie keer per week de medicijnen slikken. 4. Als Asha ziek blijft, dan moet ze over één week terugkomen.
Bekijk de antwoorden op p. 22.
Les 6 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
4
HET GESPREK Opdracht 4. Lees het gesprek. U kunt het gesprek ook beluisteren via http://www.edusom.nl en www.stationnederlands.nl. HET GESPREK DEEL 2
Asha Yunis gaat naar huis. Bij haar huis ziet ze de buurman. Ziet de buurman dat Asha ziek is? Buurman: Asha: Buurman: Asha: Buurman: Asha: Buurman: Asha: Buurman: Asha: Buurman: Asha: Buurman:
Ben je ziek? Je ziet zo wit! Ja, ik voel me niet lekker. Ik heb keelpijn en ik heb koorts. Ben je al bij de dokter geweest? Ja, ik ben vanmorgen bij de dokter geweest. Ik heb medicijnen gekregen. O ja. Volgende week ben ik weer beter, zei de dokter. Gelukkig. Kan ik iets voor je doen? Nee, het gaat wel hoor. Dank je wel. Nou beterschap dan. Dank je wel. Rust maar lekker uit. Zal ik doen. Dag. Dag.
Les 6 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
5
DE WOORDEN Opdracht 5. Lees de woorden. Zoek deze woorden op in het gesprek op pagina 5. Zet er een streep onder. U kunt de woorden ook beluisteren via http://www.edusom.nl zich niet lekker voelen Als je je niet lekker voelt, dan ben je een beetje ziek. Voorbeeld: Ik voel me niet zo lekker vandaag. Ik blijf maar in bed. Kan ik iets voor je doen? Je zegt: “Kan ik iets voor je doen?” als je een ander wilt helpen. Voorbeeld: “Kan ik iets voor je doen?” “O ja! Kun je misschien even boodschappen voor me doen?” beterschap! Je zegt beterschap! tegen iemand die ziek is. Je zegt dat je hoopt dat hij snel weer beter is. Voorbeeld: Ik wens je van harte beterschap! Word maar gauw weer beter! uitrusten Als je uitrust, dan ga je rustig zitten of liggen. Je gaat uitrusten als je een beetje moe of ziek bent. Voorbeeld: Ik moet echt een beetje uitrusten vandaag. Ik ben steeds zo moe.
Kan ik iets voor je doen?
Kan ik iets voor je doen?
Kan ik iets voor je doen?
Kan ik iets voor je doen?
Ja, wil je me helpen met deze bank? Ja, wil je me helpen om boven te komen?
Ja, wil je me helpen om een brief te schrijven?
Ja, wil je me helpen om over te steken?
Les 6 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
6
VRAGEN BIJ HET GESPREK Opdracht 6. Schrijf het goede antwoord op. 1. Is de buurman ziek? …………………………………………………………………………………………
2. Wanneer is Asha bij de dokter geweest? …………………………………………………………………………………………
3. Wat heeft Asha van de dokter gekregen? …………………………………………………………………………………………
4. Wanneer is Asha waarschijnlijk weer beter? …………………………………………………………………………………………
5. Wat kan de buurman voor Asha doen? …………………………………………………………………………………………
Bekijk de antwoorden op p. 22. Les 6 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
7
Opdracht 7. Samenvatting Schrijf in vijf zinnen op waar het gesprek over gaat. Let op: schrijf dus alleen het belangrijkste op!
………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
Bekijk de antwoorden op p. 22. Les 6 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
8
OEFENING Opdracht 8. Wat is gezond? Sommige dingen zijn gezond. Die dingen zijn goed voor je. Sporten en gezond eten zijn bijvoorbeeld goed voor je. Andere dingen zijn niet gezond, die dingen zijn slecht voor je. Niet bewegen, roken en slecht eten zijn bijvoorbeeld slecht voor je. Schrijf onder elk plaatje. “Dit is gezond” of “Dit is ongezond”. Kijk naar het voorbeeld. Voorbeeld:
Dit is gezond!
1. …………………………………
2. …………………………………
Les 6 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
9
3. …………………………………
4. …………………………………
5. …………………………………
6. …………………………………
7. …………………………………
8. …………………………………
WAT IS GEZOND??? LEEFT U GEZOND???
Bekijk de antwoorden op p. 22. Les 6 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
10
DE WOORDEN Opdracht 9. Vul de goede woorden in. Welke woorden moeten op de …………? Kies uit de volgende woorden: Pijn, ontsteking, medicijnen, koorts, slikken, terugkomen, uitrusten. Let op! U mag alle woorden maar één keer gebruiken. Sandra is thuis. Ze voelt zich niet lekker.
Ik ben ziek. Ik voel me echt niet lekker. Ik heb het ook zo warm. Ik denk dat ik (1) …………………… heb. Ik ga naar de dokter want mijn keel doet ook heel erg veel (2) ……………………. Vooral als ik probeer te (3) …………………… doet het zo’n zeer.
Bij de dokter.
Sandra:
Goedemiddag dokter, ik ben ziek. Mijn keel is warm en dik en doet heel veel pijn. Ik denk dat ik een (4) …………………… heb.
Dokter:
Even kijken… Ja dat klopt! Ik ga u (5) …………………… geven. Die kunt u bij de apotheek ophalen vanmiddag. U moet ook proberen om veel te slapen. Als u ziek bent, moet u goed (6) ……………………. Als u over een week nog niet beter bent, dan moet u even (7)…………………….
Bekijk de antwoorden op p. 22. Les 6 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
11
SPREKEN Opdracht 10. Wat kunt u zeggen? ‘Niet en geen’. Soms zeg je het woord ‘niet’ en soms het woord ‘geen’. We oefenen eerst met ‘geen’. Geef antwoord op de vraag. Kijk naar het voorbeeld. Voorbeeld: Doet dit pijn? Nee, dat doet geen pijn. Lees de antwoorden en praat mee! Doet uw arm pijn? Nee, mijn arm doet geen pijn. Doet uw been pijn? Nee, mijn been doet geen pijn. Doet uw knie pijn? Nee, mijn knie doet geen pijn. Doet uw keel pijn? Nee, mijn keel doet geen pijn. Doet uw hand pijn? Nee, mijn hand doet geen pijn. Doet uw rug pijn? Nee, mijn rug doet geen pijn. Nu gaan we oefenen met ‘niet. Kijk naar het voorbeeld. Voorbeeld: Hoort u dit? Nee, dat hoor ik niet. Lees de antwoorden en praat mee! Hoort u dit? Nee, dat hoor ik niet. Ziet u dit? Nee, dat zie ik niet. Les 6 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
12
Voelt u dit? Nee, dat voel ik niet. Begrijpt u dit? Nee, dat begrijp ik niet. Weet u dit? Nee, dat weet ik niet.
Nu u! Geef antwoord op de vragen. Spreek hardop voor uzelf. Doet uw arm pijn? … Doet uw been pijn? … Doet uw knie pijn? … Doet uw keel pijn? … Doet uw rug pijn? … Hoort u dit? … Ziet u dit? … Voelt u dit? … Weet u dit? …
Les 6 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
13
OEFENING Opdracht 11. Beterschap! Als iemand ziek is dan wens je die persoon beterschap. Je hoopt dat die persoon snel weer beter wordt. Je kan iemand een kaart sturen om hem beterschap te wensen. Welke kaarten zijn beterschapskaarten? Zet een kruisje bij voor de goede kaarten.
Bekijk de antwoorden op p. 23. Les 6 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
14
OEFENING Opdracht 12. Niet en geen. Als iets niet zo is, dan zeg je niet of geen. U heeft dit geleerd bij opdracht 9. Nu gaan we ermee oefenen. Vul in: niet of geen. Kijk naar het voorbeeld. Voorbeeld: Doet uw knie pijn? Nee, mijn knie doet geen pijn. Nu u! Vul het goede woord in. 1. Doet uw keel pijn? Nee, mijn knie doet …………………… pijn. 2. Hoort u dit? Nee, dit hoor ik …………………….
3. Ziet u dit? Nee, dit zie ik …………………….
4. Vindt u dit leuk? Nee, dit vind ik ……………………. leuk.
5. Vindt u dit een mooi huis? Nee, dit vind ik ……………………. mooi huis.
6. Heeft u er zin in? Nee, ik heb er ……………………. zin in.
7. Kunt u dit voor mij doen? Nee, dat kan ik ……………………. voor u doen.
8. Geeft u een feest? Nee, ik geef ……………………. feest.
Bekijk de antwoorden op p. 23. Les 6 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
15
ZINNEN MAKEN Opdracht 13. Maak een goede zin! De zinnen zijn in stukken gedeeld. Zet de stukken van de zin in de goede volgorde. Kijk naar het voorbeeld. Voorbeeld: ik
iets
voor je doen?
Kan
Kan ik iets voor je doen? Nu u! Schrijf de goede zin op de …………!
1.
Ik
niet zo lekker.
me
voel
…………………………………………………………………………………………
2.
wens
Ik
veel beterschap.
je
…………………………………………………………………………………………
3.
Hij
moet
slikken.
medicijnen
…………………………………………………………………………………………
4.
maar
Rust
lekker
uit.
…………………………………………………………………………………………
Bekijk de antwoorden op p. 23. Les 6 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
16
SPREKEN Meepraten U kunt ‘Meepraten’ beluisteren via http://www.edusom.nl Doe samen met uw taalvriend de spreekopdrachten. Lees samen. De een leest A, de ander B. Vraag uw taalvriend ook of u de woorden goed heeft uitgesproken.
Opdracht 14. Lees samen met uw taalvriend.
A: A:
Ik heb hier pijn. Ik heb hier pijn. B: B:
A: A:
Hier in mijn rug. Hier in mijn rug. B: B:
A: A;
Op deze plek? Op deze plek?
Ja, daar! Daar waar u drukt. Ja, daar! Daar waar u drukt. B: B:
A: A:
Waar in uw rug? Waar in uw rug?
Hier onderaan. Hier onderaan. B: B:
A; A:
Waar heeft u pijn? Waar heeft u pijn?
O, dan druk ik daar maar niet. (lachend) O, dan druk ik daar maar niet.
Nee, doet u dat maar niet! (lacht) Nee, doet u dat maar niet!
Les 6 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
17
LEZEN Opdracht 15. Lees. DE INFORMATIE
Gezondheid! Als je problemen hebt met je gezondheid ga je naar de huisarts. De huisarts wordt ook vaak ‘de dokter’ genoemd. Iedereen in Nederland heeft een huisarts. De huisarts is een arts bij jou in de buurt die veel algemene kennis heeft over gezondheid en ziekte. Als je vragen over je gezondheid hebt, kun je bellen met de huisarts. Je krijgt dan eerst de assistente aan de telefoon. Zij stelt een paar vragen. Bijvoorbeeld: Wat zijn precies de klachten? Hoe lang hebt u de klachten al? Heeft u koorts?. De assistente kan een afspraak met de huisarts voor je maken. Ben je niet te ziek om naar de huisarts toe te gaan? Dan kom je op de afgesproken tijd op het spreekuur van de huisarts. Je vertelt wat de klacht is en de huisarts onderzoekt je. Daarna geeft de dokter je advies, of je krijgt een recept mee voor medicijnen. Die kun je dan bij de apotheek ophalen. Ook kan de huisarts je doorverwijzen naar een specialist. Bijvoorbeeld: een oogarts of een KNO-arts (een keel-, neus-, oorarts). Als je heel ziek bent, kan de huisarts ook bij jou op huisbezoek komen. Maar dan moet je wel heel ziek zijn, anders doet hij het niet. En als je direct een dokter nodig hebt, dan bel je natuurlijk 112! Dan komt er zo nodig een ambulance om je naar het ziekenhuis te brengen.
??
VRAAG VAN DE LES
??
“Welke klachten horen bij een keelontsteking?”
Les 6 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
18
TIP VAN DE WEEK 1 Als u naar de dokter gaat is het belangrijk dat de dokter snapt waar uw probleem is. U moet goed kunnen uitleggen waar u last van heeft. Probeer thuis op te schrijven: -
Waar u pijn / last heeft, Wanneer dat zo is (altijd, alleen ’s ochtend, alleen als u beweegt), Wanneer de pijn begonnen is, En of de pijn erger wordt.
Neem het briefje mee naar de dokter. Dit kan u helpen om uw klacht goed uit te leggen.
TIP VAN DE WEEK 2 Een goede gezondheid is heel belangrijk. Als u gezond bent, hoeft u niet vaak naar de dokter. Eet gezond, eet veel groenten en fruit en beweeg elke dag 30 minuten.
TIP VAN DE WEEK 3 Op www.etv.nl kunt u nog meer informatie vinden over gezondheid. Er zijn veel filmpjes over gezondheid en de zorg in Nederland. Bekijk de afleveringen ‘Bij de huisarts 1 en 2’ van het programma ‘Dag Dokter’.
Les 6 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
19
PRAKTIJK Opdracht 16. Kijk in de praktijk. PRAKTIJKOPDRACHT De opdracht bij deze les is: “Schrijf de gegevens van uw huisarts op en doe deze in uw portemonnee”. Als u de gegevens van uw huisarts in uw portemonnee heeft dan kunt u altijd bellen als er iets is. -
Wat is het adres van uw huisarts? Wat is het telefoonnummer? Wanneer is het spreekuur van uw huisarts? Wat doe je als de huisarts vrij is?
GRAP VAN DE WEEK
Halfdoof Er komt een man bij de dokter en zegt tegen de dokter: "Dokter ik ben half doof." De dokter zegt: "Dat kan niet, of je bent doof of je bent niet doof." De man zegt: "Maar ik ben echt half doof." Dokter: "Oke, ga dan maar eens bij de deur staan en zeg mij na." Dokter: “10.” De man: “5.” Dokter: “8.” De man: “4.”
Les 6 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
20
HOE GAAT HET? Opdracht 17. Kent u de woorden? Kruis aan.
De pijn De keel De ontsteking De koorts Het medicijn Slikken Terugkomen Zich niet lekker voelen Kan ik iets voor je doen? Beterschap Uitrusten
Opdracht 18. Kunt u het in het Nederlands? Deze les ging over gezondheid. U heeft geleerd om zinnen te maken en om te zeggen dat iets niet zo is. U heeft ook geleerd om te praten met de dokter. En u? Kunt u nu zinnen maken? En kunt u zeggen dat iets niet zo is? En kunt u praten met de dokter? Kunt u dat nu goed? Of een beetje? Of nog niet zo goed? Schrijf het op. Zet een kruisje.
Goed
Gaat wel
Niet zo goed...
Ik kan zinnen maken.
Ik kan zeggen dat iets niet zo is.
Ik kan praten met de dokter.
Les 6 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
21
ANTWOORDBLAD Opdracht 3. 1. Goed. 2. Fout, Asha moet de medicijnen één week slikken. 3. Fout, Asha moet de medicijnen drie keer per dag slikken. 4. Goed. Opdracht 6. 1. Nee. 2. Vanmorgen. 3. Medicijnen. 4. Volgende week. 5. Niet. Opdracht 7. Let op! Dit is een samenvatting. Hierin staan de belangrijkste dingen. Uw zinnen kunnen anders zijn. Asha gaat naar de dokter. Ze heeft al twee weken keelpijn. Asha heeft keelontsteking. De dokter geeft Asha een recept. Ze moet drie keer per dag medicijnen innemen. Dan wordt Asha weer beter. Als Asha over een week niet beter is, dan moet ze terug naar de dokter. Asha praat met haar buurvrouw. De buurvrouw vraagt of Asha ziek is. Asha zegt dat ze ziek is en dat ze vanmorgen bij de dokter is geweest. De buurvrouw kan niets voor Asha doen. Ze zegt dat Asha moet uitrusten. Dat zal Asha doen. Opdracht 8. 1. Dit is gezond. 2. Dit is ongezond. 3. Dit is gezond. 4. Dit is ongezond. 5. Dit is ongezond. 6. Dit is ongezond. 7. Dit is gezond. 8. Dit is gezond. Opdracht 9. 1. Koorts 2. Pijn 3. Slikken 4. Ontsteking 5. Medicijnen 6. Uitrusten 7. Terugkomen
Les 6 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
22
Opdracht 11.
Opdracht 12. 1. Nee, mijn knie doet geen pijn. 2. Nee, dit hoor ik niet. 3. Nee, dit zie ik niet. 4. Nee, dit vind ik niet leuk. 5. Nee, dit vind ik geen mooi huis. 6. Nee, ik heb er geen zin in. 7. Nee, dat doe ik niet. 8. Nee, ik geef geen feest. Opdracht 13. 1. Ik voel me niet zo lekker. 2. Ik wens je veel beterschap. 3. Hij moet medicijnen slikken. 4. Rust maar lekker uit. Vraag van de les: “Hoesten, keelpijn, koorts en moeheid.”
Les 6 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
23
OEFENEN VOOR HET INBURGERINGEXAMEN
Deze les over eten en iemand uitnodigen om te eten past in het thema’s gezondheid van KNS van het Inburgeringexamen.
OEFENEN VOOR HET EXAMEN LUISTEREN Luister naar het gesprek van de les. Luister via http://www.edusom.nl en / of via www.stationnederlands.nl. Maak daarbij de vragen van opdrachten 3 en 6 en maak de oefeningen van Station Nederlands.
OEFENEN VOOR HET EXAMEN SPREKEN Zoek een taalvriend, iemand die goed Nederlands spreekt. Doe de opdrachten 10 en 14 uit deze les met uw taalvriend.
OEFENEN VOOR HET EXAMEN SCHRIJVEN Bespreek de opdrachten 6, 7 en 11 uit deze les met uw taalvriend. Ook kunt u oefenen met de extra opdrachten.
OEFENEN VOOR HET EXAMEN LEZEN Voor het examen Lezen kunt u oefenen met de opdrachten 3 en 6 bij de tekst van de gesprekken uit deze les. Ook kunt u oefenen met de extra opdrachten.
Kijk voor meer informatie over het inburgeringexamen op: http://www.inburgeren.nl/inburgeraar/examen/examen.asp Maak de voorbeeldexamens. Beginnersles 42 van Station Nederlands gaat ook over het examen.
Les 6 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
24
Extra Opdracht 1. Leesopdracht Lees de tekst van de folder en beantwoord de vragen. 1. Wat is de titel van deze tekst? a. Hoesten. b. Symptomen. c. Tips tegen verkoudheid. 2. Waar gaat de tekst over? a. Wat je kunt doen tegen verkoudheid. b. Waar je medicijnen tegen verkoudheid kunt kopen. c. Tips voor als je het koud hebt.
3. Wat zijn onder andere symptomen van verkoudheid? a. Papieren zakdoekjes, keelsnoepjes, enzovoort. b. Keelpijn, hoesten , hoofdpijn, enzovoort. c. Neusdruppels, neusspray, enzovoort.
Les 6 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
25
Tips tegen verkoudheid Verkoudheid is een onschuldige ziekte die vanzelf overgaat. Toch kan het erg vervelend zijn. Je hebt voortdurend een loopneus of bent aan het hoesten. Het kan je uit je slaap houden, waardoor je overdag weinig energie hebt. Symptomen verkoudheid Verkoudheid heeft de volgende symptomen:
Keelpijn Hoesten Hoofdpijn Verstopte neus Oorpijn Tranende ogen Verlies van smaak en reuk
Verkoudheid voorkomen Je kunt zelf geen dingen doen om verkoudheid te voorkomen. Wel kun je het besmettingsgevaar beperken. Gooi papieren zakdoekjes na eenmalig gebruik weg, houd je hand voor de mond bij hoesten om besmetting te voorkomen. Zorg voor goede voeding, ook al is je eetlust misschien verminderd. Wat kun je doen tegen verkoudheid? Hoesten Als je last hebt van hoesten, kun je hoestdrankjes slikken. Deze werken echter niet altijd goed. Snuit niet te krachtig, dan wordt het neusslijmvlies geprikkeld, waardoor slijm in de oren of in de voorhoofdsholten komt. Keelpijn Keelsnoepjes en keelpastilles kunnen de keelpijn verzachten. Met name zuigtabletten zijn een aanrader tegen keelpijn. Tegen pijn en koorts kun je een pijnstiller innemen. Voor keelpijn is het ook aan te raden om te gorgelen met zout water. Maar de pijn kan ook verminderen door koude dranken of het eten van een waterijsje. Verder helpt gemberthee ook. Verstopte neus Neusdruppels en neusspray helpen tegen een verstopte neus, maar ze mogen niet langer dan vijf dagen achtereen worden gebruikt, omdat ze blijvende schade aan het neusslijmvlieg kunnen veroorzaken. Als er meerdere gezinsleden verkouden zijn, moet je voor elk gezinslid een apart flesjes neusspray gebruiken. Bron: http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/ziekten/59529-tips-tegen-verkoudheid.html
Les 6 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
26
Extra Opdracht 2. Schrijfopdracht Als iemand ziek is, kun je een kaart sturen om beterschap te wensen. Een goede vriend is ziek. Stuur de vriend een kaart. Op de kaart schrijf je: - Een aanhef, bijvoorbeeld: ‘lieve Ton’, ‘beste Kees’, - Een wens voor de vriend, - Een afsluiting, bijvoorbeeld: Beterschap. Let op het gebruik van hoofdletters en punten.
---------------------------------
Kerkstraat 18 2319 DL Groningen Nederland
Les 6 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
27
OEFENEN VOOR HET EXAMEN KNS Kijk naar films van ETV. Extra Opdracht 3. Bekijk de film over gezondheid van het programma ‘De taalklas’ op http://www.etv.nl/index.cfm?act=programma.speel&flm=&pid=71&aid=136
Extra Opdracht 4. 1. Wat kan de dokter vragen? Kruis het goede antwoord aan. Wat scheelt eraan? Hoe gaat het met uw hond? Wat is er aan de hand? Waar wilt u zitten? Hoe laat is het? Waar heeft u last van? 2. Waar heeft de mevrouw pijn? Zet een rondje om het goede antwoord. In haar nek
In haar hoofd In haar buik
Onder haar rug
Aan haar been Bij haar arm
Extra Opdracht 5. Wat kunt u zeggen als u iemand niet begrijpt? ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
Les 6 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
28
ANTWOORDBLAD OEFENEN VOOR HET INBURGERINGSEXAMEN Extra Opdracht 1.
1. c. Tips tegen verkoudheid. 2. a. Wat je kunt doen tegen verkoudheid. 3. b. Keelpijn, hoesten , hoofdpijn, enzovoort. Extra Opdracht 2. Bespreek met uw taalvriend.
Extra Opdracht 4. 1. Wat kan de dokter vragen? Kruis het goede antwoord aan. Wat scheelt eraan? Wat is er aan de hand? Waar heeft u last van? 2. Waar heeft de mevrouw pijn? Zet een rondje om het goede antwoord. In haar nek
In haar hoofd In haar buik
Onder haar rug
Aan haar been Bij haar arm
Extra Opdracht 5. Wat kunt u zeggen als u iemand niet begrijpt? Ik begrijp niet wat u zegt. Wat bedoelt u? Ik snap het niet.
Les 6 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
29